GEBRUIKERSHANDLEIDING
PRIMCAM 2.5D CAD/CAM
Invoerder voor België: MEMA NV Nijverheidsstraat 12 1840 Londerzeel Tel 052 317080 Fax 052 317089 http://www.mema.be
© Copyright MEMA NV/SA, 2006, All rights reserved.
INHOUDSTAFEL Trefwoorden, tips& trics enz, trucs et astuces, specialekens blabla…................................ 3 Overzicht hoofdmenu............................................................................................................... 4 Algemene toetsen...................................................................................................................... 5 Menu 1: File/ Bestand .............................................................................................................. 9 1.10 NC editor: bijhorende toetsen ...................................................................................... 11 Menu 2: Draw/ Tekenen ........................................................................................................ 13 Menu 3: Manufacture/ Bewerken......................................................................................... 26 3.1 Pocket: bijhorende toetsen ............................................................................................. 31 3.1.a Circular pocket: bijhorende toetsen......................................................................... 33 3.1.b Face milling: bijhorende toetsen ............................................................................. 34 3.2 Contour: bijhorende toetsen ........................................................................................... 36 3.2.a Circular milling: bijhorende toetsen........................................................................ 37 3.3 Path: bijhorende toetsen ................................................................................................. 37 3.4 Spot drilling: bijhorende toetsen .................................................................................... 39 3.4.a Reaming: bijhorende toetsen ................................................................................... 40 3.4.b Turning out: bijhorende toetsen .............................................................................. 41 3.5 Drilling: bijhorende toetsen............................................................................................ 42 3.5.a Drill diameterwise: bijhorende toetsen.................................................................... 43 3.5.b Reaming: bijhorende toetsen................................................................................... 45 3.5.c Turning out: bijhorende toetsen............................................................................... 45 3.6 Tapping: bijhorende toetsen ........................................................................................... 46 3.6.a Reaming: bijhorende toetsen ................................................................................... 47 3.6.b Turning out: bijhorende toetsen .............................................................................. 47 3.7 Engrave: bijhorende toetsen ........................................................................................... 48 3.8 Profile milling: bijhorende toetsen................................................................................. 49 3.8.a Mill sinking selecting objects: bijhorende toetsen .................................................. 50 3.8.b Mill sinking selecting diameter: bijhorende toetsen ............................................... 51 3.9 Helix: bijhorende toetsen ............................................................................................... 52 3.11 Digitize: bijhorende toetsen ......................................................................................... 54 3.11.a Scan surface in rectangular area: bijhorende toetsen ............................................ 54 Menu 4: Software tools .......................................................................................................... 56 4.1 Job manager: bijhorende toetsen .................................................................................... 58 4.3 Tools: bijhorende toetsen ............................................................................................... 61 4.4 Material: bijhorende toetsen........................................................................................... 63 4.5 Cutting data: bijhorende toetsen..................................................................................... 65 4.7 Machine: bijhorende toetsen .......................................................................................... 67 4.9 Library manager: bijhorende toetsen.............................................................................. 69 4.10 Icon editor: bijhorende toetsen..................................................................................... 71 Menu 5: Library/ Bibliotheek ............................................................................................... 72 Menu 6: Settings/ Instellingen............................................................................................... 73 6.1 Layer: bijhorende toetsen ............................................................................................... 75 6.8 Parameter: bijhorende toetsen ........................................................................................ 77
Trefwoorden, tips& trics enz, trucs et astuces, specialekens blabla… • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Job Jobwijzer (startpunt van een job plaats waar snijgereedschap materiaal raakt) LM RM (Settings-parameters-dongle --> sleutel activeren “server”) Autosnap!!!!!! Tips voor naamgeving van gereedschappen en jobs?! Tekening laten controleren op fouten Constructielijnen ipv grid, men kan bvb oek trimme me dees constructielijne Ingeven coördinaten Opgepast as ge twee punte tegelyk aanduidtÆ object kiezen in grijs kaderken links vanbove RM om ingedrukte toets te deselecteren: vb Na tekenen van object RM om tekenoperatie te staken….. Lijn is recht of krom Font enkel graveren, indien toch frezen Æ split text True type graveren: tekst typen, change, true type van make, toets ‘CAM import’, import true type, aanduide in onderste uitrolvenster, … (cirkelboog) ≠ (Kromme = curve) Gaps zichtbaar maken in menu visible Meerdere identieken frezen: ene kee tekene en by bewerkinge meerdere origins aanduide???? bij F1 voor help!!!!!!!!!!!!!! F12 om balk onderaan scherm te verkrijgen : coördinate ingeve ipv tekene bv Hoogtes uitleggen: initieel workpiece clearance… Unknown tooltype????
Curve eest ‘decompose’ tot boge en lyne anders ni te frezen bvb
Overzicht hoofdmenu Hoofdstuk 0
Naam Algemeen
Icoon
Omvat: O.a. het in- en uitzoomen, het ongedaan maken en diverse ‘snapfuncties’ (= deze laatsten zorgen ervoor dat automatisch snijpunten, eindpunten, centers e.d. aangeduid worden indien men de muis in hun omgeving beweegt). Deze toetsen zijn ten allen tijde beschikbaar.
1
File Bestand
O.a. het opslaan, openen, importeren, printen van tekeningen en het genereren en bekijken van NC-code.
2
Draw Tekenen
Het tekenen en wijzigen van tekeningen.
3
Manufacture Bewerken
De werkstukbewerkingen, wijzigingen in gereedschapsbanen en in- en uitloop.
4
Softwaretools
5
Library Bibliotheek
Werkstukbibliotheken en standaard onderdelen.
6
Settings Instellingen
Software-instellingen zoals tekenen in lagen en ook nulpuntsverschuiving.
Alle tabellen van bewerkingen, gereedschappen, snijgegevens, machines. Bevat eveneens de simulatie.
Algemene toetsen Hoofdstuk 0
Naam Algemeen
0.1
Zoom window
0.1.a
View 1
Icoon
Betreft: O.a. het in- en uitzoomen, het ongedaan maken en diverse ‘snapfuncties’ (= deze laatsten zorgen ervoor dat automatisch snijpunten, eindpunten, centers e.d. aangeduid worden indien men de muis in hun omgeving beweegt). Deze toetsen zijn ten allen tijde beschikbaar.
Inzoomen: klik met LM, trek kader open en klik opnieuw met LM. 1e ingesteld zicht. Om een zicht in te stellen: bepaal de gewenste vergroting met menu 6
(settings), druk op
ga naar en geef dit
zicht een nummer door op toetsen tot te drukken. Dit beeld is nu opgeslagen en kan ten
0.1.b
View 2
allen tijde langs de toets opgeroepen worden, onafhankelijk van het menu waarin men zich bevindt. 2e ingesteld zicht.
0.1.c
View 3
3e ingesteld zicht.
0.1.d
View 4
4e ingesteld zicht.
0.1.e
View 5
5e ingesteld zicht.
0.1.f
Zoom previous
0.2
Zoom all
0.3
Zoom 0.5
0.4
Zoom various
Vorig zicht ongedaan maken. Volledig uitzoomen. Nu zijn de volledige tekening + oorsprong zichtbaar en bovendien gecentreerd op het scherm. Uitzoomen. In-/ uitzoomen.
0.4.a
2e kwadrant in beeld gebracht.
0.4.b
1e kwadrant in beeld gebracht.
0.4.c
3e kwadrant in beeld gebracht.
0.4.d
4e kwadrant in beeld gebracht.
0.4.e
Uitzoomen.
0.4.f
Inzoomen.
0.4.g
Inzoomen.
0.6.a
Tekening herstellen. Na het verwijderen van bepaalde delen kunnen immers mogelijk kleine leegtes achterblijven in de de resterende contourlijnen. Zicht willekeurig verschuiven. Door met LM een punt aan te klikken komt dit punt in het midden van het scherm te liggen. Zicht naar rechts, tekening bijgevolg naar links.
0.6.b
Zicht naar boven, tekening bijgevolg naar onder.
0.6.c
Zicht naar onder, tekening bijgevolg naar boven.
0.6.d
Zicht naar links, tekening bijgevolg naar rechts.
0.5
Redraw view
0.6
Move view
0.7
Select mode
0.7’
Select mode off
0.8
Select methodes
0.8.a All objects with same color 0.8.b All objects with same styles 0.8.c All objects in same layers 0.8.d All objects of same type 0.8.e All objects with same size
Afzonderlijke lijnen selecteren, ofwel lijn per lijn, ofwel trekt men een kader open om meerdere lijnen tegelijk te selecteren. Vb. bij het bepalen van welke contouren door welke frees moeten gebeuren in menu 3 (manufacture). Afzonderlijke lijnen deselecteren, ofwel lijn per lijn, ofwel trekt men een kader open om meerdere lijnen tegelijk te selecteren. Vb. handig wanneer een volledige tekening geslecteerd is en slechts enkele lijntjes dienen gedeselecteerd te worden. Andere selecteerwijzen dan handmatig. Alle objecten getekend in dezelfde kleur selecteren. Alle objecten getekend met dezelfde lijnstijl (vol, stippel, puntstreep …) selecteren. Alle objecten getekend in eenzelfde layer selecteren. Alle objecten van hetzelfde type (cirkel, rechte, punt …) selecteren. Alle objecten van dezelfde grootte selecteren.
