Bijlage 4 Normatief document 29 oktober 2004 Controleketen voor producten van hout of op basis van hout – vereisten Bijlage 4
Controleketen voor producten van hout of op basis van hout vereisten Inhoud Inhoud Voorwoord Inleiding
1 2 2
Hoofdstuk 1:
Algemeen
3
1.1
Toepassingsgebied
3
1.2
Referenties
3
1.3
Definities
4
Hoofdstuk 2:
6
2.1
Vereisten met betrekking tot de controleketen– methode van materiële scheiding Algemene vereisten voor materiële scheiding
2.2
Identificatie van de herkomst
6
2.2.1
Identificatie bij levering
6
2.2.2
Identificatie bij de leverancier
6
2.3
Scheiding van de gecertificeerde grondstoffen
6
2.4
Verkoop van gecertificeerde producten
7
Hoofdstuk 3:
Vereisten met betrekking tot de controleketen – percentagemethode Algemene vereisten voor de percentagetmethode
7
3.1.1
Toepassing van de percentagetmethode
7
3.1.2
Bepalen van de productieserie
7
Identificatie van de herkomst
8
3.2.1
Identificatie bij levering
8
3.2.2
Identificatie bij de leverancier
8
3.1
3.2
6
7
3.3
Berekening van het gecertificeerde percentage
8
3.4
9
3.4.1
Omzetting van het berekende percentage naar productiehoeveelheden Methode op basis van het gemiddelde percentage
3.4.2
Methode op basis van volumekredieten
9 10
3.5 3.6
Verkoop van de producten Omstreden bevoorradingsbronnen
10 10
Hoofdstuk 4:
11
4.1
Minimale vereisten met betrekking tot het managementsysteem Algemene vereisten
11
4.2
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
11
4.2.1
Managementverantwoordelijkheden
11
4.2.2
11
4.3
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de controleketen Gedocumenteerde procedures
4.4
Registratie van gegevens
12
4.5
Beheer van middelen
12
4.5.1
Human resources / personeel
12
4.5.2
Technische faciliteiten
12
4.6
Inspectie en controle
12
Bijlage 1:
Specificaties van de PEFC Council voor de herkomst met het oog op de uitreiking van het PEFC-label en PEFCcertificaten Implementatie van de controleketen in het kader van ISO 9001:2000 Implementatie van de controleketen in het kader van ISO 14001:1996 Implementatie van de controleketen bij organisaties met meerdere vestigingen Berekening van het certificatiepercentage
13
Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
12
14 15 16 19
Voorwoord De tekst van deze norm werd aan de hand van een open en transparant proces, waarbij ook publiek overleg werd gepleegd, uitgewerkt door de Werkgroep Controleketen en Labels van de PEFC Council en werd op 29 oktober 2004 officieel goedgekeurd door de Algemene vergadering van de PEFC Council.
Deze norm kan worden onderschreven en gebruikt door ieder boscertificatie- of labelprogramma dat regels met betrekking tot de controleketen omvat voor het gebruik van certificaten en/of labels die verwijzen naar de herkomst van de grondstoffen die verwerkt worden in producten van hout of op basis van hout.
Inleiding De controleketen heeft als doel een informatieve link te vormen tussen de grondstof die wordt gebruikt in producten van hout of op basis van hout, en de herkomst van die grondstof. Steeds meer consumenten willen zekerheid met betrekking tot milieuvriendelijke producten en productiemethoden en verwachten dat de houtverwerkende nijverheid kan waarborgen en kan aantonen dat het hout dat zij gebruikt, afkomstig is van duurzaam beheerde bronnen. De ondernemingen moeten daarom kunnen terugvallen op een betrouwbaar en geloofwaardig mechanisme dat hun klanten informatie verstrekt over de herkomst van de grondstoffen. Deze norm met betrekking tot de controleketen kan in combinatie met boscertificatie- en/of labelprogramma’s een dergelijk mechanisme vormen.
Hoofdstuk 1: Algemeen 1.1 Toepassingsgebied Deze norm legt de vereisten vast voor het controlesysteem dat de organisatie moet hanteren wanneer zij wil dat haar certificaten en/of labels met betrekking tot de herkomst van de grondstoffen die in de verkochte of aangeleverde producten worden gebruikt, worden erkend als zijnde geloofwaardig en betrouwbaar. In deze norm staat de term organisatie voor iedere instelling die betrokken is bij bosbouw, transport, behandeling of verwerking van producten van hout of op basis van hout, en dit van het bos tot bij de eindgebruiker. De vereisten met betrekking tot de controleketen beschrijven het proces om informatie te verkrijgen, gaande van de herkomst van de aangekochte grondstoffen tot die van de producten van de organisatie. De norm beschrijft twee mogelijke benaderingen voor de controleketen, namelijk materiële scheiding en de percentagemethode. Deze norm bepaalt verder ook de minimale vereisten waaraan het beheersysteem voor de implementatie en het beheer van de controleketen moet voldoen. Het kwaliteitssysteem (ISO9001:2000) of milieuzorgsysteem (ISO 14001:1996) van een onderneming kan worden gebruikt om te voldoen aan de minimale vereisten met betrekking tot het beheersysteem die in hoofdstuk 4 van deze norm worden beschreven, en om te voldoen aan de vereisten van het certificatieproces die in de hoofdstukken 2 en 3 van deze norm worden beschreven. Deze norm moet worden gebruikt met de vereisten voor het bepalen van de herkomst en deze laatste moet door de controleketen worden gecontroleerd. Deze vereisten kunnen afkomstig zijn van het schema voor boscertificatie en/of het labelsysteem, voor zover die betrekking hebben op de specifieke certificaten en/of labels die in het kader van deze programma’s of systemen worden toegekend. Het kunnen teven de vereisten zijn die de organisatie zelf
hanteert met betrekking tot haar eigen specifieke certificaat (certificaten) en label(s). Het gebruik van labels en certificaten die zijn gebaseerd op de toepassing van deze norm, moet voldoen aan ISO 14020:2000. Deze norm kan door organisaties worden gebruikt voor eigen certificaten of het certificeren van tweede of derde partijen. Het type van conformiteitsaudit en de specifieke vereisten die hierbij worden gehanteerd, moeten worden bepaald door een schema voor boscertificatie of een labelsysteem dat de norm onderschrijft. De conformiteitsaudit die wordt uitgevoerd door een derde partij (certificering door een derde partij), wordt beschouwd als certificering van het product, waarbij ISO/IEC Richtlijn 65 / 1996 moet worden gevolgd. De term “moet” houdt overal in deze norm in dat de bepalingen verplicht zijn. De term “mag” wordt gebruikt om aan te geven welke bepalingen zouden moeten worden aangenomen en toegepast, ook al zijn die niet verplicht. 1.2 Referenties Deze norm omvat al dan niet gedateerde bepalingen van andere publicaties. Deze normatieve referenties worden op de desbetreffende plaatsen in de tekst aangegeven en een overzicht van de publicaties vindt u hierna. Voor gedateerde en niet-gedateerde referenties geldt de laatste versie van de publicatie waarnaar wordt verwezen. ISO / IEC Richtlijn 65:1996 Algemene vereisten voor instellingen voor productcertificatie ISO / IEC Richtlijn 2:1996 Standaardisering en aanverwante activiteiten – Algemene woordenlijst ISO 9000:2000 Kwaliteitsmanagementsystemen – Basis en woordenlijst ISO 9001:2000 Kwaliteitsmanagementsystemen – Vereisten ISO 14001:1996 Milieuzorgsystemen– Specificatie en richtlijnen voor gebruik ISO 14020:2000 Milieulabels en -certificaten – Algemene principes 1.3 Definities In het kader van onderhavige norm zijn de relevante definities die worden gegeven in ISO/IEC Richtlijn 2 en ISO 9000:2000, samen met de volgende definities van toepassing: 1.3.1 Gecertificeerde grondstoffen Grondstoffen waarvan de herkomst valt onder certificaten van de controleketen. 1.3.2 Gecertificeerd product Product dat gecertificeerde grondstoffen bevat die door de controleketen werden gecontroleerd. Opmerking: Kwalificatiecriteria voor gecertificeerde grondstoffen worden bepaald door een specifiek schema voor boscertificatie of een specifiek labelsysteem of door de organisatie zelf. In dit laatste geval gebeurt dat in het kader van het eigen label en/of de eigen certificaten van de organisatie.
