NL
NL
NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 19.8.2009 COM(2009) 430 definitief
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand
NL
NL
TOELICHTING ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005 ("de basisverordening"), in het kader van de procedure betreffende de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand. Algemene context Dit voorstel past in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat werd verricht in overeenstemming met de materiële en procedurele eisen in de basisverordening. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EG) nr. 682/2007 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand. Verordening (EG) nr. 682/2007 werd gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wat het recht voor een van de ondernemingen en het recht voor "alle andere ondernemingen" betreft. Besluit 2007/424/EG van de Commissie tot aanvaarding van de prijsverbintenissen van twee Thaise producenten. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. Effectbeoordeling Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
NL
2
NL
Samenvatting van de voorgestelde maatregel Op 16 september 2008 heeft de Commissie een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand. Het onderzoek had alleen betrekking op de vorm van de maatregel en met name op de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van door bepaalde producenten-exporteurs in Thailand aangeboden verbintenissen. Bijgaand voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 is gebaseerd op de definitieve bevindingen, waaruit bleek dat prijsverbintenissen in dit geval geen geschikt middel zijn om dumping tegen te gaan. Daarom wordt voorgesteld dat de Raad bijgevoegd voorstel voor een verordening goedkeurt, waarna deze verordening uiterlijk 15 december 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt. Rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005. Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de evenredigheidsbeginsel:
volgende
reden
in
overeenstemming
met
het
de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, marktdeelnemers en burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing. Keuze van instrumenten Voorgesteld instrument: verordening. Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn, omdat de basisverordening niet in andere mogelijkheden voorziet. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
NL
3
NL
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap1 ("de basisverordening"), en met name op artikel 8 en artikel 11, lid 3, Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend, Overwegende hetgeen volgt: A. 1. (1)
Geldende maatregelen
Na een onderzoek (het "oorspronkelijke onderzoek") heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 682/20072 (de "oorspronkelijke verordening") een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels, ingedeeld onder de GN-codes ex 2001 90 30 en ex 2005 80 00, van oorsprong uit Thailand. De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht. Verordening (EG) nr. 682/2007 werd gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/20083, wat het recht voor een van de ondernemingen en dat voor "alle andere ondernemingen" betreft. De rechten lagen tussen 3,1% en 14,3%. Twee Thaise producenten-exporteurs, Malee Sampran Public Co., Ltd. ("Malee") en Sun Sweet Co., Ltd. ("Sun Sweet)", wier prijsverbintenissen bij Besluit 2007/424/EG van de Commissie4 waren aanvaard en die voldeden aan de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 682/2007, werden van rechten vrijgesteld. 2.
Motivering van het nieuwe onderzoek
(2)
Bij het instellen van de definitieve maatregelen heeft de Raad bij wijze van uitzondering toegestaan dat medewerkende producenten-exporteurs die niet in staat waren binnen de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening gestelde termijn een voldoende onderbouwd aanbod voor een prijsverbintenis in te dienen, dat alsnog binnen 10 kalenderdagen na de inwerkingtreding van de definitieve Verordening (EG) nr. 682/2007 konden doen. Binnen deze termijn werden nog eens tien verbintenissen
1
PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. PB L 159 van 20.6.2007, blz. 14. PB L 260 van 30.9.2008, blz. 1. PB L 159 van 20.6.2007, blz. 42.
2 3 4
NL
PROCEDURE
4
NL
aangeboden. De twee aanvaarde verbintenissen en de tien verbintenissen die later werden aangeboden, bevatten alle vaste minimuminvoerprijzen. (3)
Na het bekendmaken van de tien later ingediende aanbiedingen heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zich tegen prijsverbintenissen uitgesproken omdat vaste minimuminvoerprijzen door prijsstijgingen voor het betrokken product (dat wordt omschreven in overweging 16) en voor de belangrijkste grondstof en inputs niet langer een doeltreffende manier zijn om dumping tegen te gaan.
