Contact Special Verkiezingen
03
JUNI 2012
H E T M A G A Z I N E V O O R O P E N B A R E B E S T U R E N , S O C I A L P R O F I T O R G A N I S AT I E S E N O N D E R N E M I N G E N
Editie Provincie >> FRANK SMEETS, PROVINCIE LIMBURG
>> FRANKSMEETS
De provincie: bindmiddel bij uitstek voor streekeigen initiatieven Het Limburgse provinciebestuur heeft tijdens de voorbije legislatuur zijn plannen kunnen verwezenlijken. Er werden zelfs nieuwe actieterreinen aangeboord, onder meer op het vlak van hernieuwbare energie. Maar vooruitblikken naar de toekomst is moeilijk. De onzekerheid over de verdere rol van de provincies remt nieuwe initiatieven af. Gedeputeerde Frank Smeets - onder meer verantwoordelijk voor Financiën en Begroting, Leefmilieu en Natuur, en ook Onderwijs - is nochtans hoopvol. “De provincies kunnen een facilitator en een coördinator zijn voor bovengemeentelijke zaken. Bovendien verloopt het overleg met de Vlaamse overheid constructief.”
>> FRANKSMEETS
De voorbije legislatuur werd deels overschaduwd door de internationale financiële crisis en de zwakke economische conjunctuur. Hebben die ook de werking van de provincie Limburg gehypothekeerd? Frank Smeets: Gelukkig niet. Ik mag stellen dat onze provincie er – dankzij een voorzichtig schuldbeleid - financieel niet slecht voor staat. Ook wat de pensioenen betreft, zijn we altijd vooruitziend geweest en hebben we een historische reserve opgebouwd. Onze inkomstenstroom is de voorbije jaren stabiel gebleven, onder meer dankzij de extra middelen die we in het verleden kregen via het Limburgfonds en nu van LRM1. Daardoor kunnen we jaarlijks zo’n 7 miljoen euro investeren in hefboomprojecten, zogenaamde niet-rendementsgebonden investeringen. We hebben bijvoorbeeld al 1 200 van de geplande 1 900 extra rustoordbedden gecreëerd, naast tal van projecten op het vlak van toerisme, cultuur, sociale economie en natuurbehoud. Op het vlak van de pensioenproblematiek hebben we de tweede pensioenpijler ontwikkeld voor onze contractuele ambtenaren, in afwachting van het eenheidsstatuut. Daarmee speelden we trouwens een voortrekkersrol.
Het is natuurlijk de vraag wat de provincie in de toekomst nog zal kunnen en mogen doen. F. S.: De afschaffing van het provinciaal niveau is een “monster van Loch Ness” dat zowat om de tien jaar de kop opsteekt. Zoals de zaken er nu voorstaan, zou de nieuwe regeling in 2014 in voege treden. Voor een uittredend bestuur als het onze betekent dit dat we geen initiatieven op lange termijn kunnen nemen, en dat is frustrerend. We moeten ons beperken tot het afwerken van wat we in 2006 begonnen zijn. Die aanslepende onzekerheid wordt nog groter door het feit dat we steeds andere signalen krijgen. De jongste stand van zaken is dat we weer wél bovenlokale initiatieven zullen mogen nemen op het vlak van onder meer welzijn, cultuur, jeugd en sport. Maar ik bekijk het positief. Het feit dat alles telkens weer verandert, wijst erop dat de Vlaamse overheid – waarvan sommigen het provinciaal niveau gewoon wilden afschaffen – tot andere inzichten komt. Bovendien verloopt het overleg met de Vlaamse overheid in Brussel constructief.
Zijn er de voorbije zes jaar belangrijke bijsturingen geweest in het beleid van de provincie Limburg? F. S.: We zijn op alle klassieke terreinen actief kunnen blijven, en we hebben gerealiseerd wat we gepland hadden. Daarnaast hebben we ook ingespeeld op nieuwe maatschappelijke noden, zoals op het gebied van alternatieve en hernieuwbare energie.
