de Berlaimontlaan 14 – BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 38 12 – fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be
Circulaire Brussel, 24 januari 2014
Kenmerk:
NBB_2014_02
uw correspondent: Dominik Smoniewski tél. +32 2 221 43 24 – fax +32 2 221 31 04
[email protected]
Circulaire betreffende de vereisten inzake het indienen van informatie bij de Bank in het kader van de maatregelen ter voorbereiding van Solvabiliteit II
Toepassingsveld Verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht Herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht Verzekerings- of herverzekeringsgroepen naar Belgisch recht Samenvatting/Doelstelling Deze circulaire verschaft informatie over het kader van de maatregelen ter voorbereiding van Solvabiliteit II en over de vereisten van de Bank inzake het indienen van informatie bij de Bank Structuur I.
Context
II.
Doelstellingen van de voorbereidende richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
III.
Samenwerking met de erkende commissarissen
IV.
Toepassingsgebied van de voorbereidende richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
V.
Explanatory text
VI.
Tenuitvoerlegging van de voorbereidende richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank in het kader van de prudentiële regeling Solvabiliteit I
VII.
Middelen voor het indienen van informatie bij de Bank
VIII.
Inwerkingtreding
IX.
Richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Blz. 1/29
Geachte mevrouw, Geachte heer, I.
Context
Gelet op de onzekerheden die gepaard gaan met de invoering van de Solvabiliteit II-regeling in Europa, hebben de Europese toezichthouders in september 2013 ertoe besloten richtsnoeren ter voorbereiding van Solvabiliteit II ten uitvoer te leggen vanaf 2014, met name om het hoofd te bieden aan de prudentiële risico's voor de verzekeringssector die verband houden met het uitermate moeilijke economische klimaat. De Nationale Bank van België heeft, samen met andere landen, een pleidooi gehouden voor een coherente en geharmoniseerde Europese aanpak, in afwachting van de effectieve implementatie van de nieuwe Solvabiliteit II-regeling. Zonder deze voorbereidende richtsnoeren hadden de lidstaten zich genoodzaakt kunnen zien om nationale oplossingen te ontwikkelen teneinde te zorgen voor een risicogebaseerd toezicht. Als gevolg hiervan zou er dan geen consistent en convergerend toezicht binnen de Europese Unie zijn bereikt, maar zouden mogelijk verschillende nationale oplossingen tot stand zijn gekomen, wat nadelig is voor de goede werking van de interne markt. Het is van cruciaal belang dat bij de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de Solvabiliteit II-richtlijn een consistente en convergerende aanpak wordt gevolgd. Deze voorbereidende richtsnoeren moeten worden gezien als voorbereidend werk voor Solvabiliteit II, door voor een aantal kernelementen van Solvabiliteit II voorbereidingen te bevorderen. Deze kernelementen zijn het governancesysteem, met inbegrip van de prospectieve beoordeling van de eigen risico's van de onderneming, het proces van preapplicatie voor het gebruik van de interne modellen, en het aanleveren van de informatie aan de Bank. Een goede voorbereiding is van essentieel belang om zeker te stellen dat de gecontroleerde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen en de Bank in staat zijn om de nieuwe prudentiële regeling toe te passen op het moment dat Solvabiliteit II volledig van toepassing is. II.
Doelstellingen van de voorbereidende richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
De Bank wenst te benadrukken dat - hoewel de in de richtsnoeren vermelde maatregelen voorbereidende maatregelen zijn in de aanloop naar Solvabiliteit II - er toch een duidelijke en aantoonbare vooruitgang naar Solvabiliteit II moet worden geboekt door de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen, teneinde te zorgen voor een doeltreffende en nuttige voorbereiding. Dit betekent dat de Bank er tijdens de voorbereidingsfase zal op toezien dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen concrete maatregelen nemen om de richtsnoeren ten uitvoer te leggen, zodat de vereisten van Solvabiliteit II ten volle kunnen worden nageleefd zodra deze regeling van toepassing is. De Bank verwacht dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen passende maatregelen nemen om : a) aangepaste systemen en structuren te ontwikkelen om informatie van hoogstaande kwaliteit voor toezichtsdoeleinden te kunnen indienen, en; b) kwalitatieve en kwantitatieve informatie in te dienen bij de Bank, zoals vastgelegd in de richtsnoeren, die de Bank in staat stelt om de kwaliteit van de informatie en de geboekte vooruitgang te onderzoeken en te beoordelen.
Circulaire – Blz. 2/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Wat betreft de maatregelen ter voorbereiding van Solvabiliteit, is artikel 22, § 3 van de controlewet van 9 juli 1975 niet als dusdanig van toepassing. Niettemin zijn de raad van bestuur en het directiecomité, in voorkomend geval de effectieve leiding, verantwoordelijk voor het volledige en juiste karakter van de aan de Bank geleverde informatie. Het volledige en juiste karakter van de informatie dient te worden beoordeeld in het licht van de instructies met betrekking tot het indienen van informatie in het kader van de maatregelen ter voorbereiding van Solvabiliteit II. III.
Samenwerking met de erkende commissarissen
De Bank vraagt aan de erkende commissarissen om alle kwantitatieve en beschrijvende informatie te verifiëren die de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen aan de Bank moeten verstrekken op grond van deze circulaire, en hun bevindingen aan haar mee te delen. Het gaat niet om een auditopinie, maar om een beoordeling van het feit of de aan de Bank verstrekte informatie in overeenstemming is met de instructies met betrekking tot het indienen van informatie in het kader van de maatregelen ter voorbereiding van Solvabiliteit II. Deze opdracht maakt deel uit van de medewerking die de erkende commissarissen moeten verlenen aan het door de Bank uitgeoefende prudentiële toezicht. In dit geval neemt deze samenwerking de vorm aan van speciale verslagen, in overeenstemming met artikel 40quater, paragraaf 3 van de controlewet van 9 juli 1975 en artikel 45, eerste lid, 3° van de wet op het herverzekeringsbedrijf van 16 februari 2009. IV.
Toepassingsgebied van de voorbereidende richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
De richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank zijn van toepassing op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- of herverzekeringsgroepen zoals bepaald in hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. De richtsnoeren zijn zodanig opgesteld, dat ze van toepassing zijn op de entiteiten op soloniveau of op groepsniveau. Toch dienen de Belgische verzekerings- of herverzekeringsgroepen, behalve aan dezelfde vereisten als de solo-entiteiten, tevens te voldoen aan specifieke richtsnoeren die speciaal zijn vastgelegd ten behoeve van de verzekerings- of herverzekeringsgroepen. Wanneer de alternatieve methode wordt toegepast zoals vastgelegd in artikel 233 van de Solvabiliteit IIrichtlijn, zijn de verzekerings- en herverzekeringsgroepen gemachtigd om gebruik te maken van het solvabiliteitskapitaalvereiste en het in aanmerking komend eigen vermogen van verbonden ondernemingen in derde landen. Ze zullen volgens de lokale regels worden berekend uitsluitend voor het doel van deze richtsnoeren, en zonder afbreuk te doen aan eventuele toekomstige bepalingen van gelijkwaardigheid van de Europese Commissie of beslissingen die de Bank in haar hoedanigheid van groepstoezichthouder zou nemen. V.
Explanatory text
De Bank wenst erop te wijzen dat de verklarende tekst (explanatory text) met betrekking tot elke richtsnoer niet als dusdanig deel uitmaakt van de verwachtingen van de Bank in het kader van de voorbereidende fase. De doelstelling van de verklarende tekst bestaat erin verduidelijkingen te verschaffen over de manier waarop de richtsnoeren of bepaalde delen ervan in de praktijk kunnen werken, en voorbeelden te geven zonder nieuwe verplichtingen in het leven te roepen die moeten worden nageleefd. Aangezien zijn inhoud bedoeld is om ondersteuning te bieden aan de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen zonder nieuwe verplichtingen in het leven te roepen, heeft de verklarende tekst niet het voorwerp uitgemaakt van een consultatie, en werd de tekst niet vertaald. Teneinde een duidelijk inzicht te krijgen in de manier waarop de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen de richtsnoeren dienen te implementeren, raadt de Bank NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 3/29
echter met aandrang aan de verklarende tekst te raadplegen die op de site van EIOPA staat op het volgende adres : https://eiopa.europa.eu/fileadmin/tx_dam/files/consultations/consultationpapers/CP1013/EIOPA_13_415_Final_Report_on_CP10.pdf VI.
