Concentraties Energiemarkten
Consultatiedocument Nederlandse Mededingingsautoriteit Standpunten van Electrabel
Juli 2006
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 1/20
23/11/2006
Inleiding Onderhavig document is het antwoord van Electrabel op het consultatiedocument van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van Juni 2006 aangaande haar inzichten met betrekking tot de mededingingsrechtelijke gevolgen van de recente en op korte termijn voorzienbare ontwikkelingen op de Nederlandse elektriciteitsmarkten.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 2/20
23/11/2006
1. Algemene bemerkingen bij de studie 1.1. Gebruikte methodologie: simulatiemodellen
marktanalyse
op
basis
van
De studie baseert zich op marktsimulaties (SSNIP-simulatie voor geografische marktanalyse, Cournot-simulatie voor marktconcentratie-analyse) aangevuld met het gebruik van een aantal indicatoren (HHI, PSI, …). De ondervraagde partij stelt de gebruikte methodologieen niet in vraag maar wil wel een aantal opmerkingen maken i.v.m. de interpretatie van de bekomen resultaten: ̇ ̇
De auteurs van de studie zijn beter geplaatst dan wie ook om te beseffen dat het gebruik van modellen en indicatoren beperkingen inhoudt. ; Resultaten van modelsimulaties zijn in zeer sterke mate afhankelijk van de gehanteerde inputhypothesen en inputgegevens. Resultaten van dergelijke technische modellen moeten dan ook met de nodige relativering beoordeeld worden en afgecheckt worden op hun toepasbaarheid in de praktijk. Voorbeeld: Een SSNIP-test, gebaseerd op een theoretische monopoliesituatie kan dan wel nuttig zijn om een indicatie te geven van een marktsituatie maar mag in generlei mate gebruikt worden om marktstructuren op een zwart/wit wijze te kwalificeren: stellingen zoals “vanaf 6500 MW importcapaciteit is de relevante geografische piekmarkt ruimer dan nationaal, lager dan 6500 MW is de geografische piekmarkt nationaal” moeten dan ook genuanceerd worden in de praktijk. Deze nuancering kan op een adequate manier gebeuren via een kosten-batenanalyse om de gevoeligheid van de stelling aan de genomen hypothesen te evalueren, te weten: welke zijn de bijkomende kosten-baten om van de huidige 4300 MW naar 5000 MW te gaan, respectievelijk naar 5500 MW, 6000 MW of 6500 MW?
1.2. Disciplinering van misbruik van “market power” De studie vertrekt van het basisprincipe dat een zodanige marktstructuur moet gecreëerd worden dat een mogelijk misbruik van marktmacht door een (al of niet dominante) speler een verwaarloosbaar effect heeft. Dit komt er op neer dat enkel een markt die auto-disciplinerend werkt wordt weerhouden. Dergelijke werkwijze wordt als kortzichtig beschouwd omdat ze tot zodanig strenge vereisten leidt die in de praktijk zelden haalbaar worden (zoals ook uit deze studie blijkt) en omdat ze grotendeels voorbijgaat aan andere methoden die ter beschikking staan om een mogelijk misbruik van marktmacht te disciplineren, zoals er zijn marktmonitoring, …
1.3. Referentieperiode De studie is niet consequent in haar beschouwingen. Enerzijds wordt gesteld in het gedeelte concentratietoezicht (paragraaf 185) dat “ … het is de bedoeling om ex ante te beoordelen wat de effecten van een voorgenomen concentratie zullen zijn, waarbij doorgaans gekeken wordt naar een periode van drie tot vijf jaar volgend op de concentratie omdat voor een
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 3/20
23/11/2006
dergelijke periode met voldoende mate van zekerheid uitspraken kunnen worden gedaan over de ontwikkelingen van de markt…” Concreet betekent dit dat als in 2006 een concentratie aangekondigd wordt met een in voege treden in de loop van 2007 (rekening houdend met de praktische modaliteiten, zoals goedkeuringsprocedures e.d.) er dus een marktsituatie voor de periode 2010 – 2012 dient beschouwd te worden. Anderzijds wordt in het onderzoeksgedeelte van de geografische markt voor de beschouwde productmarkten de beschouwde periode beduidend lager genomen, gaande van de actuele toestand voor een onbalansmarkt tot het jaar 2008 voor de productie- en groothandelsmarkt. Dit heeft als gevolg: ̇
̇
Belangrijke potentiële marktevoluties worden niet beschouwd, zoals de aangroei van nieuwe productiecapaciteit. De studie beschouwt slechts de huidige gekende en geplande productiecapaciteitverhoging voor 2008 (+ 0,6 GW t.o.v. 2005). Een referentieperiode 2010-2012 biedt een veel groter potentieel aan productiecapaciteitverhogingen. Stellingen zoals: “… er zijn plannen om te investeren in nieuw productievermogen in Nederland. Dergelijke trajecten kosten echter, ten minste, enkele jaren. Dus het is niet de verwachting dat dit op korte termijn effect zal hebben ….” (§ 146) zijn in deze context dus niet pertinent. Een gelijkaardige beschouwing geldt voor interconnecties: voor een referentieperiode 2010-2012 zijn de potentiële marktintegratiemogelijkheden veel ruimer dan degene die beschouwd worden in de studie. In de wetenschap dat de regionale markt een expliciete doelstelling is van zowel de Europese Commissie als van de nationale regering worden potentiële maatregelen in grote mate aan de studie onttrokken: zelfs een unieke regionale regelzone behoort immers tot de mogelijkheden. Dit leidt tot een hoge graad van “self fulfilling prophecy”: bij het a priori onvoldoende in rekening brengen van de mogelijke initiatieven op middellange termijn tot vorming van een Europese (of op zijn minst geregionaliseerde) markt moeten de conclusies noodzakelijkerwijze leiden tot het weerhouden van een nationale elektriciteitsmarkt. De ondervraagde partij stelt hierbij concreet dat het huidig potentieel van de bestaande interconnectiecapaciteit sterk ondergewaardeerd is omwille van administratieve argumenten. De studie zou eerder op een pro-actieve manier moeten leiden tot een aantal aanbevelingen naar de beleidsmakers opdat voor de beschouwde periode de markt door alle betrokken partijen als een Noordwest-Europese markt beschouwd wordt en niet omgekeerd dat door het minimaliseren van de mogelijke initiatieven men tot de conclusie moet komen dat de markten ondanks alles nationaal zijn.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 4/20