(4)
Om de geschiktheid van prijsverbintenissen in dit verband opnieuw te beoordelen, heeft de Commissie het noodzakelijk geacht een nieuw onderzoek in te stellen naar de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van de aangeboden en van de al aanvaarde verbintenissen. 3.
NL
Onderzoek
(5)
Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in te leiden, heeft zij op 16 september 2008 door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie5 de opening van een dergelijk nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening aangekondigd.
(6)
Het nieuwe onderzoek betrof alleen de vorm van de maatregel met betrekking tot de twee Thaise producenten-exporteurs van wie de verbintenis aanvaard was en de tien Thaise producenten-exporteurs van wie het aanbod nog in behandeling was.
(7)
De Commissie heeft de producenten-exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, de communautaire producenten en hun vereniging, alsmede de importeurs officieel van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.
(8)
Om de nodige gegevens voor haar onderzoek te verkrijgen, heeft de Commissie een vragenlijst gestuurd naar de twaalf betrokken producenten-exporteurs en naar de communautaire producenten. De communautaire producenten en zeven van de twaalf Thaise ondernemingen hebben de vragenlijst beantwoord.
(9)
Vijf van de Thaise ondernemingen waarvan het aanbod nog in behandeling was, hebben in het geheel niet op de vragenlijst gereageerd en werden derhalve als nietmedewerkend in de zin van artikel 18 van de basisverordening beschouwd. De informatie die een van de Thaise ondernemingen in de vertrouwelijke versie van haar antwoord op de vragenlijst verstrekte, was onvolledig, zodat hiermee geen rekening kon worden gehouden. Bovendien was ook de niet-vertrouwelijke versie van het antwoord van deze onderneming onbevredigend. De onderneming betoogde dat ingrijpende structurele veranderingen binnen de onderneming, waaronder een naamswijziging, het moeilijk maakten een efficiënt antwoord op de vragenlijst te geven. Ook een andere Thaise onderneming weigerde een bevredigende nietvertrouwelijke versie van haar antwoord op de vragenlijst te verstrekken. De betrokken ondernemingen werden ingelicht over de voorgenomen toepassing van artikel 18 van de basisverordening en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te
5
PB C 237 van 16.9.2008, blz. 18.
5
NL
maken. De laatstgenoemde onderneming voerde aan dat zij wegens de gevoeligheid van haar gegevens onmogelijk een bevredigend niet-vertrouwelijk antwoord op de vragenlijst kon geven. Dat argument gaat op voor delen van de vragenlijst waarin de ondernemingen informatie over hun kosten en prijzen moeten verstrekken, maar niet voor andere delen die bijvoorbeeld de interne bedrijfsstatistiek of algemene informatie betreffen. De eerstgenoemde onderneming heeft nadere vertrouwelijke gegevens verstrekt. Voor een beoordeling van de situatie van de onderneming zijn echter bepaalde basisgegevens vereist, ook al maakt de onderneming op dat moment een herstructurering door. Ondanks de aanvullende gegevens die later werden verstrekt, werd niet aan dit minimumvereiste voldaan omdat nog altijd geen zicht op bepaalde kostenposten werd gegeven. Bovendien was de niet-vertrouwelijke versie van het antwoord onbevredigend. (10)
Derhalve werd geoordeeld dat geen steekhoudende argumenten werden aangevoerd om van toepassing van artikel 18 van de basisverordening af te zien.
(11)
Alle andere producenten werkten mee en vulden de vragenlijst in.
(12)
Van verscheidene andere belanghebbenden werden opmerkingen ontvangen. Een van de importeurs stelde dat de instelling van maatregelen niet gerechtvaardigd was omdat in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (zie overweging 17) geen dumping had plaatsgevonden en dat de maatregelen daarom moesten worden ingetrokken. In dit verband wordt eraan herinnerd dat bij het oorspronkelijke onderzoek wel degelijk schade veroorzakende dumping werd vastgesteld. Bovendien gaat het bij dit nieuwe onderzoek om de geschiktheid van prijsverbintenissen als doeltreffende antidumpingmaatregel en kan alleen rekening worden gehouden met argumenten betreffende de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek als deze de vorm van de maatregelen betreffen. De opmerking is daarom niet relevant. Een andere importeur diende een formeel verzoek tot schorsing van de maatregelen in. Dit verzoek wordt buiten het kader van dit onderzoek beoordeeld.