1. Het Limburgfonds werd opgericht in 1994 in de nasleep van de sluiting van de Kempische steenkoolmijnen en financierde initiatieven ter ondersteuning van de economische en sociale reconversie van Limburg. In 2003 werd het Limburgfonds opgeheven. De middelen werden verdeeld over de LRM (Limburgse Reconversiemaatschappij) en de provincie Limburg.
“De afschaffing van het provinciaal niveau is een “monster van Loch Ness” dat zowat om de tien jaar de kop opsteekt.”
>> Een nieuwe uitdaging: initiatieven om onderwijskansen te geven aan kansarmen.
>> FRANKSMEETS >> We hebben ook ingespeeld op nieuwe maatschappelijke noden, zoals op het gebied van alternatieve en hernieuwbare energie.
U bent - uiteraard - voorstander van het behoud van het provinciaal niveau. Welke troeven hebben de provincies dan precies? F. S.: Ze kunnen een heel nuttige rol spelen als intermediair niveau, en als coördinator bij bovengemeentelijke initiatieven. Omdat ze vertrouwd zijn met de lokale situatie, kunnen ze het beleid van “Brussel” afstemmen op de eigenheid van de streek. De provincie werkt ook op basis van collegiale beslissingen, die over alle beleidsdomeinen heen reiken. Daardoor kunnen we de opdrachten vanuit de Vlaamse administratie vertalen in een geïntegreerd beleid. Noem ons maar “een streekgericht verlengstuk van de Vlaamse overheid”. Op welke concrete terreinen kunnen de provincies nog een rol spelen in de toekomst? F. S.: Alles zal natuurlijk afhangen van het takenpakket dat hen zal worden toebedeeld. Maar dat kan onder meer op sociaal gebied – denk maar aan de nieuwe rusthuisbedden in het kader van een groot-Limburgs zorgplan. De studiedienst van de provincie kan daarbij de provinciale noden in kaart brengen. De provincies kunnen ook een streekgericht economisch beleid voeren. Voorbeelden in Limburg zijn de Incubator op het Wetenschapspark Limburg2 en Energyville3 in Waterschei. Op cultureel vlak verwijs ik graag naar onze investering van 3 miljoen euro in de vernieuwing van het Gallo-Romeins Museum in Tongeren. Kortom, de provincie kan op alle maatschappelijke terreinen een rol spelen.
“Wat we nodig hebben is een globaal beleid dat onderwijs, bijscholing, werkgelegenheid en onze economie weer op gang brengt.”
Is de provincie Limburg hierin anders dan de andere provincies? F. S.: Limburg heeft geen echte grootstad, zoals Antwerpen of Gent. Dat gemis wordt hier opgevangen door het provinciebestuur. Dat is bijvoorbeeld heel duidelijk op cultureel vlak. Met concerten en musea nemen we initiatieven die elders “stedelijk” zouden zijn. Daarnaast heeft Limburg ook een grote eigenheid en gehechtheid, waardoor het provinciebestuur extra dicht bij de bevolking staat: het zogenaamde “Limburggevoel”. De toekomst van het provinciaal niveau is niet de enige onzekerheid die u boven het hoofd hangt. Ook de besparingen op federaal niveau zullen gevoeld worden. F. S.: Ik twijfel er niet aan dat we de buikriem zullen moeten aanhalen. De gewesten zullen de besparingen die hen vanuit federaal niveau worden opgelegd, op hun beurt deels afwentelen naar de provincies. Ook dat leidt tot heel wat onzekerheden. Zo ontvangen we jaarlijks 13 miljoen euro uit het provinciefonds, goed voor een kleine 10 % van onze gewone dienst. Het is afwachten wat daarmee zal gebeuren. We kregen jaarlijks ook 700 000 euro in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst Milieu, maar die milieuconvenant staat eveneens ter discussie. Vergeten we ook niet dat zo’n 10 % van ons personeel gefinancierd wordt via projecten van de Vlaamse over-
>> FRANKSMEETS
heid. De besparingen zouden dus een ernstige impact kunnen hebben. Toch is het nog te vroeg om te beginnen nadenken over alternatieve financieringsbronnen. Daarvoor is er nog veel te veel onduidelijkheid. Als er beleids accenten zullen moeten herbekeken worden, dan zal dat de taak van de nieuwe beleidsploeg zijn.