23/11/2006
1.4. Internationaal kader De aandacht dient gevestigd te worden op het feit dat in andere lidstaten van de Europese Unie de problematiek van marktintegratie eveneens onderzocht wordt. Vermeldenswaardig is hierbij dat bvb in België de regulator in een recente studie (F)060515-CDC-547 over ‘de noodzakelijke regulering voor het realiseren van mogelijke tariefdalingen binnen de diverse tariefcomponenten voor elektriciteit ’ stelt dat: “… Tussen 1999 en 2005 vertonen de groothandelsprijzen tegelijk een duidelijke opwaartse tendens én een convergentie tussen de vijf onderzochte landen. Dat lijkt te bevestigen dat de marktprijzen ondanks hun afhankelijkheid van de lokale marginale productiekosten ook steeds meer onder invloed staan van de marktprijzen in de betrokken regio, in dit geval Noord-West-Europa…” (paragraaf 21) “… Op basis van de analyse van de wholesaleprijzen blijkt dat voor de prijszone Duitsland/Frankrijk/België, het Duitsland is die als prijszetter dient te worden beschouwd…” (paragraaf 73) “… Belgische wholesaleprijzen aligneren zich op de prijzen in Frankrijk en Duitsland. Er is, vanaf 2006, sprake van één prijszone in de drie landen…” (paragraaf 83) Het verdient dan ook aanbeveling om de bevindingen van de studie af te toetsen op hun coherentie met bevindingen van studies gemaakt door marktautoriteiten in andere betrokken lidstaten. Het standpunt van de ondervraagde partij is dat een marktstructuur niet mag gecatalogeerd worden op een zwart/wit manier (een nationale markt (0% geïntegreerd) versus een geregionaliseerde markt (100% geïntegreerd)) maar dat een marktstructuur moet geëvalueerd worden in termen van graad van integratie. M.a.w. de binaire benadering van de Nma om i.g.v. fusie met een buitenlandse operator telkens slechts 2 landen tesamen te bekijken (nl. Nederland/Duitsland of Nederland/België) schiet in deze tekort dat, wanneer België beschouwd wordt, omwille van de kortelingse marktkoppeling Frankrijk er “automatisch” bijgenomen moet worden waardoor de dimensie en de karakteristieken van de te behandelen markt uiteraard volledig verschillend zijn.
1.5. Impactanalyse Een markt is een dynamisch gegeven dat evolueert in de tijd. Eender welke beslissing die genomen wordt op vlak van marktinterventie, die gemotiveerd wordt op basis van een actuele foto van de markt, dient dan ook geëvalueerd te worden op haar impact op langere termijn, rekening houdend met de onderliggende drivers van een vrije markt, zoals er zijn: ̇ ̇
Het streven van marktspelers (zowel producenten, leveranciers als klanten) naar schaalvergroting om redenen van productiviteitsverbetering Het streven van producenten/leveranciers naar verticale integratie ter spreiding van het ondernemingsrisico
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 5/20
23/11/2006
De studie beperkt zich tot onderzoeksmethoden die de relatieve marktstructuur analyseren (marktconcentratie-indicatoren HHI en PSI, Cournotsimulaties…) zonder de evolutie van de absolute omvang van de markt voldoende te beschouwen. Deze benadering heeft als nadeel dat dezelfde resultaten bekomen worden voor markten met een zeer grote marktomvang (ref Frankrijk) en een (zeer) kleine marktomvang (ref Nederland). Dit heeft als gevolg dat schaalvoordelen en synergiemogelijkheden langs de producentkant niet gevaloriseerd worden en zelfs beperkt worden, wat discriminerend werkt t.o.v. producenten in andere lidstaten: vragen omtrent de economische leefbaarheid op termijn van doelbewust klein gehouden productiebedrijven (omwille van marktconcentratie-argumenten) in een verruimde markt worden niet behandeld. De impact van beslissingen, gesteund op een beschouwing op korte termijn van een kleine markt, op een verruimde markt die als objectief gesteld wordt op langere termijn, dient bijgevolg o.i. ook in de studie geanalyseerd te worden. Als voorbeeld kan o.a. verwezen worden naar de elektriciteitsmarkt in het UK, die over het verloop van de laatste decade qua marktstructuur en marktspelers hoegenaamd niet meer overeenstemt met de oorspronkelijk geviseerde structuur bij liberalisering. Voor een evolutie op het Europese continent is dit element des te belangrijker omdat het marktuitbreidingspotentieel om geografische redenen hier veel groter is dan in het geografisch geïsoleerd UK.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 6/20
23/11/2006
Antwoorden op de consultatievragen 2. Productmarkt elektriciteit 2.1. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat met betrekking tot de afbakening van de markt voor productie en groothandel van elektriciteit (i) onderscheid moet worden gemaakt naar markten voor piekuren en niet-piekuren en (ii) mogelijk onderscheid moet worden gemaakt naar meerdere aparte markten voor super-piekuren. Het onderscheid tussen piekuren en niet-piekuren (eventueel zelfs super-piekuren) is interessant omdat het toelaat standaardproducten te definiëren die gemakkelijk verhandelbaar zijn, vooral als forward product. Dit onderscheid is echter niet pertinent in alle gevallen: ̇ ̇
Real-time markten (day-ahead, intraday) zijn gebaseerd op uurprijzen en maken dit onderscheid niet Het productiepark van een producent vormt een nauw verbonden combinatie van basiseenheden, mid-merit eenheden en piekeenheden die in functie van het verbruiksprofiel op een soepele manier ingezet wordt. Mid-merit eenheden (e.g. kolen en gasgroepen) kunnen op een dynamische manier ingezet worden zowel als basiseenheden als als piekeenheden naargelang de behoeften. In een besluitvorming mogen productie-eenheden uit een globaal park dus niet geïsoleerd worden op een arbitraire basis en als stand-alone eenheden beschouwd worden met verwaarlozing van hun impact op het geheel van het park.