(13)
Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
(14)
a)
b)
(15)
NL
–
Lampang Food Products Co., Ltd., Bangkok,
–
Malee Sampran Public Co., Ltd., Bangkok,
–
River Kwai International Food Industry Co., Ltd., Bangkok,
–
Sun Sweet Co., Ltd., Chingmai;
communautaire producenten: –
Bonduelle Conserve International, Lille-Villeneuve d'Ascq, Frankrijk,
–
Conserve Italia SCA, San Lazzaro di Savena, Italië.
Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek" of "TNO"). 4.
(16)
producenten-exporteurs in Thailand:
Betrokken product
Bij het betrokken product gaat het om suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30, en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet
6
NL
bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2005 80 00, van oorsprong uit Thailand. C.
BEVINDINGEN
1. Ontwikkeling van de verkoopprijzen van het betrokken product (17)
Eerst werd de prijsontwikkeling voor het betrokken product voor de periode vanaf het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, dat liep van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 (het "TOO"), tot het eind van het TNO onderzocht. De conclusies werden vergeleken met gegevens over de tweede helft van 2008.
(18)
Uit de analyse kwam naar voren dat de prijzen van het betrokken product uit Thailand sinds het TOO, en met name sinds eind 2006, duidelijk waren gestegen. Gedurende het TNO daalden zij weliswaar weer, maar zij lagen nog altijd een stuk boven het prijsniveau in het TOO. De gegevens voor 2008 duidden op een nieuwe stijging. Tabel 1: Prijzen van de invoer uit Thailand in de EU, per kwartaal
Index, K1/2005 = 100 TOO Index
K1
K2
K3
K4
656 100
669 102
723 110
699 107
2006 Index
719 110
705 107
715 109
747 114
2007 Index
830 127
798 122
814 124
773 118
TNO Index
814 124
773 118
763 116
740 113
2008 Index
763 116
740 113
768 117
811 124
Bron: Eurostat.
(19)
De cijfers van Eurostat over de algemene ontwikkeling van de gemiddelde invoerprijzen voor het betrokken product werden bevestigd door de analyse van de gecontroleerde verkoopprijzen van de Thaise ondernemingen voor een representatieve verpakking (blik van 340 gram). Zoals uit onderstaande tabel blijkt, kwam de prijsontwikkeling voor deze verpakking overeen met die welke uit de cijfers van Eurostat bleek.
(20)
Voorts bleek uit een analyse van de Thaise prijzen voor de representatieve verpakking dat de prijsfluctuatie sinds het TOO nog was toegenomen. In de periode tussen het eerste kwartaal van 2005 en de laatste drie maanden van het TNO varieerden de verkoopprijzen met meer dan 30%. Deze ontwikkeling wordt bevestigd door de gegevens voor de tweede helft van 2008. Tabel 2: De Thaise prijzen bij verkoop aan de EU (euro/ton – blik van 340 gr – geïndexeerd)
NL
Index, K1/2005 = 100 TOO
K1
K2
K3
K4
100
105
106
115
2006 2007
118 129
119 133
118 123
123 116
7
NL
TNO 2008
123 109
116 112
109 121
112 122
Bron: onderzoek.
(21)
Gezien de sterke prijsschommelingen voor het betrokken product sinds het TOO moet worden geconcludeerd dat prijsverbintenissen met vaste minimuminvoerprijzen geen geschikt middel meer zijn. 2. Mogelijkheid de minimuminvoerprijzen te indexeren
(22)
Hoewel het bij de aangeboden prijsverbintenissen die nog in behandeling waren en de al aanvaarde verbintenissen uitsluitend om vaste minimumprijzen ging, werd ook onderzocht of deze verbintenissen toch bij wijze van uitzondering konden worden gehandhaafd respectievelijk aanvaard door indexering van de minimuminvoerprijzen.