1.3.3 Controleketen voor producten van hout of op basis van hout Alle wijzigingen met betrekking tot het beheer van producten van hout of op basis van hout gedurende het kappen, transporteren, verwerken en verdelen, van in het bos tot bij de eindgebruiker. 1.3.4 Omstreden bronnen Illegale of niet-toegelaten kap. Opmerking: Voorbeelden van illegale of niet-toegestane kappingen zijn kappingen in bosgebieden die door de wet worden beschermd of in bosgebieden die officieel door overheidsinstanties (of instellingen die daartoe bevoegd zijn) zijn aangeduid om deel te gaan uitmaken van strikt door de wet beschermde gebieden, zonder dat de overheid (of de instelling die daartoe bevoegd is) daarvoor toestemming heeft gegeven.
1.3.5 Certificaat/Label Claim die betrekking heeft op bepaalde aspecten van een product. 1.3.6 Product van hout of op basis van hout Product dat grondstoffen bevat die afkomstig zijn van bossen. 1.3.7 Neutrale grondstoffen Grondstoffen waarvan de herkomst in de berekening van het certificatiepercentage als neutraal wordt beschouwd. Opmerking: Kwalificatiecriteria voor neutrale grondstoffen worden bepaald door een specifiek schema voor boscertificatie of een labelsysteem of door de organisatie zelf en dit ten behoeve van haar eigen label en/of certificaten.
1.3.8 Labelen Gebruik van labels (van het eigenlijke product of producten waarin de grondstof is verwerkt). 1.3.9 Herkomst Informatie met betrekking tot de grondstoffen die in het product worden gebruikt en die slaat op (i) de eigenschappen van de plaats waar de grondstoffen vandaan komen (bijvoorbeeld gecertificeerde bossen, gerecycleerde grondstoffen, enz.) of (ii) een specifieke plaats waar de grondstoffen vandaan komen. Opmerking 1: voor verklaringen inzake boscertificatie is de eerste optie “de eigenschappen van de plaats waar de grondstoffen vandaan komen” van toepassing. De tweede optie “de plaats waar de grondstoffen vandaan komen” is enkel van toepassing op de methode van materiële scheiding waarbij een organisatie heeft besloten om na te gaan van welke plaats de grondstoffen precies afkomstig zijn (FMU, enz.). Opmerking 2: De definitie van de herkomst (meer bepaald “de eigenschappen van de plaats” of “specifieke plaats”) wordt gegeven door (i) hetzij het desbetreffende boscertificatie- of labelschema indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken van labels en/of certificaten van het schema of (ii) hetzij de organisatie zelf indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken door de organisatie zelf van eigen labels en/of certificaten.
1.3.10 Andere grondstoffen
Andere grondstoffen dan de gecertificeerde en neutrale grondstoffen. Opmerking: De criteria voor de kwalificatie van andere grondstoffen kunnen worden vastgelegd door een specifiek boscertificatie- of labelschema of door de organisatie zelf en dit met het oog op het afleveren van een eigen label en/of eigen certificaten.
1.3.11 Materiële scheiding Een procedure waarbij verschillende grondstoffen van verschillende herkomst van elkaar gescheiden worden gehouden, zodat de herkomst van de grondstof die voor een product wordt gebruikt, kan worden achterhaald. 1.3.12 Nevenproducten voorafgaand aan levering aan de eindgebruiker Hout en vezels onder de vorm van zaagsel, houtvezel, resten van plaatmateriaal, zaagresten van vol hout of zaagresten van samengesteld hout, die voortkomen van de verwerking van hout of van het productieproces en die kunnen worden ingezameld en gerecycleerd als grondstoffen voor een ander productieproces of die kunnen worden verbrand. 1.3.13 Hout en vezels van producten bestemd voor de eindgebruiker Hout en vezels die werden gebruikt in commerciële producten of producten bestemd voor de eindgebruiker en die werden afgevoerd voor hergebruik, recyclage of afvalverwerking; hieronder vallen niet de restanten van houtzagerijen of resten van bosbouw. 1.3.14 Productieserie De hoeveelheid producten die aan de hand van de beschreven procédés werd geproduceerd of werd verhandeld gedurende de desbetreffende periode. 1.3.15 Gerecycleerd hout en gerecycleerde vezels Hout en vezels afkomstig van de eindgebruiker en nevenproducten afkomstig van het productieproces. 1.3.16 Grondstoffen op basis van hout Grondstoffen of tussenproducten op basis van hout (bijvoorbeeld rondhout, houtvezels, zaagsel, gezaagd hout, panelen op basis van hout, pulp, papier, kurk, schors, hars).
Hoofdstuk 2: Vereisten met betrekking tot de controleketen – methode van materiële scheiding 2.1 Algemene vereisten voor materiële scheiding 2.1.1 De organisatie die opteert voor de methode van materiële scheiding, moet erover waken dat de gecertificeerde grondstoffen in iedere fase van het productieproces of tijdens het handelsverloop worden gescheiden of duidelijk te identificeren zijn. 2.1.2 Voor de organisatie waarvan de grondstoffen niet met andere grondstoffen worden gemengd of waarvan de gecertificeerde grondstoffen gedurende het hele proces kunnen worden geïdentificeerd, is de methode van materiële scheiding de aangewezen oplossing. 2.2 Identificatie van de herkomst 2.2.1 Identificatie bij levering De organisatie moet de herkomst van alle aangekochte grondstoffen traceren en controleren. Documenten die bij elke levering van grondstoffen worden afgeleverd, moeten ten minste de volgende informatie bevatten: (a) (b) (c) (d)
identificatie van de leverancier, geleverde hoeveelheid, leveringsdatum/leveringsperiode/tijdstip van boeking, categorie van de herkomst (met vermelding van het percentage gecertificeerde grondstoffen indien de leverancier de percentagemethode gebruikt).
Opmerking 1: De categorieën met betrekking tot de herkomst van de grondstoffen worden gespecificeerd door (i) hetzij het schema voor boscertificatie of het labelsysteem indien de controleketen door het schema wordt gebruikt voor het afleveren van labels en/of certificaten, (ii) hetzij de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren. Opmerking 2: De organisatie die de methode van de materiële scheiding gebruikt (bijvoorbeeld houthandel), moet ook weten om welk percentage gecertificeerde grondstoffen het gaat (zie punt d) indien de leverancier de percentagemethode hanteert.