0.8.f Objects of a direction pointer 0.8.g All objects of a job 0.8.h
Chain
0.8.i
Previous objects
Alle objecten behorend bij eenzelfde bewerking aangeduid door 1 jobwijzer. Alle objecten van eenzelfde job selecteren. Alle objecten van een ketting (= geheel van aan elkaar grenzende lijnen) selecteren. Snapfunctie 1: Automatisch en exact eindpunt van een lijn bepalen en gebruiken. Snapfunctie 2: Automatisch en exact midden van een lijn bepalen en gebruiken. Snapfunctie 3: Automatisch en exact kruispunt van 2 lijnen bepalen en gebruiken. Snapfunctie 4: Automatisch en exact denkbeeldig kruispunt van 2 lijnen bepalen en gebruiken. Snapfunctie 5: Automatisch en exact midden van een cirkel of boog bepalen en gebruiken. Snapfunctie 6: Automatisch en exact kwadrantsovergang op een cirkel of boog bepalen en gebruiken. Snapfunctie 7: Automatisch en exact raakpunt aan een cirkel of boog bepalen en gebruiken. Snapfunctie 8: Automatisch en exact?????????
0.9
End point
0.10
Center point
0.11
Intersection
0.12
Intersection 2 objects
0.13
Center
0.14
Quadrant
0.15
Tangent
0.16
Vertical
0.17
Next
Snapfunctie 9: Automatisch en exact????????
0.18
Polygon center
0.19
Basis point
Snapfunctie 10: Automatisch en exact midden van een veelhoek bepalen en gebruiken. Werkt dit????? Snapfunctie 11: Automatisch en exact????????
0.20
Snap various
0.20.a
Middle of 2 points
0.20.b
Edgepoint of arc
0.20.c
Snap orthogonal
0.21
Auto snap
0.22
Grid
0.23
Orthogonal
Andere snapfuncties. Snapfunctie 12: Automatisch en exact midden van 2 punten bepalen en gebruiken. Snapfunctie 13: Automatisch en exact hoekpunt van een denkbeeldig omschreven vierkant van een cirkel of boog bepalen en gebruiken. Snapfunctie 14: Automatisch en exact ????? Snapfunctie 15: In deze functie zijn verschillende van de hierboven vermeldde snapfuncties actief. Het programma bepaalt dan zelf van welke snapfunctie het best gebruikt wordt gemaakt. Snapfunctie 16: Automatisch en exact een punt van een rooster bepalen en gebruiken. Enkel horizontale en verticale lijnen tekenen.
0.24
Direction pointer
0.25
Tool path
0.26
Material removment
0.27
Menu visible
Jobwijzers al dan niet weergeven. Gereedschapsbanen al dan niet weergeven. Weggenomen materiaal al dan niet weergeven. Andere objecten al dan niet weergeven.
0.27.a
Grid
Rooster al dan niet weergeven.
0.27.b
Gap
0.27.c
Origin
Niet-rakende lijnen of onderbrekingen in lijnen al dan niet weergeven. Nulpunt al dan niet weergeven.
0.27.d 0.28
Control points of curves Undo
0.29
Redo
Controlepunten van krommen al dan niet weergeven. Vorige handeling ongedaan maken. Volgende handeling herstellen.
Menu 1: File/ Bestand Hoofdstuk 1
Naam File Bestand
1.1
New Nieuw
1.2
Save Opslaan
1.3
Save as Opslaan als
1.4
Print Printen
Icoon
Betreft: O.a. het opslaan, openen, importeren, printen van tekeningen en het genereren en bekijken van NCcode. Aanmaken van een nieuw bestand. Opslaan van een bestand. Opslaan + benoemen van een bestand. Printen van een bestand.
1.4.a
From origin 1:1
Printen van een bestand waarbij de oorsprong links onderaan de pagina zichtbaar is.
1.4.b
Formular
Printen van een bestand waarbij de oorsprong overeenkomt met de hoek links onderaan de pagina.
1.4.c
Fit Aanpassen aan pagina
1.4.d
Detail
1.5
Load Bestand openen
1.6
Import Importeren
1.6.a
Import Drawing DXF HPGL etc… Tekening importere,
1.6.b
Import True Type Fonts ‘True’-lettertype importeren Import Texts Tekst importeren
1.6.c 1.7
Export Exporteren
Printen van een bestand waarbij de volledige tekening op één pagina wordt afgedrukt. Printen van het huidige scherm. Tip: gebruik hier de zoomfuncties om precies datgene in beeld te brengen wat men wil printen. Openen van een opgeslagen bestand. Omzetten en importeren van een andere tekening in de huidige. Dit kan een ander PRIMCAM-bestand zijn maar ook DXF-, HPGL-, BMP-, en Excellonbestanden zijn mogelijk. Omzetten en importeren van een andere tekening in de huidige. Dit kan een ander PRIMCAM-bestand zijn maar ook DXF-, HPGL-, BMP-, en Excellonbestanden zijn mogelijk. Omzetten en importeren van een ‘True’-lettertype afkomstig uit Windows indien dit bij graveerbewerkingen zou vereist zijn. Omzetten van importeren van een bestaande tekst. Opgelet: om deze functie te kunnen toepassen dient er reeds tekst in de huidige tekening te staan. Exporteren (omzetten van een PRIMCAM-bestand naar een ander bestandstype: DXF, HPGL of BMP) en opslaan hiervan.
1.8
Erase drawing Tekening wissen
Wissen van een tekening.
1.9
NC program NC programma
Genereren van de NC-code.
1.10 (*)
NC editor
1.11
Check drawing
1.12
Info PrimCAM
1.13
Quit Sluiten
Bekijken en eventueel aanpassen van de NC-code.
Licentiehouder, auteurs-info e.d. Sluiten van huidige venster. Afsluiten van het programma PrimCAM in dit geval.
1.10 NC editor: bijhorende toetsen Hoofdstuk 1.10 (*)
Naam NC editor
Icoon
Betreft: Bekijken en eventueel aanpassen van de NC-code. Leeg document.
1.10.a
Neu
1.10.b
Öffnen
1.10.c
Speichern
1.10.d
Speichern unter
1.10.e
Alles speichern
1.10.f
Kopieren
Kopiëren van (delen van) NC-codes.
1.10.g
Ausschneiden
Knippen van (delen van) NC-codes.
1.10.h
Einfügen
Plakken van (delen van) NC-codes.
1.10.i
Alles markieren
Volledig selecteren van een NC-code.
1.10.j
Suchen
Zoeken naar letters/ cijfers in de code.
1.10.k
Ersetzen
Zoeken naar letters/ cijfers + deze vervangen in de code.
1.10.l
Fenster untereinander
Teken- en NC-code-vensters beide zichtbaar.
1.10.m
Nächstes Fenster
Teken- en NC-code-vensters beide zichtbaar.
1.10.n Fenster nebeneindander 1.10.o
Überlapende fenster
1.10.p
Rückgängig
1.10.q
Wiederherstellen
1.10.r
Senden
Bestaande NC-code openen. Opslaan van een NC-code. Opslaan + benoemen van een NC-code.
Teken- en NC-code-vensters beide zichtbaar. Teken- en NC-code-vensters beide zichtbaar. Vorige handeling ongedaan maken. Volgende handeling herstellen.
1.10.s
Empfangen
1.10.t
Verlassen
Sluiten van huidige venster.