(23)
Daartoe moest worden vastgesteld of er een correlatie bestaat tussen de ontwikkeling van de verkoopprijzen voor het betrokken product enerzijds en de aankoopprijzen van de belangrijkste bij de productie gebruikte grondstof/inputs anderzijds, en zo ja of die aankoopprijzen een belangrijk deel uitmaken van de totale productiekosten en of hiervoor openbaar toegankelijke prijsinformatie beschikbaar is.
(24)
De twee belangrijkste kostenposten zijn de suikermaïs en de blikken, die elk 30 tot 40% van de productiekosten voor het betrokken product uitmaken. a) Koppeling aan de ontwikkeling van de aankoopprijzen voor suikermaïs
(25)
Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zijn de gemiddelde aankoopprijzen voor suikermaïs in Thailand en de EU aanzienlijk gestegen ten opzichte van het TOO. Aan het eind van het TNO lagen de prijzen een stuk hoger dan in het TOO. Deze prijsstijging wordt bevestigd door de gegevens voor de tweede helft van 2008.
(26)
Het is ook duidelijk dat in Thailand, anders dan in de EU, de volatiliteit van de aankoopprijzen binnen een bepaald jaar steeds groter wordt, in het bijzonder sinds eind 2006. Het verschil tussen de laagste en hoogste prijs in Thailand varieerde in de periode tussen het TOO en het eind van het TNO met bijna 40%. De gegevens voor eind 2008 wijzen op een nog grotere volatiliteit. Tabel 3: Aankoopprijzen voor suikermaïs per kwartaal, in euro's (geïndexeerd)
Index, K1/2005 = 100
K1
K2
K3
K4
TOO (2005)
Thailand EU
100 100
100 100
101 100
117 100
2006
Thailand EU
121 99
116 99
118 99
132 99
2007
Thailand EU
138 114
124 114
125 114
132 114
TNO
Thailand EU
125 114
132 114
130 160
117 160
2008
Thailand EU
130 160
117 160
127 160
161 160
Bron: onderzoek.
NL
8
NL
(27)
Hoewel bleek dat zowel de verkoopprijzen voor het betrokken product als de aankoopprijzen voor suikermaïs sinds het TOO steeds sterker fluctueerden, kon geen constante correlatie tussen beide prijzen worden vastgesteld. Hoewel kan worden gesteld dat de prijsontwikkeling voor suikermaïs en die van het betrokken product tussen begin 2005 en eind 2006 enigermate gelijkliepen, is dat sinds 2007 niet langer het geval. Sindsdien dalen de aankoopprijzen voor suikermaïs terwijl de verkoopprijzen voor het betrokken product stijgen, of omgekeerd.
Tabel 4: Correlatie tussen de verkoopprijzen voor het betrokken product en de aankoopprijzen voor suikermaïs Verkoopprijzen betrokken product en aankoopprijzen suikerm aïs in Thailand, geïndexeerd, K1 2005 = 100 160 140
Aankoopprijzen suikermaïs TH (in euro's)
120 100 80 60
Verkoopprijzen suikermaïs in blik (TH EXW in euro's)
40 20 2008-K4
2008-K3
2008-K2
2008-K1
2007-K4
2007-K3
2007-K2
2007-K1
2006-K4
2006-K3
2006-K2
2006-K1
2005-K4
2005-K3
2005-K2
2005-K1
0
(28)
Bovendien bleek uit de analyse dat de suikermaïsprijzen zich overal ter wereld anders ontwikkelen. Zoals uit tabel 3 blijkt, wijkt de prijsontwikkeling in Thailand af van die in de Gemeenschap.
(29)
Door het gebrek aan correlatie tussen de verkoopprijzen voor het betrokken product en de aankoopprijzen voor suikermaïs en omdat de ontwikkeling van de suikermaïsprijzen in Thailand afwijkt van die in de Gemeenschap, is duidelijk dat de minimuminvoerprijs niet kan worden gekoppeld aan de prijs voor suikermaïs.