2.2.2 Identificatie bij de leverancier De organisatie moet alle leveranciers van gecertificeerde grondstoffen documenten vragen die bewijzen dat werd voldaan aan de criteria die van toepassing zijn op de leverancier van de gecertificeerde grondstoffen. Opmerking: De criteria voor leveranciers van gecertificeerde grondstoffen worden vastgelegd door (i) het desbetreffende schema voor boscertificatie of labelsysteem indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken door het schema van labels en/of certificaten of (ii) door de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
2.3 Scheiding van de gecertificeerde grondstoffen De gecertificeerde grondstoffen moeten gedurende het hele productieproces/handelsverloop/opslagproces duidelijk kunnen worden geïdentificeerd. Dit kan door: (a) materiële scheiding bij productie en opslag of (b) materiële scheiding in de tijd of (c) permanente identificatie van de gecertificeerde grondstoffen. 2.4 Verkoop van gecertificeerde producten 2.4.1 In het verkooppunt of bij de overdracht van de gecertificeerde producten aan een andere entiteit moet de organisatie de klant een document geven dat vermeldt dat de vereisten van de controleketen werden nageleefd. Opmerking: De criteria voor het document dat de naleving van de vereisten van de controleketen bevestigt, worden vastgelegd door (i) het desbetreffende schema voor boscertificatie of labelsysteem indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken door het schema van labels en/of certificaten of (ii) door de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
2.4.2 De organisatie moet erover waken dat in alle documenten bij levering van gecertificeerde producten ten minste de volgende informatie duidelijk is opgenomen: (a) (b) (c) (d)
identificatie van de organisatie, geleverde hoeveelheid, leveringsdatum/leveringsperiode/tijdstip van boeking, categorie van de herkomst (met vermelding van het percentage gecertificeerde grondstoffen indien de leverancier de percentagemethode gebruikt).
Opmerking: De categorieën met betrekking tot de herkomst van de grondstoffen worden gespecificeerd door (i) hetzij het schema voor boscertificatie of het labelsysteem indien de controleketen door het schema wordt gebruikt voor het afleveren van labels en/of certificaten, (ii) hetzij de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
2.4.3 Indien de organisatie het logo of label gebruikt, moeten de voorwaarden zoals beschreven in het contract tussen de gebruiker en de eigenaar van de auteursrechten van het logo of zijn erkende vertegenwoordiger, worden nageleefd voor het gebruik van logo of label, zowel in combinatie met het eigenlijke product als daarnaast.
Hoofdstuk 3: Vereisten met betrekking tot de controleketen percentagemethode 3.1 Algemene vereisten voor de percentagemethode 3.1.1 Toepassing van de percentagemethode De percentagemethode voor de controleketen is van toepassing op organisaties waarbij de gecertificeerde grondstoffen tijdens productie of handel worden vermengd met andere
grondstoffen en niet duidelijk in de eindproducten kunnen worden geïdentificeerd. 3.1.2 Bepalen van de productieserie 3.1.2.1 De organisatie moet de vereisten van de controleketen voor deze specifieke productieserie in acht nemen. 3.1.2.2 De organisatie moet de productieserie(s) identificeren op basis van de volgende criteria: (a) grondstoffen verwerkt in de producten die deel uitmaken van de serie, (b) productievestiging waar de producten van deze serie werden gefabriceerd, (c) periode waarbinnen de producten van deze serie werden gefabriceerd of verkocht/verhandeld. 3.1.2.3 De productieserie moet worden gekoppeld aan (i) één enkel product of (ii) een groep van producten waarvoor dezelfde of vergelijkbare grondstoffen werden gebruikt, bijvoorbeeld op basis van soort, type, enz. 3.1.2.4 De productieserie moet worden gekoppeld aan producten die afkomstig zijn van een enkele productievestiging. Opmerking: Deze vereiste is niet van toepassing op organisaties waarvan de productievestiging niet duidelijk kan worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld bosbouwers, transporteurs, enz.
3.1.2.5
De maximale periode die de productieserie mag beslaan, is drie maanden.
3.1.2.6 De organisatie moet alle producten (die deel uitmaken van de productieserie waarop de controleketen van toepassing is) identificeren door een serie-identificatie, waarmee de productieserie kan worden bepaald waarvan de producten deel uitmaken. Opmerking: Materiële identificatie van de productieserie op het product zelf is niet vereist indien het certificatiepercentage van toepassing is op verkochte/overgedragen producten, aangezien de identificatie van de productieserie kan worden afgeleid uit de verkoop-/leveringsdocumenten.
3.2 Identificatie van de herkomst 3.2.1 Identificatie bij levering De organisatie moet de categorie van herkomst van alle aangekochte grondstoffen identificeren en controleren. De documenten die met de grondstoffen worden afgeleverd, moeten ten minste de volgende informatie bevatten: (a) (b) (c) (d)
identificatie van de leverancier, geleverde hoeveelheid, leveringsdatum/leveringsperiode/tijdstip van boeking, categorie van herkomst, met vermelding van het percentage gecertificeerde grondstoffen in het gecertificeerde product.
Opmerking: De categorieën van herkomst van de grondstoffen worden gespecificeerd door (i) hetzij het schema voor boscertificatie of het labelsysteem indien de controleketen door het schema wordt gebruikt voor het afleveren
van labels en/of certificaten, (ii) hetzij de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
3.2.2 Identificatie bij de leverancier De organisatie moet alle leveranciers van gecertificeerde grondstoffen vragen om documenten voor te leggen waaruit blijkt dat de criteria voor leveranciers van gecertificeerde grondstoffen werden nageleefd. Opmerking: De criteria voor leveranciers van gecertificeerde grondstoffen worden vastgelegd door (i) het desbetreffende schema voor boscertificatie of labelsysteem indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken door het schema van labels en/of certificaten of (ii) door de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
3.3 Berekening van het gecertificeerde percentage 3.3.1 De organisatie moet het percentage voor iedere productieserie afzonderlijk berekenen en dit aan de hand van de volgende formule:
• 100 Pc
Certificatiepercentage
Vc Gecertificeerde grondstoffen Vo Andere grondstoffen Opmerking 1: De categorieën van herkomst van de grondstoffen worden gespecificeerd door (i) hetzij het schema voor boscertificatie of het labelsysteem indien de controleketen door het schema wordt gebruikt voor het afleveren van labels en/of certificaten, (ii) hetzij de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren. Opmerking 2: Een schema voor boscertificatie en/of een labelsysteem of de organisatie zelf (zie opmerking 1) kunnen criteria vastleggen voor neutrale grondstoffen. Het totale volume aan grondstoffen wordt daarom berekend als de som van de gecertificeerde grondstoffen, de neutrale grondstoffen en andere grondstoffen. (Vt=Vc+Vo+Vn, waarbij Vt staat voor het totaal aan grondstoffen en Vn voor de neutrale grondstoffen).
