Capoen
Handleiding voor jonge kinderen en hun omgang met honden
Inhoud : Wolven en honden Verschillende rassen Gedrag Het roedel Roedel tegenover land Plaats in het gezin Hoe wordt jij koning of koningin van je hond? Wat mag je nooit doen bij honden Wat kan je wel doen samen met of voor je hond Oefeningen Spelletjes ©2009 – Tinne Aerts – www.trimmerieke.be
Wolven en honden Vroeger waren er over de hele wereld wolven. De mensen hebben op sommige plaatsen de wolven tam gemaakt of gedomesticeerd. Dit deden ze zo: ‐ Eerst mochten de wolven rond de huizen lopen en afval opeten (opruimen). ‐ Ze hielpen ook de mensen om andere wilde dieren weg te houden van de huizen (bescherming). ‐ Later zagen de mensen dat ze samen met de wolven konden jagen (jacht). ‐ En de mensen merkten ook dat de wolven heel veel vriendschap konden geven. ‐ Uit deze tamgemaakte wolven groeiden onze honden.
Verschillende rassen Later gingen de mensen elke goede eigenschap van de tamme wolf special verder fokken. (fokken = een mamahond en papahond samen kleine hondjes of puppies laten krijgen). Er ontstonden langzaamaan verschillende rassen. Een ras is een hond met bepaalde kwaliteiten, bijvoorbeeld: ‐ Er kwamen kleine rassen en grote rassen ‐ Er kwamen lieve honden en vechtershonden ‐ Er kwamen honden voor bewaking en honden voor de jacht, ‐ Anderen gingen dan weer zorgen dat de kuddes vee samenbleven (hoeden van het vee) enz. Zo ontstonden vele hondenrassen, volgens sommigen zijn er over heel de wereld meer dan 700 hondenrassen.
Gedrag Wij doen bepaalde dingen omdat we mens zijn : ‐ we eten met mes en vork, ‐ we gaan naar het toilet, ‐ we kunnen praten en schrijven: dit noemen we mensengedrag. Onze honden vertonen zo hondengedrag, zoals ‐ blaffen ‐ bijten ‐ op vier poten lopen ‐ kwispelen. Of een hond nu groot of klein is, allemaal vertonen ze hondengedrag ! En hondengedrag wil ook zeggen: niet zo kunnen denken zoals mensen. Een hond doet iets omdat hij het geleerd heeft van zijn mama, papa of van zijn baasjes. Maar een hond kan niet denken: nu wil ik het eens anders gaan doen of hij kan niet rekenen of lezen. Als we leren begrijpen dat een hond zich anders gedraagt dan wij mensen, dan kunnen we er beter vriend mee worden. Dat ga ik nu proberen wat uit te leggen.
Het Roedel • We weten nu dus dat de honden van de wolven afkomstig zijn. Wolven, en dus ook honden leven in “het roedel” of groep. Een groep honden die samenleven met of zonder mensen noemen we dus een roedel. In die groep heeft iedere wolf zijn plaats of we noemen dit ook de rangorde binnen het roedel. Dit wil zeggen dat 1 de baas is en de anderen moeten luisteren. • De baas noemen ze de “alpha hond”, het is eigenlijk de koning van die groep of roedel. • Onder de baas staat de 2de hond of “bèta hond”, dit is de koningin (soms is de koningin baas en de koning 2de) • Daaronder staan de gewone honden • Onderaan de ladder staat er altijd 1 hond die altijd naar iedereen moet luisteren en bij ruzie altijd de klappen krijgt, dit is de “omega hond”.
• Honden willen zo leven, ze vinden dit normaal, want iedereen heeft zijn taak : ‐ de ene hond moet waken, ‐ de andere gaat op jacht, ‐ een volgende verzorgt de kleintjes, ‐ en 1 is natuurlijk de baas en leider van de groep “de alpha hond”. Indien ieder goed zijn werk doet verloopt alles vlot en hebben ze ook geen ruzie. Als er een hond oud of ziek wordt kunnen de anderen wel gaan vechten om zijn plaats over te nemen. Dus als de alpha hond oud of ziek is, gaan jongere en gezondere honden vechten voor zijn plaats. Want dan wil één van hen wel baas zijn.
