Businessmodellen voor Open Source software via Logic Modelling
26 juli 2007
Jeroen Donders Studentnr: 0355577 Eerste corrector: Bas Smit Tweede corrector: Ton Gruijters Faculteit der economie en bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave 1. Probleemstelling ..................................................................................................................... 2 1.1 Managementprobleem ...................................................................................................... 2 1.2 Onderzoeksvraag.............................................................................................................. 3 2. Literatuuronderzoek........................................................................................................... 5 2.1 Artikelen open source software .................................................................................... 5 2.1.1 Artikel Krishnamurthy(2003), An Analysis of Open Source Business Models.... 5 2.1.2 FLOSS Project(2002) Ghosh R.A., Glot, R., Krieger, B., Robles, G. .................. 7 2.1.3. Roger Clarke(2004), Open Source Software and Open Content As Models for eBusiness ...................................................................................................................... 10 2.2 Artikelen businessmodellen........................................................................................ 13 2.2.1 Petrovic, Kittl en Teksten (2001), Developing Business Models for eBusiness. 13 2.2.2 Dennis List(2006), What is a business model? ................................................... 14 2.3 Het conceptueel model ................................................................................................... 17 Producers ...................................................................................................................... 21 Lock-in ......................................................................................................................... 21 3 Onderzoeksontwerp............................................................................................................... 23 3.1 Technische opzet ............................................................................................................ 23 3.2 Methodische verantwoording van gebruik casestudie.................................................... 24 3.3 Kwaliteitscriteria binnen de casestudie .......................................................................... 26 3.4 Dataverzameling en methodologische verantwoording ..................................................... 28 4. Analyse ................................................................................................................................. 30 4.1 De situatie ....................................................................................................................... 30 4.2 De inputs......................................................................................................................... 31 4.3 Outputs ........................................................................................................................... 32 4.4 Outcomes........................................................................................................................ 34 4.5 Het model toegepast op United Knowledge met behulp van ‘logic Modelling’ ............ 36 5. Conclusie .............................................................................................................................. 40 Bijlage 1.................................................................................................................................... 44 Bijlage II Uitwerking interviews .............................................................................................. 46 Literatuurlijst ............................................................................................................................ 50
1
1. Probleemstelling 1.1 Managementprobleem Tegenwoordig is er een opkomst van een nieuw soort software binnen de software industrie, open source software. Open source software is software waarbij de broncode van de software vrij beschikbaar is gesteld door de makers. Hierdoor kan iedereen de software vrij distribueren, gebruiken, bestuderen en wijzigen. Het klinkt best raar als een bedrijf zomaar zijn product gratis verspreidt. Er is daarom de laatste jaren veel aandacht geweest voor open source software en meerdere economische analyses zijn beschreven(o.a. Raymond2000, Shapiro en Varian1999). Inmiddels zijn er een aantal theorieën over waarom bedrijven hun open source software gratis aanbieden. Echter in meerdere onderzoeken(Schiff, Lerner en Tirole, 2001) komt naar voren dat het nog niet duidelijk is op welke manier de open source software industrie deze theorieën in de praktijk uitvoert. Er is in deze artikelen een oproep gedaan om een duidelijker beeld te krijgen over de business modellen die bedrijven kunnen hebben bij het hanteren van open source software, zodat de concurrentie tussen open source bedrijven en gesloten software bedrijven beter kan worden verklaard. Rondom het onderwerp business modellen voor open source software is nog maar weinig geschreven. De bestaande artikelen geven een aanzet tot het verklaren van de manier waarop er business wordt gedreven in deze industrie. Echter, zoals ze zelf ook al aangeven, zijn ze nog niet getest in de praktijk. Dit is de reden waarom in dit onderzoek getracht zal worden aanzetten van modellen verder uit te werken door ze toetsten aan de praktijk. Verder geven ze ook een beeld van de situatie zoals er een paar jaar terug business werd bedreven en niet van het huidige tijdperk. De open source industrie is in deze jaren dermate gegroeid en ontwikkeld dat er inmiddels andere manieren van business bedrijven kunnen zijn ontwikkeld. Zo zijn commerciële software bedrijven als Microsoft en IBM zich gaan mengen in de markt. Overheden hebben besloten open source software uitvoerig te gaan gebruiken. Er is in Nederland een platform opgericht het OSSOS welke onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden om open source software te gaan gebruiken bij de overheid. Uit een rapport uit 2005(Baarsma) blijkt dat open source software grote maatschappelijke baten kan opleveren. Om deze reden heeft de overheid in 2006 bijvoorbeeld 55,5 miljoen euro vrijgemaakt om de overheid te gaan digitaliseren en daarmee de dienstverlening te verbeteren in gemeenten en centraal bij de overheid via open source(hartman-communicatie.nl, 2006).