Tenuitvoerlegging van de voorbereidende richtsnoeren in het kader van de prudentiële regeling Solvabiliteit I
De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen blijven rapporteren en gecontroleerd worden op basis van de bestaande regeling Solvabiliteit I tijdens de gehele voorbereidingsperiode in de aanloop naar Solvabiliteit II. Zo zullen de vereisten inzake voorbereidende rapportage leiden tot een parallelle productie van rapportage volgens Solvabiliteit I en Solvabiliteit II waardoor de sector extra kosten zal moeten dragen. Dit is echter een gegeven dat sowieso onvermijdelijk was bij de voorbereiding op Solvabiliteit II. De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen zouden van de ene dag op de andere moeten overschakelen van een rapportage volgens Solvabiliteit I naar een rapportage volgens Solvabiliteit II. Een voorbereidingsfase zou altijd noodzakelijk zijn geweest om te garanderen dat een verstoring in het beheer van de onderneming of de groep geen negatieve gevolgen met zich zou brengen in termen van bescherming van de verzekerden en begunstigden. De Bank wenst dat, ter voorbereiding, de jaarlijkse informatie één keer wordt meegedeeld vóór de invoering van de Solvabiliteit II-richtlijn, en dat de kwartaalgegevens met betrekking tot het derde kwartaal dat voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van Solvabiliteit II, ook worden meegedeeld. Er mag niet worden aangenomen dat de Bank haar goedkeuring heeft gehecht aan de specifieke elementen of de vereiste methodes in het kader van de Solvabiliteit II-richtlijn. Wat de informatie over de interne modellen betreft, brengt het doel van het indienen van informatie tijdens de voorbereidingsfase met zich mee dat de ondernemingen zich moeten voorbereiden, enerzijds, op de mogelijkheid dat hun interne model niet wordt goedgekeurd en, anderzijds, op de noodzaak om zich voor te bereiden op het indienen van reguliere informatie als de Solvabiliteit II-richtlijn van kracht is. De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die zich in het proces van preapplicatie voor het gebruik van een intern model bevinden, moeten de informatie indienen over het solvabiliteitskapitaalvereiste (SCR), waarbij zowel de berekening met de standaardformule als de berekening met het volledige of gedeeltelijke interne model aan bod moeten komen. De indiening van de berekening volgens de standaardformule is omschreven in de circulaire inzake het proces van preapplicatie, terwijl de indiening van de berekening volgens het volledige of gedeeltelijke interne model, voor het doel van het indienen van informatie, is omschreven in deze circulaire. Wat de kwalitatieve rapportage voor de voorbereidingsfase betreft, hoeft de informatie enkel te bestaan uit een klein deel van de rapportagevereisten die worden genoemd in Solvabiliteit II. Men ging ervan uit dat het indienen van de volledige rapportage te belastend zou zijn en dat de inhoud van deze circulaire reeds een adequate voorbereiding zou vormen op de indiening van de volledige kwalitatieve rapportage als de Solvabiliteit IIrichtlijn eenmaal van kracht is. Voor de driemaandelijkse rapportage van de balans, met uitzondering van de technische voorzieningen, en in de voorbereidingsfase alleen voor het derde kwartaal van 2015, moeten de proportionaliteit en materialiteit van de kwartaalgegevens worden beoordeeld. Bij de beoordeling van de materialiteit wordt erkend dat de waardering van de informatie op driemaandelijkse basis in grotere mate gebaseerd mag worden op schattingen en schattingsmethodes dan het geval is bij het beoordelen van de jaarlijkse financiële informatie. De procedures met betrekking tot de waardering van de indiening van informatie op driemaandelijkse basis moeten zodanig ontworpen zijn dat de resulterende informatie betrouwbaar is en voldoet aan de normen in Solvabiliteit II, en dat alle materiële informatie gerapporteerd wordt die nodig is voor een goed begrip van de gegevens. Circulaire – Blz. 4/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Voor de berekening van de technische voorzieningen gedurende het jaar, in het bijzonder voor het indienen van informatie op driemaandelijkse basis, en in de voorbereidingsfase alleen voor het derde kwartaal van 2015, mag gebruik gemaakt worden van vereenvoudigde methodes bij het berekenen van de risicomarge en de beste schatting (dit zal uitgebreider worden toegelicht door EIOPA). Teneinde een consistente tenuitvoerlegging van de richtsnoeren binnen de Europese Unie mogelijk te maken, dient ook te worden vermeld dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen hun vragen in verband met de voorbereidende richtsnoeren rechtstreeks aan EIOPA kunnen stellen via de volgende hyperlink : https://eiopa.europa.eu/publications/eiopa-guidelines-new/qa-on-guidelines/index.html VII.
Middelen voor het indienen van informatie bij de Bank
In haar mededeling van 26 juli 2012 heeft de Bank haar beslissing kenbaar gemaakt om enkel nog het XBRL-protocol te aanvaarden als middel om gegevens aan de Bank mee te delen, en dit vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe prudentiële regeling Solvabiliteit II. De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan de technische voorzieningen minder dan € 50 miljoen bedragen, mogen evenwel hun gegevens aan de Bank bezorgen niet alleen via XBRL maar ook via Data Entry en CSV Upload. Deze vereiste om het XBRL-protocol te gebruiken, geldt voor alle gestructureerde kwantitatieve rapportage, d.w.z. de op Europees niveau geharmoniseerde rapportage, de rapportage over nationale specifieke kenmerken maar niet de rapportage over de huidige "Solvabiliteit I"-vereisten, die nog naar de Bank zal moeten verstuurd worden na de inwerkingtreding van "Solvabiliteit II" om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van het voorgaande jaar (vierde kwartaal en jaarlijkse rapportage). Aangezien het hier gaat om voorbereidende maatregelen en niet om de toepassing van Solvabiliteit II, en teneinde een eerdere beslissing van het directiecomité niet op losse schroeven te zetten en tegelijk de voorbereiding van de ondernemingen en groepen op dit nieuwe communicatiemiddel mogelijk te maken, raadt de Bank de ondernemingen ten stelligste aan de informatie met betrekking tot de gestructureerde kwantitatieve informatie onder XBRL aan de Bank mee te delen, met de mogelijkheid om indien nodig gebruik te maken van CSV en Data Entry. Een communicatieprotocol zal te gepasten tijde worden gepubliceerd. De kwalitatieve rapportage zal aan de Bank moeten worden meegedeeld via e-corporate. De referentiedocumentatie is beschikbaar op het volgende adres: https://eiopa.europa.eu/publications/eu_wide_reporting_formats/index.html Een nieuwe versie van deze informatie zal later beschikbaar zijn. Technische bijlage VI beschrijft de controles waaraan de ingediende informatie dient te voldoen. Deze bijlage dient niet te worden opgevat als een weergave van het definitieve standpunt over de controles van de informatie, vooral omdat de voorbereidingsfase slechts een klein onderdeel omvat van de maatregelen van de Solvabiliteit II-richtlijn over het indienen van informatie. VIII.
Inwerkingtreding
Deze richtsnoeren zijn van toepassing vanaf 1 januari 2014.
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 5/29
IX.
Richtsnoeren voor het indienen van informatie bij de Bank
Kwantitatieve informatie 1. Jaarlijkse kwantitatieve informatie van de ondernemingen op individueel niveau Overeenkomstig artikel 35 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de hierna opgesomde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, op individuele basis, jaarlijks bij de Bank de volgende onderdelen indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in technische bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: a) b) c) d) e) f) g)
S.01.01.b – Inhoud van de ingediende informatie; S.01.02.b _ Basisinformatie; S.02.01.b _ Balans; S.02.02.b _ Activa en passiva per valuta; S.06.02.b _ Lijst van activa; S.08.01.b _ Afgeleide instrumenten - open posities; S.12.01.b _ Technische voorzieningen inzake levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met levensverzekeringstechnieken; h) S.17.01.b _ Technische voorzieningen inzake schadeverzekeringen; i) S.23.01.b _ Eigen vermogen; j) S.25.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ de standaardformule of gedeeltelijk interne modellen; k) S.25.02.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ gedeeltelijk interne modellen; l) S.25.03.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ geheel interne modellen; m) S.26.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ marktrisico; n) S.26.02.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ tegenpartijrisico; o) S.26.03.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ levensverzekeringstechnisch risico; p) S.26.04.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ ziektekostenverzekeringstechnisch risico; q) S.26.05.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ schadeverzekeringstechnisch risico; r) S.26.06.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ operationeel risico; s) S.27.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ rampenrisicoschadeverzekeringen; t) S.28.01.b _ Minimumkapitaalvereiste – niet-gemengde verzekeringsondernemingen, en; u) S.28.02.b _ Minimumkapitaalvereiste _ gemengde verzekeringsondernemingen. Verzekeringsondernemingen AG Insurance Allianz Benelux AXA Belgium Baloise Belgium Belfius Verzekeringen Cigna Life Insurance Company of Europe DKV Belgium Ethias Euler Hermes Europe Generali Belgium ING Life Belgium Inter Partner Assistance KBC Verzekeringen VIVIUM De informatie zoals bedoeld in d) dient te worden ingediend voor het aantal valuta's waarmee ten minste 90% van de totale activa en passiva wordt gerapporteerd, uitgaande van de onderliggende valuta's van het actief of passief.
