COLOFON Opdrachtgevers Opdrachthouder Begeleidingsgroep
Project
Titel Status Datum Auteurs Projectleider Projectmedewerkers
Provincies Oost- en West-Vlaanderen Westtoer apb Karolien Verhelst Patrick Vervalcke Luc Bauters Martine Pieteraerens Patrick Devos Tom Vermeersch Marc Ryckaert Wouter Vuylsteke Tom Van Welden Sara Van Cotthem Bram Ghyoot Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied. Inventarisatie, beschrijving, beheerssituatie, visieontwikkeling. Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Eindrapport 1 februari 2004 Johan Termote (Westtoer) Arnout Zwaenepoel (WVI) Johan Termote Ruben Christiani Hilde Goossens Luong Hung Chau (WVI) Jozef Van Steenkiste
Westtoer Westtoer aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
1
Inhoud Kaarten en plannen
42
Adressenlijst
50
Bijlagen:
51
Deel I. Studie Colofon
1
Inhoud
2
Woord vooraf
4
Tips voor gebruik
5
1. Inleiding en werkwijze
6
2. De forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied in historisch perspectief
9
1. Lijst met de metrische gegevens van de forten en verdedigingswerken 2. Kaart en lijst van de forten en de verdedigingswerken in het Vlaamse en Nederlandse Krekengebied met criteria Algemene kaarten
2.1. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) 2.2. Het rampjaar 1672 2.3. De Spaanse Successieoorlog en zijn gevolgen (1702-1718) 2.4. Samenvattende tijdstabel 3. Enkele aspecten van de vestingbouw in de periode van de Tachtigjarige Oorlog tot de Spaanse Successieoorlog 3.1. De vestingbouw 3.2. Belegeringstechnieken 3.3. De forten en redoutes/schansen 3.4. De linies 3.5. Financiering en realisatie 4. Besluiten en voorstellen 4.1. Wat is aan Vlaamse zijde bewaard? 4.2. Welke zijn de knelpunten? 4.3. De mogelijkheden naar beheer en behoud 4.4. Welke middelen staan ter beschikking? 4.5. Hoe kan het behoud en beheer gerealiseerd worden? 4.6. Hoe zit het met de toeristisch-recreatieve ontsluiting? 4.7. De relatie tussen het Spaanse en Staatse frontierlandschap
9 15 16 18
- Kaart 1: anoniem, Het beleg van Antwerpen in 1584, kopie - Kaart 2: kaart van de linkeroever van de Braakmangeul, 1604, G.Pompeio - Kaart 3: belegering van Sluis, 1604 verschenen in J.Blaeu, Tooneel der steden van de Verenighde Nederlanden met Hare beschrijvingen, Amsterdam, 1649. - Kaart 4: kaart van de Zwinmonding met de versterkingswerken, 1627, C.J.Visscher
21
21 22 22 24 24 25 25 25 25 26 26 28 28
5. Algemeen besluit
30
Meest gebruikte afkortingen
32
Oude lengte- en oppervlaktematen
32
Glossarium
33
Personalia
35
Literatuur
37
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
2
Deel II. Inventarisdossiers: Inhoud
2
Tips voor gebruik
3
Lijst met de gebruikte afkortingen
4
Overzicht van de inventarisdossiers
5
Legendes en verklaring bijgevoegde detailkaarten
7
De dossiers
10
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
10 11 12 16 17 19 21 23 25 29 31 37 39 43 44 45 46 47 49 50 51 52 53 54 55 57 59 62 63 65 66 69 70 71 73 77 78 80
Brugge, Fort Lapin (1665?) Koolkerke, versterkt legerkamp (1703) Koolkerke, Fort van Beieren (1705) Koolkerke, Oostkerke, Batterijen rond het fort van Beieren (1703) Oostkerke, Fort van Damme (1704) Oostkerke, redoute van Michem (1703) Oostkerke, redoute Verbrand fort (1703) Oostkerke, redoute Bekaf (1703) Damme, stadsversterking (1617) en hoornwerk (1704) Westkapelle, Fort Sint-Frederik (1604) Westkapelle/Lapscheure, fort Sint-Donaas (1604) Lapscheure, Fort Sint-Job (1604) Westkapelle, Fort Sint-Isabella (1622) Westkapelle, Fort Sint-Theresia (1622) Westkapelle, Fort Sint-Clara en Sint-Marcus Westkapelle, Fort Sint-Anna of de Sterre (1627) Knokke, redoute Sint-Bernardus (1627) Knokke, Fort Sint-Paulus (1627) Legervaart (1621) Paulusvaart en –dijk (1627) Heist, Fort van Heist (1593-1594) Knokke, Fort ten Hazegraze en Sint-Joris (1599) Versterkt legerkamp van de Spanjaarden (1622) Circumvallatie van Beleg van Sluis (1604) Westkapelle, Linie van Fontaine (1622) Westkapelle, Cantelmolinie met redoutes (1632) Middelburg, stadsversterking (1609?, 1619-1621?) Watervliet, versterkt legerkamp van de Staatsen (1604) Boekhoute, Fort Sint-Laureins (1604) Assenede/Zelzate, circumvallatie beleg Sas van Gent (1644) Assenede, Fort Leopold (vermoedelijk 1647) Assenede, Fort bij de zeesluis (ca.1600) Assenede, redoute Swert van Dorst (kort voor 1604) Assenede, redoute Haesop (kort voor 1604) Zelzate/Sas van Gent, Fort Sint-Anthonius (1583 of 1586) Zelzate, redoute Sint-Pieter (1634) Zelzate, redoute Sint-Steven (1586) Zelzate, Fort van Zelzate (kort na 1644)
39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73.
Zelate, Fort Sint-Bernard (1634) Zelzate, Fort Sint-Elooi (1586) Moerbeke, Linie van de Nieuwe Vaart (1644-1645) Moerbeke, Fort Francipani (1644-1645) Moerbeke, Fort Keizershoek (1644-1645) Moerbeke, Fort Terwest (1644-1645) Moerbeke, Fort Masereels, fort Koewacht (1590) Stekene, sperforten (ca.1590) Stekene, Fort Stenenbrug (ca.1584, 1703) Stekene, Fort Kiekenhage (ca.1584, 1703) Stekene, Kemzeke, Hellefort (1590) Kemzeke, Fort Sint-Jan (1585, 1702) Sint-Gillis, Fort Wrangel (1702) Doel, Staatse linie (1703-1704) De Klinge, Fort de Klinge, Bedmarfort (1700) Meerdonk, Fort Fuentes (1595), fort Spinola (1626) Kieldrecht/Nieuw Namen, Fort Verreboom (1702) Kieldrecht, Fort Kieldrecht (1583/1584) Kieldrecht, Fort Sint-Anthoniushoek (1584) Verrebroek, Fort Verrebroek (1586) Verrebroek, redoute Haesop (1586) Kallo, Steenlandschans (1586) Kallo, Fort Kallo (1585) Kallo, Liefkenshoek (1584) Kallo, Fort de Perel I en II (1584 en 1702) Hulst, Saeftinge, fort Haeften, de Noord, Luys (1572) Doel, Fort Tervente (1584) Doel, Fort Speir (1584) Doel, schans Crèvecoeur (1702) Doel, schans Dwars-in-de-weg (1702) Doel, redoute Kalishoek (1702) Doel, Fort Kerckengat (1580) Bedmarlinie (1701-1702) Parmavaart (1584) Kallo, Fort Anthonis (1584?)
81 82 83 85 88 90 92 93 94 95 96 97 99 100 101 104 107 109 111 112 114 115 116 118 122 124 125 126 127 128 129 130 131 133 134
Overzichtskaarten (sch.1/20.000) in pochet - Overzichtskaart 1 (Regio Zwin tot Middelburg) - Overzichtskaart 2 (Regio Assenede tot Moerbeke) - Overzichtskaart 3 (Regio Kemzeke tot Antwerpse linkeroever)
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
3
Woord vooraf Het project ‘Grensoverschrijdend Krekengebied’ ontstond in de schoot van Euregio Scheldemond. De financiële steun vanwege de Europese Gemeenschap – Interreg I – leverde een unieke kans om in een grensoverschrijdend verband een project tot stand te brengen dat de duurzame bescherming van natuur en landschap zou bewerkstelligen. Uitgangspunt voor het project was de erkenning door de provincies Zeeland, Oost- en West-Vlaanderen, die samen de Euregio Scheldemond oprichtte, van de grote natuurlijke en landschappelijke waarden in het Krekengebied. Het project focust zich op het ‘Krekengebied’, een gebied dat zich uitstrekt over ZeeuwsVlaanderen en de noordelijke strook van de provincies Oost- en West-Vlaanderen. De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door de autoweg Antwerpen-Knokke (N49), uitgebreid met de Damse polders en enkele boscomplexen in de omgeving van Moerbeke. Deze zuidelijke begrenzing volgt bovendien in grote lijnen de zuidgrens van een studieproject betreffende natuurgebieden van de Benelux Economische Unie. Na diverse wetenschappelijke studies werd voor dit gebied een toekomstvisie neergeschreven waarbij werd uitgegaan van de huidige natuurwaarden en de potenties die dit krekengebied in zich draagt, rekening houdende met de noden en de belangen van de landbouw en het toerisme 1. Voor landschap werd een streefbeeld geformuleerd waarin voor de linies, forten en verdedigingswerken stabilisatie en een permanent beheer wordt beoogd. De forten en linies zijn immers cultuurhistorische relicten die, zoals de dijken, een nadere bescherming verdienen. Om hiervoor een degelijk onderbouwende visie te kunnen opstellen, was het noodzakelijk een goed beeld te krijgen van wat er voorheen aan verdedigingswerken is opgetrokken en vooral wat er momenteel nog rest van dit militair patrimonium. De projectgroep ‘Krekenproject’, samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie provincies, drukte dan ook de wens uit om een cultuurhistorische en landschappelijke inventarisatie van dit verdwenen militaire erfgoed op te maken. Bovendien was, betreffende de ecologische waarde van de sites, de kennis vooralsnog beperkt om niet te zeggen onbestaande. Ook waren de toeristisch-recreatieve potenties van de sites en hun ruimtelijk-structurele mogelijkheden nog onvoldoende onderzocht. Voor Zeeuws-Vlaanderen werd al een inventarisatie uitgevoerd hoofdzakelijk op basis van het reeds verschenen bronnenmateriaal2. Deze studie verschilt in menig opzicht van het Nederlandse pendant door de meer sitegerichte en de geïntegreerde aanpak. Deze aanpak was ingegeven door de stand van het onderzoek, de reeds beschikbare kennis en de vigerende ruimtelijke ordening. Vanuit West-Vlaanderen zijn de diensten Cultuur, dienst EEG en dienst Mirona betrokken bij de voorbereiding, de financiering en het vervolg van deze opdracht. Vanuit Oost-Vlaanderen zijn dat de Dienst Planning en Natuurbehoud en de Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. De studie werd uitgevoerd door een tweekoppig team. Vanuit Westoer stond Johan Termote in voor de historisch/topografische inventarisatie en de eindredactie. Voor de ecologische inventarisatie werd beroep gedaan op Arnout Zwaenepoel verbonden aan de West-Vlaamse Intercommunale (WVI). 1 2
Belangrijke inbreng leverden M. Meganck, Seminarie voor Archeologie van de Universiteit Gent en de heer L. Hemelaer, voorzitter van de Beheerscommissie Natuurcompensaties Linkeroever. Bovendien konden we beroep doen op de kennis en knowhow van talrijke verenigingen, heemkringen en werkgroepen. We vermelden hier de Simon Stevinstichting, met in het bijzonder de heer R.Gils, de heemkringen Sint-Guthago, Assenede, Moerbeke-Waas, OudWachtebeke en Selsaete, Land van Beveren, Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas en de Zwinwerkgroep. Voor de realisatie van de studie konden we rekenen op de voortdurende en kritische inbreng van de begeleidingsgroep. Deze bestond voor de Provincie Oost-Vlaanderen uit Karolien Verhelst (Dienst Planning en Natuurbehoud), Patrick Vervalcke (Dienst Planning en Natuurbehoud), Luc Bauters (Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium), Martine Pieteraerens (Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium), Patrick Devos (Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium) evenals Sara Van Cotthem (regiocoördinator Toerisme Waasland) en Bram Ghyoot (regionaal erfgoedmuseumconsulent Oost-Vlaanderen). Voor West-Vlaanderen maakten Tom Vermeersch (Dienst Mirona), Marc Ryckaert (Dienst Cultuur), Wouter Vuylsteke (sectiehoofd Natuur en Landschap Dienst Mirona) en Tom Van Welden (regiocoördinator) deel uit van de groep.. Brugge, 1 februari 2004 Westtoer
Beleidsplan 1997 H+N+S, 2003
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
4
Enkele tips voor gebruik De opzet van de studie vroeg een uitgebreide inventaris met kaartmateriaal. Een goede ordening van het materiaal ligt niet altijd voor de hand, daar de sites zich soms over diverse gemeenten of zelfs landen uitstrekken. De studie omvat twee delen. Deel I omvat de inleiding, de werkwijze, het tijdsbeeld, de besluiten en visievorming. In de diverse hoofdstukken zijn voor de behandelde sites steeds de inventarisnummers toegevoegd, waardoor vlot de diepere informatie vervat in de inventaris (Deel II) kan geraadpleegd worden. Deel 2 omvat de inventaris. De sites opgenomen in de inventaris zijn min of meer van west naar oost behandeld. Elke site of linie kreeg hierbij een inventarisnummer (bv. inv.nr.71). Zijn de sites meerdelig dan zijn de belangrijke onderdelen afzonderlijk genummerd (inv.nr.71.1; 71.2…). Wil men de inventaris ‘sitegewijs’ raadplegen, dan zijn er twee mogelijkheden: - ofwel via de overzichtsplannen – in pochet achteraan deel II - of via de inhoudstafel per deelgemeente – in de delen I en II . Zeker voor de lijnvormige elementen, die zich over diverse gemeenten uitstrekken, is een ingang via de overzichtskaarten in deel II aangewezen. Men raadpleegt de studie dan ook bij voorkeur met de kaartenbundel open.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
5
Vooral vanuit de Simon Stevinstichting is recent de belangstelling voor dit patrimonium aangewakkerd. Ook dorpsmonografieën bieden soms belangrijke bijkomende informatie. Aangezien het bij uitstek een grensoverschrijdende materie betreft, werden in de mate van het mogelijke ook de diverse Nederlandse publicaties geraadpleegd.
1. Inleiding en werkwijze 1.1. Inleiding De studie ‘Forten en verdedigingswerken in het West- en Oost-Vlaamse Krekengebied’ omvat twee grote onderdelen, namelijk de eigenlijke studie en de inventaris met kaartenbijlage. In het eerste deel van de studie wordt het verschijnsel van de forten geplaatst in een ruimer historisch perspectief van de Tachtigjarige Oorlog en de Spaanse Successieoorlog. In deze cruciale periode van anderhalve eeuw komt de grens tussen Noord en Zuid tot stand, die nu nog altijd de Belgisch-Nederlandse staatsgrens vormt. Een bredere situering, niet alleen in het politieke/economische gebeuren, maar tevens in het complexe krijgsverloop, is dan ook aangewezen. Dit hoofdstuk is geïllustreerd met een viertal historische kaarten, die het frontierlandschap tonen respectievelijk in de periodes tussen het uitbreken van de Opstand/Tachtigjarige Oorlog (1568) en het Twaalfjarig Bestand (1609), de periode van het Twaalfjarig Bestand (16091621), de periode tussen het Twaalfjarig Bestand en de Vrede van Munster (1621-1648) en de periode tussen de Vrede van Munster en de Spaanse Successieoorlog (1648-1713). Een tweede hoofdstuk behandelt enkele technische aspecten van de vestingbouw in deze periode. Het onderzoek ervan staat voor onze regio’s nog in de kinderschoenen waardoor een samenvatting van de verzamelde gegevens een eerste stap kan zijn in een betere kennis van dit fenomeen, ook in functie van een verder beheer. In een derde luik volgen de samenvatting en de besluiten gebaseerd op gegevens van de historische, ecologische en juridische inventaris. De inventaris, het tweede deel van de studie, omvat een drietal luiken. Het zijn een historisch/topografisch, een ecologisch en een juridisch luik. 1.2. Werkwijze 1.2.1. De historische/topografische inventarisatie vormde de basis. Er zijn al behoorlijk wat literatuur en overzichtstudies verschenen, weliswaar in ruimte en tijd beperkt. We verwijzen hier naar Dewulf3(voor het Waasland), Brand 4 (voor Oost-Zeeuws Vlaanderen), Acke5 (beperkt tot de periode van de Tachtigjarige Oorlog maar grensoverschrijdend) en de niet gepubliceerde inventaris van Bouke Bouwman6, dat ook een Vlaams luik omvatte. Coornaert7, een basisstudie voor de Zwinstreek, is blijkbaar nog steeds onvoldoende gekend. Recent verschenen de vulgariserende syntheses van Stockman & Everaers8. 3
Dewulf, 1977 Brand, 1981 en 1993b. 5 Acke, 2000-2001 6 Deze inventaris, opgemaakt door Bouke Bouwman van de Provincie Zeeland, werd via cd-rom verspreid en al naargelang de nieuwe gegevens enkele malen bijgewerkt. Voor West- en Oost-Vlaanderen maakten we gebruik van de inventaris Oost- en West-Vlaanderen van 5 juli 2002. 7 Coornaert, 1974 en later aangevuld met Coornaert, 1988. 8 Stockman & Everaers, 1997 en 1999. 4
Uit de bronnen kwamen een aantal constanten naar voor. Het gebied van de Zwinstreek en de regio van Oost-Zeeuws-Vlaanderen (tussen het Kanaal van Terneuzen en de Schelde) konden op een ruime belangstelling bogen. Voor de regio van het Meetjesland is deze belangstelling, om niet altijd duidelijke redenen, heel wat minder. Vermoedelijk is de beperkte tijdsfourche, waarin de strijd zich hier afspeelde – hoofdzakelijk het jaar 1604 – en de slechte bewaring van de sites mede de oorzaak. Het eigenlijke terreinonderzoek is voorafgegaan door een studie van het iconografisch materiaal, dat regressief werd bestudeerd. Bij de kaartenstudie leverden vooral de oudste kadasterplannen belangrijke basisinformatie omtrent de ligging en de omvang van de sites. We maakten hierbij vooral gebruik van de Atlas van de Buurtwegen uit 1844, die op basis van het Primitieve Kadaster (ca.1815-1830) is samengesteld. De hoofdgroep bestaat uit kaarten, stadsplattegronden9 en belegeringsplattegronden10 al dan niet uitgegeven of in manuscript. Hier werden we geconfronteerd met de problemen van de kaartfiliatie 11. Dit is zeker zo voor het talrijke kaartmateriaal van de periode van de 1ste helft van de 17de eeuw. De historische kritiek staat hier nog in zijn kinderschoenen. Eén ding is duidelijk: al naargelang de opdracht voor de kaart vanuit Spaanse of Staatse hoek komt, is de informatie aan de zijde van de opdrachtgever verzorgder en preciezer. Voor de nadere zijde dient de kaartmaker op reeds gepubliceerde, en dus op het terrein reeds achterhaalde, kaarten van de tegenstrever beroep te doen. Bovendien blijkt heel wat van het kaartenmateriaal om propagandadoeleinden aangemaakt, wat een ietwat geïdealiseerd, om niet te zeggen, vertekend beeld geeft. Ontwerpplannen en bestekken van de verdedigingswerken zijn, zeker voor de periode van de Tachtigjarige Oorlog, uiterst schaars12. Daarentegen is heel wat van dit materiaal al gepubliceerd. Voor de periode van de Spaanse Successieoorlog krijgen we hier een ander beeld 13. 9
Ook hier zijn al goede overzichten voorhanden zoals de studie van Bossu over de Zwinstreek (Bossu, 1996a, b en c) en het kaartoverzicht Bossu, 1982. 10 Omtrent dit talrijke kaartmateriaal, zijn functie en verspreiding zie o.m.van Maarseveen & Hilkhuijsen, 1998. 11 Deze specifieke tak van de cartografie heeft tot doel de chronologische en iconografische verbanden tussen de kaarten na te gaan. De kaarten in deze periode vormen vaak compilaties waarbij ouder kaartmateriaal werd gebruikt. Een inzicht in deze verbanden is bepalend voor de waarde van de kaart als historische bron. 12 Een uitzonderlijke reeks vormen de plannen in het RAB, reeks 126, Brieven en Akten, 1515-1559 en farde 1550-1599, Stukken betreffende het bouwen en herstellen der forten rond Brugge en in ’t omliggende deser stad 1550-1599 en opgenomen in de catalogus Schouteet, 1972, diverse nummers. Daarnaast vermelden we het ontwerpplan van het fort Austria (1593) gepubliceerd in De Kraker, 1997, p.340 en het ontwerpplan van de vesting Damme gepubliceerd in Lemoine-Isabeau, 1985, p.61. Voor de periode van het begin van de Tachtigjarige Oorlog werden de fortificatiewerken aan Spaanse zijde door de Raad van Financien vanuit Brussel geleid. De archieven van de Raad gingen hier in 1730 in de vlammen op. 13 We vermelden hier de plannen in de SHAT, art.4 en 14. De plannen van de Franse ingenieurs tijdens de FransSpaanse Oorlogen tonen ondermeer een vaste legende: grijs voor de bestaande constructies, geel voor de ontwerpen en een eveneens vaste legende voor het landschap met groen voor de weilanden, bruin voor het akkerland en rood voor het gebouwenbestand.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
6
-
-
-
-
-
afgebakend waar voor bepaalde vogelsoorten speciale beschermingsmaatregelen gelden. Natuurdecreet VEN: het decreet op natuurbehoud stelt dat voor 20 januari 2003 125000 ha Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en 150000 ha natuurVerwevendsgebied (IVON) moeten afgebakend worden. Momenteel is het VEN, 1ste fase in kaart gebracht en in oktober 2003 goedgekeurd. Bosdecreet Monumenten en Landschappen: het decreet houdende bescherming van landschappen van 16/04/1996 (ter vervanging van het decreet van 7/08/1931) beoogt maatregelen voor de bescherming, de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen. Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsplan (GNOP): het Milieuconvenant afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en een belangrijk deel van de Vlaamse gemeenten, verbond de ondertekenende gemeente tot het opstellen van een Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan. Ze omvatten een analyse en een actieplan. In de inventaris wordt enkel vermeld of de fortsite in een actieplan is opgenomen. Landschapsatlas, landschapsrelicten: de traditionele landschappen vormen de basis voor de aanduiding van de relicten van de traditionele landschappen. Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijden, dat nog getuigt van de toestand die er toenmaals was. Op basis van hun ruimtelijke dimensie kunnen we vijf relicten overscheiden: Een relictzone is een gebied met een grote dichtheid aan punt- en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. Een ankerplaats is een gebied of plaats waar complexen bewaard zijn van verschillende erfgoedelementen, die een genetische samenhang vertonen. Algemeen zijn dit de meest waardevolle landschappen. Een lijnrelict wordt gevormd door lijnvormige landschapselementen die drager zijn van een cultuurhistorische betekenis. Het kunnen allerhande wegtracés zijn, dijken, militaire verdedigingslinies en ook natuurlijke verschijnselen wanneer die het bindend element zijn tussen erfgoedwaarde of landschappelijke structuren. Een puntrelict bestaat uit een afzonderlijk object met hun onmiddellijke omgeving. Het zijn dikwijls bouwkundige elementen met een bijzondere erfgoedwaarde, zoals monumenten. Een zicht biedt een bijzonder zicht op een landschappelijk relict. Natuurreservaat: betreft het een Vlaams Natuurreservaat of een erkend natuurreservaat beheerd door Natuurpunt of een natuurgebied. Krachtens artikel 32 en volgende van het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende natuurbehoud en het natuurlijk milieu kan een gebied bij ministerieel besluit worden aangewezen als natuurreservaat. Onder een erkend natuurreservaat wordt een beschermd gebied verstaan dat door een natuurlijk of rechtspersoon wordt beheerd en door de Vlaamse Minister wordt erkend op verzoek van de eigenaar en met toestemming van de beheerder.
In een algemene overzichtskaart (schaal 1/ 25.000) zijn de actuele en historische topografische gegevens samengevat. In de inventarisbundel is zowel voor de historisch/topografische gegevens als voor de gegevens van de BWK een kaart op vaste schaal (schaal 1/2500) en met legende voorzien. Als ondergrond werd de topografische kaart van 1981 en de kadasterkaart gebruikt. Voor de lokalisatie van het verdedigingswerk zijn de oorspronkelijke grachtpartijen in een grijsraster weergegeven. Ondanks het feit dat enkele sites bovengronds volledig verdwenen zijn, is dankzij het historische kaartmateriaal een precieze lokalisatie én omlijning mogelijk (bv. Het Fort Lapin te Brugge, het fort De Perel II in Kallo…). In dit geval werd ook een historische kaart aangemaakt, waarbij de grachtpartij op de basiskaart is geprojecteerd. Zeker voor de archeologische inventarisatie kan dit zijn nut bewijzen. Dit laatste gegeven is echter niet altijd voorhanden. In enkele gevallen, zoals bijvoorbeeld het fort Sint-Anna (inv.nr.16), kan het fort enkel gelokaliseerd worden. Hier zou het verloop van de gracht enkel via een tijdrovend archeologisch vooronderzoek kunnen achterhaald en dit kon, gezien de beperkingen naar tijd en middelen, niet worden uitgevoerd. De twee bijlagen ten slotte bevatten een lijst met metrische gegevens van de forten en de verdedigingswerken en een lijst van de forten en verdedigingswerken in het Vlaamse en Nederlandse Krekengebied. Eerstgenoemde lijst brengt metrische gegevens samen van diverse geïnventariseerde forten en verdedigingswerken en dit in een chronologische volgorde. Het is een aspect dat bij het fortenonderzoek maar al te vlug verwaarloosd wordt. De tweede lijst vormt eerder een status questionis van de huidige stand van het inventarisonderzoek. De lijst en de bijhorende kaart zijn duidelijk nog voor aanvulling vatbaar.
Elk van de dossiers wordt afgesloten met een literatuurlijst en een bespreking van het plan- en kaartmateriaal en dit in chronologische volgorde. De actuele en historische topografische en de ecologische terreingegevens werden elk afzonderlijk geresumeerd op een GIS-gerefereerde kaart.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
8
De plannen zijn verspreid over diverse depots al naargelang de opdrachtgever, de uitvoerder of de financier van de werken. De meeste van de kleinere verdedigingswerken werden door de steden en de kasselrijen bekostigd en – niet onbelangrijk - onderhouden. Eventueel kaartmateriaal dient hier dan ook in de betreffende archiefdepots opgezocht te worden. Meer uitgebreide ondernemingen, zoals de aanleg van stadsversterkingen en linies, bleken omwille van de hoge kosten en de administratieve perikelen meer een staatszaak te zijn. Bovendien is hier een kennis van de diverse politieke verschuivingen nuttig. Zo was de volledige grens van de Zuidelijke Nederlanden tussen 1701 en 1706 door het koninkrijk Frankrijk gecontroleerd en kwamen krachtens het grensverdrag van 22 december 1718 een reeks Spaanse verdedigingswerken op Nederlands grondgebied te liggen. Plannen en bestekken van de verdedigingswerken uit deze periode dienen dus ook respectievelijk in de Franse en Nederlandse archieven opgespoord te worden. Van het kaartmateriaal zijn heel wat stukken in de privé-verzamelingen terechtgekomen, waar ze uiteraard moeilijker zijn op te sporen. Een aparte bron vormen de luchtfoto’s, waarvan de oudste exemplaren in Vlaanderen tot de Eerste Wereldoorlog teruggaan. Bij het terreinonderzoek zelf werd de actuele toestand van de sites gecontroleerd. Hierbij werd eerst een selectie van de bewaarde sites opgemaakt, die dan voor een verdere ecologische inventarisatie en (eventueel) beheer in aanmerking kwamen. De bewaringstoestand werd geëvalueerd. 1.2.2. De ecologische inventarisatie omvat twee gedeelten, namelijk een veldonderzoek en een literatuuronderzoek. Gezien de nieuwe afgesproken timing – eerste jaarhelft 2003 - en het feit dat de gunstige periode voor kartering in de maanden mei-(juni) valt, bleek het aangewezen en noodzakelijk het veldonderzoek in de laatste fase van de studie uit te voeren, na een eventuele eerste verkenning tijdens de terreininventarisatie van maart-april en het voorafgaande literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek omvat, naast het doornemen van de bestaande literatuur en inventarisgegevens (Biologische Waarderingskaart…), het opzoeken van extra niet gepubliceerd materiaal zoals de beschikbare gegevens van de updating van dezelfde Biologische Waarderingskaart, terreingegevens van de Aminal, afdeling Natuur van de Vlaamse Gemeenschap en gegevens van terreinkenners. Het veldonderzoek omvat de inventarisatie van alle aanwezige plantensoorten en een toekenning van een BWK-code, indien mogelijk en relevant ook een syntaxonomische beschrijving van de toestand 14. Van uitzonderlijke omstandigheden worden vegetatie14
De wetenschap die soorten (bijvoorbeeld plantensoorten) beschrijft heet ‘taxonomie’. Naar analogie daarvan kunnen ook plantengemeenschappen of vegetaties met een naamgeving bedacht worden. Aangezien het hier om verschillende plantensoorten samen gaat heeft men de term ‘syntaxonomie’ bedacht. De syntaxonomie werkt met een vijfledig hiërarchisch systeem. Eerst probeert men, louter op het algemeen uitzicht (‘physiognomie’) en zonder daarom de soorten te kennen, grote vegetatietypes te onderscheiden, zoals grasland, struweel, bos, etc. Dit niveau heet men ‘formatie’. Vervolgens probeert men op basis van plantensoorten daarin een verdere hiërarchische opdeling te maken, die respectievelijk met de namen van klasse, orde, verbond en associatie bedacht worden. De associatie is de basiseenheid van de syntaxonomie. De hiërarchie kan herkend worden aan de Latijnse uitgang: -etum voor een associatie, -ion voor een verbond, -etalia voor een orde en –etea voor de klasse. Formaties hebben geen eigen uitgang.De kenmerkende soorten van de verschillende niveaus worden
opnames gemaakt (in Londo-schaal15), die bij de inventarisatie gevoegd en kort becommentarieerd worden. Deze laatste worden ook opgeslagen in VLAVEDAT 16, zodat een verder gebruik van de digitale gegevens ook nadien mogelijk blijft. Op basis van deze tweevoudige inventarisatie wordt dan een evaluatie gegeven van de bestaande BWK-kartering en wordt deze zo nodig aangepast. Voor de verwerking werd een waardeschaal opgemaakt, waarin de natuurwaarden, de verstoring door wegen en gebouwen en het voorkomen van historische beplanting- of met andere woorden beplanting, die nog teruggaat tot de gebruikstijd van het verdedigingswerk worden geëvalueerd. Er wordt een score gegeven die gaat van -2 tot 1017. De verzamelde gegevens worden samengebracht en besproken (knelpuntenanalyse). Hieruit werden suggesties voor behoud, herstel en/of beheer opgesteld. Dit omvat een kort advies per site over de waarde, de mogelijkheden tot instandhouding en de mogelijkheden tot verbetering van de site wat betreft natuurwaarden, in overeenstemming met behoud of verbetering van de historische waarden en de mogelijkheden van ontsluiting en recreatie. 1.2.3. Ten slotte komt bij elk van de geselecteerde sites een tabel met de samenvatting van het juridisch en beleidsmatig statuut. Deze omvat de volgende elementen: - Gewestplan - Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) - Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS)18: - Structuurplan gemeente - Ramsar-gebied: zijn ”watergebieden die van internationale betekenis zijn in het bijzonder als woon- en/of overwinteringsgebied voor watervogels”. De conventie van Ramsar (Iran) van 02/02/1971 is goedgekeurd door België bij wet van 22/07/1979. - EG-Habitatrichtlijngebied: in uitvoering van de Richtlijn 94/43/EEG inzake de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna werden gebieden afgebakend met een internationale waarde inzake natuurlijke habitats en de habitats van soorten en dier- en plantensoorten van communautair belang, die strikt dienen beschermd te worden. - EG-Vogelrichtlijngebied: in het kader van de Europeese Richtlijn van 02/04/1979 (79/409/EEG) inzake het behoud van de vogelstand zijn een aantal gebieden ‘ken-' en ‘differentiêrende’ soorten genoemd. Kensoorten zijn exclusief voor een bepaalde eenheid. Differentiërende soorten zijn niet exclusief, komen meer voor in een bepaalde eenheid dan een andere. Een voorbeeld: De Glanshaver-associatie (Arrhenatheretum) hoort thuis in het Glanshaver-verbond (Arrhenatherion), deze in de Glanshaver-orde (Arrhenatheretalia) en deze laatste op zijn beurt in de Klasse der vochtige graslanden op matig voedselrijke bodem (Arrhenatheretea). De Klasse hoort thuis in de formatie ‘graslanden’. 15 De Londo-schaal is een 10-delige schaal, uitgedacht door de Nederlander Londo in 1975. Hij ontwierp een systeem om permanente kwadraten te evalueren. Permanente kwadraten zijn proefoppervlaktes van meestal 1, 2, 4, 10, … vierkante meter, afhankelijk van de vegetatie, waarin alle plantensoorten genoteerd worden en vervolgens de bedekking ingeschat. De schaal is gedetailleerd beneden de 5% bedekking en grover daarboven. Het is momenteel een van de meest gebruikte schalen om vegetatie-opnames te maken (naast die van BraunBlanquet, Tansley, …). 16 VLAVEDAT is de Vlaamse Vegetatie Databank, waarin alle vegetatie-opnames die ooit in Vlaanderen gemaakt zijn ingevoerd zijn. Het gaat om ongeveer 25.000 opnames, die in het programma Turboveg opgeslagen zijn. 17 In het overzicht in bijlage 2 (deel II inventaris) wordt het ecologisch belang met een + en – schaal aangegeven. We kunnen het geheel gemakkelijk concorderen. 18 Provincie West-Vlaanderen, 2002 en Provincie Oost-Vlaanderen, 2003
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
7
2. De forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied in historisch perspectief19 De bedoeling van dit hoofdstuk is de diverse verdedigingswerken in de bewuste periode te plaatsen in het ruimere kader van de regionale en internationale geschiedenis dit ten einde de talrijke verbanden duidelijk te maken. Hierbij werd het volledige grensgebied met de Noordelijke Nederlanden tussen Noordzee en Schelde opgenomen. De behandelde tijdspanne omvat in grote lijnen de periode van de Opstand/Tachtigjarige Oorlog (1586-1648) tot en met de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Dit is een cruciale periode, waarin de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden een definitief feit werd.
fase maar wanneer de Watergeuzen in 1572 Den Briel veroverden keerden de kansen. Holland en Zeeland sloten zich bij de rebellen aan en boden hardnekkig weerstand. Meteen kwam het hier behandelde gebied in de frontlijn. De actie van Alva was mislukt. Requesens, de opvolger van Alva, gooide het over de diplomatieke boeg maar de onverzettelijkheid van Holland en Zeeland en een losgeslagen Spaanse legermacht herschiepen het land in een chaos. De oorlog kwam nu steeds dichter bij21 temeer omdat de Staatsen in de Zwinregio een bruggenhoofd wilden uitbouwen. Na de plotse dood van Requesens begin 1576 startten de onderhandelingen tussen de StatenGeneraal en de opstandige provincies. Deze leidden tot een eerste wapenstilstand met de Pacificatie van Gent (8 november 1576) en het Eeuwig Edict (17 februari 1577). In het zog van het terugtrekkende Spaanse leger grepen de militante Calvinisten de macht in een belangrijk deel van de Zuidelijke Nederlanden. Spanje kon niet onverschillig blijven.