3.3.2 De organisatie moet het certificatiepercentage berekenen op basis van een enkele maateenheid die wordt gebruikt voor alle grondstoffen die in de berekening worden opgenomen. Indien voor de berekening een omzetting naar de enkele maateenheid is vereist, dan mag de organisatie enkel gebruikmaken van officiële conversieratio’s en -methodes. Indien er geen geschikte conversieratio bestaat, moet de organisatie zelf een redelijke en geloofwaardige conversieratio definiëren en gebruiken. 3.3.3 Indien de aangekochte grondstoffen slechts een deel gecertificeerde grondstoffen bevatten, dan mag alleen de hoeveelheid die overeenstemt met het eigenlijke certificatiepercentage van de leverancier, in de formule als gecertificeerde grondstoffen worden meegenomen. De rest van deze grondstoffen moet voor de berekening dan worden beschouwd als andere grondstoffen. 3.3.4 De organisatie moet het certificatiepercentage berekenen als:
(a) eenvoudig percentage of (b) gemiddeld percentage. 3.3.5 De organisatie die het eenvoudige percentage gebruikt, moet in de berekening de grondstoffen opnemen die worden gebruikt in de productieserie waarvoor het certificatiepercentage wordt berekend. De maximale berekeningsperiode in geval van een eenvoudig berekeningspercentage is gelijk aan de maximale periode zoals die voor de productieserie is vastgelegd en mag niet langer zijn dan drie maanden. 3.3.6 De organisatie die het gemiddelde percentage gebruikt, moet voor de berekening van het certificatiepercentage voor de desbetreffende productiereeks de hoeveelheid grondstoffen gebruiken die gedurende de vorige periode werden aangekocht. De totale maximumperiode voor de berekening van het gemiddelde percentage mag niet langer zijn dan 12 maanden. Opmerking: De organisatie die heeft geopteerd voor het gemiddelde percentage over een periode van 12 maanden, berekent het certificatiepercentage voor de hoeveelheid grondstoffen die tijdens de voorbije 12 maanden werden aangekocht.
3.4 Omzetting van het berekende percentage naar productiehoeveelheden 3.4.1 Methode op basis van het gemiddelde percentage De organisatie die heeft geopteerd voor de methode van het gemiddelde percentage, moet het certificatiepercentage gebruiken voor alle producten van de productieserie waarvoor de berekening werd uitgevoerd. Opmerking 1: Er is geen minimumdrempel om de methode van het gemiddelde percentage te gebruiken. Een specifiek schema voor boscertificatie of labelsysteem kan echter een minimum opleggen met het oog op zijn label en/of certificaat. Opmerking 2: Indien het certificatiepercentage voor de productieserie bijvoorbeeld 54% bedraagt, dan kunnen alle producten uit deze serie worden verkocht als producten die 54% gecertificeerde grondstoffen bevatten.
3.4.2 Methode op basis van volumekredieten 3.4.2.1 De organisatie die de methode van de volumekredieten hanteert, moet het certificatiepercentage overdragen naar de volumekredieten en dit op basis van de enkele maateenheid die wordt gebruikt voor de producten van de serie. Het volumekrediet moet zodanig over de gefabriceerde producten worden verdeeld dat van de gecertificeerde producten kan worden aangenomen dat ze 100% gecertificeerde grondstoffen bevatten. Opmerking: Indien het certificatiepercentage van de serie 100 ton producten omvat, dan staat bijvoorbeeld 54% voor 54 ton producten die kunnen worden verkocht als zijnde producten die 100% gecertificeerde grondstoffen bevatten.
3.4.2.2 De organisatie (i) die er niet in slaagt om een enkele maateenheid te bepalen voor alle producten die in een serie worden geproduceerd of (ii) die in de productieserie producten heeft zitten met verschillende ratio’s tussen input van grondstoffen en output van producten, moet het certificatiepercentage overdragen naar aparte volumekredieten voor de producten waarvoor er een andere maateenheid is of waarvan de input/output ratio verschilt.
3.4.2.3 De organisatie kan het volumekrediet cumuleren door een kredietrekening te openen die dan kan worden gebruikt voor de volgende productieseries. De kredietrekening moet conform hoofdstuk 3.4.2.2. worden geopend. 3.4.2.4 De totale hoeveelheid kredieten die op de kredietrekening zijn ingeschreven, mag niet groter zijn dan de som van de kredieten die gedurende de voorbije twaalf maanden op de kredietrekening werden ingeschreven. 3.5 Verkoop van producten 3.5.1 Wanneer de organisatie de gecertificeerde producten verkoopt of overdraagt, dan moet zij de klant een document overhandigen dat bevestigt dat de vereisten van de controleketen werden nageleefd. Opmerking: De criteria voor het document tot staving van de naleving van de vereisten van de controleketen worden vastgelegd door (i) het desbetreffende schema voor boscertificatie of labelsysteem indien de controleketen wordt geïmplementeerd met het oog op het uitreiken door het schema van labels en/of certificaten of (ii) door de organisatie zelf indien de controleketen door de organisatie wordt gebruikt met de bedoeling eigen labels en/of certificaten af te leveren.
3.5.2 De organisatie moet erop toezien dat de documenten voor iedere levering van gecertificeerde producten ten minste de volgende informatie duidelijk vermelden: (a) (b) (c) (d)
identificatie van de organisatie, geleverde hoeveelheid, leveringsdatum/leveringsperiode/tijdstip van boeking, categorie van herkomst (met vermelding van het eigenlijke percentage gecertificeerde grondstoffen in het gecertificeerde product).
3.5.3 Indien de organisatie het logo gebruikt, moeten de voorwaarden zoals beschreven in het contract tussen de gebruiker en de eigenaar van de auteursrechten van het logo of zijn erkende vertegenwoordiger, worden nageleefd voor het gebruik van het logo, zowel in combinatie met het eigenlijke product als los daarvan. 3.6 Omstreden bronnen 3.6.1 De organisatie dient de gepaste maatregelen te treffen om erover te waken dat in de gecertificeerde producten geen grondstoffen van omstreden bronnen worden gebruikt. 3.6.2 De organisatie moet van alle leveranciers van grondstoffen op basis van hout, die niet kunnen worden geclassificeerd als zijnde gecertificeerde grondstoffen, ten minste een ondertekende verklaring eisen waarin wordt gesteld dat de geleverde grondstoffen niet afkomstig zijn van omstreden bronnen. De organisatie die haar leveranciers contracten laat ondertekenen, moet een dergelijke verklaring opnemen in haar contracten. 3.6.3 De organisatie moet het potentiële risico met betrekking tot het aankopen van
grondstoffen van omstreden bronnen inschatten. Indien het risico op grondstoffen die afkomstig zijn van omstreden bronnen, groot is, dan moet de organisatie de verklaringen van de leveranciers door een tweede of derde partij laten controleren. Opmerking: De inschatting van het potentiële risico door de organisatie dient te gebeuren op het niveau van de regio/het land.
3.6.4 De organisatie die grondstoffen aankoopt van soorten die door CITES als bedreigde soorten worden beschouwd, moet alle regels bepaald door CITES en andere internationale en nationale wetgeving naleven.
Hoofdstuk 4: Minimale vereisten met betrekking tot het managementsysteem 4.1 Algemene vereisten De organisatie moet een managementsysteem hanteren dat voldoet aan de verschillende elementen van deze norm die borg staan voor een correcte implementatie en een correct verloop van de controleketen. Het managementsysteem moet conform het type, de omvang en de hoeveelheid van het geleverde werk zijn. Opmerking: Het kwaliteitsbewakingssysteem (ISO 9001:2000) of milieuzorgsysteem (ISO 14001:1996) van een organisatie mag worden gebruikt om te voldoen aan de minimale vereisten die met betrekking tot het managementsysteem in deze norm zijn opgenomen.