Roedel tegenover land We kunnen een roedel zo’n beetje vergelijken met een land. Wij hebben ook allemaal onze plaats in ons land ! ‐ eerst staat de koning ‐ dan de koningin ‐ dan de mensen ‐ dan pas de knechten
Plaats in het gezin Onze huishond moet ook zijn plaats in het gezin weten. Hij dus in ons gezin de “omega” zijn of de onderste op de ladder. Dit wil niet zeggen dat hij klappen moet krijgen van ons, maar wel dat hij naar iedereen moet luisteren. En als de hond weet wat we van hem willen, dan is hij ook rustig en braaf !
Een puppy (jong hondje) moet dit ook wel leren zoals wij ook naar school moeten gaan om vanalles te leren en van onze mama en papa vanalles leren.
Hoe wordt jij koning of koningin van je hond? Kindjes meoten dus leren om boven hun hondje te staan. Dus koning of koningin worden over je hond. ‐ dit kan je door goed te zorgen voor je hond, ‐ door hem eten en drinken te geven ‐ te zorgen voor een proper mandje of kussen ‐ te zorgen dat hij tijdig buiten kan voor zijn plasje en hoopje ‐ dit zijn wel dingen waar papa en mama nog veel bij moeten helpen.
Maar je kan vooral koning(in) worden door de hond te leren luisteren naar jou en daarom moet je eerst op vele punten letten en die gaan we nu bespreken : A. De koning zit altijd hoog in zijn troon Dus kindjes zitten altijd hoger dan de hond : jij in je zetel of in je bed & de hond op de grond, op de mat of in zijn mand B. De koning rolt niet over de grond met zijn knecht Dus niet met de hond over de grond rollen en zeker niet toelaten dat de hond over of boven je komt staan. Wil je op de grond spelen, zet je de hond best in een andere kamer. C. Eerst eet de koning, dan de knechten Dus pas als “iedereen” gedaan heeft met eten, geven we de hond zijn kom eten. Als de koning eet dan storen de knechten hem niet, maar de koning gaat ook zijn knechten niet storen of hun eten afnemen wanneer zij eten. We laten de hond dus rustig eten en nemen dit niet af. Na ongeveer 15 minuten kan je wel de kom wegnemen, zijn kom eten hoeft niet heel de dag bij hem te staan. Als hij niet wil eten, gaat dit weg. Later als hij zijn kom terug krijgt, zal hij wel eten. Als ons eten heel de dag op tafel staat, vinden wij dat ook niet zo lekker meer. LET OP : niet doen als de hond de kom bewaakt ! Wel zorgen dat hij heel de dag kan drinken. Daarom zorgen voor fris en proper water. D. De koning mag altijd eerst gaan Eerst door de deur, eerst op de trap. De hond moet dus leren wachten. Je kunt hem leren zitten en dan mag hij komen wanneer jij roept. Of je kunt hem een vast halsband aandoen en laten tegenhouden tot jij verder bent. Zo leert hij het ook wel.
E. De koning is “altijd en overal in zijn land baas” De hond moet dus altijd en overal luisteren. Dit moeten we leren aan onze hond. Door te oefenen op bepaalde bevelen zoals liggen, zitten, ... Wanneer hij iets goed gedaan heeft, gaan we hem ook belonen zodat hij weet dat het goed is. Bijvoorbeeld: we geven de hond een aai of klopje op de rug of een hondenkoekje. Maar vooral door blij te zijn en te zeggen tegen de hond dat hij flink is. (Verder in dit boekje gaan we nog enkele dingen bespreken die je kunt aanleren en hoe je dit kunt doen) F. De koning heeft zijn troon en daar mag niemand anders in zitten Wij hebben dus onze plaats in huis, in de zetel of op een stoep. Maar we zoeken in huis ook een plaatsje voor de hond, in zijn mand of op een kussen. Het plaatsje voor de hond kan ook buiten in zijn hok zijn. Wij mogen overal komen, maar de hond niet bv: niet op de slaapkamer. G. De koning blijft waar hij is en de knechten komen naar hem toe Dus niet naar je hond toelopen, je hond moet naar jou komen. Zeker nooit naar een vreemde hond toe gaan.