Circulaire – Blz. 6/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
De informatie per land zoals bedoeld onder g) en h) dient te worden ingediend voor het land van herkomst, aangevuld met informatie van een zodanig aantal van de overige landen dat 90% van de beste schatting voor directe transacties voor een bepaalde branche wordt gedekt, waarbij de rest wordt aangegeven in de onderdelen “Voor landen binnen de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel” of “Voor landen buiten de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel”. Alle overige verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dan die welke hierboven zijn vermeld, moeten jaarlijks en op individuele basis de volgende onderdelen bij de Bank indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: b) S.01.02.b _ Basisinformatie: c) S.02.01.b _ Balans: i) S.23.01.b _ Eigen vermogen: j) S.25.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ de standaardformule of gedeeltelijk interne modellen; k) S.25.02.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ gedeeltelijk interne modellen; l) S.25.03.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ geheel interne modellen; m) S.26.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ marktrisico; n) S.26.02.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ tegenpartijrisico; o) S.26.03.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ levensverzekeringstechnisch risico; p) S.26.04.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ ziektekostenverzekeringstechnisch risico; q) S.26.05.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ schadeverzekeringstechnisch risico; r) S.26.06.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ operationeel risico; s) S.27.01.b _ Solvabiliteitskapitaalvereiste _ rampenrisicoschadeverzekeringen; t) S.28.01.b _ Minimumkapitaalvereiste _ niet-gemengde verzekeringsondernemingen, en; u) S.28.02.b _ Minimumkapitaalvereiste _ gemengde verzekeringsondernemingen. 2. Jaarlijkse kwantitatieve informatie van de ondernemingen op individueel niveau – Interne modellen De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die van de Bank toestemming hebben gekregen om toe te treden tot het proces van preapplicatie voor het gebruik van een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, moeten jaarlijks, binnen de in richtsnoer 23 genoemde indieningstermijnen, de in richtsnoer 1 genoemde relevante informatie bij de Bank indienen. Voor de informatie met betrekking tot de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste met het interne model, dient de in m) tot en met s) van richtsnoer 1 bedoelde relevante informatie volgens de specifieke categorisatie van de risico’s van het specifieke interne model, evenals eventuele door de Bank opgevraagde aanvullende informatie over het interne model tijdens het proces van preapplicatie, te worden ingediend met behulp van specifieke sjablonen die met de Bank zijn overeengekomen. 3. Jaarlijkse kwantitatieve informatie van de ondernemingen op individueel niveau – Afgezonderde fondsen (ring-fenced funds) In aanvulling op de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste met betrekking tot de onderneming op individueel niveau, moet de informatie als bedoeld in punt j) van richtsnoer 1 worden ingediend, afzonderlijk voor het afgezonderde fonds met het meest materiële theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening van de onderneming met gebruik van S.25.01.l. De informatie als bedoeld in m) tot en met s) van richtsnoer 1 moet afzonderlijk voor het afgezonderde fonds met het meest materiële theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening van de onderneming worden ingediend met gebruik van S.26.01.l tot en met S.26.06.l en S.27.01.l NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 7/29
Wanneer de onderneming een intern model gebruikt voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, moet, wanneer de relevante informatie als bedoeld in k) en l) van richtsnoer 1 wordt ingediend, het theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste van het materiële afgezonderde fonds en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening van de onderneming worden opgenomen via de specifieke sjablonen die zijn overeengekomen met de Bank. 4. Driemaandelijkse kwantitatieve informatie van de ondernemingen op individueel niveau Overeenkomstig artikel 35 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de hierna vermelde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen driemaandelijks bij de Bank, op individueel niveau, de volgende onderdelen indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in technische bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: a) b) c) d) e) f) g) h) i) j)
S.01.01.a – Inhoud van de ingediende informatie S.01.02.a _ Basisinformatie; S.02.01.a _ Balans; S.06.02.a _ Lijst van activa; S.08.01.a _ Afgeleide instrumenten – open posities; S.12.01.a – Technische voorzieningen inzake levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met levensverzekeringtechnieken; S.17.01.a _ Technische voorzieningen inzake schadeverzekeringen; S.23.01.a _ Eigen vermogen; S.28.01.a _ Minimumkapitaalvereiste _ niet-gemengde verzekeringsondernemingen, en; S.28.02.a _ Minimumkapitaalvereiste _ gemengde verzekeringsondernemingen.
Verzekeringsondernemingen AG Insurance AXA Belgium Belfius Verzekeringen Cigna Life Insurance Company of Europe Ethias KBC Verzekeringen De Bank kan verzekerings- en herverzekeringscaptives uitzonderen van de eis tot indiening van de driemaandelijkse kwantitatieve informatie aan de Bank. Alle overige verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dan die welke hierboven zijn vermeld, moeten driemaandelijks en op individuele basis de volgende onderdelen bij de Bank indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: b) c) h) i) j)
S.01.02.a _ Basisinformatie; S.02.01.a _ Balans; S.23.01.a _ Eigen vermogen; S.28.01.a _ Minimumkapitaalvereiste _ niet-gemengde verzekeringsondernemingen, en; S.28.02.a _ Minimumkapitaalvereiste _ gemengde verzekeringsonderneming.
Circulaire – Blz. 8/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
5. Jaarlijkse kwantitatieve informatie op groepsniveau Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep als hieronder genoemd, jaarlijks bij de Bank de volgende onderdelen indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in technische bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: a) S.01.01.g – Inhoud van de ingediende informatie; b) S.01.02.g _ Basisinformatie; c) S.02.01.g _ Balans, wanneer methode 1 zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; d) S.06.02.g _ Lijst van activa; e) S.08.01.g _ Afgeleide instrumenten - open posities; f) S.23.01.g _ Eigen vermogen; g) S.25.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – standaardformule of gedeeltelijk interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2, zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; h) S.25.02.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – gedeeltelijk interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; i) S.25.03.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – geheel interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; j) S.26.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – marktrisico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; k) S.26.02.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – tegenpartijrisico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; l) S.26.03.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – levensverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; m) S.26.04.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – ziektekostenverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; n) S.26.05.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – schadeverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; o) S.26.06.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – operationeel risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; p) S.27.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – rampenrisicoschadeverzekeringen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; q) S.32.01.g _ Ondernemingen binnen het bereik van de groep; r) S.33.01.g _ Vereisten die gelden voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op individueel niveau; s) S.34.01.g – Individuele vereisten die gelden voor andere gereguleerde en niet-gereguleerde financiële ondernemingen, waaronder verzekeringsholdings; t) S.35.01.g _ Bijdrage aan technische voorzieningen op groepsniveau.