2.1. De Tachtigjarige Oorlog (1568 -1648) De reconquista De eerste fase De eerste confrontaties Vanaf de tweede helft van de 16e eeuw kwam een proces op gang, waarin de Nederlandse gewesten zich geleidelijk losmaakten van het toenmalige hoogste gezag: de landsheer, de Spaanse koning Filips II en zijn opvolgers. Zowel politieke, religieuze als economische redenen lagen hieraan ten grondslag. Deze secessieoorlog zou met enkele rustpozen niet minder dan 80 jaar aanslepen. In 1568 begon, onder leiding van Willem van Oranje, de gewapende strijd tegen de Spaanse troepen. Aanvankelijk gebeurde dit met wisselend succes. Tegen het eind van de 16e eeuw was het zelfbewustzijn van vooral de Hollandse en Zeeuwse gewesten zodanig dat de Republiek der Verenigde Nederlanden ontstond. Het hoogste gezag hierin werd gevormd door de Staten-Generaal. Amper een paar maanden na het vertrek van Filips II naar Spanje braken in 1566 de eerste onlusten uit. Ten einde de rust te herstellen stond regentes Margaretha van Parma toe dat de Spaanse troepen het land verlieten. Dit wankele akkoord werd verstoord door de Beeldenstorm, die in 1566 vanuit Steenvoorde (Fr.) de Nederlanden overspoelde en pijnlijk de breuk tussen de hervormingsgezinde en de katholieke bevolkingsgroepen duidelijk maakte. Filips II liet een repressieleger onder de leiding van Alva de opstandige provincies binnenrukken. Een bloedige repressie en een massale uittocht van de hervormingsgezinden richting Zuid-Engeland en de Noordelijke Nederlanden waren het gevolg. Willem van Oranje zette hierop een systematische verovering van de Nederlanden op touw met een eerste overwinning op 21 april 1568 te Heiligerlee20. Dit opzet mislukte in een eerste 19
De algemene context woredt beschreven inde Algemene geschiedenis der Nedrlanden, deel 6, p.145-397. Oude kronieken over deze periode zijn o.m.: Pompeio, 1609, De Hullu & Chappuis, 1622, Stocaers, 1662; De Castro, 1886. De basislijnen van de historische studie zijn gebaseerd op een aantal belangrijke overzichtstudies van De Kraker, 1993 en 1997 en Brand, 1981 en 1993b en Vermeir, 2001. Algemene werken betreffende de organisatie van het Spaanse leger zie: Rooms, 1995. In de voetnoten worden enkel nog de specifieke artikelen vermeld. 20 Deze slag wordt door de Nederlanders beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. In ons land neemt men daar entegen de terechtstelling van de graven Egmont en Hoorn op 5 juni 1568 als de begindatum van de oorlog.
In 1581 startte de Hertog van Parma, Alexandro Farnese, sinds 1577 door Filips II aangesteld als landvoogd over de Nederlanden, de zogenaamde reconquista ten einde de opstandige gewesten terug onder controle te krijgen. Parma begon de herovering vanuit het zuiden. Deze Spaanse verovering vorderde gestaag. In 1583 namen de Spanjaarden Duinkerke en Nieuwpoort in, twee levensbelangrijke havens voor de bevoorrading vanuit Spanje en voor de controle van de Noordzeekust. De havenstad Oostende bleef tot 1604 in Staatse handen. Tegen het oprukkende Spaanse leger organiseerde de Prins van Oranje vanuit Brugge de verdediging, die gesteund was op de lijn vanuit Oostende, Ieperleet, Brugge, Damme en de Lieve en de aanleg van een reeks geïmproviseerde versterkingen o.m. te Stalhille, Nieuweghe, Zandvoorde en de “fortificatie van Eeclo”. Het hoofdkwartier van de Staatsen verhuist naar Middelburg (prov. Zeeland). De verovering van de kasselrij van het Brugse Vrije door de Spaanse troepen verliep dan ook moeizamer, temeer omdat regelmatig het inundatiewapen werd ingeschakeld. Zo staken de Staatsen op 1 augustus 1583 de Graafjansdijk door ten einde de stad Sluis te beschermen. Ook de omsingelingsbeweging op de linie van de Gentse Leie werd door de heer van Lesdaing, commandant van het garnizoen van Damme door een inundatie afgeschermd. Ondanks deze maatregelen werd de stad Brugge op 25 mei 1584 heroverd. Kort hierop viel ook Damme in handen van de Spanjaarden. De schade van de inundaties werd hersteld. Op 17 september viel ten slotte de stad Gent, waardoor de belangrijke bevoorradingslijn van Leie en Schelde opnieuw door de Spanjaarden in gebruik werd genomen. Het Land van Waas was al in 1583 door de Spaanse troepen ingenomen. Sas van Gent viel op 22 oktober. De diverse steden en kasselrijen besloten op 23 oktober tot de capitulatie. De vertegenwoordigers uit het Land van Waas en Beveren, Hulst en Hulster Ambacht, Axel en Axeler Ambacht, Terneuzen en de Vrije Heerlijkheden Saeftinghe en Sint-Jansteen onderhandelden met Farnese. De steden Hulst en Axel kwamen op deze wijze respectievelijk op 30 en 31 oktober in Spaanse handen. Het volgende objectief van Parma was het bolwerk Terneuzen, dat de linkeroever van de Schelde controleerde en meteen de bevoorrading van Antwerpen. Deze belegering, die 21
In 1573 zijn Waalse roepen van Disconça onder leiding van kapitein Claude Bernard gelegerd te Lapscheure en te Moerkerke. Ze plunderen de regio van Cadzand en Oostburg. Tegen de raids van de rebellen werd in 1574 de versterking Sluis aangepast. Op 30 augustus wordt Heist door rebellen in brand gestoken.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
9
plaatsgreep in de lente van 1584, bleef echter aanslepen. Enigszins in paniek, besloten de Gecommitteerde Staten Zeeland tot de algemene inundatie van het oorlogsgebied. Op 31 juli volgde de instructie van de Staten-Generaal om “ de dijcken deur te steken te Buuckgate, Ter Neuse ende ’t Sas oft elders daer het bevonden sal wesen aldernutst te wesen” tevens werd toelating gegeven om ook de dijken “tot gherieve, commoditeit ende beschermenisse der Stadt Antwerpen ende omliggende quartier”. Het Beleg van Antwerpen22 Reeds vanaf 1577 hadden de hervormingsgezinden te Antwerpen maatregelen genomen met het oog op een eventuele belegering van de stad door de Spaanse troepen. Om de verbinding met de zee te verzekeren werden op de rechteroever de schansen Hoboken, de Boerinnenschans en het fort Lillo opgetrokken. Het oprukkende Spaans ontzettingsleger, dat in 1584 ter plaatse kwam, werd dan ook gedwongen tot bijkomende maatregelen: op de linkeroever verrezen de Melkhuisschans, de Toulouseschans en de Loopschans en ook de forten van Liefkenshoek (inv.nr.62) en SintAnthonius (inv.n.73). Ook het zuidelijke gedeelte van de Doelpolder kreeg een fortenring met de forten De Noort, Tervente (inv.nr.65) en Sint-Anthoniushoek (inv.nr.57). Dit geheel werd aangevuld met inundaties. In februari 1584 sloeg Farnese het beleg van Antwerpen op met de bouw van het fort Burcht en de schans Sint-Franciscus. Gezien de goede verdediging besloot hij onmiddellijk voor een blokkade. Wanneer in augustus-september de steden Gent en Dendermonde op de benedenschelde in Spaanse handen vielen, is Antwerpen zuidwaarts van het binnenland afgesneden. Noordwaarts diende de Schelde geblokkeerd te worden om bevoorrading via de Noordelijke Nederlanden te voorkomen. Men plande een eerste blokkade ter hoogte van de forten Liefkenshoek en Lillo. De inname van de forten op de linkeroever verliep zoals verwacht, maar het fort Lillo bleef in Antwerpse handen. Een nieuwe stop werd nu gepland ter hoogte van Bocht van Kallo. Hiertoe werden de forten Sint-Marie en Sint-Filips opgericht. Dit laatste fort werd beschermd door de schans SintPetrus, Sint-Barbara en Sint-Andreas. Daar de Schelde hier echter te breed was om door kanonvuur volledig te worden bestreken, besloot Farnese een vlotbrug tussen de beide forten te bouwen. De bevoorrading van het Spaanse belegeringsleger bleef echter een probleem. De aanvankelijk opgerichte aanvoerlijn werd door een Antwerpse uitval onderbroken. De nieuwe aanvoerlijn, de zogenaamde Parmavaart (inv.nr.72), werd meer noordelijk aangelegd. De monding werd beveiligd door fort De Perel (inv.nr.63) en een reeks forten langs de toevoerwegen zoals ondermeer Kieldrecht (inv.nr.56). De brug van Farnese, een werk van de Italiaanse ingenieurs Properzio Barozzi en Giovanni Piatto, was op 25 februari 1585 klaar. Ze weerstond diverse aanvallen. Uiteindelijk gaf Antwerpen zich op 17 augustus 1585 over. Op 27 augustus deed Farnese zijn intrede in de stad. De regio van de linkeroever werd geconsolideerd met de forten Kallo (inv.nr.61) en Verrebroek (inv.nr.58) en de schansen Haesop (inv.nr.59) en Steenland (inv.nr.60).
Een nieuw frontierlandschap De systematische inundaties zouden echter het verdere oorlogsverloop in de grensregio bepalen. Vanuit de nog niet bezette plaatsen Sluis, Biervliet en Terneuzen staken de Staatsen vanaf 1584 en volgende jaren als verdediging de zeedijken door, evenals een aantal achterliggende binnendijken, en vernielden zij de zeesluizen. Dit leidde tot het stelselmatig ‘verdrinken’ van grote delen van Zeeuws-Vlaanderen. De bedoeling van de inundaties was het behoud van de controle over de Westerschelde en de scheepvaart op Antwerpen. Bovendien zou het in handen vallen van de regio van Zeeuws-Vlaanderen de Spanjaarden een springplank geven naar de rest van Zeeland. De inundaties vormden het ‘laatste’ defensieve redmiddel, waarbij landverlies – en dus inkomstenverlies - op de koop toe werd genomen. De aldus ontstane stroomgeulen werden vlug in de militaire strategie opgenomen: het waren goed te beveiligen grenzen en uitstekende bevoorradingslijnen. De loop van de geulen was bepalend voor het verdere krijgsverloop. In het overstroomde gebied zijn een drietal gebieden te onderscheiden met als cesures de Braakmangeul en het schiereiland van Ossenisse. Het meest westelijke gebied was sterk doorsneden met de Zwinsgeul en de Passageule als verbindingselement. De steden IJzendijke en Oostburg lagen geïsoleerd in dit inundatiegebied, reden waarom de strijd om deze steden na 1604 nagenoeg stilviel. In contrast hiermee stond de zuidwestelijke hoek van de regio met de strijd om de stad Sluis en de controle om de Zwinmonding. De S-vormige Braakmangeul vormde de belangrijkste waterweg waarmee de vestingsplaatsen Philippine en Sas van Gent met de Schelde verbonden bleven. Deze steden bleven gedurende de volledige oorlog onder vuur liggen, dit in tegenstelling tot de vestingstad Axel, die beschermd door de geul van het Canael van Axel nagenoeg oninneembaar bleek23. Het ‘schiereiland’ van Ossenisse met de stad Hulst op de landengte speelde alzo een sleutelrol in de strijd om de Schelde. Samen met het inundatiegebied van de Scheldebocht, vormde het een geliefd invalsgebied voor de Staatse aanvallen op Antwerpen en Hulst. Hierdoor evolueerde het oostelijke gebied vanaf 1604 tot de kern van het strijdtoneel. De strijd, die zich de volgende decennia ontspon, had gezien dit specifieke terrein, een eerder kleinschalig karakter - guerilla-achtige hit & run aanvallen -, afgewisseld met de goed voorbereide belegeringen van strategisch belangrijke steden en enkele sporadische veldslagen. Hierbij bleken de steden binnen het inundatiegebied nauwelijks in te nemen, waardoor de strijd zich concentreerde op de steden aan de zuidrand van het gebied. Voor het Spaanse leger was dit geïnundeerde gebied een nieuwe situatie, waarop het niet direct een antwoord vond. De reconquista liep als het ware vast. Het front loopt vast In 1586 had Farnese vrijwel het gehele gebied ten zuiden van de grote rivieren in handen, plus de stad Groningen en omgeving. De Staatsen beschikten over een aantal bruggenhoofden, namelijk de vesting Terneuzen, het fort Liefkenshoek en de steden Sluis en Oostende. Parma kon zijn offensief echter niet voltooien, geremd als hij was door de uitgestrekte inundaties en de weifelende en wantrouwige houding van de oude koning Filips II.
23 22
Omtrent deze belegering en de gevolgen voor de regio zie: Cools, 1985
Het ‘Canael’ was het scheidingswater tussen het ‘eiland’ van Axel en het ‘vasteland’ van Hulst, ontstaan na de inundaties van 1584-1585 en één geheel vormend met het Hellegat en de Braakman.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
10
Dit bood voor de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de kans voor de uitbouw van een krachtige en efficiënte strijdmacht, die vanaf 1584 onder de leiding van Oranjes tweede zoon, Prins Maurits het tegenoffensief inzette en toeliet enkele Staatse posities te consolideren. Zo werd in 1584 de stad Groningen ingenomen. De stad Axel volgde in juli 1586. Beide steden zullen nooit meer in Spaanse handen komen. Ook Hulst kwam vanaf 24 september 1591, zei het slechts tijdelijk, terug in Staatse handen24. Vanuit de steden Oostende en Sluis en de heroverde steden Axel en Hulst zetten de Staatsen een hit-and-run tactiek in, ten einde de Spaanse logistiek te verzwakken en de bewegingsvrijheid van het Spaanse leger te beperken. Dit alles noopte de Spaanse legerleiding tot een aangepaste maar tijdrovende tactiek van de stapsgewijze verovering van deze verspreide en goed ontsloten Staatse uitvalsbasissen. In afwachting van het beleg van deze steden, gingen de Spanjaarden, in samenspraak met de plaatselijke besturen, over tot de oprichting van een aantal sperforten ten einde de Staatse raids binnen de perken te houden. Deze antipenetratiestellingen lijken eerder retroactief dan preventief aangelegd, al was het maar omdat het initiatief, de financiering en het onderhoud hoofdzakelijk vanuit de kasselrijen en de plaatselijke parochies diende te gebeuren. Tegen de Staatse invallen vanuit Axel legden de Spanjaarden in 1586 aan de zuidkant van het Canael van Axel het fort Sint-Marcus aan. Het werd aangevuld met een reeks sperforten op de lijn Sas van Gent – Hulst met name het fort Sint-Steven (inv.nr.37), de redoute Sint-Elooi (inv.nr.40), het fort Krekeldijk, het fort Sint-Margriet, het fort Papale en het fort Sint-Anna. Ze werden rond 1590 aangevuld met een reeks kleinere redoutes nog dieper landinwaarts gelegen op de noordgrenzen van de parochies Moerbeke, Kemzeke en De Clinge. Het waren ondermeer de fortjes van Koewacht (inv.nr.45), Stekene (inv.nr.49) en Kemzeke (inv.nr.50). Ook de Staatsen zatten niet stil. Tegenover het fort Spaanse Philippine kwam in 1588 het Staatse Mauritsfort.
De Staatsen verplaatsten hun uitvalsbassissen naar de vesting Oostende en naar Walcheren. Naast Sluis en Axel vormde ook Hulst een belangrijke uitvalsbasis. De stad kwam op 24 september 1591 vrij gemakkelijk terug in Staatse handen en werd voor haar verdediging op de oostzijde met een fortengordel aangevuld, bestaande uit de forten Moerschans, Zandberg en de Grote en Kleine Raepe27. Het Spaanse antwoord hierop was de oprichting van de forten Austria (1593), De Blom en de forten van De Clinge (inv.nr.53) en Fuentes - het latere fort Spinola- (inv.nr.54), beide aangelegd op de dekzandrug ten zuiden van Hulst. Deze forten werden van dan af een constante in de Spaanse verdediging. Het was wachten op het aantreden van aartshertog Albrecht van Oostenrijk in januari 1596 voor de start van een nieuw Spaans veroveringsoffensief. Zijn eerste objectief was de stad Hulst. Op 8 juli werd met een strijdmacht van 30.000 man de aanval ingezet. Op 18 augustus 1596 viel de stad na een bloedig beleg van zes weken28. Meteen was het achterliggende vasteland opnieuw in Spaanse handen.
Het beleg van Sluis in 1587 In 1587 startte Farnese met het beleg van de vesting Sluis25. De ‘keuze’ voor deze havenstad was mede ingegeven door de nood aan goede uitvalshavens voor de nakende expeditie van de Spaanse Armada op Engeland. Vanuit de stad Sluis had men ter verdediging de dijken doorgestoken, waardoor ondermeer het Lapscheurse Gat ontstond. De aangewende belegeringstactiek was dezelfde als deze voor het beleg van Antwerpen, namelijk de omsingeling van de stad en het afsnijden van de bevoorrading door de aanleg van een schipsbrug over de Zwingeul26. De brug werd te Brugge vervaardigd en bestond uit platte schuiten met daarop een beschutte loopgang. De schepen werden via de Ieperleet, de Blankenbergse vaart en de zee in de Zwingeul gebracht waarna op 13 juni de assemblage plaatsgreep. De opstapplaatsen werden met forten beschermd. Het waren het Fort Sint-Clara – later Sint-Marcus genoemd - aan de linkeroever (inv.nr.15) en het Fort Ter Hofstede aan de rechteroever. Na een hevige strijd gaf de stad Sluis zich op 5 augustus 1587 over. Nog dezelfde dag volgde ook de stad Middelburg. Deze stad zou van dan af Spaans blijven. 24
Omtrent deze belegering van Hulst zie: Brand, 1965. Over deze belegering zie: Van den Bauwede, 1988 26 Omtrent de juiste ligging van de brug is er enige discussie. Rau plaatst de opstapforten op de plaats van de forten van Sint-Theresia en Ter Hofstede. Omtrent de inplanting van deze laatste verwijzen we naar De Keyser, 1982. Coornaert plaats het opstapfort op de linkeroever een 400 m ten zuiden van het Isabellafort op de Graafjansdijk (Coornaert, 1988, kaart).
25
Het beleg van Hulst in 1596. Rond de stad liggen de diverse belegeringforten met het Fort Austria (1) en het vijfzijdige fort De Clinge (2), het latere fort Bedmar. De verdedigingsforten Moerspui (3), Becaf (4), de Raepe (5), Zandberg (6) en Nassau (7) zijn reeds in Spaanse handen gevallen. Van het stervormige belegeringsfort (8), blijkbaar aangelegd ten noorden van Hulst, hebben we geen gegevens. 27 28
Voor de belegering van Hulst van 1591 zie: Brand, 1965 en 1972 Omtrent de belegering van Hulst zie: Brand, 1965 en 1972.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
11
Vanaf april 1599 sloeg het leger van de aartshertog uiteindelijk het beleg op rond de geuzenvesting Oostende. Deze haven vormde reeds vanaf 1583 een uitvalsbasis voor de hervormingsgezinden, waartegen de aangelegde Spaanse antipenetratiestellingen door hun spreiding en beperkte uitrusting niet altijd voldeden. Belangrijke realisaties waren hier het fort van Blankenberge nog voor 1587 opgericht en het fort van Scoeringhe in Zuienkerke. De dreiging vanuit de vesting Oostende bleef echter wegen. In augustus 1591 werd het fort Blankenberge zelfs tijdelijk veroverd. Nieuwe sperforten verrezen op mogelijke ontschepingsplaatsen, met ondermeer het fort van Heist, aangelegd in de winter van 1593-94, en men richtte in de zomer van 1595nieuwe antipenitratiestelllingen op langsheen de Blankenbergse Vaart. Ten slotte bleek dat alleen een goede circumvallatie rond de vesting Oostende enig soelaas kon bieden. Het hieropvolgende vier jaar durende beleg was één van de belangrijkste wapenfeiten uit de Tachtigjarige Oorlog met belangrijke implicaties voor het verdere oorlogsverloop in de omliggende regio. In dit beleg kaderde ook de constructie van een reeks meer teruggetrokken forten, bedoeld om Staatse aanvallen in de rug te voorkomen. Hiertoe behoorde ondermeer het fort Sint-Joris (inv.nr.22), in de zomer van 1599 aan de Zwinmonding opgeworpen. De stepstone-tactiek van de Spaanse legerleiding wierp langzaam maar zeker zijn vruchten af. Rond 1600 bestond het Spaanse gebied uit het ’vasteland’ boven Hulst, het gebied ten zuiden van de fortenlinie tussen Hulst, Sas van Gent en Philippine en het gebied ten zuiden van de steden Sluis en Aardenburg. Daarnaast waren de ‘eilanden’ van Breskens-Cadzand, Oostburg en de stad Sluis Spaans. In Staatse handen waren de ‘eilanden’ van Biervliet, Terneuzen en Axel (zie historische kaart 1).
De verovering van de havenstad Sluis en westelijk Zeeuws Vlaanderen in 1604 In 1604 waren de effectieven bij de Staatsen voldoende hersteld om een nieuwe aanval op te starten met als inzet de havenstad Sluis en Westelijk Zeeuws-Vlaanderen. Deze actie kaderde
Het Staatse tegenoffensief vanaf 1600 Het Staatse leger was intussen tot een stevig geheel uitgegroeid dat sterk genoeg bleek om een tegenaanval te organiseren29. Het plan ‘Oldenbarneveldt’ beoogde de inname van de Vlaamse havensteden Duinkerke en Nieuwpoort dit ten einde de bevoorrading vanuit Spanje af te snijden en de kaapvaart vanuit deze havens te pareren. In de voorbereidende fase veroverden de Staatsen op 21 juni 1600 het Spaanse fort Philippine. Het vormde het ontschepingspunt voor de tumultueuse “Grote Tocht” richting Duinkerke30. Bij Nieuwpoort werd op 2 juli slag geleverd, waarbij prins Maurits een nipte overwinning behaalde. De hieropvolgende belegering van de stad Nieuwpoort mislukte echter omdat de Staatsen er niet in slaagden de omsingeling te sluiten. De raid op de Noordzeekust toonde duidelijk de toegenomen slagkracht van het Staatse leger, dat voortaan als een gelijkwaardige tegenstander diende beschouwd te worden. Kort na 1600 kwam het fort Philippine terug in Spaanse handen. Langs Spaanse zijde startte men onmiddellijk met een betere bescherming van de linkeroever van de Braakmangeul en zijn diverse inhammen. In de hieropvolgende periode kunnen we de oprichting plaatsen van het fort Sint-Laureins (inv.nr.29) – aan de inham van de geul van de latere Isabellavaart – , en de redoutes bij Assenede, zoals Zeesluis (inv.nr.32), Haesop (inv.nr.34) en Swert van Dorst (inv.nr.33) aan de inham van de Vlietbeek.
29 30
Over de organisatie van het Staatse leger zie: Wijn, Puype, 1998 Kerckaert, 1954
De militaire situatie tussen 1590 en 1607 (begin Twaalfjarig Bestand)
in een poging om de havenstad Oostende, die al gedurende vier jaar lang onder beleg lag, te ontzetten31. In een omsingelende beweging werden de steden Oostburg, IJzendijke en Aardenburg veroverd, waarna in april het beleg van de stad Sluis startte. Rond de stad werd 31
Voor een goede synthese van het Beleg van Oostende zie: Devos, 1995, p.79-87.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
12
een indrukwekkende circumvallatie (inv.nr.24) aangelegd. Ambrosio Spinola poogde nog met een deel van de belegeringstroepen van Oostende het beleg te breken, maar hij werd op 17 augustus 1604 tussen Cadzand en Oostburg door de troepen van Willem-Lodewijk van Nassau verslagen. Drie dagen later viel de stad Sluis in handen van de Staatsen. De stad Middelburg bleef daar en tegen in Spaanse handen en vormde voortaan een tegenvesting voor Aardenburg. De verovering van de nieuwe uitvalsbasis Sluis verzachtte het verlies van de vesting Oostende, dat op 22 september van dit jaar uiteindelijk en definitief in Spaanse handen kwam. De strijd om het westelijke front viel nu stil. Het oostelijk deel van het frontgebied rond de belangrijke stad Hulst en het strategisch gelegen Sas van Gent bleef in Spaanse handen. Uit vrees voor invallen vanuit het pas ingenomen Westelijk Zeeuws-Vlaanderen startten de Spanjaarden met de aanleg van de fortengordel van de Sasse Vaart32(het huidige kanaal GentTerneuzen). Deze linie bestond uit een reeks forten, op een gemiddelde afstand van anderhalve kilometer op de oostelijke oever van de vaart ingeplant. Het geheel omvatte van noord naar zuid het al voor 1590 aangelegde fort Sint-Anthonius (inv.nr.35) en de forten van Zelzate (inv.nr.38), Riemebrug, Sint-Angelo, Zandvoorde, Terdonk, Rodenhuize, Roskam en Langerbrugge. In de Zwinregio werd tegenover het pas veroverde Sluis de fortendriehoek van Sint-Frederik (inv.nr.10), Sint-Donaas (inv.nr.11) en Sint-Job (inv.nr.12) uitgebouwd. De leiding van de werken berustte bij graaf Frederik terwijl de financiering door de kasselrij van het Brugse Vrije werd verzorgd. Het concept was mogelijk van de hand van Spinola. Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) Op 6 mei 1598 deed Filips II afstand van de Nederlanden en schonk het geheel als bruidsschat aan zijn dochter Isabella en haar man Albertus van Oostenrijk. Filips stierf in september 1598 en werd opgevolgd door zijn zoon Filips III. Reeds na de Slag van Nieuwpoort in 1600 had Filips III een wapenstilstand in de Nederlanden gewenst, doch het Noorden had dit geweigerd. Wanneer de Spaanse koning bereid bleek zich uit de Zuidelijke Nederlanden terug te trekken, hernamen de onderhandelingen. Op 24 mei 1607 werden de vijandigheden gestaakt, maar pas op 9 april 1609 werd te Antwerpen het Twaalfjarig Bestand gesloten, waarin ondermeer werd bepaald dat de souvereiniteit van de Republiek werd gevrijwaard en de bestaande terreinposities gehandhaafd. Het Spaanse leger in de Nederlanden werd ingekrompen tot een vredesmacht van een 15.000 soldaten. Van deze tijdelijke rustperiode maakten de beide partijen niet alleen gebruik om hun posities te consolideren en te verbeteren, maar tevens om de indijking van enkele geïnundeerde gebieden op te starten (historische kaart 2). Men schakelde deze nieuwe dijken voor het overgrote deel ook in als grensverdediging en versterkte ze dan ook met ingebouwde schansen en redoutes. In de Zwinregio realiseerde de Spaanse legerleiding tussen 1616-1617 de bouw van de vesting Damme (inv.nr.9) naar plannen van ingenieur Guillaume Flamen. Vermoedelijk werd toen ook Middelburg (inv.nr.27) als tegenvesting voor Aardenburg uitgebouwd. De belangrijkste Spaanse realisatie vormde echter de stad Hulst, die tussen 1618 en 1621 onder de leiding van ingenieur de Vinario versterkt werd. Ook de strategisch gelegen schans Philippine werd door de Spanjaarden versterkt.
De inpolderingswerken startten nagenoeg onmiddellijk na de afkondiging van het bestand. Bij ordonnantie van 13 juli 1612 vatte men de inpoldering van de Albertuspolder ten noorden van Assenede aan. Hierdoor verloren de redoutes rond Assenede hun betekenis. In 1616 volgde de aanleg van de Kruisdijk tussen de forten Kallo (inv.nr.61) en Verrebroek (inv.nr.58). Deze dijklinie vormde nu samen met de Verrebroekse dijk de noordelijke verdedigingslijn van het Waasland. Ten zuiden van Hulst kwam via indijking de verbinding met zandgronden tot stand. Hiertoe werden de forten Moerschans en de Clinge (inv.nr.53) met liniedijken verbonden. Niet onbelangrijk voor het verdere verloop van de oorlog is de realisatie van een nieuwe waterwegeninfrastructuur langs Spaanse zijde. Ten einde de economische heropbouw van de grote Vlaamse steden Brugge, Gent en Antwerpen te stimuleren, vatte men het plan op de plaatsen door een stelsel van vaarten niet alleen onderling maar ook met de havenstad Oostende te verbinden. Deze Oostendse-Brugse Vaart zou de ruggengraat voor de Spaanse bevoorrading vormen en meteen de tegenhanger van het wijdvertakte geulennet op Staatse bodem. Ook aan Staatse zijde zat men niet stil. Hier werden de vestingsteden Sluis, IJzendijke en Axel verbeterd. Als inpoldering kwam in 1618 de Oranjepolder tot stand met de bijhorende liniedijk. In 1619 volgde de indijking van Langendampolder met de dijklinie tussen de forten Moerschans, De Raap en Zandberg. Op kerstdag van 1619 was men van Spaanse zijde van mening dat de verlenging van het bestand de Spaanse handel op de Nieuwe Wereld en het katholieke geloof onherstelbare schade zou toebrengen. Het Spaanse leger werd weer op sterkte gebracht en in 1621 hervatte men de strijd. Deze verliep in het begin in het voordeel van de Spanjaarden met in hetzelfde jaar ondermeer de inname van de stad Breda. De afloop van de oorlog of de ‘Tweede Oorlog’(1621-1648)33 Spanje opnieuw aan zet In de Zwinregio werden kort na het openen van het offensief de posities versterkt. Aan de monding van het Reygaertsvliet verrezen de forten Isabella (inv.nr.13) en Theresia (inv.nr.14) als tegenzet tegen de verbeterde uitbouw van de Staatse vestingen Retranchement en Sluis en als voorbereiding voor de geplande aanval op deze laatste stad (historische kaart 3). De nieuwe forten waren via de nieuw gegraven Legervaart (inv.nr.19) ontsloten. De leidinggevende ingenieur was opnieuw Nicolas de Vinario. De Spaanse aanval op Cadzand en Sluis in de vroege lente van 1622 mislukte echter, waarna de Staatsen opnieuw het inundatiewapen op grote schaal inzetten en de polders tussen Damme en Sas van Gent opnieuw onder water kwamen. De Spanjaarden opteerden nu voor de verdere consolidatie van de Zwingrens met de aanleg van de Fontainelinie (inv.nr.25) tussen het pas opgerichte fort Isabella en het fort Frederik. Hierbij werd de Vuile Vaart aangewend, aangevuld met een nieuw gegraven waterloop van het huidige Verloren Cost. Het Staatse antwoord De Republiek kwam pas vanaf 1625 – na de dood van prins Maurits - tot een meer offensieve politiek. Dit nieuwe elan had te maken met het aantreden van Frederik Hendrik, halfbroer van
32
De Sassevaart werd van 1547 tot 1549 gegraven bij decreet van Karel V. Het vormde de verbinding van de stad Gent met de Braakman en de Schelde.
33
Omtrent deze periode en dan vooral voor de Spaanse zijde zie de recente studie van Vermeir, 2001.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
13
Maurits. De optie was om de grenzen van de Republiek te consolideren door de verovering van de gebieden aan de oost- en zuidgrens. Het Staatse leger veroverde achtereenvolgens de steden Oldenzaal (1626), Grol (1627), Den Bosch (1629), Venlo, Roermond en Maastricht (1632). In een volgende stap kwam Zeeuws-Vlaanderen terug in het vizier. Dit offensief liep des te vlotter omdat Spanje nu een strijd op twee fronten diende te voeren. Vanuit Frankrijk was immers een nieuw front geopend. Bovendien dreigde Spanje door een hollende inflatie in een staatsbankroet te verzinken. Aan het Scheldefront grepen de eerste aftastende aanvallen in 1626 plaats met ondermeer een mislukte aanval op de forten van Kieldrecht (inv.nr.56) en Fuentes (inv.nr.54). Eerder preventief consolideerden de Spanjaarden de Zwinregio met de doortrekking van de Fontainelinie door middel van de linie van de Paulusdijk (inv.nr.20), de aanleg van het SintAnnafort (inv.nr.19) in het verlengde van de lijn van de forten Isabella en Theresia en de oprichting van het gelijknamige fort Sint-Paulus (inv.nr.18) in het uiterste noordpunt van het gebied. Op het meest oostelijke punt van het frontgebied, namelijk de Naamse polder, verrees het vijfzijdige fort Sint-Anna (inv.nr.150). Vanaf 1632 namen de acties aan het Scheldefront toe. Willem van Nassau slaagde erin met een korte raid de forten op de rechteroever van de Schelde te veroveren. Ook het pas opgerichte Spaanse fort Sint-Anna op de hoek van de Naamse polder werd ingenomen. Bovendien veroverden de Staatsen het daaropvolgende jaar – en ditmaal voorgoed - de vesting Philippine. Tegen dit nieuwe offensief reageerde de Spaanse legerleiding met de consolidatie en de aanpassing van de bestaande linies. De Fontainelinie werd nog in 1632 vervangen door de nieuw aangelegde Cantelmolinie tussen het Isabellafort en het fort Sint-Donaas (inv.nr.26). In het defensief gedrongen, knoopten de Spanjaarden tevergeefs onderhandelingen aan. Wanneer deze in december 1633 mislukten, gingen ze tot de verdere consolidatie van hun gebied over. De noordzijde van het Waasland kreeg alzo in de loop van 1634 een nieuwe dijklinie tussen de vestingen Hulst en Sas van Gent, waarbij enkele voormalige Staatse forten uit de periode 1591- 1596 in de linie werden opgenomen naast de nieuwe forten van Sint-Bernard (inv.nr.39), Sint-Jacob, Sint-Jozef. Deze linie vormde meteen de meest noordelijke Spaanse verdedigingslinie in het gebied. Van oost naar west lagen de forten Nassau, Sint-Anna, Ferdinandus, Sint-Andries, Moncado, Sint-Nicolaas, Sint-Livinus, Sint-Jacob, Sint-Joseph, Sint-Gheleijn, Sint-Catheleijne, Sint-Jan, Sint-Elooi, Sint-Franciscus, Bommelee, Sint-Steven, Sint-Bernard, Sint-Pieter en Sint-Anthonis. De eindfase Voor de verovering van de zogenaamde Kop van Vlaanderen en de daaraan verbonden controle over de Schelde, had de Republiek de hulp van het koninkrijk Frankrijk nodig. Reeds in 1620 had zij toenadering gezocht tot het Koninkrijk en door verdragen in 1624, 1630 en 1634 belangrijke financiële hulp ontvangen. Op 8 februari 1635 sloten de Franse koning Lodewijk XIII en de Staatsen een verbond. Beide partijen verbonden zich ertoe elk een leger van 30.000 man op de been te brengen en spraken een aantal scenario’s af voor de steun aan de Zuidelijke Nederlanden. Kwamen die binnen de drie maanden in opstand, dan zouden ze een souvereine en katholieke staat vormen onder hun beider bescherming. Wel zou het koninkrijk alle kustplaatsen tussen Grevelingen en Blankenberge in handen krijgen, terwijl de Republiek de stad Hulst, het Waasland, Breda, Gelderland en Stevensweert kreeg. Bleven de Zuidelijke Nederlanden zweren bij Spanje, dan werd het gebied na inname tussen de beide partijen verdeeld.