Menu 2: Draw/ Tekenen Hoofdstuk 2
Naam Draw Tekenen
2.1
Line Rechte lijn
2.1.a
Parallels
2.1.b
Polyline
2.1.c
Normals
2.1.d
Tangents
Icoon
Betreft: Tekenen en wijzigen van tekeningen. OPGELET: Druk RM zoals steeds om een toets te deselecteren. In dit tweede menu zal dit vaak nodig zijn bvb. wanneer de gewenste rechthoek, rechte, kromme, cirkel… getekend is. Een tekenoperatie dus beëindigen met RM. OPGELET: Indien men een waarde ingeeft in de balk onderaan het scherm kan men deze bevestigen door LM te klikken of door ENTER te drukken op het toetsenbord. OPGELET: Indien onderaan het scherm geen balk zichtbaar is druk dan F12 op het toetsenbord. Druk nogmaals F12 om deze opnieuw te verwijderen. OPGELET: Elke cirkelboog is een curve (kromme), maar niet elke curve (kromme) is een cirkelboog. Rechten kunnen bv. enkel rakend/ tangentieel aan cirkelbogen getekend worden. OPGELET: Indien 2 punten dienen getekend te worden kan men beide punten handmatig met LM vastleggen, of men kan ze coördinaatsgewijs ingeven in de balk onderaan het scherm, of men kan uiteraard ook bovenstaande methodes door elkaar gebruiken. Deze laatste mogelijkheid is in hetgeen volgt niet vermeld maar dus evengoed bruikbaar. Tekenen van een rechte: • Ofwel via ingeven van coördinaten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een parallelle, even grootte rechte: • Ofwel rechte aanduiden met LM en afstand ingeven in balk onderaan. • Ofwel rechte aanduiden en afstand handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een polylijn: • Ofwel via ingeven van coördinaten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een loodlijn op een bestaande rechte: • Ofwel rechte aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan. • Ofwel rechte aanduiden en eindpunt handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een rechte rakend aan 1 of 2 cirkels en cirkelbogen: • Ofwel 2 objecten aanduiden met LM
2.1.e
Join tangential line
2.1.f
Join normal line
2.1.g
Median
2.2
Rectangle
2.2.a
Rectangle with center
2.2.b
Polygon
2.3
Point
2.4
Circle
waaraan rechte moet raken. • Ofwel 1 object aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan. • Ofwel 1 object aanduiden en eindpunt handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een rechte in het verlengde van een cirkelboog: • Ofwel cirkelboog aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan. • Ofwel cirkelboog aanduiden en eindpunt handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een loodlijn in het eindpunt van een bestaande rechte: • Ofwel rechte aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan. • Ofwel rechte aanduiden en eindpunt handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een bissectrice (rechte die een hoek in 2 gelijke hoeken verdeelt) voor 2 (denkbeeldig) snijdende rechten: • Ofwel rechten aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan. • Ofwel rechten aanduiden en eindpunt handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een rechthoek: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van 2 overeenstaande hoekpunten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een rechthoek met opgegeven middel-/ zwaartepunt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door die van 1 hoekpunt in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een symmetrische veelhoek: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de straal van de omgeschreven cirkel in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een punt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkel door 1 punt met opgegeven middelpunt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de straal in
2.4.a
Through 2 points
2.4.b
Through 3 points
2.4.c
Parallel
2.4.d
Tangential and point
2.4.e
Tangential to 2 obj. + point
2.5
Arc
2.5.a
Through 3 points
2.5.b
Join tangential
balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkel door 2 punten: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van beide punten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkel door 3 punten: • Ofwel via ingeven van alle coördinaten van de punten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een concentrische cirkel (cirkel met zelfde middelpunt) door 1 punt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de afstand vanaf de bestaande cirkel in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkel door 1 punt en rakend aan 1 ander object: • Ofwel bestaande object aanduiden met LM en eindpunt of straal ingeven in balk onderaan. • Ofwel bestaande object aanduiden en eindpunt of straal handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een cirkel door 1 punt en rakend aan 2 andere objecten: • Ofwel bestaande objecten aanduiden met LM en eindpunt of straal ingeven in balk onderaan. • Ofwel bestaande objecten aanduiden en eindpunt of straal handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een cirkelboog door 2 punten met opgegeven middelpunt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de straal, de beginhoek en de eindhoek in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkelboog door 3 punten: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van alle punten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een cirkelboog in het verlengde van een rechte: • Ofwel rechte aanduiden met LM en eindpunt ingeven in balk onderaan scherm. • Ofwel rechte aanduiden en eindpunt
Parallel
2.5.c
Curve
2.6
2.6.a
Curve
2.6.b
Close curve
2.6.c
Decompose to arcs and lines
2.6.d
Move controlpoints Text
2.7 2.7.a
Alignement
2.7.b
Change content
2.7.c
Trickbox
handmatig vastleggen met LM. Tekenen van een concentrische cirkelboog (cirkelboog met zelfde middelpunt) door 1 punt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de afstand vanaf de bestaande cirkel in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een curve: • Ofwel alle oriëntatiepunten ingeven in balk onderaan. • Ofwel alle oriëntatiepunten handmatig vastleggen met LM. Zie 2.6. Men heeft de keuze tussen 4 soorten curves: 1. Bezier-curve 2. Beta-spline 3. Catmull-curve: curve loopt door elk gekozen punt. 4. Nurb-spline
Opdelen van een curve in lijnstukken en cirkelbogen. Indien men dit niet doet zal het onmogelijk zijn de contour door het programma te laten frezen.. Verplaatsen van de oriëntatiepunten. Toevoegen van tekst aan een tekening. Klik met LM, typ de gewenste tekst en sluit schrijfoperatie terug af met LM. Uitlijnen van tekstvak: links, rechts, centreren… Veranderen inhoud van bestaande tekst. Bijzondere tekstoperaties.
2.7.c.i
Multi line text
2.7.c.ii
Number
Toevoegen van meerdere opeenvolgende tekstregels. Een nieuwe regel begint men door LM of ENTER te drukken. Nummeren van teksten.
2.7.c.iii
Fit text
Uitrekken van tekst in lengterichting.
2.7.d
2.8
Uitlijnen van meerdere tekstregels.
2.7.c.iiii
Align text
2.7.c.iiiii
Fill out
Vergroten/ verkleinen van de onderlinge regelafstand.
2.7.c.iiiiii
Import texts
Omzetten van importeren van een bestaande tekst. Opgelet: om deze functie te kunnen toepassen dient er reeds tekst in de huidige tekening te staan. Tekst een curve laten volgen. Men moet evenwel eerst de curve opdelen in lijnstukken en cirkelbogen
Text to curve
Dimensioning
m.b.v. . Duid de tekst aan met LM, duid de kromme aan met LM, druk vervolgens RM om selectie te bevestigen en druk tenslotte LM om actie te beëindigen. Aanbrengen van dimensies of afmetingen. Aanbrengen van horizontale afmeting.
2.8.a
Horizontal
2.8.b
Vertical
Aanbrengen van verticale afmeting.
2.8.c
Diagonal
Aanbrengen van diagonale afmeting.
2.8.d
Angle
2.8.e
Diameter (outside)
Aanbrengen van buitendiameter.
2.8.f
Diameter (inside)
Aanbrengen van binnendiameter.
2.8.g
Radius
Aanbrengen van straal/ radius.
2.8.h
Change
Veranderen van dimensievermeldingen: inhoud, teksthoogte e.d.
2.8.i
Parameter
2.9 2.9.a
Aanbrengen van hoekgrootte.
Center line
Instellen van dimensioneringsparameters zoals het aantal decimalen en onderlinge uitlijning. Om de gekozen instellingen op de huidige tekening aan te wenden vink dan het vakje achter Apply to current drawing aan in het parametervenster. Aanbrengen van diverse centerlijnen.
Between 2 objects
Aanbrengen van een centerlijn tussen twee rechten.
2.9.b
2 points
2.9.c
Cross
2.9.d
Cross
2.10
Hor. construction line
2.10.a
Horizontal
2.10.b
Vertical
2.10.c
Diagonal
2.10.d
Parallel
2.10.e
Normal
2.10.f
Cross
2.11
Vert. construction line 2.11.a,2.11.b,2.11.c, 2.11.d,2.11.e,2.11.f
2.12
Next page
Aanbrengen van een willekeurige centerlijn: • Ofwel ingeven van coördinaten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van een centerkruis met vaste diameter in een cirkel(boog). Aanbrengen van een centerkruis met in te stellen diameter in een cirkel(boog). Aanbrengen van horizontale constructielijnen. Het werken met constructielijnen verkort en vereenvoudigt het optekenen van een werkstuk. Aanbrengen van horizontale constructielijnen: • Ofwel ingeven van de Y-coördinaat in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van verticale constructielijnen: • Ofwel ingeven van de X-coördinaat in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van diagonale constructielijnen door 1 punt en onder een bepaalde hoek: • Ofwel ingeven van de coördinaten en de gewenste hoek in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van constructielijnen parallel/ evenwijdig aan bestaande rechten en op bepaalde afstand: • Ofwel bestaande rechte aanduiden met LM en afstand ingeven in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van constructielijnen loodrecht op bestaande rechten door 1 punt: • Ofwel bestaande rechte aanduiden met LM en puntcoördinaten ingeven in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Aanbrengen van een constructielijnenkruis. Aanbrengen van verticale constructielijnen. Idem als 2.10 Omdraaien pagina binnen dit tekenmenu. Nieuwe iconen worden nu weergegeven.
