CLUB 4500 BULLETIN bulletin 5 • januari 2005
SUPPLEMENT BIJ
DUTCH BIRDING
Colofon
Januari 2005
Marc Guyt
Jan van der Laan
Roy de Haas
Postadres
Hugo de Grootkade 8 SOUS 1052 LP Amsterdam
[email protected] Brouwerstraat 19, 1814 HX Alkmaar 072-5203091
[email protected] Symfoniestraat 21, 1312 ET Almere 036-5362819
[email protected]
p/a Marc Guyt Hugo de Grootkade 8 SOUS 1052 LP Amsterdam
[email protected]
De club 4500 stelt zich tot doel het stimuleren en bevorderen van het vogels kijken in de wereld en het op systematische wijze bijhouden van wereldlijsten van Nederlandse vogelaars De club 4500 is een onderdeel van Dutch Birding Association Postbus 75611, 1070 AP Amsterdam DTP
Druk
Voorplaat
Arnold Meijer Bijdorpstraat 29 2223 ES Katwijk aan den Rijn 071-4073938
[email protected] Drukkerij All-in bv Ambachtsweg 7a, Katwijk 071-4081497 Black-bellied Korhaan Eupodotis melanogaster, Krugerpark, South-Africa, december 2003 (Marc Guyt / AGAMI)
VOORWOORD Voor vogelaars die veel reizen is het ontbreken van internationale overeenstemming in taxonomie een grote zorg. Welke lijst hou je nu precies aan (Sibley & Monroe, Clements, de derde Howard & Moore) en hoe up-to-date zijn deze lijsten nu eigenlijk? Jan van der Laan heeft zich opgeworpen om in ieder geval een basis te leggen waarmee Nederlandse vogelaars hun lijstjes bij kunnen houden, een gigantische klus die hem vele uren per week achter zijn pc gekluisterd zal houden! In dit bulletin worden kort de verschillen tussen de drie voornaamste ‘world checklists’ weergegeven en tevens wordt de website vermeld, waar u ze kunt downloaden. Daarnaast hebben wij voor u weer interessante artikelen en tips over mooie vakantiebestemmingen (Peru, Sri Lanka en Thailand) en een Top 10 van de moeilijkst te bereiken soorten op aarde! Speciale vermelding moet toch worden gegeven aan het artikel van de hand van Barry Walker en vertaald door Jan van der Laan: “The hunt for the Scarlet-banded Barbet.” Dit artikel geeft precies aan welke ontberingen en avonturen wereldvogelaars moeten ondergaan op zoek naar de meest ontoegankelijke soorten! Tenslotte willen we nog even stilstaan bij het onlangs door globetrotter Gerard Ouweneel in ‘Het Vogeljaar’ (in de rubriek “Vlerkenstreken”) verschenen artikel over Club 4500 in het algemeen en Jowi de Roever in het bijzonder. Zowel Jowi als Gerard hebben aan de basis gestaan van het ‘global twitchen’ en mede dankij hen zijn veel Nederlandse vogelaars in hun voetsporen getreden. Indien geinteresseerd in dit artikel, stuur even een mail naar
[email protected] en wij zorgen er dan voor dat een kopie van het artikel wordt toegezonden. Wederom vragen we een ieder, die een bijdrage zou willen leveren in de vorm van het schrijven van een artikel, zich te melden bij een van onderstaande redactieleden. Iedereen die nog niet met zijn of haar soortenlijst (minimaal 1500) bij ons bekend is, of aanvullingen heeft op zijn of haar aantal, willen we ook verzoeken om die in te sturen naar het adres
[email protected]. De lijst wordt actueel bijgehouden op de website van Dutch Birding. Uiteraard staan we open voor tips en opmerkingen over dit bulletin. Veel leesplezier! Club 4500: Roy de Haas, Jan van der Laan, Marc Guyt Almere, januari 2005 ,
[email protected] NB Bij het ter perse gaan van het bulletin gebeurde de ramp met de Tsunami in zuidoost Azië. Uitgerekend in dit bulletin worden Sri Lanka en Thailand besproken als interessante vogelgebieden, gebieden met enorme aantallen slachtoffers. Voor een ramp van dergelijke omvang schieten woorden tekort. We hopen dat iedereen zoveel mogelijk kan doen wat in zijn of haar macht ligt, bijvoorbeeld door geld te storten op giro 555. Verder wensen we alle betrokkenen natuurlijk heel veel sterkte toe.
1
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Met 27 endemen, waarvan 15 bedreigd, nog eens ruim 15 soorten die alleen gedeeld worden met zuidelijk India, meer dan 60 endemische ondersoorten waaronder diverse potentiële splits en een flink aantal andere specialiteiten mag Sri Lanka worden bestempeld als een volwassen vogelbestemming, ook voor de fanatieke wereldtwitchers. Hoe de koude statistieken zich ook voor of tegen Sri Lanka uitspreken, het is een fantastische vogel-vakantiebestemming. Het eiland is erg mooi, divers, groen en alles is goed bereikbaar. Vergeleken met bijvoorbeeld India is het er een stuk schoner en rustiger; tevens herbergt het land een aardige en gastvrije bevolking. Vogeldoelen zijn uitstekend te combineren met familie- en strandvakanties en ook op gebied van cultuur is er een boel te beleven. Plekken als Sigiriya in het noorden van het eiland mogen eigenlijk niet worden overgeslagen. Zelfs al is er niets ‘te halen’ in termen van endemen. De recente politieke ontspanningen en vredesbesprekingen zetten Sri Lanka in de kijker. Ofschoon de gewelddadigheden die gepaard gingen met de strijd om een beter bestaan nooit alle vogelaars heeft tegengehouden, is het er recentelijk toch wat fijner reizen en zijn alle regio’s nu vrij te bezoeken. Zo is bijvoorbeeld vier weken na mijn bezoek, in maart 2003, het grote Wilpattu National Park heropend na jarenlang dicht te zijn geweest. Ook reisorganisaties hebben Sri Lanka herontdekt als exotisch strandvakantieland. Of je hier blij mee moet zijn laat ik in het midden maar het heeft wel geresulteerd in goedkope chartervluchten en standaard reispakketten. In 2003 was het echter nog knap lastig om een goedkoop ticket te vinden.
Is er haast geboden?
Wat kun je verwachten?
Sri Lanka heeft een redelijk ontwikkeld systeem van beschermde natuurgebieden. Opvallend is wel dat de grootste oppervlakten beschermd gebied niet overeenkomen met de verspreiding van de meest bedreigde endemen. Juist de regio waar deze endemen kunnen worden gevonden (het natte zuid-westen) lijdt ook onder de grootste bevolkingsdruk en vraag naar (landbouw)grond. Het afsnoepen van de randen van beschermde gebieden leidt vaak tot neveneffecten zoals de recent geconstateerde mogelijke verdringing van de Green-billed Coucal Centropus chlororhynchus door de Greater Coucal C sinensis, die vanuit het buitengebied de bossen binnendringt. Hoewel de bedreigde soorten dus geenszins veilig zijn, zal Sri Lanka op een prioriteitenlijst van met uitsterven bedreigde soorten of verdwijnende gebieden in de middenmoot belanden vanwege het systeem met beschermde gebieden.
Met een totaallijst van rond de 450 soorten zal een bezoek aan Sri Lanka geen extreem grote soortenlijst opleveren. Bij een bezoek van twee weken aan diverse gebieden is een vakantielijst van 200 tot 250 soorten zeker te halen, afhankelijk van de inzet. Hier zit het gros van de endemen bij maar het zien van alle endemen is zeker niet gegarandeerd. Zo’n 40 soorten zijn bedreigd, waaronder zoals gezegd 15 endemen. Sri Lanka is verder een van de best bereikbare plekken op de wereld om soorten te vinden als Spot-billed Pelican Pelecanus philippensis en de fantastische Kashmir Flycatcher Ficedula subrubra (november tot april). Verder is een soort als Indian Pitta Pitta brachyura in de winter eenvoudig te vinden. Verdere ‘bijvangst’ kan bestaan uit Malaysian Night Heron Gorsachius melanolophus (schaarse wintergast), Brown Wood Owl Strix leptogrammica, Oriental Dwarf Kingfisher Ceyx erithaca,
2
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Jaffna
Sigiriya
Knuckles (1863 m)
Udawattakele Sanctuary (Kandy) Kandy
Pidurutalagala (2534 m) Colombo
Victoria Park (Nuwara Eliya) Arrenga Pond
Adams Peak (2243 m) Bodhinagala Ruhunu National Park Sinharaja Forest Reserve
Uda Walawe Tissa Tank (Tissamaharama)
A.P.J. van der Plas, Katwijk: november 2004
3
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
White-naped Woodpecker Chrysocolaptes festivus, Pied Thrush Zoothera wardii (november tot april), Large-billed Leaf Warbler Phylloscopus magnirostris en niet te vergeten: Luipaard (‘Best bird of the trip is … mostly a mammal’) waarvoor Ruhunu/Yala NP als één van de beste plekken ter wereld wordt gezien (zelf miste ik hem). Maar Sri Lanka heeft meer. Voor de liefhebber van zeevogels zijn er diverse soorten (zie R I de Silva in OBC Bulletin 26, 1997). Met enige regelmaat worden er dwaalgasten gevonden, waaronder de beroemde Spoon-billed Sandpiper Eurynorhynchus pygmeus. Alhoewel er een aantal goede vogelaars gestationeerd is, is er een gerede kans om zelf iets spectaculairs te ontdekken, helemaal nu het noorden heropend is. De recente ontdekking van ruim 100 (!) kikkersoorten nieuw voor de wetenschap (2% van het bekende aantal in de wereld) illustreert dat Sri Lanka wellicht (nog) meer geheimen herbergt dan wordt verondersteld (zie National Geographic, april 2003).
gebaseerd op locale ondersteuning. De kans om op eigen kracht alle endemen te vinden is aanwezig, maar met een beperkte tijd erg klein. Gelukkig heeft Sri Lanka een redelijk aantal professionele en goede gidsen. Deze zijn echter wel redelijk prijzig. De volgende organisaties hebben de bekendste professionele gidsen: Baurs (www.baurs.com –
[email protected]) en Jetwing Travel (www.jetwingeco.com). Baurs heeft het enorme voordeel dat hun gidsen de in 2001 ontdekte uil (Serendib Scops Owl Otus thilohoffmanni) weten te vinden. Als goed werkend alternatief kan je ook nog gebruik maken van enkele chauffeurs van Baurs die zelf ook vogelaar zijn. Wij hadden de beschikking over de (intussen beroemde) chauffeur Sunil Alwis. Sunil heeft ons veel goede soorten opgeleverd, inclusief alle endemen (met uitzondering van de recent beschreven uil, want deze wordt door de reisorganisatie zelfs voor de eigen chauffeurs geheim gehouden!).
Waar moet je zeker naartoe? In mijn ogen de top 4 van essentiële plekken:
Wanneer moet het gebeuren? Deze vraag is eenduidiger te beantwoorden dan voor veel andere vogelbestemmingen: de beste tijd voor een bezoek is de noordelijke winter, globaal tussen november en april. De aanvulling van wintergasten uit Eurazië, waaronder Indian Pitta, Kashmir Flycatcher en Large-billed Leaf-Warbler, biedt zo veel extra dat er weinig discussie over hoeft te zijn. Het weer zal meestal geen wezenlijke beperkingen opleveren, al kan het flink regenen. Mijn (enige) ervaring met Sri Lanka is in maart. Het gemak waarmee ik verschillende lastige soorten te zien heb gekregen, doet me denken dat binnen de winterperiode maart wellicht de beste maand is.