Wat mag je nooit doen bij honden? A. Niet gaan lopen en niet roepen (zeker niet gillen) Zeker niet bij een vreemde hond ! Wanneer je gaat lopen denkt de hond dat hij op je kan jagen en vindt hij dit plezant. Hij gaat dan achter je aan lopen om je te kunnen vangen. Wanneer je roept of gilt denkt de hond dat je hem uitnodigt om te spelen. Indien je stil blijft staan en naar beneden kijkt, ben je niet meer belangrijk of niet meer plezant voor de hond en gaat hij wel weg. Misschien komt hij nog eens snuffelen of blaffen, maar als je niets doet, gaat hij wel weg. B. Je mag een hond nooit pijn doen Want hij heeft geen handen om terug te slaan en als hij niet kan gaan lopen kan hij alleen bijten en dat doet heel erg pijn bij ons. C. Nooit naar een hond toelopen De hond moet naar ons komen. Zeker wanneer een vreemde hond zijn haar op zijn rug omhoog zet, zijn tanden laat zien en daarbij ook nog gromt blijf je beter uit zijn buurt want deze hond is helemaal niet vriendelijk. Zelfs heel gevaarlijk !!! D. Je mag je nooit kleiner maken dan je hond Dus niet op de grond kruipen of liggen als de hond bij je is. (Denk aan onze koning dit staat ook steeds rechtop!) E. Bij een vreemde hond niet over zijn kop of rug aaien Maar aan de zijkant van zijn kop of rug en de hond eerst aan je hand laten snuffelen. F. Nooit een hond storen die slaapt, in zijn mand ligt of eet !
Wat kan je wel doen samen met of voor je hond? A. Samen met je ouders kunstjes leren aan de hond (oefeningen volgen verder) B. Samen spelletjes spelen (spelletjes volgen verder) C. Lekker knuffelen en aaien D. Je hond eten geven (altijd NA jullie maaltijd en de kom wegnemen na 15 à 20 min) E. Zorgen dat je hond altijd fris en zuiver water heeft om te drinken F. Als je hond niet te groot is, kan je hem ook borstelen en kammen. Steeds een borstel of kam gebruiken die de hond niet pijn doet. Voor een kortharige hond is bijvoorbeeld een rubberen handschoen ideaal.
G. Samen met je ouders met je hond gaan wandelen. (Als je een kleine hond hebt, kan je misschien al alleen gaan wandelen met je hond, wel STEEDS de hond aan de leiband houden.)