4.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.2.1 Managementverantwoordelijkheden 4.2.1.1 Het topmanagement van de organisatie moet zijn engagement om de controleketen te implementeren en om aan de vereisten terzake zoals in deze norm beschreven te voldoen, duidelijk aangeven en documenteren. Het engagement van de organisatie moet kenbaar worden gemaakt aan het personeel, de leveranciers, klanten en andere belanghebbende partijen. 4.2.1.2 Het topmanagement van de organisatie moet een staflid aanduiden dat, ongeacht eventuele andere verantwoordelijkheden, volledig verantwoordelijk en bevoegd is voor de controleketen. 4.2.1.3 Het topmanagement van de organisatie moet de controleketen van de organisatie regelmatig evalueren en nagaan of aan de vereisten van deze norm wordt voldaan. 4.2.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de controleketen De organisatie moet medewerkers aanduiden die instaan voor de implementatie en het toezicht op de controleketen en moet de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de controleketen vastleggen: (a) aankoop van grondstoffen en identificatie van de herkomst, (b) verwerking van het product met inachtneming van materiële scheiding of berekening van het percentage en overdracht naar de outputs inzake productie, (c) productverkoop en labelen,
(d) registratie van gegevens, (e) interne audits en toezicht op naleving. Opmerking: de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de controleketen zoals die hierboven worden beschreven, kunnen worden gecumuleerd.
4.3 Gedocumenteerde procedures De procedures die de organisatie hanteert met betrekking tot de controleketen, moeten worden gedocumenteerd. De documentatie met betrekking tot de controleketen moet ten minste de volgende informatie bevatten: (a) beschrijving van de stroom van grondstoffen tijdens het productieproces, (b) organisatiestructuur, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de controleketen, (c) procedures met betrekking tot de opvolging van de controleketen en dit in het kader van alle vereisten die door deze norm worden gesteld. 4.4 Registratie van gegevens 4.4.1 De organisatie moet de gegevens verzamelen en bijhouden, zodat kan worden aangetoond dat aan alle vereisten wordt voldaan en dat efficiënt wordt gewerkt. De organisatie moet ten minste de volgende gegevens bijhouden: (a) gegevens van alle leveranciers van grondstoffen van hout of op basis van hout, met inbegrip van de informatie die bevestigt dat de leverancier aan de vereisten voldoet, (b) gegevens van alle grondstoffen van hout of op basis van hout die werden aangekocht, met inbegrip van informatie over de herkomst ervan, (c) gegevens van alle producten van hout of op basis van hout die werden verkocht en gegevens met betrekking tot de herkomst ervan, (d) gegevens van interne audits, tekortkomingen die zich hebben voorgedaan en acties ter verbetering. 4.4.2 De organisatie moet deze gegevens ten minste vijf jaar bijhouden. 4.5 Beheer van middelen 4.5.1 Human resources / personeel De organisatie moet erop toezien dat alle medewerkers die betrokken zijn bij de implementatie en het toezicht op de controleketen, de nodige training en opleiding hebben gekregen en over de nodige vaardigheden en ervaring beschikken. 4.5.2 Technische faciliteiten De organisatie moet de infrastructuur en technische faciliteiten die nodig zijn voor de doeltreffende implementatie en het toezicht op de controleketen van de organisatie, identificeren en ter beschikking stellen, en moet erover waken dat ze in overeenstemming zijn met de vereisten van deze norm. 4.6 Inspectie en controle
4.6.1 De organisatie moet ten minste eenmaal per jaar een interne audit doen met betrekking tot alle vereisten van deze norm, en moet zo nodig maatregelen treffen ter verbetering of preventie. 4.6.2 Het verslag van de interne audit moet ten minste ieder jaar door het topmanagement van de organisatie worden besproken.
Bijlage 1: Specificatie van de PEFC Council voor de herkomst met het oog op de uitreiking van het PEFC-label en PEFC-certificaten (Normatief voor een organisatie die het PEFC-label en PEFC-certificaten gebruikt) Inleiding De bepaling van de herkomst zoals beschreven in deze Bijlage, moet samen met de vereisten van deze norm worden gebruikt wanneer de organisatie een controleketen invoert met het oog op het gebruik van het PEFC-logo en/of PEFC-certificaten. Gecertificeerde grondstoffen (Vc): Omvatten grondstoffen op basis van hout die worden verkocht met “PEFC-certificaat”: (a) door de leverancier die beschikt over een geldig certificaat inzake bosbeheer, uitgereikt door een erkende certificatie-/registratie-instelling omdat de leverancier de vereisten van een door de PEFC-Council ondersteund boscertificatieschema in acht neemt, (b) door de leverancier die beschikt over een document dat bevestigt dat hij deel uitmaakt van een regio of groep die beschikt over een geldig certificaat inzake bosbeheer, zoals beschreven in (a), (c) door de leverancier die beschikt over een geldig controleketencertificaat, uitgereikt door een erkende certificatie-/registratie-instelling omdat de leverancier voldoet aan de norm inzake de controleketen en beantwoordt aan de definitie van de PEFC Council inzake de herkomst van grondstoffen of aan een andere door de PEFC Council erkende definitie van de herkomst, (d) door de leverancier die beschikt over een document dat bevestigt dat hij deel uitmaakt van een organisatie met meerdere vestigingen die beschikt over een geldig controleketencertificaat zoals beschreven in (c), (e) door de leverancier die niet beschikt over een controleketencertificaat, maar de grondstoffen/het product in de originele verpakking doorverkoopt, zoals hij die heeft ontvangen van zijn leverancier waar de certificatie conform de punten (a), (b), (c) of (d) kan worden gecontroleerd. In dit geval moet de informatie op het product zelf een identificatie bevatten van de originele gecertificeerde leverancier en moet de certificatie worden vermeld. Opmerking: De vereisten van de PEFC Council inzake erkende certificatie-/registratie-instellingen worden beschreven in Bijlage 6 van het Technisch Document van de PEFC Council. De certificaten die worden uitgereikt door de erkende certificatie-instellingen, moeten de naam en/of het logo van de accreditatie-instelling en het relevante accreditatienummer vermelden.
Neutrale grondstoffen (Vn): Grondstoffen waarin geen hout zit (bijvoorbeeld plantaardige vezels en lompen), stijfsel, pigmenten en hout afkomstig van woongebieden (stadshout). Gerecycleerd hout en gerecycleerde vezels (hout afkomstig van de eindgebruiker en vezels) en recuperatie van nevenproducten uit het productieproces wanneer de basisherkomst van deze grondstoffen niet volgens de regels van de controleketen kan worden getraceerd.
Andere grondstoffen (Vo): Andere grondstoffen op basis van hout dan deze beschreven in de punten gecertificeerde grondstoffen en neutrale grondstoffen.