1 Sinharaja Man and Biosphere Reserve: de enige plek op het eiland waar alle endemen kunnen worden gevonden! Alleen de endemen van de hogere gebieden zijn bij een regulier bezoek moeilijk te vinden, omdat het lastig is hoog te komen. Sinharaja is de enige plek voor White-faced Starling Sturnus albofrontatus en de beste plek voor een flink aantal van alle aanwezige endemen (zie hoofdstuk Om welke soorten gaat het?). Reserveer tenminste twee, bij voorkeur drie dagen voor dit gebied. Zorg bijtijds dat je bij Martin’s Place kunt overnachten. Dit is gelegen bij de ingang van het park en ook rond Martin’s Place is het vogelen perfect.
Wat wordt de strategie? Natuurlijk is de strategie afhankelijk van je doel. Er is voldoende informatie beschikbaar om op eigen kracht een boel goede soorten te vinden. De beschikbare ‘trip reports’ op internet schetsen met betrekking tot de endemen een beeld dat ze allemaal ‘in te koppen’ zijn. Deze rapporten zijn bijna zonder uitzondering
4
2 Arrenga Pond: dit plasje is op weg naar Horton Plains National Park en is de enige plek die naast Sinharaja zeker bezocht moet worden voor endemen. Arrenga Pond is bekend om zijn Sri Lanka Whistling Thrush Myophonus blighi en levert zonder veel problemen de andere endemen van de hooglanden op. De hooglandende-
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
men zijn wijd verbreid en kunnen op diverse andere plekken ook worden gevonden; deze plek heeft echter niet alleen de ‘fluitlijster’ maar is ook (nog) gratis te bezoeken. Men heeft al overwogen om de ingang van Horton Plains – waar EUR 20 per persoon moet worden betaald – te verplaatsen vóór Arrenga Pond, vanwege vogelaars die alleen naar de pond gaan. Houd rekening met de noodzaak van twee ochtend bezoeken mocht de fluitlijster niet in één keer lukken. De Arrenga Pond is ruim 1.5 u rijden vanaf Nuwara Eliya. 3 Bodhinagala (Ingiriya Forest Reserve): de beste plek voor Green-billed Coucal, verder ook goed voor Ceylon Spurfowl en Chestnut-backed Owlet Glaucidium castanonotum. Het bos is klein en een bezoek van een middag en/of een ochtend is voldoende. 4 Victoria Park: na een bezoek aan bovenstaande plekken kunnen alle endemen al binnen zijn. Victoria Park is vooral bekend om de nietendemische Pied Thrush en Kashmir Flycatcher. Het park ligt midden in Nuwara Eliya en is erg klein: in een middag ben je hier wel uitgekeken. De daar aanwezige tuinier weet vaak precies hoeveel vliegenvangers er die winter zitten. Naast bovengenoemde locaties zijn er nog andere plekken die de moeite waard zijn, zoals Tissa Tank vlak bij Tissamaharama voor watervogels en White-naped Woodpecker; BellanwilaAttidiya bij Colombo om te starten of te eindigen; Ruhunu National Park voor groot wild en soorten van droog terrein zoals Sirkeer Malkoha Taccocua leschenaultii en de omgeving van Sigiriya voor Oriental Dwarf Kingfisher en Orange-headed Thrush Z citrina (november tot april).
Om welke endemen gaat het? Onderstaande is voornamelijk gebaseerd op mijn eigen ervaring. Waarnemingen zijn die van mij in maart 2003, wellicht is de verdeling in een ander seizoen anders.
Ceylon Spurfowl Galloperdix bicalcarata: één van de lastigste soorten om te zien te krijgen. Niet erg zeldzaam maar extreem schuw. Ik heb deze soort zelf alleen in Bodhinagala gezien; een andere goede plek is Sinharaya, bij het dorp. Best te vinden op geluid; beste strategie: wachten tot er één een pad kruist. Ceylon Junglefowl Gallus lafayettii: zeer algemeen en tam in Sinharaja, waar hij zich verraadt door zijn harde roep. Verder ook in Uda Walawe, Ruhunu (Yala) NP, Arrenga Pool en Sigirya. Geen probleem om te vinden. Sri Lanka Woodpigeon Columba torringtoni (Vulnerable): goed te vinden in Sinharaja en bij Arrenga Pool. Met beperkte tijd kan deze soort moeilijk zijn. Verraadt zich door zijn roep, maar laat zich soms lastig zien. Sri Lanka Hanging Parrot Loriculus beryllinus: erg algemeen op diverse plekken in het zuidwesten. Vrij actief en vocaal en laat zich goed en eenvoudig zien. Geen specifieke maatregelen nodig. Layard’s Parakeet Psittacula calthorpae: plaatselijk in het zuid-westen soms in grote aantallen. Zeer algemeen in Sinharaja, waar aan het eind van de middag groepen van soms meer dan 20 langs de veranda van Martin’s Place vlogen. Tevens rond Kandy (een groep van rond de 10 in Udawattakele). Green-billed Coucal (Vulnerable): ondanks zijn grootte is dit een lastige vogel om goed in beeld te krijgen. De beste plek is Bodhinagala. Teruglopend vanaf het klooster kom je na zo’n 100 m links van de weg een betonnen trap tegen, die omlaag naar een waterbassin en verderop een beekje loopt. Start hier met zoeken. Tijdens mijn aanwezigheid in Sinharaja waren twee vogels luidruchtig (een tof geluid!) langs het pad (rechterkant vanaf de ingang), 200-400 m na de ingang.
5
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Indian Pitta Pitta brachyura, Victoria park, Sri Lanka, maart 2004 (Roy de Haas / AGAMI)
Pied Trush Zoothera wardii, Victoria park, Sri Lanka, maart 2004 (Roy de Haas / AGAMI)
6
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Red-faced Malkoha P pyrrhocephalus (Vulnerable): bleek niet moeilijk, met meerdere vogels in bijna iedere grote ‘feeding flock’ in Sinharaja, inclusief mooie waarnemingen. Er zijn meer plekken voor deze soort bekend, maar het advies is om Sinharaja niet te verlaten voordat deze binnen is. Chestnut-backed Owlet (Near-threatened): een groot voordeel is dat deze fraaie maar lastige uil overdag actief is. Beste plekken zijn Bodhinagala en Sinharaja in de buurt van het onderzoeksstation. Op deze laatste plek kun je naar een monumentale boom lopen met een houten plateau; hier had ik één van mijn spectaculairste waarnemingen: een copulerend paar bij zonlicht. Serendib Scops Owl: deze uil is in 2001 ontdekt en nog niet makkelijk te twitchen. Alleen de professionele gidsen van Baurs weten waar de soort zit en hoe hij klinkt. Sri Lanka Grey Hornbill Ocyceros gingalensis: eenvoudig te vinden. De grootste aantallen had ik in Sinharaja, maar de soort kom je over bijna het hele eiland tegen. Begin je pas zorgen te maken als je hem drie uur voor vertrek van het eiland nog niet hebt! Yellow-fronted Barbet Megalaima flavifrons: algemeen in Bodhinagala en Sinharaja. Geen probleem, maar vink hem wel af in een van deze twee gebieden. Crimson-fronted Barbet M rubricapillus: deze recente split is nergens zeldzaam. Toch was dit mijn laatste endeem. Ik vond de soort in de Botanical Gardens bij Kandy, maar de soort is op verschillende plekken mogelijk. Black-crested Bulbul Pycnonotus melanicterus: ook een recente split. Te vinden op bijna het hele eiland. Bleek vrij algemeen en eenvoudig in Sinharaja, de enige plek waar ik hem had.
Yellow-eared Bulbul P penicillatus: een endeem van de hooglanden. Te vinden in Victoria Park in Nuwara Elya en rond Arrenga Pond, waar hij algemeen en eenvoudig is te vinden, vooral in de ochtend. Sri Lanka Whistling Thrush (Endangered): toch wel de meest bijzondere van de endemen, mede door zijn gedrag. Verstopt zich gedurende de dag in dichte vegetatie bij beekjes en is alleen ’s ochtends vroeg (nog voor zonsopgang) en aan het eind van de dag te zien. De beste plek is Arrenga Pond (de poel bij het grote bord ‘Have you seen a leopard yet?’). Hou er in je reisschema rekening mee dat deze wel eens niet in één keer zou kunnen vallen en dus tot twee of drie keer in de herhaling moet. Een soort die je eigenlijk niet kunt laten liggen. Spot-winged Thrush Z spiloptera (Near-threatened): niet al te moeilijk in Sinharaja, ’s ochtends vaak langs en op het pad, maar dit is dan ook de beste plek op het eiland. Ashy-headed Laughing-thrush Garrulax cinereifrons (Vulnerable): ook deze soort kan het best in Sinharaja worden gevonden. Hier is hij vrij algemeen, in vrij rumoerige groepen door de ondergroei trekkend. Brown-capped Babbler Pellorneum fuscocapillus: geen lastige soort die op heel het eiland kan worden gevonden. Soms wat ‘skulkerig’ maar wel goed te vinden. Onder andere in Sinharaja, Bodhinagala en Kandy. Orange-billed Babbler Turdoides rufescens (Near-threatened): verreweg het makkelijkst in Sinharaja, waar hij niet zeldzaam is en meestal rond ‘feeding flocks’ in redelijke aantallen opduikt. Sri Lanka Bush Warbler Elaphrornis palliseri (Near-threatened): verwant aan ‘bradypterussen’ en net zo’n ‘skulker’. Wij vonden er één langs de weg naar Arrenga Pond, zo’n 200-300 m voor de poel.
7
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Indian Blue Robin Luscinia brunnea, Victoria park, Sri Lanka, maart 2004 (Roy de Haas / AGAMI)
Chestnut-headed Beeeater Merops leschenaultia, Yala National Park, Sri Lanka, maart 2004 (Roy de Haas / AGAMI)
8
Sri Lanka - ideaal voor endemen en familie
Dull Verditer Flycatcher Eumyias sordidus (Near-threatened): mogelijk in de meeste hoger gelegen gebieden. Wij hebben deze soort alleen rond Arrenga Pond gezien, waar hij niet moeilijk is. Legge’s Flowerpecker Dicaeum vincens (Nearthreatened): volgens andere ‘trip reports’ kan deze soort lastig zijn. Sinharaja is de beste plek, waar we iedere dag enkele exemplaren zagen. Sri Lanka White-eye Zosterops ceylonensis: erg algemeen in bijna alle hooglanden, onder andere in Victoria Park en Arrenga Pond.
De meesten zien hem hoog in een boom of overvliegend vanaf het pad het gebied in, maar tijdens mijn bezoek bleken ze niet moeilijk, met zelfs een groep van vijf vanaf het balkon van Martin’s Place. Een lastige vogel, waar je wat geluk mee moet hebben. Sri Lanka Blue Magpie Urocissa ornata (Vulnerable): ook voor deze fantastische soort is Sinharaja de beste plek. Twee vogels lieten zich beide ochtenden van ons bezoek zien in de hoge bomen bij Martin’s Place. Verder vind je ze ook in het park zelf, maar in kleine aantallen.