Om redenen van het disciplineren van marktspelers is de ondervraagde partij echter van mening dat het opsplitsen van markten in piek en niet-piek uren globaal bekeken zinvol is, in de mate dat rekening gehouden wordt met voorgaande bemerkingen.
2.2. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat met betrekking tot de afbakening van de markt voor productie en groothandel van elektriciteit geen onderscheid moet worden gemaakt naar elektriciteit verhandeld op verschillende handelsplaatsen. Men mag stellen dat de georganiseerde marktplatformen (beurzen) en de bilaterale markt (OTC) complementair zijn: op de beurzen worden meer standaardproducten verhandeld terwijl de OTC-markt toelaat om meer gepersonaliseerde producten te verhandelen.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 7/20
23/11/2006
Omwille van deze complementariteit lijkt het ons niet aangewezen om een onderscheid te maken tussen markten in functie van de handelsplaats in de mate dat ze voldoende arbitrage toelaten (adequate “closing conditions”) en er voldoende liquiditeit is.
2.3. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat met betrekking tot de afbakening van de markt voor productie en groothandel van elektriciteit geen onderscheid moet worden gemaakt naar contracten met een verschillende looptijd. Langetermijncontracten kunnen diverse looptijden aannemen, gaande van bvb 1-2 jaar, zoals de studie voorstelt (paragraaf 82), maar ook gaande tot 10, 15, … jaar en meer. De studie behandelt in onvoldoende mate de problematiek van de langetermijncontracten van zeer lange duur: ̇ Deze onderscheiden zich wel degelijk van korte termijncontracten (dayaheadcontracten) door het feit dat hun prijszetting in overgrote mate gebaseerd is op de LRMC (= Long Run Marginal Cost) van een nieuwe of een combinatie van nieuwe eenheden (gas, kolen, nucleair), in tegenstelling tot de SRMC (= Short Run Marginal Cost) die een belangrijke driver van de day-ahead markt is. ̇ Ze onttrekken productiecapaciteit aan de wholesalemarkt en kunnen daardoor als een instrument beschouwd worden om mogelijk misbruik van marktmacht te disciplineren. ̇ Ze hebben het nadeel dat ze liquiditeit onttrekken aan de wholesalemarkt zodat ze niet in onbeperkte mate kunnen toegekend worden. ̇ De Europese Commissie beschouwt langetermijncontracten wel degelijk als een issue voor dominante spelers dat de nodige aandacht verdient. We beschikken bovendien over geen indicatie en de studie geeft geen statistisch bewijs dat lange termijn contracten veelal aan de spotprijs geïndexeerd zijn (paragraaf 84). De studie dient o.i. dus wel degelijk onderscheid te maken naar contracten met een verschillende looptijd en hun impact op de werking van de groothandelsmarkt te beschouwen.
2.4. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat met betrekking tot de afbakening van de markten voor productie en groothandel van elektriciteit geen onderscheid moet worden gemaakt naar type afnemer. De notie afnemer lijkt ons inderdaad niet echt relevant op een groothandelsmarkt: iedere marktspeler kan immers zowel kopen als verkopen en kan dus zowel leverancier als afnemer zijn.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 8/20
23/11/2006
2.5. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat met betrekking tot de afbakening van de retailmarkt voor elektriciteit een aparte markt voor levering aan kleinverbruikers (inclusief huishoudens) kan worden onderscheiden. De markt van levering aan eindverbruikers (retailmarkt genaamd in het consultatiedocument) omvat een aantal klantencategorieën met elk hun specifieke verbruiksbehoeften: een industriële verbruiker heeft doorgaans relatief meer behoefte aan baseload producten, terwijl een kleinverbruiker doorgaans relatief meer peak load nodig heeft. Industriële spelers hebben ook dikwijls een multisite-benadering (een globaal contract voor verschillende leveringsplaatsen), die (meestal voor grote industriële verbruikers) de grenzen van een lidstaat overschrijden. Die verschillende behoeften vragen in de praktijk een verschillende commerciële aanpak, waardoor leveranciers zich kunnen focussen op een bepaalde categorie. Een onderscheid maken voor een markt voor levering aan kleinverbruikers is o.i. dan ook gerechtvaardigd.