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 9/29
Verzekeringsgroepen Ageas Argenta Assuranties Belfius Insurance Ethias KBC Insurance P&V Overeenkomstig artikel 220, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn, en niettegenstaande artikel 1.63, beoordeelt de Bank, indien zij met betrekking tot een bepaalde groep de rol van groepstoezichthouder vervult, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep zelf, of een verzekerings- of herverzekeringsgroep methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit IIrichtlijn of een combinatie van methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, en methode 2, zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, kan toepassen indien de uitsluitende toepassing van methode 1 ongepast zou zijn met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten in de EER. Met betrekking tot ondernemingen uit derde landen moeten de verzekerings- of herverzekeringsgroep en de Bank als groepstoezichthouder een dialoog voeren over de berekeningsmethode die de groep in de voorbereidingsfase zal hanteren om de groepssolvabiliteit te bepalen. De verzekerings- of herverzekeringsgroep legt aan de Bank als groepstoezichthouder uit waarom de uitsluitende toepassing van methode 1 als niet passend wordt beschouwd. In de voorbereidingsfase moet de groep beslissen welke methode wordt gebruikt, waarbij de uitkomst van de dialoog met de Bank als groepstoezichthouder in de overweging wordt meegenomen. Als de groep de intentie heeft om in de voorbereidingsfase methode 2 te gebruiken, of de combinatie van methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, en methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, en als dit niet overeenstemt met de uitkomst van de dialoog, moet de verzekerings- of herverzekeringsgroep de reden voor deze afwijking aan de Bank als groepstoezichthouder meedelen voordat in de voorbereidingsfase met de solvabiliteitsberekening wordt gestart. Het gebruik van methode 2 of de combinatie van methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, en methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast onverminderd enige toekomstige beslissing van de Bank als groepstoezichthouder wanneer Solvabiliteit II van kracht wordt. Alle overige Belgische deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep dan die welke hierboven zijn vermeld, moeten jaarlijks en op individuele basis de volgende onderdelen bij de Bank indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: b) S.01.02.g _ Basisinformatie; c) S.02.01.g _ Balans, wanneer methode 1 zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; f) S.23.01.g _ Eigen vermogen; g) S.25.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – standaardformule of gedeeltelijk interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2, zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; h) S.25.02.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – gedeeltelijk interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn;
Circulaire – Blz. 10/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
i) S.25.03.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – geheel interne modellen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; j) S.26.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – marktrisico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; k) S.26.02.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – tegenpartijrisico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; l) S.26.03.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – levensverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; m) S.26.04.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – ziektekostenverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; n) S.26.05.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – schadeverzekeringstechnisch risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; o) S.26.06.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – operationeel risico, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; p) S.27.01.g _ Solvabiliteitskapitaalvereiste – rampenrisicoschadeverzekeringen, wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; q) S.32.01.g _ Ondernemingen binnen het bereik van de groep; 6. Jaarlijkse kwantitatieve informatie op groepsniveau – Interne modellen De groepen die van de Bank toestemming hebben gekregen om toe te treden tot het proces van preapplicatie voor het gebruik van een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, moeten jaarlijks binnen de in richtsnoer 23 genoemde indieningstermijnen de in richtsnoer 5 genoemde relevante informatie bij de Bank indienen. In het geval van een intern model voor een groep die zich in het proces van preapplicatie bevindt en dat zal worden gebruikt voor de berekening van zowel het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als een aantal solvabiliteitskapitaalvereisten van verbonden ondernemingen, moet de informatie met betrekking tot de berekening van het solvabiliteitsvereiste met behulp van het interne model, de onder j) tot en met p) van richtsnoer 5 genoemde relevante informatie inzake de specifieke categorisatie van risico’s van het specifieke interne model en eventuele door de Bank opgevraagde aanvullende informatie over het interne model tijdens het proces van preapplicatie, worden ingediend met behulp van specifieke sjablonen die met de Bank zijn overeengekomen. 7. Jaarlijkse kwantitatieve informatie op groepsniveau – Afgezonderde fondsen (ring-fenced funds) Wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, uitsluitend of in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt toegepast, moet, in aanvulling op de informatie over de berekening van het solvabiliteitsvereiste op groepsniveau, de informatie als bedoeld onder g) van richtsnoer 5 ingediend worden, afzonderlijk voor het afgezonderde fonds met het meest materiële theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening van de groep met gebruik van het referentieonderdeel S.25.01.n. Wanneer methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II- richtlijn, uitsluitend of in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt toegepast, moet de informatie als bedoeld onder j) tot en met p) van richtsnoer 5 ingediend worden, afzonderlijk NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 11/29
voor het afgezonderde fonds met het meest materiële theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening van de groep met gebruik van de referentieonderdelen S.26.01.n tot en met S.26.06.n en S.27.01.n. Wanneer methode 2, zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II- richtlijn, wordt toegepast, moet de informatie als bedoeld onder r) van richtsnoer 5, in de cellen B1 tot en met B7 zoals omschreven in bijlage II, ingediend worden voor elk van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, afzonderlijk voor de onderneming als geheel voor het afgezonderde fonds met het meest materiële theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste en voor het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening. Wanneer de onderneming een intern model gebruikt voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, dient - wanneer de relevante informatie als bedoeld onder h) en i) van richtsnoer 5 wordt ingediend - het theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste voor materiële afgezonderde fondsen en het resterende gedeelte van de bedrijfsuitoefening opgenomen te worden via de specifieke sjablonen die zijn overeengekomen met de Bank. 8. Driemaandelijkse kwantitatieve informatie op groepsniveau Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep als hierna vermeld, driemaandelijks bij de Bank de volgende onderdelen indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in technische bijlage II en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: a) S.01.01.f _ Inhoud van de ingediende informatie; b) S.01.02.f _ Basisinformatie; c) S.02.01.f _ Balans, wanneer methode 1 zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; d) S.06.02.f _ Lijst van activa; e) S.08.01.f _ Afgeleide instrumenten – open posities, en; f) S.23.01.f_ Eigen vermogen. Verzekeringsgroepen Ageas Argenta Assuranties Belfius Insurance Ethias KBC Insurance P&V Alle overige Belgische deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep dan die welke hierboven zijn vermeld, moeten driemaandelijks en op individuele basis de volgende onderdelen bij de Bank indienen, zoals omschreven in technische bijlage I, tot op het detailniveau beschreven in bijlage II, en met gebruik van de hieronder aangegeven referenties: b) S.01.02.f _ Basisinformatie; c) S.02.01.f _ Balans, wanneer methode 1 zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt, hetzij alleen, hetzij in combinatie met methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn; f) S.23.01.f_ Eigen vermogen.
Circulaire – Blz. 12/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Kwalitatieve informatie over het governancesysteem Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moeten alle Belgische verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, of de verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep, aan de Bank alle kwalitatieve informatie over het governancesysteem meedelen. 9. Informatie over de algemene governancevereisten Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot de algemene governancevereisten van de verzekeringsen herverzekeringsonderneming: a) informatie op basis waarvan de Bank een goed inzicht in het governancesysteem binnen de onderneming krijgt en de geschiktheid van dat systeem voor de bedrijfsstrategie en de activiteiten van de onderneming kan beoordelen; b) informatie met betrekking tot het delegeren van verantwoordelijkheden, de rapportagelijnen en de toewijzing van functies binnen de onderneming, en; c) de structuur van de raad van bestuur en het directiecomité, in voorkomend geval de effectieve leiding, met een omschrijving van hun belangrijkste taken en verantwoordelijkheden evenals een korte omschrijving van de scheiding van de verantwoordelijkheden binnen deze organen, met name of er binnen deze organen specifieke commissies bestaan, alsmede een omschrijving van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van de sleutelfuncties die door dergelijke organen worden vervuld. 10. Informatie over de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot de naleving van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) een lijst met personen binnen de onderneming of buiten de onderneming, indien de onderneming sleutelfuncties heeft uitbesteed, die sleutelfuncties vervullen, en; b) informatie over het beleid en de processen die de onderneming heeft opgezet om te garanderen dat deze mensen deskundig en betrouwbaar zijn. 11. Informatie over het risicobeheersysteem Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot het risicobeheersysteem van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) een omschrijving van, enerzijds, het risicobeheersysteem van de onderneming dat bestaat uit strategieën, processen en rapportageprocedures, en, anderzijds, van de manier waarop zij, op een doorlopende basis, de risico’s waaraan zij blootstaat of blootgesteld zou kunnen worden, op individueel en geaggregeerd niveau, effectief kan onderkennen, meten, bewaken, beheren en rapporteren; b) een omschrijving van de manier waarop het risicobeheersysteem, met inbegrip van de risicobeheerfunctie, in de organisatiestructuur en het besluitvormingsproces van de onderneming wordt geïmplementeerd en geïntegreerd; c) informatie over de risicobeheerstrategieën, -doelen en -processen van de onderneming, alsmede de rapportageprocedures voor iedere risicocategorie, met een toelichting over de manier waarop deze worden gedocumenteerd, bewaakt en gehandhaafd; d) informatie over de manier waarop de onderneming aan haar verplichting voldoet inzake het “prudent person”-beginsel zoals beschreven in de richtsnoeren 20 tot en met 28 ten aanzien van het governancesysteem, en; e) informatie over de manier waarop de onderneming controleert of de kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen correct zijn, met inbegrip van hoe en in welke mate de onderneming kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen gebruikt. NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 13/29