Meer informatie? Sri Lanka Myna Gracula ptilogenys (Nearthreatened): alleen gezien in Siharaja, waar hij lastig is, omdat de Southern Hill Myna G religiosa indica hier ook voorkomt. Enkele met zekerheid gezien, maar veel meer myna’s ongedetermineerd over zien vliegen.
Voor meer informatie valt er nog wel wat te lezen. A birdwatcher’s guide to Sri Lanka, een uitgave van de Oriental Bird Club, levert alle relevante informatie van goede vogelplekken in de zuidelijke helft van het land. Ook kun je je tot mij wenden:
[email protected] of mijn website www.splatzone.nl in de gaten houden.
White-faced Starling (Vulnerable): de enige bekende plek om deze soort te zien is Sinharaja.
Simon Plat, Grevenmate 12, 8014 KL Zwolle (
[email protected], 06-53736951)
9
Nationaal park Khao Sok, Thailand
Tijdens de voorbereiding van mijn reis naar Thailand in maart 2004 kwam ik in mijn reguliere reisgids nationaal park Khao Sok tegen. Alhoewel reisgidsen vaak niet gehinderd worden door enige kennis van zaken, waren de woorden Elephants, Malayan Tapirs, Tigers (nog maar minder dan 10 overigens) en Leopards veelbelovend. Een park met zulke zoogdieren moest ook goed zijn voor vogels. Bovendien is Khao Sok makkelijk te bereiken en is er voldoende accommodatie aanwezig. Toen ik echter op internet de vele 10-tallen vogelverslagen doorkeek kwam ik het park maar drie keer tegen: van een beginnende vogelaar, van iemand die er op doorreis een middagje had doorgebracht en van een vogelaar die alleen op het stuwmeer had gekanood. Juist dankzij het gebrek aan informatie besloten Simon Buckell, Rob ter Ellen en ik het park van 11 tot 14 maart te bezoeken.
Geografie
Accommodatie
Khao Sok heeft sinds 1980 de status van nationaal park en ligt in het zuiden van Thailand, in de provincie Surat Thani. Khao Sok (739 km2) is verbonden met twee andere nationale parken, Kaeng Krung en Phang-Nga, en twee wildlife sanctuaries, Khlong Saen en Khlong Nakha. Bij elkaar beslaan deze gebieden ongeveer 4000 km2 (!) en daarmee is het de grootste ecologische zone van het land. Ongeveer 65 000 ha van Khao Sok is primair regenwoud dat volgens sommige onderzoekers 160 miljoen jaar oud is. Verder zijn er onder andere rivieren, watervallen, kalksteenbergen (tot 960 m hoog) en een in 1982 gecreëerd stuwmeer met eilandjes, waarvan de maximale diagonale afstand van oever tot oever maar liefst 165 km beslaat. In en net buiten het park groeit op sommige plekken de Rafflesia kerri meyer, de grootste bloem ter wereld.
Accommodatie is volop aanwezig en is er in alle prijsklassen. Slapen in het park zelf is niet mogelijk, maar alle guesthouses liggen op loopafstand. Wij kozen voor Bamboo House 1 (300 Baht voor twee personen). De Art’s Riverview Jungle Lodge kijkt uit over een riviertje waar elke avond Long-tailed Macaques Macaca fascicularis komen zwemmen.
Bereikbaarheid Vanaf de stad Surat Thani – gemakkelijk per nachttrein bereikbaar vanaf Bangkok – rijden er iedere 90 minuten bussen (reistijd 2 uur). Vanaf Krabi, waar de meeste vogelaars toch naar toe gaan voor de mangroven, kun je een taxi huren (reistijd 3 uur, 500 Baht: in maart 2004 ongeveer EUR 10). De toegangsprijs voor het park bedraagt 200 Baht voor 48 uur en de openingstijden zijn van 06:00 tot 18:00.
10
Trails Er zijn maar twee trails in het park, die beide het nadeel hebben dat ze niet rondlopen zodat je aan het einde hetzelfde stuk dus weer terug moet. Aan de oostzijde is een relatief makkelijke trail (4.5 km) die voor een deel zelfs betegeld is. Deze trail hebben we één keer gelopen maar vanwege gebrek aan vogels hebben we deze onderneming voortijdig afgebroken. De hoofdtrail (9 km) is de eerste 3.5 km breed en makkelijk begaanbaar maar daarom niet minder interessant voor vogels en zoogdieren (de trail wordt bijvoorbeeld gekruist door een olifantenpad). Aan het einde van het eerste gedeelte is een restaurantje, waarna het zware gedeelte begint. Het tweede gedeelte heeft korte splitsingen naar in totaal vier watervalletjes en een plek om te zwemmen. Helaas wordt het later op de dag redelijk druk op de hoofdtrail, zeker op het eerste gedeelte.
Nationaal park Khao Sok, Thailand
Vogels en zoogdieren Al bij ons hotel was er al aardig wat te zien, onder andere een Forest Wagtail Dendronanthus indicus die elke dag rondliep voor onze hut, een nest van een Streak-eared Bulbul Pycnonotus blanfordi (endeem van Zuidoost-Azië) en diverse Phylloscopus zangers: Pale-legged Leaf Warbler P tenellipes, Swinhoes Boszanger P plumbeitarsus en Oostelijke Kroonzanger P coronatus. Bij de headquarters kun je twee soorten flowerpeckers Dicaeum goed bekijken, Scarlet-backed Flowerpecker D cruentatum en Orange-bellied Flowerpecker D trigonostigma, alsmede Whiterumped Munias Lonchura striata. Zoals gezegd was de oostelijke trail niet zo spannend, met slechts enkele Bushy-crested Hornbills Anorrhinus galeritus (algemeen in het park), de in Thailand schaarse Brown-streaked Flycatcher Muscicapa williamsoni, Little Spiderhunters Arachnothera longirostra en Yellow-breasted Flowerpeckers Prionochilus maculatus. Het eerste gedeelte van de hoofdtrail is veel beter dan dat het op het eerste gezicht lijkt. ‘s Ochtends vroeg kun je de Aziatische Olifanten Elephas maximus nog bamboe horen breken. Je ziet platgewalste plekken in het bos en er ligt overal verse poep. De apensoort die het makkelijkst te zien is, is Dusky Langur Trachypithecus obscurus. Bij gedeelten met bamboe loont het de moeite om te zoeken naar Bamboo Woodpecker Gecinulus grantia viridis, een regionale ondersoortendeem die overigens behoorlijk schaars is. Wij zagen er hier één en dieper in het bos hoorden we er later nog twee. In flocks kun je algemene soorten tegenkomen zoals Blacknaped Monarch Hypothymis azurea, Asian Paradise-flycatcher Terpsiphone paradisi en Oostelijke Kroonzanger. Wij zagen in zo’n flock ook nog een Pale Blue Flycatcher Cyornis unicolor, die schaars is in Thailand, en enkele Hairybacked Bulbuls Tricholestes criniger. Op geen andere door ons bezochte plek in Thailand was de White-rumped Shama Copsychus malabaricus zó algemeen. Een voor veel twitchers tot de verbeelding sprekende soort is Blauwe Nachtegaal Luscinia cyane, die op de bosbodem
skulkt, waar onder andere ook Abbott’s Babblers Malacocincla abbotti rondscharrelen. Een fruiting tree zorgde voor veel vogels, onder andere Red-throated Barbets Megalaima mystacophanos (Near-threatened), Greater Green Leafbirds Chloropsis sonnerati, onze enige Yellow-vented Flowerpecker D chrysorrheum en de zeldzame Red-throated Sunbird Anthreptes rhodolaemus (Near-threatened). De hoogtepunten waren echter Great Hornbill Buceros bicornis en Helmeted Hornbill Rhinoplax vigil (de eerstgenoemde is ook regelmatig te horen in het park), beide gekwalificeerd als Near-threatened. Het lastiger beloopbare tweede gedeelte van de trail (minder toeristen!) ligt langs de rivier de Sok. Het bos is er minder open en de vogels zijn moeilijker te vinden. Een goede tactiek is om bij één van de watervallen te gaan zitten, zodat je een goed zicht hebt op de bosrand. Wij kozen voor Tang Nam, de op één na laatste van de trail, met een zeer goed uitzicht, een fruiting tree en als bonus is het ook nog een waanzinnige plek om te zwemmen (vogelen in onderbroek dus). Roofvogels zijn hier goed te zien, met onder meer Crested Serpent Eagle Spilornis cheela en Indian Black Eagle Ictinaetus malayensis. Verder zagen we twee soorten ijsvogels: Black-capped Kingfisher Halcyon pileata en Blue-eared Kingfisher Alcedo meninting, veel bulbuls (zoals Red-eyed Bulbul P brunneus), Great Green Leafbirds, zangers, een tweede Brown-streaked Flycatcher, twee Chestnut-breasted Malkohas Zanclostomus curvirostris en Crimson Sunbirds Aethopyga siparaja en Purple-naped Sunbirds Hypogramma hypogrammicum. De absolute hoogtepunten van ons bezoek hadden we echter vanaf de trail zelf: een tweede Helmeted Hornbill (White-crowned Hornbill Berenicornis comatus is hier ook mogelijk overigens; tevens Near-threatened), een Chestnut-naped Forktail Enicurus ruficapillus (Near-threatened en zeer schaars in Thailand; check stroompjes en de rivier en luister naar een tweetonig, IJsvogel Alcedo atthis-achtig geluid; ze zijn schuw), Great Argus Argusianus argus (twee roepende exemplaren; Near-threatened) en een paar Banded Pittas Pitta guajana, waarvan het mannetje zich
11
Nationaal park Khao Sok, Thailand
Asian Elephant Elephas maximus, Yala National Park, Sri Lanka, maart 2004 (Roy de Haas / AGAMI)
Red Junglefowl Gallus gallus, Khao Yai national park, Thailand, april 2002 (Marc Guyt / AGAMI)
12
Nationaal park Khao Sok, Thailand
onvoorstelbaar goed liet zien! Volgens de van de Gurney’s Pitta P gurneyi bekende gids Yothin zijn ze in Khao Sok veel makkelijker te zien dan in Khao Nor Chuchi. Zoek een geschikte gully uit, ga een kwartier geruisloos zitten en speel de tape af: bij ons werkte het bij de eerste poging! Later op de dag reageerden ze niet meer, dus zorg dat je er vroeg bent. Zoogdieren hier waren Dusky Langurs, roepende White-handed Gibbons Hylobatus lar en een Yellow-throated Marten Martes flavigula.
