Prudentiële controle op de verzekeringsondernemingen
Brussel, 19 september 2006
CIRCULAIRE CPA-2006-2-CPA AAN DE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN BETREFT :
I.
VRIJSTELLING VAN SAMENSTELLING VAN DE AANVULLENDE VOORZIENING BEDOELD IN - ARTIKEL 31, § 3, TWEEDE LID, VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 14 NOVEMBER 2003 BETREFFENDE DE LEVENSVERZEKERINGSACTIVITEIT - PUNT 1, A, TWEEDE LID, TWEEDE STREEPJE, 1°, VAN BIJLAGE VI BIJ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 FEBRUARI 1991 HOUDENDE ALGEMEEN REGLEMENT BETREFFENDE DE CONTROLE OP DE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN
INLEIDING
1.
Verzekeringsondernemingen die conform het koninklijk besluit van 30 november 2004 vrijgesteld willen worden van de verplichting tot het doteren van de aanvullende voorzieningen voor Leven en Arbeidsongevallen, moeten jaarlijks een dossier indienen vóór 1 oktober van het boekjaar waarvoor ze de vrijstelling aanvragen. Krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 november 2004 geldt de vrijstelling niet voor het gedeelte sterfte van de aanvullende voorziening voor Arbeidsongevallen.
2.
Deze circulaire is bedoeld om de criteria te verduidelijken waaraan de Commissie de aanvragen tot vrijstelling van samenstelling van de aanvullende voorziening toetst.
II. 3.
VRIJSTELLINGSCRITERIA Om een vrijstelling te verkrijgen, moet de verzekeringsonderneming voor elk afzonderlijk segment aantonen dat de in absolute waarde uitgedrukte actuele waarde van de netto cashflows (actief - passief ) die op een waarschijnlijkheidsniveau α(n) wordt bereikt en die negatief is, niet hoger is dan : - voor de levensverzekering :
⎡ SGM leven ⎤ 4% TV × ⎢ + PCt, segment ⎣ STM leven ⎥⎦ - voor de arbeidsongevallenverzekering :
⎡ SGM niet - leven ⎤ STM voor die overeenkomsten × ⎢ ⎥ + PCt, segment STM niet leven ⎣ ⎦ Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 57 01 | f +32 2 220 52 29 | www.cbfa.be
- 2
waarbij de gebruikte symbolen de volgende betekenis hebben : •
TV = de technische voorzieningen voor die overeenkomsten ;
•
SGM = de samengestelde solvabiliteitsmarge ;
•
STM = de samen te stellen solvabiliteitsmarge ;
•
PC
t, segment
= de reeds samengestelde aanvullende voorziening voor het
betrokken segment. 4.
Het niveau α (n ) wordt bepaald overeenkomstig punt 52 van de circulaire CPA-2006-1-CPA van 19 september 2006 betreffende de risicobeheermodellen van verzekeringsondernemingen (hierna de « modellencirculaire » genoemd). De parameters γ, β en θ hebben respectievelijk de volgende waarde : γ = 10% β = 0,5% θ = +∞ De stochasticiteitshorizon bedoeld in punt 52 van circulaire CPA-2006-1-CPA bedraagt minimum 1 jaar.
5.
Onder “samengestelde marge” worden de bestanddelen verstaan die opgesomd zijn in artikel 15bis, § 1, van de wet van 9 juli 1975. Indien de verzekeringsonderneming de bestanddelen bedoeld in de punten 10°, 11° of 12° van dit artikel opneemt in de samengestelde marge, moet ze hiervan het deel aftrekken dat in het model wordt gebruikt.
6.
De samen te stellen marge en de samengestelde marge worden conform de bepalingen van Mededeling D.231 berekend op 31 december van het boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar waarvoor de verzekeringsonderneming de vrijstelling aanvraagt, of op een latere datum.
7.
De Commissie kan bepaalde bestanddelen uit de samengestelde marge weglaten indien ze niet de vereiste kenmerken bezitten om in het kader van deze circulaire als eigen vermogen te kunnen worden beschouwd.
8.
De voorgestelde segmentatie voldoet aan de principes van de punten 81, 82, 83 en 84 van de "modellencirculaire".