12. Informatie over het internecontrolesysteem Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot het internecontrolesysteem van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) een omschrijving van het internecontrolesysteem van de onderneming; b) informatie over de belangrijkste procedures van het internecontrolesysteem, en; c) een beschrijving van de manier waarop de compliancefunctie wordt toegepast. 13. Aanvullende informatie Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage ook eventuele andere materiële informatie bevatten met betrekking tot het governancesysteem van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming. 14. Informatie over het governancesysteem – Groepen Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn zijn de richtsnoeren 9 tot en met 13 van toepassing op alle Belgische groepen. Bovendien moeten alle Belgische groepen tevens de volgende informatie verschaffen: a) een omschrijving van de manier waarop de risicobeheer- en internecontrolesystemen alsook de rapportageprocedures in alle ondernemingen die onder het groepstoezicht vallen, consequent worden toegepast, zoals bedoeld in de richtsnoeren met betrekking tot het governancesysteem; b) indien van toepassing, een verklaring dat de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsonderneming of de verzekeringsholding gebruik heeft gemaakt van de optie om een enkel document inzake de prospectieve beoordeling van de eigen risico's uit te werken, zoals bedoeld in de richtsnoeren 17 en 20 over de prospectieve beoordeling van de eigen risico’s; c) informatie over alle materiële uitbestedingsafspraken binnen de groep; d) kwalitatieve en kwantitatieve informatie over specifieke risico’s op groepsniveau die van wezenlijk belang zijn. 15. Informatie over de governancestructuur Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage binnen de informatie over de governancestructuur een schema van de organisatiestructuur omvatten waarin de posities van de houders van sleutelposities staan weergegeven. Kwalitatieve informatie over het kapitaalbeheer Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moeten alle Belgische verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, of de verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep, aan de Bank alle kwalitatieve informatie over het kapitaalbeheer meedelen. 16. Informatie over het eigen vermogen Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot het eigen vermogen van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming en de groep: a) een kwantitatieve en kwalitatieve toelichting op de materiële verschillen tussen het eigen vermogen zoals dat staat vermeld in de jaarrekeningen van de onderneming en het overschot van de activa boven de verplichtingen zoals berekend voor solvabiliteitsdoeleinden, en; b) informatie over de structuur, het bedrag en de kwaliteit van het kernvermogen en het aanvullend eigen vermogen. Circulaire – Blz. 14/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot het eigen vermogen van de groep: a) de manier waarop het eigen vermogen van de groep is berekend onder aftrek van eventuele intragroepstransacties, met inbegrip van intragroepstransacties met ondernemingen uit andere financiële sectoren, en; b) de aard van de beperkingen op de overdraagbaarheid en fungibiliteit van het eigen vermogen in de verbonden ondernemingen, indien van toepassing. Kwalitatieve informatie over de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde beoordeling Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moeten alle Belgische verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, of de verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings aan het hoofd van een verzekerings- of herverzekeringsgroep, aan de Bank alle kwalitatieve informatie over de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering meedelen. 17. Informatie over de waardering van de activa Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde beoordeling van de activa van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) voor iedere materiële categorie van activa afzonderlijk: de waarde van de activa alsook een omschrijving van de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die zijn gebruikt voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering, en; b) voor iedere materiële categorie van activa afzonderlijk: een kwantitatieve en kwalitatieve toelichting bij de materiële verschillen tussen de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die de onderneming voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering heeft gebruikt en de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die voor de in de jaarrekeningen gehanteerde waardering zijn gebruikt. 18. Informatie over de waardering van de technische voorzieningen Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde beoordeling van de technische voorzieningen van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) voor iedere materiële branche afzonderlijk: de waarde van de technische voorzieningen met inbegrip van het bedrag van de beste schatting en de risicomarge, alsmede een omschrijving van de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die voor de voor solvabiliteitsdoelstellingen gehanteerde waardering van die technische voorzieningen zijn gebruikt; b) een omschrijving van het niveau van onzekerheid in verband met het bedrag van de technische voorzieningen; c) voor iedere materiële branche afzonderlijk: een kwantitatieve en kwalitatieve toelichting bij de materiële verschillen tussen de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die de onderneming voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering heeft gebruikt en de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die voor de in de jaarrekeningen gehanteerde waardering zijn gebruikt, en; d) een omschrijving van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald. Overeenkomstig de artikelen 35 en 245 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage gedetailleerde informatie bevatten over de relevante actuariële methodes en aannames die bij de berekening van de technische voorzieningen zijn gebruikt, waaronder gedetailleerde informatie over eventuele vereenvoudigingen die bij deze berekening zijn gebruikt, met inbegrip van gedetailleerde informatie over de berekening van de risicomarge en de toewijzing daarvan aan de verschillende NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 15/29
branches van de onderneming en een rechtvaardiging dat de gekozen methode in verhouding staat tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s. 19. Informatie over de beoordeling van de andere passiva Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage de volgende informatie bevatten met betrekking tot de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van de andere passiva van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming: a) voor iedere materiële categorie van andere passiva afzonderlijk: de waarde van de andere passiva en een omschrijving van de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering zijn gebruikt, en; b) voor iedere materiële categorie van andere passiva afzonderlijk: een kwantitatieve en kwalitatieve toelichting bij de materiële verschillen tussen de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die de onderneming voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering heeft gebruikt en de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die voor de in de jaarrekeningen gehanteerde waardering zijn gebruikt. 20. Alle overige materiële informatie Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage een apart gedeelte bevatten met eventuele andere materiële informatie met betrekking tot de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van de activa en passiva van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn dient de informatie over de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van activa en passiva een omschrijving te bevatten van de volgende onderdelen: a) de relevante aannames over toekomstige beslissingen inzake beheersactiviteiten, en; b) de relevante aannames over het gedrag van de verzekeringnemers. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage, wanneer de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun eigen waarderingsmodel gebruiken, informatie bevatten over: a) de inventaris van de activa en passiva waarop die waarderingsmethode van toepassing is; b) de rechtvaardiging van het gebruik van die waarderingsmethode voor de onder punt a) genoemde activa en passiva; c) de documentatie van de aannames die aan die waarderingsmethode ten grondslag liggen, en; d) een beoordeling van de waarderingsonzekerheid ten aanzien van de onder punt a) genoemde activa en passiva. 21. Informatie over de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde beoordeling - Groepen Overeenkomstig de artikelen 35 en 245 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de richtsnoeren 17 tot en met 20 van toepassing zijn op groepen en daarnaast informatie verstrekken met betrekking tot de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van de groep wanneer de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die op groepsniveau worden gebruikt voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van de activa, de technische voorzieningen en de andere passiva van de groep, materieel verschillen van de grondslagen, methodes en belangrijkste aannames die door een van de dochterondernemingen worden gebruikt voor de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waardering van de activa, technische voorzieningen en andere passiva, alsook een kwantitatieve en kwalitatieve toelichting van de eventuele materiële verschillen.
Circulaire – Blz. 16/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Het rapportageproces en het rapportagebeleid van de ondernemingen 22. Het rapportagebeleid van de ondernemingen Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen een rapportagebeleid opstellen dat voldoet aan richtsnoer 7 van de richtsnoeren voor het governancesysteem en dat daarnaast: a) uiteenzet welk bedrijfsonderdeel verantwoordelijk is voor het opstellen van rapportages aan de Bank en welke bedrijfsonderdelen verantwoordelijk zijn voor de controle van de rapportages aan de Bank; b) de procedures en de tijdlijn beschrijft voor de voltooiing van de verschillende rapportagevereisten en de controle en goedkeuring daarvan, en; c) een toelichting geeft op de procedures en controles die de betrouwbaarheid, volledigheid en samenhang van de geleverde gegevens garanderen, zodat een analyse en vergelijking over meerdere jaren kan worden uitgevoerd. Data van eerste toepassing en indieningstermijnen 23. Referentiedata voor eerste toepassing en uiterste termijnen voor het indienen van informatie bij de Bank Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de jaarlijkse kwantitatieve informatie, zoals bedoeld in de richtsnoeren 1, 2 en 3, met betrekking tot de jaarlijkse kwantitatieve informatie inzake het boekjaar dat eindigt op 31 december 2014, uiterlijk 22 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming indienen. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de driemaandelijkse kwantitatieve informatie, zoals bedoeld in richtsnoer 4, met betrekking tot de driemaandelijkse kwantitatieve sjablonen inzake het kwartaal dat eindigt op 30 september 2015, uiterlijk acht weken na het einde van het betreffende kwartaal indienen. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de kwalitatieve rapportage inzake het boekjaar dat eindigt op 31 december 2014, uiterlijk 22 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming worden ingediend. Voor de rapportages door groepen worden er aan de jaarlijkse en driemaandelijkse indieningstermijnen voor de informatie, zoals bedoeld in de richtsnoeren 5, 6, 7 en 8, alsook voor de kwalitatieve informatie, zes weken toegevoegd. Valuta's en monetaire eenheden, gegevenscontroles en overige 24. Branches en complementaire identificatiecode Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten, wanneer de onder deze richtsnoeren ingediende informatie per branche wordt opgevraagd, de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en -groepen de branches gebruiken zoals beschreven in technische bijlage III. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten, met betrekking tot de informatie over de activa en afgeleide instrumenten zoals bepaald in deze richtsnoeren, de verzekeringsen herverzekeringsondernemingen de categorieën en tabel van de complementaire identificatiecode gebruiken zoals beschreven in de technische bijlagen IV en V.