Nachtsafari Voor 1500 Baht kun je een drie uren durende nachtsafari doen (overal makkelijk te boeken). Je loopt eerst 1.5 uur buiten het park door rubberplantages en daarna ga je 1.5 uur het park in (‘s avonds alleen toegankelijk met gids). Zorg dat je Tang (spreek uit: Ting; mobiel: 06-2777784) als gids krijgt: hij is erg scherp, spreekt redelijk Engels en kent veel vogels (geen Engelse namen, maar dat verandert wellicht, nadat we hem één van onze Zuidoost-Azië-gidsen gaven). Hij heeft ons uiteindelijk overdag naar de plekken van de forktail en de pitta gebracht en hij was degene die ons wees op de eerste roepende Great Argus! In de plantages zagen we onder meer een grote schorpioen, een boomslang, een in de boom slapende Red Junglefowl Gallus gallus (aan de bosrand) en hoorden we een Collared Scops Owl Otus bakkamoena. Het hoogtepunt was echter de Bruine Vliegenvanger Muscicapa dauurica die zich, verblind door onze lichtbundels, uit de boom liet pakken. In de jungle wordt het pas echt spannend en dit is alleen iets voor mensen met een sterk hart en snelle benen. Een Lesser Mouse Deer Tragulus javanicus werd alleen door de gids gezien en een slapende Blue-throated Flycatcher (de tweede van de trip) zat net te hoog om ook uit de boom te plukken. De echte actie volgde pas bij het olifantenpad: in het pikkedonker hoorden we plotseling een enorme bries, gevolgd door een schreeuw van Tang: ‘Elephant, run, run!!!’. Zelden heb ik me zo snel uit de voeten gemaakt, ook al omdat ik wist dat het pad gebruikt werd door drie vrouwtjes met een jong. Ik heb het geluid eerder gehoord - naar
verluidt een waarschuwing - en daardoor geloofde ik de gids toen hij me later vertelde dat het beest op minder dan 20 m van ons vandaan stond! Andere zoogdieren die met enige regelmaat gezien worden tijdens deze safari’s zijn Spotted Leopard Cat Prionaliurus bengalensis en Slow Lori Nycticebus coucang.
Conclusie De indruk die wij in dit korte tijdsbestek kregen was dat dit park te weinig aandacht krijgt en er waarschijnlijk nog veel te ontdekken valt. Bij het stuwmeer zijn we niet geweest maar hier wordt bijvoorbeeld regelmatig Grey-headed Fish Eagle Ichthyophaga ichthyaetus (Nearthreatened) gezien. Er bestaat de mogelijkheid om trekkings te doen, waarbij een goede gids je bijvoorbeeld naar baltsplekken van de Great Argus kan brengen. Twee niet vogelende Duitsers kregen tijdens zo’n trekking een slaapplaats van 12 Great Hornbills te zien. Wanneer meer vogelaars het gebied zullen bezoeken, kan Khao Sok – mede door de gunstige ligging en de uitstekende faciliteiten – uitgroeien tot een bestemming die door vogelaars wordt opgenomen in het rijtje Khao Yai, Khao Nor Chuchi, Krabi, Kaeng Krachan en Doi Inthanon. Het verslag van de hele, drie weken durende trip naar Thailand is te vinden op www.tripreports.tk (290 soorten, met plekbeschrijvingen, kaartjes en foto’s). Plekken van de door ons waargenomen specialiteiten worden hierin nauwkeuriger beschreven. Vincent van der Spek Buys Ballotstraat 100 2563 ZN Den Haag
13
Picaflor, goedkoop vogelen in de Amazone van Peru
Van de ongekende vogelrijkdom van het Peruaanse Amazonewoud hoeft niemand meer overtuigd te worden. Niet alleen is hier een zeer groot aantal soorten te vinden, ook de kwaliteit ervan is overweldigend. Een van de gebieden met de grootste soortenrijkdom van het Amazone-basin is te vinden in zuidoost Peru: het Tambopata-Candamo-reservaat, kortweg Tambopata. Er zijn in dit gebied diverse lodges aanwezig waar vogelaars terecht kunnen: Explorer’s Inn, Tambopata Research Centre en Manu lodge zijn wereldberoemd. Het verblijf in deze lodges is echter niet goedkoop: prijzen vanaf USD 50 per dag en vaak nog veel meer. Voor budget-vogelaars is dit geen reële optie, vooral niet voor degene die graag lange tijd in het regenwoud willen verblijven.
Een van de goedkopere (en wellicht goedkoopste) opties is het nog onbekende Picaflor Research Centre in het Tambopatagebied. Hier kun je voor USD 20 per dag fantastisch vogelen in het laaglandwoud van het Amazone-basin. Rob Westerduin verbleef hier van januari tot en met mei 2003. In april hebben Raoul Beunen, Bas van de Meulengraaf en Herman van Oosten (van AVG_w XPDC) hem daar een maand opgezocht. Zij waren de eerste vogelaars die de omgeving van deze lodge uitgekamd hebben. In deze periode werden door hen 314 soorten vastgesteld in de directe omgeving van de lodge, zonder dat ze een grote kennis van geluiden hadden. Uitstapjes naar prima te bereiken gebieden aan de overkant van de rivier, met een ander habitat, leverden nog eens 47 extra soorten op. Deze soortenlijst lijkt wellicht wat mager in vergelijking met die van Explorer’s Inn, maar vergeet dan niet dat daar al bijzonder lang gevogeld wordt door ervaren vogelaars. Bovendien wordt Varzea-bos (regenwoud dat in regentijd onder water staat) – hoewel aan de overkant van de rivier - niet tot het gebied van Picaflor gerekend. De Explorer’s Inn heeft wel Varzea-bos in haar domein. Misschien wel de grootste charme van Picaflor is het grote onbekende: iedere dag is er kans de soortenlijst uit te breiden. Een van de bijzondere aspecten van deze lodge is de aanwezigheid van een goed bam-
14
boegebied. Hierin kan men alle bamboespecialisten van Zuidoost-Peru vinden zoals Rufousheaded Woodpecker Celeus spectabilis, TodyTyrant Poecilotriccus albifacies, Bamboo Antshrike Cymbilaemus sanctaemariae, Manu Antbird Cercomacra manu en Peruvian Recurvebill Simoxenops ucayalae. Het grootste gedeelte van het gebied bestaat uit Terra Firme laaglandbos (bos dat tijdens de regentijd niet onder water loopt), met aanlokkelijke soorten roofvogels als Harpy Eagle Harpia harpyja en Black-and-white Hawk-Eagle Spizastur melanoleucus. Daarnaast komen Razor-billed Curassow Mitu tuberosum en Pale-winged Trumpeter Psophia leucoptera er ook voor. De curassow hebben we niet kunnen waarnemen, ondanks intensief zoekwerk. Wel werd op een van de laatste dagen - als pleister op de wonde - een veer van deze vogel gevonden! Mierenzwermen volgende miervogels Thamnophilidae als Whitethroated Antbird Gymnopithys salvini, de grijsbuikige ondersoort van Scale-backed Antbird Hylophylax poecilinotus griseiventris (waarvan het vrouwtje zonder ‘scales’ en met grijze onderzijde verwarrend is) en Black-spotted Bareeye Phlegopsis nigromaculata zijn goed te doen. Schaarsere soorten die ook door ons werden gezien betreffen Undulated Antshrike Frederickena unduligera, Stipple-throated Antwren Myrmotherula haematonota, Ihering’s Antwren Myrmotherula iheringi en Banded Antbird Dichrozona cincta. Naast boven-
Picaflor, goedkoop vogelen in de Amazone van Peru
genoemde Rufous-headed Woodpecker is ook de zeldzame Fine-barred Piculet Picumnus subtilis waargenomen evenals vijf soorten trogons, waaronder de schaarse Pavonine Quetzal Pharomachrus pavoninus. Het past niet in de strekking van dit stuk een compleet overzicht van de avifauna van de Picaflor Lodge te geven; daarom verwijzen wij graag naar de complete soortenlijst op het Internet (http://www.geocities.com/avg_w). De lodge is gelegen langs de Tambopata-rivier, 78 km varen vanaf Puerto Maldonado. Achter de lodge ligt een uitgestrekt Terra Firme bos. Diverse trails leiden vanaf de lodge dit bos in. Daarnaast zijn vooral in de directe omgeving van de lodge gedeelten te vinden met bamboe. De overkant van de rivier is een stuk lager. Hier is dan ook natter bos te vinden, dat meer op Varzea-bos lijkt. Tevens liggen hier twee zogenaamde ‘oxbow lakes’ (dode rivierarmen). Deze zijn te bereiken na een korte boottocht vanaf Picaflor. Picaflor is alleen via de rivier te bereiken. Dit betekent dat men in Puerto Maldonado een boot moet vinden die de Tambopata-rivier opgaat. Het is ook mogelijk om de boot van de Picaflor Lodge te nemen maar dat kost erg veel geld. Beter is het om tegen een kleine vergoeding mee te liften met de lokale bananenboeren die regelmatig op en neer varen. Dit kan ter plekke in de haven geregeld worden. Kortom, Picaflor Research Centre vormt een fantastisch gebied dat (eindelijk) een goedkope gelegenheid biedt om het Tambopata-gebied voor langere tijd te verkennen. De maaltijden, door Laurel Hanna (de eigenares) bereid, zijn uitstekend en om de dagelijkse nieuwe soorten te vieren kan men ter plekke gekoeld bier krijgen!
Harpy Eagle Harpia harpyja, Mogue, Panama, februari 2002 (Roy de Haas / AGAMI)
Neem voor meer informatie over het Picaflor Research Centre contact op met Laurel Hanna (
[email protected]) of bezoek de website: http://www.picaflor.org/. Raoul Beunen, Bas van de Meulengraaf, Herman van Oosten (
[email protected]) & Rob Westerduin
15
Eurobirding.com: portaal voor reisverslagen
Naast literatuur als Where to watch birds in … van Wheatley en anderen, zullen de leden van de Club 4500 steeds meer afgaan op reisverslagen bij het voorbereiden van een vogelreis. Reisverslagen zijn vaak gedetailleerder en actueler dan boeken en zijn tegenwoordig vrijwel allemaal wel ergens op het internet te vinden. Dat lukt vaak via Google (www.google.nl), maar sinds juli 2003 is er een makkelijkere weg: de portal website van de gebroeders Ulrik en Christian Svane uit Denemarken: www.eurobirding.com. Een portal is een website met goed geordende links naar andere websites.