2.13
Ellipse
2.13.a
In rectangle
2.13.b
Axis a and b
2.14
Arc ellipsen
2.14.a
In rectangle
2.14.b
Axis a and b
2.15
Free hand
2.16
Filled circle
2.17
Filled polygon
2.17.a
Filled rectangle
Tekenen van een ellips. Tekenen van een ellips met opgegeven omgeschreven rechthoek. Hiermee tekent men uitsluitend horizontaal georiënteerde ellipsen: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van beide punten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een willekeurig georiënteerde ellips met opgegeven middelpunt, kleinste en grootste as: • Ofwel via ingeven van bovenstaande karakters in balk onderaan scherm. De 2 laatste kan men ook coördinaatsgewijs ingeven. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een ellipsboog. Tekenen van een ellipsboog met opgegeven omgeschreven rechthoek. Hiermee tekent men dus uitsluitend horizontaal en verticaal georiënteerde ellipsen: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van beide punten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een willekeurig georiënteerde ellipsboog met opgegeven middelpunt, kleinste en grootste as, begin- en eindhoek: • Ofwel via ingeven van bovenstaande karakters in balk onderaan scherm. De assen kan men ook coördinaatsgewijs ingeven. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Volledig willekeurig tekenen. Om te beginnen en te eindigen drukt men telkens LM. Tekenen van een cirkelschijf door 1 punt met opgegeven middelpunt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de straal in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een asymmetrische veelhoeksschijf: • Ofwel via ingeven van alle puntcoördinaten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een rechthoeksschijf: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van 2 overeenstaande hoekpunten in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM.
2.17.b
Filled rectangle with centerpoint
2.17.c
Regular polygon
2.17.d
Filled polygon from contour
2.18 2.18.a
Special shapes Spiral
Tekenen van een rechthoek met opgegeven middel-/ zwaartepunt: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door die van 1 hoekpunt in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Tekenen van een symmetrische veelhoeksschijf: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het middelpunt gevolgd door de straal van de omgeschreven cirkel in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Maken van een schijfvormige cirkel of veelhoek. Duid met LM elk contourelement aan en bevestig met RM. Bijzondere vormen. Dit omvat enkel het tekenen van een spiraal. Tekenen van een spiraal. Offset en straal zijn instelbaar.
2.19.a
Object
Weergeven van info. Duid het gewenste element aan met LM, en druk vervolgens RM indien het informatievenster niet verschijnt. Weergeven van info over een object.
2.19.b
Point
Weergeven van info over een punt.
2.19.c
Distance
Weergeven van info over een rechte.
2.19.d
Angle
Weergeven van info over een hoek.
2.19.e
Perimeter
2.19.f
Area
2.19.g
Drawing
Weergeven van algemene info over een volledige tekening.
2.20
Next page
Terugdraaien pagina binnen dit tekenmenu. Vorige iconen worden nu terug weergegeven.
2.21
Move
Verplaatsen van een object t.o.v. de oorpsrong/ het nulpunt. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en: • ofwel geeft men dan het te verplaatsen oriëntatiepunt in in de balk onderaan scherm
2.19
Information
Weergeven van info over een omtrek. Weergeven van info over een oppervlak.
2.21.a
Horizontal
2.21.b
Vertical
2.22
Fillet
2.22.a
Multiple
2.22.b
Chamfer
2.23 2.23.a
Trim Trim first object only
(bevestigen met LM of ENTER) en tenslotte ook de eindbestemming van dit punt. • ofwel doet men dit alles handmatig met LM. Horizontaal verplaatsen van een object t.o.v. de oorpsrong/ het nulpunt. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en: • ofwel geeft men dan de te wijzigen Xcoördinaat in in de balk onderaan scherm (bevestigen met LM of ENTER) en tenslotte ook de eindbestemming van dit punt. • ofwel doet men dit alles handmatig met LM. Verticaal verplaatsen van een object t.o.v. de oorpsrong/ het nulpunt. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en: • ofwel geeft men dan de te wijzigen Ycoördinaat in in de balk onderaan scherm (bevestigen met LM of ENTER) en tenslotte ook de eindbestemming van dit punt. • ofwel doet men dit alles handmatig met LM. Aanbrengen van een afronding op 2 snijdende rechten. Duid beide rechten aan met LM en geef de gewenste radius/ straal van afronding in. Bevestig met LM of ENTER. Aanbrengen van meerdere even grote afrondingen op snijdende rechten. Duid de rechten aan met LM, bevestig selectie met RM, geef de gewenste radius/ straal van afronding in. Bevestig met LM of ENTER. Aanbrengen van een afschuining op 2 snijdende rechten. Duid beide rechten aan met LM en geef de lengte van afschuining in in balk onderaan scherm. Bevestig met LM of ENTER. • Indien men een symmetrische (evenveel in X- als Y-richting) afschuining beoogt, geef dan 1 getal in. Dit getal is dus zowel aan de afgenomen X- als Y-lengte gelijk. • Indien men een asymmetrische afschuining beoogt, geef dan aXbY in bvb. a15b10. De afgenomen X-lengte is dus 15, de Y-lengte is hier 10. Inkorten van 2 snijdende lijnen vanaf hun snijpunt én verlengen van 2 denkbeeldig snijdende lijnen tot aan hun denkbeeldig snijpunt. Inkorten van de eerst aangeduide lijn van 2 snijdende lijnen vanaf hun snijpunt én verlengen van de eerst aangeduide lijn van 2 denkbeeldig snijdende lijnen tot aan hun denkbeeldig snijpunt.
2.23.b
Match
2.23.c
Free extend/ shorten
2.24
Copy
2.24.a
Array
2.24.b
Polar array
2.24.c
Rectangular array
2.25
2.25.a 2.26 2.26.a
Stretch
With object lenght Scale From center
Inkorten van meerdere lijnen vanaf hun afzonderlijke snijpunten met een gemeenschappelijke snijrechte én verlengen van meerdere denkbeeldig snijdende lijnen tot aan hun afzonderlijke denkbeeldige snijpunten met een gemeenschappelijke snijrechte. Inkorten én verlengen van rechten en cirkelbogen: • Ofwel via ingeven van de coördinaten van het te verplaatsen eindpunt in balk onderaan scherm. • Ofwel tekenen m.b.v. LM. Kopiëren van een object (vast nulpunt). Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en: • ofwel geeft men dan het te verplaatsen oriëntatiepunt in in de balk onderaan scherm (bevestigen met LM of ENTER) en tenslotte ook de eindbestemming van dit punt. • ofwel doet men dit alles handmatig met LM. Kopiëren van een object (vast nulpunt) in roostervorm. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en geef het gewenst aantal kolommen en rijen in. Kopiëren van een object (vast nulpunt) in cirkelvorm. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en geef het gewenst aantal kopiën en de straal van de cirkel in. Kopiëren van een object (vast nulpunt) in cirkelvorm. Duid de gewenste objecten aan met LM, eventueel door een venster open te trekken met LM, RM om selectie te bevestigen en geef het gewenst aantal kopiën en de te volgen rechte in. Uitrekken en hellen van objecten. Duid de (delen van) objecten aan met LM en ook een punt om vast te nemen bij het verslepen. Geef nu de eindbestemming van dat punt in in balk onderaan of bepaal dit handmatig met LM. Uitrekken en hellen van objecten. Duid de (delen van) objecten aan met LM en geef de nieuwe lengte in in het verschenen venster. Schalen van (delen van) objecten. Kleiner dan 1 Æ reductie Groter dan 1 Æ vergroot Gelijktijdig horizontaal + verticaal schalen van (delen van) objecten vanuit het centrum. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster
2.26.b
From left bottom
2.26.c Horizontal from center
2.26.d
Vertical from center
2.26.e
Horizontal with basis
2.26.f
Vertical with basis
2.27
Rotate
2.27.a
Round own axis
2.27.b
+90° (left)
2.27.c
-90° (right)
2.27.d
180°
2.27.e
From point to point
2.28
Mirror
of bepaal dit handmatig met LM. Schalen van (delen van) objecten vanuit de linker benedenhoek. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster of bepaal dit handmatig met LM. Horizontaal schalen van (delen van) objecten vanuit het centrum. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster of bepaal dit handmatig met LM. Verticaal schalen van (delen van) objecten vanuit het centrum. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster of bepaal dit handmatig met LM. Horizontaal schalen van (delen van) objecten vanuit een zelf gekozen basispunt. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster of bepaal dit handmatig met LM. Verticaal schalen van (delen van) objecten vanuit een zelf gekozen basispunt. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de schaalfactor in in het verschenen venster of bepaal dit handmatig met LM. Roteren van een object. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef het rotatiecentrum en de rotatiehoek in in de balk onderaan of bepaal dit alles handmatig met LM. Roteren van een object rond z’n as/ zwaartepunt. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef de rotatiehoek in in de balk onderaan of bepaal dit alles handmatig met LM. Roteren van een object rond z’n as/ zwaartepunt over 90° in tegenwijzerzin. Duid de (delen van) objecten aan met LM en bevestig met RM. Roteren van een object rond z’n as/ zwaartepunt over 90° in wijzerzin. Duid de (delen van) objecten aan met LM en bevestig met RM. Roteren van een object rond z’n as/ zwaartepunt over 180°. Duid de (delen van) objecten aan met LM en bevestig met RM. Roteren van een object. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en geef het rotatiecentrum en de begin- en eind coördinaten van een gekozen punt in in de balk onderaan of bepaal dit alles handmatig met LM. Spiegelen van (delen van) een object.