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 17/29
25. Valuta's en monetaire eenheden Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moeten alle monetaire gegevens worden ingediend in de rapportagevaluta van de onderneming en van de groep. Dit betekent dat alle andere valuta’s moeten worden omgerekend naar de valuta van de rapportage, waarbij de wisselkoers wordt gehanteerd die aan het einde van de rapportageperiode van kracht was. Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet alle kwantitatieve informatie worden ingediend in monetaire eenheden. 26. Gegevenscontroles Overeenkomstig de artikelen 35 en 254 van de Solvabiliteit II-richtlijn moet de Bank erop toezien dat de ontvangen gegevens in overeenstemming zijn met de in technische bijlage VI vastgestelde gegevenscontroles. Technische bijlage I: inhoud van de kwantitatieve informatie De technische bijlagen II tot en met VI zijn uitsluitend gepubliceerd op de website van de Bank, en zijn niet beschikbaar in papiervorm. S.01.01 – Inhoud van de ingediende informatie 1. De inhoud van de ingediende informatie bevat de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.01.01 (verschillende varianten), met details over de inhoud van de definitieve informatie die is ingediend. S.01.02 _ Basisinformatie (oud BI) 2. De basisinformatie omvat de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.01.02 (verschillende varianten), met details over de basisinformatie aangaande de onderneming en de inhoud van de kwantitatieve rapportage in het algemeen. S.02.01 – Balans (oud BS_C1) 3. De balans omvat de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.02.01 (verschillende varianten), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de waardering op grond van artikel 75 van de Solvabiliteit II-richtlijn en de waardering op basis van de statutaire boekhouding van een onderneming of groep. De balans moet voor individuele rapportages alle activiteiten van de verzekeringsof herverzekeringsonderneming bevatten en voor groepsrapportages de activiteiten van de hele groep. 4. Voor driemaandelijkse rapportages moet voor de in de bovenstaande paragraaf genoemde balansgegevens uitsluitend rekening worden gehouden met de waardering op grond van artikel 75 van de Solvabiliteit II-richtlijn. S.02.02– Activa en passiva per valuta (oud BS_C1D) 5. De activa en passiva per valuta omvatten de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.02.02 (verschillende varianten) voor het aantal valuta's waarmee ten minste 90% van de totale activa en passiva kan worden gerapporteerd, uitgaande van de onderliggende valuta's van het actief of passief. S.06.02 – Lijst van activa (oud AS_D1) 6. De gedetailleerde lijst van activa omvat de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.06.02 (verschillende varianten) en betreft de volgende specifieke vereisten: a) een lijst, regel per regel, van de beleggingen, onder te verdelen in de activacategorieën 1 t/m 9 opgenomen in technische bijlage IV - complementaire identificatiecodecategorieën - in voorkomend geval onder aparte vermelding van de afgezonderde fondsen (ring-fenced funds) en, wanneer de onderneming of groep voor interne doeleinden een onderscheid maakt tussen levensverzekerings- en schadeverzekeringsactiviteiten, een onderverdeling tussen deze twee activiteiten en het aandelenkapitaal; Circulaire – Blz. 18/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
b) elk actief moet apart worden vermeld voor elke portefeuille en/of elk afgezonderd fonds of elk overig intern fonds; c) voor de beleggingen die te classificeren zijn onder de onderstaande CIC-codes, volgens technische bijlage V - tabel van de complementaire identificatiecodes: − CIC 71 (kasmiddelen) uitsluitend te rapporteren in één regel per valuta; − CIC 72 (girale deposito's (kasequivalenten)) uitsluitend te rapporteren in één regel per paar (bank, valuta); − CIC 73 (overige kortetermijndeposito's (looptijd korter dan één jaar)) uitsluitend te rapporteren in één regel per paar (bank, valuta); − CIC 8X (hypotheken en leningen) voor hypotheken en leningen ten laste van particulieren, inclusief polisbeleningen, moeten slechts twee regels worden opgenomen, één regel met betrekking tot leningen ten laste van de leden van het leidinggevend orgaan en een andere met betrekking tot leningen aan andere particulieren, zonder onderscheid naar individuele particulieren; − CIC 95 (bedrijfsgebouwen en -middelen (voor eigen gebruik)), uitsluitend re rapporteren in één regel voor alle bedrijfsgebouwen en -middelen. 7. Voor een groepsrapportage gelden in aanvulling op de bovengenoemde vereisten de volgende specifieke vereisten. a) bij gebruik van alleen methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moet de geconsolideerde positie van de activa binnen de groep (d.w.z. zonder intragroepstransacties) worden aangegeven. De volgende gegevens moeten worden vermeld: - de juridische naam van de onderneming moet niet worden vermeld. - voor deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa. - voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings, nevendienstverlenende ondernemingen en Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa. - voor de overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn: elke onderneming moet apart als één post worden weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. - voor de ondernemingen waarop een invloed van betekenis, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG, wordt uitgeoefend: elke van deze gecontroleerde ondernemingen wordt apart als één post weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. - voor de overige financiële sectoren: één regel per deelneming in andere financiële sectoren weergeven en indelen op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. b) bij gebruik van alleen methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moet de rapportage de gedetailleerde lijst van activa bevatten van de deelnemende ondernemingen, de verzekeringsholdings en de dochterondernemingen, zonder de intragroepstransacties, en moet elke deelneming in een onderneming waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn1983/349/EG, apart als één post worden weergegeven. De volgende gegevens moeten worden vermeld: - de juridische naam van de onderneming moet worden vermeld. - voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa. - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling): een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa meedelen. - voor de overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling): elke onderneming wordt apart als één post weergegeven. NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 19/29
-
voor de deelnemingen in ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling): elke onderneming moet apart als één post worden weergegeven. - deelnemingen in overige financiële sectoren moeten apart als één post worden weergegeven. c) bij gebruik van een combinatie van methode 1 (als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit IIrichtlijn) en methode 2 (als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn), geldt het volgende: i. een deel van de ingediende informatie geeft de geconsolideerde positie van de te rapporteren activa binnen de groep weer (d.w.z. zonder de intragroepstransacties). De volgende informatie moet worden vermeld: - het element «juridische naam van de onderneming» moet niet worden vermeld; - voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings waarvoor methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa meedelen. - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn, en waarvoor methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa meedelen. - voor de overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn en waarvoor methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: elke onderneming wordt apart als één post weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. - voor de deelnemingen in ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG, en waarvoor methode 1, zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt gebruikt: elke onderneming wordt apart als één post weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming; - deelnemingen in overige financiële sectoren moeten apart als één post worden weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. - voor dochterondernemingen waarop methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast: elke dochteronderneming wordt apart als één post weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming; - voor de ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals gedefinieerd in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG, en waarop methode 2, als omschreven in de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast: elke onderneming moet apart als één post worden weergegeven en ingedeeld op basis van de beschikbare opties in het onderdeel Deelneming. ii. In het andere deel van de ingediende informatie moet de gedetailleerde lijst van de activa van de deelnemende ondernemingen, de verzekeringsholdings en de dochterondernemingen worden opgenomen, zonder intragroepstransacties, en elke deelneming in een onderneming waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG, apart als één post. De volgende informatie moet worden vermeld: - het element «juridische naam van de onderneming» moet worden vermeld; - voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings waarvoor methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa meedelen. - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling) Circulaire – Blz. 20/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
-
-
-
waarvoor methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: een gedetailleerde lijst van de aangehouden activa meedelen. voor de overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling) en waarvoor methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt: elke verbonden onderneming wordt apart als één post weergegeven. voor de deelnemingen in ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling): elke onderneming wordt apart als één post worden weergegeven, en; deelnemingen in overige financiële sectoren moeten apart als één post worden weergegeven.