De naam Eurobirding is te bescheiden, want via deze site vind je reisverslagen van over de hele wereld. Wat dacht je van bijvoorbeeld Ecuador (momenteel 125 verslagen), Brazilië (81), Mexico (65), India (192) en Thailand (109). Het is inmiddels een indrukwekkende verzameling links. De site groeit zowat wekelijks en telt op dit moment c 4500 verslagen. Hier zitten dan wel enige dubbeltellingen tussen, want een reisverslag staat soms op meerdere websites, en dan bijvoorbeeld op de ene site in html en de andere in Word of PDF. Vooral de touroperators maken zich er schuldig aan om reisverslagen in verschillende formats op diverse websites te plaatsen. Ulrik en Christian schatten het percentage dubbeltellingen desgevraagd echter op hooguit vijf procent, dus veel vervuiling is er niet. Het zoeken op eurobirding.com gaat met een interne zoekmachine, eerst per werelddeel, en dan per land en eventueel periode. De tabel die je vervolgens als resultaat te zien krijgt, geeft van elk verslag maand plus jaar, onderwerp (dus meestal: welke streek in dat land), auteur, taal, en of er foto’s bij zitten. Het pijltje voor elke regel in de tabel leidt dan naar het eigenlijke verslag. Ook als een verslag op een website staat, die op zich al een grote collectie reisverslagen omvat (zoals www.birdtours.co.uk), zijn er links naar de afzonderlijke verslagen op een dergelijke website. Intussen hebben de broers nog meer zaken aan de website toegevoegd, zoals de inhoudsopgaven van Europese vogeltijdschriften (waaronder uiter-
16
aard Dutch Birding), een hulpmiddel om artikelen uit deze tijdschriften terug te vinden (op diverse trefwoorden waaronder soortnaam), en een Europese vogelnamen-vertaler in 17 talen. Sinds kort is er ook een ‘travel forum’, waar mensen bijvoorbeeld vragen stellen als ze plannen hebben voor een reis (ondanks dat dit nog wat op gang moet komen, heeft dit zeker een grote potentie, vooral gezien de bezoekersaantallen). Ook de collectie links naar andere vogelwebsites is de moeite waard. Je kunt hierin zoeken op onderwerp (bijvoorbeeld fotografie of checklists) en op land. Deze extra’s zijn zeker de moeite waard, maar het gaat ons natuurlijk vooral om de reisverslagen. En Ulrik bevestigde dat het onderdeel met de reisverslagen inderdaad het populairste onderdeel van de site is. Er zal een re-design van de toegangspagina plaatsvinden om alle onderdelen beter zichtbaar te maken voor bezoekers. Het grote voordeel van deze portal voor vogelaars die zelf reisverslagen op het web willen zetten is natuurlijk dat het verslag makkelijker gevonden wordt door medevogelaars. Het maakt nu ook niet meer uit of je jouw verslag op je eigen homepage plaatst, of op een verzamelsite als www.birdtours.co.uk. Het nadeel van die laatste (en van soortgenoten zoals www.birdingtheamericas.com) is dat een verslag alleen uit tekst mag bestaan, terwijl het toch erg handig is om er een paar kaartjes en foto’s van de gebieden aan toe te voegen. Ook het eventueel bijwerken van je verslag is veel makkelijker als je er
Eurobirding.com: portaal voor reisverslagen
zelf direct toegang toe hebt zoals je dat hebt op bijvoorbeeld een eigen home page. Kortom, zet www.eurobirding.com ergens bovenaan in je lijst met internet-favorieten als het gaat om het zoeken naar reisverslagen. En als je zelf reisverslagen op het web hebt staan, die nog niet genoemd worden op eurobirding.com, stuur de webmasters dan even een mailtje met de links naar die verslagen (mailadres:
[email protected]). Tenslotte nog een citaat uit een e-mail die ik van Ulrik desgevraagd heb gekregen. Hierin geeft hij aan hoe ze op het idee voor deze website en filosofie zijn gekomen: ‘My brother and I have always shared our hobbies and also birdwatching, which has become a growing interest since we found, some 15 years ago, a pair of kingfishers breeding in the bank of the small stream running right through our parents’ garden. A few years ago we got the idea of creating a web site for birders (at that time Christian had just completed an education as web designer) and we talked about several ideas for the content of such a web site. One of the ideas was to make a portal to trip reports on the entire Internet. Since so much time is spent (some would say wasted...) just on trying to find these reports we thought that such a portal could certainly fill a gap! Christian, who is the brain behind the programming, made a draft on how it could be done and
after a while we had the scaffold to fill in the many trip report links. Actually, we were a bit worried about how the web site owners would receive this initiative but we ended up concluding that it could only be to their own benefit since we only linked to their sites and therefore created more traffic on their respective web sites. About a week before the planned introduction of the site we contacted a number of the biggest trip report sites to hear what they thought of our web site and we got only positive responses. And after the introduction on 14 July (chosen because it's our fathers birthday!) 2003 we were overwhelmed by all the positive responses we received from birdwatchers from all over the world! Everyone was extremely positive and we of course were very happy and encouraged to do an even greater effort to increase the coverage by the many 'hidden' web sites, which contain just a few trip reports. Today the search engine covers almost 4500 trip reports, of which many would surely be very difficult to find by just surfing the Internet..... As mentioned above the trip report search engine is the most popular tool on the Eurobirding.com web site, but we have ideas for many new features that can hopefully (if our time allows it...) make Eurobirding.com a preferred site for all travelling birders.’ John van der Woude, Aalsmeer, Nederland (
[email protected]) Website http://johnbirding.wolweb.nl
17
Top 10 moeilijk te bereiken soorten
De ‘Top 10’ is bijna een vast onderdeel is van het bulletin van de Club 4500. Deze keer is niet zozeer de zeldzaamheid van een soort het onderwerp maar meer de bereikbaarheid. Eenmaal op de plek aangekomen is de betreffende soort veelal makkelijk te vinden en min of meer algemeen. Echter, het is de weg er naartoe die vol hindernissen is. Deze hindernissen kunnen van geografische, politieke en/of financiële aard zijn. Deze lijst had trouwens ook wel 100 soorten of meer lang kunnen zijn. Om een beeld te geven welke hindernissen er moeten worden overwonnen om een dergelijke soort te zien is tevens in dit nummer een artikel opgenomen over een expeditie naar een soort uit de top 10!
1. Algerijnse Boomklever Sitta ledanti Deze boomklever werd pas in 1975 ontdekt en beschreven in 1976 in Kabylië in het noorden van Algerije. Het voorkomen is beperkt tot een kleine bergketen. Vanwege de politieke onrust in Algerije is een reis naar deze soort niet aan te raden, zelfs niet als je de Algerijnse nationaliteit aanneemt. Slechts een handvol Nederlanders is in staat geweest deze soort waar te nemen in een korte periode tussen 1982 en 1984. 2. Short-tailed Albatross Diomedea albatrus Broedt in de winter op Tori-shima, een onbewoond eiland c 1000 km ten zuiden van Japan en op een paar eilandjes ten noorden van Taiwan. Langs Tori-shima vaart een veerboot naar de Hasegawa-eilanden, maar het tijdschema is zodanig dat je er zowel op de heen- als de terugweg ’s nachts langskomt. De beste methode is een (zeer prijzige) zeereis van Japan naar Alaska, maar succes is niet gegarandeerd. Ook een boottocht van Taiwan naar Okinawa, Japan, biedt een (zeer) kleine kans op succes. Een andere mogelijke optie is een trip naar Midway, Hawaï, waar soms een verdwaald exemplaar in één van de albatroskolonies verblijft. 3. McKay’s Bunting Plectrophenax hyperboreus Broedt algemeen op Hall en St Matthew Island, onbewoonde eilanden in de Bering Zee, VS, die alleen per dure georganiseerde reis te bereiken zijn. Soms zitten er enkele op de Pribilofs (ook zeer prijzig) of St Lawrence Island (iets minder zeer prijzig). ’s Winters is de soort makkelijk te vinden op de vuilnisbelt van Nome
18
(aan de westkust van Alaska), vooral in maart, maar dan zijn weer alle hotels volgeboekt vanwege de Iditarod, een hondensleerace. Lastige bijkomstigheid is dat er ook hybriden met Sneeuwgors P nivalis rondvliegen en dat zuivere exemplaren steeds lastiger te vinden zijn. 4. Narcondam Hornbill Aceros narcondami Deze neushoornvogel broedt op slechts één eilandje ten oosten van de Andamanen, India. Er gaan geen vluchten of veerboten naar dit eiland, erger nog, het is verboden gebied. Dit eiland is blijkbaar voor het Indiase leger van strategisch belang, want men wenst er geen pottenkijkers. 5. Sulu Hornbill Anthracoceros montani De Sulu-eilanden in het zuiden van de Filippijnen behoren tot de gevaarlijkste locaties in de wereld. Moslimterrorisme en piraterij zijn schering en inslag. Een Russische vogelaar werd vanwege veiligheidsproblemen geweigerd het vliegveld te verlaten. Op de terugweg, toen het vliegtuigje boven het eiland vloog, zag hij echter toch de neushoornvogel van deze eilanden vliegen! De Suluneushoornvogel is hier niet de enige endemische soort. Men kan er ook Sulu Bleedingheart Gallicolumba menagei (zeer waarschijnlijk al uitgestorven), Tawi-tawi Brown-Dove Phapitreron cinereiceps, Bluewinged Racquet-tail Prioniturus verticalis en Sulu Woodpecker Dendrocopos maculatus ramsayi vinden. 6. Scarlet-banded Barbet Capito wallacei Deze barbet werd in 1996 door medewerkers van de Louisiana State University ontdekt en
Top 10 moeilijk te bereiken soorten
beschreven in 2000. Tot nog toe is deze soort alleen waargenomen op een 1538 m hoge berg langs de Rio Cushabatay in Peru’s oostelijke Andes 7. Inaccessible-Island Rail Atlantisia rogersi Dit is de kleinste niet-vliegende vogel van de wereld (c 17 cm). Hij broedt in de zuidelijke Atlantische Oceaan op Inaccessible Island, Tristan da Cunha. De soort is algemeen op dit kleine eilandje, dat door zijn ontoegankelijkheid zijn naam eer aan doet. Slecht weer, steile oevers en verraderlijke stromingen maken een landing op het eiland bijna onmogelijk. In 2003 kwam hier na 20 jaar voor het eerst weer eens een expeditie aan land. De bezoekers konden de ral al op het strand waarnemen… 8. Emperor Penguin Aptenodytes forsteri Deze vogel is bekend bij het grote publiek maar om hem in levenden lijve te zien is een ander verhaal. Soms zijn er enkele waar te nemen tussen Argentinië en het Antarctisch schiereiland. De broedplaatsen zijn alleen per chartervliegtuig te bereiken met prijzen zo rond de EUR 20 000.
9. Kakapo Strigops habroptilus Broedt op enkele voor het publiek niet-toegankelijke eilandjes in Nieuw-Zeeland. De vogels op Maud Island kunnen wel waargenomen worden, op voorwaarde dat men meedoet aan een ‘monitoring project’. Dat betekent minimaal twee weken naar een televisiescherm staren en alles noteren wat de vogels doen. O ja, het zijn ook nog eens nachtvogels! 10. Princess Parrot Polytelis alexandrae Deze Australische papegaai komt alleen voor in de Simpson-woestijn in west-centraal Australië, een gebied groter dan Europa. Met een ‘four-wheel drive’ auto moet men 400-500 km vanaf de bewoonde wereld langs de Canning Stock Route zoeken maar de soort is niet elk jaar aanwezig. Juli is niet alleen de beste maand, het is ook de enige maand dat deze soort zich daar vertoont. Motorpech kan dodelijk zijn in deze onherbergzame woestijn, waar nauwelijks of geen bewoning is. Jan van der Laan, Brouwerstraat 19, 1814 HX Alkmaar (
[email protected])
Mc Kay’s Bunting Plectrophenax hyperboreus, St Paul, Pribilof Islands, Alaska, USA, 6 juni 1991 (Arnold Meijer / AGAMI)
19
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
De topografische kaart van een geïsoleerde regio in het zuiden van Loreto, in de wildernis van het noorden van Peru, geeft verschillende toppen zonder naam aan. In één zo’n top - beter bekend als Peak 1538 - zijn wij geïnteresseerd. Die ‘1538’ staat voor het aantal meters boven zeeniveau. In 1996, tijdens een onderzoek in de bovenloop van de Rio Cushabatay, vonden leden van een biologische expeditie van de Louisiana State University (LSU), VS, een nieuwe barbet-soort. Tot nu toe is deze nieuwe barbet alleen nog waargenomen in de enkele hectares bos op de - overigens niet vrij toegankelijke - Peak 1538. Zo’n ontdekking is het ornithologische equivalent van het vinden van een gezonken galjoen met aan boord een schat en was het resultaat van een jaren durende studie. John O’Neill, leider van de LSU expeditie, heeft gedurende 10-tallen jaren vaker nieuwe vogelsoorten voor de wetenschap ontdekt en heeft waarschijnlijk meer soorten op zijn naam staan dan enig ander nog in leven zijnd individu! Omdat er geen nieuwe LSU-expedities naar deze streek waren gepland, besloten we om er zelf heen te gaan. Met de hulp van zowel John O’Neill als Dan Lane – beiden van LSU slaagden we erin om een klein select groepje vogelaars bijeen te krijgen die deze spectaculaire soort wilden gaan zien.