2.28.a
Horizontal
2.28.b
Horizontal with copy
2.28.c
Vertical
2.28.d
Vertical with copy
2.28.e Horizontal and vertical
2.29
Change
2.29.a
Object
2.29.b
Text
2.29.c
Attribute
2.29.d
More objects
2.30
2.30.a
Horizontaal spiegelen van een object zonder behoud van het origineel. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en plaats of handmatig met LM of door ingeven van ‘xX’ (bvb. x5) de symmetrieas. Horizontaal spiegelen van een object met behoud van het origineel. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en plaats of handmatig met LM of door ingeven van ‘xX’ (bvb. x5) de symmetrieas. Verticaal spiegelen van een object zonder behoud van het origineel. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en plaats of handmatig met LM of door ingeven van ‘yY’ (bvb. y5) de symmetrieas. Verticaal spiegelen van een object met behoud van het origineel. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en plaats of handmatig met LM of door ingeven van ‘yY’ (bvb. y5) de symmetrieas. Horizontaal én verticaal spiegelen van een object met behoud van het origineel. Duid de (delen van) objecten aan met LM, bevestig met RM en plaats of handmatig met LM of door ingeven van ‘xXyY’ (bvb. x5y10) de symmetrieas. Veranderen van bestaande objecten en tekst. Veranderen van dimensies en kleur van objecten. Duid met LM het object aan en breng waar nodig aanpassingen aan in het verschenen venster. Veranderen van de inhoud van tekst. Duid met LM de tekst aan en breng waar nodig aanpassingen aan in het verschenen venster.
Break
Veranderen van tekstdimensies en –kleur, lijndiktes van objecten, de laag waarin men tekent e.d.. Kies de te veranderen karakteristiek. Duid met LM het object of de tekst aan en breng waar nodig aanpassingen aan in het verschenen venster. Opdelen van 1 rechte of 1 cirkel(boog) in kleinere
Multiple
delen. Op deze manier kan men eenvoudig met een deeltje aanduiden en verwijderen bvb.. Duid hiertoe met LM de lijn aan die je wilt opdelen, duid met LM minstens 2 breekpunten aan en bevestig dit met RM. Opdelen van meerdere lijnen in kleinere delen. Op deze manier kan men eenvoudig met
een
2.30.b
Cut out
2.31
Erase
2.32
Next page
2.33
Offset
2.34
Create block
2.35
Split
2.35.a
Remove objects
2.35.b
Split text
2.36
Join
2.37
Make drawing precise
2.38
Bring to foreground
2.38.a 2.39
deeltje aanduiden en verwijderen bvb.. Duid hiertoe met LM de lijnen aan die je wilt opdelen, bevestig dit met RM en duid de snijlijn aan met RM . Verwijderen van een deel van een lijn. Duid hiertoe met LM de snijlijn(en) aan, bevestig dit met RM en duid tenslotte met LM de te snijden lijn aan. Verwijderen van (delen van) objecten, tekst e.d.. Duid met LM het te verwijderen aan en druk nogmaals LM om te bevestigen. Omdraaien pagina binnen dit tekenmenu. Nieuwe iconen worden nu weergegeven. Plaatsen van een identieke contour, breder of smaller. Duid het object aan met LM, bevestig met RM en geef dan of de offset-afstand in in balk onderaan of bepaal deze handmatig met LM. Aanmaken van een blok (geheel van verschillende objecten). Op deze manier kan men deze eenvoudig in één keer verslepen bvb.. Duid met LM de gewenste objecten aan en bevestig met RM. Geef tenslotte ofwel een basispunt in in de balk onderaan of doe dit handmatig met LM. Opsplitsen van een blok (geheel van verschillende objecten). Op deze manier kan men eenvoudig een rechthoek opsplitsen bvb.. Duid met LM de gewenste objecten aan en bevestig met RM. Verwijderen van bepaalde delen van een blok. Opdelen van tekst in rechten en cirkelbogen. Indien men dit niet doet zal het onmogelijk zijn de tekst te graveren. Verbinden van aparte lijnen. Met het verschijnende tolerantievenster kan men instellen vanaf welke lengte van onderbreking de lijnen zullen verbonden worden. Automatisch laten verbinden van aparte lijnen. Alle onderbrekingen worden nu weggewerkt. Met het verschijnende tolerantievenster kan men instellen vanaf welke lengte van onderbreking lijnen zullen verbonden worden.
Bring to background Next page
Terugdraaien pagina binnen dit tekenmenu. Vorige iconen worden nu terug weergegeven.
Menu 3: Manufacture/ Bewerken Hoofdstuk 3
Naam Manufacture Bewerken
3.1
Pocket
3.1.a
Circular pocket
3.1.b
Face milling
3.2 3.2.a
Contour Circular milling
3.3
Path
3.4
Spot drilling
Icoon
Betreft: De werkstukbewerkingen, wijzigingen in gereedschapsbanen en in- en uitloop. Kamerfrezen. Rondekamerfrezen. Vlakfrezen. Contourfrezen. Rondecontourfrezen. Padfrezen. Centerboren.
3.4.a
Reaming
Ruimen.
3.4.b
Turning out
Kotteren.
3.5
Drilling
Boren. Om het programma eenvoudig de juiste boor te laten kiezen??
3.5.a
Drill diameterwise
3.5.b
Reaming
Ruimen.
3.5.c
Turning out
Kotteren.
Tapping
Draadtappen.
3.6.a
Reaming
Ruimen.
3.6.b
Turning out
Kotteren.
3.6
3.7
Engrave
3.8
Profile
Graveren. Profielfrezen.
3.8.a
Mill sinking selecting objects
Aanbrengen van cirkelvormige verzinkingen.
3.8.b
Mill sinking selecting diameter
Aanbrengen van verzinkingen voor metrische schroefdraad.
3.9
Helix
3.10
Manufacturing modules
3.11
Digitize
3.11.a
Scan surface in rectangular area
3.12
Next page
3.13
Rotate plane
3.13.a
Mill path in X,Z-plane
3.13.b
Mill path in Y,Z-plane
3.14
Project job
3.14.a
Plane
3.14.b
Sphere top
3.14.c
Sphere bottom
3.14.d
Cone top
3.14.e
Cone bottom
3.15
Mill pieces with bridges
Helicoïdaal frezen.
Opmeten werkstukdimensies m.b.v. taster. Opmeten werkstukoppervlak. Omdraaien pagina binnen dit bewerkingsmenu. Nieuwe iconen worden nu weergegeven.
3.15.a
Insert bridges
3.15.b
Change bridge
3.15.c
Change all bridges of job
3.15.d
Delete bridges
3.15.e
Delete all bridges of job
3.16
Next page
Terugdraaien pagina binnen dit bewerkingsmenu. Vorige iconen worden nu terug weergegeven.
3.17
Change job
3.18
Approuch
Wijzigen van de job. Klik met LM op de te veranderen jobwijzer (pijltje of kruisje) en breng wijzigingen aan waar gewenst. Wijzigingen beginpositie inloop én inloopwijze.
3.18.a
Cut in only
Dalen langs contour.
3.18.b
Right angled line
Loodrecht naar contour.
3.18.c
Line
Onder hoek naar contour.
3.18.d
In direction of contour
In langsrichting van contour.
3.18.e
Tangential with arc
Met boog rakend aan contour.
3.18.f
Tangential line and arc
3.18.g
Two lines
Met 2 rechten naar contour.
3.18.h
Two arcs
Met 2 bogen naar contour.
3.18.i
Arc and line
Met boog gevolgd door rechte langs contour.
3.18.j
Three lines
Met 3 lijnen naar contour.
3.19
Depart
Met rechte gevolgd door boog rakend aan contour.
Wijzigingen beginpositie uitloop én uitloopwijze. Klik met LM op de te veranderen jobwijzer (pijltje of kruisje) en wijzig.
3.20
3.19.a,3.19.b,3.19.c, 3.19.d,3.19.e,3.19.f, 3.19.g,3.19.h,3.19.i,3.19.j Sort
3.20.a
Optimize rapid
3.20.b
Optimize rapid traverse with multiple parts
3.20.c
Undo
Idem als 3.18 Sorteer de verschillende jobs in de gewenste volgorde. De jobs zijn immers gerangschikt volgens de orde dat ze werden aangebracht. Klik met LM op de jobwijzers en dit in de gewenste volgorde. Bevestig met RM.