Enkele oefeningen om aan te leren Dit zijn enkele oefeningen voor thuis, wil je echt meer leren met je hond dan zoek je best een hondenschool waar je als kind kan trainen (op de meeste mag je pas starten op 12 jarige leeftijd), of je zoekt gespecialiseerde hulp, of je leest een boek met uitleg hoe je verder kan werken met je hond. Indien je een grote hond of een hevige puppie hebt, vraag je hulp aan een volwassenen om deze oefeningen aan te leren. Je mama of papa bv, deze kunnen dan helpen je hond rustig te houden en hem te begeleiden, jij geeft wel de bevelen en de beloning ! Elke oefening kun je per dag enkele malen doen (bvb 3 à 5 keer achter elkaar). Niet meer, want dan vind je hond het niet meer plezant. Je mag wel de oefeningen ’s morgens doen en ’s avonds nog eens, maar je traint best met 1 hond alleen en maximum 10 minuten. Je spreekt thuis af welk bevel je voor welke oefening gaat gebruiken en gebruikt steeds ditzelfde bevel voor dezelfde oefening. Bijvoorbeeld: zitten ‐ voor zitten liggen ‐ voor liggen (hier kan je ook andere woorden gebruiken zoals “af”, “down”, “plat”, enz.) kom hier ‐ als je hond moet komen (hier kan je ook gewoon “hier” of “kom” gebruiken of fluiten) Enkele tips: •
•
•
•
Als je traint met je hond steek je geen ellelange verhalen af maar werk je kort en bondig. Dus gewoon de naam van je hond en zijn bevel. Zoals “Capoen hier” als Capoen moet komen. Denk eraan dat je steeds groter moet zijn dan je hond dus goed recht staat als je een bevel geeft en je hond aankijken. Indien je pas oefeningen aanleert aan je hond heb je best altijd koekjes op zak (zelfs kleine koekjes zijn goed en dan iets minder eten geven hé anders gaat je hond misschien te dik worden als je er veel mee werkt). Probeer steeds vrolijk te stoppen met trainen anders vind je hond het de volgende training niet leuk om weer te beginnen. Dus best stop je met een oefening die hij heel goed kent en dan kan je hem goed belonen.
Oefeningen : Leren zitten : 1. Je zorgt dat je koekjes in je zak hebt (een heuptasje is hiervoor handig) 2. Je houdt je koekje voor de hond zijn neus en brengt langzaam je hand naar boven (goed boven zijn neus, maar je hand sluiten zodat hij er nog niet aankan), hier moet mama of papa even je hond tegenhouden indien die nu wilt springen. 3. Je hond zal nu het koekje willen en dan zakt zijn achterste omdat zijn kop je koekje wil volgen. (en raar maar waar: je hond zit!) Soms mislukt het toch nog een beetje de eerste keren maar daar zijn de mama’s of papa’s weer die kunnen lichtjes op de hond zijn achterste duwen zodat dit zakt. 4. Nu geef je het koekje en juicht “dat is zitten, flink zo”. 5. Indien je hond dit goed snapt kan je eerst je hond bevelen : Bv. “Capoen zitten” en gaat hij ook zitten dan geef je zijn koekje en juicht “dat is zitten, flink zo”.
Leren komen : 1. Je hond is dicht bij jou en je neemt een koekje zonder dat hij dit ziet uit je tasje. Dan ga je zijn naam roepen en je bevel geven en je laat je koekje zien 2. Komt je hond dan geef je onmiddellijk zijn koekje en juicht “dat is komen, flink zo” (of jou bevel natuurlijk, indien jij roept “hier” als hij moet komen, juich jij “dat is hier, flink zo”.) 3. Nu ga je dit stilaan proberen van verder weg, maar telkens hij flink komt goed belonen (een dikke knuffel is ook goed hoor). Wel opletten: indien je puppie of jonge hond volop aan het spelen is, gaat het waarschijnlijk niet lukken dat hij komt, want dan is dat andere veel te spannend. Je wacht dan even tot hij wil rusten en roept dan heel vrolijk op je hond. Komt je hond niet goed, dan kunnen mama of papa helpen door de hond aan een leiband tot bij jou te brengen en dan krijgt hij zijn koekje (mama of papa mogen dan wel niets zeggen tijdens deze oefening).