(30)
Bovendien is er, wat niet minder belangrijk is, geen openbaar toegankelijke informatie over de suikermaïsprijzen beschikbaar. Bovenstaande gegevens konden alleen in het kader van een onderzoek worden verkregen. Dus ook al zou er een correlatie kunnen worden vastgesteld, dan nog is indexering van de minimumprijs onmogelijk. b) Koppeling aan de ontwikkeling van de aankoopprijzen voor blikken
(31)
NL
De kosten van de blikken, de andere belangrijke input, maken een te klein deel van de totale productiekosten uit voor een koppeling aan alleen de blikprijzen. In ieder geval heeft het onderzoek aangetoond dat de blikprijzen tussen het TOO en het eind van het TNO stabiel zijn gebleven en dat er dus geen correlatie met de prijzen voor het betrokken product kon worden vastgesteld. Derhalve wordt niet voldaan aan een van de belangrijkste voorwaarden voor indexering, die in overweging 23 zijn uiteengezet. Er werd daarom niet verder overwogen om de minimuminvoerprijzen aan de ontwikkeling van de blikprijzen te koppelen.
9
NL
(32)
Gezien alle bovengenoemde punten van overweging heeft het onderzoek dan ook bevestigd dat indexering van de minimuminvoerprijzen niet mogelijk is om het probleem van de prijsschommelingen voor het betrokken product op te lossen. 3. Bijzondere redenen om aangeboden verbintenissen niet te aanvaarden
(33)
Vijf van de tien ondernemingen die een nog niet aanvaarde verbintenis hadden aangeboden, hebben de vragenlijst niet beantwoord en worden derhalve als nietmedewerkend in de zin van artikel 18 van de basisverordening beschouwd. Om redenen van algemeen beleid mag niet-medewerking niet worden beloond en kunnen de door die ondernemingen aangeboden verbintenissen dus niet worden aanvaard.
(34)
Een andere onderneming bleek de antidumpingrechten, in ieder geval met betrekking tot bepaalde transacties, te absorberen. Dergelijke praktijken doen afbreuk aan de vertrouwensrelatie die de basis voor het aanvaarden van prijsverbintenissen vormt. De door deze onderneming aangeboden prijsverbintenis kan derhalve niet worden aanvaard.
(35)
Ook was er een onderneming die buiten Thailand een verbonden onderneming heeft opgericht die het betrokken product produceert. Zij bood aan deze dochteronderneming in haar aanbod te betrekken. Het bestaan van een dergelijke dochteronderneming brengt evenwel een groot risico van kruiscompensatie mee. Bijgevolg moet ook het aanbod van deze onderneming worden afgewezen.
(36)
Weer een andere onderneming zette de productie van het betrokken product stop en leasede de productiefaciliteiten aan een pas opgerichte verbonden onderneming. Ook het aanbod van deze onderneming moet derhalve worden afgewezen. 4. Bijzondere redenen voor opzegging van een verbintenis
(37)
Bij het controlebezoek aan een van de ondernemingen waarvan de prijsverbintenis was aanvaard, bleek dat deze op een aantal punten werd geschonden (zie Besluit [INSERT] van de Commissie). D.
NL
CONCLUSIES
(38)
Op basis van bovenstaande feiten en overwegingen wordt geconcludeerd dat prijsverbintenissen met vaste minimuminvoerprijzen niet langer geschikt zijn om het schade veroorzakende effect van dumping te neutraliseren en dat indexering van de minimuminvoerprijzen in dit verband geen oplossing biedt. Derhalve moeten de aangeboden verbintenissen worden afgewezen en de al aanvaarde verbintenissen worden opgezegd.
(39)
Bovendien zijn er voor acht van de tien verbintenissen die nog in behandeling zijn, ook bijzondere redenen waarom ze onaanvaardbaar zijn (zie boven).
(40)
Daarnaast wordt een van de twee al aanvaarde prijsverbintenissen niet nageleefd en moet zij ook daarom worden opgezegd.