Laten we toch even naar de toekomst kijken. Op welke terreinen ziet u zeker nog nieuwe uitdagingen voor het Limburgs provinciebestuur? F. S.: Als onze toekomstige taakstelling het toelaat, kunnen we bijvoorbeeld nog heel wat realiseren op het vlak van de klimaatproblematiek. Limburg probeert op dit gebied een voortrekker te zijn. Zo zijn we nu al bezig met het uitwerken van zogenaamde “warmtenetten” op industrieterreinen. Daarbij worden energie-overschotten van bedrijven gebruikt door de andere ondernemingen. “Genk-Zuid” is zo een voorbeeld. De provincie kan ook een rol spelen bij de opwaardering van afval tot energie. Nog een mogelijkheid is de introductie van warmtekrachtkoppelingsystemen in de landbouw. Door houtkanten en bossen weer in ere te herstellen, kunnen de landbouwers het gewonnen hout gebruiken als goedkope energiebron. Op het gebied van onderwijs denk ik aan initiatieven om onderwijskansen te geven aan kansarmen. De grote steden krijgen hiervoor veel middelen uit het stedenfonds. Bij ons is het probleem minstens even groot, maar is het verspreid over verschillende gemeenten.
Hoe ziet u de rol van de provincie dan concreet? F. S.: Het provinciebestuur moet dergelijke initiatieven faciliteren. Het kan de gemeenten en de privésector bij elkaar brengen, en onderzoek laten uitvoeren door de provinciale kennis instellingen. In een volgende stap kan het de partners helpen bij het implementeren. Waar nodig kan de provincie als go-between tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid ijveren voor structurele financiële ondersteuning. Op die manier wordt het provinciale niveau hét bindmiddel voor wat er in de provincie leeft op sociaal, economisch en cultureel gebied. Dàt is tenslotte zijn bestaansreden, niet?
13
miljoen euro
ontvangen uit het provinciefonds, goed voor een kleine 10 % van onze dagelijkse werking
2. De NV Wetenschapspark Limburg werd opgericht in 1989 onder impuls van de Universiteit Hasselt, het provinciebestuur en de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg en biedt via de “incubator” een huurformule aan voor opstartende bedrijven die geen grote investeringen in huisvesting willen of kunnen maken, maar toch een professionele uitstraling wensen. 3. Op de voormalige mijnsite van Waterschei bouwen de KU Leuven en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) “Energyville” waar vanaf de zomer van 2012 zo’n 200 onderzoekers uit diverse instellingen samenwerken op het vlak van duurzame energie.
>> Bezoek onze minisite over de verkiezingen: www.belfius.be/ verkiezingen2012 Abonneer u ook op de nieuwsbrief “Verkiezingen”. Dan ontvangt u regelmatig alle bijgewerkte informatie en studies.
Het volgende nummer van deze speciale reeks is aan de gemeenten gewijd. Zes burgemeesters blikken terug op de voorbije bewindsperiode en maken een inventaris op van de uitdagingen die de nieuwe gemeentemandatarissen te wachten staan. Naast de uitvoering van de sectorhervormingen en het inspelen op de maatschappelijke ontwikkelingen valt het in een krappe financiële context niet altijd mee een degelijke openbare dienst te garanderen. De standpunten van de zes burgemeesters weerspiegelen ook de diversiteit van het Belgische lokale weefsel, zowel socio-economisch als qua omvang en urbanisatiegraad. Welke verschillen zijn er tussen de uitdagingen van de grootsteden en die van de kleinere gemeenten? Welke gelijkenissen? En – nog belangrijker – hoe zullen ze die uitdagingen aangaan? De antwoorden vindt u in het vierde nummer van deze speciale reeks van Contact.
Follow us on facebook.com/Belfius twitter.com/Belfius Find us on LinkedIn