Intussen was in de Zuidelijke Nederlanden op 4 november 1634 kardinaal-infante Ferdinand van Oostenrijk, broer van koning Filips IV en een ervaren strateeg, als nieuwe landvoogd aangetreden. Hij was een onverwacht stevige tegenstander. Het gezamenlijke Nederlands/Frans offensief startte in mei 1635, maar de gemeenschappelijke aanval op Brussel mislukte, waarop de Spaanse troepen, versterkt door de Duitse troepen van Octavio Piccolomini, in de tegenaanval gingen. De strijd, die in de volgende jaren hierop volgde, verliep wisselend. Antwerpen vormde hierin een belangrijk strategisch punt en de verdediging op de rechteroever werd dan ook door de Spanjaarden opnieuw georganiseerd. De aanvallen zouden zich nu elk jaar herhalen. De Staatse veldtocht van 1638 voorzag een nieuwe inval in de Zuidelijke Nederlanden met als objectief de inname van de steden Antwerpen, Hulst en Damme. De aanval op Antwerpen startte op 13 juni en beoogde in een eerste fase het onder controle krijgen van de linker Scheldeoever. De Kruisdijk en de bijhorende forten Verrebroek en Kallo vielen al op 14 juni in Staatse handen. Van de korte aarzeling die hierop volgde, maakte de kardinaal-infante gebruik om zijn troepen te concentreren en een tegenaanval op te zetten met een tegenaanval op de forten Verrebroek en Kallo. Bij deze Slag van Kallo, die plaatsgreep op 21 juni, slaagden de Spanjaarden erin de Kruisdijk te heroveren34.
De belegeringskaart van Sas van Gent, toegeschreven aan P.H.Schut, 1644 34
Voor een recente synthese van de aanleiding, de eigenlijke slag en zijn gevolgen zie: Gils, 2002.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
14
De veldtocht van 1638 mislukte weliswaar, maar vormde slechts het begin van een nieuwe reeks van offensieven. De plannen van Frederik-Hendrik om Hulst in te nemen worden in een eerste fase verhinderd, maar stilaan keerden de oorlogskansen voor Spanje. Met twee spectaculaire belegeringen zetten de Staatsen orde op zaken. Deze fase werd minutieus voorbereid ondermeer met de verdere inrichting van de vesting Philippine en de versterking van vesting Oostburg met het Loofort in 1643. In 1644 zette de prins het beleg van Sas van Gent in met de constructie van een reusachtige circumvallatie (inv.nr.30). De stad viel op 5 november 1644. Met de verovering van Hulst op 4 november 1645 kwam ook de volledige linie van communicatie tussen de stad en Sas van Gent samen met de forten Spinola (inv.nr.54) en Kieldrecht (inv.nr.56) in Staatse handen. Het geheel werd meteen uitgebouwd tot de meest zuidelijke Staatse linie. Het doel van de Staatsen, namelijk de consolidatie van de zuidgrens en de controle op de Schelde was gerealiseerd. De tijd van onderhandelen was aangebroken. De verovering van de steden Sas van Gent en Hulst creëerde voor de Spaanse verdediger echter een nieuwe situatie. De oude linies van de Sasse Vaart en de linie Sas van Gent richting Hulst verloren immers hun betekenis en dwongen de Spanjaarden tot het opwerpen van nieuwe, meer teruggetrokken linies en nieuwe sperforten. In dit kader is de aanleg van de linie van de Nieuwe Vaart te plaatsen, opgeworpen ter vervanging van de Sasse-linie en dit voor de beveiliging van het Waasland. De aanleg ging vermoedelijk reeds kort na de inname van het Sas van Gent van start. Het areaal ten westen van Sas van Gent werd kort hierop vermoedelijk nog in 1647 - beveiligd met het fort Leopold (inv.nr.31). De consolidatie De Vrede van Munster van 164835 Op 30 januari 1648 werd te Munster de lang bevochten Vrede ondertekend36. Hiermee was de eerste stap gezet in de Westfaalse Vrede, de stap waarbij de onafhankelijkheid van de Republiek door Spanje erkend werd. De talrijke bepalingen van het verdrag vermelden onder artikel 68 de afbraak van een aantal grensforten bezijden de Schelde. Op Spaanse bodem waren dit de forten Sint-Job, Sint-Donaas, Sint-Anna, Sint-Isabella, Sint-Paulus, SintBernaert en De Perel. Aan Nederlandse zijde waren dit de vesting Retranchement met het Oranje- en Nassaufort37, het Groot Pasfort en het Klein Pasfort. De afbraakwerken dienden later geregeld te worden, reden waarom de uitvoering op zich liet wachten. In praktijk bleef de aarden omwalling van de vestingwerken, gezien de hoge nivelleringskosten, veelal in stand en werden de gebouwen afgebroken. Bij de vrede van Munster werd eveneens bepaald dat de Schelde, alsook het kanaal van de Sassevaart en het Zwin enkel voor binnenvaart gebruikt mochten worden en voor het handelsen passagiersvervoer tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Volgens de artikelen 1438 en 15 van het traktaat werden de Staatsen het recht toegekend de rivier gesloten 35
Omtrent de Vrede zie: Dane, 1998. De overeenkomst werd bereikt op 7 januari 1647. de ratificatie volgde op 15 mei 1648. 37 Retranchement werd pas in 1680 ontmanteld, waarbij de omwalling wel bewaard bleef. Daarna ontwikkelde Retranchement zich als een klein, agrarisch dorp. Eind 18e eeuw werd de omwalling vanwege oorlogsdreiging nog hersteld, maar kort daarop verviel de militaire functie weer. 38 Artikel 14: de rivier de Schelde, alsmede de kanalen van het Sas, het Zwin en andere daarmee in verbinding staande zeegaten, worden gesloten van de zijde der Heren Staten. 36
te houden voor alle zeevaart. De forten Spinola, Lillo en Liefkenshoek bleven aan Staatse zijde: het werden protestantse enclaves te midden van een overwegend katholiek gebied. De forten ressorteerden onder de Staten van Zeeland. Ook Oud Lillo, de schans Frederik Hendrik en de Kruisschans bleven Staats, alhoewel deze forten dienden gesloopt en verlaten te worden. Er zijn echter verschillende interpretaties omtrent de souvereiniteit. Volgens de Zuidelijke Nederlanden zijn de forten enclaves begrensd door de teen (of buitenrand) van het glacis van de versterkingen. De commandanten van de forten meenden daarentegen dat ze rechtsmacht hadden tot zover hun geschut reikte, wat in praktijk een afstand van 100 roeden of een straal van ca. 350 m betekende. De admiraliteit van Zeeland had voortdurend oorlogsbodems, zogenaamde 'uitleggers', voor anker op de rivier liggen. In tijd van oorlog lagen er soms veertien, in vredestijd meestal maar één. Alle passerende schepen moesten tussen het oorlogsschip en fort Lillo voor anker gaan om doorzocht te worden. Stroomafwaarts varende schepen dienden bovendien invoerrechten te betalen. Hiervoor was in het fort Lillo een douanekantoor gevestigd. De grensvastlegging van 1664 Door de onduidelijkheid van artikel 3 van de Vrede kwam men pas op 20 september 1664 tot een definitieve grensvaststelling tussen het deel van Zeeuws-Vlaanderen dat onder de Republiek viel (Staats-Vlaanderen) en het Spaanse deel (Spaanse Nederlanden)39. Deze volgde welbewust voor een belangrijk deel de oude liniedijken zoals ondermeer de Linie van communicatie tussen Hulst en Sas van Gent. Voor de grensregio brak nu een relatief rustige periode aan. De strijd verplaatste zich naar het Zuiden, waar het Koninkrijk Frankrijk een niet aflatende aanval op de Spaanse Nederlanden inzette. In het nieuwe grensgebied startte geleidelijk de herinpoldering van het gebied, die pas na de grensvaststelling van 1664 zijn definitief beloop kreeg. Een belangrijke getuige hiervan is de Koningsdijk, die vanaf 1674 werd aangelegd, tegen mogelijke strategische inundaties vanuit de Republiek. 2.2. Het ‘rampjaar’ 1672 In 1672 verklaarden Engeland, Frankrijk en de bisschoppen van Munster en Keulen de oorlog aan de Republiek. Engelse en Franse oorlogsschepen vielen vanuit de Noordzee aan, maar de Nederlandse vloot wist hen te verslaan. De legers van de bisschoppen veroverden grote delen van het oosten en het noorden van het land. Het grootste gevaar school echter in een omvangrijk Frans leger dat onder leiding van de Franse koning Lodewijk XIV vanuit het Dit sluiten is gebaseerd op een in 1405 door Middelburg verkregen stapelrecht. Volgens dit recht moeten alle scheepladingen die voor Walcheren varen worden ‘gebroken’ en ‘verbodemd’, ofwel moet er en heffing betaald worden. Dit recht wordt nu geactualiseerd. Voor Antwerpen, Gent en Brugge betekende dit het einde van de rechtstreekse verbinding met de zee. De Staten van Zeeland meenden dat dit stapelrecht ook van toepassing moest zijn op de Hollandse schepen. De Staten-Generaal maakte hieraan spoedig een eind. Omdat Zeeland de concurrentie vreesde van de Vlaamse havens zoals Oostende, Nieuwpoort en Duinkerke is er in artikel 15 voorzien dat ‘de schepen en goederen, in en uit de Vlaamse havens komende, zijn en blijven door de Koning belast met alle zodanige heffingen als die worden geheven op de goederen, komende en gaande langs de Schelde en langs de andere in art.1 genoemde kanalen en naderhand zullen tussen de onderscheide partijen de bedoelde gelijke heffingen worden vastgesteld’. 39 Stuij, 1990 en 1993. De ratificatie volgde pas op 7 mei 1669 toen de werkelijke afpaling tot stand kwam.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
15
zuiden en oosten optrok naar het hart van de Republiek, de provincie Holland. Een strook grond van de Zuiderzee tot de Maas werd onder water gezet en daarmee was de (Oude) Hollandse Waterlinie een feit. De Franse opmars werd gestuit. Er waren ook inundaties aangelegd om de vijand aan de zuidelijke grens tot staan te brengen: ondermeer bij Sluis, Aardenburg, IJzendijke, Sas van Gent, Hulst en bij het fort Liefkenshoek. Het gevolg was dat de Staatse forten Nassau bij Retranchement en Sint-Marcus door stroomaantasting verdwenen. De inundaties van 1672 bleven nog een tijd in stand en werden versterkt door de stormvloed van 1682. Deze vloed richtte bovendien veel schade aan bij een aantal andere verdedigingswerken, zoals Moerschans en Zandberg bij Hulst. In Zeeuws-Vlaanderen werd slag geleverd bij Aardenburg, de zogenaamde Berenning van Aardenburg, waarbij Elias Beeckman met een handvol soldaten, een hoop geluk en list de Fransen overwon. Na de nederlaag zagen de Fransen van verdere strijd en bezetting van het gebied af. Uit vrees dat de vijand zich erin zou verschansen werden onder andere de Krabbeschans, de Elderschans en de Olieschans in 1672 door de Staatsen geslecht. 2.3. De Spaanse Successieoorlog (1702-1713) 40 De voorbereiding Op 1 maart 1700 stierf de ziekelijke koning Karel II van Spanje. Omdat hij de laatste Habsburger was en ook geen troonopvolger had, werd er voor zijn dood al volop gespeculeerd over de vraag aan wie de 'erfenis' zou toekomen. Door de Europese grootmachten werden er verschillende verdelingsverdragen gesloten met de bedoeling het machtsevenwicht in Europa te bewaren. Groot was de verwondering toen bleek dat Karel II bij testament het hele Spaanse rijk had toegewezen aan Philip, hertog van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV. De Zonnekoning erkende het testament met als gevolg dat de Zuidelijke Nederlanden onder het bestuur van het koninkrijk Frankrijk kwamen. De noordgrens kreeg opnieuw een strategische betekenis en zette de beide partijen ertoe aan hun (intussen verwaarloosde) posities te verstevigen. Rond 1700 werd de liniedijk van de linie van communicatie ten oosten van Hulst als zuidgrens van de Republiek in opdracht van Menno van Coehoorn aan de zuidzijde van redans voorzien. Langs de dijk werd een gracht aangelegd. In februari 1701 werden er Franse troepen gelegerd langs de grens met de Republiek der Zeven Provinciën. Maarschalk de Boufflers verkende de oude linies, die in slechte staat bleken41. De herstelling volgde vlug zeker nadat de markies van Bedmar op 22 maart benoemd werd tot opperbevelhebber in Franse dienst van de Spaanse Nederlanden. Voor de vesting Damme (inv.nr.9) werd tussen de zomer 1701 en november 1702 naar plannen van Senneton de Chermont een hoornwerk aangelegd. De forten Isabella (inv.nr.13) en Donaas (inv.nr.11) en de Cantelmolinie (inv.nr.26) werden hersteld. Uit vrees voor tegenaanvallen vanuit het Noorden werd in juni 1701 begonnen met de aanleg van een nieuwe grensverdediging van de zogenaamde Bedmarlinie (inv.nr.71). Deze zou vanaf de havenstad Nieuwpoort aan de Noordzee tot aan de Maas bij Hoei lopen.
40
Omtrent de strijd zie: De Vault & Pelet, 1835 en Lagrange, 1842 Lagrange, 1842 en Rau, 1975. met bespreking van het rapport van de Boufflers van 27 april 1701. De Groote, 2002, p. 5-8 publiceert het verslag integraal.
In de voorbereiding werden twee legers gevormd. Het waren enerzijds dat van de Grote Alliantie – een alliantie van Engeland, de Republiek van de Zeven Provinciën en het Roomse Rijk - anderzijds dat van het zogenaamde Twee Kronenleger, een alliantie van de Franse en Spaanse legers. De strijd Vanaf het voorjaar 1702 grepen de eerste aftastende gevechten plaats. Op 11 en 12 mei nam Coehoorn het fort Sint-Donaas in. Het Isabellafort weerstond op 8 juni de aanval. Voor een betere beveiliging begon Senneton de Chermont hierna met de aanleg van de linie van de Legervaart. In dezelfde meimaand 1702 vielen de Fransen onverwacht het fort Zandberg bij Hulst aan. De Staatsen sloegen de aanval echter af. Op 16 juli verklaarde de markies van Bedmar officieel de oorlog aan de Republiek der Zeven Provinciën. Op 26 augustus zetten de Franse troepen, onder leiding van Vauban, de aanval langs de zijde van de forten Grote en Kleine Kijkuit in met de bedoeling de stad Hulst in te nemen. Ze veroverden de beide forten op 30 augustus. Pogingen om het fort Zandberg te veroveren, dat onder de leiding van baron Menno van Coehoorn verdedigd werd, mislukten echter. De Fransen werden gedwongen de Kijkuiten op 4 september te verlaten en trokken zich daarop terug achter de Bedmarlinie. De veldtocht van 1703 en de veldslag bij Stekene42 Voor de veldtocht van 1703 stonden de Fransen voor het gebied van de Zuidelijke Nederlanden een defensieve strategie voor. Hier beschikte de Villeroy, bijgestaan door Boufflers, over 179 bataljons. Tussen Lier en Oostende lagen een 50-tal bataljons, waarvan Bedmar te Antwerpen over 17 bataljons en 19 eskadrons beschikte. In het Waasland waren er 5 bataljons en één eskadron. Buiten de Nederlanden zette de Grote Alliantie de strijd opnieuw in met de belegering en inname van Bonn op 14 mei. Na dit succes ontvouwde de hertog van Marlborough zijn grand design voor de inname van Antwerpen. Hiervoor werd het leger van de Grote Alliantie opgedeeld in drie gedeelten, namelijk het Maasleger onder leiding van Marlborough – 59 bataljons en 130 eskadrons -, het Scheldeleger onder Obdam – 23 bataljons en 22 eskadrons – bij Bergen op Zoom en ten slotte een zelfstandig corps onder Coehoorn, dat in het graafschap Vlaanderen opereerde. Bedoeling was het Twee-Kronenleger te splitsen door een actie op twee fronten. Hierbij zou het Scheldeleger en Coehoorn de linie bij Antwerpen doorbreken, terwijl het Maasleger de troepen van Villeroy bij Luik ophouden zou. De Bedmarlinie werd op twee plaatsen doorbroken. De aanval te Stekene greep plaats op 27 juni. Te Kalishoek (inv.nr.69) overschreed Coehoorn de linie. Het afleidingsmanoeuver om Bedmar naar de linker Scheldeoever te lokken mislukte echter. Het Twee Kronenleger hergroepeerde en bij Ekeren kwam het tot een veldslag met het Scheldeleger dat eindigde met een Franse overwinning. De inname van Antwerpen was mislukt. Nadat Stekene geplunderd was, trokken de Staatsen zich terug en kwam er op 21 augustus een Spaans detachement de plaats bezetten. Ook in de Zwinregio volgden nieuwe aanvallen. In juli 1703 veroverden de Staatse troepen onder leiding van generaal Spar het Sint-Isabellafort en het Sint-Donaasfort. De verdediging
41
42
Omtrent deze episode zie Gils, 2003
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
16
van Brugge werd hierop herbekeken wat uiteindelijk in 1705 leidde tot de constructie van het Fort van Beieren. In de Schelderegio werd de Doelpolder door de Staatsen bezet met controle over de forten van Crevecoeur en Liefkenshoek. Hier werden de posities zelfs versterkt door de aanleg van een nieuwe linie in de Doelpolder. Als gevolg van de nederlaag bij Ramillies van 23 mei 1706 trokken de Franse en Spaanse troepen zich terug en kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder een geallieerde bezetting. Daarmee was de rust niet teruggekeerd, want de kans op Franse tegenraids bleef bestaan. In juli 1708 stootte het Franse leger door tot over de linie van de Passageule; het beleg van IJzendijke en Biervliet mislukte echter. De Vrede van Utrecht en de grensaanpassing van 1718 In 1713 eindigde de Spaanse Successieoorlog met de Vrede van Utrecht. De Zuidelijke Nederlanden kwamen nu onder Oostenrijks bestuur en heetten van dan af de Oostenrijkse Nederlanden. Eén van de bepalingen was dat Oostenrijk aan de Republiek de vorming van een barrière toestond tegen de Franse expansie. Dit werd geregeld met het tweede Barrièretractaat van 15 november 1715. Deze barrière bestond niet alleen uit garnizoenen in een aantal vestingsteden aan de zuidelijke grens van de Spaanse Nederlanden maar eveneens uit een aantal verdedigingswerken op de grens met de Republiek. Zo was voor Staats-Vlaanderen door Menno van Coehoorn een plan opgemaakt voor een inundatiegordel vanaf het Zwin tot Saeftinge. Om deze reden werd de grens een weinig naar het zuiden opgeschoven. Bij deze grensaanpassing, na veel discussie vastgelegd in het Verdrag van 22 december 1718, kwamen de Spaanse forten Sint-Sint-Paulus, Sint-Sint-Isabella, Sint-Sint-Donaas in de Zwinstreek en Sint-Sint-Anthonius bij Zelzate op Nederlands grondgebied te liggen43. Bovendien kregen de Verenigde Provinciën krachtens artikel 17 van het Verdrag de mogelijkheid om tactische inundaties te verrichten op Oostenrijks grondgebied en dit om de lijn Sluis – Hulst te beschermen.
43
De Smet,1960
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
17
2.4. Samenvattende tijdstabel Datum
Gebeurtenis
Koninkrijk Spanje
1572
- Inname Den Briel en Vlissingen - Verdedigingswerken Hulst uitgebreid Aanleg Spaanse forten Haeften, De Noord en Luys in de zeedijk van Doelpolder Axel door Staatsen versterkt Pacificatie van Gent Sluizencomplex Sas van Gent door Spanjaarden versterkt Eeuwig Edict Staatse forten langs de Schelde
Filips II
1572 - 1575 1575 30 december 1576 1577 24 november 1578 1578 1580 1581 1583
1583 1584
17 augustus 1585
1586
5 augustus 1587 1590 1591
1593-1594 1594 1595 18 augustus 1596
1599 21 juni 1600 1600
- Aanleg fort Lillo ter verdediging van Antwerpen - Aanleg fort Kerckengat Start heroveringsoffensief Farnese - Aanleg fort Liefkenshoek ter verdediging van Antwerpen met de ondersteuningschansen van Sint-Anthonius, Tervente en Noord (Haeften?) - Aanleg Spaanse fort Ysendijck - Axel door Spanjaarden veroverd West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen heroverd met uitzondering van de steden Oostende, Biervliet, Sluis en Terneuzen - Brugge en Damme in Spaanse handen - Opstart van de aanval op Antwerpen -Aanleg Spaanse fort Triniteit tegen Terneuzen - Fort Liefkenshoek ingenomen door Spanjaarden - Aanleg van scheepsbrug met opstappunten forten Sint-Marie en Sint-Filip - Aanleg Parmavaart en bouw fort Perel I - Verovering Staatse fort Tervente Verovering van Antwerpen - Liefkenshoek en Lillo zijn in Staatse handen - 27 november 1585: bouw Spaanse fort Kallo voltooid - Axel en regio definitief veroverd door de Staatsen - Aanleg forten Moerschans, Zandberg en de Raepe ten oosten van Hulst - Aanleg fortenrij Sint-Marcus, Anthonius, Elooi, Krekeldijck, Margaretha en Sint-Anna door de Spanjaarden aan de zuidzijde van het Canael van Axel - Aanleg fort Verrebroek en de schansen Haesop en Steenland Inname Sluis door de Spanjaarden Aanleg forten Masereels, Sint-Jan, Austria, de Blom, De Klinge, Fuentes tegen Staatse invallen vanuit Axel - Hulst heroverd door de Staatsen. De stad werd door een linie met de nieuwe forten Moerschans, Zandberg en de Raepe verbonden - Heraanleg versterkingen Terneuzen (tot 1598) en Axel (tot 1601) Aanleg fort van Heist Start tegenoffensief Staatsen Bouw Spaans fort Kieldrecht - Hulst heringenomen door de Spanjaarden Inundatiegebied wordt grensgebied - Aanleg liniedijk bij Axel door de Staatsen met aanleg forten Sint-Margriet, Kijkuit en Hendrik Flip Aanleg fort Sint-Joris aan de Zwinmonding en de forten Laureins en Patiëntie of Sint-Lucas. Staatsen veroveren tijdelijk de Spaanse vesting Philippine, inschepingspunt expeditie Maurits Axel versterkt
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
Zuidelijke Nederlanden Landvoogden Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva Don Juan van Oostenrijk
Noordelijke Nederlanden Stadhouders Willem van Oranje
Matthias van Oostenrijk
Margaretha van Parma
Alexandro Farnese
Maurits van Nassau
Filips III
Albrecht van Oostenrijk en Isabella
18
1 augustus 1600 1602 1604
21 mei 1607 9 april 160912 april 1621 1612 1614 1616- 1618
1618 1619 1621 1621 1622 1625 1626 1627 1629 1630 1632
1634 8 Februari 1635 1635 21 juni 1638 1640 1643 1644
5 november 1644 4 november 1645 1644-1645 1645 30 januari 1648
Slag bij Nieuwpoort Spanjaarden heroveren vesting Philippine Versterking Sas van Gent door Spanjaarden uitgebreid - Staatsen veroveren Sluis, Aardenburg, Oostburg, Yzendijke en Zeeuws Vlaanderen - Aanleg linie van Oostburg door de Staatsen ter verdediging van Cadzand en Sluis. Hierin steken de forten Scherpbier, Hans Briezeschans, Melk en Brokken, Coxy, Nijevelt, Spek en Brood, Sint-Cathalijne, Sint-Pilip, Kaas en brood, Sint-Pieter en enkele redoutes. - Aanleg van de Spaanse forten Sint-Job, Sint-Donaas, Sint-Frederik tegenover Sluis - Vestingen Aardenburg, Oostburg en Yzendijke aangepast en van satelietfortjes voorzien. Aanleg Passageulelinie ter vervanging van de linie van Oostburg Staken vijandigheden Twaalfjarig Bestand Inpoldering Albertuspolder Bedijking Mauritspolder met aanleg liniedijk tegen Spaanse invallen - Aanleg stadsversterking van Damme en mogelijk ook Middelburg - Hulst door Spanjaarden definitief versterkt. Verbetering Staatse vestingen Sluis en IJzendijke Bedijking Oranjepolder met aanleg liniedijk tegen Spaanse invallen - Noordzijde van liniedijk Hulst als Langendampolder bedijkt - Spaanse schans Philippine hersteld. Hervatten vijandigheden - Versterkingswerken Hulst afgerond - Aanleg forten Isabella en Theresia aan de monding van het Reigaartsvliet Aanleg Fontainelinie met forten Isabella en Frederik als steunpunt Defensieve politiek van de Republiek evolueert naar een offensieve politiek Aanval op het fort Kieldrecht afgeslagen. Aanleg linie Paulusdijk met forten Sint-Paulus en Sint-Bernardus Oostburg verder versterkt Aanleg Spaanse fort Sint-Anna in Polder van Namen. - Dijken beneden Antwerpen door de Staatsen bezet in juni - fort Sint-Anna in Polder van Namen op 16 juni 1632 door Staatsen ingenomen - Omwerking Fontaine- naar Cantelmolinie Spaanse Liniedijk tussen Hulst en Sas van Gent verbindt de diverse forten. Hierop worden de forten Sint-Bernard, SintJacob, Sint-Jozef aangelegd Geheim verdelingsverdrag tussen Frankrijk en de Republiek Philippine heroverd door de Staatsen Slag van Kallo Poging tot herovering van Antwerpen mislukt Aanleg Kruisdijkschans bij Aardenburg Aanleg Loofort ter bescherming van de nieuwe haven van Oostburg. - Belegering van Sas van Gent met aanleg van circumvallatie - Aanleg van de verdedigingslinie van de Nieuwe vaart met forten Francipani, Keizershoek en Terwest tegen Staatse aanvallen Inname Sas van Gent door de Staatsen Inname Hulst en omliggende forten door de Staatsen. Aanleg van twee nieuwe forten op liniedijk - Aanleg linie van de Nieuwe Vaart en het Leopoldfort door de Spanjaarden - Aanleg linie van communicatie vanuit Hulst richting fort Nassau en Moerschans Zeeland definitief Staats bezit Vrede van Munster
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
Isabella
Filips IV Frederik Hendrik
Aytona Don Fernando van Oostenrijk
Don Francisco de Melo
Don Manuel de Moura y Corte Real
Willem II
19
1664 1672 1672 1673 10 augustus 1678 1682 1688 - 1697 1690 en vlg.
1692 1700 1 november 1700 22 maart 1701 1701-1702 14 april 1702-1713 1702
Juni 1703 Eind 1703-1704 11 dec. 1703 1704 1705 23 mei 1706 Juli 1708 1713 1715 22 dec. 1718
Forten Liefkenshoek, Lillo en Perel blijven in Staatse handen. Fort Spinola keert terug in Spaanse handen Grensvaststelling en verval linies tussen Hulst en Sas van Gent Oorlog Verenigde Nederlanden en Frankrijk - Mislukte Franse aanval op Sas van Gent - Slag bij Aardenburg. Forten Krabbenschans, Elderschans en Olieschans geslecht Forten nabij Sas van Gent ontmanteld; linie Oostburg opgegeven. Vrede van Nijmegem Stormvloed met schade aan verdedigingswerken van Moerschans, Zandberg en Retranchement Negenjarige Oorlog - 1690 nieuwe Franse inval in de Noordelijke Nederlanden - Versterkingen Sas van Gent herwerkt - Liniedijk ten oosten van Hulst met redans aangevuld - Dijk beoosten Blijpolder als nieuwe linie van Axel uitgebouwd met nieuwe forten Nassau, Zeeland en Kijkuit - aanleg linie Brugge – Antwerpen tegen mogelijke Franse inval vanuit noorden. Aanstelling landvoogd Maximiliaan Emmanuel II Aanleg forten Grote en Kleine Verrekijker Dood Spaanse koning Karel II; Zuidelijke Nederlanden door Frankrijk bezet. Bedmar aangesteld als gouverneur-generaal Start van de aanleg Bedmarlinie tegen invallen vanuit de republiek met forten Sint-Jan, Bedmar, Verboom, Spinola en Perel II. Spaanse Successieoorlog - Verdere uitbouw Bedmarlinie met aanpassing bestaande forten en bouw nieuwe forten en de ondersteuningschansen Crévecoeur, Dwars-in-de-weg en Kalishoek aan de Doelpolder - Franse aanval op Hulst afgeslagen - Staatse inval in Zwinregio - Aanleg hoornwerk Damme Grand design-plan voor de verovering van Antwerpen door Malborough mislukt - Aanleg batterijen en redoutes voor Brugge Verovering fort Verboom door de geallieerden Staatse inval in Zwin en Schelde: forten Isabella, Donaas, Kieldrecht en Verrebroek veroverd - Fort Sint-Donaas aangepast naar de plannen van Coehoorn - Oprichting fort van Beieren bij Brugge naar plannen van de Valory Slag bij Ramillies; Zuidelijke Nederlanden bezet door de geallieerden. Franse aanval op Westelijk Zeeuws Vlaanderen Vrede van Utrecht Tweede Barrièretraktaat Verdrag grensaanpassing
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
Leopold Willem van Oostenrijk Don Francesco de Mouray y Cortereal
Stadhouderloze tijdperk
Karel II
Willem III
Maximilaan II Emanuel van Beieren Filips V
Stadhouderloze tijdperk
Hercules Turinetti markies van Prié
20
3. Enkele aspecten van de vestingbouw in de periode van de Tachtigjarige Oorlog en de Spaanse Successieoorlog De Tachtigjarige Oorlog vormde een scharnierperiode in de vestingbouw. Er was niet alleen de confrontatie tussen de twee gangbare gebastioneerde stelsels maar tevens de ontwikkeling van nieuwe belegeringstechnieken en verdedigingstechnieken en, niet te vergeten de evolutie van de logistiek44, levensbelangrijk in het wispelturige landschap. Onder de versterkingen kunnen we vestingen, forten en linies onderscheiden. 3.1. Vestingbouw45
In het laatste kwart van de 16de eeuw werden in de Republiek hiertegen aanpassingen volgens het gebastioneerde stelsel uitgewerkt. Dit nieuwe systeem vormde in feite een evolutie op het toen gangbare oud-Italiaansevestingstelsel, dat aangepast werd aan de lage, waterrijke gronden. De basisprincipes vormden het gebruik van aarden wallen met brede natte grachten met beheersbare waterstand en de aandacht voor de diepteverdediging met enveloppes en een bedekte weg met glacis. Uiterlijke kenmerken waren het gebruik van ruime bastions met rechte flanken en het aanbrengen van een onderwal (althans voor de grote versterkingswerken) aangelegd voor dezelfde bastions en de verbindende courtine. Het stelsel werd bovendien aangevuld met inundaties ten einde de benadering van de vesting te bemoeilijken.
De Tachtigjarige Oorlog en vooral de eerste fase ervan, was een scharnierperiode waar twee stelsels, namelijk het oud-Italiaans en het oud-Nederlands stelsel tegenover elkaar kwamen met een kruisbestuiving tot gevolg 46. Vanaf het begin van de Tachtigjarige Oorlog werden de opstandige steden in de Nederlanden geconfronteerd met het feit dat ze, toen nog uitgerust met hun middeleeuwse wallen en muren, niet meer verdedigbaar bleken. Dit had alles te maken met de introductie vanaf 1550 van de gegoten kanonnen uitgerust met metalen kogels, die in staat bleken muren te breken.
Het oud-Nederlandse vestingstelsel (naar Freitag)
Het oud-Italiaans vestingstelsel
44
Logistiek kunnen we omschrijven als alle voorbereidingen en handelingen die nodig zij om een krijgsmacht op de meest doeltreffende wijze van goederen en voorraden te voorzien en onder gunstige omstandigheden te laten strijden. Vooral het Staatse leger zou in de loop van de oorlog belangrijke vernieuwingen introduceren gebaseerd op de bevindingen uit de handel. 45 Betreffende toenmalige studies over vestingbouw: Stevin, 1594; Marolais, 1615 en 1627, Freitag, 1638; Vaerman, 1719; Gils, 1995, 1997b; Synthesestudies zijn: Duffy, 1979 en 1996, Dienst gebouwen, 1988, Van Hoof, 1991 en Met Grof Geschut, 1999; voor artikels zie: Gils, 1993, 1994, 1996 46 Deze confrontatie is trouwens nog onvoldoende onderzocht. Dit onderzoek kampt wel met een aantal moeilijkheden zoals ondermeer het beschikbare kaartmateriaal dat meestal zeer systematische voorstellingen van de versterkingswerken toont, waardoor de stelsels moeilijk te onderscheiden zijn. Goede bronnen zoals ontwerptekeningen en archeologische gegevens zijn dus raar. Omtrent de theoretische aspecten van de kennisoverdracht zie Vanden Heuvel, 1991.
Het oud-Nederlandse stelsel kende een snelle verspreiding hoofdzakelijk in Noord- en Midden-Europa. Opvallend is dat het stelsel ook in door Spanje gecontroleerde gebieden, zij het in een eerste fase sporadisch, overgenomen werd. In 1584 werd het fort Nieuwendamme bij Nieuwpoort al volgens dit stelsel opgetrokken47. De link vormde vermoedelijk enkele in de Noordelijke Nederlanden opgeleide of werkzame ingenieurs, die (tijdelijk) in Spaanse dienst kwamen48. In de Zuidelijke Nederlanden greep een minder rechtlijnige evolutie plaats. Op het meer gevarieerde terrein grepen de ingenieurs slechts sporadisch naar het oud-Nederlands systeem of realiseerden ze aarden varianten van het oud-Italiaanse systeem. Zo was de vestingstad Oostende, tussen 1573 en 1580 opgetrokken, in opdracht van de hervormingsgezinden, volgens dit laatstgenoemde stelsel opgetrokken. Dit blijkt ook zo voor de verschillende aarden forten, die de Spanjaarden vanaf 1585 rond de stad aanlegden. Door de geboekte successen, geconsolideerd in de Vrede van Munster van 1648, hadden de Noordelijke Nederlanden minder oog voor de tekortkomingen van het oud-Nederlandse stelsel. Het systeem vroeg een enorm aantal manschappen, maar vertoonde ook vestingstechnisch belangrijke nadelen, o.m. door de rechte bastionflanken. Ondanks de 47 48
Himpe & Termote, 2001, p.124-127. Omtrent de ingenieurs in deze periode werkzaam zie: Bragard, 1999
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
21
bezwaren door enkele vestingsbouwkundigen geuit, bleven de steden het oude systeem aanhouden. Het rampjaar 1672 drukte de Republiek met de neus op de feiten. Na de Vrede van Nijmegen (1678) werd hiervoor het verbeterd oud-Nederlands stelsel ontwikkeld dat enkele elementen uit de verder geëvolueerde Franse vestingbouw overnam. Deze en verdere
een hoogtepunt door zijn talrijke experimenten. Het vormde omzeggens een laboratorium van allerlie belegeringstechnieken, die later nog nauwelijks zijn toegepast. Met het Staatse tegenoffensief, dat vanaf 1600 geleidelijk op gang kwam, ontwikkelden de ingenieurs van Maurits en zijn halfbroer Frederik Hendrik aangepaste belegeringstechnieken, gebaseerd op de circumvallatie, opgebouwd uit versterkte legerkampen, linies en forten, gecombineerd met het nodige terreininzicht. De belegering van havenstad Nieuwpoort in 1600 mislukte nog, maar bij het beleg van Sluis in 1604 bleek de nodige ervaring al voorhanden. De hoogtepunten vormden de verovering van de steden Sas van Gent en Hulst, respectievelijk in 1644 en 1645. Hierbij dient wel gesteld te worden dat de Staatse successen evenredig liepen met de teruglopende financiële mogelijkheden van het Spaanse leger. Eens te meer bleek dat de partij met de beste logistiek het meest succesvol was. 3.3. Forten en redoutes Typologisch kunnen we bij de kleine verdedigingswerken twee types onderscheiden, namelijk de redoute of schans en het fort. Een redoute of schans kunnen we omschrijven als een kleine vierzijdige versterking beschermd door een wal en een gracht, maar zonder bastions. Hun afmetingen kunnen niettemin respectabel zijn met buitenzijden van het forteiland tot 80 m. De constructiewijze van de redoutes wijzigt nauwelijks. Omtrent hun constructie en uitrusting is echter bitter weinig geweten. Archeologisch onderzoek van deze verdedigingsgwerken is vooralsnog zeldzaam49.