3.21
Approuch/ depart
Wijzig in- én uitloop tegelijkertijd. Klik met LM op de te veranderen jobwijzer (pijltje of kruisje) en wijzig. Idem als 3.18
3.22
3.21.a,3.21.b,3.21.c, 3.21.d,3.21.e,3.21.f, 3.21.g,3.21,3.21.i,3.21.j Desactivate/ activate
3.23
Desactivate all
3.24
Activate all
3.25
Erase direction point
3.26
Erase whole job
3.27
Next page
Omdraaien pagina binnen dit bewerkingsmenu. Nieuwe iconen worden nu weergegeven.
3.28
Direction
3.29
Start point
Wijzigen van de zin van een jobwijzer én van linkse of rechtse positionering ten opzichte van de freesbaan. Verplaatsen van een jobwijzer. Bepaal of enkel de inloop, enkel de uitloop of beiden dienen gewijzigd te worden. Het snijgereedschap zal nu dus het materiaal beginnen raken of verlaten op de nieuwe gekozen positie. Klik hiertoe met LM op de jobwijzer en klik nogmaals met LM om de positie handmatig te bepalen of geef de coördinaten in in de balk onderaan scherm. Vb.: indien een de jobwijzer aan een rechthoek van één zijde naar een andere moet verplaatst
Desactiveer/ activeer e job. Klik met LM op de te gewenste jobwijzers (pijltje of kruisje) en bevestig met RM. Desactiveer alle jobs. Activeer alle jobs. Verwijderen van jobwijzers. Klik met LM op de te verwijderen jobwijzers (pijltje of kruisje). Verwijderen van jobs. Klik met LM op de te verwijderen jobs (pijltje of kruisje).
3.30
Start object
3.31
Convert jobs into drawing objects
3.31.a
Create objects from path of tooldir
3.31.b
Create objects from jobs of tooldir.
3.32
Next page
worden dan is dit mogelijk met toets 3.30, en niet met 3.29 waar er enkel langs een zijde van de rechthoek kan verschoven worden. Verplaatsen van een jobwijzer van één object naar een ander binnen dezelfde job. Klik hiertoe met LM op de jobwijzer en klik nogmaals met LM om het bestemmingsobject handmatig vast te leggen. Vb.: indien een de jobwijzer aan een rechthoek van één zijde naar een andere moet verplaatst worden dan is dit mogelijk met toets 3.30, en niet met 3.29 waar er enkel langs een zijde van de rechthoek kan verschoven worden.
Terugdraaien pagina binnen dit bewerkingsmenu. Vorige iconen worden nu terug weergegeven.
3.1 Pocket: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.1
Naam Pocket
Icoon
Betreft: Kamerfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. • Duid met LM de plaats van inloop aan. • Beweeg de muis om de bewegingszin aan te geven en bepaal zo: mee- of tegenlopend frezen én links of rechts van de freesbaan, klik LM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Venster 1 1. Kies met de pijltjes het juiste werkstukmateriaal. Opgelet: men dient eerst de materiaaltabellen aan te vullen indien het gewenste materiaal nog niet bestaat. 2. Geef de afmetingen in van het ruw materiaal. Opgelet: gebruik steeds enkel de X-, Y- en Z-vensters, ook wanneer men bv. een spiebaan in een as wil frezen. Definieer het werkstuk dus steeds als balkvorm. 3. Het werkstukoppervlak in Z-richting (hoogte vanwaar materiaal aanwezig is) laat men voor de eenvoud op 0 staan. 4. Geef aan bij welke oorsprongen een identiek werkstuk is opgespannen.
Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de freesdiepte Z in, en het gewenst aantal trappen waarin deze diepte bereikt wordt. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in.
4. Stel de offsets in XY en Z in en bepaal of het een: • ruwoperatie, • finisseeroperatie, • ruw- + finisseeroperatie, • of een ruw- + finisseeroperatie in Z betreft. Opgelet: de ingestelde offset wordt genegeerd bij een finisseeroperatie. De offset is dus enkel van kracht bij een ruwoperatie. Bij het finisseren wordt dus m.a.w. het offsetmateriaal weggefreesd dat tijdens het ruwen was blijven staan. 5. Bepaal het induiken: • verticaal, • met een hoek, • helicoïdaal in wijzerzin, • helicoïdaal in tegenwijzerzin, • helicoïdaal met opgegeven diameter en hoek. 6. Bepaal de in- en uitloop: • dalen langs contour, • loodrecht naar contour, • onderhoek naar contour, • in langsrichting van contour, • met boog rakend aan contour, • met rechte gevolgd door boog rakend aan contour. 7. Stel het overlappingspercentage in bij het uitruwen en bepaal de uitruwbaan: • zigzag in X, • zigzag in Y, • parallel aan de contour. Indien de laatste gekozen wordt kan men eveneens kiezen of dit gebeurd: - van binnen naar buiten, - van buiten naar binnen. 8. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.1.a Circular pocket: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.1.a Circular pocket
Icoon
Betreft: Rondekamerfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. De plaats van inloop komt automatisch op 0° (overgang kwadrant IVÆI) te staan. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1
3.1.b Face milling: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.1.b Face milling
Icoon
Betreft: Vlakfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de freesdiepte Z in, en het gewenst aantal trappen waarin deze diepte bereikt wordt. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. 4. Stel de offsets in Z in en bepaal of het een: • ruwoperatie, • finisseeroperatie, • of een ruw- + finisseeroperatie in Z betreft. Opgelet: de ingestelde offset wordt genegeerd bij een finisseeroperatie. De offset is dus enkel van kracht bij een ruwoperatie. Bij het finisseren wordt dus m.a.w. het offsetmateriaal weggefreesd dat tijdens het ruwen was blijven staan. 5. Bepaal de vlakmode: • zigzag binnen de contour, • zigzag in voeding tot buiten de contour, • zigzag in ijlgang tot buiten de contour, • of in één enkele richting. 6. Bepaal het induiken: • in voeding, • of snelheid. 7. Stel de veiligheidsafstand (hoogte vanaf waar het induiken gebeurt) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. 8. Stel het overlappingspercentage in.
9. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.2 Contour: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Contour 3.2
Icoon
Betreft: Contourfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de freesdiepte Z in, en het gewenst aantal trappen waarin deze diepte bereikt wordt. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Bepaal of de freeszin constant is of alternerend. Dit kan handig zijn om bvb. bij het frezen van groeven de het gereedschap niet steeds in ijlgang te laten terugkeren. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. 4. Stel de offsets in XY en Z in en bepaal of het een: • ruwoperatie, • finisseeroperatie, • ruw- + finisseeroperatie, • een ruw- + finisseeroperatie in Z • een ruw- + finisseeroperatie in XY • een ruw- + finisseer- in Z + finisseeroperatie in XY • een ruw- + finisseer- in XY + finisseeroperatie in Z betreft. Opgelet: de ingestelde offset wordt genegeerd bij een finisseeroperatie. De offset is dus enkel van kracht bij een ruwoperatie. Bij het finisseren wordt dus m.a.w. het offsetmateriaal weggefreesd dat tijdens het ruwen was blijven staan.
5. Bepaal het induiken: • verticaal, • met een hoek, • helicoïdaal in wijzerzin, • helicoïdaal in tegenwijzerzin, • helicoïdaal met opgegeven diameter en hoek. 6. Bepaal de in- en uitloop: • dalen langs contour, • loodrecht naar contour, • onderhoek naar contour, • in langsrichting van contour, • met boog rakend aan contour, • met rechte gevolgd door boog rakend aan contour. 8. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.2.a Circular milling: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.2.a Circular milling
Icoon
Betreft: Rondecontourfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. De plaats van inloop komt automatisch op 0° (overgang kwadrant IVÆI) te staan. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.2
3.3 Path: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Path 3.3
Icoon
Betreft: Padfrezen. • Duid met LM alle elementen van de freesbaan aan, klik RM om te bevestigen. • Duid met LM de plaats van inloop aan. • Beweeg de muis om de bewegingszin aan te geven en bepaal zo: mee- of tegenlopend frezen én links of rechts van de freesbaan, klik LM om te bevestigen.
•
Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.2
3.4 Spot drilling: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Spot 3.4 drilling
Icoon
Betreft: Centerboren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de boordiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de wachttijd dat het gereedschap op de laagste positie dient te blijven staan in. Dit is handig wanneer men een gepolijst oppervlak wil bekomen bij het … bvb.. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.4.a Reaming: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.4.a Reaming
Icoon
Betreft: Ruimen. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4. 5.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de ruimdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de wachttijd dat het gereedschap op de laagste positie dient te blijven staan in. Dit is handig wanneer men een gepolijst oppervlak wil bekomen bij het … bvb.. Bepaal of het gereedschap bij de cyclus in ijlgang of in voeding dient terug te trekken. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.4.b Turning out: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.4.b Turningout
Icoon
Betreft: Kotteren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de kotterdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.5 Drilling: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Drilling 3.5
Icoon
Betreft: Boren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4.