Dag 1 Op een rustige avond in het grensplaatsje Pucallpa in het centrale Amazone-gebied in Peru ontmoetten Ramiro Avendanio (een ervaren expeditiekok), onze lokale expert Orlando Rivas (geboren en getogen in Pucallpa en lid van het LSU-team in 1996) en ik (Barry Walker van Manu Expeditions, oorspronkelijk uit Engeland maar al meer dan 20 jaar woonachtig in Peru) de rest van de expeditieleden. Laatstgenoemden waren ervaren vogelaars die samen met Colin Bushell (van Toucan Tours, een Brits reisbureau gespecialiseerd in ‘hard-core’ vogeltrips naar ZuidAmerika) per vliegtuig uit Iquito gearriveerd: Chris Collins, Nigel Driver, Graham Green, Dave Odell en Barry Wright (allen uit Brittannië) en Mark Sokol (uit Californië, VS). Onder het genot van een koud biertje, praatten we ons eerst in de tuin van Hotel Sol del Oriente in Pucullpa moed in. Een Tropical Screech Owl Otus choliba riep vanuit een naburige tuin en deed zijn best om boven de kakafonie van het verkeer uit te komen. De uil deed ons eraan herinneren dat we met een vogeltrip bezig
20
waren en niet met een of andere militaire operatie. Het eten was niet best en het duurde een eeuwigheid voordat het werd opgediend maar we zaten toch al vol met bier en adrenaline voor wat komen ging. Toen we gingen slapen vroegen we ons af of het wel ging lukken. Iedereen dacht aan wat komen ging, ikzelf nog het meest. Immers, ik had de expeditie samengesteld en als verantwoordelijke voor de logistiek was ik ook verantwoordelijk voor een eventuele mislukking. Dag 2 Op een voor ons ongewoon laat tijdstip zaten we te ontbijten aan het zwembad van het hotel in gezelschap van Grey-capped Flycatchers Myiozetetes granadensis en Bananaquits Coereba flaveola. Het menu bestond uit koude koffie en roerei. Gelukkig dat Ramiro vanaf morgen kookte... Na een spervuur van vragen van Mark te hebben weerstaan waar nu iedere vogel in Peru zat, pakten we onze spullen en gingen we naar het vliegveld. Eerst haasten, maar dan wachten. Het vliegtuig dat we hadden gechar-
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
terd voor een reis naar een landingsbaan van gras ergens aan het einde van de wereld was er niet. Het bleek nog steeds in Satipo te zijn en de verwachte aankomsttijd wijzigde eerst van 20 minuten naar een half uur, dan naar 40 minuten enzovoort. Lunch bestond uit sandwiches met kip en een kan met bier in het restaurant van het vliegtuig, niet noemenswaardig, behalve dat ik een liter mayonaise knoeide niet alleen over de sandwiches maar ook over alle levende wezens die zich binnen een straal van een meter bevonden. Onze vreugdekreten bij aankomst van het vliegtuig verstomden snel toen het te groot bleek te zijn voor de korte en natte landingsbaan. Had de piloot dit niet drie maanden eerder, toen we het vliegtuig charterden, kunnen bedenken? We besloten toen om dit vliegtuig naar het vliegveld van Contamana (dat wel geasfalteerd was) te sturen met alle teamleden; ikzelf zou rechtstreeks naar Pampa Hermosa vliegen in een kleiner vier-persoons toestel, dat vervolgens iedereen met bagage heen en weer zou vliegen van Contamana naar Pampa Hermosa. Uren later bevonden we ons allemaal op het lokale voetbalveld van een toch wel groot stadje. De school was vrij om iedereen in de gelegenheid te stellen naar de Gringo Show (wij dus) te komen kijken. Toen we vervolgens met al onze spullen bij de rivier aankwamen, realiseerden we ons dat de twee reeds ingehuurde boten niet genoeg waren. De droevige roep van de Striped Cuckoo Tapera naevia in de mangoboom boven ons deed er nog een schepje bovenop. Een derde boot werd ingehuurd en om 16:00 voeren we eindelijk de Rio Cuhabatay op. Maar kwamen we eigenlijk wel vooruit? Nadere inspectie van de nabijgeleden rivierbank zei van wel - maar dan wel heel langzaam! Allemaal realiseerden we ons dat het een hele lange trip zou worden; omdat alleen ik een kaart en GPS had, was ik de enige die wist hoe lang het echt zou gaan duren… Twee uren later begon de zon onder te gaan en we legden aan op een strandje dat we nooit meer zouden vergeten. Terwijl we onszelf felici-
teerden met het feit dat we eindelijk op weg waren, hoorden we het eerste onheilspellende gezoem van muggen. Nauwelijks 10 minuten later was het onmogelijk adem te halen zonder een hap muggen binnen te krijgen. Dit strand was zonder enige twijfel de muggenrijkste plek waar Colin en ik ooit waren geweest in heel Zuid-Amerika. Iedereen was het daar trouwens over eens, behalve Orlando die opmerkte dat de Rio Ucayali nog veel erger was! Onnnodig te zeggen dat er die nacht van vogelen niets terecht kwam. We kwamen de nacht door met heel weinig slaap. Slechts de drie-gangenmaaltijd van onze kok Ramiro en een zekere dosis alcohol sleepte ons er door. Dag 3 We hadden het gevoel dat we al een week in het veld waren en negeerden zelfs aantrekkelijke soorten op de eilandjes in de rivier: Olivespotted Hummingbirds Leucippus chlorocercus, Lesser Horneros Furnarius minor, White-bellied Spinetails Synallaxis propinqua en Parker’s Spinetails Cranioleuca vulpecula riepen ons tevergeefs vanuit de wilgstruiken achter het strand. Toen ook nog een Black-and-white Antbird Myrmochanes hemileucus begon te roepen, keek Colin me met een scheve blik aan en schudde zijn hoofd alsof hij zeggen wou, ‘vergeet het maar, we gaan!’ Onder het genot van hete koffie en pannenkoeken met siroop namen we nog een keer de oorlog met de muggen van de afgelopen nacht door. Een hele dag op de rivier lag nu in het verschiet, al sputterend onder het regime van de alomtegenwoordige Briggs & Stratton 12.5 pk buitenboordmotoren, hier bekend als peccypeccy’s. Motorboten zijn voor de gewone man in dit deel van de Amazone vaak het enige middel van transport. Het leven langs de rivier begon saai te worden na de 60e Pied Lapwing Vanellus cayanus en de 10000e Canary-winged Parakeet Brotogeris versicolurus. Een triest ogende Jabiru Jabiru mycteria zieltogend op een strandje gaf goed weer hoe ik me voelde. Terwijl de zon op onze hoofden brandde, viel het me op dat de rivier er ongeschonden uitzag, net als de Rio Manu
21
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
in Zuidoost-Peru, die ik goed kende. Nu en dan kwamen we langs drijvende vlotten van mahonie boomstammen bemand met lokalen die er doorleefd uitzagen vanwege de zon en de zandvliegen. Of langs een enkel jagerskamp waar peccary-huiden hingen te drogen. De rivier en het omliggende gebied was onlangs tot natuurreservaat verklaard onder de grootse naam ‘Cordillera Azul/Rio Baibo National Park’. Om de noodzakelijke permits te krijgen hadden we natuurlijk weer veel moeite moeten doen, en dat alles om deze trip een officieel karakter te geven. Maar het leek alsof niemand dat aan de lokale bevolking had verteld. Het leven daar gaat gewoon door en de dagelijkse strijd om het bestaan bestaat dus uit het verkopen van zoveel mogelijk mahoniehout aan de zaagmolens van Pucallpa. Overigens kon niemand van ons hen dat verwijten, want we zagen met eigen ogen in welke armoede de mensen hier moeten leven, en zonder alternatief zal dit niet veranderen. En is Brittannië niet de grootste importeur van mahonie? Als wij die vraag niet hadden gecreëerd, zou het voor deze mensen niet nodig zijn bomen om te hakken. De verhalen van onze bootsman over de houthakkers- en goudzoekerskampen die verder stroomopwaarts aan de Rio Pauya zijn gelegen (compleet met de bekende goudkoortssaloons en dames van plezier) duidden erop dat de drugsbaronnen het bovengenoemde alternatief zijn, niet eco-toeristen zoals wij. In de verte torende een eenzame bergtop met zeven duidelijke bobbels boven het dampende regenwoud uit. Dit was Siete Puntos, Barbet Peak, Hill 1538 of hoe je het ook noemen wilt. Ik keek naar de rivieroever om onze snelheid in te schatten en dan weer naar de bergtop. ‘Nee’ dacht ik,‘het is te ver, we hebben ons misrekend, we gaan het niet halen’. En op dat moment besloot een van de drie motoren te pruttelen. Colin maakte het universele gebaar van de vinger langs de keel. Net voor zonsondergang legden we aan op een oever net onder de samenloop van de Rio Cushabatay en de Rio Pauya. Deze plek werd Pauya river camp gedoopt en het was hemels. Geen muggen, een verk-
22
wikkende duik in de rivier, de maan en sterren boven ons. Paradijs! Spectacled Owls Pulsatrix perspicillata riepen en Ladder-tailed Nightjars Hydropsalis climacocerca filtsten over de oever terwijl wij een ‘State of the Expedition Powwow’ hielden. ‘Het is eigenlijk heel simpel’, zei ik, ‘we gaan het niet halen binnen de tijd die we er voor hebben uitgetrokken. We hebben geen rekening gehouden met de hoge waterstand en de sterke stroming die ons tegenwerkt en we hebben een onbetrouwbare motor. We kunnen twee dingen doen: opgeven, teruggaan en gaan vogelen ergens in de buurt van Pucullpa, of we gebruiken de twee extra dagen die we voor het einde van de trip hadden bestemd om rustig te gaan vogelen in een comfortabele lodge aan het Yarinacocha Meer om naar de barbet te gaan’. Er viel een stilte. Ik voelde me zoals de Spaanse conquistador Francisco Pizarro zich moet hebben gevoeld toen hij de beroemde streep in het zand trok en zijn wanhopige mannen vroeg deze over gaan en hem te volgen in het onbekende. Maar Nigel en Barry keken me aan alsof ik gek was geworden (wellicht was ik dat al). Iedereen was het er over eens, er was geen andere mogelijkheid, we waren zo ver gekomen en we zouden het niet zo maar opgeven. Doorgaan! Dag 4 Het ochtendgloren zag er veelbelovend uit. We slaagden er niet in een vervangende buitenboordmotor te vinden in de kleine dorpjes waar we langsvoeren, dus stopten we alles en iedereen in twee boten en lieten Orlando weer stroomafwaarts gaan om de haperende moter te repareren en om de bewoonde wereld in te lichten dat we minstens twee dagen langer weg zouden blijven. ‘Nos vemos en el pico’ zei Orlando en nam afscheid van ons, en ik was niet de enige van de groep die zich afvroeg of we het wel gingen halen. We hadden gehoopt het begin van de trail te halen maar dat ging die dag niet lukken. In plaats daarvan besteedden we weer een dagje op de rivier, stroomopwaarts kruipend, langzaam dichterbij ons doel komend. De verveling