S.08.01– Afgeleide instrumenten – open posities (oud _D2O) 8. De lijst "afgeleide instrumenten – open posities" omvat de informatie zoals weergegeven in technische bijlage II onder referentie S.08.01 (verschillende varianten) en betreft de volgende vereisten: a) een lijst, regel per regel, van de afgeleide instrumenten, onder te verdelen in de activacategorieën A t/m F opgenomen in technische bijlage IV - complementaire identificatiecodecategorieën - in voorkomend geval onder aparte vermelding van de afgezonderde fondsen (ring-fenced funds). Telkens wanneer de onderneming of groep voor interne doeleinden een onderscheid maakt tussen levensverzekerings- en schadeverzekeringsactiviteiten, moet een onderverdeling worden gemaakt tussen deze twee activiteiten en het aandelenkapitaal. Wanneer de afgeleide instrumenten worden uitgegeven als intern afgeleid instrument (groep) en wanneer de afgeleide instrumenten betrekking hebben op het passief van de onderneming; b) alle tijdens de rapportageperiode lopende contracten van afgeleide instrumenten die niet vóór de referentiedatum van deze rapportage zijn beëindigd; c) elk afgeleid instrument moet apart worden vermeld, en dit voor elke portefeuille en/of elk afgezonderd fonds of elk overig intern fonds; en d) vermeld moeten worden de rechtstreeks aangehouden afgeleide instrumenten en die welke niet rechtstreeks via beleggingsfondsen of gestructureerde producten worden aangehouden. 9. Voor een groepsrapportage gelden in aanvulling op de bovengenoemde vereisten de volgende specifieke vereisten:: a) bij gebruik van alleen methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moet de geconsolideerde positie van de afgeleide instrumenten binnen de groep (d.w.z. zonder intragroepstransacties) worden aangegeven. De volgende gegevens moeten worden vermeld: het element «juridische naam van de onderneming» moet niet worden vermeld; voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings moet een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten worden meegedeeld. voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn: een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten meedelen; afgeleide instrumenten die worden aangehouden door overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn, moeten niet worden vermeld; afgeleide instrumenten die worden aangehouden door ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG, worden niet vermeld; en afgeleide instrumenten die worden aangehouden als deelnemingen in overige financiële sectoren, moeten niet worden vermeld; b) bij gebruik van alleen methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, moet de rapportage de gedetailleerde lijst van afgeleide instrumenten van de deelnemende ondernemingen, de verzekeringsholdings en dochterondernemingen bevatten, zonder de intragroepstransacties. De volgende gegevens moeten worden vermeld: NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 21/29
-
het element «juridische naam van de onderneming» moet worden vermeld; voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings moet een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten worden meegedeeld. - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling): een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten meedelen; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling), moeten niet worden vermeld; en - afgeleide instrumenten die worden aangehouden als deelnemingen in overige financiële sectoren (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling), moeten niet worden vermeld; c) bij gebruik van een combinatie van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit IIrichtlijn en methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, geldt het volgende: i. een deel van de ingediende informatie geeft de geconsolideerde positie van de te rapporteren afgeleide instrumenten binnen de groep weer (d.w.z. zonder intragroepstransacties). De volgende gegevens moeten worden vermeld: - het element «juridische naam van de onderneming» moet niet worden vermeld; - voor de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings waarop methode 1, als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moet een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten worden meegedeeld. - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn, en waarop methode 1, als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moet een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten worden meegedeeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door overige verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn, en waarop methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals gedefinieerd in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG en waarop methode 1, als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door deelnemingen in overige financiële sectoren, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door dochterondernemingen en waarop methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; en - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG en waarop methode 2, zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; ii. In het andere deel van de ingediende informatie moet de gedetailleerde lijst van de afgeleide instrumenten van de deelnemende ondernemingen, de verzekeringsholdings en Circulaire – Blz. 22/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
dochterondernemingen worden opgenomen, zonder de intragroepstransacties. De volgende gegevens moeten worden vermeld: - het element «juridische naam van de onderneming» moet worden vermeld; - voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings, de nevendienstverlenende ondernemingen en de Special Purpose Vehicles die dochterondernemingen zijn (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling) waarop methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt toegepast: een gedetailleerde lijst van de aangehouden afgeleide instrumenten meedelen; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door andere verbonden ondernemingen die dochterondernemingen zijn en waarop methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door ondernemingen waarop de moederonderneming een invloed van betekenis uitoefent, zoals omschreven in artikel 33 van Richtlijn 1983/349/EG (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling), en waarop methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; - afgeleide instrumenten die worden aangehouden door deelnemingen in overige financiële sectoren (gevestigd in de Europese Economische Ruimte, in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een gelijkwaardige prudentiële regeling, en in landen buiten de Europese Economische Ruimte met een niet-gelijkwaardige prudentiële regeling), en waarop methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, wordt toegepast, moeten niet worden vermeld; S.14.01.a – Technische voorzieningen voor levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met leven – (oud TP_F1Q) 10. De technische voorzieningen voor levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met levensverzekeringen, voor iedere branche als omschreven in technische bijlage II (Branches), omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.14.01.a, en betreffen de volgende vereisten: a) de als geheel berekende technische voorzieningen (repliceerbare portefeuille); b) de bruto beste schatting van de technische voorzieningen, berekend als de som van de beste schatting en de risicomarge (niet-repliceerbare portefeuille); c) het totaal aan bedragen dat uit hoofde van herverzekering en op Special Purpose Vehicles kan worden verhaald na correctie voor de verwachte verliezen door wanbetaling van een tegenpartij, en; d) de risicomarge. S.14.01.b – Technische voorzieningen voor levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met leven – (oud TP_TF1) 11. De technische voorzieningen voor levensverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met levensverzekeringen, voor iedere branche als omschreven in technische bijlage II (Branches), omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.14.01.b, en betreffen de volgende vereisten: a) de als geheel berekende technische voorzieningen (repliceerbare portefeuille); b) de bruto beste schatting van de technische voorzieningen, berekend als de som van de beste schatting en de risicomarge (niet-repliceerbare portefeuille); c) het totaal aan bedragen dat uit hoofde van herverzekering en op Special Purpose Vehicles kan worden verhaald na correctie voor de verwachte verliezen door wanbetaling van een tegenpartij, en; d) de risicomarge; e) voor de bedragen van de bruto beste schattingen per land moeten alleen de volgende onderdelen worden weergegeven: i. bruto beste schatting voor de verschillende landen – land van herkomst; NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 23/29
ii. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen buiten de materialiteitsdrempel; iii. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen binnen de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel; iv. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen buiten de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel; f) het bedrag van de bruto beste schatting per land heeft betrekking op de locatie van het verzekerde risico. 12. Toepassing van de materialiteitsdrempel: i. vermelding van de bruto beste schatting voor de landen die tot 90% van de beste schatting voor directe transacties in een bepaalde branche vertegenwoordigen, waarbij de rest wordt aangegeven in de onderdelen “voor landen binnen de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel” of “voor landen buiten de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel”; en ii. ongeacht de materialiteitsdrempel moet de bruto beste schatting in het land van herkomst worden aangegeven. S.17.01.a – Technische voorzieningen voor schadeverzekeringen (oud TP–E1Q) 13. De technische voorzieningen voor schadeverzekeringen voor alle branches als omschreven in technische bijlage III (Branches), waarbij directe verzekeringen samen met geaccepteerde proportionele herverzekeringen worden aangegeven, omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.17.01.a, en betreffen de volgende vereisten: a) de als geheel berekende technische voorzieningen (repliceerbare portefeuille); b) de bruto beste schatting van de technische voorzieningen, berekend als de som van de beste schatting en de risicomarge (niet-repliceerbare portefeuille); c) het totaal aan bedragen dat uit hoofde van herverzekering en op Special Purpose Vehicles kan worden verhaald na correctie voor de verwachte verliezen door wanbetaling van een tegenpartij, en; d) de risicomarge. S.17.01.b – Technische voorzieningen voor schadeverzekeringen (oud TP_E1) 14. De technische voorzieningen voor schadeverzekeringen - beste raming per land, voor alle branches als omschreven in technische bijlage III (Branches), waarbij directe verzekeringen samen met geaccepteerde proportionele herverzekeringen worden aangegeven, omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.17.01.b, en betreffen de volgende vereisten: a) de als geheel berekende technische voorzieningen (repliceerbare portefeuille); b) de bruto beste schatting van de technische voorzieningen, berekend als de som van de beste schatting en de risicomarge (niet-repliceerbare portefeuille); c) het totaal aan bedragen dat uit hoofde van herverzekering en op Special Purpose Vehicles kan worden verhaald na correctie voor de verwachte verliezen door wanbetaling van een tegenpartij; d) de risicomarge. e) voor de bedragen van de bruto beste schattingen per land moeten alleen de volgende onderdelen worden weergegeven: i. bruto beste schatting voor de verschillende landen – land van herkomst; ii. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen binnen de materialiteitsdrempel; iii. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen binnen de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel; en iv. bruto beste schatting voor de verschillende landen – voor de landen buiten de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel; f) het bedrag van de bruto beste schatting per land heeft betrekking op de locatie van het risico voor de branches “Medische kosten”, “Inkomensderving”, “Arbeidsongevallen”, “Brand en andere schaden aan eigendommen” en “Krediet en borgtochtverzekeringen”; g) het bedrag van de bruto beste schatting per land heeft betrekking op het land dat de verplichtingen aangaat voor alle overige schadeverzekeringsbranches.