(41)
Derhalve werd geconcludeerd dat het nieuwe onderzoek betreffende de vorm van de maatregel moet worden beëindigd, dat de aangeboden prijsverbintenissen ter zake moeten worden afgewezen en dat de al aanvaarde verbintenissen moeten worden opgezegd.
(42)
Alle partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan werd besloten de nog niet aanvaarde verbintenissen te verwerpen en de al aanvaarde verbintenissen op te zeggen; zij werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.
10
NL
(43)
Sommige partijen betoogden dat een verbintenis niet kan worden opgezegd als alle bepalingen van de verbintenis zijn nageleefd. De onderneming moet in dat geval gelegenheid krijgen haar minimuminvoerprijzen in overeenstemming met de marktontwikkeling te herzien.
(44)
In antwoord hierop moet worden benadrukt dat de voornaamste reden waarom de al aanvaarde verbintenissen moeten worden opgezegd – en de nog in behandeling zijnde verbintenissen moeten worden verworpen – algemeen van aard is, namelijk omdat ze onuitvoerbaar zijn. Zoals al is gezegd, heeft het onderzoek aangetoond dat suikermaïs niet langer een geschikt product is voor een prijsverbintenis, ongeacht of individuele ondernemingen de verbintenis hebben nageleefd en of zij bereid zijn de minimuminvoerprijzen te herzien. Gezien de prijsvolatiliteit tijdens het onderzoek zou een herziening van de minimuminvoerprijzen in ieder geval alleen mogelijk zijn door invoering van een indexeringsformule. Het onderzoek heeft evenwel aangetoond dat hiervoor geen basis bestaat.
(45)
Een van de ondernemingen betwistte dat haar aankoopprijzen voor suikermaïs en verkoopprijzen voor het betrokken product in toenemende mate volatiel waren en tussen het TOO en het TNO een stijgende tendens vertoonden, en voerde aan dat de stijging van haar verkoopprijzen voor het betrokken product louter en alleen door de minimuminvoerprijs werd veroorzaakt. Daarom was er volgens haar geen reden om de prijsverbintenis op te zeggen.
(46)
Dit argument wordt echter niet gestaafd door de door de onderneming verstrekte gegevens. De aankoopprijzen voor suikermaïs zijn wel gestegen, maar iets minder dan gemiddeld. Anderzijds lagen de verkoopprijzen van de onderneming voor het betrokken product tijdens het TNO een stuk boven de minimuminvoerprijs en zijn zij in de tweede helft van 2008 nog verder gestegen.
(47)
Voorts betoogden sommige partijen dat verwerping van de nog niet en opzegging van de al wel aanvaarde prijsverbintenissen niet in overeenstemming was met artikel 15 van de antidumpingovereenkomst van de WTO, op grond waarvan leden van deze organisatie rekening moeten houden met de bijzondere situatie van ontwikkelingslanden. Hierop moet worden geantwoord dat de Commissie actief en onbevooroordeeld alle opties, inclusief indexering van de vaste minimuminvoerprijzen, heeft onderzocht om de verbintenissen uitvoerbaar te maken. Er is dus gezocht naar een constructieve oplossing van het probleem. De bevindingen van het onderzoek die in de overwegingen 22 tot en met 32 zijn uiteengezet, lieten echter geen speelruimte toe.
(48)
Andere partijen hebben op grond van de bevindingen van het onderzoek om formele schorsing van de maatregelen verzocht. Zoals al in overweging 12 is vermeld, wordt dit verzoek buiten het kader van het onderhavige nieuwe onderzoek beoordeeld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wordt geschrapt. 2. Artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wordt artikel 1, lid 3.
NL
11
NL
3. Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wordt geschrapt. 4. Artikel 3 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, worden respectievelijk artikel 2 en artikel 3. 5. Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wordt geschrapt. Artikel 2 Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van Verordening (EG) nr. 682/2007, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 954/2008, wordt beëindigd en de aangeboden verbintenissen worden niet aanvaard. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De Voorzitter […]
NL
12
NL