Gaan liggen : 1. Je laat eerst je hond zitten en beloont hem, dan neem je weer een koekje en gaat nu met je hand naar de grond. Dit ook weer voor zijn neus maar zodat hij er niet aankan. 2. Indien je hond met zijn 4 ellebogen op de grond ligt, krijgt hij pas zijn koekje en jou juichje. Soms moeten hier mama of papa weer even helpen omdat sommige honden rechtstaan en zo achter hun koekje willen gaan... 3. Later probeer je dat hij steeds langer blijft liggen eer je hem beloont
Apporteren : Dit wil zeggen dat we iets weggooien en de hond leren om dit terug te brengen. Eerst leren we de hond iets vast te nemen, dit doen we zo: 1. We gaan een speelgoedje van de hond (zijn apport) vastnemen en er mee zwieren. 2. Vooral laag bij de grond blijven zodat het net is dat het leeft, ondertussen laten we horen dat we het zelf ook leuk vinden en moedigen de hond aan. 3. Indien de hond nu het voorwerp vast heeft, gaan we goed belonen door te zeggen “dat is vast, flink zo” (“vast” is dus het woordje dat je gebruikt als je hond iets vastneemt). 4. We gaan samen met de hond een beetje schudden met het voorwerp. NIET trekken, en als je hond gaat trekken dan sta je plots heel stil, maar houdt het voorwerp vast.
Wanneer je hond dit kent, kan je verder werken : 1. Eerst altijd aan de leiband (dit kan een lange lijn zijn van 10 meter, maar de hond moet aangelijnd zijn). 2. We maken onze hond dus hevig van zijn voorwerp en gooien dit even voor onze voeten (max. 3 à 4 meter). 3. LET OP dat je hond er naartoe kan lopen dus dat zijn leiband niet te kort is of de hond niet tegenhoudt, maar door de leiband kun ervoor zorgen dat je hond direct terug komt naar jou. 4. Dit doen we door vrolijk zijn naam te zeggen en “apport” of “breng” direct als de hond zijn voorwerp heeft vastgenomen. Dan helpen we hem door stilletjes zijn leiband korter te maken tot de hond bij ons is. 5. Is de hond met zijn voorwerp bij ons, gaan we hem goed belonen door samen met de hond te zwieren met zijn voorwerp. 6. En geeft je hond zijn voorwerp niet graag af, dan kan je dit ruilen voor een snoepje.
Spelletjes : Frisbee gooien : Als je hond zijn apport oefening kent, kan je hem urenlang bezighouden met een frisbee. Vooral aan zee of een andere grote ruimte is dit zeer plezant. Je kan natuurlijk ook een bal of iets anders weggooien, maar een frisbee zwiert lekker ver. LET OP met takken wat als de hond wat te vlug is en de tak steekt nog omhoog, kan de hond zich er erg mee kwetsen.
Verstoppertje : Als je wandelt in het bos en je hond let even niet op jou dan kan je jezelf achter een boom of struik verstoppen. Dan roep je even op je hond en laat hem maar zoeken. Ze gaan dolblij zijn als ze je terug gevonden hebben. Sommige honden zijn zo slim dat je dit niet dikwijls kan doen, want die houden je vanaf dan zo goed in’t oog dat je jezelf niet meer kan verstoppen. Maar dan doe je het volgende spelletje, dit kan je ook in huis doen : 1. Je vraagt een doek (moet niet groot zijn) en neemt een hondenkoekje. Dan laat je dit aan de hond zien en legt je koekje onder de doek en op de grond. Nu geef je het bevel “zoek” en laat hem zijn gangen maar gaan. 2. Als je het moeilijker wil maken, leg je koekje en doek op een stoel of achter de zetel. Je kan ook een doosje gebruiken (maar zie dat je hond dit kan opnemen ‐ dus niet te groot en niet te klein) en daar je koekje onder steken. Als je jezelf niet meer kan verstoppen in het bos, dan kan je zijn speelgoedje meenemen en laten vallen zonder dat je hond het ziet en even verder stuur je je hond dan zoeken. Steeds ook weer dichtbij, en langzaamaan kun je dit verder weg doen. (ALLEEN doen als je hond goed zijn apportoefening kent) Deze spelletjes kan je alleen spelen, maar ook hier weer: als je iets vraagt aan je hond (je geeft dus een bevel) dan moet hij het ook uitvoeren. Lukt dit niet, dan stop jij als baas het spelletje en loop je gewoon weg van je hond. Volgende keer beter. Veel plezier hiermee.