Circulaire – Blz. 24/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
15. Toepassing van een materialiteitsdrempel: i. vermelding van de bruto beste schatting voor de landen die tot 90% van de beste schatting voor directe transacties in een bepaalde branche vertegenwoordigen, waarbij de rest wordt aangegeven in de onderdelen “voor landen binnen de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel” of “voor landen buiten de Europese Economische Ruimte buiten de materialiteitsdrempel”, en ii. ongeacht de materialiteitsdrempel moet de bruto beste schatting in het land van herkomst worden aangegeven. S.23.01 – Eigen vermogen (oud OF_B1Q en OF_B1) 16. Het eigen vermogen omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.23.01 (verschillende varianten), en betreft de volgende vereisten: a) informatie over de kernvermogensbestanddelen en de tiers; b) informatie over de aanvullende vermogensbestanddelen en de tiers; c) informatie over het beschikbaar en in aanmerking komend eigen vermogen om aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen; d) informatie over de reconciliatiereserve, en; e) informatie over de verwachte winst op de toekomstige premies in het schade- en levensverzekeringsbedrijf. S.25.01 – Solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen die gebruik maken van de standaardformule of gedeeltelijk interne modellen (oud SCR_B2A) 17. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen met de standaardformule of gedeeltelijk interne modellen omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.25.01 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend volgens de standaardformule of, voor ondernemingen die gebruik maken van gedeeltelijk interne modellen, gesplitst in een deel dat is berekend volgens de standaardformule en een deel dat is berekend volgens een gedeeltelijk intern model. 18. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.25.02 _ Solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen die gebruik maken van gedeeltelijk interne modellen (oud SCR_B2B) 19. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen met gedeeltelijk interne modellen omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.25.02 (verschillende varianten), en betreft de informatie over de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend volgens het gedeeltelijk intern model. 20. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend met methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit IIrichtlijn; c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt.
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 25/29
S.25.03_ Solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen die gebruik maken van geheel interne modellen (oud SCR_B2C) 21. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor ondernemingen met geheel interne modellen omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.25.03 (verschillende varianten), en betreft de informatie over de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend volgens het geheel intern model. 22. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.01_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – marktrisico (oud SCR_B3A) 23. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor marktrisico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.01 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor marktrisico, berekend volgens de standaardformule. 24. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.02_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – tegenpartijrisico (oud SCR_B3B) 25. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor tegenpartijrisico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.02 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor tegenpartijrisico, berekend volgens de standaardformule. 26. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.03_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – levensverzekeringstechnisch risico (oud SCR_B3C) 27. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor levensverzekeringstechnisch risico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.03 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor levensverzekeringstechnisch risico, berekend volgens de standaardformule. 28. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt;
Circulaire – Blz. 26/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.04_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – ziektekostenverzekeringstechnisch risico (oud SCR_B3D) 29. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor ziektekostenverzekeringstechnisch risico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.04 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor ziektekostenverzekeringstechnisch risico, berekend volgens de standaardformule. 30. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.05_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – schadeverzekeringstechnisch risico (oud SCR_B3E) 31. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor schadeverzekeringstechnisch risico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.05 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor schadeverzekeringstechnisch risico, berekend volgens de standaardformule. 32. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.26.06_ Solvabiliteitskapitaalvereiste – operationeel risico (oud SCR_B3G) 33. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor operationeel risico omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.26.06 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor operationeel risico, berekend volgens de standaardformule. 34. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt.
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 27/29
S.27.01_ Solvabiliteitskapitaalvereiste - rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche (oud SCR_B3F) 35. Het solvabiliteitskapitaalvereiste voor het rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.27.01 (verschillende varianten), en betreft de volgende vereisten: a) De informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste voor het rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche, inclusief het rampenrisico in de ziektekostenverzekeringsbranche, berekend volgens de standaardformule, en b) Voor ieder soort rampenrisico moeten de risicoverminderende effecten van de specifieke herverzekeringscontracten en Special Purpose Vehicles van de onderneming worden vastgesteld. Deze prospectieve berekening moet worden gebaseerd op het herverzekeringsprogramma van de volgende indiening van gegevens. 36. Voor een groepsrapportage moeten, in aanvulling op de in het voorgaande punt genoemde vereisten, de volgende specifieke vereisten worden nageleefd: a) Deze informatie is van toepassing wanneer methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn alleen of in combinatie met methode 2 als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn wordt gebruikt; b) Wanneer een combinatiemethode wordt gebruikt, wordt deze informatie alleen ingediend voor het groepsgedeelte dat is berekend aan de hand van methode 1 als omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit II-richtlijn; en c) Deze informatie is niet van toepassing op groepen wanneer uitsluitend methode 2 wordt gebruikt. S.28.01– Minimumkapitaalvereiste, behalve voor gemengde ondernemingen (oud MCR B4A) 37. Het minimumkapitaalvereiste - behalve voor gemengde ondernemingen - omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.28.01 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het minimumkapitaalvereiste voor niet-gemengde ondernemingen. S.28.02 - Minimumkapitaalvereiste – gemengde ondernemingen (oud MCR B4B) 38. Het minimumkapitaalvereiste voor gemengde ondernemingen omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.28.02 (verschillende varianten), en betreft de informatie over het minimumkapitaalvereiste voor gemengde ondernemingen. S.32.01.g – Tot de groep behorende ondernemingen (oud G01) 39. De tot de groep behorende ondernemingen omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.32.01.g, en betreffen de volgende vereisten : a) een gedetailleerde lijst van de ondernemingen die tot de groep behoren onder vermelding van hun rechtsvorm, hun relevante bevoegde nationale autoriteit en het soort onderneming; b) de rangschikkingscriteria voor iedere vermelde entiteit; c) de zeggenschapscriteria; d) de informatie over de mate waarin de ondernemingen onder het groepstoezicht vallen en de methode waarmee het solvabiliteitskapitaalvereiste is berekend. S.33.01g – Vereisten met betrekking tot verzekerings- of herverzekeringsondernemingen op individueel niveau (oud G03) 40. De vereisten op individueel niveau inzake verzekeringen of herverzekeringen omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.33.01g, en hebben betrekking op de volgende vereisten: 41. Voor alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de Europese Economische Ruimte en de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen buiten de Europese Economische Ruimte (als de regels van de Solvabiliteit II-richtlijn worden toegepast), bij gebruik van methode 2, als omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn: a) een gedetailleerde lijst van de vereisten op individueel niveau voor de ondernemingen die tot de groep behoren, inclusief het individuele solvabiliteitskapitaalvereiste onderverdeeld in verschillende risicocategorieën, het individuele minimumkapitaalvereiste en het op individuele basis berekende in aanmerking komende eigen vermogen om te voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste; b) bij gebruik van de standaardformule: de informatie over de vereenvoudigingen en de toepassing van een gedeeltelijk intern model; Circulaire – Blz. 28/29
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
c) de informatie over interne modellen op individueel of groepsniveau. 42. In aanvulling daarop, voor de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen buiten de Europese Economische Ruimte, alle lokale kapitaalvereisten, de minimumkapitaalvereisten en het volgens de lokale regels in aanmerking komende eigen vermogen, ongeacht de berekeningsmethode. S.34.01.g– Vereisten met betrekking tot de overige gereguleerde en niet-gereguleerde financiële ondernemingen, waaronder de verzekeringsholdings, op individueel niveau (oud G04) 43. De vereisten met betrekking tot de overige gereguleerde en niet-gereguleerde financiële ondernemingen, waaronder de verzekeringsholdings en de gemengde verzekeringsholdings, op individueel niveau, omvatten de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.34.01.g, en betreffen een overzicht van de individuele vereisten van de overige gereguleerde financiële ondernemingen en overige niet-gereguleerde financiële ondernemingen, waaronder gecontroleerde en niet-gecontroleerde verzekeringsholdings, volgens alle berekeningsmethoden, inclusief het theoretische solvabiliteitskapitaalvereiste of het sectorspecifieke kapitaalvereiste, het theoretische minimumkapitaalvereiste of het sectorspecifieke minimumkapitaalvereiste en het in aanmerking komende eigen vermogen. S.35.01.g – Bijdrage aan de technische voorzieningen op groepsniveau (oud G14) 44. De lijst van de technische voorzieningen die bijdragen aan de technische voorzieningen op groepsniveau, omvat de informatie uit technische bijlage II onder referentie S.35.01.g, en betreft de volgende vereisten: a) een lijst van technische voorzieningen – schadeverzekeringen met uitzondering van ziektekostenverzekeringen; b) een lijst van technische voorzieningen – ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met schade; c) een lijst van technische voorzieningen – ziektekostenverzekeringen vergelijkbaar met leven; d) een lijst van technische voorzieningen – levensverzekeringen met uitzondering van ziektekostenverzekeringen en aan een index gekoppelde en fractieverzekeringen; e) een lijst van technische voorzieningen – aan een index gekoppelde en fractieverzekeringen; en f) het totale bedrag van de technische voorzieningen (met uitzondering van intragroepstransacties). 45. De sjabloon is van toepassing voor methode 1 zoals omschreven in artikel 230 van de Solvabiliteit IIrichtlijn, voor methode 2 zoals omschreven in artikel 233 van de Solvabiliteit II-richtlijn, en voor een combinatie van de methodes 1 en 2. Een kopie van deze circulaire wordt aan de commissaris(sen), erkend(e) revisor(en) van uw instelling gericht. Hoogachtend,
Luc Coene Gouverneur
NBB_2014_02 – 24 januari 2014
Circulaire – Page 29/29