III. INHOUD VAN HET DOSSIER 9.
Het dossier heeft betrekking op de overeenkomsten waarvoor een aanvullende voorziening moet worden samengesteld.
10.
Ook de resultaten voor de volledige portefeuille worden aan de Commissie bezorgd, zodat zij kan nagaan of de segmenten waarvoor geen vrijstelling wordt aangevraagd de financiële gezondheid van de verzekeringsonderneming niet in het gedrang brengen. Indien de volledige portefeuille getest wordt, kan er rekening worden gehouden met eventuele overschotten (mutualisering van de risico’s). Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 57 01 | f +32 2 220 52 29 | www.cbfa.be
- 3
11.
In toepassing van het voorgaande punt verschaft de verzekeringsonderneming de resultaten : •
voor alle contracten waarvoor de aanvullende voorziening al dan niet moet worden samengesteld, per segment waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd,
•
voor de contracten waarvoor geen vrijstelling wordt aangevraagd en die niet onder het voorgaande punt vallen, maar waarvoor er niettemin een renterisico is, per segment zoals bepaald in punt 8.
12.
Het dossier bevat alle gegevens die nodig zijn om de vrijstellingsaanvraag te kunnen beoordelen.
13.
Het gebruikte simulatiemodel voldoet aan de vereisten van de "modellencirculaire". De verzekeringsondernemingen gebruiken voor hun vrijstellingsdossier hetzelfde model als in het laatste dossier dat met betrekking tot de genoemde circulaire werd ingediend bij de Commissie.
14.
De verzekeringsonderneming beschrijft welke aanpassingen ze in het kader van dit dossier heeft aangebracht ten opzichte van het risicobeheermodel. Zij houdt hierbij rekening met de specifieke kenmerken van de vrijstellingsaanvraag.
15.
De verzekeringsonderneming vermeldt de datum waarop ze de berekeningen heeft uitgevoerd.
16.
Voor de activa en de inkomsten uit activa en voor elk segment van de portefeuille waarvoor de verzekeringsonderneming een afzonderlijk ALM-beheer voert waarvoor ze een vrijstelling aanvraagt, deelt ze per categorie de samenstelling van de activa mee (obligaties, aandelen, onroerende goederen, …) alsmede de boekwaarde, de affectatiewaarde en de marktwaarde van die activa op 31 december van het boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar waarvoor ze de vrijstelling aanvraagt, of op een latere datum, d.w.z. op de datum waarop ze de berekeningen heeft uitgevoerd.
17.
Zij vermeldt voor elke categorie het rendement dat ze op die activa heeft behaald (rentevoet van de obligaties, afgeleide producten, …) en de resterende looptijd van die instrumenten.
18.
Indien de vrijstelling voor het eerst wordt aangevraagd, mag de boekwaarde van het bedrag van de in aanmerking genomen activa (met inbegrip van de gelopen en niet-vervallen interesten) niet hoger zijn dan het bedrag van de technische voorzieningen voor de overeenkomsten waarvoor de aanvullende voorziening wordt samengesteld.
19.
Naast de stress testing scenario’s die beschreven zijn in de "modellencirculaire", stelt de verzekeringsonderneming een deterministisch scenario op waarin de evolutie van de rentevoeten vervangen wordt door de spilrentevoet die aan het eind van het boekjaar van toepassing zou moeten zijn. Die spilrentevoet wordt geschat op basis van de gegevens die op 15 juni van het lopende boekjaar gekend zijn. De risicopremies van elk actief blijven constant ten opzichte van de rentevoet.
20.
De verzekeringsonderneming vult de tabellen in die in de vorm van een Excel-bestand bij deze circulaire zijn gevoegd. Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 57 01 | f +32 2 220 52 29 | www.cbfa.be
- 4
21.