2.6. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van de stelling dat de onbalansmarkt een aparte relevante productmarkt is. Bij een goed georganiseerde regionale markt (intradaymarkt, day ahead markt, forward markt…) is het organiseren van een geïsoleerde nationale onbalansmarkt voor de behoeften van de nettoegangsverantwoordelijken o.i. weinig relevant. De producten op de verschillende markten zijn immers complementair en voldoen aan de behoeften van de marktspelers: om aan zijn behoeften te voldoen kan iedere marktspeler zich immers ten allen tijde bevoorraden op de verschillende marktplaatsen voor de nodige producten, inclusief de energie voor onbalans via de regionale intradaymarkt. Voor de specifieke onbalansbehoeften van de netbeheerders beschikken deze over de nodige instrumenten in het kader van hun ancillary contracten. Binnen de context van het consultatiedocument dient overigens gesteld te worden dat ook hier de definitie coherent moet blijven met de overige hypothesen van het document, zoals de beschouwde referentieperiode (3 tot 5 jaar na een genotificeerde concentratie) en de inkadering in de geografische regionale perimeter van de elektriciteitsmarkt zoals als objectief gesteld door de Europese Commissie en de nationale overheid (zie stelling in paragraaf 140: “…ten aanzien van de retailmarkt en de onbalansmarkt heeft de NMa indicaties dat de omvang van de retail- en onbalansmarkt op dit moment nationaal zijn..”). Inderdaad, wat betreft de beschouwde periode, lijkt de aanpak niet consistent: • enerzijds wordt gesteld (paragraaf 185) dat “ … doorgaans gekeken wordt naar een periode van drie tot vijf jaar volgend op de concentratie …” (dus voor een concentratie in 2007, de periode 2010-2012); • anderzijds wordt voor (bv.) de onbalansmarkt enkel de actuele toestand beschouwd (en, voor de productie- en groothandelsmarkt, het jaar 2008).
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 9/20
23/11/2006
Zie eveneens antwoord op vraag 3.7.
3. Geografische markt elektriciteit 3.1. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat significante en duurzame prijsverschillen tussen landen een sterke indicatie kunnen zijn voor het bestaan een aparte geografische markt. In haar nota van de definitie van de relevante markt (Official Journal C372, 09/12/1997) stelt de Europese Commissie: “The relevant geographic market comprises the area in which the undertakings concerned are involved in the supply and demand of products or services, in which the conditions of competition are sufficiently homogeneous and which can be distinguished from neighboring areas because the conditions of competition are appreciably different in those area”. Essentieel voor het bepalen van een relevante markt zijn dus de competitievoorwaarden en niet de prijsverschillen: binnen een zelfde markt kunnen bijgevolg prijsverschillen optreden om verschillende objectiveerbare redenen, zoals transportkosten, … . Enkel in de mate dat prijsverschillen kunnen verklaard worden door een verschil in competitievoorwaarden tussen verschillende landen kunnen ze bijgevolg beschouwd worden als een indicatie van een afzonderlijke markt, of anders gezegd: als er een gebrek aan arbitragemogelijkheden voor traders kan aangetoond worden om prijzen voldoende dicht naar elkaar te laten convergeren (bvb de huidige intradaymarkt kan bezwaarlijk regionaal bestempeld worden omdat er onvoldoende arbitragemogelijkheden zijn tussen de verschillende landen). De studie maakt echter geen analyse over de historische significante en duurzame prijsverschillen in elektriciteitsprijzen tussen de verschillende landen. Prijsverschillen vormen dus op zich geen indicatie van het bestaan van een aparte geografische markt. Dit principe kan geïllustreerd worden op een sprekende manier met de volgende voorbeelden. ̇ Identieke voedingsproducten hebben significante en duurzame prijsverschillen in het hooggebergte in Frankrijk en in de Franse commerciële regio’s. Nochtans worden de twee regio’s niet als aparte markten beschouwd omdat de prijsverschillen op een objectieve manier kunnen verklaard worden, nl de hogere transportkosten naar het hooggebergte. ̇ Elektriciteitsprijzen aan eindklanten verschillen tussen verschillende regio’s omwille van de verschillende transporttarieven van de betrokken distributienetbeheerders. De ondervraagde partij stelt bijgevolg dat de studie onvoldoende elementen bevat die aantonen dat prijsverschillen het bestaan van aparte geografische markten motiveren.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 10/20
23/11/2006
3.2. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat op basis van de uitgevoerde statistische analyse van historische prijsverschillen in combinatie met de forwardprijzen een aanwijzing zijn dat elektriciteitproducenten in Nederland (i) tijdens piekuren onvoldoende worden gedisciplineerd door buitenlandse producenten en (ii) niet-piekuren voldoende worden gedisciplineerd door buitenlandse producenten. De studie stelt wel vast dat er historische prijsverschillen zijn tussen de Nederlandse wholesaleprijzen en de buitenlandse, maar maakt geen analyse van de onderliggende drivers van deze prijsverschillen. Er ontbreekt dan ook voldoende bewijskracht aan de stelling dat deze prijsverschillen dienen ten laste gelegd te worden aan het niet-disciplineren van Nederlandse elektriciteitsproducenten. De studie stelt dat “…bovendien zijn prijscorrelaties voor dit consultatiedocument niet nodig, aangezien de waargenomen prijsverschillen tussen Nederland en Duitsland en tussen Nederland en België in combinatie met de forwardprijzen reeds voldoende zijn om een indicatie te geven van de geografische omvang van markten. Daarnaast is in dit document een SSNIP-test uitgevoerd…” (paragraaf 116) Volledigheidshalve dient herhaald te worden dat elektriciteitsproducenten niet enkel door buitenlandse producenten kunnen gedisciplineerd worden maar dat er ook andere instrumenten/methoden bestaan om elektriciteitsproducenten te disciplineren, zoals marktmonitoring, …