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
werd verdreven door luidruchtige groepen Blackheaded Parrots Pionites melanocephala, Orangewinged Parrots Amazona amazonica en Shorttailed Parrots Graydidascalus brachyurus. Dit was zeker dè manier om deze papegaaien te zien. Terwijl de rivier van links naar rechts kronkelde leek het alsof de berg van plaats veranderde; soms recht voor ons, dan weer rechts van ons en dan weer ineens achter ons en uiteindelijk leek het alsof de berg van ons vandaan bewoog. De GPS bevestigde dat wat we met eigen ogen konden zien – na drie uren waren we nog geen meter dichter bij ons doel. De afstand tussen beide boten werd groter en wij – de hekkesluiters – kwamen pas na donker in het kamp aan, tot grote opluchting van onze reisgenoten die ongerust begonnen te worden. Toen vertelden onze gidsen ons dat het nog maar 20 minuten was voor we bij de trail aankwamen. We waren blij met het vooruitzicht om eindelijk uit die vermaledijde boten te mogen en op onze eigen voeten te kunnen staan. Ramiro vrolijkte ons op met zijn uitstekende kookkunsten en we werkten de laatste biertjes weg, omdat het toch geen zin had die op onze rug de berg op de dragen. Een paar Crested Owls Lophostrix cristata zongen een duet en vlakbij zong een Common Potoo Nyctibius griseus ons in slaap. Dag 5 Na een korte boottocht bereikten we eindelijk de trail. We verdeelden onze spullen en lieten zoveel mogelijk in de boot achter om zo min mogelijk bagage bij ons te hebben voor de beklimming van de top. Het was voor ons een zege om het bos uiteindelijk te bereiken. In de schaduw van het bos werden we spoedig omringd met de bekende zang van allerlei soorten. Yellow-crowned Tyrannulet Tyrannulus elatus, Plain-winged Antshrike Thamnophilus schistaceus, Plumbeous Antbird Myrmeciza hyperythra, Spot-backed Antbird Hylophylax naevius en Chestnut-crowned Foliage-gleaner Automolus rufipileatus verwelkomden ons in hun eigen wereld. We liepen langzaam voort, al vogelend. Een gemengde vogelgroep laag in de
begroeiing trok onze aandacht. Deze groep bestond uit Sulphur-rumped Flycatchers Myiobius barbatus, Cinereous Antshrikes T caesius, White-flanked Antwrens Myrmotherula axillaris en Ocellated Woodcreepers Xiphorhynchus ocellatus. Al zwetend van de middagzon kwamen we eindelijk aan in ons volgende kamp, gelegen aan een helder stromend beekje. Daar rustten we en maakten ons gereed voor de volgende dag. Dag 6 Met een klim van 1000 m in het vooruitzicht ontbeten we voor zonsopgang en met het eerste licht waren we gereed voor de klim. Omdat we niet konden wachten, negeerden we een zingende Undulated Antshrike Frederickena unduligera die net achter het kamp zat. Die zouden we voor de terugweg bewaren (een grote fout overigens, we hoorden hem nooit meer). Vogelen deden we die dag alleen gedurende adempauzes tijdens de klim. Het was enorm afzien. Meerdere keren zwoegden we een spiegelgladde helling op, wonnen een paar 100 m in hoogte, om vervolgens weer een paar 100 m af te dalen. Dit herhaalde zich keer op keer en pas na de lunch boekten we pas echte vooruitgang wat hoogte betreft. We gingen uiteen in twee groepen: een langzame groep en een nog langzamere groep. Barry (Wright), Chris, Colin, Dave en Nigel gingen vooruit in de langzame groep; Graham, Mark en ik liepen in de langzamere groep. Rond 14:00 kwam de radio tot leven: ‘We zijn op een uitkijkpunt en de gidsen lieten de plek zien voor het kamp op 1000 m hoogte. Het is nog een heel, heel eind te gaan’ zei Colin met zijn gebruikelijke gevoel voor understatement. De moed zonk me in de schoenen. Het zou heel moeilijk worden. De twee groepen kwamen weer bijeen tijdens de lunch, om weer te worden verdreven door bloeddorstige insecten. Onze dragers, die bepakt waren met eten en onze spullen, haalden ons zwijgend in zonder een druppel zweet te laten. Hun prestaties deden ons beseffen dat we gewoon watjes waren. We gingen door met klimmen en ineens leek
23
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
het of we echt hoogte aan het winnen waren. Een beetje irritant was dat Graham om de 30 passen zijn hoogtemeter checkte. Zelf was ik ooit een berggids geweest die slechts gewend was aan grote hoogtes onder droge omstandigheden. Ik had een grote inschattingsfout gemaakt hoeveel je kon zweten in het tropische regenwoud en nu raakte mijn watervoorraad al op tijdens de beklimming, zonder enig vooruitzicht op vers water voor aankomst in het kamp. Graham en Mat droegen veel grotere hoeveelheden water met zich mee en als blijk van goede teamspirit deelden zij hun rantsoen met mij. Ik bombardeerde ze meteen tot ‘honorary knights of Cusco’s Cross Keys Pub’ en beloonde ze met gratis bier voor de rest van hun leven. Graham hoopte dat hij dat ooit zou kunnen navertellen. Het werd laat, dus ik riep Colin op. ‘In vredesnaam, waar zit je?’ vroeg ik. ‘In het kamp, we zijn net aangekomen’ was het antwoord.‘OK, wij passeerden zojuist een aardverschuiving met een steile klim en een Ceiba-boom. Hoe ver zitten we?’ Stilte…’Een eind nog – meer dan een uur’ antwoordde Colin tot ons ongenoegen. ‘Stuur Ramiro met water, of hij nu wil of niet en snel een beetje!’ Na een tijdje kwam Ramiro de trail afgegaloppeerd als een berggeit beladen met genoeg flessen water om ons net dat zetje te geven om het kamp voor donker te bereiken. Daar werden we ietwat ingetogen maar bezorgd verwelkomd door onze snellere mede-expeditieleden. We waren nu allemaal veilig en wel met ons doel binnen handbereik. Het moreel was weer OK. Het laatste deel was nu in zicht en terwijl de zon achter het bos verdween, hadden we een prachtig uitzicht over het laagland. Dag 7-8 Het was Barbet Day. Barry Wright denderde over de trail als een antilope. Ik besloot (ten onrechte, bleek later) dat het een makkelijke dag zou worden en begon langzaam te vogelen door het regenwoud. Degene die bij mij waren gebleven werden beloond met zichtwaarnemingen van Rufous-winged Antwren Herpsilochmus rufimarginatus en een nog-niet-
24
beschreven split van Fuscous Flycatcher Cnemotriccus fuscatus. Sharpbills Oxyruncus cristatus floten boven ons en Grey-tailed Pihas Snowornis subalaris zongen zo nu en dan in harmonie. Opvallend was de totale afwezigheid van tanagers van het genus Tangara, normaal een zeer opvallende groep in de Peruviaanse bergbossen maar nu opvallend door afwezigheid. Als soldaten gingen we voort. Aanvankelijk ging alles goed maar spoedig werden we geconfronteerd met weer een demoraliserend verlies aan hoogte voordat we op de flank van de berg aankwamen met de laatste klim voor ons. Het was nu recht omhoog, voetje-voor-voetje, met gebruik van wortels en takken om ons op te heisen. Ik droeg een hele berg aan geluidsapparatuur en dat was niet bepaald gemakkelijk. Voort gingen we, met af en toe een rustpauze. Het werd koeler en de eerste bromelia’s verschenen. Gelijk met de hoogtemeter begon ook ons moreel te stijgen. ‘Ik ben in het Beloofde Land’, zei Colin over de radio. Dat betekende dat hij een hoogte had bereikt van 1250 m boven zeeniveau en nu in optimaal barbet-habitat was. Wij waren 100 m lager dan hij. Wij hadden onze handen vol aan een onbeschreven tapaculo Scytalopus die uitstekend reageerde op de tape. ‘Eén is binnen, nog drie te gaan’ dacht ik, refererend aan de vier specialiteiten die we op deze berg hoopten te zien. Stug gingen we door en ineens waren we er. De bomen waren nu vol met mos en epiphyten. Een vruchtdragende melastome, aangewezen via de radio, resulteerde in vogel nummer twee van de lijst, een onvolwassen mannetje van een nog niet beschreven manakin Pipra. Degene die voorop liepen hadden noch de manakin gezien, noch de tapaculo. Toen kwam het bericht over de radio dat een van hen de barbet goed had gezien, hoewel kort. Eindelijk, na een dagenlange tocht op de rivier en een moeilijke klim, waren we eindelijk in full birding mode, en de taperecorders en microfoons kwamen te voorschijn. De hele groep kwam weer tezamen in het mossige bos en we liepen langzaam, met alle zintuigen op scherp. Ik zag links in mijn ooghoeken iets bewegen en iets zei me dat het
Op zoek naar de Scarlet-banded Barbet
hem was. En ineens, daar was-ie in al zijn glorie – de SCARLET-BANDED BARBET Capito wallacei waarvoor we zoveel hadden moeten lijden. Chris, Dave en Nigel stonden vlak naast me naar adem te happen van verbazing. We keken nu naar een paar barbets die zich goed lieten zien vlak boven onze hoofden op kale takken. Het leek wel een persconferentie. Video- en audiorecorders, verrekijkers, fototoestellen, allemaal waren ze gericht op deze prachtige vogels die hun bizarre baltsgedrag lieten zien en hun zang zo de microfoons in lieten gaan. We lieten alles over ons heen gaan, duimen in de lucht, een grijns op ons gezicht. God zij dank, leek iedereen te denken. Het was gelukt! De ultieme neotropical twitch in de tas! We brachten de nacht door op de top en we zagen nog meer barbets maar ook andere goeie soorten als achtereenvolgens Black Manakin Xenopipo atronitens, Slaty Antwren M schisticolor, Wattled Guan Aburria aburri, Short-tailed Ant-thrush Chamaeza campanisona, Painted Parakeet Pyrrhura picta, Black-bellied Cuckoo Piaya melanogaster, Gould’s Jewelfront Heliodoxa aurescens, Amazonian Barred Woodcreeper Dendrocolaptes certhia, Spotted Nightingale-Thrush Catharus dryas, Goldenfaced Tyrannulet Zimmerius chrysops en Mottlecheeked Tyrannulet Phylloscartes ventralis. Alsof dat niet niet genoeg was, liet een paartje Subtropical Pygmy Owls Glaucidium parkeri zich zien. Deze waarneming maakte mijn verzameling compleet van soorten die vernoemd zijn naar mijn overleden vriend Ted Parker. Dag 9-11 Orlando bereikte uiteindelijk ook de top met de mededeling dat een derde boot onderweg was. De volgende dagen vervolgden we onze weg terug naar Pampa Hermosa. Het meeste ging heuvelafwaarts en we bleven vogelen. Onderweg vonden we Sooty Antbird M fortis en Lunulated Antbird Gymnopithys lunulatus maar ook de vierde soort van de hitlist, Dotted Tanager T varia in een gemengde groep van honeycreepers, dacnis en andere tanagers. Stroomafwaarts ging ook sneller, we sloegen