2
Een businessmodel gespecificeerd op de overheid bestaat nog niet. Dit onderzoek zal daarom een businessmodel met de overheid als afnemer bevatten. Een business model kan ook, zoals in het literatuuronderzoek zal blijken, op verschillende manieren worden gedefinieerd. In dit onderzoek zal de definitie van Linder en Cantrell(2000) gebruikt worden; “An operating business model is the organization's core logic for creating value. The business model of a profitoriented-enterprise explains how it makes money. Since organizations compete for customers and resources, a good business model highlights the distinctive activities and approaches that enable the firm to succeed-to attract customers, employees, and investors, and to deliver products and services profitably. Only the business model components that are part of the essential logic are included.”
1.2 Onderzoeksvraag Het blijkt dat er dieper onderzoek nodig is naar welke businessmodellen bedrijven hanteren. De modellen die gemaakt zijn, moeten nog verder ingevuld en dieper in de praktijk getoetst worden. In dit onderzoek zal er gekeken worden waar deze modellen nog verder ingevuld moeten worden en hoe dit het beste gedaan kan worden. Verder zal er als voorbeeld éé n model verder uitgewerkt worden. In dit model is de overheid de afnemer van de Open Source sofware. Bij dit model zal gekeken worden of er andere activiteiten nodig zijn om te gemoed te komen aan de eisen van de overheid. De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt daarom: Welke businessmodellen zijn er uit te werken voor open source softwareleveranciers en hoe word t een businessmodel gespecificeerd op de overheid in de praktijk uitgevoerd?
Om deze vraag te beantwoorden zullen de volgende deelvragen worden gehanteerd: • Wat is een business model nu precies? Welke definitie kan het best gebruikt worden voor dit onderzoek? • Welke businessmodellen worden er beschreven in de literatuur over opensource? Hoe kunnen deze modellen verder uitgewerkt worden? • Welke methodes zijn er om deze business modellen op te stellen? En welke is het beste om te gebruiken?
3
• Na uitwerking en toetsing in de praktijk kan aangegeven worden waar de sleutel processen van de het uitgewerkte businessmodel liggen. Met de huidige literatuur valt ee n optimaal business model nog niet te bedenken. Er wordt daarom ook gekeken naar hoe de businessmodellen er op dit moment uit zien en ruimte voor verandering moet er dus bij in acht genomen worden. De scriptie zal er dus meer op gericht zijn om begrip te krijgen over de huidige situatie dan om een optimaal model te bedenken. In dit onderzoek zal met name aandacht worden besteed aan de methode van uitwerking van de modellen en vanwege het tijdsgebrek is ervoor gekozen om niet alle, maar slechts één model daadwerkelijk uit te werken. Dit model zal dus gebaseerd zijn op de overheid, omdat eerdere modellen zich hier nog niet op gefocused hebben. Het onderzoek is opgebouwd door allereerst een literatuuronderzoek te doen en daarbij de eerste drie deelvragen te beantwoorden. Vervolgens zal hieruit een conceptueel model volgen, welke een leidraad geeft voor het onderzoek. In het derde onderdeel van dit onderzoek zal uitgelegd worden hoe het onderzoek is uitgevoerd. Tenslotte volgen de uitkomsten van het onderzoek zelf in de analyse en de conclusie.
4
2. Literatuuronderzoek Over open source software, is de laatste jaren veel geschreven. Zo zijn er onderzoeken gedaan naar de criteria voor het selecteren van open source software voor bedrijven(o.a Bonaccorsi en Rossi, 2005). Ook verklaringen voor het gratis aanbieden van de software worden aangehaald(Schiff 2002, Lerner en Tirole, Raymond 2000 e.a.). Ondanks deze vele publicaties zijn er weinig praktijkvoorbeelden te vinden van hoe de businessstrategieën in de praktijk worden uitgevoerd door leveranciers. In het eerste gedeelte van het literatuur onderzoek zal de belangrijkste literatuur rondom businessstrategieën besproken worden, namelijk die van Krishnamurthy(2003), Raymond(2000), Clarke(2004) en het FLOSS project(2002). In het tweede gedeelte van het literatuuronderzoek zal specifiek gekeken worden hoe deze modellen uitgewerkt dienen te worden. Om dit uit te leggen zijn in dit onderdeel van de scriptie de volgende artikelen opgenomen; Petrovic en Kittl(2002) en List(2006). Na dit literatuuronderzoek zal aan de hand van deze artikelen een conceptueel model gepresenteerd worden. Hier wordt uitgelegd hoe de modellen verder uitgewerkt en gepresenteerd dienen te worden met behulp van de methodes die in het tweede gedeelte van het literatuur onderzoek zijn besproken.