5.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de boordiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de wachttijd dat het gereedschap op de laagste positie dient te blijven staan in. Dit is handig wanneer men een gepolijst oppervlak wil bekomen bij het bvb.. Bepaal de gang van het gereedschap bij de boorcyclus: • in voeding in, in ijlgang uit, • in voeding in, in voeding uit, • volgens een spaanbreekcyclus: in voeding per stap met lengte D in, in ijlgang een millimeter terug na elke neerwaartse stap, • volgens een diepgatcyclus (bij diepe boringen om de spanen te verwijderen): in voeding per stap met lengte D in, in ijlgang opnieuw tot uit het materiaal na elke neerwaartse stap, • met voeding F over een afstand D in + verder in met voeding F2 tot aan Z, in ijlgang uit. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.5.a Drill diameterwise: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.5.a
Naam Drill diameterwise
Icoon
Betreft: Diametergewijs boren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. • Vul venster 3 (bijkomende boorkarakteristieken) in, klik OK. Venster 2
1. Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat.
2. Stel de boordiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de wachttijd dat het gereedschap op de laagste positie dient te blijven staan in. Dit is handig wanneer men een gepolijst oppervlak wil bekomen bij het bvb.. 3. Bepaal de gang van het gereedschap bij de boorcyclus: • in voeding in, in ijlgang uit, • in voeding in, in voeding uit, • volgens een spaanbreekcyclus: in voeding per stap met lengte D in, in ijlgang een millimeter terug na elke neerwaartse stap, • volgens een diepgatcyclus (bij diepe boringen om de spanen te verwijderen): in voeding per stap met lengte D in, in ijlgang opnieuw tot uit het materiaal na elke neerwaartse stap, • met voeding F over een afstand D in + verder in met voeding F2 tot aan Z, in ijlgang uit. 4. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
Venster 3 1. Stel in: • Benodigde diameter, • benodigde diameter, • snijlengte, • aaa • plaats in het magazijn. 2. Bepaal het materiaal van de boor: • HSS, • HM, • TiN • of TiCN.
3.5.b Reaming: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.5.b Reaming
Icoon
Betreft: Ruimen. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.4.a
3.5.c Turning out: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.5.c Turningout
Icoon
Betreft: Kotteren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.4.b
3.6 Tapping: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Tapping 3.6
Icoon
Betreft: Draadtappen. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de tapdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel de spoed van de draad in a.d.h.v. het uitrolmenu: klik op het pijltje en beweeg de muis in dit menu naar beneden voor grotere waarden. Bepaal het type draad: • ISO/ metrisch • ISO/ fijn Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.6.a Reaming: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.6.a Reaming
Icoon
Betreft: Ruimen. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.4.a
3.6.b Turning out: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam 3.6.b Turningout
Icoon
Betreft: Kotteren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (boorkarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.4.b
3.7 Engrave: bijhorende toetsen Hoofdstuk Naam Engrave 3.7
Icoon
Betreft: Graveren. • Duid met LM de boring aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (graveerkarakteristieken) in, klik OK. 1. 2. 3.
4.
Venster 2 Geef een naam aan de job. IIII Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. Stel de graveerdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel het terugkeerniveau (hoogte, lager dan het initieel niveau, tot waar het gereedschap in Z stijgt na het beëindigen van een deel van één tekst, door deze kleinere hoogte moet het gereedschap niet telkens tot het initieel niveau stijgen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Bepaal de gang van het gereedschap bij de graveercyclus: • 1 enkele doorgang, • 1 maal tegenwijzerzin + 1 maal wijzerzin. Stel de gewenste snijsnelheid (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheid(mm/ min) in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.8 Profile milling: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.8
Naam Profile
Icoon
Betreft: Profielfrezen. • Duid met LM alle te frezen objecten aan, klik RM om te bevestigen. • Duid met LM de plaats van inloop aan. • Beweeg de muis om de bewegingszin aan te geven en bepaal zo: mee- of tegenlopend frezen én links of rechts van de freesbaan, klik LM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de tolerantie (maximale afwijking van de verzinking ten gevolge van het trapsgewijs aanbrengen ervan) in, en bepaal of deze verdeeld dient te zijn over beide zijden of enkel buiten of binnen het materiaal dient genomen te worden. 4. Bepaal het gewenste profiel: • boog - rechte - boog, • rechte - verticale - boog, • boog - verticale - rechte, • gebaseerd op een getekend profiel hetgeen men kan men ophalen uit het bestand, en dit met de parameters A (hoek van de rechte), B (hoogte i.g.v. rechte/ booglengte i.g.v. boog) en C (hoogte i.g.v. rechte/ booglengte i.g.v. boog). 5. Stel de freesdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel de maximale freesdiepte per stap in. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in.
6. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.8.a Mill sinking selecting objects: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.8.a
Naam Mill sinking selecting objects
Icoon
Betreft: Aanbrengen van cirkelvormige verzinkingen. • Duid met LM de te verzinken cirkels/ cirkelbogen aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de tolerantie (maximale afwijking van de verzinking ten gevolge van het trapsgewijs aanbrengen ervan) in, en bepaal of deze verdeeld dient te zijn over beide zijden of enkel buiten of binnen het materiaal dient genomen te worden. 4. Stel de geometrie van de verzinking in:
• •
Sink (flat): horizontale lengte van vlakke verzinking, Depth of cone: horizontale lengte van conische verzinking.
5. Bepaal of de frees in wijzer- of tegenwijzerzin moet dalen en of de spiraalbeweging van boven ??? naar onder of van onder naar boven dient te verlopen. 6. Stel de freesdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel de maximale freesdiepte per stap in. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. 7. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.8.b Mill sinking selecting diameter: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.8.b
Naam Mill sinking selecting diameters
Icoon
Betreft: Aanbrengen van verzinkingen voor metrische schroefdraad. • Vul venster 1 (schroefdraaddefinitie) in, klik OK. • Duid met LM de centerpunten van de verzinkingen aan, klik RM om te bevestigen. Ofwel via ingeven van de coördinaten van de centers in balk onderaan scherm. • Vul venster 2 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 3 (freeskarakteristieken) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.8.a (zie venster 2) Venster 1 1. Bepaal voor welk type schroefdraad de verzinking bestemd is. 2. Bepaal de afwerkingsgraad van de verzinking.
3.9 Helix: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.9
Naam Helix
Icoon
Betreft: Helicoïdaal frezen. Toepasbaar op gesloten cirkels en cirkelbogen. • Duid met LM alle te frezen cirkels/ cirkelbogen aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK.
Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel de freesdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel de spoed van de draad in a.d.h.v. het uitrolmenu: klik op het pijltje en beweeg de muis in dit menu naar beneden voor grotere waarden. Bepaal het type draad: • ISO/ metrisch • ISO/ fijn Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. 4. Bepaal of er rechtshandige draad of linkshandige draad gewenst is, of de spiraalbeweging van boven ??? naar onder of van onder naar boven dient te verlopen en of er tegen- of meelopend dient gefreesd te worden. 5. Stel de offsets in XY in en bepaal of het een: • ruwoperatie, • finisseeroperatie, • of een ruw- + finisseeroperatie in XY betreft. Opgelet: de ingestelde offset wordt genegeerd bij een finisseeroperatie. De offset is dus enkel van kracht bij een ruwoperatie. Bij het finisseren wordt dus m.a.w. het offsetmateriaal weggefreesd dat tijdens het ruwen was blijven staan.
6. Bepaal de in- en uitloop: • dalen langs contour, • loodrecht naar contour, • onderhoek naar contour, • in langsrichting van contour, • met boog rakend aan contour, • met rechte gevolgd door boog rakend aan contour. 7. Stel de gewenste snijsnelheden (rpm) en XY- en Zvoedingssnelheden (mm/ min) van de ruw- en finisseergereedschappen in. Men kan ook gebruik maken van de bewerkingsdatatabel (toets 1), of het programma zelf een schatting laten maken (toets 2). Met de voorlaatste toets slaat men de waarden op in de bewerkingsdatatabel. De laatste toets van dit venster, het slotje, gebruikt men om…
3.11 Digitize: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.11
Naam Digitize
Icoon
Betreft: Opmeten werkstukdimensies m.b.v. taster. • Duid met LM alle te frezen cirkels en/of punten aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK.
Venster 2 1. Geef een naam aan de job. IIII 2. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 3. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. Stel de meetafstand (hoogte…) in. 4. Bepaal: • of er gegraveerd of gefreesd op een oneffen vlak moet worden, • of het oppervlak van een bestaand werkstuk dient opgemeten te worden om er een copie van te frezen.