Bijlage 2: Implementatie van de Controleketen in het kader van ISO 9001:2000 (Informatie) De organisatie mag de vereisten met betrekking tot de controleketen zoals die in deze norm worden beschreven, implementeren in het kader van het kwaliteitsmanagementsysteem van de organisatie dat conform ISO 9001:2000 is. De integratie van de vereisten met betrekking tot de controleketen zoals die in deze norm worden beschreven in het ISO 9001:2000 kwaliteitsmanagementsysteem, wordt getoond in de onderstaande tabel: Standaardvereisten Hoofdstuk 2: Vereisten met betrekking tot de controleketen – methode van materiële scheiding Hoofdstuk 3: Vereisten met betrekking tot de controleketen – percentagemethode Hoofdstuk 4: Minimale vereisten beheersysteem 4.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.2.1 Managementverantwoordelijkheden 4.2.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.3 Gedocumenteerde procedures 4.4 Registratie van gegevens 4.5 Beheer van middelen 4.5.1 Human resources / personeel 4.5.2 Technische faciliteiten 4.6 Inspectie en controle
ISO 9001:2000 7 7
5.5.2 5.5.1 4.2.1, 4.2.3 4.2.4 6.2 6.3 8.2.2, 8.3, 8.5.2, 8.5.3
Bijlage 3: Implementatie van de Controleketen in het kader van ISO 14001:1996 (Informatie) De organisatie mag de vereisten met betrekking tot de controleketen zoals die in deze norm worden beschreven, implementeren in het kader van het milieuzorgsysteem van de organisatie dat conform ISO 14001:1996 is. De integratie van de vereisten met betrekking tot de controleketen zoals die in deze norm worden beschreven in het ISO 14001:1996 milieuzorgsysteem, wordt getoond in de onderstaande tabel: Standaardvereisten Hoofdstuk 2: Vereisten met betrekking tot de controleketen – methode van materiële scheiding Hoofdstuk 3: Vereisten met betrekking tot de controleketen – percentagemethode Hoofdstuk 4: Minimale vereisten beheersysteem 4.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.2.1 Managementverantwoordelijkheden 4.2.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.3 Gedocumenteerde procedures 4.4 Registratie van gegevens 4.5 Beheer van middelen 4.5.1 Human resources / personeel 4.5.2 Technische faciliteiten 4.6 Inspectie en controle
ISO 14001:1996 4.4.6 4.4.6
4.4.1 4.4.1 4.4.4, 4.4.5 4.5.3 4.4.1, 4.4.2 4.4.1 4.5.2, 4.5.2, 4.5.4
Bijlage 4: Implementatie van de norm inzake de controleketen in een organisatie met meerdere vestigingen (Normatief) Inleiding Deze bijlage heeft als doel een aantal richtlijnen te geven voor de implementatie van de vereisten inzake de controleketen binnen een organisatie met meerdere vestigingen. Het is de bedoeling enerzijds te komen tot de certificatie/registratie van de controleketen op een praktische, haalbare en economisch verantwoorde wijze, en anderzijds ervoor te zorgen dat de evaluatie voldoende vertrouwen geeft voor wat de conformiteit van de controleketen betreft. Deze benadering maakt het ook mogelijk om de controleketen te implementeren en te certificeren in een groep van doorgaans kleinere, onafhankelijke ondernemingen. Deze bijlage omvat enkel de vereisten die van toepassing zijn op een organisatie met meerdere vestigingen en slaat uitsluitend op de implementatie van de vereisten inzake de controleketen die in deze norm zijn opgenomen. De vereisten en richtlijnen voor certificatie-/registratie-instellingen met het oog op de evaluatie en certificatie van een organisatie met meerdere vestigingen worden beschreven in de “IAF Guidance on the Application of ISO/IEC Guide 62:1996” en in de “IAF Guidance on the Application of ISO / IEC Guide 66:1996”. Definities Een organisatie met meerdere vestigingsplaatsen wordt omschreven als een organisatie die over een hoofdvestiging beschikt – waarnaar verder wordt verwezen als het “hoofdkantoor” – waar bepaalde activiteiten worden gepland, aangestuurd en beheerd, en een netwerk van lokale kantoren of vestigingen (sites) waar deze activiteiten geheel of gedeeltelijk worden verricht. Een dergelijke organisatie moet niet noodzakelijkerwijze een en dezelfde entiteit vormen, maar alle sites moeten een juridische of contractuele verbintenis hebben met het hoofdkantoor van de organisatie en moeten onder eenzelfde controleketen vallen die continu vanuit het hoofdkantoor wordt bewaakt. Dit betekent dat het hoofdkantoor het recht heeft om, wanneer nodig, op iedere site in te grijpen. Indien dit nodig is, moet dit zijn opgenomen in het contract tussen het hoofdkantoor en de sites. Voorbeelden van organisaties met meerdere vestigingen zijn: (a) organisaties die werken via een franchisenetwerk, (b) ondernemingen met meerdere vestigingsplaatsen, (c) een groep van juridisch onafhankelijke ondernemingen. Opmerking: ‘groep van juridisch onafhankelijke ondernemingen’ staat voor een netwerk van doorgaans kleine onafhankelijke ondernemingen die zijn samengegaan om certificatie van de controleketen voor de gehele groep van ondernemingen te bekomen. Het hoofdkantoor kan in een dergelijk geval een vakvereniging zijn of een andere juridische entiteit die over de nodige ervaring beschikt en daartoe door een groep van leden is aangesteld of een dienst verleent aan de groep en in die hoedanigheid moet waken over de naleving van de norm. Het hoofdkantoor kan ook worden beheerd door een enkel lid van de groep.
Criteria voor een organisatie met meerdere vestigingen om in aanmerking te worden genomen De controleketen van de organisatie moet centraal worden beheerd en moet centraal worden gecontroleerd. Alle relevante sites (inclusief de vestiging die instaat voor de centrale administratie) moeten worden onderworpen aan het interne auditprogramma van de organisatie en de audit moet conform dat programma zijn uitgevoerd vooraleer de certificatie-/registratieinstelling start met de beoordeling. Er moet worden aangetoond dat het hoofdkantoor van de organisatie een controleketen heeft ingevoerd die in overeenstemming is met deze norm en dat de hele organisatie (met inbegrip van alle sites) voldoet aan de vereisten van de norm. De organisatie moet kunnen aantonen dat zij van alle sites gegevens kan opvragen en analyseren, en moet kunnen aantonen dat het hoofdkantoor over de nodige bevoegdheden en mogelijkheden beschikt om de werking van de controleketen in de respectieve sites te wijzigen als dat nodig is. Functie en verantwoordelijkheden van het hoofdkantoor Het hoofdkantoor van een organisatie met meerdere vestigingen moet: (a) zich in naam van de hele organisatie ertoe verbinden om de controleketen conform de vereisten van deze norm in te voeren en te bewaken, (b) alle sites de nodige informatie en begeleiding geven om de controleketen conform de norm doeltreffend te kunnen implementeren en controleren, (c) op organisatorisch of contractueel vlak bij alle sites kunnen ingrijpen om de controleketen conform deze norm te kunnen implementeren en controleren. Het contract moet het hoofdkantoor het recht geven om een site uit te sluiten van deelneming aan de controleketen van de organisatie met meerdere vestigingen, indien de vereisten van deze norm verregaand met de voeten worden getreden, (d) een register bijhouden van alle sites die deel uitmaken van de organisatie, (e) een intern auditprogramma hebben en alle relevante sites (met inbegrip van de eigen centrale administratiefunctie) volgens dat programma controleren vooraleer de onafhankelijke certificatie-/registratie-instelling met haar evaluatie start, (f) op basis van de resultaten van de interne audits nagaan of de sites voldoen aan de vereisten; zo nodig maatregelen ter verbetering of ter voorkoming opleggen en nagaan of de maatregelen ter verbetering resultaat hebben opgeleverd. Functie en verantwoordelijkheden van de sites Sites die deel uitmaken van een organisatie met meerdere vestigingen, zijn verantwoordelijk voor: • de implementatie en controle van de vereisten inzake de controleketen en dit conform de norm,
• antwoorden op alle verzoeken vanuit het hoofdkantoor of de certificatie-/registratie-instelling met betrekking tot relevante gegevens, documentatie of andere informatie, ongeacht of die verzoeken kaderen in formele audits of controles, • het verlenen van hun volle medewerking en bijstand om de interne audits, controles, relevante routine-onderzoeken of acties ter verbetering naar eenieders tevredenheid te laten verlopen, • de uitvoering van relevante acties ter verbetering of voorkoming die door het hoofdkantoor worden vastgelegd.