3.3. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat de geografische markt tijdens piekuren (alleen) Nederland omvat. Bovengenoemde stelling is hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van een SSNIP-test. De resultaten van een SSNIP-test moeten echter met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden. De studie geeft een overzicht van de volgende import- en productiecapaciteiten voor 2008 (tabel 3.2 in paragraaf 122 en tabel 24 blz. 126 van Brattle studie): Nederlandse vraag tijdens piekuren:
19600 MW
Available capacity:
19500 MW
Men stelt vast dat de importcapaciteit dergelijke proporties aanneemt dat, rekening houdend met de hypothesen van onbeschikbaarheden1 (onderhoud, technische onbeschikbaarheden), import ten allen tijde pivotal is tijdens de piekuren. 1
De hypothesen van force outage rate in table 24 lijken ons overigens extreem gunstig voor Nederland en Frankrijk (3,9%) vergeleken met België (11%) en Duitsland (7,4%)
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 11/20
23/11/2006
In een dergelijke configuratie is het niet meer aannemelijk de import als disciplinerende factor te beschouwen: import vormt dan een integrerend deel van de beschikbare productie. Remedies bestaan dan niet uitsluitend in het disciplineren via een capaciteitsverhoging van de import maar via alle andere maatregelen die ter beschikking staan om marktspelers te disciplineren. In een dergelijke marktconfiguratie is een SSNIP-test bijgevolg onvoldoende pertinent om definitieve uitspraken te formuleren. Men kan hoogstens besluiten dat: ̇ ̇ ̇
De beschouwde markt niet autodisciplinerend is, noch door import noch door de interne spelers Een dergelijke markt uit technisch oogpunt zeer precair gestructureerd is: de markt is in hoge mate afhankelijk van importcapaciteit, zonder waarborg dat aan de andere zijde van de importlijn productiecapaciteit fysisch (en economisch) beschikbaar is voor de Nederlandse markt. Boven op dergelijke precaire toestand simulaties maken van dermate hoge doelbewuste achterhouding van productiecapaciteit dat een verhoging van de import van 4300 MW tot 6500 MW noodzakelijk is, heeft misschien wel een theoretische waarde voor de bepaling van mogelijk market power misbruik, maar komt in de praktijk gewoon neer op sabotage van het elektrisch systeem en kan dus niet als realistisch beschouwd worden.
De stelling dat de geografische markt tijdens de piekuren enkel Nederland omvat is o.i. dan ook niet voldoende onderbouwd in de studie.
3.4. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de conclusie dat de geografische markt tijdens piekuren ruimer is dan nationaal indien de effectief beschikbare importcapaciteit wordt uitgebreid naar ongeveer 6.500 MW. Het standpunt van de ondervraagde partij is dat een marktstructuur niet mag gecatalogeerd worden op een zwart/wit manier (een nationale markt (0% geïntegreerd) versus een geregionaliseerde markt (100% geïntegreerd) maar dat een marktstructuur moet geëvalueerd worden in termen van graad van integratie. M.a.w. de binaire benadering van de Nma om i.g.v. fusie met een buitenlandse operator telkens slechts 2 landen tesamen te bekijken (nl. Nederland/Duitsland of Nederland/België) schiet in deze tekort dat, wanneer België beschouwd wordt, omwille van de kortelingse marktkoppeling Frankrijk er “automatisch” bijgenomen moet worden waardoor de dimensie en de karakteristieken van de te behandelen markt uiteraard volledig verschillend zijn. Zie antwoord op vraag 3.3.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 12/20
23/11/2006
3.5. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat de geografische markt tijdens niet-piekuren ten minste Nederland en Duitsland omvat. Binnen de logica van de studie, zou deze volledigheidshalve dienen na te gaan of de Nederlands/Duitse markt op haar beurt voldoende gedisciplineerd wordt door de omliggende markten (Frankrijk, België, Luxemburg) of omgekeerd of de Nederlands/Duitse markt de omliggende markten kan disciplineren. Overigens zou bovengenoemde stelling best afgecheckt worden op haar plausibiliteit via een analyse van prijscorrelaties tussen de verschillende lidstaten. Zie eveneens antwoord op vraag 3.3.
3.6. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat de geografische omvang van de retailmarkt nationaal is. Toetredingsdrempels op een retailmarkt zijn van een andere aard dan toetredingsdrempels op de productie- en groothandelsmarkt. Elementen zoals merkbekendheid, klant/leverancier vertrouwensrelatie, overhead marketingkosten, minimum “kritische massa” van een klantenportefeuille vormen belangrijke drempels. Vermeldenswaard is ook dat er interacties bestaan tussen markten: een retailmarkt kan bvb niet internationaal gedefinieerd worden als de wholesalemarkt nationaal zou gedefinieerd worden. Rekening houdend met het antwoord op vraag 2.5, mag o.i. gesteld worden dat de retailmarkt globaal bekeken nationaal kan gedefinieerd worden.
3.7. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat de geografische omvang van de onbalansmarkt nationaal is. Zie eveneens antwoord op vraag 2.6. Rekening houdend met het feit dat de integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt expliciet als objectief gesteld is, zowel door de Europese Commissie als door de nationale overheid, en rekening houdend met de geplande initiatieven in dit verband (e.g. pentalateraal overleg van de betrokken energieministers, stappenplan van de regulatoren Creg, Cre, Dte i.v.m. de marktkoppeling Frankrijk/Benelux) lijkt het ons meer verdedigbaar een onbalansmarkt voor de periode 2010-2012 niet als nationaal te beschouwen maar als pentaregionaal (voor zover de onbalansmarkt als een aparte markt beschouwd wordt).