3.11.a Scan surface in rectangular area: bijhorende toetsen Hoofdstuk 3.11
Naam Scan surface in rectangular area
Icoon
Betreft: Opmeten werkstukoppervlak. • Duid met LM alle te frezen cirkels/ cirkelbogen aan, klik RM om te bevestigen. • Vul venster 1 (werkstukdefinitie) in, klik OK. Æ IDENTIEK AAN 3.1 • Vul venster 2 (freeskarakteristieken) in, klik OK.
Venster 2 5. Geef een naam aan de job. IIII 6. Kies met de pijltjes het juiste gereedschap. Opgelet: men dient eerst de gereedschaptabellen aan te vullen indien het gewenste nog niet bestaat. 7. 8. Bepaal het gewenste profiel: • boog - rechte - boog, • rechte - verticale - boog, • boog - verticale - rechte, • gebaseerd op een getekend profiel hetgeen men kan men ophalen uit het bestand, 9. Stel de freesdiepte Z in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel de maximale freesdiepte per stap in. Stel het initieel niveau (hoogte tot waar het gereedschap nog in Z én in XY in ijlgang mag bewegen) in. Dit is een absolute maat. Stel de veiligheidsafstand (hoogte tot waar het gereedschap enkel nog in Z in ijlgang mag bewegen) in. Deze maat is relatief t.o.v. het werkstukniveau. Stel het werkstuk-niveau (hoogte waarop de materiaalafname begint) in. 10. 11.
Menu 4: Software tools Hoofdstuk 4
Naam Software tools
4.1 (*)
Job manager
4.2
Simulation
4.2.a
Vertragen
4.2.b
Versnellen
4.2.c
Zeer traag
4.2.d
Zeer snel
4.2.e
Stop simulatie
4.2.f Ga verder met simulatie 4.2.g
Stap voor stap
4.2.h
Herstart simulatie
4.2.i
Afsluiten
4.3 (*)
Tools
4.4 (*)
Material
4.5 (*)
Cutting data
4.6
Font editor
4.7 (*)
Machine
Icoon
Betreft:
4.8
Insert part in library
4.8.a
Only geometry
4.8.b
Only manufacturing
4.8.c Geometry+manufacturing 4.8.d
Icon from icon library
4.8.e Icon from drwing of part 4.9 (*)
Library manager
4.10 (*)
Icon-editor
4.1 Job manager: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.1 (*)
Naam Job manager
4.1.a
Save
4.1.b
Print
4.1.c
Optimize toolchange
4.1.d
Insert NC-code
4.1.e
Insert stop
4.1.f
Trickbox
4.1.g
Change
4.1.h
Move
4.1.i
Copy
4.1.j
Number tools
4.1.k
Erase
4.1.l
Origin
4.1.m
Activate all jobs
4.1.n
Desactivate all jobs
4.1.o
Split
4.1.p
Merge
4.1.q
Show Misc. Data
Icoon
Betreft:
(set origins in jobsÆ cfr help bij define workpiece)
4.1.r
Show Cutting Data
4.1.s
Origins
4.1.t
Up
4.1.u
Down
4.1.v
Previous page
4.1.w
Next page
4.1.x
Help
4.1.y
Quit Number of job Name of job (comment) Tool type Diameter Tool number (place of magasin) Picture of objects Amount of objects Depth Z Amount of stops Workpiece level Cooling Radius compensation Color of the toolpath’s simulation
Speed Feed XY Feed Z Origin no. 1 Origin no. 2 Origin no. 3 Origin no. 4 Origin no. 5 Origin no. 6 No.
4.3 Tools: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.3 (*) 4.3.a 4.3.b 4.3.c 4.3.d 4.3.e 4.3.f 4.3.g 4.3.h 4.3.i 4.3.j 4.3.k 4.3.l 4.3.m 4.3.n 4.3.o 4.3.p 4.3.q
Naam Tools Save Print Generate Trickbox New Change Move Copy Sort Erase Correction values Correction memory Up Down Previous page Next page Help
Icoon
Betreft:
4.3.r
Quit Number of tool Name of tool Tool type Diameter (set) Mesured diameter Length Teeth Material Tno. Cooling Mesured diameter
4.4 Material: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.4 (*) 4.4.a 4.4.b 4.4.c 4.4.d 4.4.e 4.4.f 4.4.g 4.4.h 4.4.i 4.4.j 4.4.k 4.4.l 4.4.m 4.4.n 4.4.o 4.4.p
Naam Material Select New Move Copy Save Print Erase Tool materials Milling tools Drilling tools Up Down Previous page Next page Help Quit Number of material
Icoon
Betreft:
Name of material Kategory Roughing mill End mill Graver Bezel mill
Ruwfrees. Finisseerfrees. Graveerstift. Plaquettefrees.
Radial mill Concave mill Special mill Spot-drill Drill Screw-tap Reamer Boring tool Core drill Spot facer
Centerboor. Boor. Draadtap. Ruimer.
4.5 Cutting data: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.5 (*) 4.5.a 4.5.b 4.5.c 4.5.d 4.5.e 4.5.f 4.5.g
Naam Cutting data Save Print Sort Cutting data Trickbox New Change Move
4.5.h 4.5.i 4.5.j 4.5.k 4.5.l 4.5.m 4.5.n 4.5.o 4.5.p
Copy Erase Rough milling End milling Up Down Previous page Next page
Icoon
Betreft:
4.5.q 4.5.r
Help Quit Number of Tooltype Diameter Tool material Tool name Cutting depth Workpiece material Speed Feed XY Feed Z
4.7 Machine: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.7 (*) 4.7.a 4.7.b 4.7.c 4.7.d 4.7.e 4.7.f 4.7.g 4.7.h 4.7.i 4.7.j 4.7.k 4.7.l 4.7.m 4.7.n 4.7.o
Naam Machine Select Change Configure NC-code New Sort Copy Save Print Erase Up Down Previous page Next page Help Quit Number of machine Name of machine
Icoon
Betreft:
Postprocessor Type of machine Maximal speed Maximal feed Parameter of serial interface Extention for NC-file name Change point of tool
4.9 Library manager: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.9 (*) 4.9.a 4.9.b 4.9.c 4.9.d 4.9.e 4.9.f 4.9.g 4.9.h 4.9.i 4.9.j 4.9.k 4.9.l 4.9.m 4.9.n 4.9.o 4.9.p 4.9.q
Naam Library manager Insert menu page Insert menu window Change part Move part Copy part Change icon Edit help Erase part Select New Change Move Copy Erase Trickbox New attribute Arange attribute
Icoon
Betreft:
4.9.r 4.9.s 4.9.t 4.9.u 4.9.v 4.9.w 4.9.x 4.9.y 4.9.z
Set attribute Change reference point Sort objects in part Up Down Previous page Next page Help Quit Number of library Name of library
4.10 Icon editor: bijhorende toetsen Hoofdstuk 4.10 (*)
Naam Icoon Icon editor
Betreft: Afblijven!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Menu 5: Library/ Bibliotheek Hoofdstuk 5
Naam Library Bibliotheek
Icoon
Betreft: Ni vandoen…
Menu 6: Settings/ Instellingen Hoofdstuk
Naam
Icoon
Betreft:
Settings Instellingen
6 6.1 (*) 6.1.a 6.1.b 6.1.c 6.1.d 6.1.e 6.1.f 6.1.g 6.2 6.3 6.4 6.5 6.5.a 6.6 6.7 6.7.a
Layer Table of layers Show previous layer Show next layer Turn on all layers Turn on single layer Turn on layer of object Turn off layer of object Define workpiece Origin Tabulator Border title block Delete frame Grid Set view View 1
Idem als bij bewerkingen waar dit automatisch gevraagd wordt.
6.7.b 6.7.c 6.7.d 6.7.e 6.8 (*)
View 2 View 3 View 4 View 5 Parameter
6.1 Layer: bijhorende toetsen Hoofdstuk
Naam Layer
6.1 (*) 6.1.a 6.1.b 6.1.c 6.1.d 6.1.e 6.1.f 6.1.g 6.1.h 6.1.i 6.1.j 6.1.k 6.1.l 6.1.m 6.1.n
Change New Move Copy Save Print Erase Delete objects on layer Up Down Previous page Next page Help Quit Number of layer Name of layer State (on/ off)
Icoon
Betreft:
Color Line width Line style Background color Appearence of line Line width at printing Fill style Print layer (yes/ no) Amount of objects
6.8 Parameter: bijhorende toetsen Hoofdstuk 6.8 (*) 6.8.a 6.8.b 6.8.c 6.8.d 6.8.e 6.8.f 6.8.g 6.8.h 6.8.i 6.8.j 6.8.k 6.8.l 6.8.m 6.8.n 6.8.o
Naam Parameter Format Manufacturing Size of memory Auto save Center line Info text Resolution Dimension Language Set up printer Set colors Mill-/ engrave-linestyles Password Dongle Set questions on/ off
Icoon
Betreft:
6.8.p 6.8.q 6.8.r 6.8.s 6.8.t 6.8.u
Import Part library Module of technology Layer General Save parameter