Het Frans vestingsfront naar Vaubans eerste manier aanpassingen vonden een synthese in het werk van Menno van Coehoorn “Nieuwe vestingsbouw op een natte en lage horizont”, dat in 1685 verscheen. Het vormde de theoretische basis van het nieuw-Nederlandse stelsel dat na de Negenjarige Oorlog (1688 – 1678) en tijdens de Spaanse Successieoorlog algemeen ingang vond. De nieuwe stadsversterking van Sas van Gent (1688) met de aanpassing van het fort Anthonius tot kanontoren vormden één van de eerste concrete toepassingen in de hier behandelde regio. 3.2. De belegeringstechnieken De introductie van het gebastioneerde stelsel genoodzaakte nieuwe belegeringstechnieken met zigzagloopgrachten en bresschieten. In de poldergebieden van de Nederlanden werd bovendien steeds meer gebruik gemaakt van het verdedigingswapen van de inundatie, waardoor de betreffende steden op slechts enkele plaatsen konden benaderd en de omsingelingsmogelijkheden in belangrijke mate werden beperkt en bemoeilijkt. Bij de reconquista onder leiding van Alexandro Farnese stelden de Spaanse ingenieurs nieuwe belegeringstechnieken op punt, waarbij de klassieke circumvallatie gecombineerd werd met de blokkades van de rivieren. Het beleg van Antwerpen in 1585 en van Sluis in 1587 zijn hiervan voorbeelden. Deze belegeringen vergden een enorme logistiek met de aanleg van nieuwe aanvoerlijnen (zoals de Parmavaart) en de bouw van talrijke versterkingen. Ze konden enkel dankzij de enorme geldelijke middelen waarover het Spaanse leger toen nog beschikte gerealiseerd worden. Het Beleg van Oostende tussen 1600 en 1604 vormde hierin
Reconstructietekening van een Franse redoute van het verdwenen versterkte legerkamp te Veurne-Bewesterpoort gelegen op basis van de gegevens van het archeologisch onderzoek (tek.J.Termote)
De forten zijn voorzien van bastions. De hoofdvorm is vierzijdig, maar eerder uitzonderlijk komen ook vijfzijdige en zeszijdige exemplaren voor. De afmeting van de defensielijn wordt bepaald door de reikwijdte en de evolutie van het flankeringswapen50. Tijdens de 49
In 1985 kon een Franse redoute, die deel uitmaakte van een versterkt legerkamp voor de verdediging van de vestingstad Veurne onderzocht worden: Termote & Dewilde, 1985. 50 We vatten dit samen. Voor de infanterievuurwapens zien we een belangrijke evolutie: roer (tot 1700): 100 m met een vuurcadans van één schot per minuut; haakbus (tot 1700): 150m; musket (na 1700): 200 m; walbus (na 1700): 300 m. Voor de artillerie dienen we onderscheid te maken tussen de veldartillerie en de belegerings- en vestingartillerie. Eerstgenoemde maakt gebruik van relatief kleine kalibers van 3-, 4- en 6-ponders. Laatsgenoemde maakt
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
22
Tachtigjarige oorlog kunnen we de vierzijdige forten in twee groepen opdelen, namelijk de kleinere exemplaren met een buitenzijde van om en bij de 60 à 80 m en de grotere exemplaren met een zijde van 100 tot 120 m. De toenemende reikwijdte van het geschut in de tweede helft van de 17de eeuw laat de constructie van nog grotere vierzijdige forten toe. De forten op de Bedmarlinie aangelegd in de voorbereiding van of tijdens de Spaanse Successieoorlog hadden dan ook een zijde van ruim 160 à 170 m met een afstand tussen de bastionpunten van ruim 250 m. In deze periode zien we ook een groot driehoekig type van fort verschijnen met geknikte flanken aan de vijandzijde en bastions op de vriendzijde. Voorbeelden hiervan zijn het fort Verreboom en het ontwerp van het eerste fort van Beieren. Ook het gebruik van vooruitgeschoven geschutbatterijen – een voorloper als het ware van de kringstelling - vond toen reeds ingang. In tegenstelling tot de vestingsteden is de indeling en de organisatie binnen deze ‘kleinere’ versterkingswerken minder goed gekend. Ze bevatten doorgaans een soldatenverblijf, een verblijf voor de officieren, een kruitopslagplaats, een arsenaal en een uitkijk- of geschuttoren. Een belangrijk deel van de forten waren immers als sperfort opgericht ter controle van de vijandelijke troepenbewegingen of ter voorkomen van invallen. In de vroegste fase van de oorlog valt bovendien op dat hiervoor ook regelmatig kerktorens werden omgebouwd. In rustige periodes kenden de forten geen of slechts een symbolische bezetting. In oorlogstijd was in de kleine forten een volledige (55 à 60man) of een halve compagnie gelegerd. De grote forten konden tot vier compagnies herbergen.
Van links naar rechts de forten Nassau (inv.nr.137), Moerschans (inv.nr.128), Anna (inv.nr.122) en Zandberg (inv.nr.130) in de omgeving van de stad Hulst opgenomen in de belegeringskaart van de stad vormen zeldzame realistische afbeeldingen van forten.
Bij een eventuele aanval kon de bemanning van een fort echter fors oplopen. Een fort met een binnenplaats van 20m zijde liet men dan beleggen met vier compagnies – ongeveer 220 man en vijf stuks geschut. Een dergelijk fort werd verdedigd door een gemengde strijdmacht van haakbusschutters en piekeniers. Eerstgenoemden dienden door hun vuur de vijand van het verdedigingswerk verwijderd te houden. De schutters werden in drie rijen opgesteld, die beurtelings op de borstwering stapten en vuurden. De piekeniers kwamen in actie bij de eigenlijke verdediging van het fort. Binnen het fort nam elk stuk geschut ongeveer een 40m² in.
. Voor de verdediging van een fort of redoute stonden de haakbusschutter (links) en de piekenier (rechts) in
gebruik van zwaardere kalibers. Deze 24-ponders bereikten rond de jaren 1600 ongeveer 500 m; omstreeks 1700 is dit reeds 800 m.
De infrastructuur van een fort bestond uit een uitkijktoren, soldatenverblijven en een officierswoning. Het kruitmagazijn(en) diende aan specifieke vereisten qua droge opslag te
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
23
voldoen en werd onder de wal of onder één van de volle bastions aangebracht. Deze binnenorganisatie bleek in werkelijkheid iets meer geïmproviseerd dan het doorsnee prentenmateriaal laat vermoeden. Dit blijkt niet alleen uit de zeldzame archeologische gegevens 51, maar tevens uit een aantal realistische tekeningen van enkele operationele forten. Ook hier staat het archeologisch onderzoek nog in de kinderschoenen, alhoewel de laatste tijd enkele onderzoeken werden opgestart52. In een oorlogssituatie werd de uitrusting van de forten gevoelig aangepast onder meer door paalwerken in of op de binnenrand van de gracht om een bestorming te bemoeilijken. Deze palen werden ofwel horizontaal in de buitenwand van de wal ingeplant – de zogenaamde stormpalen – ofwel vertikaal op de top van de wal. Als meer permanente maatregel werden de wallen aangevuld met doornhagen aangeplant op de voorwal of aan de voet van de wal53. Er is wel enige variatie mogelijk voor wat deze aanplantingen betreft. De financiering en het onderhoud van deze constructies vormt een apart item. In de meeste gevallen werden niet alleen de kleine redoutes, maar tevens de forten door de plaatselijke besturen – parochies en kasselrijen - bekostigd54. 3.4. Linies De nu zo beeldbepalende linies waren eerder laatkomers op het toneel van de Tachtigjarige Oorlog. Een linie is een verdedigingswal met voorliggende gracht, soms voorzien van redoutes en/of forten. Aanvankelijk werden sommige fortjes op strategische plaatsen op of tegen de bestaande dijktracés ingeplant. Meestal betrof het kleinere redoutes of schansen haaks of diagonaal op de dijk aangelegd. Hierbij bleef het dijklichaam behouden. In enkele gevallen werd de redoute tegen de dijk of parallel met de dijk geplaatst. De eerste linies, waarbij bestaande forten in een linie gevat werden, dateren van tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) of later. Aanvankelijk bestonden de antipenetratiestellingen of de ondersteuning uit rijen van kleinere forten, die als wachtposten en/of uitvalsbasis konden fungeren. Pas tijdens de herbedijkingswerkzaamheden van het Twaalfjarig Bestand ontstaan heuse liniedijken, geënt op deze forten. Ze hebben een driedubble functie want naast zee- of inundatiewerende dijk, vormen ze ook een ‘waterdichte’ antipenetratiestelling en een verbindingslijn – een zogenaamde linie van communicatie – tussen steden en/of forten onderling. De eigenlijke ‘zuivere’ linies, m.a.w. zonder relatie met de bestaande of nieuw aangelegde dijken, komen pas in de tweede fase van de Tachtigjarige oorlog in zwang. Ze blijken bovendien een Spaanse aangelegenheid. Dit had ondermeer te maken met het feit dat de Spaanse ingenieurs op de hoger gelegen zandige gronden dienden te werken, die niet altijd dijkgebonden verdedigingsconstructies toelieten.
Deze linies tonen een vaste uitbouw bestaande uit een doorlopende wal met voorliggende gracht op regelmatige afstanden voorzien van redans. De vroegste voorbeelden zijn de Cantelmolinie (1632) en de linie van de Nieuwe Vaart (1645). Een uniek voorbeeld vormt de linie van de Paulusvaart in de vorm van een bedekte waterloop. De Bedmarlinie, opgeworpen tijdens de Spaanse Successieoorlog, is zowat de meest indrukwekkende realisatie op gebied van de linies. Hier werden bestaande dijkconstructies aangepast en door nieuwe linies verbonden. 3.5. Financiering en realisatie Een boeiend maar tot nog toe weinig onderzocht onderwerp vormt de besluitvorming omtrent het optrekken en de financiering van de verdedigingswerken. In de Zuidelijke Nederlanden beheerde de Raad van Financiën de bouw van de verdedigingswerken55. De Raad betaalde ook het merendeel van de ingenieurs. De financiering van de constructies gebeurde al naar gelang het belang van het werk door de gemeentes of steden, de kasselrijen of door de Vier Leden van Vlaanderen (de steden, Brugge, Gent, Ieper en de kasselrij van het Brugse Vrije). Deze konden hiervoor pioniers inzetten, die gerecruteerd werden uit de armste lagen van de bevolking. Vanaf de regering van Karel V was een geniekorps opgericht dat voor de campagnes en gedurende een beleg verantwoordelijk was voor het aanleggen van schansen of circumvallaties tijdens periodes van beleg. Op deze wijze kon men over 2 à 5.000 pioniers beschikken, die onder de leiding stonden van een chef et général des pionniers. Voor de kleinere werken kon ook op een aannemer worden beroep gedaan. Vooral gemeenten en kasselrijen pasten deze werkwijze toe.
51
Bedreigd door een aanleg van een nieuwe woonwijk werd de versterking van het fort Isabella bij Oostende door de Archeologische Dienst van Monumenten en Landschappen in 1982-1983 aan een noodonderzoek onderworpen. Met dank aan archeoloog Dirk Van Eenooghe (AROHM, West-Vlaanderen), die ons zijn opgravingsgegegevens ter beschikking stelde. 52 De forten Sint-Joseph en Ferdinandus (Sluis) zie: Marinelli, 1997; de Krabbenschans (Sluis) zie: Van Kempen, 2001 en het Isabellafort (Westkapelle, Knokke-Heist) zie: Zwaenepoel, Termote & Libbrecht, 2003 53 Zie ondermeer het ontwerpplan van Damme in het Simancas-archief en Lemoine-Isabeau,1985, p.61 en SHAT, Lillo en Liefkenshoek, nr.3. 54 Voor een voorbeeld van een aanbesteding zie: Schepens, 1997
55
De archieven van de Raad van Financiën gingen in 1730 grotendeels in de vlammen op.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
24
4. Besluiten en voorstellen In het Vlaamse Krekengebied werden bij de inventarisatie een 73-tal fort- of verdedigingssites gerepertorieerd. Hierin zijn ook de linies en de waterwegen, aangelegd in functie van de verdediging, opgenomen. Van 34 sites zijn sporen bewaard gebleven. Hun bewaringstoestand is sterk verschillend: slechts een 5-tal blijken goed bewaard, wat impliceert dat belangrijke resten ook in opstand bewaard bleven. Het overgrote deel van de verdedigingssites – een 20tal – zijn via de perceelslijnen en lichte reliëfsporen waarneembaar. De rest van de sites tekent zich nog enkel af via fragmenten van perceelslijnen of lichte depressies. 4.1. Wat is aan Vlaamse zijde bewaard? De resten van de forten en verdedigingswerken in het Krekengebied van Oost- en WestVlaanderen presenteren zich in clusters, die ongelijk bewaard zijn. We kunnen de volgende concentraties onderscheiden: - De Zwinstreek en meer bepaald de belangrijke linie van de Damse Vaart – de Cantelmolinie – en de Paulusdijk tot Knokke. Het geheel bevat een dichte concentratie van verdedigingswerken, die zowel chronologisch als typologisch sterk gespreid zijn (Tachtigjarige Oorlog tot de Spaanse Successieoorlog). Ook de linie-elementen zijn nog goed bewaard. Ze kunnen bovendien als verbindingselementen aangewend. We wijzen hier op de Damse Vaart en de Linies van Cantelmo en de Paulusvaart. Ook op ecologisch vlak scoren de sites hoog. - Het gebied rond Sas van Gent en meer bepaald de linie van communicatie tussen Sas van Gent en Hulst. Deze fortenrij en linie loopt verder op Nederlands grondgebied, waar reeds een aantal van deze forten zoals Sint-Jacob, Sint-Livinus zijn gevaloriseerd. Hier is het mogelijk om een grensoverschrijdende verbinding te maken via de historische linie. De bewaringstoestand van de forten langs Vlaamse zijde is eerder gering. - De linie van de Nieuwe Vaart (de zogenaamde Parmavaart) in Moerbeke. Deze noord-zuidlopende linie omvat op Vlaamse bodem de forten Francipani, Keizershoek of Papemutse en Terwest (buiten het Krekengebied). Ook hier is het mogelijk om een grensoverschrijdende verbinding te realiseren met het bewaarde Spaanse fort de Moerspui op Nederlands grondgebied, het meest noordelijke punt van de linie. - De verdedigingswerken van de Bedmarlinie op het grondgebied van de gemeenten Stekene tot Kieldrecht. Deze linie is gedeeltelijk op oudere verdedigingswerken aangelegd, waarvan bijna uitsluitend de sporen van de verdedigingswerken uit de Spaanse Successieoorlog bovengronds bewaard bleven, incluis de verbindingselementen zoals de Koningsdijk (1674) en de Pillendijk. Dit geheel vormt het meest spectaculaire en best bewaarde verdedigingswerk in het studiegebied. - De historisch en typologisch zo belangrijke cluster van de fortengordel op de linkeroever van de Schelde is door de nog steeds voortschrijdende industrialisatie van de Linkeroever wel bijzonder sterk aangetast. Hier blijft enkel nog de site van het Liefkenshoekfort als een rots in de branding standhouden. In het areaal tussen het Kanaal van Terneuzen en Aardenburg zijn, omwille van de inundaties en de eerder geïsoleerde ligging van de hier voorkomende steden of forten, na 1604 nauwelijks verdedigingswerken opgetrokken. Bovendien speelden de oorlogshandelingen zich
hier in een relatief korte periode in de beginfase van de Tachtigjarige Oorlog af. Toch tekenen zich ook enkele belangrijke losse items af, zoals het fort Sint-Laureins, de stadversterking Middelburg en het fort Leopold in Assenede. Hun ecologische waarde is eerder gering. Een aparte groep vormen de ‘verstedelijkte’ sites in de bewoningskernen van Kieldrecht, Verrebroek en Kallo. De laatste twee sites zijn gedeeltelijk hun band met de linies kwijt, gevangen als ze zitten tussen de steeds verder oprukkende haveninfrastructuur. Hun siteaspect kalft daardoor langzaam maar zeker af. Deze sites hebben een eigen problematiek naar behoud en beheer en vragen als dusdanig een eigen aanpak. Ze dateren uit de vroege fase van de Tachtigjarige Oorlog toen de verdediging geconcentreerd werd op de bewoningskernen. Als dusdanig zijn ze van groot historisch belang. 4.2. Welke zijn de knelpunten? Er tekenen zich enkele belangrijke knelpunten af. - Ligging op akkerland In tegenstelling tot de verdedigingswerken gelegen onder weiland, staan de sites onder akkerland - redoute van Michem (inv.nr.6), Sint-Job (inv.nr.12), Isabella (inv.nr.13), SintLaureins (inv.nr.29), Leopoldfort (inv.nr.31), fort Sint-Steven (inv.nr.37), fort Francipani (inv.nr.42) weliswaar enkel voor het glacis, fort Verrebroek (inv.nr.58) - aan een voortdurende erosie bloot. Gedeeltelijke verwerving of een aangepast beheer kan hier een oplossing betekenen om in een eerste fase tot een stand-still te komen. - Eigendomsstructuur Enkele van de beter bewaarde sites zijn privé-domein. Het betreft de forten Moerbeke, Francipani (inv.nr.42), Knokke, Sint-Paulus (inv.nr.18) en Westkapelle Sint-Frederik (inv.nr.10). Andere zijn opgenomen in een villaverkaveling en een camping - De Klinge, Bedmarfort, (inv.nr.53) - of in een vakantiepark – Kemzeke, fort Sint-Jan (inv.nr.50). Dit vormt in de meeste van de gevallen geen rechtstreekse bedreiging voor het behoud van het gabarit - integendeel zelfs - maar wel voor het toekomstige beheer en zeker voor de ontsluiting. Hier kan sensibilisering en begeleiding een aandachtspunt zijn. Het probleem van de ruime toegankelijkheid blijft echter gesteld. - Gewestplanbestemming Enkele van de sites tonen een wel bijzonder bonte mix van gewestplanbestemmingen. De site van het fort Bedmar telt er niet minder dan vijf. 4.3. De mogelijkheden naar beheer en behoud Met het beleidsplan voor het Krekengebied56 werd uitgegaan van de huidige natuurwaarden en de potenties die dit gebied in zich draagt, hierbij rekening houdend met de noden en de belangen van de landbouw en het toerisme. Voor het landschap wordt een streefbeeld geformuleerd waarin voor de linies, forten en verdedigingswerken een stabilisatie en een permanent beheer wordt beoogd. 56
Beleidsplan 1997
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
25
Voor enkele van de goed bewaarde sites is al een beheer of een vorm van beheer opgestart. Het fort Liefkenshoek in Beveren, Kallo (inv.nr.62) heeft het statuut van beschermd monument en is goed ontsloten. Een heraanleg van de omgeving als buffer tegen de oprukkende industrie ligt in het verschiet in het kader van het Sigmaplan. Hierbij kan concreet de reconstructie van de Franse of begin 18de eeuwse versie van de bedekte weg worden beoogd. Voor de goed bewaarde stadsvesting Damme (inv.nr.9) loopt een project gericht op het versterken van de historische gegevens en de natuurwaarden, gecombineerd met een betere en aangepaste toeristisch/recreatieve ontsluiting. Een dergelijke geïntegreerde aanpak, die ook in enkele Nederlandse projecten toegepast is, kan de leidraad vormen voor een belangrijk deel van de geïnventariseerde sites. Andere sites komen door hun huidig statuut voor een verder geïntegreerd beheer in aanmerking. We noemen hier de Zwaluwstraat van het fort Sint-Donaas (inv.nr.11) en de site van het Verbrand Fort (inv.nr.7), die beide het statuut van erkend natuurreservaat dragen en waar mogelijkheden voor een instructief herstel aanwezig zijn. 4.4. Welke middelen staan er ter beschikking? Met het beleidsplan Krekengebied als basis wordt als uitgangspunt voor het behoud en beheer van de fortsites een geïntegreerde aanpak vooropgesteld, gericht op het versterken van de natuurwaarden en de historische gegevens, gecombineerd met een betere en aangepaste toeristisch/recreatieve ontsluiting. Deze maatregelen of ingrepen kunnen gecombineerd of fasegewijs gebeuren. Vanuit deze geïntegreerde visie staan werkmiddelen ter beschikking enerzijds gelinkt aan het ruimtelijk beleid in verband met natuur en anderzijds aan de monumentenwet. Voor eerstegenoemde verwijzen we naar het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en Integraal VerwevendVerwevend- en Ondersteunend Netwerk (IVON) uit het RSV verbonden aan het decreet houdende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997. Dat decreet bepaalt dat het VEN uit Grote Eenheden Natuur (GEN’s) en Grote Eenheden Natuur in ontwikkeling (GENO’s) bestaat en het IVON uit de natuurVerwevendsgebieden en natuurverbindingsgebieden. De initiatieven in deze gebieden dienen uit te gaan van het Vlaams Gewest. De provincies hebben als taak de afbakening en de inrichting van de natuurverbindingsgebieden. Naast het VEN en het IVON wordt de natuurlijke structuur aangevuld door de ‘ecologische infrastructuur’. Deze bestaat uit de natuur- en bosgebieden die niet in het VEN en het IVON zijn opgenomen zoals kleine landschapselementen en natuur in de bebouwde omgeving. Hier selecteert de Provincie de ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang (d.i. gemeenteoverschrijdend belang). Via de monumentenwet beschikken we over het instument van de bescherming als monument, dorps- of stadsgezicht en landschap. Een veilig statuut voor de resten van deze verdedigingswerken blijft hoe dan ook een noodzaak. Dit kan gebeuren via een natuurgerichte bescherming en/of via de monumentenwet. Beschermingen, en zeker een bescherming als stads- en dorpsgezicht, bieden geen sluitende garantie voor verder verval. Zo is er bijvoorbeeld de vrijheid van teelt waardoor zo maar niet
een omwerking tot weiland kan bedongen worden. Toch maken ze het beheer meer beheersbaar, al is het maar omdat het belang ven de site gesteld en erkend wordt. Als mogelijke maatregel wordt in het Krekenbeleidsplan voor het herstel van linies, forten en verdedigingswerken onder maatregel 13 een eventuele aankoop voorgesteld. De forten en linies zijn immers cultuurhistorische relicten die, zoals de dijken, een nadere bescherming verdienen en verwerving biedt in bepaalde gevallen de beste garantie. Deze maatregel is uiteraard slechts beperkt toepasselijk. Voor het beheer van de verdedigingswerken op landbouwgrond gelegen bestaat de mogelijkheid met de landbouwer een beheersovereenkomst af te sluiten om tegen vergoeding een welbepaald beheer te voeren, bepaalde handelingen te stellen en nadelige werkzaamheden na te laten. Deze overeenkomsten dienen wel te corresponderen met de beheersdoelstellingen door de Vlaamse Landmaatschappij gehanteerd. De vergoeding komt voor de ene helft van de Aminal en voor de andere helft van de Europese Unie. Ze kaderen immers in het Europese Landbouw- en Milieubeleid (verordeningen 2078/92 en 1257/99) en het ministerieel besluit van 4 juni 1999. Specifiek voor het behoud en beheer van de fortsites wijzen we naar de beheerspakketten ‘zorgen voor weidevogels’ (waarin het omzetten van akkerland naar weiland vervat zit), 'zorgen voor perceelsranden' en 'zorgen voor bomen, struiken en poelen'. Bovendien dienen zich in de toekomst een aantal nieuwe middelen aan zoals een inrichtingsovereenkomst met de landbouwers. Voor particulieren werkt de provincie WestVlaanderen momenteel een subsidiereglement uit, dat de inrichting van dergelijke sites mogelijks kan ondersteunen. De sites, die concreet in de natuurverbindingsgebieden liggen, zoals bijvoorbeeld het areaal ten zuiden van Westkapelle, in de omgeving van de Damse vaart en het grensareaal ten zuiden van Sas van Gent kunnen door de Provincie opgenomen worden in een RUP waarbij via stedenbouwkundige voorschriften de fortsites, waar nodig, bouwvrij kunnen gehouden en als grasland bestemd kunnen worden. Ook de gemeentelijke RUP’s bieden in de toekomst mogelijkheden. 4.5. Hoe kan het behoud en beheer op het terrein gerealiseerd worden? Noodzaak van stand-still Een allereerste en noodzakelijke maatregel is een stand-still of een behoud van de sites in hun huidige toestand. Enkele van de verdedigingssites steken nog geheel of gedeeltelijk onder akkerland en zijn bijgevolg gevoelig voor erosie of verdere aantasting en nivellering door landbouwactiviteiten. Onder deze direct bedreigde sites vinden we de redoute van Michem (inv.nr.6), het fort Sint-Job (inv.nr.12), het fort Sint-Isabella (inv.nr.13), het fort Sint-Laureins (inv.nr.29), Leopoldfort (inv.nr.31), fort Sint-Steven (inv.nr.37), het fort Francipani (inv.nr.42), weliswaar enkel voor het glacis, en gedeelten van het fort Verrebroek (inv.nr.58). Op enkele sites rust een meer latente dreiging omwille van de huidige bestemming(en). We vermelden hier het fort Sint-Paulus in Knokke (inv.nr.18) en het fort Sint-Frederik in Westkapelle (inv.nr.10), die zijn omgewerkt tot woonpercelen. Het Bedmarfort in De Klinge (inv.nr.53) en het fort Sint-Jan in Kemzeke (inv.nr.50) zijn respectievelijk opgenomen in een villaverkaveling met camping en in een vakantiepark. Vooral voor het Bedmarfort, waarvan het areaal niet minder dan vijf verschillende gewestplanbestemmingen telt, lijkt een gedegen behoud en beheer van het geheel van de fortsite in de toekomst moeilijk.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
26
We wezen reeds op de mogelijkheid (en de beperkingen) van een monument- of landschapsbescherming. Enkele belangrijke fortsites zijn trouwens al geheel of gedeeltelijk beschermd zoals het Fort van Beieren (inv.nr. 3) als landschap, de stadsversterking Damme (inv.nr. 9) als landschap en stadsgezicht, de linie van de Paulusvaart in Knokke (inv.nr. 20) als landschap, het fort Francipani (inv.nr. 42) als monument, de site van het fort Kallo (inv.nr. 61) gedeeltelijk als monument en het Fort Liefkenshoek (inv.nr. 62) als monument en dorpsgezicht. Voor de site van fort Isabella in Westkapelle (inv.nr.13) is een beschermingsprocedure recent voltooid. Deze lijst kan worden aangevuld met de belangrijkste fortsites van de Zwinstreek, zoals de Franse redoutes van Michem ((inv.nr.6), Bekaf (inv.nr.8), Damme (inv.nr.5) en de fortendriehoek Sint-Frederik (inv.nr. 10), Sint-Donaas (inv.nr.10) en Sint-Job (inv.nr.12). Voor Oost-Vlaanderen komen ondermeer in aanmerking: de stad Middelburg (inv.nr.27)57, gedeelten van de grote forten Bedmar in De Klinge (inv.nr.53) en Sint-Jan in Kemzeke (inv.nr.50), de redoute van Sint-Steven in Zelzate (inv.nr.37) en de forten Keizershoek in Moerkerke (inv.nr.43), Spinola (Meerdonk) en Verrebroek (Verrebroek). Als mogelijke maatregel wordt in het beleidsplan voor het herstel van linies, forten en verdedigingswerken onder maatregel 13 een eventuele aankoop voorgesteld. Deze maatregel is uiteraard slechts in beperkte mate toepasselijk. Komen voorlopig in aanmerking voor een eventuele aankoop: de sites van Oostkerke, Michem (inv.nr.6) en Bekaf (inv.nr.8), SintDonaas, fortje in Lapscheure (inv.nr.11), Sint-Job in Lapscheure (inv.nr.12), gedeelten van het Fort Leopold in Assenede (inv.nr.31), de redoute Sint-Steven in Zelzate (inv.nr.37), het fort Keizershoek in Moerbeke (inv.nr.43), het fort Spinola in Meerdonk (inv.nr.54), gedeelten van het fort Verrebroek in Verrebroek (inv.nr.58) en gedeelten van de stadsversterkingen van Damme (inv.nr.9) en Middelburg (inv.nr.27). Hier kunnen we eventueel de sterk aangetaste site van fort Sint-Laureins in Boekhoute (inv.nr.29) toevoegen. Het zichtbaar maken van de sites Het cultuur- en het landschapshistorisch belang van de verdedigingswerken pleit voor het beter of het opnieuw zichtbaar maken van de sites in het cultuurlandschap en dit aan de hand van een aangepaste en ecologisch verantwoorde vormgeving. Deze ingrepen zijn zowel op de fortsites als op de linie-elementen toepasselijk. Alnaargelang het gewicht van de ingreep kunnen we een drietal gradaties onderscheiden gaande van het zacht zichtbaar maken tot de heuse (gedeeltelijke) reconstructie. Dit sluit niet uit dat ook andere vormen van markering mogelijk zijn58, waarbij vormen van landart of constructies kunnen worden aangewend. Deze ingrepen kunnen uiteraard ook gecombineerd worden toegepast.
Bij het zacht zichtbaar maken beschikken we over een drietal bouwstenen, namelijk: - het bewerken van het maaiveld - het versterken van markante perceelslijnen of –vlakken met bomenrijen en een streekeigen beplanting naast of in combinatie met - lichte terreinophogingen, die geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd.
58
Een beschermingsprocedure is intussen opgestart. Voor dit aspect zie ook H+N+S, 2003, p.215 en vlg.
Het versterken van de markante perceelslijnen of perceelsvlakken – wat in feite neerkomt op een betere visualisering van de grachtpartijen - kan verschillende vormen aannemen gaande van het kuisen van de grachten over de creatie van moerasbosjes tot het aanbrengen van hakhout (elzen-, essen- of olmenhakhout) en doornhagen. Deze laatste vormen als het ware een omgekeerd reliëf, waarbij de grachtpartijen zich aftekenen als verboste stroken. Voorbeelden zien we nu al op de sites van de stadsversterking van Damme (inv.nr.9) en Fort van Beieren (inv.nr.3). Ook de site van het fort Moerspui (Hulst) toont een dergelijke markering. - Zachte reconstructie Onder een zachte reconstructie verstaan we een iets sterkere accentuering van de fortsite en zijn omwalling, al dan niet gecombineerd met een noodzakelijke omzetting in weiland en hooiland. Met accentuering bedoelen we het licht ophogen van de site en het licht uitdiepen van de grachtpartijen. Een dergelijke zachte reconstructie versterkt gelijkmatig de natuur- en cultuurwaarden en laat bovendien de archeologische resten nagenoeg intact, mits het vooraf is gegaan van een gedegen niet-destructief archeologisch vooronderzoek61. Bij een dergelijke reconstructie dienen de volgende punten in acht genomen: - Een gesloten grondbalans. Het grondverzet dient een nuloperatie te zijn m.a.w. de grond uit de nieuw te graven grachtdepressie dient naar binnen gebracht te worden voor de aanleg van de wal. - Het terreplein of de binnenplaats blijft onaangeroerd of kan licht opgehoogd worden. - De gracht dient qua diepte en helling voldoende garanties te bieden voor een natuurherstel. In enkele gevallen kunnen hier, gezien de sterk gewijzigde hydrologische toestand, ook niet-identieke grachtprofielen overwogen worden om meer natuurwaarden te creëren62. Ook hier kunnen (al dan niet knot)bomenrijen, hakhout en doornhagen worden aangeplant terwijl de oude ingangspartijen (plaats van de ophaalbrug) met inkombomen kunnen worden geaccentueerd. Hierbij verdient het heraanvullen van restanten van nog bestaande levende perceelsscheidingen aanbeveling. 59
- Zacht zichtbaar maken
57
Het bewerken van het maaiveld kan op diverse wijzen worden gerealiseerd, gaande van een bloemrijk hooiland 59, over een binnenbomenrij – een zogenaamde tuinkamer - tot een boomgaard of een weide met bomen60.