Omvang van de verantwoordelijkheden met betrekking tot de vereisten van de norm wanneer deze wordt geïmplementeerd in organisaties met meerdere vestigingen Standaardvereisten
Hoofdkantoor
Hoofdstuk 2: Vereisten met betrekking tot de controleketen – methode van materiële scheiding Hoofdstuk 3: Vereisten met betrekking tot de controleketen – percentagemethode Hoofdstuk 4: Minimale vereisten beheersysteem 4.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.2.1 Managementverantwoordelijkheden 4.2.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 4.3 Gedocumenteerde procedures 4.4 Registratie van gegevens 4.5 Beheer van middelen 4.5.1 Human resources / personeel 4.5.2 Technische faciliteiten 4.6 Inspectie en controle
Site Ja
Ja
Ja
Ja
Ja Nee (behalve d en e) Nee (behalve b) Nee (behalve d) Ja (alleen voor de desbetreffende acties) Ja
Ja Ja Ja Ja Ja
Ja
Bijlage 5: Berekening van het certificatiepercentage (Informatie) Opmerking: De hoofdstukken in deze bijlage volgen de nummering van het hoofddeel van deze internationale norm
Hoofdstuk 3.1.2.3: Definitie van de productieserie De organisatie moet de productieserie(s) identificeren waarvoor het certificatiepercentage wordt berekend. De productieserie moet worden geïdentificeerd voor specifieke producten of groepen van producten. De organisatie kan in één zo’n productieserie alleen producten opnemen die bestaan uit dezelfde grondstoffen. Tabel 1: Voorbeeld van de definitie van de productieserie ten behoeve van de controleketen Output producten
Input grondstoffen
Productieserie controleketen
Dennenhouten planken A Dennenhouten planken B Dennenhouten planken C Snippers van dennenhout Vurenhouten planken A Vurenhouten planken B Vurenhouten planken C Snippers van vurenhout Zaagsel van dennenhout/vurenhout Schors van den/spar
Dennenhouten balken
Dennenhouten producten
Vurenhouten balken
Vurenhouten producten
Dennenhouten/vurenhouten balken
Dennenhouten/vurenhouten producten
Hoofdstuk 3.3: Berekening van het certificatiepercentage De onderneming kan twee methodes gebruiken voor het berekenen van het certificatiepercentage (eenvoudig percentage of gemiddeld percentage): Hoofdstuk 3.3.5: Eenvoudig percentage Het certificatiepercentage voor de desbetreffende productieserie wordt berekend op basis van het materiaal dat in de desbetreffende productieserie werd verwerkt. De organisatie die deze methode gebruikt, moet (om het totale volume van gecertificeerde en andere grondstoffen te kennen) het certificatiepercentage berekenen vooraleer er enig product uit de desbetreffende productieserie wordt verkocht of verhandeld. Hoofdstuk 3.3.6: Gemiddeld percentage Het gemiddelde percentage wordt berekend aan de hand van de hoeveelheid grondstoffen die gedurende de voorafgaande periode werd aangekocht. Het gemiddelde percentage mag maximaal betrekking hebben op de voorbije 12 maanden. Voorbeeld van het gemiddelde percentage over 3 maanden: Het certificatiepercentage voor de productieserie wordt berekend aan de hand van de volumes van gecertificeerde en andere grondstoffen die gedurende de voorbije 3 maanden werden aangekocht.
Opmerking: Wanneer de organisatie de controleketen start en de tijdsperiode die voor de berekening van het gemiddelde percentage wordt gebruikt, korter is dan de periode waarin de controleketen in voege is, dan gebeurt de berekening van het gemiddelde percentage op basis van de volumes die werden aangekocht sedert de invoering van de controleketen. Een voorbeeld hiervan vindt u in tabel 2: het eerste gemiddelde percentage (maand 1) wordt uitsluitend berekend op basis van de volumes die in de loop van maand 1 werden aangekocht, het tweede gemiddelde percentage (maand 2) wordt uitsluitend berekend op basis van de volumes die in de loop van de maanden 1 en 2 werden aangekocht. Tabel 2: Voorbeeld van gemiddeld percentage over 3 maanden 1 Nr. van de berekeningsperiode van 1 maand
j=i
2 Volume aangekochte gecertificeerde grondstoffen (ton)*
Vc
3 Volume andere grondstoffen (ton)*
Vo
4 Totaal volume gecertificeerde grondstoffen voor de voorbije 3 maanden (ton)
Vc(3) Vc(3) =
5 Totaal volume andere grondstoffen voor de voorbije 3 maanden (ton)
Vo(3)
S Vc j=i ii
2
6 Gemiddeld percentage over 3 maanden
Pc(3)
7 Totaal outputvolume voor de productieserie (ton)*
Vpb
Pc= Vc(3) Vc(3)+Vo (3)
1 2
11 12
90 90
11 23
90 180
10,89% 11,33%
70,7 71,4
3
13
90
36
270
11,76%
72,1
4
14
90
39
270
12,62%
72,8
5
15
90
42
270
13,46%
73,5
6
16
90
45
270
14,29%
74,2
7
17
90
48
270
15,09%
74,9
8
18
90
51
270
15,89%
75,6
9
19
90
54
270
16,67%
76,3
10
20
90
57
270
17,43%
77
11
21
90
60
270
18,18%
77,7
Gaat verder
* De cijfers voor het volume die worden vermeld in de bovenstaande tabel, zijn slechts voorbeelden. Voorbeeld van de berekening in tabel 2:
Methode gemiddeld percentage
Methode volumekredieten
Vcp (Vc%)
Vcp (Vc%)
Vcpi = Vpbi Verwerkt %=Pci-1
S
Vo(3)= Voij=i i-2
8 9 Volume gecertificeerde producten (% gecertificeerde grondstoffen verwerkt in het gecertificeerde product) (ton)
71,4 (10,89%) 72,1 (11,33%) 72,8 (11,76%) 73,5 (12,62%) 74,2 (13,46%) 74,9 (14,29%) 75,6 (15,09%) 76,3 (15,89%) 77 (16,67%) 77,7 (17,43%)
Vcpi = Vpbi*Pci1 Verwerkt %=100%
7,78 (100 %) 8,17 (100 %) 8,56 (100 %) 9,28 (100 %) 9,99 (100 %) 10,70 (100 %) 11,41 (100 %) 12,12 (100 %) 12,84 (100 %) 13,54 (100 %)
-
-
[kolom 4] Volume gecertificeerde grondstoffen wordt berekend als som van de volumes gecertificeerde grondstoffen die werden aangekocht in de voorbije 3 maanden Vc(3)6 = Vc6 + Vc5 + Vc4 ; Vc(3)6 = 16 + 15 + 14 = 45 [ton] [kolom 5] Volume andere grondstoffen wordt berekend als som van de volumes van andere grondstoffen die werden aangekocht in de voorbije 3 maanden Vo(3)6 = Vo6 + Vo5 + Vo4 ; Vo(3)6 = 90 + 90 + 90 = 270 [ton]
-
[kolom 6] Het gemiddelde percentage wordt berekend aan de hand van de formule vermeld in hoofdstuk 3.3.1: Pc = Vc/ [Vc +Vo] Pc6 = 100 * Vc(3)6 / [Vc(3)6 + Vo(3)6] ; Pc6 = 100 * 45 / [45 + 270] = 14,29 %]
-
[kolom 8] Het volume gecertificeerde producten wordt, wanneer voor de productieserie van de zevende maand (7) de methode van het gemiddelde percentage wordt gebruikt, berekend op basis van het tijdens de zevende maand (7) geproduceerde/verkochte volume en het laatste gemiddelde percentage (berekend in de zesde maand). Het totale volume van gecertificeerde producten is gelijk aan het totale volume van de productieserie (Vcp7 = Vpb7). Percentage gecertificeerde grondstoffen verwerkt in de gecertificeerde producten is gelijk aan het laatst berekende gemiddelde percentage (Verwerkt % = Pc6 [%]) Vcp = 74,9 ton, Verwerkt % = 14,29 [%] De organisatie kan 74,9 ton verkopen als gecertificeerde producten die voor 14,29% gecertificeerde grondstoffen bevatten. Opmerking 1: De periode van de productieserie moet niet gelijk zijn aan de berekeningsperiode, maar mag niet langer zijn dan de berekeningsperiode. Opmerking 2: De organisatie mag de gecertificeerde producten labelen indien het percentage grondstoffen een minimumdrempel overschrijdt zoals voorgeschreven door het certificatieschema en/of labelsysteem dat het label toekent.