2.1 Artikelen open source software
2.1.1 Artikel Krishnamurthy(2003), An Analysis of Open Source Business Models In het artikel van Krishnamurthy(2003) wordt uitgelegd hoe de producentenindustrie van een open source software product eruit ziet. Het begint met een community die de software gratis beschikbaar maakt aan elke geïnteresseerde gebruiker. Dit is de basis van elk business model van een open-source software bedrijf volgens deze auteur. De community hoopt uiteindelijk dat door het weggeven van de code van het product verder ontwikkeld kan worden. Het maakt hierbij geen onderscheidt tussen het aanbieden aan het bedrijfsleven of consumenten. Door het product gratis aan te bieden zal het snel globaal verspreid worden. Er zijn namelijk geen belastingrestricties of andere wetten. Het uiteindelijk verschil in businessmodellen van opensource bedrijven zit hem in de licentie. Hiermee krijgt de community controle over het product en de distributiemogelijkheden. Er zijn een aantal verschillende soorten licenties die een bedrijf kan
5
gebruiken, volgens Krishnamurthy(2003). Hij classificeert de licenties als GNU General public license (GPL) en alle overige licenties. De GPL licentie is de meest belangrijke en producten als Linux gebruiken deze. Het verschil met alle andere licenties is dat bij het distribueren en verkopen van de software onder GPL licentie de gehele broncode van de producten vrijgegeven moeten worden. Dit betekent echter niet dat het product gratis aangeboden hoeft te worden. Echter de broncode moet wel vrijgegeven worden. De businessmodellen van Krishnamurthy(2003) zijn vervolgens opgebroken in twee soorten, een GPL soort en een non-GPL soort. Er zijn volgens Krishnamurthy(2003) drie businessmodellen die gemaakt worden voor een softwareleverancier. Te noemen; een distributeuren model, een producer model en een third-party service provider. Een Distributeur brengt de opensource software uit. Het kan winst maken door het op een cd uit te brengen, service te leveren en te zorgen voor upgrades zodat men altijd over de beste mogelijkheden beschikt. Een ´Producer ´, met een non-GPL model kunnen op twee manieren geld verdienen. Ten eerste door de source code te integreren in een grotere code en daarmee een beter en nieuw product te maken. Ten tweede door het te koppelen aan een product. Met een GPL model moet de producer de broncode vrijgeven. Het verschil met een non-GPL model is dus dat men dit niet hoeft te doen en zonder enige problemen de broncode kan gebruiken. ´Third-Party Service provider´; leveren service aan producten die zij interessant vinden. Deze service is vaak van hoogwaardige kwaliteit. Hierdoor kunnen bedrijven snel geholpen worden door experts. In dit artikel wordt vervolgens gekeken wat voor een potentie een open source product heeft in de markt. Om dit te weten te komen moeten er volgens Krishnamurthy(2003) naar twee dimensies gekeken worden; ‘customer applicability’ en ‘relative product importance’. ‘Customer applicability’ omschrijft de grote van de markt die het product inneemt. ‘Relative product importance’ beschrijft hoe belangrijk het is voor een consument om het te gebruiken op zijn computer. Vervolgens krijg je vier soorten producten die verkocht zouden worden uit een matrix. Zo zijn er sterren; deze hebben een hoge ‘customer applicability’ en een hoge ‘relative product importance’.
6
Vervolgens wordt er nog gesproken over de competitie van OSS, waaruit blijkt dat het belangrijk is dat producten innovatief zijn en met behulp van open source ook innovatiever worden gemaakt.
Samenvattend wordt het bij dit onderzoek duidelijk welke spelers er voor komen in een businessmodel. De modellen die gegeven zijn echter wel erg breed en het is niet duidelijk waar de informatiestromen nu echt lopen en waarmee uiteindelijk waarde wordt gecreëerd. Het artikel kan daarom in mijn ogen beter beschouwt worden als een goede aanzet tot de business modellen rondom open-source software. Ze zijn ook nog niet getoetst in de praktijk. Het geeft wel een twee indicatoren voor het meten van de potentie van open source software.