De H+N+S, 2003 gebruikt regelmatig de term ‘bloemenweide’. Die term kan voor verwarring zorgen. Veel auteurs en nog meer lezers gebruiken de term ‘bloemenakker’ en ‘bloemenweide’ door elkaar. Waar er wél een onderscheid gemaakt wordt bedoelt men met bloemenakker meestal een vegetatie van bollen, knollen en eenjarigen, die geregeld nieuwe grondbewerking vraagt. Dit lijkt ons niet gunstig voor een dergelijke site. Met bloemenweide bedoelt men dan een meerjarige vegetatie, waarbij we ons afvragen wat de meerwaarde is met een bloemrijk hooiland. Deze eerder kunstmatige aanpak (inzaaien van soorten et cetera) levert geen stijging van natuurwaarde op. Bloemenweiden in het landschap gaan vaak eerder richting floravervalsing. Het lijkt ons meer iets voor tuinen, waar je aan een esthetisch en tegelijk insectenvriendelijk beheer wil doen. 60 Bij de term bomenweide (H+N+S, 2002, p.215) is de cultuurhistorische connectie minder duidelijk. 61 Zoals de opname van een microtopografische kaart en een boor- en/of weerstandsonderzoek. 62 Dit onderscheid tussen reconstructie en ‘afwijking’ dient dan aan de bezoeker voldoende verduidelijkt te worden.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
27
Sites die voor een dergelijke ingreep in aanmerking komen zijn o.m. de redoute Oostkerke, Michem (inv.nr.6) en mogelijk ook Oostkerke, het Verbrand Fort (inv.nr.7), Westkapelle, het fort Frederik (inv.nr.10), Westkapelle, de Zwaluwstaart van het fort Sint-Donaas (inv.nr.11), Lapscheure, het fort Sint-Job (inv.nr.12), Westkapelle, het fort Isabella (inv.nr.13), gedeelten van de Cantelmolinie (inv.nr.26), Zelzate, de resten van het fort Anthonis (inv.nr.26), Moerbeke, het fort Keizershoek (inv.nr.43), de oostelijke helft van het fort Sint-Jan in Kemzeke (inv.nr.50) en mogelijk ook de forten Spinola te Meerdonk (inv.nr.54) en gedeelten van het fort Verrebroek in Verrebroek (inv.nr.58). - Reconstructie Al hoewel minder aangewezen vanuit de huidige visie op monumentenzorg is een beperkte reconstructie in het kader van de toeristisch/recreatieve uitbouw en een educatieve uitwerking op welbepaalde plaatsen uitzonderlijk te verantwoorden. Het is in Vlaanderen tot nog toe zelden toegepast. We verwijzen hier naar de reconstructie van het glacis – gedeelte Romboutsdijkwerve - van de Damse vesting. Zeker bij de linies komen gedeelten voor een reconstructie in aanmerking. Deze ingreep is gepland bij het natuurinrichtingsproject van de Stropers (Kemzeke) en is mogelijk voor een beperkte sectie van de Cantelmolinie, waar één van de redans en het aanpalende gedeelte van de linie – en eventueel een achterliggende redoute(inv.nr.26.2) - kan worden gereconstrueerd. De toeristisch-recreatieve en educatieve waarde neemt hierbij in belangrijke mate toe. Bij de goedbewaarde sites zoals het Fort van Beieren bij Brugge (inv.nr.3) en fort Sint-Jan bij Kemzeke (inv.nr.50) behoort de reconstructie van een bastion(gedeelte) tot de mogelijkheden. Voor de stadsversterking van Damme (inv.nr.9) komt het goedbewaarde bastion bij de molen eveneens in aanmerking. Dergelijke ingrepen kunnen slechts bij uitzondering gebeuren. Ze dienen door een grondig historisch en archeologisch onderzoek te worden voorafgegaan. 4.6. Hoe zit het met de toeristisch-recreatieve ontsluiting Hoe dan ook blijken de meeste sites relatief goed ontsloten en ook het cultuurlandschap erom heen blijft nog leesbaar. Nagenoeg alle restanten zijn zichtbaar vanop de openbare weg of via publieke (land)wegen te bereiken. Bovendien vormen de bewaarde linies of liniedijken een mogelijk of zelfs het aangewezen recreatieve verbindingselement. Dit is zeker het geval in de Zwinstreek. De meest spectaculaire dijken en liniedijken hier zijn de Zwindijken, de Cantelmolinie en de liniedijk van de Paulusvaart. Deze dijkstructuren zijn voor het grootste deel uitgerust met verkeersluwe wegen. Voor Oost-Vlaanderen zijn er de dijken ten noorden van Assenede en de communicatielinie van Sas van Gent naar Hulst, die een gedroomde verbinding vormt met de sites in Nederland. De linie Nieuwe Vaart is vooral in het noordelijke deel goed inpasbaar; naar het zuiden toe is deze linie door recente ingrepen echter sterk vervaagd of zelf volledig uit het landschap gewist. De Bedmarlinie (inv.nr.71) ten slotte biedt talrijke mogelijkheden. Hier is het aangewezen de Koningsdijk uit 1674, die de sectie Clinge - Kieldrecht/Verreboom van de Bedmarlinie vormt, voor de zachte recreatie – en zeker het fietsverkeer - te ontsluiten. Deze dijk vormt niet alleen een belangrijk verbindingselement voor de diverse sites gaande van de forten Bedmar, over
Fuentes/Spinola tot Verreboom en Kieldrecht, maar sluit met zijn meer oostelijk tracé – de huidige Pillendijk - aan op de ringdijk omheen de Doelpolder. Van deze laatste zijn de verdedigingsrelicten, die er op geënt werden, nauwelijks zichtbaar. Het siteaspect van deze dijk is echter des te indrukwekkender. Kieldrecht ligt op een kruispunt van dijken, dat opnieuw de mogelijkheid biedt voor een verbinding richting Nederland. Het fort Liefkenshoek ten slotte blijft een unieke site van Europees formaat. Het is de plaats waar de sfeer van een fort ‘beleefd’ kan worden. Bovendien is hier de unieke – zei het 19de eeuwse – infrastructuur bewaard. Het siteaspect met de relatie tot de Scheldestroom is overweldigend en er is een verbinding mogelijk met zijn tegenhanger, het eveneens goed bewaarde fort Lillo op de rechteroever. Naast de klassieke informatiedrager,s zoals brochure en informatiepanelen, kunnen we voor de volgende decennia een aantal nieuwe performante dragers verwachten. In het kader van het Interreg IIIb-project Historische en Versterkte Steden loopt hieromtrent een specifiek onderzoek op een drietal testcases, waarbij de site-informatie enerzijds via gsm, audiofoon en GPS-gestuurde cd-rom wordt overgedragen. 4.7. Relatie tussen het Staats en Spaans frontierlandschap Een confrontatie van het bewaarde frontierlandschap langs de beide zijden van de grens is bijzonder nuttig en laat tevens meteen de mogelijkheden naar verdere ontwikkeling en ontsluiting zien. Het beeld van de linies en de verdedigingswerken in de beide regio’s verschilt enigszins. In het Nederlandse Krekengebied is vooral het linieaspect nadrukkelijk aanwezig in een overwegend oost-west-configuratie doorspekt met relatief goed bewaarde stadsversterkingen. In het Vlaamse gedeelte ontbreken de stadsversterkingen nagenoeg – Damme en Middelburg vormen eerder uitzonderingen – en zijn de kreken met de begeleidende dijken in het algemeen minder nadrukkelijk aanwezig. Het zuidelijke of Spaanse frontiergebied lag immers in het grilliger overgangsgebied tussen het poldergebied en de hogere Pleistocene gronden. Als alternatief voor het het dichte geulenen krekennet in het Noord-Nederlandse areaal werden langs Spaanse zijde ‘militaire’ waterlopen aangelegd . Ze kennen een grote variatie gaande van eerder geïmproviseerde toevoerwegen, zoals de Parmavaart, over herwerkte waterlopen, zoals de Legervaart, tot zelfs bedekte waterlopen, zoals de Paulusvaart. Sommige van deze structuren vertonen eerder een noord-zuid verloop, enreiken tot buiten het studiegebied. We overlopen concreet het terrein. De concentratie van verdedigingswerken in de Zwinstreek vindt haar opponent in de goedbewaarde verdedigingswerken van Retranchement en Sluis, terwijl de stadsversterking van Aardenburg en de omringende forten toelaten ook de stadsite van Middelburg op te nemen. Bovendien laat de dijkstructuur langs de geul van het Zwarte Gat een recreatieve verbinding toe tussen de steden Sluis en Middelburg. De mogelijkheid om de goedbewaarde dijklinie en communicatielinie tussen de vestingssteden Sas van Gent naar Hulst als verbindingselement in te schakelen ligt voor de hand. Op de linie zijn al enkele ‘behandelde’ sites voorhanden (fort Sint-Joseph) en ook aan Vlaamse zijde komen het fort Sint-Steven en het fort Sint-Anthonius in aanmerking. Via het Moerspuifort is bovendien een recreatieve noord-zuidverbinding met de linie van de Nieuwe
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
28
Vaart mogelijk. Dit laatste verdedigingscomplex is een tot nog toe miskend geheel, dat trouwens meer naar het zuiden zijn verlengde vindt in enkele goed bewaarde fortsites zoals het fort Misere en het fort van Mendonk beneden de Moervaart (en dus buiten het studiegebied). Voor de goed bewaarde Bedmarlinie vormt de linie Hulst - Zandberg een uitgelezen tegenhanger. Bovendien zijn de sites ook chronologisch gelinkt, daar ze beide zowel tijdens de Tachtigjarige Oorlog als tijdens de Spaanse Successieoorlog een belangrijke rol speelden. Onderlinge verbindingen tussen de beide complexen kan via de tijdens het Twaalfjarig Bestand aangelegde en te herwaarderen dijk tussen de forten Moerschans, de Blom en de Clinge63 en eventueel via het fietspad van Kieldrecht naar de site van de Stenen Beer. Een grensoverschrijdend verhaal is er al en een grensoverschrijdend project is als het ware vanzelfsprekend.
63
H+N+S, 2003, plankaart p.225 en 226-227.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
29
5. Algemeen besluit De forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied vormen een tot nog toe verwaarloosd maar boeiend patrimonium met goede ontwikkelingsmogelijkheden. De historisch/topografische inventaris leverde enkele verrassende resultaten. We vermelden hiervan de betere uittekening van de site fort Sint-Donaas, de ‘herontdekking’ van de vestingstad Middelburg, de meer precieze datering van het Fort Leopold in Assenede, de ontwikkelingsgeschiedenis van het fort Anthonius, een betere uittekening van de linie van de Nieuwe Vaart en de Bedmarlinie en ten slotte de juiste kijk op de verhouding tussen de forten Verboom en Kieldrecht. De begeleidende ecologische fijn-inventarisatie betrad grotendeels onontgonnen terrein. De gegevens hier zijn dan ook in hoofdzaak nieuw. In de meeste gevallen bleek een goede link natuur-cultuur voorhanden, wat mogelijkheden biedt voor een geïntegreerde ontwikkeling van de sites. Beheer en behoud Vertrekkend van de basisoptie van een geïntegreerde aanpak, gericht op het versterken van de natuurwaarden en de historische gegevens, gecombineerd met een betere en aangepaste toeristisch/recreatieve ontsluiting, tekenen zich enkele duidelijke mogelijkheden af, die al naargelang de provincies verschillen. De sporen op het West-Vlaamse grondgebied tonen relatief goed bewaarde sites, geconcentreerd op de lijn Damse vaart – Cantelmolinie – Paulusvaart. De hoge natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied vormt een goede basis. In de natuuraandachtsgebieden kan het initiatief uitgaan van het Vlaams Gewest met mogelijkheden voor de sites van het Sint-Isabellafort en de Paulusdijk. Voor de provincie ligt een taak weggelegd in de natuurverbindingsgebieden van de Damse Vaart en de zone van de Cantelmolinie in combinatie met aankoop en bescherming. Sites met uitstekende ontwikkelingsmogelijkheden zijn de Zwaluwstaart van het Sint-Donaasfort en de Cantelmolinie en eventueel de parallel lopende maar minder goed gekende Fontainelinie. Voor Oost-Vlaanderen zien we een meer verspreid beeld met sites met een meer complexe juridische structuur. We kunnen een drietal clusters onderscheiden. De regio Assenede –Zelzate – of de regio ten zuiden van Sas van Gent laat nog goed bewaarde dijkstructuren zien. De resten van verdedigingswerken zijn grotendeels verdwenen en zelfs moeilijk te lokaliseren. Twee opmerkelijke sites bleven gedeeltelijk bewaard. Het zijn het fort Leopold en het fort SintAnthonius. Eerstgenoemde biedt goede ontwikkelingsmogelijkheden mits verwerving en bescherming. Fort Anthonius, gelegen op de grens, levert mits medewerking van de eigenaar;, mogelijkheden voor een uitbouw als merkteken in het landschap en als cultuurhistorische drager. De uitwerking van dit initiatief vraagt echter een gewestplanwijziging en de volle medewerking van het bedrijf, reden waarom het initiatief hier in eerste instantie van het Vlaams Gewest dient uit te gaan. Dit fort vormde bovendien de aanzet van de grensoverschrijdende linie Sas Van Gent – Hulst, die goed in het landschap bewaard bleef. Langs Vlaamse zijde biedt het fort Sint-Steven mogelijkheden voor
landschappelijke/historische opwaardering in de lijn van de al gerestaureerde forten (1 of meerdere forten?) Sint-Joseph langs Nederlandse zijde. Een tweede belangrijke cluster, en een tot nogtoe miskendgegeven, vormt de linie van de Nieuwe Vaart. Zowel de bewaringstoestand als het juridische statuut van de verschillende onderdelen varieert sterk. Hier lijkt voor het verdere beheer een opname in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van de gemeente Moerbeke aangewezen. Ook deze linie schrijdt over de grens en biedt dus de mogelijkheid voor een grensoverschrijdende valorisatie. De derde cluster vormen de resten van de Bedmarlinie, die we gerust tot het belangrijkste 18de eeuwse verdedigingsrelict in deze provincie kunnen rekenen. Het geheel is recent door ruilverkaveling aangetast, maar de secties van de Stropers en de Koningsdijk- Pillendijk blijken goed bewaard. Eerstgenoemde, opgenomen in een natuurontwikkelingsplan, biedt de mogelijkheden om niet alleen de linie maar eveneens de oostelijke helft van het fort Sint-Jan te valoriseren. De sectie Clinge - Kieldrecht wordt bepaald door imposante dijkresten, waartegen de eerdere sobere resten van de forten enigszins afsteken. De ecologische en landschappelijke waarde van dit gedeelte is tijdens de gewestplanopmaak duidelijk onderschat en door ruilverkaveling verder aangetast. Dit alles staat in schril contrast met de hoge natuurwaarde aan de Nederlandse zijde van de dijk. Deze sectie is duidelijk aan een opwaardering toe, gelegen als ze is tussen de natuurgebieden van de parallel lopende kreekresten van de Grote Geul. Bovendien bezit het geheel duidelijke mogelijkheden als toeristische/recreatieve as. Juridisch ligt dit alles complex. Er zijn niet alleen verschillende eigenaars, het geheel van de Koningsdijk ligt bovendien gedeeltelijk op Vlaams, gedeeltelijk op Nederlands grondgebied. Deze structuur verdient een aparte studie en de concrete realisatie wordt een tijdrovende bezigheid. Gezien de bestemming als landbouwgebied, lijkt de VLM hier de aangewezen instantie om dit mogelijke project te trekken. Voor de jalonnerende fortsites zelf, dient in eerste instantie een stand-still nagestreefd te worden. Het fort Spinola komt in aanmerking voor een zachte reconstructie, terwijl de sites van fort Verboom en Kieldrecht een betere informatie behoeven. Ook het sterk aangetaste Fort Verrebroek verdient opwaardering. De ligging in een koppelingsgebied type 1 biedt mogelijkheden voor een zachte reconstructie in het kader van een verdere landschapontwikkeling, weliswaar via een gemeentelijke RUP. De historisch en typologisch zo belangrijke cluster van de fortengordel op de linkeroever van de Schelde is door de nog steeds voortschrijdende industrialisatie van de Linkeroever sterk aangetast en grotendeels voor verder beheer verloren. Hier bezit enkel de site van het Liefkenshoekfort verdere ontwikkelingsmogelijkheden, ondermeer in het kader van het herrziene Sigmaplan. Toeristisch-recreatieve ontsluiting De mogelijkheden naar toeristisch-recreatieve ontsluiting zijn goed. De meeste van de sites zijn goed ontsloten of zichtbaar vanop de openbare weg. Er zijn mooie linken mogelijk naar het Nederlandse frontierlandschap. Het beeld in Vlaanderen verschilt enigszins van dit van Nederland. In het Nederlandse Krekengebied is vooral het linie-beeld nadrukkelijk aanwezig in een overwegend oost-west-configuratie verlevendigd met relatief goed bewaarde stadsversterkingen.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
30
In het Vlaamse gedeelte ontbreken de stadsversterkingen nagenoeg – Damme en Middelburg vormen eerder uitzonderingen – en de kreken met de begeleidende dijken zijn in het algemeen minder nadrukkelijk aanwezig. Het zuidelijke of Spaanse frontiergebied lag immers in het grilliger overgangsgebied tussen het poldergebied en de hogere Pleistocene gronden. De geulen zijn hier als het ware vervangen door linies en ‘militaire’ waterlopen, een alternatief voor het dichte geulennet aan Staatse zijde. Ze kennen een grote variatie gaande van eerder geïmproviseerde toevoerwegen zoals de Parmavaart, over herwerkte waterlopen - zoals de Legervaart - tot zelf bedekte waterlopen zoals de Paulusvaart. Sommige van deze structuren vertonen eerder een noord-zuid verloop en reiken tot ver buiten het studiegebied. Deze gevarieerde gegevens versterken eerder het beeld, bieden nieuwe mogelijkheden maar vragen tevens een gedifferentieerde aanpak van de beheersproblematiek. Enkele bemerkingen tot slot Tijdsgebrek en het feit dat we ons enkel van de ‘traditionele‘ middelen konden bedienen, garandeert geen volledigheid voor de inventaris. De nieuwe gegevensbanken, waaronder de laseraltimetrische kaarten, die binnenkort ook aan Vlaamse zijde ter beschikking komen, zullen ongetwijfeld nog enkele sites aan het licht brengen. Een areaal dat zeker nog verrassingen bevat, is het grensgebied van het Meetjesland en meer bepaald het areaal tussen Isabellahaven en de wijk Maagd van Gent. De inventarisopdracht is met andere woorden nog niet afgerond en zal zowel aan Vlaamse en Nederlandse zijde voortdurend dienen bijgewerkt te worden en in het project geïmplementeerd te worden. Enkele van de sites en liniesecties zijn als dusdanig niet of nauwelijks meer in het landschap herkenbaar. Deze elementen zijn ons inziens niet verloren voor valorisatie. We verwijzen hier naar het natuurherstelproject ‘fort Sint-Isabella’, dat de zachte reconstructie beoogt van een recent genivelleerd fortsite. Ten slotte bleek eens te meer duidelijk dat heel wat van de nefaste ingrepen aan en in de fortsites van recente datum zijn. Dit wijst er nogmaals op dat dit patrimonium te laat is onderkend, waardoor in het recente verleden talrijke kansen verloren gingen. Wat bewaard bleef, is niettemin merkwaardig en wacht dringend op een herwaardering.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
31
Meest gebruikte afkortingen
Oude lengte- en oppervlaktematen64
ADN ARAB ARAH CIA GEN GENO IVON KBB LMB MGI PRS RAB RAK RABW RAG RAK RAZ RSV RUBG RUP SAA SAB SAG SASN SHAT VEN VLM
Brugse lengtematen 1 roede = 3,84 m 1 voet = 0,2743 m
Archives Départementales du Nord, Rijsel (Fr.) Algemeen Rijksarchief Brussel Algemeen Rijksarchief Den Haag Centraal Archeologisch Archief Grote Eenheden Natuur Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk Koninklijke Bibliotheek Brussel Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis Brussel Militair Geografisch Instituut Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Rijksarchief Brugge Rijksarchief Kortrijk Rijksarchief Beveren-Waas Rijksarchief Gent Rijksarchief Kortrijk Rijksarchief van Zeeland Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Rijksuniversiteit Bibliotheek Gent Ruimtelijk Uitvoeringsplan Stadsarchief Antwerpen Stadsarchief Brugge Stadsarchief Gent Stadsarchief Sint-Niklaas Service Historique de l’Armée de Terre, Parijs/ Vincennes (Fr.) Vlaams Ecologisch Netwerk Vlaamse Landmaatschappij
Gentse lengtematen 1 mijl = 1400 roeden 1 roede = 14voet 1 voet = 10 duim
= 5,3958 m = 3,8542 m = 0,2753 m
Gentse oppervlaktematen 1 bunder = 3 gemeten 1 gemet = 300 roeden
= 1,3367 hect = 0, 4455 hect.
Franse lengtematen Pied du roy = 0,32484 m Toise(vadem) = 1,949 m Oppervlaktematen 1 vierkante roede Stekene 1 vierkante roede Brugse Vrije
64
= 0,00329017 m² = 0,00147456 m²
Voor de lengte- en oppervlaktematen werd gebruik gemaakt van de publicatie Mertens & Vandewalle, 2003.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
32
GLOSSARIUM65: Antipenetratielinie: doorlopende aarden linie aangelegd met de bedoeling vijandige infiltraties of invallen te voorkomen of tegen te houden. Barbette: verhoogd platform op de walgang, waardoor een artelleriestuk over de borstwering heen kan vuren zonder gebruik te maken van schietgaten. Bastion: vijfhoekige, gemetselde of aarden uitbouw van een verdedigingsmuur of -wal van een vesting, fort of schans, bestaande uit twee facen die in de saillant bijeenkomen en uit twee flanken die aan de courtine vastzitten. Batterij: een aantal stukken geschut of de plaats waar geschut staat opgesteld. Bedekte weg: zie gedekte weg Benedenhoofd: sluishoofd gelegen aan het benedenpand Bolwerk: bastion Bovenhoofd: sluishoofd gelegen aan het bovenpand Bresschieten: het vernielen van een muur door middel van artillerie Cavalier: verhoogde geschutsbank voor kanonnen. Circumvallatielinie: tijdelijke verdedigingswerken, aangelegd rondom een belegerde vesting. Deze linie had een tweeledig doel, enerzijds de vesting af sluiten van de buitenwereld en anderzijds de belegeraar beschermen tegen de aanvallen van een ontzettingsleger. Contrescarpe: buitenoever van een vestinggracht Courtine: gedeelte van een vestingwal of muur, gelegen tussen twee torens of bastions; dit onderdeel wordt door Simon Stevin Gordijn genoemd. Defensielijn: afstand tussen een bastionhoekpunt en de hoek van de courtine met de flank van de naast liggende bastion. Enfilade: term uit de bouwkunst waarmee een schikking van achter elkaar liggende en onderling verbonden kamers wordt aangeduid. In de fortenbouw wordt hiermee een reeks achter elkaar liggende forten bedoeld. Enveloppe: doorlopende beschermingswal rondom een versterking, meestal voorzien van een bedekte weg. Escarp: grachtboord aan de vestingzijde. Face: een naar de vijand gekeerd stuk van de verdedigingslijn. Flank: gedeelte van een bastion, dat grenst aan de hoofdwal Fort: een gesloten vestingwerk dat aan alle zijden te verdedigen is Frans vestingfront Vauban eerste manier: Vauban ontwierp in totaal een drietal systemen. Het eerste vormde een synthese van de toenmalig gebruikte fronten. Het was een front met grote bastions, waarvan de courtine door een tenaille en een ravelijn werd beschermd en de bedekte weg met traversen was uitgerust. Gabarit: de algemene vorm en volume van het fort Gedekte weg: doorlopende weg, beschermd door een aarden wal gelegen aan de buitenzijde van de gracht. Getenailleerd: verdedigingsstelsel dat bestaat uit een aantal aaneengesloten bastions Glacis: vanuit het veld flauw oplopend talud ter dekking van de bedekte weg. Gordijn: zie courtine Halve maan (demi-lune): verdedigingswerk in gracht dat de saillant van een bastion of een ravelijn dekt. Halfbastion: bastion dat voor de ene helft bestaat uit uit een flank en een face en voor de andere helft uit een rechte wal, die de saillant rechtstreeks met de courtine verbindt Hoornwerk: buitenwerk van een vesting of verdedigingswerk dat aan de frontzijde voorzien is van twee halfbastions en een tussenliggende courtine.
Inundatie: kunstmatige onderwaterzetting ter verdediging of om de invallen van de vijand te beletten. Inundatiesluis: voor defensiedoeleinden gebouwde sluis, waarmee in tijden van oorlog of oorlogsgevaar de inundatie kan geregeld worden. Kat: verhoogde kanonstelling aangebracht op een bastion of courtine met de bedoeling het schootbereik te verhogen. Kazemat: bomvrije opslagplaats voor manschappen en materiaal Kroonwerk: buitenwerk van een vesting of verdediging, dat aan de frontzijde voorzien is van een bastion in het midden en langs weerszijden daarvan een halfbastion, onderling verbonden door courtines. Linie: reeks van met elkaar verbonden verdedigingswerken, die elkaar ondersteunen. Lunet: klein werk met twee schuine, naar buiten gerichte zijden (facen) en twee achter gerichte zijden (flanken). Onderwal: zie oud-Nederlands systeem Oud-Nederlands systeem66: dit gebastioneerde front bestond uit brede natte grachten, onbeklede aarden wallen, soms met onderwal en aarden bastions, waarvan de flanken haaks staan op de courtines. De voorliggende ravelijnen en halve manen worden soms met elkaar verbonden tot een enveloppe. Het geheel wordt omlijnd door een bedekte weg met inspringende wapenplaatsen. De nadelen van het oud-Nederlands systeem waren talrijk: de talrijke voorwerken waren moeilijk te verdedigen door een klein garnizoen, de onbeklede wallen waren slechts in beperkte mate stormvrij, de minder goede flankering van de face van het naast liggende bastion, de beperkingen en nadelen van de onderwal door de grote afmetingen, als rustpunt voor de aanvaller en zijn kwetsbaarheid vanuit het voorliggende glacis en ravelijn. Parapet: bekledingsmuur Poterne: overdekte doorgang onder een courtine Ravelijn: voor de courtine gelegen buitenwerk met twee facen ter dekking van de courtine en een eventuele poort. Redan: bolwerk met twee schuine zijden, onderdeel vormend van een linie Redoute: klein, meestal vierzijdig verdedigingswerk, verdedigd door een wal en een gracht en voorzien van een uitkijktoren. Rinket: valdeurtje of schuif aan de waterkerende zijde van een sluisdeur. Saillant: uitspringend punt van een verdedigingswerk, waar twee facen samenkomen. Schans: redoute Schootsveld: terrein dat rechtstreeks onder vuur kan genomen worden. Sperfort: fort aangelegd om de toegang tot een bepaald acces te verdedigen. Sterreschans: schans in een vier-, vijf-, zes- of achtpuntige vorm. Stormpaal: gepunte paal horizontaal in de escarp geplaatst. Tenaille: aarden wal onder de courtine en de aangrenzende flanken. Bij het verbeterd oud-Nederlands vestingfront loopt de tenaille onder de aangrenzende flanken door. Terreplein: open binnenruimte van een vestingwerk. Torenfort: twee of drie verdiepingen hoge toren van zwaar metselwerk, omgeven door wal en gracht. Traverse: aarden ophoging meestal dwars op een front, ter dekking tegen zijwaarts inkomend vuur. Uitwateringsluis: sluis met een beweegbare waterkering voor lozing van het overtollige water. De sluisgang vanaf de zoute kant bestond uit het “zoute schof” (een beschermingsdeur richting zee), een eerste drempel en eerste puntdeur, een tweede drempel - 12 à 15 cm hoger - en een tweede puntdeur en ten slotte een “zoete schof” (een tweede beschermingsdeur richting polder)67. Veelhoekzijde: afstand tussen de bastionhoekpunten van een versterking. 66 67
Over het oud-Nederlands systeem: zie Gils, 1993, 13-14 en Gils, 2000. Zie ook Adriaenssens & Vogelaers, 2001, p.20.21.
65
Dit glossarium werd samengesteld op basis van diverse lijsten o.m. Meeter, 1978; Gils, 1993, 2000, 2001, 2002 en de websites van de stichtingen Van Coehoorn en Simon Stevin.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
33
Versterkt legerkamp: ook verschanst kamp of geretrancheerd kamp genoemd. Door verdedigingswerken omringd legeringsgebied, bestemd om van daaruit offensieve acties te kunnen ondernemen. Voorwerk: verdedigingswerk ter dekking van de bastions (demi-lune) en de courtine (ravelijn). Wapenplaats: plaatselijke verbreding van de bedekte weg, waar deze een inspringende of uitspringende hoek maakt, voor de opstelling van geschut of als verzamelplaats van troepen.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
34
Personalia: Bedmar: zie dela Cueba dela Cueba en Benavides Don Ysidero, Markies van Bedmar en Assentar (1652-1723): was van 23 maart 1701 tot 1704 tussentijds gouverneur der Zuidelijke Nederlanden ter vervanging van landvoogd Maximiliaan Ernest van Beieren. De Neufville François, duc de Villeroi (1643-1730). Maarschalk vanaf 1694 en aanvoerder van de Franse troepen tijdens de Spaanse Successieoorlog De Villeroi: zie de Neufville Ernest-Casimir, graaf van Nassau-Diez (1573-1632) Ernest Casimir was de zoon van Jan de Oude, graaf van Nassau en Elisabeth van Leuchtenberg. Hij vergezelde zijn broer Willem Lodewijk op diens veldtochten. In 1607 werd hij veldmaarschalk en in 1620 stadhouder van Friesland en in 1625 van Groningen en Drenthe. Hij sneuvelde op 59-jarige ouderdom in de slag bij Roermond. Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641). Ferdinand was de zoon van Filips III en broer van Filips IV en had reeds een hele carrière doorlopen vooraleer tussen 1634 en 1638 landvoogd van de Nederlanden te zijn. In 1619 was hij aartsbisschop van Toledo en kardinaal, in 1632 gouverneur van Catalonië en in 1633 gouverneur van Milaan. Fontaine Paul Bernard de (1576-1643)68. Lotharinger, die reeds op 16-jarige leeftijd kapitein was van de cavalerie, vervolgens maistre de camp, generaal van de cavalerie, grootmeester van de artillerie en een tijd grootbaljuw van Brugge en het Brugse Vrije en stichter van het godshuis De Fontaine in de Zwarte Leertouwersstraat te Brugge. Hij sneuvelde te Rocroi als aanvoerder van de Spaanse en Waalse infanterie. Frederik-Hendrik, graaf van Nassau ( -1647) Frederik-Hendrik, graaf van Nassau, volgde in 1625 zijn broer op als prins van Oranje en als kapitein en admiraal-generaal van de Unie. Hij was een uitstekend militair en politiek leider. Lemercier de Senneton de Chermont Antoine-Francois69 Stamt uit een familie van ingenieurs. Werd geboren in Annet-sur-Marne op 1 september 1663 en sneuvelde in Nice in december 1705. Lemercier leidde campagnes in Vlaanderen tijdens de Negenjarige Oorlog en dit van 1691 tot 1697. Hij was ingenieur en chef te Veurne in 1698 en zeker tot 1704 in Brugge. Leopold Wilhelm, aartshertog (1614–1662). Leopold was de zoon van keizer Ferdinand II. In 1625 werd hij bisschop van Passau en Straatsburg, en later aartsbisschop van Maagdenburg. Als landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden tussen 1647 en 1656 poogde Leopold eerst een inval in Frankrijk uit te voeren maar later streefde hij tevergeefs naar vrede.
Maurits, prins van Oranje en graaf van Nassau (1567-1625) Maurits was de zoon van Willem van Oranje en diens tweede vrouw Anna van Saksen. In 1585 werd hij, naast stadhouder, tevens kapitein-admiraal-generaal van Holland en Zeeland. Na Leicesters vertrek in 1587 kreeg hij de volledige leiding van de militaire zaken. Tot zijn overlijden speelde hij een cruciale rol als legeraanvoerder in de Noordelijke Nederlanden. Maximiliaan II, Maria Emmanuel (1662-1726) Keurvorst van Beieren. Werd op aandringen van Willem III landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden in de periodes 1692-1701 en 1704 - 1712. Pompeio Guistiniano Italiaans ingenieur samen met Giacomo de Francesi, werkzaam in dienst van Spinola. Pompeio werd vanaf 1603 ingezet bij het Beleg van Oostende en later in de strijd om de linkeroever van de Braakmangeul. Hij publiceerde zijn ervaringen in het werk ‘della guerri di Flandria’ dat verscheen in 1609. Spinola Ambrosio Spaans officier geboren in 1569 te Genua en gestorven te Castelnuevo op 25 september 1630. Spinola trad in 1598 in Spaanse dienst en werd snel één van de belangrijkste veldheren van de Tachtigjarige Oorlog. Hij leidde van 1602 tot 1604 succesvol het Beleg van Oostende. In 1606 kreeg hij het bevel over de Spaanse troepen in de Nederlanden. Hij leidde het gezantschap dat in 1608 over het Twaalfjarige Bestand onderhandelde. Na het hervatten van de vijandigheden pleitte hij in 1628 voor een vrede met de Noordelijke Nederlanden. Graaf Olivares wenste echter de voortzetting van de oorlog waarna Spinola weigerde naar de Nederlanden terug te keren. In 1629 werd hij gouverneur van Milaan. Ruse Hendrik Noord-Nederlands ingenieur; publiceerde in 1654 zijn tractaat ‘Versterckte vesting’ waarin gepleit werd voor een aanpassing van het oud-Nederlandse vestingstelsel. Ruse verliet de Republiek en trad in dienst van de koning van Denemarken. Touros, Magdelon (ca.1660-1737)70 Frans ingenieur, geboren in Saint-Hilaire-du-Bois en gestorven in Bayonne op 6 juli 1737. Tijdens de Spaanse Successieoorlog verblijft hij in Vlaanderen, waar hij werkzaam is in Damme in 1702. Kort voor 1707 wordt hij ingenieur en chef te Veurne en in 1711 te Grevelingen. Valory (de), Charles-Guy (1655-1734)71 Frans ingenieur en vestingbouwkundige. Valory werd geboren op 24 september 1655 in Parijs en stierf in Quesnoy op 3 juli 1734 op 79-jarige leeftijd. Na de Vrede van Nijmegem was hij werkzaam in Menen. In 1688 is hij ingenieur en chef en vanaf 1703 ‘Directeur des fortifications en Flandre’
Marlborough John Churchill, Hertog van (1650-1722) Engelse veldheer en opperbevelhebber van de Engels-Nederlandse troepen tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713/1715).