-
[kolom 9] Het volume gecertificeerde producten voor de productieserie van de zevende maand (7) wordt, wanneer de methode van de volumekredieten wordt gebruikt, berekend op basis van het in de zevende maand (7) geproduceerde/verkochte volume en het laatste gemiddelde percentage (berekend in de zesde maand). Het volume gecertificeerde producten van de productieserie is gelijk aan het totale volume van de productieserie maal het laatst berekende gemiddelde percentage (Vcp7 = Vpb7 * Pc6). Het percentage gecertificeerde grondstoffen in de gecertificeerde producten is steeds gelijk aan 100 %. Vcp = 74,9 * 0.1429 = 10,70 ton, Verwerkt % = 100 [%]
Hoofdstuk 3.4: Overdracht van het gecertificeerde percentage naar de outputs Het certificatiepercentage moet worden berekend voor de productieserie en moet tevens over de producten van de productieserie worden gespreid. De productieserie wordt bepaald op basis van de inhoud (aantal producten) en de tijdsperiode gedurende dewelke de producten worden geproduceerd of verkocht. De maximumperiode voor de productieserie bedraagt drie maanden. Een voorbeeld van de methode van het gemiddelde percentage en van de methode van de volumekredieten vindt u in tabel 2, kolommen 8 en 9. Hoofdstuk 3.4.2.2: Systeem van volumekredieten Indien de organisatie voor een productieserie die meerdere producten omvat, het systeem van de volumekredieten gebruikt en (i) geen enkele maateenheid kan bepalen voor alle producten van deze serie of (ii) de verschillende producten een verschillende ratio hebben
voor input van grondstoffen en output van producten, dan moet het certificatiepercentage voor ieder product van de productieserie waarvoor een aparte maateenheid of specifieke input/output ratio geldt, afzonderlijk naar het volumekrediet worden overgedragen. Tabel 3 geeft een voorbeeld van een situatie waarbij de organisatie in de productieserie vijf types van producten heeft opgenomen (pulp, papier 1, papier B, papier C, papier D). De input/output volumeratio’s verschillen tussen pulp en papier A-D, zodat het certificatiepercentage voor het pulpproduct en voor het papier afzonderlijk moet worden overgedragen naar het volumekrediet. De verdeling van het volumekrediet over de verschillende papierproducten gebeurt door de organisatie op basis van de vraag naar gecertificeerde producten van de klant. Tabel 3: Voorbeeld van de verdeling van het certificatiepercentage - volumekrediet Inhoud van de productieserie (ratio input/outputvolume)
Certificatiepercentage
Outputvolume van de productieserie
Pulp (0.3)
100 t
Papier A (0.25)
100 t
Papier B (0.25) Papier C (0.25)
55 %
Gecertificeerd volumekrediet
55 t
55 t 100 t
100 t 100 t
Papier D (0.25)
Verdeling van het volumekrediet over de productieserie *1
220 t
100 t
70 t 50 t 0t
1
* Verdeling van de gecertificeerde grondstoffen over de papierproducten A-D wordt bepaald door de organisatie zelf. Hoofdstuk 3.4.2.3 – 3.4.2.4 Accumuleren van volumekredieten De organisatie kan, indien 3.4.2.4. van toepassing is, een volumekredietrekening openen voor de groep producten van een specifieke productieserie of voor specifieke producten uit de productieserie. Tabel 4: voorbeeld van het accumuleren van volumekredieten (in ton) 1 Nummer van de productieserie van 1 maand i
2 Kredietvolume voor de productieserie
3 Kredietrekening
= [3]i-1 - [5]i-1+[2]i
0 7,78 8,17 8,56 9,28 9,99 10,7 11,41 12,12 12,84 13,54 16,32 15,33
0 7,78 15,95 24,51 33,79 43,78 54,48 65,89 78,01 90,85 104,39 120,71 136,04
5 Gebruikte kredieten
i-11 [2]
voorwaarde: [3]i = [4]i 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
4 Maximum kredietrekening
Si 0 7,78 15,95 24,51 33,79 43,78 54,48 65,89 78,01 90,85 104,39 120,71 136,04
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
14 15 17 18
16,54 8,05 8,05 23,41
144,8 144,68 142,73 116,14
144,8 144,68 144,17 158,3
5 10 50 50
Voorbeeld van de berekening in tabel 4 voor de productieserie van maand 15: • [kolom 2] Geeft het volumekrediet dat werd berekend voor de productieserie van 1 maand (waarden voor de maanden 1-11 werden overgenomen uit tabel 2). • [kolom 3] Kredietrekening is het resultaat van de kredietrekening in de voorbije maand [kolom 3, maand 14] min de volumekredieten die tijdens de voorbije maand werden gebruikt [kolom 5, maand 14] plus het volumekrediet voor de lopende maand [kolom 2, maand 15]. [3]14 - [5]14+[2]15 = 144,8 – 5 + 8,05 = 147,85 [ton] De totale hoeveelheid op de volumekredietrekening kan niet groter zijn dan de volumekredieten die gedurende de voorbije twaalf maanden werden ingeschreven [kolom 4 = 144,68] (hoofdstuk 3.4.2.4) 147,85 > 144,68, en dus komt de kredietrekening uit op 144,68 [ton] • [kolom 4] Maximum kredietrekening wordt berekend als de som van de volumekredieten die gedurende de voorbije twaalf maanden werden ingeschreven [kolom 2, maand 4-15]. [4] = [2]4 + [2]5 + [2]6 + [2]7 + [2]8 + [2]9 + [2]10 + [2]11 + [2]12 + [2]13 + [2]14 + [2]15 = = 8,56+9,28+9,99+10,7+11,41+12,12+12,84+13,54+16,32+15,33+16,54+8,05 = = 144,68 [ton]