Zij vermeldt eveneens de Value at Risk (VaR) en de Tail Value at Risk (TailVar), gemeten op een horizon van 1 jaar, 5 jaar en 10 jaar, alsmede de ruïnekans over diezelfde tijdhorizons. De parameters γ, β en θ hebben respectievelijk de volgende waarde :
VaR TailVaR Ruïnekans
1 jaar
5 jaar
10 jaar
γ = 10%, β = 0,5% en θ = 1
γ = 10%, β = 0,5% en θ = 5
γ = 10%, β = 0,5% en θ = 10
Om te bepalen hoe groot de ruïnekans op een bepaald ogenblik is, wordt bekeken in hoeveel gevallen het surplus op dat ogenblik negatief is. Om de ruïnekans over een bepaalde periode te kennen, moet bepaald worden in hoeveel gevallen het surplus negatief is op om het even welk ogenblik tijdens die periode. Het surplus komt overeen met het niveau van het maximum toegelaten verlies zoals bepaald in punt 3 van deze circulaire. Onderstaande grafieken tonen het verschil tussen de ruïnekans op een bepaald ogenblik en de ruïnekans over een bepaalde periode. Ruïne op [0,5], geen ruïne op 5
Geen ruïne op [0,5] et geen ruïne op 5 60
60
50
40
40
20
30
Ruïne op [0,5] en ruïne op 5
0 0
20
1
2
3
4
5
-20
10 -40 0 0
1
2
3
4
Geen ruïne in de periode van 5 jaar Geen ruïne op 5 jaar
22.
5
-60
Ruïne in de periode van 5 jaar Geen ruïne op 5 jaar
60 50 40 30 20 10 0 -10 0 -20 -30 -40
1
2
3
4
5
Ruïne in de periode van 5 jaar Ruïne op 5 jaar
Het dossier wordt gewaarmerkt door de aangewezen actuaris en de erkend commissaris.
IV. BESLISSING VAN DE COMMISSIE 23.
De vrijstelling wordt per segment beoordeeld en toegestaan.
24.
De Commissie kan eisen dat het dossier op een later tijdstip wordt bijgewerkt indien de economische omstandigheden of de toestand van de verzekeringsonderneming dit rechtvaardigen.
25.
De Commissie past op het gevraagde vrijstellingsbedrag een vermenigvuldigingsfactor toe die afhankelijk is van de kwaliteit van de risicobeheermodellen van de verzekeringsonderneming. Die coëfficiënt ligt tussen 100% en 0% (veelvoud van 20%) en hangt af van de mate waarin voldaan is aan de kwalitatieve en kwantitatieve criteria.
26.
Artikel 31 §3bis, laatste lid, van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit bepaalt dat de CBFA de verleende vrijstelling kan intrekken Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 57 01 | f +32 2 220 52 29 | www.cbfa.be
- 5
wanneer ze meent dat de beheersmethode aangewend door de verzekeringsonderneming geen voldoende financiële waarborg meer biedt. In dat geval kan de CBFA de verzekeringsonderneming verplichten om de in vorige paragraaf beschreven aanvullende voorziening samen te stellen volgens de wijze en binnen de termijn die zij bepaalt. 27.
Indien de vermenigvuldigingsfactor gedaald is ten opzichte van het vorige boekjaar en dit te wijten is aan een wijziging van de vrijstellingscriteria, wordt het eerder toegekende vrijstellingsbedrag niet herzien. Indien de daling echter te wijten is aan een achteruitgang van de kwaliteit van het risicobeheermodel van de verzekeringsonderneming, moet de onderneming een aanvullende voorziening aanleggen die overeenstemt met het bedrag van de vrijstelling van het vorige boekjaar, vermenigvuldigd met de daling van de vermenigvuldigingsfactor.
28.
Er moet elk jaar opnieuw een vrijstellingsdossier worden ingediend bij de Commissie. Indien dit niet gebeurt, wordt ervan uitgegaan dat de verzekeringsonderneming niet langer beschikt over een adequaat risicobeheermodel. In dat geval moet zij de aanvullende voorziening waarvoor ze eerder een vrijstelling heeft verkregen, opnieuw samenstellen.
Hoogachtend. De Voorzitter,
E. WYMEERSCH.
Bijlage: Aanvullende gegevens
Congresstraat 12-14 | 1000 Brussel
t +32 2 220 57 01 | f +32 2 220 52 29 | www.cbfa.be