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 13/20
23/11/2006
4. Totstandkoming Noordwest-Europese markt 4.1. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of en in hoeverre de in paragraaf 4.2.1 geschetste factoren van invloed zijn op de omvang van de relevante geografische markt voor productie en groothandel en of deze factoren voor de NMa als niet-beïnvloedbaar moeten worden beschouwd. Het consultatiedocument stelt zelf: “… De ontwikkeling van brandstofprijzen en van de prijs voor CO2-emissierechten is het resultaat van gericht overheidsbeleid en marktwerking …” (§147). De factoren geschetst in paragraaf 4.2.1 moeten dus wel degelijk als beïnvloedbaar beschouwd worden. Het toekennen van CO2-allocaties en, ruimer beschouwd, het creëren van een gunstig investeringsklimaat in een bepaalde lidstaat heeft immers een belangrijke impact op het investeringsniveau in de betrokken lidstaat. Overigens dient gesteld te worden dat, gezien het verdwijnen van het geprogrammeerd investeringsbeleid van de voormalig gereguleerde nationale omgevingen, het arbitreren tussen verschillende lidstaten aan belang toeneemt in investeringsbeslissingen in de elektriciteitssector. Dit fenomeen wordt nog versterkt door het feit dat meer en meer elektriciteitsondernemingen een multinationaal karakter hebben (of krijgen). De ondervraagde partij is dan ook van mening dat de elementen die de NMa aanhaalt in voetnoot 2 (“…Factoren als voorzieningszekerheid, veiligheid en milieu spelen eveneens een belangrijke rol op de beleidsagenda. Voor de NMa, als toezichthouder op de energiemarkten en als bewaker van de effectieve concurrentie tussen in Nederland opererende bedrijven, is de ontwikkeling van de concurrentie op de energiemarkten echter de dominante invalshoek tot de materie…”) wel degelijk als een globaal geheel dienen beschouwd te worden.
4.2. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de vraag of en in hoeverre de in paragraaf 4.2.2 geschetste factoren een bijdrage leveren aan de verruiming van de relevante markt, welke maatregelen met voorrang doorgevoerd moeten worden en welke partijen verantwoordelijk zijn voor de implementatie van deze maatregelen. De ondervraagde partij deelt de stelling niet die de NMa formuleert in paragraaf 160 en die stelt dat meer importcapaciteit beschikbaar maken uit bestaande infrastructuur beperkt zal zijn tot enkele honderden MW. Er kan vastgesteld worden dat op de FR/BE grens commercieel 2500 MW kan gehaald worden uit 4 fysieke lijnen, terwijl op de BE/NL slechts 1200 MW commercieel gehaald wordt uit 4 gelijkaardige fysieke lijnen en op de NL/D grens 2400 MW uit 6 gelijkaardige fysieke lijnen. Deze anomalie is o.i. nooit op een bevredigende wijze kunnen verklaard worden door de betrokken netoperatoren.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 14/20
23/11/2006
De studie merkt verder terecht op dat landsgrensoverschrijdende importcapaciteit beïnvloed wordt door factoren die niet rechtstreeks verband houden met de interconnectie zelf (“… de effectief beschikbare importcapaciteit tussen Nederland en de ons omringende landen wordt beïnvloed door de grootschalige opwekking van windenergie in het Noord-Duitse hoogspanningsnet…” (paragraaf 157); “… hierbij moet worden gedacht aan maatregelen die moeten voorkomen dat TSO’s transportbeperkingen die in het eigen nationale net optreden, oplossen door minder importcapaciteit op de grens beschikbaar te maken …” (paragraaf 159)). Interconnecties vormen een internationaal probleem, dat dan ook een internationale aanpak vergt. Het is overigens niet aanvaardbaar dat interconnecties niet verzwaard worden omwille van argumenten die louter en alleen betrekking op kostenverschillen tussen twee lidstaten (“…Hoewel er vanuit kostenverschillen tussen Nederland en Duitsland nog ruimte lijkt te zijn voor extra import, is het totale economische potentieel vanuit besparing in variabele productiekosten te gering om tot aanleg van een extra verbinding met Duitsland over te gaan…” (paragraaf 151)). Netversterkingen zijn in het verleden immers ook steeds gebaseerd geweest op globale technisch-economische argumenten binnen een bepaalde regelzone waar van marktprijsverschillen geen sprake was. Verder is o.i. het antwoord negatief op de vraag of TSO’s in de NoordwestEuropese landen de gelden, die zij ontvangen uit de veilingopbrengsten, in de juiste mate aanwenden voor investeringen in landsgrensoverschrijdende importcapaciteit of investeringen in het landelijk hoogspanningsnet (paragraaf 153). Bovengenoemde vaststellingen pleiten er voor om grensoverschrijdende capaciteit te bevorderen via het poolen van de veilingopbrengsten van de interconnecties in de Noordwest-Europese regio in een fonds, gemeenschappelijk aan de betrokken TSO’s, dat gebruikt wordt om interconnecties te financieren. Dergelijke aanpak waarborgt een gecoördineerde aanpak van de netwerkproblematiek, die zoals gesteld een internationaal karakter heeft. Een andere aanbevelenswaardige en o.i. haalbare maatregel is het redespatchen van energiestromen om tot een hogere graad van marktintegratie te komen (zie punt 6.4 “Trading mechanisms to create a single market” in het Brattle-rapport).
4.3. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de stelling dat de in paragraaf 4.3 geschetste maatregelen geen relevante factoren zijn bij de bepaling van de omvang van de relevante markt. De studie stelt dat “… de bovengenoemde maatregelen faciliteren weliswaar efficiëntere handel maar ze leiden niet tot meer importcapaciteit en hebben dus geen invloed op de bepaling van de omvang van de relevante markt…” (paragraaf 165) De studie stelt hierbij dus dat de importcapaciteit de enige factor is die weerhouden wordt om een geografische markt te definiëren. Deze mening wordt door de ondervraagde partij niet gedeeld: in de mate dat de arbitragemogelijkheden tussen verschillende marktplaatsen beïnvloed worden, wordt de omvang van de relevante markt wel degelijk mede beïnvloed. In dit verband wordt eveneens verwezen naar het standpunt in het antwoord op vraag 3.1.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 15/20
23/11/2006
Zie eveneens antwoord op vraag 4.2.