Van Coehoorn (1641-1704) Nederlands vestingsbouwkundige. Uitvinder van de zgn. Coehoornmortier en grondlegger van het nieuw-Nederlandse vestingstelsel, waarvan hij de theoretische basis in 1685 neerschreef in zijn werk ‘Nieuwe vestingbouw op een natte en lage horizont’. In de Negenjarige Oorlog ( 1688-1697) legde Coehoorn de basis van zijn roem met ondermeer de belegeringen van Keizersweerd en Bonn en in de Slag van Fleurus (1690) en de verovering van Namen (1695). In september van dat jaar wordt hij door de Spaanse koning in de adelstand verheven met de titel van baron. Op 4 november 1695 kreeg hij een
68
70
69
Guillaume, 1883, kol.188-191. Blanchard, 1979 en 1981
71
Blanchard, 1979 en 1981, p.730-731 Blanchard, 1979 en 1981, p.743-744
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
35
benoeming tot directeur-generaal van de fortificatiën en op 18 november 1697 tot meester-generaal van de artillerie. Bij het begin van de Spaanse Successieoorlog leidde hij enkele aanvallen in de Zwinstreek en langs de Schelde. Vauban,Sébastien la Prestre de (1 mei 1633-30 maart 1707) Franse maarschalk en vestingbouwkundige. Hij startte zijn loopbaan als belegeringsspecialist. In 1678 werd hij inspecteur-generaal der Fortificatiën en had van dan af de verantwoordelijkheid voor het project van de zogenaamde pré-carré, een fortengordel, die de noordgrens van Frankrijk moest consolideren. Verboom, Prosper Georges Zuid-Nederlands ingenieur. Leerling van de Medrano en tijdens de Spaanse Successieoorlog kwartiermeester-generaal van het Twee-Kronenleger. Werd in 1706 na de Slag van Ramillies opgesloten en naar Spanje gestuurd. Hier reorganiseerde hij vanaf 1710 de genie en werd als dusdanig beschouwd als de stichter van het Spaanse geniekorps. Willem Lodewijk van Nassau (1560-1620) Willem Lodewijk was de oudste zoon van Jan de Oude, graaf van Nassau en broer van Ernst Casimir. Samen met zijn neef prins Maurits was hij de oprichter van het Staatse leger en nam hij deel aan de veldtochten van 1590 – 1594. Vinario, Nicolas de Spaans ingenieur, werkzaam omstreeks 1620. Hij realiseerde vanaf 1618 ondermeer de gebastioneerde stadsversterking van de stad Hulst en na het heropstarten van de Tachtigjarige Oorlog in 1621 de linies en forten in de Zwinstreek. Zijn naam kennen we onder verschillende schrijfwijzen gaande van Vivario tot Umario of Romario.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
36
Literatuur A., 1986. Klassering Isabellafort roept reakties op, Nieuwsblad 22-23 februari 1986, p.13-14. A., 1987. 300 jaar kerk van Koewacht 1687-1987, Koewacht, 1987. ACKE, B, 2000-2001. De verdedigingswerken uit de Tachtigjarige Oorlog langs de BelgischNederlandse grens – een rondleiding langs Spaanse forten en Staatse schansen, verhandeling U.G., 2000-2001. ADRIAENSSENS, G., STROBBE, M. & VOGELAERS, D., 1987. De historische polders tussen Damme en Sluis, Westvlaamse Archaeologica 3, 1987, 1, p.19-28. ADRIAENSSENS, G., VOGELAERS, D. & STROBBE, M., 1997. Een wandeling doorheen de oude Hazegraspolder te Knokke: een landschapshistorisch sediment, M&L, 16, 2, 1997, p.55-63. ALGEMENE GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN, deel 6 AMERYCKX, J., 1952. Ontstaan en evolutie van het zwin in België, Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, 34, p.99-100, 1952. AMERYCKX, J., 1954. Bodemkaart van België, kaartblad Westkapelle 11E, schaal 1/20.000, 1954. BALLEGHEER, J., 1984. Gids voor de Zwinstreek, Antwerpen, 1984. BAUWENS, D. & CLAUS, K. 1996. Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. Uitgave De Wielewaal, Turnhout. BELEIDSPLAN 1997. Beleidsplan Grensoverschrijdend Krekengebied, uitgave Euregio Scheldemond,1997. BELCONSULTING, 1996. Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Maldegem, 1996. BELONJE, J., 1980. Liefkenshoekia Arx, Het Land van Beveren, 4, 1980, p.15-164. BLANCHARD, R., 1906. La Flandre, 1906. BLANCHARD, A., 1979. les ingénieurs du “Roy” de Louis XIV à Louis XVI.Etude du corps de fortification, Montpellier, 1979. BLANCHARD, A., 1981. Dictionnaire des ingenieurs militaires 1691-1791, Montpellier, 1981. BONTE, D., DE SCHEEMAEKER, F., DEVOS, K. & VANLOO, E.,1998. Bijzondere waarnemingen in de Vlaamse kuststreek, periode september-november 1997, Mergus, 12: 80-95. BONTE, G., BOSSU, J., 1982. Vlaanderen in Oude Kaarten, Tielt, 1982. BOSSU, J., 1996a. Fortificaties in de Zwinstreek en het Brugse Vrije tussen 1579 en 1839 in de klassieke cartografie, Vesting, 1996, 1, p.9-21. BOSSU, J., 1996b. Fortificaties in de Zwinstreek en het Brugse Vrije tussen 1579 en 1839 in de klassieke cartografie, Vesting, 1996, 2, p.9-21. BOSSU, J., 1996c. Fortificaties in de Zwinstreek en het Brugse Vrije tussen 1579 en 1839 in de klassieke cartografie, Vesting, 1996, 3, p.2-13. BOURGEOIS, J. & SEMEY, J., 1993. Kijken over dijken, luchtfotografische verkenning in de Vier Ambachten, Over den Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.149-156. BOUWMAN, B., 2002. De parels aan de ketting. Inventaris, 2002 BRAND, P.J., 1965. De belegeringen van de stad Hulst in de jaren 1591 en 1596, Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’, jaarboek 1964-1965, Hulst, 1965, p.28-83. BRAND P.J., 1972. De geschiedenis van Hulst, Hulst, 1972. BRAND, K.J.J., 1981. Over het ontstaan van de fortificaties in Oost Zeeuws-Vlaanderen en aangrenzend gebied, Zeeuws Tijdschrift, 1981, p.10-29. BRAND, K.J.J., 1993. De ontwikkeling van het polderlandschap in de Vier Ambachten en omringend gebied, Over de Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.41-60. BRAND, K.J.J., 1993b, Over het ontstaan van de vestingsteden en andere fortificaties in de Vier Ambachten, Over de Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.785-800. BROEDER GÂETAN, 1966. Een plan van het fort Sint-Donaas, 1752, Rond de Poldertorens, 8, 1966, p.94-95. BROEDER LEOPOLD, 1961-1962, De kerk van het Eindeken, Sint-Laurensklok, 2, 1961-1962, p.1931. BROEDER LEOPOLD, 1967-1968, Canisvlietpolder, Sint-Laurensklok, 3, 1967-1968, p.59-95
BROEDER LEOPOLD, 1970-1971. De Langelede, Sint-Laurensklok , 1970-1971, p.35-62. BROEDER LEOPOLD, 1976-1977. Fortengordels, Sint-Laurensklok, 4, 1976-1977, p.80-105 BRAGARD, PH., 1999. De ingenieurs onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621), Vesting, 1999, 2, p.7-9. BUSSMANN, K. & SCHILLING, H. (red), 1998. 1648, Krieg und Frieden in Europa, München, 1998. CARLIER, W., 1987. Damme in schetsen, plannen en kaarten, Brugse Gidsenkroniek 20, 1, 1987, p.332. CLAEYS, J. e.a.(red.), 1981. Ontstaansgeschiedenis van de Zwinstreek. Kaartenmap met verklarende teksten, Knokke-Heist, 1981. COOLS, H., 1985. 1584-1585 de meest tragische jaren uit de geschiedenis van het Land van Beveren, Het Land van Beveren, 2, 1985, p.43-74. COOLS, H., 1994. Van Buitengaats(9), Het Land van Beveren, 4, 1994, p.175-182. COORNAERT, M., 1974. Knokke & het Zwin. De geschiedenis, topografie en de toponimie van Knokke met een studie over de Zwindelta, Tielt, 1974. COORNAERT, M., 1976. Heist & de Eiesluis., Tielt, 1976 COORNAERT, 1981. Ontstaangeschiedenis van de Zwinstreek, kaartmap met verklarende teksten, Knokke, 1981. COORNAERT, M., 1981. Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponomie van Westkapelle met een studie over de Brugse tegelrie, Tielt, 1981. COORNAERT, M., 1988. Forten van het Brugse Vrije tijdens de Tachtigjarige Oorlog, Rond de Poldertorens, 30, 1988, 3, p.94-102 en 4, p.141-160 (met kaart). COORNAERT, M. & TILLEMAN, J., 1992. De sluizen van de watering Reigaarsvliet, Rond de Poldertorens 34, 3, 1992, p.87-116. COSYNS, E. ,1996. Euregio Scheldemond. Grensoverschrijdend krekenproject. Partim Zwinstreek. Witab, 1996. CROIS, R., 19.., Bij een kaart van versterkingen tussen Brugge en Bekaf in 1703, Rond de Poldertorens, 16, 1, p.50-56. DANE, J.(red.), 1998. 1648 Vrede van Munster. Feit en verbeelding, Zwolle, 1998. DANNEELS, P.,1983. Vegetatiekundige en ecologische studie van twee moerasgebieden in WestVlaanderen (de Stadswallen van Damme en de Leiemeersen te Oostkamp), onuitgegeven licentiaatsverhandeling R.U. Gent. DE BACKER, 1986. Historisch-landschapsekologisch onderzoek naar de resten van de Spaanse linies (1585-1648) van Zeeuws-Vlaamse grens, Stichting Vlaams Instituut voor Natuurbeheer, rapport 8, Gent. DE BROECK, P.E., 1985. Gevechten van Spaanse galeien in het Zwin in: 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p.55-66. DE BRUYNE, J.(red), 1987. 300 jaar kerk van Koewacht 1687-1987, eigen beheer, 1987. DE CASTRO, F.J., 1886. Chronycke, Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 11, 1886, p. 109-207 en 281-374. DECLEER, K. ,1983. Faunistisch-oecologisch onderzoek in twee moerasgebieden: de stadswallen van Damme en de Leiemeersen te Oostkamp (West-Vlaanderen). onuitgeg. Licentiaatsverhandeling RU Gent. DECLEER, K., 1992. Studieprojekt grensoverschrijdend krekengebied, oriëntatiefaze, luik ekologie en natuurbehoud. Euregio Scheldemond, 1992. DECLEER, K., DEVRIESE, H., HOFMANS, K., LOCK, K., BARENBURG, B. & MAES, D., 2000. Voorlopige atlas en ‘Rode lijst’ van de sprinkhanen en krekels van België (Insecta, Orthoptera),. Instituut voor Natuurbehoud. DECLEER, K. & KUIJKEN, E. ,1994. Ontwerp van ekologische prioriteitenkaart. Een hoofdstructuur voor behoud en ontwikkeling van natuur en landschap. Euregio Scheldemond-projekt grensoverschrijdend krekengebied. Studie uitgevoerd in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen. Rapport I.N. 94/17.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
37
DE ENZINAS, F., 2002. Bericht over de toestand in de Nederlanden en de godsdienst bij de Spanjaarden, Hilversum, 2002. DE FLOU, K., 1924. Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artssië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne en een gedeelte van het grafschap Ponthieu, Brugge, deel 4, 1924. DE FONSECA, P., 1980. De herpetofauna in Oost- en West-Vlaanderen. Verspreiding in functie van enkele milieufactoren. Onuitgegeven doctoraal proefschrift, RUG, kaartenatlas. DE FONSECA, P. ,1980. De verspreiding van de boomkikker in Oost- en West-Vlaanderen. Natuurreservaten, 27 (4bis), p. 38-40. DEFOORT, T. & DE SCHEEMAEKER, F., 1996. Roofvogeltelling in Noord-West-Vlaanderen van 28 tot 31 januari 1994, Mergus, 10, p. 1-17. DE GROOTE, J., 2002. Het hoornwerk van Damme 1701-1702 door Antoine-François Lemercier de Senneton de Chermont, Damme, 2002. DE HULLU, J. & CHAPPUIS, G., 1622. Histoire génerale de la guerre de Flandre, Paris, 1622. DE JONCKHEERE, J.P., HOOGEWIJS, E., MOORTHAMERS, G., VAN BOGAERT, A. & VAN BROECK, P., 1990. Verrebroek. Broek aan de Verre 1141-1991, Verrebroek, 1990. DE KEYSER, A., 1982. Terhofstede (Retranchement), Rond de Poldertorens 24, 1982, p.1-8. DE KEYSER, A., 1982-1983. De 16de eeuwse kerk van Leffinge, Graningate 2, 1982, p.140-156 en 3, 1983, p.99-101. DE KEYSER, A., 1992. Sint-Anna-ter-Muiden: 750 jaar stad. Kroniek van een van de smalle steden langs het Zwin, Rond de Poldertorens 34, 2, 1992, p.4-33. DE KEYSER, R., 1964. Mikhem, Rond de Poldertorens, 6, 1964, p.13-17. DE KEYSER, R., 1990. Naschrift bij het artikel van Vegilin van Claerberghen, Rond de Poldertorens, 32, 1990, p.63-65. DE KLERK, A.P., 1985. Vesting, forten en linies in Oost-Zeeuws-Vlaanderen in HESLINGA, M.W., 1985. Nederland in kaarten. Verandering van stad en land in vier eeuwen cartografie, Ede-Antwerpen, 1985, p.88-92. DE KRAKER, A., 1993. De scheiding van de Vier Ambachten tijdens de tachtigjarige oorlog 15681648, Over de Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.765-772. DE KRAKER, A., 1995. De geschiedenis van de forten bezuiden Axel, Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’, 1995, 2, p.26-31. DE KRAKER, A.M.J., 1997. Landschap uit Balans. De invloed van de natuur, de economie en de politiek op de ontwikkeling van het landschap van de Vier Ambachten en het land van Saeftinghe tussen 1488 en 1609, Utrecht, 1997. DEMAREST, L., 1986. Biologische waarderingskaart van België. Verklarende tekst – kaartbladen 5 en 13. Ministerie van Volksgezondheid en van het gezin, Instituut voor hygiëne en epidemiologie, coördinatiecentrum van de biologische waarderingskaart. DE MAST, J., 1839. Evacuation des eaux des Flandres, nr.3, Flandre Occidentale. Carte des terrains qui versent leurs eaux dans le Zwyn, publiée par ordre du Ministre des Travaux publics, 1839. DENDOOVEN, L., 1968. Aantekeningen over de Nieuw-Hazegraspolder te Knokke, 1784-1965 DE PAUW, N. & VANNEVEL, R. ,1991. Macro-invertebraten en waterkwaliteit. Determineersleutels voor zoetwatermacro-invertebraten en methoden ter bepaling van de waterkwaliteit, Stichting leefmilieu Antwerpen in samenwerking met de jeugdbond voor natuurstudie en milieubescherming. DE POTTER, F. & BROECKAERT, J., 1864. Geschiedenis der gemeente Moerbeke, 1864 DE POTTER, F. & BROECKAERT, J., 1870-1872. Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Eeklo III, Middelburg, Gent, 1870-1872. DE POTTER, F. & BROECKAERT, J., 1878. Geschiedenis der gemeente Kemzeke, 1878 DE PUTTER, G., 1987. Overzicht van de mid-maandelijkse watervogeltellingen (januari-februarimaart 1987) Brugge-Oostkust. Mergus, 1, 4, p. 130-137. DE SCHEEMAEKER, F., 1987. Resultaten regionale steltlopertelling op 23 augustus 1987. Mergus 1, 5, p. 167-172.
DE SCHEEMAEKER, F. ,1996. Recentste aantalevolutie van de tureluur en de grutto in de oostkustpolder. Doedeljoe 20, 1, p. 15-22. DE SCHEEMAEKER, F. ,1999 (ed.). Resultaten watervogeltellingen Noord West-Vlaanderen. Winter 1998-1999,. Vogelwerkgroep Wielewaal afdeling Brugge, niet gepagineerd. DE SCHEEMAEKER, F. 2000 (ed.). Resultaten watervogeltellingen Noord West-Vlaanderen. Winter 1999-2000,. Vogelwerkgroep Wielewaal afdeling Brugge, niet gepagineerd. DE SCHEEMAEKER, F., DE RUWE, F. & LUST, P., 1999. Broedvogels in Noord-West-Vlaanderen, Mergus, 13, p. 61-103. DE SCHEEMAEKER, F., GOETHALS, T. & VANLOO, E., 1997, Bijzondere waarnemingen in de Vlaamse kuststreek, periode september-november 1996, Mergus, 11, p. 103-124. DE SCHEEMAEKER, F. & LUST, P., 1998. Broedvogels in Noord-West-Vlaanderen in 1996, Mergus, 12,:p. 1-47. DE SCHEEMAEKER, F., VANLOO, E. & DEVOS, K.,1998. Bijzondere waarnemingen in de Vlaamse kuststreek, periode maart-mei 1998,. Mergus, 12, p. 205-228. DESMET, A., 1939. De geschiedenis van het Zwin, Antwerpen, 1939. DE SMET, J., 1960. Over het ontstaan van de huidige rijksgrens tussen de zee en Middelburg, Rond de Poldertorens, 2, 4, 1960, p.10-16. DE SMET, J., 1961. De oude kaarten van de streek van het Zwin en de Brugse haven in de Middeleeuwen, 1961. DESMET, J., 1985. Voorkomen en oecologie van de tureluur (Tringa totanus) als broedvogel in de West-Vlaamse Oostkust, De Wielewaal, jg. 51, p. 444-451. DESMET, M.E.E., 1993. Kanonskogels in de Asseneedse Polders, Over de Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.801. DE VAULT & PELET, 1835. Mémoires militaries relatifs à la guerre de la succession d’Espagne sous Louis XIV, 13 delen, 1835 DEVLIEGHER, L., 1970. De Zwinstreek in: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, Tielt, 1970. DEVOS, K., 1992. De kuifeend Aythya fuligula als broedvogel in de Vlaamse kustpolders, Mergus, 6, p. 117-133. DEVOS, L., 1995. Het Beleg van Oostende, 1601-1604 in: DEVOS, Veldslagen in de Lage Landen, Leuven, 1995, p.79-87. DEWULF, M., 1977. De verdedigingswerken uit de Spaanse tijd in en om het Waasland – ontstaan en lotsbestemming, Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 80, 1977, p.105-136. DE ZUTTER, F. & VANDEN ABEELE, C., 1975. Geschiedenis van Middelburg in Vlaanderen, 1975. D(EVOS),.P., 1997. Moerbeke – Fort Francipanie, Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 1996, Gent, 1997, p.280-282. DIENST GEBOUWEN, WERKEN EN TERREINEN van Ministerie van Defensie,1988. 300 jaar bouwen voor de landsverdediging, Den Haag, 1988. DRESSELHUIS, J.A., 1819. Sluis en Vlaanderen, s.l., 1819. DUCLOS, A., 1910. Bruges. Histoire et souvenirs, Brugge, 1910 DUERLOO, L. & THOMAS, W. (red.), 1998. Albrecht & Isabella 1598-1621, Tentoonstellingscatalogus Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en Katholieke Universiteit Leuven, 1998. DUFFY, C., 1979. Siege Warfare; the fortress in the Early Modern World 1494-1660, London - New York, 1979. DUFFY, C., 1996. Fire and Stone. The science of Fortress Warfare, 1660-1860, Londen, 1996. DUSART, L., 1870. Opérations militaires dont les rives du Bas-Escaut furent le theater depuis 1484 jusqu’a nos jours et les ouvrages de defense qui y furent établis, Annales de l’Academie d’Archéologie de Belgique, 1870. ECONNECTION, 2003. Dijkenplan voor de Zwinstreek, studie opgemaakt in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen, Gent, 2003
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
38
ESHER, 1996. Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Stekene, 1996. FREITAG, A., 1638. L’architecture militaire ou la Fortification nouvelle, augmenttée et enrichie de forteresses régulieres, irrégulieres, et de dehors; le tout à la practique moderne, Leiden, 1638 (Duitse versie uit 1635)72. GEILLEIT, J., 1984. Uit ons verleden. Kroniek van Sint-Gillis-Waas, Lokeren, 1984. GEMEENTELIJK NATTURONTWIKKELINGSPLAN ASSENEDE, Instituut voor Natuurbehoud, Assenede, Brussel, 1996 GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN BEVEREN, Van Ombergen, M., 1995. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN BRUGGE, 1997. Groep Toegepaste Ekologie vzw, Uwniversiteit Antwerpen, 1997. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN DAMME, Witab, s.d. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN KNOKKE-HEIST, Witab, s.d. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN MOERKERKE, Mens & Ruimte, 1995. Moerkerke, 1995. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN SINT-GILLIS-WAAS, Intercommunale Vereniging van het Land van Waas c.v., Sint-Gillis-Waas, 1996. GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN ZELZATE, Mens & Ruimte, Zelzate, 1995. GILS, R., 1993. Zes klassieke gebastioneerde fronten, Vesting, 1993, 4, p.11-18. GILS, R., 1994. Over het profiel en het tracé van permanente versterkingen, Vesting, 1994, 2, p.11-18. GILS, R., 1995. Simon Stevins “Seshouckighe Sterckte”, Vesting, 1995, 3, p.3-6. GILS, R., 1996. Enkele notities over vestingbouw en vestingoorlog in de 16e en 17e eeuw, Rond de Poldertorens 38, 1, 1996, p.9-36. GILS, R., 1997a. De Kruisschans, een verdwenen Scheldefort, Vesting, 1997, 4, P;2-13. GILS, R., 1997b. “Form und Weis” door Hans Van Schille, Vesting, 1997, 4, p.14-16. GILS, R., 1998. Oude afbeeldingen van Scheldeforten, Vesting, 1998, 4, p.2-6. GILS, R., 2000. “L’architecture militaire” door Adam Freitag, Vesting, 2000, 3, p.2-5. GILS, R., 2001a. De vesting Antwerpen in 1702, Vesting, 2001, 1, p.5-12. GILS, R., 2001b; De Duitse verdedigingsstelling uit 1917 in het noorden van Antwerpen, Vesting, 2, 2001, p.2-13. GILS, R., 2001c. Leenwoorden in de vestingbouw, Vesting, 3, 2001, p.22-24. GILS, R., 2002a. Fort Sint-Margriet op de Rupel, Vesting, 2002, p.13-18. GILS, R., 2002b. De Slag bij Kallo, Vesting, 2002, 3, p.13-19. GILS, R.,2003. Marlboroughs Grand Design en de veldslagen bij Stekene en Ekeren, Vesting, 2003, 1, p.3-10. GILS, R., s.d.(in voorbereiding). De versterkingen op de Beneden-Schelde (1577-1839) GILTE, M., 2001. De Zwinstreek. Een toeristisch-recreatieve gebiedsvisie met het landschap als uitgangspunt, WVT, 2001 GITTENBERGER, F. & WEISS, H., 1983. Zeeland in oude kaarten, Tielt, 1983. GLOSSARIUM ARTES, 1996. GROENVELD, S. & SCHUTTE, G.J., 1992. Nederlands verleden in vogelvlucht. Delta 2: De nieuwe tijd, 1500-1813, Leiden/Antwerpen, 1992. GROENVELD, S, 1998. De Vrede van Munster. Einde en nieuw begin in: Dane, J., 1998, p.11-43. GUILLAUME, H.L.,1883. Fontaine (Paul Bernard, comte de), Biographie Nationale, deel VII, Brussel 1883, kol.188-191. GRUNS, P., s.d., De Antwerpse Noorderpolders in de 16de en 17de eeuw GYSELS, H., CASPERS, T. & DE BACKER, P. e.a., 1986a. Fietsen en wandelen in het krekengebied van Noord- en Zeeuws-Vlaanderen. Met open oog langs Spaanse forten en Staatse schansen, Tielt, 1986.
72
Adam Freitag (Fritach, Freytag) (1608-1650) werd in Polen geboren en studeerde medicijnen in Leiden. Hij maakte als militair in 1629 de belegering van Den Bosch en in 1632 deze van Maastricht mee.
GYSELS, H., CASPERS, T. & DE BACKER, P. e.a., 1986b. Historisch-landschapsecologisch onderzoek naar de resten van Spaanse linies (1585-1648) langs de Zeeuws-Vlaamse grens, Gent, 1986. H+N+S Landschapsarchitecten, 2003. Staats-Spaanse Linies. Valorisatie van frontierland ZeeuwschVlaanderen, planstudie in opdracht van de provincie Zeeland, 2003. HATTINGA, W.T., HATTINGA, D.W.C. & HATTINGA, A., 1751. Atlas van Staats Vlaanderen, 1751. HERMY, M., 1985. Ecologie en fytosociologie van oude en jonge bossen in Binnen-Vlaanderen, Onuitgegeven doctoraal proefschrift, R.U. Gent, 1985 . HERRIER, J.-L., LUST, P.W.A. & MAERTENS, L., 1992. De Hazegrasduinen, landschapsoecologisch benaderd. Een beschrijving van het Hazegrasduinencomplex te Knokke. Natuurreservaten vzw, duinenwerkgroep. HILLEWAERT, B., 1984. Oostkerke-bij-Brugge, Archaeologisch inventaris Vlaanderen, band II, Gent, 1984. HIMPE, K. & TERMOTE, J., 2001. Cultuurhistorische inventarisatie watergebonden bouwkundig erfgoed. Advies inzake conservering, restauratie en eventuele reconstructie in het kader van het landinrichtingsproject “De Westhoek”, studie gemaakt in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij, Bestuur Landinrichting door Belconsulting en WVT, 2000-2001. HUVENNE, P., Pieter Pourbus, meester-schilder, 1524-1584, Brugge, 1984. JACOBUS, P., 1985. Geulen, kreken en veenplaten rond de Zwinsmonding in de omgeving van Damme, onuitgegeven licentieverhandeling RUG, 1985. KERCKAERT, N., 1954. De inval van Maurits van Nassau in het Meetjesland op 21 juni 1600, Appeltjes van het Meetjesland, 5, 1954, p.117-190. KERRINCKX, H., MARIUS, C. & RAMBAUT, A., 1995. Landschap: relicten en typologie. Project Grensoverschrijdend Krekengebied ,1; Euregio Scheldemond, 1995. KUIPERS, J.J.B., 2000. Zilt en zoet. Sporen van watergebruik in Zeeland, Middelburg, 2000. KUYCKEN, E., 1982. Een nieuw natuurreservaat: de oude vestingen van Damme. Natuurreservaten, 3, p.47-48. LAGRANGE, E., 1842. Détails appuyés de pièces authentiques sur les évenements militaires qui se sont passés en Belgique pendant la guerre de la Succession d’Espagne, Revue Militaire Belge, 2, 1842. LAURENT, R., 1986. De havens aan de kust en aan het Zwin, Brussel, 1986, p.89-110. LEFEVRE, A., VRELUST, J., VERSWEYVELD, S., VOET, P., BOOMAARS, C., VAN DE SYPE, M., VERLINDE, R., PALMANS, G., VANDENDRIESSCHE, B. & BOECKX, K., 2001. Zomerkolonies van vleermuizen in Vlaanderen. Resultaten van vijf jaar onderzoek (1995-1999), WWF & Natuurreservaten vzw. LEPER, J., 1957. Kunstmatige inundaties in Maritiem Vlaanderen 1316 – 1945, Tongeren, 1957. LUST, P., DE SCHEEMAEKER, F. & GOETHALS, T., 1997. Bijzondere waarnemingen aan de Vlaamse kust periode maart-augustus 1996. Mergus ,11, p. 47-102. LOMBAERDE, P.(red), 1989. Antwerpen tijdens het Franse Keizerrijk 1804-1814, Antwerpen, 1989. LYPPENS, G., 1953. Moerbeke-Waas door de eeuwen heen!, eigen beheer, 1953. MAELFAIT, J.P., BAERT, L., JANSSENE, M. & ALDERWEIRELDT, M., 1998. A Red list for the spiders of Flanders. Bulletin van het koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen, entomologie, 68, p. 131-142. MAES, D. & VAN DYCK, D.,1996. Een gedocumenteerde Rode lijst van de dagvlinders van Vlaanderen, Instituut voor Natuurbehoud i.s.m. De Vlaamse Vlinderwerkgroep vzw. MAES, D. & VAN DYCK, D., 1999. Dagvlinders in Vlaanderen. Ecologie, verspreiding en behoud,. Stichting Leefmilieu vzw/KBC i.s.m. het Instituut voor Natuurbehoud en de Vlaamse Vlinderwerkgroep vzw. MAES, H., 1987. Het fort Liefkenshoek als militair bouwwerk, Het Land van Beveren, 1987, 2, p.5972. MAES, N.C.M., 1996. Bomen en Monumenten. Rijksdienst voor Monumentenzorg, Sdu Uitgevers, ‘s Gravenhage.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
39
MAHIEU, J. & RYCKAERT, M., MARINELLI, M.G., 1997. Fort Sint-Joseph en ort Ferdinandus: een archeologisch onderzoek, gemeente Sluis, RAAP-rapport, 320, Amsterdam, 1997. MARTENS, M., 1994. Pieter Bladelin ca.1410-1472 en Middelburg in Vlaanderen 1445-1994, catalogus tentoonstelling 550 jaar Middelburg, Middelburg, 1994. MAROLAIS, S(amuel)., 1615 en 1627. Fortification ou architecture militaire tant offensive que défensive, 1615 en 1627.73 MEESTERS, P., 1980. De geschiedenis van Sluis, Tilburg, 1980. MEETER, Y., 1978. Woordenlijst van vestingbouwkundige termen, Zeeuws Tijdschrift 5, 1978, p.189-192. MET GROF GESCHUT,1999. Met grof geschut. Vestingsbouw langs de Noordzee, tentoonstellingscatalogus gelijknamige tentoonstelling van 15 juni 1999 tot 26 september 1999, Oostende, 1999 MERTENS, J. & VANDEWALLE, P., 2003. Metrologisch Vademecum voor Vlaanderen, Brugge, 2003. MOSTAERT, F., 1985. Bijdrage tot de kennis van de kwartairgeologie van de oostelijke kustvlakte op basis van sedimentologisch en lithostratigrafisch onderzoek, doctoraat proefschrift RUG, 1985. MUNOZ, J.M., 1990. Los ingenieros Militares de Flandes a Espana (1691-1718), Barcelona, 1990. MYS, M., 1973. De landschapsgeschiedenis van de Scheldepolders ten noorden van Antwerpen, Tijdschrift Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies, XLII, 1973. NOLLET, J.,1909. Heyst-aan-zee en zijn verleden, Brugge, 1909. NOTTEBOOM, H., 1987. Versterkingswerken te Middelburg, Heemkundige bijdragen uit het Meetjesland, 1, 1987, 4, p.173-177. OPDEDRINCK, J., 1913. Knocke-sur-Mer, Histoire et souvenirs, Knokke, 1913. OPDEDRINCK, J., 1968. Geschiedenis van Knokke, Tielt, 1968. ORLENS, J.J. & VAN HAESTENS, H., 1610. Den Nassauschen Lauren-crans, Leiden, 161074. POMPEIO, G., 1609. Della guerra di Flandria, 1609 PROVINCIE OOST-VLAANDEREN, 2003. Provinciaal Structuurplan Oost-Vlaandeen. Provincie Oost-Vlaanderen, Gent, december 2003. PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, 2002. Provinciaal Structuurplan West-Vlaandeen. Provincie West-Vlaanderen, Brugge, 2002. PUYPE, J.P., 1998. Hervorming en uitstraling. Tactiek en wapens van het Staatse leger tot de Vrede van Munster en hun invloed in andere Europeese landen, in: DANE, 1998, p.47-82. RAU, J., 1961. Het roemloze einde van het fort Sint-Pol te Knokke in november 1783, Rond de Poldertorens 3, 3, 1961, p.89-101. RAU, J., 1962. Waar heeft Alexander Farnese zijn brug over het Zwin laten aanleggen, Rond de Poldertorens 4, 1962, p.102-104. RAU, J., 1963. Een bestek voor het aanleggen van het Izabellafort en de linie van Cantelmo, Rond de Poldertorens, 5, 1, 1963, p.11-16. RAU, J., 1975. Lodewijk XIV bereidt de Spaanse Successieoorlog voor ook in onze streek, 1701, Rond de Poldertorens, 1975, p.89-97. REINHOLD, J. & TWISK, P., 1993. Toch nog mopsvleermuizen., Zoogdier, 4 (2), p. 33-34. RODRIGUEZ PEREZ, Y., 2003. De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse Ogen, De Nederlanden in Spaanse historische en literaire teksten (circa 1548-1678), s.l.,(2003). ROOMS, E., 1995. Bezoldiging, bevoorrading, logement en transport van legers in de Habsburgse Nederlanden in de 16de en 17de eeuw. Een economische uitdaging in: DE VOS, L.(red.), 1995; Van gifgas tot penicilline. Vooruitgang door oorlog?, Leuven, 1995, p.29-61.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, 1998. RYCKAERT, M., 1991. Brugge - Historische stedenatlas van België, Gent, 1991. RYCKAERT, M., 1998. Provincie koopt Fort van Beieren, In de Steigers, 1998, 1, p.3-6. SAILHAM, P., 1991. La fortification. Histoire et dictionnaire, 1991. SANDERUS, A., Verheerlijkt Vlaandre, 2delen, 1735 SCHEPENS, E., 1997. Aanbesteding van de forten langs de Schelde te Gentbrugge, Heusden en Melle in 1675, Vesting, 1997, 1, p.9-19. SCHOTTE, B., 1999. Het Fort van Beieren en de Spaanse Successieoorlog (1701-1713), In de Steigers, 1999, 1, p.21-22. SCHOUTEET, A., 1972.Brugge, stadsarchief, catalogus van kaarten en plannen, Brugge, 197275. SIRET, A., 1870. Het Land van Waas, 1870. SPAANS, E., 1998. Legerkampen op de zeventiende eeuwse schilderijen: beeld en werkelijkheid in: VAN MAARSEVEEN e.a., 1998, p.165-182. STEVIN, S., 1594. De stercktenbouwing, Leiden, 1594. STOCKMAN, P. & EVERAERS, P., 1997. Frontier Steden en Sterckten – Vestingswerken in OostVlaanderen en Oost-Zeeuws-Vlaanderen 1584-1839, Hulst, 1997. STOCKMAN, P. & EVERAERS, P., 1999. ‘Versterckt Zeeland’, Vestingwerken in Oost-Vlaanderen en Oost-Zeeuws-Vlaanderen, 1587-1839, Middelburg, 1999 STOCAERS, F., 1662. De Nederlandse oorlogen in latijn geschreven in thien boecken van 1578 tot 1590, 2 delen, Antwerpen, 1662. STROBBE, M., 1983. Het landschap van de Zwinstreek, Monumenten en Landschappen 2, 3-4. STROBBE, M., ADRIAENSSENS, G. & VOGELAERS, D., 1985. De betekenis van het site van het Isabellafort, in: 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985 STUIJ, P.W., 1990. Zeeuws-Vlaanderen. De geschiedenis van een grensgebied, Zutphen, 1990 STUIJ, P.W., 1993. Een grenscheiding door de Vier Ambachten, Over de Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, p.773-784. STUURMAN, R. & ZWAENEPOEL, A., 2002. Een ecosysteemvisie voor de West-Vlaamse Oostkustpolders. Rapport in opdracht van Aminal Afdeling natuur. TERMOTE, J. & DEWILDE, M., 1984. Het versterkte legerkamp uit 1694 te Veurne-Bewesterpoort, Archaeologia Belgica, 258, Conspectus MCMLXXXIII, Brussel, 1984. TERMOTE, J., 1985. Het ontstaan en de stadsontwikkeling van Damme in: 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p.102-115. TIRION, I., 1751. Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden – Behelzende eene Beschrijving van Staats Vlaanderen, Amsterdam, 1751 (heruitgave ‘s – Gravenhage, 1969) VAERMAN, J., 1719. Derde Boeck verdeelt in vier deelen w.o. het derde de Fortificatien of vestingbauw, Brugge, 1719. VANDELANNOOTTE, A. et al. (1998). Atlas van de Vlaamse beek- en riviervissen, Vzw WaterEnergik-vLario (WEL), Marktplein 16, 2110 Wijnegem, 303 p. VANDENHEUVEL, C., Papiere Bolwercken. De introductie van de Italiaanse stede- en vestingbouw in de Nederlanden (1540-1609) en het gebruik van tekeningen, Alphen aan de Rijn, 1991. VAN DER BAUWEDE, D., 1987. De reconquista van Sluis (12 juni – 5 augustus 1587) in: Opstand en verval. Aspecten van het dagelijkse leven in het Brugse tijdens de laatste decennia van de 16de eeuw, Brugge, 1987. VAN DER ESSEN, L., 1934. Alexandre Farnèse, Prince de Parme, Gouverneur Général des PaysBas (1545-1592), 1934 VAN DER HOEVEN, M (ed), 1998. Exercise of arms, Warfare in the Netherlands (1568-1648), Leiden, 1998.
73
75
Samuel Marolais (1572-1628) was een Frans wiskundige, waarvan de vader in dienst was van Willem I. Naast wiskundige werken schreef hij ook een standaardwerk over de vestingbouw. 74 Herdruk in 1979.
Deze plannen kregen een afzonderlijke nummering maar kwamen niet in een afzonderlijk fonds. De plannen bleven in de betreffende dossiers steken (RAB, Brieven en akten, 1550-1599, Stukken betreffende het bouwen en herstellen der forten rond Brugge en in ’t omliggende deser stad).