‘mosquito beach’ over en bereikten heelhuids Pampa Hermoza. Daar deden we wat pr-werk voor de lokale school en overheid, dronken vervolgens de stad leeg en vierden tot diep in de nacht het succes. Maar het was allemaal nog niet over, want dit was Peru… Dag 12 Net voor zonsopgang van de volgende dag was er een wolkbreuk en het regende zo hard dat ik er van overtuigd was dat de vliegtuigen ons niet zouden kunnen bereiken. We wilden dolgraag weg uit Pampa Hermosa, want er was niets wat ons hier hield. Tegen de middag wist onze vier-zitter ons te bereiken, net toen de zon begon door te breken. Toen we naar Contamana vlogen was de lucht zo bewolkt dat we gedwongen werden in een gat van enige 100en meters tussen de wolken en het bladerdak van het regenwoud te vliegen. De GPS van de piloot gaf aan dat Contamana ergens onder ons was en uiteindelijk, na een tijdje rondgecirkeld te hebben met nul zicht, vond hij de landingsbaan en zette het vliegtuig zachtjes neer. Na drie soortgelijke heen-en-weer vluchten waren we allemaal weer in Contamana. Daar stapten we in ons grotere vliegtuig dat zigzaggend over de half onder water staande startbaan ging alvorens op te kunnen stijgen. Op weg naar Pucallpa moesten we ook door meerdere regenbuien heenvliegen. Waarschijnlijk door Ramiro’s kookkunsten was het vliegtuig te zwaar voor de terugreis, dus lieten we Ramiro zelf achter met genoeg geld en aanwijzigingen hoe hij zijn weg terug zou kunnen vinden. Later hoorde ik nog dat ik zeer waarschijnlijk tijdens het taxiën van het vliegtuig een Southern Lapwing V chilensis miste, een algemene vogel in de wereld maar een zeldzaamheid in Peru. Het bleek namelijk dat Ramiro later in de middag met een lokale vlucht ging en op de startbaan een grappige zwart-witte vogel zag. Dat was niet grappig voor een Perutwitcher! Het was een ruige maar plezierige reis en we hadden ons doel bereikt, een doel waar we van
25
wisten dat het een uitzonderlijk wapenfeit was. We hadden weer een hoop geleerd, waardoor alles bij een volgende gelegenheid gesmeerder zou gaan. Maar of we ooit teruggaan? Waarschijnlijk niet, want er zijn zoveel expedities die nog moeten worden uitgevoerd in zo
weinig tijd. Maar denk eraan dat twee leden van ons reisbureau niet deelnamen aan deze expeditie, dus als we ooit weer gevraagd worden om deze tocht opnieuw te organiseren, denk ik dat deze twee hiervoor wel in zullen zijn!
Barry Walker Manu Expeditions
[email protected] www.Birding-In-Peru.com VERTAALD UIT HET ENGELS DOOR JAN VAN DER LAAN DE ENGELSE VERSIE VAN DIT ARTIKEL (MET BIRDING WORLD 15: 433-438, 2002
EEN FOTO VAN EEN
SCARLET-BANDED BARBET)
WERD GEPUBLICEERD IN
CHECKLISTS
Vogelaars die hun wereldlijst willen bijhouden staan voor de lastige keuze te kiezen uit minimaal drie ‘checklists’: Sibley & Monroe (A world checklist of birds, 1993), Clements (Birds of the world: a checklist, 2000) en The Howard and Moore complete checklist of the birds of the world (derde editie, 2003), door Edward C Dickinson (redactie). Herhaaldelijk krijgt Club 4500 de vraag welke nu de beste is.
Bij hun oprichting koos de Club 4500 voor de lijst van Charles G Sibley en Burt L Monroe jr die aanvankelijk 9702 soorten telde. De versie die door Rolf de By wordt bijgehouden (zie zijn site www.ornitaxa.com) telt momenteel 10424 soorten. Opvallend aan de lijst van Sibley & Monroe is de revolutionaire volgorde. Dit sloeg destijds bij veel vogelaars in als een bom. Deze volgorde – hoewel wetenschappelijk beter gefundeerd dan de oude – zorgde voor een moeilijke acceptatie. Slechts een paar veldgidsen gebruikt Monroe & Sibley als leidraad (Grimmett, Inskipp & Inskipp, Birds of the Indian Subcontinent, 1998; Robson, A field guide to the birds of Southeast Asia, 2000) en het vormde tot voor kort de basis van de standaardlijst van de
26
Oriental Bird Club (OBC) (Inskipp, Lindsey & Duckworth, An annotated checklist of the birds of the Oriental region, 1996). De meest gebruikte ‘world checklist’ is echter die van James F Clements. Zijn lijst hanteert nog steeds de traditionele Wetmore-volgorde (onder meer duikers vooraan en hoenders na de roofvogels). De vijfde editie kwam in 2000 uit en ieder half jaar zijn er op de site van de auteur ‘updates’ te vinden (www.ibispub.com/updates). De laatste update was van december 2004 en momenteel telt Clements’ lijst 9988 soorten. Deze lijst worden onder andere gebruikt door de American Birding Association (ABA).
CHECKLISTS
Bij publicatie van Clements’ vijfde editie viel de nadruk op Nearctische en Neotropische soorten op. Veel taxonomische ontwikkelingen in Europa waren de auteur ontgaan maar in zijn halfjaarlijkse updates maakt Clements dat weer goed. In deze updates zijn – in tegenstelling tot de ‘checklist’ zelf – vele literatuurverwijzingen te vinden, waarbij andermaal de hoeveelheid verwijzingen naar Auk (het tijdschrift van de de American Ornithological Union (AOU)) opvalt, maar er zijn ook verwijzingen naar Handbook of the birds of the world (del Hoyo et al). Overigens merkte Phoebe Snetsinger op dat zij Clements’ lijst ‘very mediocre’ (ondermaats) vond! In 2004 koos de redactie van Dutch Birding ervoor om de derde editie van de Howard & Moore als standaardlijst te gebruiken. Deze lijst onderscheidt momenteel 9721 soorten en is waarschijnlijk het meest up-to-date wat betreft volgorde van families en naamgeving, en heeft de beste bronvermeldingen. Echter, omdat deze wereldlijst tot december 2000 is bijgewerkt, werden nieuwe ontwikkelingen sinds 2000 (bijvoorbeeld splits binnen het grote-meeuwencomplex of nieuw beschreven taxa) gemist. In het OBC-bulletin van juni 2004 (p 13) wordt ook hardop gedacht om de nieuwe Howard & Moore
als leidraad voor de volgorde van families te nemen. De redacteur van Howard & Moore, Edward Dickinson, heeft aangekondigd updates via het internet te publiceren: op de site van Naturalis, Leiden (www.naturalis.nl: kies dan Science, departments, Vertebrates, E.C. Dickinson en dan het document Corrigenda 2.1.pdf). In deze corrigenda worden slechts drukfouten en verkeerde bronvermeldingen gecorrigeerd, maar er wordt (nog) geen melding gemaakt van nieuw beschreven soorten, splits of lumps. Club 4500 heeft de lijst van Sibley & Monroe en die van Clements in electronische vorm beschikbaar gesteld (http://www.j.vdlaan.freeler.nl/Checklists/). De derde Howard & Moore (Dickinson) is nog niet in deze vorm beschikbaar, maar Club 4500 zal dat waarschijnlijk in het voorjaar van 2005 verzorgen. Ook aan een overzicht, met de verschillen tussen de lijsten, wordt momenteel gewerkt. Genoeg dus om naar uit te zien voor vogelaars die hun wereldlijst bijhouden. Jan van der Laan, Brouwerstraat 19, 1814 HX Alkmaar (
[email protected])
27
Ranking van Nederlandse vogelaars met hun wereldlijst Bijgewerkt tot 3 januari 2005 ranking 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
naam
Jan Vermeulen Henk Hendriks Jowi de Roever Peter Maaskant Olga Aardoom Adri Remeeus Roy de Haas Anja Nusse Arnoud van den Berg Rob Goldbach Rob Bouwman Eric Bos Roland van der Vliet Ruud Schenk Rolf de By Cecilia Bosman Frank van Groen Marc Guyt Jacques Ruinaard Teus Luijendijk Gerard Ouweneel Chris Quispel John van der Woude Nollie Marissen Hans Meijer Nicolaas van Zalinge Jan van de Leur Jan Zwaaneveld Arnold Meijer Wilfried Mahu Hans J. Geuze Wim ten Have Dirk de Moes Hans Westerlaken Bram Paardenkooper Rinse van der Vliet Jan Mulder Wil Leurs Eduard Sangster Ries Samsom Ed Opperman
aantal
ranking
6287 5262 5250 4983 4968 4864 4832 4821 4252 4211 4121 4090 3801 3750 3670 3597 3542 3521 3500 3445 3365 3350 3231 3225 3196 3177 3118 3100 3037 2991 2963 2850 2850 2713 2700 2670 2616 2613 2611 2602 2550
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82
naam
Sander Lagerveld Marcel Capello Arjan van Egmond Jan van der Laan Laurens Steijn Wim Wisse Adriaan Dijksen Karen Hartog Rob ter Ellen Jelle Scharringa Han Buckx Peter Eerdmans Simon Plat Jo Rampen Henk van der Jeugd Theo Bakker Carl Derks Ruud Lekkerkerk Arjan Dwarshuis Pieter van der Luit Mario Renden Kees Scharringa George Sangster Nico Slabbekoorn Danny Laponder Rob Westerduijn Erik Lam Vincent Stork Edwin de Weerd Hans van der Meulen Max Berlijn Jan Bisschop Justin Jansen Hein Prinsen Aat Schaftenaar Koen Job Arthur Geilvoet Andre van der Plas Rob Olivier Caroline Aardoom Dave van der Spoel
aantal 2515 2515 2495 2467 2451 2441 2384 2376 2350 2300 2295 2293 2250 2200 2136 2131 2110 2083 2064 2028 2027 2020 2000 2000 2000 1902 1872 1869 1830 1812 1785 1758 1745 1735 1700 1698 1675 1650 1644 1597 1551
Ranking Meer dan 1500 soorten in het wild gezien en nog niet opgenomen in de ranking van club 4500? Stuur je totaalstand op naar Club 4500 (
[email protected]) voor vermelding in het volgende nummer. De ranking is tevens in te zien op de website van Dutch Birding, deze wordt periodiek bijgewerkt.
28