4.4. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een reactie met betrekking tot de vraag of er nog andere maatregelen zijn die kunnen leiden tot verruiming van de relevante markt en welke partijen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze maatregelen. Zie antwoord op vraag 4.2. De ondervraagde partij is van oordeel dat de integratie van nationale markten naar een eengemaakte Europese (of op zijn minst regionale) markt een proces is van verschillende snelheden: ̇ ̇
De snelheid waarmee marktspelers (producenten, leveranciers, …) op een pro-actieve manier anticiperen op dit objectief De snelheid waarmee de “market enablers” (nationale overheden, marktautoriteiten, netbeheerders, …) tot dit objectief bijdragen
Men kan vaststellen dat de snelheid waarmee de marktspelers anticiperen veel hoger ligt dan de snelheid van de “market enablers”. Daarom wordt gepleit voor een veel nauwer samenwerkingsverband tussen de verschillende “market enablers”, waarbij de voorgestelde samenwerking tussen de Franse, Nederlandse en Belgische regulatoren en netbeheerders als een eerste aanzet kan beschouwd worden. Binnen dit samenwerkingsverband zijn de optimalisering van de benuttiging van de bestaande importcapaciteiten met de bijhorende regionale marktorganisaties (intraday, day ahead) o.i. de belangrijkste succesfactoren.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 16/20
23/11/2006
5. Concentratietoezicht
5.1. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie ten aanzien van het gebruik van een PSIanalyse in het kader van concentratietoezicht in de elektriciteitssector. Welke waarden zou u daarbij aanvaardbaar achten? De PSI index is een indicator, die zoals de naam het zegt, slechts een indicatie geeft van een situatie. Het gebruik er van dient dan ook te gebeuren in combinatie met andere indicatoren om een objectief globaal beeld te bekomen. De PSI index is o.i. een vrij ruwe indicator, die in de praktijk veel nuancering vraagt. De stelling in paragraaf 232 dat op de Nederlandse markt voor productie en groothandel van elektriciteit tijdens piekuren er geen sprake is van een pivotal supplier dient bvb gerelativeerd te worden want de importcapaciteit is pivotal tijdens de piekuren (zie antwoord op vraag 3.3). In dit opzicht heeft Nederland als het ware zijn interne marktconcentratieproblematiek geëxporteerd naar het buitenland. Een PSI-analyse (of een variante) lijkt ons bijgevolg minder pertinent in concentratiedossiers, maar heeft o.i. meer toegevoegde waarde als instrument in het kader van permanente marktmonitoring. Het lijkt gevaarlijk om een eerder “absoluut” belang te hechten aan indicatorresultaten, zonder deze in een correct kader te plaatsen. Meer bepaald mag hierbij niet voorbijgegaan worden aan volgende twee elementen: a. Kosten-batenanalyse: alvorens concrete maatregelen te nemen, die uitsluitend of voornamelijk gebaseerd zijn op louter kwantitatieve resultaten – die op hun beurt uitgaan van bepaalde hypothesen – dient de financiële netto-impact van de bewuste maatregel bepaald te worden en dit om te vermijden dat een marginale vermindering van bepaalde dominantietoestanden slechts zou kunnen gerealiseerd worden ten koste van onverantwoorde uitgaven; b. Impact-analyse: beslissingen of maatregelen, gesteund op korte termijnbeschouwingen van een kleine markt, dienen geanalyseerd en geëvalueerd te worden vanuit een standpunt van een verruimde markt op lange termijn.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 17/20
23/11/2006
6. Mogelijke effecten van concentraties 6.1. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de stelling (i) dat de omvang van de Nederlandse markt voor productie en groothandel van elektriciteit tijdens piekuren dient te worden uitgedrukt in beschikbare capaciteit, en (ii) dat deze alle Nederlandse productiecapaciteit, uitgezonderd windopwekking, plus de beschikbare importcapaciteit tijdens piekuren omvat. Zie antwoord op vraag 3.3. De ondervraagde partij deelt de mening dat voor onderzoek naar marktconcentratie de beschikbare capaciteit een goede indicator is om de omvang van een markt uit te drukken.
6.2. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de stelling (i) dat de omvang van de markt voor productie en groothandel van elektriciteit tijdens niet-piekuren dient te worden uitgedrukt in beschikbare capaciteit, en (ii) dat hierbij alleen basiscapaciteit dient te worden meegerekend en de centrales die meer dan 67% van hun output genereren in piekuren (piekcapaciteit) buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Zie antwoord op vraag 3.5 De ondervraagde partij deelt de mening dat voor onderzoek naar marktconcentratie de beschikbare capaciteit een goede indicator is om de omvang van een markt uit te drukken. Het voorgestelde opsplitsingcriterium van 67% is naar onze mening vrij arbitrair en de gevoeligheid van de resultaten aan dit criterium dient op zijn minst nagegaan te worden.