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
40
VAN DER KROGT, G. (1995). De boomkikker in Westzeeuwsch-Vlaanderen; een aktieplan voor behoud en herstel,’t Duumpje 21, 1, p. 1-24. VAN DER MAAS, M.B., 1998. De Staatse oorlogsmachinerie in de grafiek van 1621 tot 1648 in VAN MAARSEVEEN e.a., 1998, p.41-54. VAN DE VIJVERE, A. & VERHAEGHE, L., 1907. Mémoire présenté à la Cour d’Appel de Gand, 2ième Chambre civile en cause de l’état belge contre le Haezegras-polder et le Zoute-polder, Gent, 1907. VAN GEERTERUYEN, 1992. Hollandlinie-Hollandstellung, Vesting, 1992, 2, p.3-12. VAN GEERTERUYEN, A. & DE JONGH, G., 2001. Bunkers te Knokke uit Wereldoorlog I, Cnoc is ier, 38, 2001, p.37-48. VAN GERVEN, R., 1938. De Slag bij Kalloo 1636, Annalen van den Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 1938. VAN GERVEN, R., 1966. Militaria in en om de Melselepolder, Het Land van Beveren, 1966, p.76-77. VAN GERVEN, R., 1969. Forten en Schansen doorheen de geschiedenis van het Land van Beveren, Het Land van Beveren, 1969, 3, p.67-90. VAN GERVEN, R., 1977. De Scheldepolders van de linkeroever, Antwerpen, 1977. VANHECKE, L. , 1996. Floristisch-ecologische karakteristieken van water- en moerasbiotopen in de Polders tussen de Nederlandse grens en het,Bouwdewijnkanaal, Nationale Plantentuin van België, Domein van Bouchout, Meise VAN HOOF, J., 1991. Langs wal en bastion. Hoogtepunten uit de Nederlandse vestingbouw, uitgeverij Matrijs, 1991. VAN HOOSTE, B., 1997. De Bedmarlinie en de Successieoorlog in onze gewesten, Heemkundige Kring Moerbeke-Waas, 2, 1997, p.24-27. VANPRAET, J. & MAHIEU, J., Natuurwaarden in het fort van Beieren, In de steigers, 1998, 1, p.6. VAN KEMPEN, P.A.M.M,.2001. De Krabbenschans, gemeente Sluis-Aardenburg: een archeologisch onderzoek, RAAP-rapport 618, Amsterdam 2001. VAN MAARSEVEEN, P., HILKHUYSEN, W.L. & DANE, J., 1998. Beelden van en strijd. Oorlog en kunst voor de Vrede van Munster 1621-1648, Delft, 1998. VAN MAARSEVEEN, M. & HILKHUIJSEN, J.W.L., 1998. Van Breda tot Hulst. Van schilderij tot tegel. Voorstellingen van het krijgsbedrijf op schilderijen, prenten, penningen en tegels in 1625 en 1645 in: DANE, J., 1998, p.135-172. VAN MIMWEGEN, O., 1995. De subsistentie van het leger, Logistiek en strategie van het geallieerde en met name het Staatse leger tijdens de Spaanse Successieoorlog in de Nederlanden en het Heilige Roomse Rijk (1701-1712), Amsterdam, 1995 VAN NIMWEGEN, O., 2002. De Republiek der Verenigde Nederlanden als grote mogendheid, Buitenlandse politiek en oorlogvoering in de eerste helft van de achttiende eeuw en in het bijzonder tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748), Amsterdam 2002. VAN MOER, R. & COOLS, H., 1979. Welk eiland heette Chanelaus, Gedenkboek 800 jaar kerk en parochiegemeenschap te Kallo 1179-1979, Kallo, 1979. VAN THUYNE, G., BELPAIRE, C. & DENAYER, B., 1997. Rapport van de visbestandsopnames op de Zwinnevaart, de Hoekevaart en de Nieuwe watergang, West-Vlaanderen (april 1996),. IBW-rapport IBW.Wb.V.IR.97.48. VERCRUYSSEN, L., 1979. Scheve Partije hoogh landt Meerdonk genaemt, Kemzeke, 1979. VERHULST, A., 1959. Middeleeuwse inpolderingen en bedijkingen van het Zwin, Bulletin de la Société Belge de Géographie, XXVIII, 1, p.21-54. VERHULST, A., 1964. Het landschap in Vlaanderen in historisch perspectief, Antwerpen, 1964. VERMEERSCH, T., 2002. Provincie en Natuurpunt openen gerestaureerde stadswallen Damme, In de steigers, 2002, 1, p.13-15. VERMEIR, R., 2001. In Staat van Oorlog. Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648, Maastricht, 2001. VERSCHELDE, K., 1867. Geschiedenis van Middelburg in Vlaenderen, Brugge, 1867.
VERVOORT, R. & GODDERIS, B., 1996. Maatregelenprogramma voor het behoud van de Boomkikker (Hyla arborea) in Vlaanderen. Rapport in opdracht van Aminal Afdeling Natuur. VYNCKE, P., Geschiedkundige schets over de kerk van Verrebroek, Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 31, 1912. WELVAERT, F. (red.), 1985. 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985. WES, R.O.M., R.O.M.-project Gentse Kanaalzone. Uitvoeringsproject landschapsopbouw. Opmaak landschapconcepten & inrichtingsconcepten. WIJN, J.W., Het krijgswezen in den tijd van prins Maurits. WINTEIN, W., 1964. Uit de kaart van Koolkerke, Rond de Poldertorens 6, 1964, p.90-93. WINTEIN, W., 1965. Kaart van de oude gemeente Koolkerke met bijhorende schets historische schets tot 1850, Rond de Poldertorens, 1965. 2000 JAAR ZWINSTREEK, Knokke, 1985. ZWAENEPOEL, A. & COSYNS, E., 1999. Wegberminventarisatie Knokke-Heist. WITAB, in opdracht van de gemeente Knokke-Heist, 81 p. ZWAENEPOEL, A., 1999. Wegbermbeheersplan Knokke-Heist. WITAB, in opdracht van de gemeente Knokke-Heist, 44 p. ZWAENEPOEL, A.., 2003. Ecosysteemvisie polders. ZWAENEPOEL, A., TERMOTE, J. & LIBBRECHT, D., 2003. Natuurherstelplan Oud Fort Isabella, studie door West-Vlaamse Intercommunale voor economische Expansie, Huisvestingsbeleid en technische Bijstand (WVI) in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Natuur Cel Kustzone, 2003.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
41
Lapscheure Meerdonk Mendonk Middelburg Moerbeke Oostkerke-bij-Brugge Sint-Gillis-Waas Stekene Verrebroek Wachtebeke Watervliet Westkapelle Zelzate
KAARTEN EN PLANNEN Kabinetskaart van Ferraris Sluys 23 Sas van Gent 45 Atlas van de Buurtwegen76 Assenede Boekhoute Brugge Damme De Klinge Doel Ertvelde Heist Kallo Kemzeke Kieldrecht Knokke Lapscheure Meerdonk Mendonk Middelburg Moerbeke Oostkerke-bij-Brugge Sint-Gillis-Waas Stekene Verrebroek Wachtebeke Watervliet Westkapelle Zelzate
Kaart Vander Maelen, 1845 Militaire kaarten, militair geografisch Instituut Kaartblad Westkapelle 5/6, schaal 1/10000, herziening 1969 met een hoogte-intervallen van 1m77 Kaartblad Westkapelle 5/6, schaal 1/10000, herziening 1995 met een interval van 1,25m78 Kaartblad 14/1-2 Bassevelde – Zelzate (1984) Kaartblad 14/3-4 Langelede ) Stekene (1985) Kaartblad 14/5-6 Evergem – Lochristi (1984) Kaartblad 14/7-8 Zeveneken – Lokeren (1984) Kaartblad 15/1-2 Sint-Gillis-Waas – Beveren Nederlandse militaire kaarten Topografisch Bureau Kaartblad 55 Hulst, 1863, sch.1/50.000 Grote Provincieatlas Zeeland, 1995 Vlaamse Gemeenschap LIN – AOSO – ATO Microtopografische opname van de stadswal van Damme, sch.1/2000, coördinaten in lambert 72, 8 januari 1998.
Kadasterkaarten Popp Uitgegeven kaarten en plannen Assenede Boekhoute Brugge Damme De Klinge Doel Ertvelde Heist Kallo Kemzeke Kieldrecht Knokke 76
BLAEU Willem & Joan, Atlas Mayor, Flandria teutonicae pars orientalor, 1631 BLAEU Joan, Dammum Munitissimum Flandriae oppidum, vulgo Damme uit :Tonneel der steden van ’s Konings Nederlanden, 1649 BLAEU Joan, 1649. Slusa expugnata, in: Toonneel der steden van de Vereenighde Nederlanden met hare beschrijvingen, Amsterdam, 164979 BLAEU Joan, 1649 (2). Stadsplan van Damme in : Toonneel der steden van de Vereenighde Nederlanden met hare beschrijvingen, Amsterdam, 1649, deel II, p.29680. 77
Hierbij werd gebruik gemaakt van de exemplaren bewaard in de Provinciale Technische Dienst van OostVlaanderen. Voor West-Vlaanderen is reeds een digitale versie beschikbaar.
Op deze versie staan de grachten en de oude loop van de Reygaertsdijk als vochtige partijen aangegeven. De hoogtelijnen kloppen echter niet. 78 Deze versie is opgemaakt op basis van de nieuwe luchtopnames in 1991, dus na de nivellering van het fort. Nochtans staat hier de resten van de courtine als meer dan +5m TAW aangegeven. 79 Afgebeeld in De Broeck, 1985, p.66 en Bossu, 1996, p.15. 80 afgebeeld in Laurent, 1986, p.119.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
42
BERCKENRODE (VAN) Florentius, 1616. 81, Beschrijving van de veldtocht van prins Maurits in 1600 (Pourtraict du hardi et belliqueux voyage faict par son exellence accompagné des puissants nobles Estats des provinces unies, anno 1600), uitgave door Hendrik Hondius van Delft in 1616.82 DELISLE, Guillaume, 1745. Kaart van Vlaanderen in: COVENS & MORTIER, 1745 Atlas nouveau83 DE MAST, J., 1839. Evacuation des eaux des Flandres, nr.3, Flandre Occidentale. Carte des terrains qui versent leurs eaux dans le Zwyn, publiée par ordre du Ministre des Travaux publics, 1839. D’HERBE, Jan & Pieter, plan van de stad Middelburg, ca.175084 FRICX, E.H., 1706. Carte très particulière de Pays de Waes, ou sont marqués les Lignes depuis Anvers jusques Gand, 170685 FRICX, E.H., Kaart van de Oostenrijkse Nederlanden, blad 3 Figura XVI uit Della guerra di Flandria, 1609. JAILLOT, Hubert, 1720. Kaart van Vlaanderen in Atlas nouveau, Parijs, na 172086. JANSSOONE Joannes, 1632. Kaart van de bezetting van de dijken beneden Antwerpen door Willem van Nassau in 1632, kaart van forten en schansen in de polders tussen Bergen-op-Zoom en Antwerpen, Amsterdam, 1632 of kort erna 87. HATTINGA, W.T., HATTINGA, D.W.C. & HATTINGA, A., 1751. Atlas van Staats Vlaanderen, 1751. HOGENBERG, Frans, 1585. De omgeving van Antwerpen tijdens het beleg van 158588 HUBERTUS, 1596. Gezicht op het in 1596 belegerde Hulst met de omliggende forten getiteld: “Afbeeldinghe vander Stadt Hulst met alle omliggende Sterckten soo die waren den 20 augusti 1596 doen de vijanden de selve verlaten hebben, ende met apoinctement overghegheven aen sijne doorluchsten Hoochheit den Cardinael Albertus Gouverneur van dese Nederlanden voor sijne Catholijcke Maiesteijt”89. HORENBAULT Jacques 90, 1605. Carte figurative van de stad Sluis metten omligghenden steden en plaatsen, Gent, 160591 KAERIUS Petrus,921605. Kaart van Noordelijk Vlaanderen, Amsterdam, 1605 en later opgenomen in de atlas Germania Inferior van 161793. MANDERSCHEIDT, J.B., De Slag bij Kallo ORLENS, Jan Janssoone & HAESTENS, 1610. Kaart van de belegering van Sluis in 1604 in: Den Nassauschen LaurenCrans, 161094. 81
Florentius Balthasari filius van Berckenrode of Florent zoon van Baltasar van Berckenrode uit Delft (15621616) was landmeter, goudsmid en graveur. 82 Laurent, 1986 83 Afgebeeld in Bossu, 1982 ,p.146-147 en Laurent, 1986, p.2-3. 84 Afgebeeld in Verschelde, 1867. De afgebeelde kaart is blijkens het opschrift samengesteld uit ‘verscheide gedeeltelijke kaerten gemackt door de landmeters… 85 Exemplaar in de Stadsbibliotheek Sint-Niklaas, Wasiana-collectie. 86 Afgebeeld in Bossu, 1982, p. 138-139 87 Exemplaar bewaard in het stadsarchief van Antwerpen onder het nummer ICO B26/35. 88 Exemplaar bewaard in SAA 89 Afgebeeld in De Kraker, 2000, p. 341. 90 Horenbault behoort waarschijnlijk tot de Gentse kunstenaarsfamilie, waarvan Gérard ondermeer in 1534 het panoramisch zicht op de Stad Gent vervaardigde. Jacques tekende tevens een kaart van de streek rond Aalst in 1596 (Bibliothèque Nationale Parijs)(Lemoine-Isabeau, 1985, p.53) 91 Afgebeeld in Lemoine-Isabeau, 1985, p.52-53. Te oordelen naar de afgebeelde forten dateert de opname van de kaart van kort na 1600 en van voor het beleg van Sluis van 1604. De forten van Sint-Donaas en Frederik, aangelegd in 1605 zijn niet afgebeeld. Sint-Job, Sint-Joris en Sint-Clara wel. Eerstgenoemde is in 1600 aangelegd. 92 of Pieter vanden Keere (Gent 1571-Amsterdam 1646). Hij week in 1584 uit naar Londen en vervolgens in 1593 naar Amsterdam. Hij was cartograaf, graveur, uitgever en schoonbroer van Judocus Hondius (Bossu, 1982, p.31.). 93 Afgebeeld in Bossu, 1982, p.74-75 94 Afgebeeld in Gils, 1996, p. 29.
POMPEIO Guistiniano95, Kaart van de linkeroever van de Schelde tussen IJzendijke en Sas van Gent, POURBUS P., 1571. Grote Kaart van het Brugse Vrije, 1571 SANDERUS, A., 1641. Kaart van het Bisdom Gent in: Flandria Illustrata, 164196. SANSON, G., 1674. Spaans en Hollands Vlaanderen, Parijs, 167497 SANSON, G.& JAILLOT, H., 1692. Vlaanderen in: Atlas nouveau, Amsterdam, 169298. SCHUT, Peeter Hendik (toegeschreven), 1644. Het Beleg van Sas van Gent uitgegeven door C.J.Visscher, Amsterdam, 1644. STYNEN, P., 1748. Caerte figurative van de situatie der stadt Antwerpen met de forten, polders, bedykte landen, gelegen aende oost ende west side van de riviere de Schelde, gemaeckt ende getrocken uyt de respective originele Poldercaerten ende vorts door eyghene metingen ende oculaire inspectie der plaetsen gedaen door de onderschreven gesworen landtmeter P. Stynen, Antwerpen, 23 augusty 1748. SULY, Nicolas, 1716. Carte Particiliere des Limistes en Flandre entre les Terres de S.M.I. et Cat et .celle des ESTATS Generaux des Provinces Unis. Faite et leve par Nicolas Suly Capitaine et ingenieur, commence le 15 Feverier 1716 à Blankenberg, et finis le 30 de May à L’Overslag. Faite à Bruxelles ce 26 Octobre 1716, 26 oktober 171699. VAN CAUKERKE, C., Bruga Flandrorum Urbs et Emporium Mercatu Celebre, gravure opgemaakt ter gelegenheid van de opening van de handelskom in 1665100. VAN DEVENTER, Jacob, midden 16de eeuw. Stadsplannen gepubliceerd in: OUVERLAUX, E. en VAN DEN GHEYN, Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle. Plans du géographe Jacques de Deventer, Brussel, 1884-1924. VERBIST, Peeter, 1638. Slag bij Kallo getiteld: “Nieuwe Caert vande ghelegenheijt vande forte van Calloo Verrebroeck met de dijcken soo die selve sijn derghesneden en gefortificeert ghewest”101. VERBIST, Peeter, 1656. Caerte figuratieve van ‘t’land van Waas ende Hulster Ambacht, 1656102. VISSCHER, Cl.Jansz, 1622. Kaart van het Vrije van Sluis met insteekkaart van de omgeving van de stad Sluis getiteld: Caerte van T’Vrye van Sluis, Synde een gedeelte en lidt van Vlaendren waer in vertoont wert de tegenwoordige gelegentheijt van de stadt Sluys Cadsand en de doorgesteken polders met grooten vlijt gecorrigeert en verbetert door C.I.Visscher, Amsterdam, 1622 (opname 1621?)103. VISSCHER, Cl.Jansz., 1627. Kaerte van Sluys, het zwin, ende de schansen aen weder syden, 1627104(met verklaring) VISSCHER, Cl.Jansz., 1628. Pascaert vande Gelegentheyt van de Schans te Sandvliet, vertoonende de verdroncken overwaterde Landen, nieuw aangewasse gorsingen, en de kreeken oft killen in en door de selve tussche Bergen op Zoom en Antwerpen, Amsterdam, 1628. VISSCHER, Cl.Jansz., 1645. Caerte van T’Vrye, Synde een gedeelte van Vlaendren van nieus gecorigeert en met vlijt gebetert (ondertekend “Visscher excudet ab A°1640), in: Belgium sive Germania inferior, Amsterdam, 1645105 95
Guistiniano was een Italiaans ingenieur in dienst van Spanje. Een oorspronkelijk exemplaar van de prent steekt in het archief van Theo Van Peteghem. Deze gegevens werden ons doorgegeven door R.Gils en dit met toestemming van de heer Van Peteghem, waarvoor dank. 96 Afgebeeld in Bossu, 1982, p.108-109. 97 Afgebeeld in Bossu, 1982, p.110-111. 98 Afgebeeld in Bossu, 1982, p.136-137 99 Deze kaart werd door D.W.C.Hattinga gekopieerd en verkleind in 1744-1745. 100 Afgebeeld in Ryckaert, 1991, p.122-123. Op de middelste band van de gravure staat een plattegrond van de handelskom afgebeeld met het voorliggende hoornwerk. Het betreft de oudste afbeelding van Fort Lapin. 101 Exemplaar in SAA. 102 Afgebeeld in Leper, 1957, fig.50. 103 Deze kaart wordt afgebeeld in Bossu, 1982, p.29 en toont de toestand kort na de opgave van het Twaalfjarig Bestand. Het feit dat het Marcusfort – of het latere fort Theresia (zomer 1622) - nog wordt afgebeeld, betekent dat de opname van de kaart uit 1621- begin 1622 dateert. 104 Afgedrukt in 2000 jaar Zwinstreek, p. 60-61 (kaart uit collectie J.Van Den Heuvel) 105 Afgebeeld in 2000 jaar Zwinstreek, p. 6.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
43
VISSCHER, Cl.Jansz, 1644. De belegering van Sas van Gent in 1644, Amsterdam, 1644106 VISSCHER, Cl.Jansz, 1645. De belegering van Hulst in 1645. Met de afbeelding van de omliggende forten Moerschans, Zandberg, Nassau, Kieldrecht, Spinola (of fort Klinge) en Marcus, Amsterdam, 1645107. VISSCHER, Nicolas, ca.1650. Nieuwe Kaerte van t’Landt van Waas ende Hulster Ambacht, vertoonenede ock de Stroomen van de Ooster ende Wester Schelde., ca.1650108 VISSCHER Nicolas II, Kaart van Vlaanderen in Varia tabulae geographicae109 VISSCHER, Nicolas II, Flandriae Comitatus Pars Batava, Amsterdam, begin 18de eeuw
- Mémoire sur la place d’Anvers. Historique. Plan des forts sur la rive gauche. Hierin onder nummer 06/105 een plan van het Liefkenshoekfort op sch 1/2000
Onuitgegeven kaarten, plannen en schilderijen
Brugge, Stedelijke Musea Lobbrecht Jan, Plattegrond van Brugge en de Paallanden, olieverf op doek, 1690
Beveren-Waas, Rijksarchief (RABW) Polders 7, Atlas van de Kieldrechtpolder, Brugge, Stadhuis Pourbus Pieter, Kaart van het Brugse Vrije, 1571.1. Kopie door Pieter Claeissens jr., 1597-1601.
Antwerpen, Antiekhandel Prints en Frames Horenbault Jacques, kaart van het gebied van de Zwinmonding tot het Sas van Gent, kort voor 1604110 Brugge Rijksarchief (RAB) Antwerpen, Museum voor Schone Kunsten Toegeschreven aan Sneyers, De Slag bij Kallo. Antwerpen, Stadsarchief (SAA)111 Kaart van de Parmavaart112 ICO 06/105: plan Liefkenshoekfort ICO 06/105: plan Liefkenshoekfort ICO 31/10: kaart van het Land van Waas, 1706 ICO 31/13: kaart van het Land van Waas, Peeter Verbist, 1656 ICO 31/14: kaart van het Land van Waas, P.Stynen, 23 augustus 1748 ICO 31/18: kaart van het Land van Waas, 1748 ICO 31/40: kaart van het Land van Waas, Peeter verbist, 1638 ICO.A26/42: plan Liefkenshoekfort ICO.A26/43: plan Liefkenshoekfort ICO.A26/44: plan Liefkenshoekfort ICO.A26/45: plan Liefkenshoekfort ICO.A26/46: grondplan Liefkenshoekfort ICO.A26/47: plan Liefkenshoekfort en omgeving ICO B26/33: Slag van Kallo door Peeter Verbist, 1638 of kort erna. ICO B26/35: Joannes Janssoone, Kaart van de bezetting van de dijken beneden Antwerpen door Willem van Nassau in 1632, kaart van forten en schansen in de polders tussen Bergen-op-Zoom en Antwerpen, Amsterdam, kort na 1632. B31/13: Plan met ontwateringsysteem van de Belgische noordgrens getiteld: Evacuation des eaux des Flandres, Flandre orientale Carte des poldres compris entre la tête de Flandre et le Canal de Terneuzen, oktober 1839 door ingenieur Wolters(?)
- Fonds Mestdagh nr.1167B. Carte figurative incomplete d’une ferme et de terres, Watering Romboutwerve, 19de eeuw. nr.1201; Carte figurative de terres, Watering Romboutswerve, 1820. Nr.1209. Carte figurative de Bornage de terres, 1794. - Collectie Peper Nr.3655. Ommeloper van Greveninge, 1601-1602, Frans van Marysen
- Kaarten en Plannen Nr.? Kaart van de Hazegrasschorre ‘Carte figurative et nivellement du schorre de St-Paul autrement Soete Schorre, situé au village de Cnocke à l’orient de l’église, territoire du Frande Bruges en Flandre compétent son Altesse Emmanuel de Croy, prince de Solre…’, Donché, 1788, in opdracht van Pecsteen, raadgever van het Brugse Vrije113 Joos Michiels en Octaviaen van Marissien de Oude en de Jonge, 1641114 Nr.4. Kaart van de landerijen tussen de Cantelmolinie en het Fort Donaas met grensaanduiding tussen ‘majesteyts gebiedt en Staeten bodem’, J.B.Mallstaf en K.Laureinz, 1783115 Nr. 29. Kaart van de geïnundeerde gebieden gelegen tussen de steden Sluis, Aardenburg, Middelburg en Ysendijk, A.Vilegas, 1650116 Nr. 34. Polders rond Boeckhoute, 1715. Nr. 40. Kaart van de Heerlijkheid Middelburg, vermoedelijk A.Vilegas, kort na 1649117. Nr.101. Kaart noordgrens Vlaanderen/ Nederland, 1671, kopie door Jan Sappaert118. Nr.114. Plan du terrain dit le hazegras au village de cnocke dans le pais du franc de bruges, J.Laurent, februari 1784, kopie van de opname van Donché uit 1784119 (met uitgebreide legende). Nr.115. Traject van de Cantelmolinie tussen fort Isabella en Sint-Donaas, na 1716120
106
113
107
114
Exemplaar universiteit Leiden, Collectie Bodel Nijenhuis, P38N134 Exemplaar in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, inv.nr. RP-P-FM 1908 I en II. 108 Bijlage bij Stockmans & Everaers, 1999. 109 Bossu, 1982, p.118-119. Deze kaart is een verbeterde versie van de oorlogskaart uit de Negenjarige Oorlog (1688-1697). 110 Deze kaart dateert blijkbaar van kort voor 1604. Op de kaart staan de forten Sint-Joris en het inundatiegebied rond Aardenburg, maar niet de forten van Sint-Job, Donaas en Frederik. Vermoedelijk betreft het een voorbereidende schets. 111 Het kaartmateriaal in het stadsarchief zit vervat in een aantal inventarissen: Stadsplannen van Antwerpen (16de – 20ste eeuw) over de 13de tot en met de 20ste eeuw, Antwerpen, 2000 en Plannen, tekeningen en prenten. Gebouwen en infrastructuur (16de – 20ste eeuw), Inventaris, Antwerpen, 2002. 112 afgebeeld in Denucé, 1941
Afgedrukt in Pruoost en Adriaenssens, 1997, p. 55. Deze kaart toont ook een profiel van de Sint-Jansdijk. De begeleidende tekst bij dit plan is gepubliceerd in Van de Vijvere en Verhaeghe, 1907, p. 6-10. De tekst geeft een goede beschrijving van de situatie voor de aanleg van de Cantelmolinie in 1632. 115 Omtrent deze kaart: zie Coornaert, 1974, p. 272-273. 116 Het Sterrefort en het Isabellafort staan afgebeeld. 117 De enfilade van de drie forten staat afgebeeld. Noord van het Isabellafort ligt de ravelijn. De forten Theresia en Sterre zijn kleiner afgebeeld. 118 De drie forten staan afgebeeld. 119 Het betreft hier een ontwerp voor indijking. Vermoedelijk het plan in het Rijksarchief, Kaarten en Plannen, nr. 2646. Dit plan toont heel precies de hydrografie rond het fort in deze periode. 120 Het Isabellafort is uitgerust met een contrescarp met de waterloop ten noorden van het fort. Het Donaasfort bezit geen contrescarp en de Cantelmolinie is uitgerust met zeven bastions en twee fortjes.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
44
Nr.120. Plan fort François “Fort François jusquca au commencement de l’an 1685”, Duverger, 1685 (met schaal in roeden). Nr. 135. Merian (?), Ets van de Slag van Kallo met zicht in vogelperspectief van de omgeving met de forten Kallo en Perel. Met insteekkaartje. Nr. 249. Kaart met de geplande dijkwerken rond Fort Isabella, Caerte figuratijf vanden nieuwen zeedijck beginnende mette westende in grave Jansdijck oost noortoostwaert tot aenden dijck van godeffroyspolder den welcken ten desen loopende jaere 1736 soude moeten aenbesteet worden om te verhooghen en te verswaeren op de maniere soo hier naer volght, 1736, landmeter Dherbe (?). Nr.250. Kaart van de nieuwe vaart aangelegd in functie van de nieuwe sluis bij het Hazegras, F.D’hauw en J.H.Laurens, augustus 1785 (met verklarende tekst)121. Nr.271. Plan van het oude fort Donaas, eind 18de E122. Nrs 456 en 457. Plannen van het fort Lapin Brugge met toestand voor en na de afbraak plan du bassin et du fort des lapins située au nord de la ville de Bruges en flandres, 1782. Nr.482. en 483. Twee plannen van het fort Sint-Donaas en omgeving, 1712 . De eerste kaart – nr.482 is opgemaakt naar een opname van maart 1701 door Jan of Jean Lobbrecht 123. De andere kaart dateert uit 1712 en toont het aangepaste fort met de kleine redoute ten zuiden. (met legende voor de beide kaarten). Nr.514. Schematisch plan van de Zwinstreek, 1726. Nr.533. Plan van de heerlijkheid Middelburg, J.D.Dekere, 1743124 Nr.538. Kaart van de haven van Sluis en de diverse mondingen, 1727. Nr.540. Kaart van de regio tussen Noordzee, Zwin en kanaal Brugge-Sluis ‘Partie du Nord du Franc de Bruges gisant entre Blanckenberg et le canal qui mene de bruges à la ville de l’Ecluse, 1715 met commentaar door Donché uit 1776. Nr.543. Carte du Pays entre Bruges et la redoute de Becaf, les canaux de St-Donas et de Damme, 1703, Senneton de Chermont. Nr.574. Schematisch plan van de Watering van de Eyensluis, 1ste helft 17de met aantekening door landmeter J.H.Laurens van 1766. Nr.671. Plan van de heerlijkheid Middelburg met aanduiding van de polders bedijkt tussen 1613 en 1659, Jean Saffaert, 1659. Nr.673. Kaart van de omgeving van de Eyensluis (Isabellasluis), Jan of Jean Lobberechts, april 1682 125
Nr.732. De omgeving van de waterlopen tussen de Sluis Isabella en de Zwarte sluis ‘Croquis der emplacementen van wilent de oude isabellesluijse ende actuele nieuwen isabellesluijse geconstrueert 1785 mitsgaeders van de swartesluijse met de naest geleeden ende waetergangen langs welcke de lantwaeteren gemeenelijck hunnen cours nemen tot de twee lastgenaemde jegenwoordige sluijsen’, B.Gilliots & Drubbele, 1789. Nr. 1040. Plan van Brugge en het Zwin126. Nr.2294/A. De omgeving van Knokke en van de Hazegraspolder, na 1784.
Brugge Stadsarchief (SAB) Kaarten en Plannen127 Nr.89. Plattegrond van de kerk van Heist, ca.1594 Nr.95. Plattegrond van het Sint-Jorisfort128 Nr.96 en 97. Kaart van het fort Sint-Donaas, Joan Lobbrecht, 24 april 1712. Nr.115. plan voor de duiker nabij het Verbrande fort te Oostkerke, 1762. Nr.119. Plan van het fort Ter Hofstede, Dierick van Molle, 1595129 Nr.121.Plan van het fort Ter Hofstede, Dierick van Molle, kort voor 25 september 1597130 Plan van de stad Brugge en de Paallanden, Lobbrecht Jan, 1719131. Pulinx Hendrik, Kaart van de omgeving van Fort Sint-Donaas, 15 februari 1746 Brussel, Algemeen Rijksarchief (ARAB) Kaarten en Plannen Nr. 75: kaart van de regio van Stekene tot de Schelde met van de linies en verdedigingswerken, begin 18de eeuw. Nr. 543: Senneton de Chermont, Carte du pays entre Bruges et la redoute de Becaf, les canaux deSintDonas et de Damme132. Nr. 544: stadsplan van Damme, begin 18de eeuw Nr. 1580. Plan van Sluis en omgeving, kort na 1784. Nr. 1625: plan van de stad Damme, 1756133. Nr. 2646: De omgeving van Knokke en van de Hazegraspolder voor 1784 getiteld ‘Plan du schorre Hazegras et ses environs scitué…’, Donche en D.F.Lippens, 28 februari 1784. G 80337: Kaart van het zwin en zijn omgeving getiteld ‘Kaarte van de Riviere het Zwin…’, P.Wiltschut, 25 februari 1740 naar kopie van W.T.Hattinga van 24 november 1742 (met discussie betreffende de juiste loop van de grens in het kader van het stranden van een Engels scheepje). Nr. 5005: W.J.Hattinga en D.W.C.Hattinga, Kaarte der situatie van de forten Lillo, Liefkenshoek, Perel, Frederik-Hendrik, Kruisschans, 1749. Nr. 5141: fort Liefkenshoek, ca.1812134 Rekenhof Nr. 4354. Schets van het Hazegras, B.B.Maelstaf, 1737. Koninklijke Raad van Philips V Nr. 529: Project voor de vergroting van het hoornwerk van de vesting Damme, 1706135
127
De nummering hier is deze volgens de catalogus Schouteet, 1972. Afgebeeld in Coornaert, 1974, fig. 1. 129 Afgebeeld in De Keyser, p. 4 130 In deze reeks plannen steken tevens plannen van de forten en redoutes van de Marolleput (Dierick van Molle), Sint-Catharina, Coxijde (Dierick van Molle), Leffinge, Blankenberge…Het geheel vormt een wel heel bijzondere reeks al was het maar omdat precieze plannen van kleine forten in deze periode zeer zeldzaam zijn. Bovendien geven ze ons ook indicaties betreffende de infrastructuur en de uitrusting van de forten. 131 Hernieuwde versie van het gelijkaardige plan van 1690 (Brugge, Stedelijke Musea). Afgebeeld in Ryckaert, 1991, p. 84-85. 132 afgebeeld in Crois, 1974 en in De Keyser, 1990, p. 60-61( met een aangepaste legende) en Laurent, 1986, p.120. 133 Afgebeeld in Laurent, 1986, p. 129. 134 Afgedrukt in Lombaerde, 1989, p. 95. 135 Afgebeeld in: Rond de Poldertorens, 24, 1, p. 40-41 en Laurent, 1986, p. 125 128
121
Deze nieuwe vaart volgt gedeeltelijk de loop van de Vuile vaart maar telt eveneens een nieuwe doorsteek. Ook de oude loop van de Vuile Vaart bij Fort Isabella wordt naar het zuiden omgebogen. De nieuwe vaart aangelegd in 1784 vanaf de ‘Plaeterije' tot de Graafjansdijk ten zuiden is afgebeeld. 122 Fort Donaas reeds genivelleerd. 123 Op de kaart van 1701 staat de opstelling van gebouwen binnen de terreplein afgebeeld. De tweede kaart toont de aanpassingen door de Staatsen aangebracht. 124 In de linkerbovenhoek staat het fort Isabella afgebeeld met de gedichte sluis. 125 Afgebeeld in Coornaert, 1974, fig. 3. 126 afgebeeld ondermeer in Laurent, 1986, p.115
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
45
Brussel, Koninklijke Bibliotheek (KBB) Nr. 19611, kaarten 75 en 76: Pierre Le Poivre, Receuil de plans de villes et de châteaux, de fortifications et de batailles, de cartes topographiques et geographiques etc. rapportant aux règnes de Charles Quint, de Philippe II et d’Albert et Isabelle, 1586 – 1622, kaart 75: Belegering van Sluis in 1587136 en kaart 76: stadsplan van Sluis en omringende fortificaties 137 Nr. 22089, Cartes de sièges au XVIe siècle, fol.167r: Kaart van de belegering van Sluis in 1587. Brussel, Koninklijk Legermuseum Kaarten en plannen, Fonds versterkingen - Ontwerp van de verdedigingslijn op de Legervaart getiteld; ‘Carte du pays du nort du franc de bruges pour faire voir la ligne que l’on peut faire pour le couvrir’, Senneton de Chermont, 30 juni 1702 - Damme A/1: Plan van de stad Damme, 1832 getiteld: plan des fortifications et travaux de la défense de la Ville de Damme (Flandre occidentale) lévé et dressé par le soussigné Capitaine Commandant l’Artillerie de Siège. A Damme, ce 25 février 1832
S85. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving S85. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving S86. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving S86A. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving S86B. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving S88. Plan van sluis en omgeving S103. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving Fonds situatieplannen van vestingen (4.OSK)
Sas van Gent S8. Sas van Gent en omgeving, voor 1680 S13. Sas van Gent en omgeving, ca.1700138 S15. Sas van Gent en omgeving, 1722 S18 en 18A. Sas van Gent en omgeving met de Franse aanval van 1747 getiteld: Plan van het Sas van Gent met de onderhorige forten en omliggende landen, gecopieert uyt de beste plans, nagezien, verbetert, de environs en bijgevoegt, de attaque der fransen a.1747 door ons onderschrevene, den 1 october 1760., D.M. & A.Hattinga. S29. Plan van het fort Sint-Antony en omgeving, I.B.Neumeister(?)