6.3. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de analyse dat een concentratie tussen twee grote partijen in Nederland waarschijnlijk tot significante mededingingsbezwaren zal leiden op de Nederlandse markt voor productie en groothandel van elektriciteit tijdens piekuren en op de Nederlandse markt voor elektriciteit. Zie antwoord op vraag 6.4.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 18/20
23/11/2006
6.4. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie op de stelling dat bij concentratietoetsing op markten die in transitie verkeren, de NMa de verwachte marktontwikkelingen in de beoordeling kan betrekken. En dat naast het aanvaarden van zogenaamde structurele remedies, in dit soort markten ook quasi-structurele en gedragsremedies van tijdelijke aard met een duidelijke tijdshorizon moeten worden overwogen. Voorts verzoeken wij u, indien toepasselijk in uw antwoorden, voorbeelden van remedies uit te werken, inclusief een tijdsdimensie, waarmee recht wordt gedaan aan de verwachte tijdelijkheid van de mededingingsbezwaren. Zoals vermeld in de algemene opmerkingen dient de tijdshorizon voldoende ver beschouwd te worden om rekening te houden met verwachte marktontwikkelingen. Remedies dienen niet enkel beschouwd te worden in termen van marktconcentratie-indicatoren: een opgelegde marktconforme gedragscode met een adequate supervisie is even efficiënt om misbruik van market power te disciplineren. Zie antwoord op vraag 6.7.
6.5. De NMa nodigt betrokkenen uit zo concreet en gedocumenteerd mogelijk te reageren op de hiervoor verwoorde idee dat in het geval van een grensoverschrijdende concentratie, waarbij tevens sprake is van betrokkenheid van een niet-onafhankelijk gepositioneerde TSO, de mogelijkheid van marktbeïnvloeding bij de mededingingsrechtelijke toetsing van de concentratie een rol moet spelen. Daarbij wordt u tevens verzocht in te gaan op mogelijke remedies, zoals informatieverplichtingen, onafhankelijke ophanging van de TSO functie, en verruiming van de landsgrensoverschrijdende capaciteit. Het lijkt ons utopisch te veronderstellen dat bij grensoverschrijdende concentraties (zelfs zonder betrokkenheid van een niet-onafhankelijke TSO) de thuismarkt dient gedisciplineerd te worden terwijl de importmarkt ideaal zou zijn. Dit sluit aan bij onze stelling (zie eveneens antwoord op vraag 6.7) dat het blijven vastklampen aan een (arbitraire) definitie van de nationale geografische markt met aansluitend daarop het beperken van de marktconcentratie ter bestrijding van een mogelijk misbruik van marktmacht, sterk aan relevantie inboet in een internationale context: grensoverschrijdende producenten (zoals dit het geval is met de meeste producenten in Europa) die marktmacht willen uitoefenen kunnen dit immers ook op een grensoverschrijdende manier doen. De stelling in paragraaf 261 is dan ook weinig pertinent: “…Wanneer wordt uitgegaan van een concentratie tussen een grote Duitse aanbieder en een grote speler in Nederland, impliceert dit dat een dergelijke concentratie geen grote prijseffecten teweeg zal brengen op de Nederlandse markt voor de productie en groothandel van elektriciteit tijdens piekuren. Immers, hogere prijzen zouden zowel voor als na de concentratie niet (kunnen) leiden tot meer import. De winstmaximaliserende prijsstrategie zal voor de Nederlandse partij dan ook niet veranderen door de concentratie…” . Ondanks een beperkt marktaandeel in beiden landen, kan de nieuwe marktpartij immers marktmacht uitoefenen langs de beide zijden van de interconnectie. Dit pleit voor een ruimer dan nationale aanpak van de marktproblematiek.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 19/20
23/11/2006
Wat betreft de TSO-functie pleiten wij voor een nauw samenwerkingsverband van onafhankelijke netbeheerders op (op zijn minst) regionaal vlak.
6.6. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de analyse voor een concentratie tussen twee partijen wier activiteiten verticaal gerelateerd zijn. Verticale integratie van elektriciteitsondernemingen is een normaal economisch gedrag ter beperking van ondernemingsrisico’s. Verticale integratie (wat rechtstreekse verkoop aan de eindklanten inhoudt) en handel via de groothandelsmarkt zijn dus complementair (in de mate dat verticale integratie tot een redelijk niveau beperkt blijft wegens haar eigenschap van liquiditeit aan de wholesalemarkt te onttrekken) en vormen een gezond evenwicht in de verkoopportefeuille van een onderneming.
6.7. De NMa nodigt betrokkenen uit tot het geven van een beargumenteerde reactie met betrekking tot de stelling dat concentraties op de elektriciteitsmarkten kunnen leiden tot mededingingsbezwaren als gevolg van gecoördineerde effecten. De stelling die NMa inneemt in de paragraaf 280 (“… Gegeven de karakteristieken van de elektriciteitssector die collusie faciliteren en het feit dat concentraties tussen elektriciteitsaanbieders hieraan kunnen bijdragen … zelfs bij relatief lage feitelijke marktaandelen …” illustreert duidelijk dat het beperken van marktconcentraties ter disciplinering van misbruik van market power ook zijn limieten heeft. Het beperken van marktconcentraties mag o.i. dan ook geen absoluut doel op zich zijn maar dient beschouwd te worden als een middel naast andere middelen om het uiteindelijk objectief, nl het beheersen van misbruik van marktdominantie, te bereiken. In dit verband is o.i. een adequate marktmonitoring in een sterk geconcentreerde markt efficiënter dan een niet adequate marktmonitoring in een zwak geconcentreerde markt. Remedies die opgelegd worden in het kader van concentraties dienen dan ook niet enkel gefocust te zijn op verlaging van marktconcentratie, maar kunnen zich even goed situeren op het vlak van marktmonitoring: een redelijke “pakkans” van een potentiële overtreder door een marktsupervisor is even efficiënt als een inperking van marktconcentratie.
Bn060621d_NMa concentraties energiemarkten_VERSIE DEF
page 20/20
23/11/2006