V30. Kaart grensscheiding tussen Holland en Oostenrijks Vlaanderen door ing.Bollaert, 1664 V31. Kaart grensscheiding tussen Holland en Oostenrijks Vlaanderen, 1664 en 1786 V35. Omgeving van de Middelburg , ing.Van Bommel, 16?. V76. Kaart van de zwinmonding, P.Wiltschut, 1ste helft 18de eeuw V91 (=W.T., D.W.C. & A.Hattinga, Atlas van Staats-Vlaanderen) Deel I 28. Kaart van Staatsvlaanderen door Hammersberg, 1699 gecopieerd door Hattinga. De tekst luidt:’Kaarte van Vlaanderen als resorterende onder ’t gebied van den Staat der Vereenigde Nederlanden, beneffens alle steden, en fortens alsmede de nieuwe zeedammen voor de generale inondatie volgens project van den A° Generaal Coehoorn A)1699. 31: kaart van Staatsvlaanderen door Drexeler, 1627 gecopieerd door Hattinga in 1745. 33: Kaart van de Hazegrasschorren, Verplancke en Lootens, 1715, gecopieerd door Hattinga in 1745 getiteld: ‘Kaart van het strand en duynen by Knokke aan de Noord Zee bij order van syne Keijserlijke en de Koninglijke Majestijts Raede van Finantien in date 20 novembre 1715 hebben de ondergeschreven lantmeters van de lande van den Vrije hun getransporteerd ter Prochie van Knokke verre oost van de Kerke over het Hasegras Schorre, in het blote sandig schorre alwaer in de maandt novembre 1715 A)1715 voornoemt seker schip is verongelukt…’ 36. Kaart van de omgeving van Sint-Anna ter Muiden, Lenkhof en Tromp, 1728, gecopieerd door Hattinga in 1745. 39. Plan van het fort Sint-Donaas en omgeving, D.M.Hattinga, 1752139 Deel V: 31. Fort Sint-Antony140 , Anthonius Hattinga naar plan van ingenieur Van den Heuvel, 1749 getiteld: Plan van het FortSintAnthoni gelegen bij het Sad van Gend door den ingenieur v.d.Heuvel 1742, wanneer de buijtenste bedekte weg soude gemaakt werden. Waar na desen gecopieer. Stage den 12 Februarij 1749 48. Fort de Perel, W.J.Hattinga, 30 november 1745 50. Fort Liefkenshoek, D.W.C.Hattinga, 3 januari 1744 127. Kaart van den Hoogen Kouter bij Kieldrecht, D.W.Hattinga, 30 juli 177(2 of 5) ?.. Generale dyckagie van Kieldrecht-Vreedenpolder, HATTINGA, D.W.C., 1783 met opschrift: “ Kaarte Figurative van de Oude en Nieuwe situatie vanden Polder van Kieldregt, ofte den Vreeden Polder, zo die bedijkt is in de jaren 1623 en 1624? Van Groot-Kieldregt separatelijck herdijckt Ao 1680, 1682, 1739 en 1783, ende van Klein Kieldregt herdikt 1680 en 1687, Laatstelijk van den thans bedijkten polder van Nieuw-Kieldregt Beverst 1784 zo wijt de buijtendijks verbleven deelen van de dijkagien van 1653, 1654, 1680, 1682, 1687 en 1739. Het eerste deel bevloeijt geweest hebbende zedert de 15de eeuw ofte de generale inundatien deser landen. Aldus uijt origineele stukken geformeerd etc.”.
Sluis
Fonds Plans van Gebouwen (4.OPG)
Den Haag, Algemeen Rijksarchief (ARAH) Fonds vestingen (2.13.02) Liefkenshoek, talrijke nummers van werken uitgevoerd tussen 21 april 1819 en 6 mei 1830. Het overgrote deel van de dossiers zijn onderhoudsdossiers van herstellingen en vernieuwingen en onderhoud van de rijsbeslagwerken en stenen glooiingen der zeeglacis. Nr.139. Dossier voor maken der nodige deuren en ramen met koperdraad bevlochten aan de kruitmagazijnen. Nr.151 en 183. Voorzieningen aan de bovenkamers in de gekazematteerde kazerne van het fort om buskruit te bergen. Fonds plannen van militaire gebouwen (4.OPG/OMD) Sas van Gent, S3. Fort Anthonie, doorsneden van de stenen redoute Fonds Plannen van vestingen (4.OPV) Hulst H833. kaart van het areaal ten zuiden van Hulst
136
Afgebeeld in: Van den Bauwede, 1988, p. 131. Afgebeeld in: Van den Bauwede, 1988, p. 97. 138 Afgebeeld in Sneep, 1988, p. 68. 137
139 140
Afgebeeld in Rau, 1966 Afgebeeld in Broeder Leopold, 1967-1968, p.66.
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
46
S3. doorsneden kanontoren fort Sint-Anthonie getiteld: ‘platte grendt teekeninge van de steene redout en het fort St Antoonij geleegen ontrent een quartier buyten Nr.3712. DUMOULIN, C., Kaart met de vestingen Sint-Paulusfort, Hazegrasfort en Retranchement “Kaerte van de situatie van het Retranchement Casandria gelegen aan de mond van het zwin tegenover de door de Oostenrijkers aangelegde werken en batterijen op het Hazegras wordende op dit generaele stuk figurativelijk aangetoond de verbeteringen welke aen het voornaame gedeelte van het K(?) Retranchement in Fort Nassau, door het aansluiten en formeeren van eenige nieuwe en weder opmaaken van sommige oude borstweringen met het aanleggen van eenige implacementen voor 30 à 40 stukken canon naar het gevoelen van den ondergetekende Directeur-Generaal van s’Landsfortificatien zoude behooren te geschieden, ten einde daar door deure post in staat te stellen van tot bescherming van het L(?) en deckinge van het land van Cadzant te konnen verstrekken, ca.1795 - VTH 20: kaart van het gebied tussen de Cantelmolinie en Sluis, J.Maelstaf & L.Laurenz getiteld:’fragment d’une veille carte figurative de toutes les terres comprises entre la ligne de Cantelmo et le Canal ou de la ville de l’Ecluse sur la paroisse de Ste Anne-ter-Muijden en tand de celle qui sont sous la domination de sa Majesté Catholique, que de celle qui sont sous les territoire des Etats Generaux en conségence des limites de 1664’.opgemaakt in 1756. - VTH 2900: Kaart van het schependom Muiden getiteld: ‘Caerte figurative van degeheele jurisdiktie der Stede en Schependom van Muijden anders geseyt St Anna ter Muijden zoals die van ouds is geweest gemaakt in een deele nije een ander caart gecopieert op order van Bailliu Burgemeester en Schepenen der voorschreven stede. Door mij onderschreven geadmitteerd lantmeter des Cdt: Cott: s’lants-van-den-Vrije Resijderende ter sluijs in Vlaanderen op den 15 april 1713’, Pieter Herlewijn, 15 april 1713141. - Kaart van Sint-Anna ter Muiden met omliggende polders, W.Hattinga, 3 juli 1740 (schaal in Brugse roeden) opgemaakt op basis van de kaart door de landmeters Lenkhof en W. Tromp van 3 november 1728. Deze kaart werd op 17 november 1745 nog eens gekopieërd door D.W.Hattinga 142. - VTH 3473 A, Plan van de Passluis en het Lapscheurse gat getiteld: ‘Plan van een gedeelte der Stad Sluis in Vlaenderen, het Fort St-Donaas en verdere Fortificatie werken aen die kant, mitsgadrs de Loop van ‘pas water, de Zoute en het Lapscheurse Gat, bij Ebbe of Laag Water, aentonende de plaetsen van den geprojecteerden Dam en Steene See-sluis in dezelve met vier kokers, en ’t leggen van de daer toe nodige Dammen tot Verkortinge’, 1752
Gent, Stadsarchief (SAG) Niet geklasseerd archief, kaart met ontwerp van de vestingen rond Middelburg150 Knokke, Archief G.Adriaenssens Ministerie van Openbare Werken, Evacuation des eaux des Flandres - Flandre Occidentale - Carte des terrains qui versent leurs eaux dans le Zwyn, J.De Moor, 1839 (hoogtes in O.P.). Kortrijk, Rijksarchief Fonds O.L.Vrouwkapittel Kortrijk, Kaarten en Plannen Nr.7.Kaart van de gebied bewesten de Schelde, ca.1584151 Leiden, Collectie Bodel Nijenhuis P39N2 : krant met kaart met de omgeving van Vier Ambachten met de afbeelding van de Nieuwe Spaanse forten, 1634.152 P39N28 : Beleg van Hulst in 1645153. Londen, British Library154 Kings Top.Coll.4 Tab.4 nr.30. Polder van den Doel met plan van het fort Liefkenshoek door Bernard de Gomme, kort na 1648. Londen, Cotton Library Collectie Augustus, I, ii, nr.102. Plan van de belegering van Sluis in 1587155 Madrid, Biblioteca Nacional, Seccion de Geografia M 18v : Nieuwe Caert vande Ghelegentheit vande Oost en Wester Schelde, 1638
Gent, Rijksarchief (RAG) Kaarten en Plannen Kaart van P.J.Benthuys, 1710 (fort Francipani) Nr. 173. Kaart van de loop der Durme van Lokeren tot Exaarde-Moerbeke, deel Terwest door Van den Heinde, 1752143. Nr. 440. Figuratieve kaart van de Polder van Kallo, J.Bale, 1653144. Nr. 480. Indijkingskaart van de Verrebroekpolder, 1618. Nr. 595. Kaart van de Zwinsmonding door J.Horenbault, 1622145 Nr. 570. Kaart van de ambachten Aardenburg, Oostkerke, Ysendijck en Middelburg, kort na 1622146 141
Nr.672. Kaart van de Albertuspolder bij Assenede, Lucas Horenbault, 1620147 Nr. 819. Nr.1340. Kaart van Axel en omliggende forten, ca.1612148 Nr. 1391. De schorren van het Hazegras, F. Verplancke en J.Lootijns 149 Nr. 2585. Caerte vanden verdroncken landen, 1649. Nr. 2603. Kaart van het graafschap Middelburg, 1660. Nr. 2742. Kaart van de stad Middelburg, 1691. Nr. 12672. Kaart van de Maldegemschen Polder, 1652.
Dit is een compilatieplan, dat met de nodige omzichtigheid dient geraadpleegd te worden. Niettemin wordt het regelmatig gebruikt (Bouwman…). 142 Het is als een getekende kopie ook afgebeeld in het tijdschrift Rond de Poldertorens van 1992, 2, p.38. 143 Gedeeltelijk afgebeeld in Lyppens, 1953. 144 Gedeelten afgebeeld in De Jonckheere, 1990, p.50 en 55 145 Vermoedelijk identiek aan kaart nr. 6.15 D. Kaart van de Zwinstreek, 1622. Detail afgebeeld in Coornaert, 1974, fig.5. 146 Afgebeeld en besproken in Laurent, 1986, p.94-96.
Middelburg, Rijksarchief van Zeeland Fonds Staten van Zeeland Nr.1209. Grondplan van het fort Austria
147
Afgebeeld in Duerloo & Thomas, 1998, p.198 -199 met commentaar Afgebeeld in De Kraker, 1997, p.348. 149 Afgebeeld in Strobbe, 1985, p.122. 150 Besproken in Notteboom, 1987. 151 Gedeeltelijk afgebeeld in De Kraker, 1997, p.98. De datering van deze belangrijke kaart wordt slechts bij benadering gesteld. Nochtans kunnen juist de fortsites het geheel beter dateren. Op de kaart staan de fortsites van Liefkenshoek en Lillo (1582/83), maar nog niet de sites van Verrebroek (1586) en Kallo (1585). We kunnen de kaart dus omstreeks 1584 dateren. 152 Afgebeeld in Brand, 1993b 153 Afgebeeld in Brand, 1993b 154 Omtrent deze collectie kaarten: zie Gils, 1998. Het betreft een reeks kaarten van de versterkingen in de Zuidelijke Nederlanden vervaardigd door Bernard de Gomme ( ). 155 Afgebeeld in Van den Bauwede, 1988 148
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
47
Moerbeke, Gemeentearchief Kaartboek van Moerbeke, 1704156 Parijs, Bibliothèque Nationale Arsenal, hs.15.212, plan 33: Plan de Bruges. Plattegrond uit één van de Livres de Guerre van graaf d’Argenson157 Parijs, Vincennes (Fr.), Service Historique de l’Armée de Terre, Archives de l’Inspection du Génie (SHAT) Fonds Places étrangères (Art.14) Brugge Plan de Bruges, sch1/7200, 1702 Carte des environs de Bruges et Damme, verkennende kaart voor het onderzoek van de inundatiemogelijkheden, met legende Plan de Bruges indiquant les inondations, sch.1/7200, plan bij memoirie van toelichting door Senneton de Chermont, 2 november 1702 (met uitgebreide legende van 218 nummers) Project general de fortifications pour la ville de Bruges, Vauban, Rijsel 27 november 1702, plan bij memorie van toelichting door Senneton de Chermont en Vauban. Carte du pays entre Bruges, et la redoute de Becaf, les Canaux de Sint-Donas et de Damme, 23 juni 1703, met verklarende tekst158 13. Plattegrond van de stad Brugge, 10 oktober 1801159 Damme 1. Ontwerpplannen vesting Damme - Inundatieplan van de omgeving van de vesting Damme, Senneton de Chermont, 4 mei 1701 met aanduiding van de hevel op de plaats van het latere Verbrand Fort. - Ontwerpplan van het hoornwerk van de vesting Damme, Senneton de Chermont, 4 mei 1701 met Project estimatif d’un ouvrage a corne à faire à Damme devant le front 4 et 5, qui regarde la ville de l’Escluse. 3. Ontwerp voor de aanpassing van de vesting Damme met tweede gordel en nieuw hoornwerk ten zuiden getiteld ‘Plan de Damme avec grands projects’, Vauban, november 1702 met verslag van Vauban van 27 november 1702 opgemaakt in Rijsel. 7 Tablette. Carte du païs entre Bruges et la redoute de Becaf, les canaux de Sint-Donas et de Damme, Touros, 1 janvier 1704 7. Carte du païs entre Bruges et la redoute de Becaf, les canaux de Sint-Donas et de Damme, Senneton de Chermont, 15 november 1704160 Plan van de omgeving van Damme met voorstellen voor de verdere aanpassing van de vesting, ingenieur Touros, 26 december 1704 (met legende). 15. Plan du terrain entre les canaux de Damme et de Sint-Donna met project van versterkt legerkamp en 2 projecten voor het fort van Beieren, de Valory, 31 maart 1705 17. 156
Afgebeeld in A, 1987, p.49. afgebeeld in Ryckaert, 1991, p.100-101. 158 Deze kaart past in een reeks kaarten met dezelfde paginering omtrent de projecten van een reeks versterkingen ten oosten van Brugge. Dit is vermoedelijk het eerste in de reeks. Zie ook de reeks Damme in hetzelfde archief. 159 Afgebeeld in Ryckaert, 1991, p.136. Het plan maakt gebruik van een bestaand plan, waarop op basis van terreinonderzoek, wijzigingen en aanvullingen zijn aangebracht. Zo zijn gedeelten van de versterkingen, die reeds voor 1801 gesloopt waren in stippellijn aangegeven. 160 Het betreft een aangepaste versie van het plan van 23 juni 1703 (carton Brugge in hetzelfde archief).
Lillo en Liefkenshoek 3. Plan van de poldergebied van Doel, sch.1/7400 met profeil van het Fort Liefkenshoek vanaf het Noordwest-bastion161.getiteld op de keerzijde Carte des environs du fort de Liefkenshouck de 1706 par Mr de Virlois 5-10. Plan du fort Liefkenshoeck situé sur la rive gauche de l’Escaut, 1797 (met legende), Darquett Plan des forts Lillo et Liefkenshoek Plan, elévation et profils du pont-levis et pont dormnat du fort Liefkenshoek profil (met voorstel tot verhogen Plan et profil d’un magazin à poudre servant d’entrepôt pour l’approvisionnement des batteries pour les forts Lillo et Liefkenshoeck, 14 ventose 4 21-24. Project met voorstel voor nieuwe infrastructuur, waaronder nieuw poedermagazijn ‘plan du fort Liefkenshoek situé sur la rive gauche de l’Escaut’, 17 februari 1803 (met legende), Goll 31. Fort Liefkenshoeck, 1809, plan indiquant la situation de Liefkenshoeck au commencement de 1809162, plan en profielen, Négrier 36. Plan van reeds uitgevoerde werken door Négrier en Doubay met een grondplan met aangepaste wal en een plan van het poedermagazijn ‘Plan d’un magasin à poudre pour 30.000 kilogram construit en 1810’ met indicatie van reeds uitgevoerd metselwerk. Midelbourg (sic) Profils du château de Middelbourg, Senneton de Chermont , Brugge 27 mei 1702 Plan du château de middelbourg, Senneton de Chermont , Brugge 28 mei 1702. Sas de Gand 4. Plan van Sas van Gent met de mogelijkheden voor onderwaterzettin, 19 maart 1701. 14. Memoire sur le Sas de Gand sous l’Obeissance du Roy, Senneton de Chermont, 7 mei 1747. 20. Carte des environs du Sas de Gand et de Philippine, sch 1/14400 bij memorie van toelichting van 20 juli 1747. 22. Plan du fort Sint-Antoine entre Philippine et le Sas de Gand, 1748. - fonds Frontières de la France(Art.4) A1, 1555.Sect.1§2, carte 2, Senneton de Chermont, kaart «du pays du nord du Franc de Bruges», 30 juni 1702 A1, 1644 : E., H. Fricx, 1703. A1, 1838, 22: kaart van het «terrain entre les canaux de Damme et de St Donas », bij stuk van De Vallory, ingenieur te Brugge van 4 september 1705. Plan van het Isabellafort ‘Plan du fort Djsabelle’, Senneton de Chermont, 27 mei 1702 Rijsel, Archives départementales du Nord (ADN) 28H81, nr.1660 Simancas, Archivo General MPD XII 76: Jacques Van der Walle, Kaart van de Vlaamse Kust met aanduiding van de forten nodig voor de verdediging163
157
161
Het fort Liefkenshoek wordt afgebeeld met een dubbele gracht aan de voet van het glacis. Gedetailleerde afbeeldingen van de forten Crevecoeur, Anthoniushoek en Kalishoek. Het profiel van het fort toont de uitrusting van de wal met een doornhaag op de voorwal en palenrijen voor de haag, horizontaal op de escarpe en voor de contrescarpe. Crevecoeur en Liefkenshoek blijken in handen van de Staatsen. 162 De kazerne en het eerste kruitmagazijn zijn gerealiseerd. 163 Afgebeeld in Lemoine-Isabeau, 1985, p.62-63
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
48
MPD IV 3: Delineacion de los canales y rios para juntar el de Amberes con el mar de parte de Flandez, 1638164. MPD IV 86: Guillaume Flamen, Planta de la nueva fortification de Dama 165
www.westbrabantsewaterlinie.nl
Sint-Niklaas, Museum Anoniem, de Slag bij Kallo gezien vanuit het fort de Perel Verrebroek, Kerkarchief - Heilige Geestboek, afbeelding van Slag van Kallo166 X, privébezit Kaart van de Hazegraspolder, C.J.Bouvaert & J.G.Goethals, 16 - 17 februari 1792 Manuscriptkaart van de verdedigingswerken langsheen de Sassevaart en de Linie Sas van Gent naar Hulst, manuscriptkaart, 1645-1652167 FOTOREEKSEN Brussel, Koninklijk Museum van het leger en van de krijgsgeschiedenis Fotoarchief op toponiem, 1914-1918 -Luchtfoto Stutzpunkt Heinrich en omgeving Nr. 3008.30.5.18.16.00 5.s.w.O21.22.No.202 op genomen op 30 mei 1918 om 16u - Luchtfoto Damme, 8 augustus 1918 - Luchtfoto fort van Beieren en omgeving, 8 augustus 1918 Brussel, Nationaal Geografisch Instituut Luchtfoto 1980 2BR80, 4-5-6/1311 Seminarie voor Archeologie, Universiteit Gent, opnames J.Semey168 Diverse opnamereeksen waaronder 125602. fort Francipani, 1997 143122. fort Francipani, 1999 Assenede, fort Leopold Middelburg, 16 april 2000 Westkapelle, fort Frederik, 17 september 2000 INTERNETSITES www.Coehoorn.nl www.forten.info www.gisoost.be www.natuurpunt.be www.simon.stevinstichting.bewoner.antwerpen.be www.tzwin.be www.vauban.asso.fr 164
Afgebeeld in Lemoine-Isabeau, 1985, p.64 en vgl. Afgebeeld in Lemoine-Isabeau, 1985, p.60-61. 166 Afgebeeld in De Jonckheere e.a., 1990, p.43-47 nr.11 (Verbrouck) en nr.44 Kallo (Callo). 167 Afgebeeld in Stockman en Everaers, 1997, p.81. Uit de toetsing op het terrein en de vergelijking met ander kaartmateriaal blijkt dan toch dat deze kaart, zeker betreffende de kleinere verdedigingswerken, met enige omzichtigheid dient gehanteerd te worden. 168 Zie ook Bourgeois & Semey, 1993 165
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
49
Adressenlijst Opdrachthouders: Johan Termote, tel. 050-30 55 00,
[email protected] Arnout Zwaenepoel tel.,
[email protected] Begeleidingsgroep: Karolien Verhelst, tel. 09-267 84 47,
[email protected] Patrick Vervalcke, tel. 09-267 84 49,
[email protected] Luc Bauters, tel. 09-267 72 30,
[email protected] Martine Pieteraerens, tel. 09-267 72 28,
[email protected] Patrick Devos, tel. 09-267 72 26,
[email protected] Tom Vermeersch, tel. 050-40 35 42,
[email protected] Marc Ryckaert, tel. 050-40 34 18,
[email protected] Wouter Vuylsteke, tel. 050-40 33 78,
[email protected] Tom Van Welden, tel. 050-40 34 17,
[email protected] Sara Van Cotthem, tel. 03-777 27 04,
[email protected] Bram Ghyoot, 09-378 67 01,
[email protected] Werkgroep Zeeland: Bauke Bouwman, 0031 118 631795,
[email protected] Marcel van Wezel, 0031 118 631088,
[email protected] Heemkundige kringen: - Heemkundige Kring Sint-Guthago voorzitter: Eric Huys, Vierscharestraat 31, 8340 Vivenkapelle - Heemkundig genootschap van Assenede voorzitter: Marc De Smet, Hollekensstraat 5, 9960 Assenede - Heemkundige kring Moerbeke-Waas voorzitter: Geert De Schepper, Damstraat 282, 9180 Moerbeke - Heemkundige Kring Oud-Wachtebeke voorzitter: Cesar David, Azalealaan 4, 9185 Wachtebeke - Heemkundige Kring "Selsaete" voorzitter: Antoine Roegiers, Schepen R. De Deckerlaan 24, 9060 Zelzate - Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, Zamanstraat 49, 9100 Sint-Niklaas. Postadres: K.O.K.W., Postbus 144, 9100 Sint-Niklaas. Voorzitter: Alfred Van der Gucht, 03-776 32 80 - Zwinwerkgroep, Arendstraat 43, Koolskamp voorzitter; Willy Wintein, Bruggraafstraat 5, 8310 Brugge - Hertogelijke Heemkundige Kring Land van Beveren, voorzitter Wim Nys, P. Van Raemdonckstraat 23, 9120 Beveren, 03-755 59 56,
[email protected] - Archeologische Dienst Waasland, Regentiestraat 63, 9100 Sint-Niklaas, 03-7782050, diensthoofd Rudy Van Hove,
[email protected] Anderen: Ludo Hemelaer, voorzitter Beheercommissie Natuurcompensaties Linkeroever, Sluisgebouw, Steenlandlaan bus 8 9130 Kallo tel.03/575.26.85 of 0474-861007 Leen Van de Weghe, projectmedewerker NIP Stropers, VLM PA Gent, Ganzendries 149 9000 Gent 09-248.55.75
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
50
Bijlage 1: Metrische gegevens van nog bestaande of verdwenen forten en verdedigingswerken in Vlaanderen in de 16de – begin 18de eeuw Metrische gegevens Forten en redoutes (in meter)
1. Zijde 2. Afstand tussen de bastion punten 3. Zijde Glacis
Fort of redoute Chronologisch
Buitenzijde forteiland
Afstand tussen bastionpunten
Zijde glacis
Fort Margriet 1579 Fort Liefkenshoek 1579 (inv.nr. 62) Fort Kallo 1585 (inv.nr. 61) Fort Nieuwendamme 1585 Fort Sint-Steven 1586 (inv.nr. 37) Fort Krabbendijk 1587169 Fort redoute Koewacht ca.1590 (inv.nr.45) Fort Verrebroek 1586 (inv.nr.58) Fort TerHofstede Retranchement 1595 Fort Kieldrecht 1595 (inv.nr.56) Fort Sint-Joris 1599170 (inv.nr.22) Fort Isabella Oostende 1600171 Fort Sint-Laureins voor 1604 (inv.nr.29) Fort Sint-Donaas 1604 (inv.nr.11) Fort Frederik 1604 (inv.nr.10) Fort Sint-Job 1604 (inv.nr.12) Fort Isabella 1622 (inv.nr.13) Redoutes Cantelmolinie 1622 (inv.nr.26) Fort Spinola 1626 (inv.nr.54) Fort Sint-Paulus 1627 (inv.nr.18) Fort Leopoldus 1645(?)(inv.nr.31) Fort Francipani 1645 (inv.nr.42) Fort Keizershoek 1645 (inv.nr.43) Fort Terwest 1645 (inv.nr.44) Franse redoute Bulskamp 1694 Redoute fort van Damme 1703 (inv.nr. 5) Redoute fort van Michem 1703 (inv.nr.6) Redoute Verbrand fort 1703 (inv.nr.7) Fort Sint-Jan II 1702 (inv.nr.50) Fort van Beieren 1703 (inv.nr.3) Bedmarfort 1700-1701 (inv.nr.53) Fort Verboom 1702 (inv.nr.55) Fort de Perel II 1702 (inv.nr.63)
65 130 100(?) 115 65/75 80 85/90
100 200 165
160 300 (?) 200 375
125
180
112 75 100/120 62 120 85 60 60 75 120 85 75 75/80 80 110 75 85/90 70 70 72 70/80 160 170 170 170 160
150 111/84 90 150
195 ?
95 95 110 175
200 Ca.160 200 310
115 110 115 150
215 200 210 350
125
250
230 270 225 250 250
500 450 450
169
Van Kempen, 2001 naar het ontwerpplan RAB, kaarten en plannen, nr.95. 171 Gegevens archeologisch onderzoek Isabellafort Oostende door D. Vaneenhooghe, waarvoor dank 170
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
51
Bijlage 2: lijst van de forten en verdedigingswerken in het Vlaams en Zeeuwse Krekengebied In de legende werd gepoogd de Nederlandse criteria op te nemen. Aan Nederlandse zijde werden enkel omtrent de bewaringstoestand - zij noemen het mate van herkenbaarheid - criteria opgesteld. Voor de ecologische waarde en de mogelijkheden naar toeristisch-recreatieve ontsluiting werd geen waardeschaal opgesteld. De criteria van de bewaringstoestand kunnen we perfect vergelijken met de aanduidingen in de studie van H+N+S en dit zowel voor de forten/schansen als de vestingen en de linies172. In deze lijn is hun criterium: goed: +++ redelijk en matig: ++ gering: + niet: -
Bewaringstoestand +++ bewaard in opstand ++ perceelslijnen met lichte reliëfsporen + perceelslijnen of lichte reliëfsporen enkel archeologische sporen -volledig verdwenen ook de archeologische sporen Ecologisch belang173 +++ groot ++ matig + ontwikkeling mogelijk ecologisch zonder belang Toeristisch-recreatieve ontsluiting +++ goed ++ matig + ontwikkeling mogelijk moeilijk -niet mogelijk
172
H+N+S, 2003, p.46. Deze code vormt een vereenvoudiging van de toegekende cijfers van de ecologische gegevens: -2 tot +1 = -, +2 tot +4= +, +5 tot +7 = ++, +8 tot +10 = +++. 173
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
52
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Plaats, naam en datering van het verdedigingswerk Brugge, Fort Lapin (1665?) Koolkerke, versterkt legerkamp (1703) Koolkerke, Fort van Beieren (1703) Batterijen rond Fort van Beieren (1703) Oostkerke, redoute Fort van Damme (1704) Oostkerke, redoute van Michem Oostkerke, redouteVerbrand fort Oostkerke, redoute Bekaf Damme, stadsversterking 1617) en hoornwerk (1704) Westkapelle, Fort Frederik (1604) Westkapelle, Fort Sint-Donaas (1604) en buitenwerken (1702) Lapscheure,Fort Sint-Job (1604) Westkapelle, Fort Isabella (1622) Westkapelle, fort Sint-Theresia (1622) Westkapelle, fort Sint-Clara en Sint-Marcus Westkapelle, fort Sint-Anna (1627) Knokke, Sint-Bernardus (1627) Knokke, Fort Sint-Paulus (1627) Legervaart (1621) Paulusvaart en –dijk(1627) Heist, Fort van Heist (1593-1594) Knokke, fort ten Hazegraze of Sint-Joris (1599) Versterkt legerkamp van de Spanjaarden (1604?) Circumvallatie met versterkte legerkampen aangelegd bij het Beleg van Sluis (1604) Westkapelle, Linie van Fontaine (1622) Westkapelle, Cantelmolinie (1632) Middelburg, stadsversterking (1608, 1702?) Watervliet, versterkt legerkamp (voor 1604) Boekhoute, fort Sint-Laureins en versterkt legerkamp (voor 1604) Assenede, circumvallatie rond het Sas van Gent (1644) Assende, fort Leopold (kort na 1644) Assenede, Schans bij de zeesluis (ca.1600) Assende, fort Swert en Dorst (kort voor 1604) Assenede, fort Haesop (kort voor 1604) Zelzate/Sas van Gent, fort Sint-Anthonius (1583 of 1586) Zelzate, redoute Sint-Pieter (1634) Zelzate, fort Sint-Steven (1586) Zelzate, fort van Zelzate (kort na 1644) Zelzate, fort Sint-Bernard (1634) Zelzate, fort Sint-Elooi (1586) Linie van de Nieuwe Vaart (1645)
Bewaringstoestand +++ + + ++ + +++
Ecologisch belang
+ + + +++
++ + + + +++
++ ++ (buitenwerken) ++ + - of + -++ +++ +++ -
+
+ +
+ +
+ + + + +++ -
+ ++ + of ++ +
++
+ -
+
++ - of + + + of + ++
Recreatie
+ ++ + + -
-
-
+ +
+
+
-
+
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71
Moerbeke, fort Francipani (1644) Moerbeke, fort Keizershoek (1644) Moerbeke, Fort Terwest (1644) Moerbeke, fort Masereels, fort Koewacht (1590) Stekene, Fort Bekaf of Moenfort (voor 1630) Stekene, fort Stenenbrug (1584) Stekene, fort Kiekenhage (1584) Stekene/Kemzeke, Hellefort (1590) Kemzeke, fort Sint-Jan (1585, 1702) Sint-Gillis, fort Wrangel (1702?) Doel, staatse linie in de Doelpolder (1703) De Klinge, fort De Clinge, Bedmarfort (1590/1700) Meerdonk, fort Fuentes, Fort Spinola (1626) Kieldrecht/Nieuw Namen, fort Verboom (1702) Kieldrecht, fort Kieldrecht (1595) Kieldrecht, fort Sint-Anthoniushoek (1584) Verrebroek, fort Verrebroek, (1586) Verrebroek, schans Haesop (1586) Kallo, Steenlandschans (1586) Kallo, fort Kallo (1585) Kallo, fort Liefkenshoek (1583) Kallo, fort de Perel I en II (1702) Hulst, Saeftinge, fort Haeften, de Noord, Luys (1572-1575) Doel, fort Tervente (1583 of 1584) Doel, fort Speir (1584) Doel, schans Crèvecoeur (1702) Doel, redoute Dwars–in-de-weg (1702) Doel, redoute Kalishoek (1702) Doel, fort Kerckengat (1580) Bedmarlinie (1700-1702)
72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
Parmavaart (1584) Anthoniusfort (1584) Retranchement, fort Oranje (1621) Retranchement, Fort Nassau (1604) Retranchement, stadsversterking (1604-) Retranchement, redoute Berchem (1643) Sluis, Stadsversterking (1604-) Aardenburg, fort Elderschans (1604) Aardenburg, Fort Olieschans (1604) Aardenburg, redoute Grotendorst (1604) Aardenburg, stadsversterking Sluis, Kruisdijkschans (1640) Sluis, Krabbenschans (1604) Coxyschans (1600) Linie van Oostburg (1604-) Oostburg, Loofort (1643) Oostburg, Hans Vriezeschans (1604-1673) Oostburg, redoute Melk en Brokken (ca.1605-
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
++ + + + ++ - (?) ++ ++ + + + + +++ ---++ (plaatselijk) ++ -+++ ++ +++ ++ + ++ ++ ++ + +
+ -
Privé + +
-
+ -
++
+ + + + +
-
+++
++
+(?) +++ + + -
53
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 127 bis 128 129 130 131 132 133 134 135
1673) Oostburg, schans Nijevelt (ca.1605-1673) Oostburg, redoute Spek en Brood (ca.16051673) Oostburg, Cathalijneschans (ca.1605-1673) Redoute Sint-Filip (ca.1605-1673) Waterlandkerkje, redoutes(1604-) Oostburg, redoute Kaas en Brood(ca.1605-1673) Oostburg, redoute Scherpbier (ca.1605) Oostburg, stadsversterking (1604-) Passageulelinie (begin 17de eeuw) Schans de Drie Gaten (1604-) Fort de Munte(1604-) Schans het Vrije(1604-) Konstantinopel (1604-) Schans Turkeije(1604-) IJzendijk, stadsversterking (1604-) Jonkvrouwschans (1604-1837) Fort Philippine of Sint-Laurent (1604 of 1701?) Mauritsfort (1588) Redoutes van de noordelijke Braakmanlinie Linie van communicatie tussen Hulst en Sas van Gent(1634) Fort Crekeldyck(1586),Fort Sint-Franciscus (1634) Fort Sint-Jan (1634) Fort Sint-Marcus (1586) Fort Sint-Gelein (1634-1645) Fort Sint-Catharina (1634-1645) Fort Sint-Jozef (1634-1645) Fort Sint-Jacob (1634 -1645) Fort Sint-Livinus (1634-1645) Fort Sint-Nicolaas (1586 - 1645) Fort Sint-Andries (1634 – 1645) Fort Ferdinandus (begin 17de eeuw-1745) Redoutes en fort Miseri Fort Sint-Anna (1586-1672) Fort Moerspui (1645 – 1713) Fort Sint-Margriet, Nassau (1596) Fort Kijkuit (1596 en 1700/1784)) Fort Hendrik Filip(1596) en Zeeland (1700) Redoute Moncado (1634-1672/1673) Fort Sint-Margriet (1595-1600) en Nassau (170047) Fort Moerschans (1595-1713) Fort de Rape (1586-1713) Fort Zandberg (1586 of 1595 -1835) Groot Kijkuit (1684) Klein Kijkuit (1684) Schans de Blom (kort na 1591-) Schans Austria (kort na 1591-) Kleine Verrekijker (eind 17de eeuw)
+ + ++ + ++ ++ ++ ++ + ++ ++ ++ ++ ++ ++ + + -
136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158
Grote Verrekijker (eind 17de eeuw) Fort Nassau (1591-1672/1673) Vogelfort (na 1586) Fort Sint-Anna (1630 -1718) Fort Rooversberg Speelmanredoute Sint-Anna (na 1586-1634) Biervliet, Stadsversterking (1604-) Philippine, stadsversterking (1585/1633) Terneuzen, stadsversterking (1598) Sas van Gent, stadsversterking Axel, stadsversterking (1586-1601) Hulst, stadsversterking(1620-) Linie van de Oranjepolder (1614-1618) Saeftinge, Sint-Annafort Zelzate, Fort Sint-François (na 1604) Ertvelde, fort Rieme (na 1604) Ertvelde, fort Santvoort (na 1604) Ertvelde, fort Ter Donk (na 1604) Ertvelde, fort Rodenhuize (na 1604) Wachtebeke, fort Miserie (1645) Mendonk, fort Mendonk (1645) Fort Patiëntia (1604-)
++ ++ + + ++ + +++ + + -
++ ++ ++ -
Forten en verdedigingswerken in het Oost- en West-Vlaamse Krekengebied Deel I
54