2.1.2 FLOSS Project(2002) Ghosh R.A., Glot, R., Krieger, B., Robles, G. Een interessant onderzoek naar business modellen van open source software is ook gedaan door het FLOSS project (2002). Dit redelijk onbekende onderzoek heeft al een duidelijke beschrijving kunnen geven van de markt van open source software. Het onderzoek bevat een aantal businessmodellen welke opgesteld zijn aan de hand van een literatuurstudie en aantekeningen van conferenties. De business modellen die gevonden zijn komen overeen met die van Krishnamurphy(2003) en zijn al iets verder uitgewerkt. Het is echter in 2002 geschreven en, zoals zal blijken, hebben er een aantal ingrijpende veranderingen in de software-industrie zich voorgedaan. Hierdoor is verdere uitwerking en onderzoek naar de businessmodellen nodig. In dit artikel worden de businessmodellen ingedeeld in twee groepen, de ‘distributeursretailers’ groep en ‘OSS gerelateerde service groep’. In ‘de distributeuren en retailers groep’zijn drie soorten modellen gevonden; de originele distributeuren, ‘niche en speciality distributeuren’ en ‘retailers van OSS-complementaire producten’. Bij de gerelateerde service groep zijn er twee; ‘OSS Development -interest enablers’ en’ service en support providers’. In dit onderzoek is per businessmodel kort een beschrijving gegeven van de markt en de voor- en nadelen hierbinnen. Het eerste soort business model is ‘de originele distributeuren’ . Dit zijn met name grote Linux bedrijven als SuSe en Redhat. Deze bedrijven bundelen duizenden open source software pakketen en maken vervolgens een besturingssysteem hiermee. Ze maken verschillende versies De één is meer gericht op de consumentenmarkt, de ander op het
7
bedrijfsleven en kan een server onderhouden. Een andere belangrijke taak is het optimaliseren van deze software. Als dit gebeurd is, wordt er nog een goede documentatie voor gemaakt en vervolgens kan het op cd uitgebracht worden en verkocht. Een groot voordeel is dat de productiekosten laag zijn aangezien de software voor het grootste gedeelte gratis is. Een nadeel is dat de marges ook laag zijn, waardoor de omzet weer hoog moet worden. Om deze reden is het erg belangrijk dat men veel investeert in brandmarketing. Een ander belangrijk onderdeel van de business volgens dit onderzoek is dat men de verkoopkanalen in handen heeft. Het wordt verkocht via retailers (voornamelijk boekenwinkels) of ‘Value added resellers’. Het is belangrijk deze in handen te hebben zodat het product goed verspreid wordt. In 2002 speelde inte rnet nog niet zo een grote rol in de opensource industrie. Tegenwoordig zijn deze kanalen minder belangrijk geworden en worden de producten via internet verkocht. Dit geeft aan dat er in het huidige tijdperk toch belangrijke veranderingen zijn te ontdekken in de businessmodellen. Verder schrijven ze dat met name de inkomsten komen uit het verkopen van verschillende versies van het product. In 2002 werd er nog niet zoveel geld verdiend aan de consulting van de software. Dit stond toen nog in de kinderschoenen. Tegenwoordig bestaat de inkomsten van deze bedrijven voornamelijk uit consulting en maakt men gebruik van de know -how van het optimaliseren van de software. Samenvattend blijkt dat de business tegenwoordig toch veranderd is ten opzichte van vroeger en het daarom interessant is om te onderzoeken waar de veranderingen zitten en wat de belangrijkste succesfactoren nu zijn. Een tweede soort business model is de ‘Speciality en niche distributeur s’. Deze produceren geen besturingssystemen maar aparte software. Een belangrijke taak voor dit businessmodel is dat de taken goed gecoördineerd worden zodat het product op tijd geleverd wordt en er een goede service wordt geleverd. Meestal worden ze opgenomen in een Linux distributie maar ze worden ook verkocht via de VARs en andere retailkanalen. Alleen het verkopen van het product levert maar weinig winst op. Er worden dan ook andere methodes gezocht om het product te verkopen. Door consulting en service wordt veel geld verdiend Door andere licenties te gebruiken, zodat commerciële besturingssystemen geld moeten betalen om het op te nemen, wordt geld verdiend. Verder wordt er winst gemaakt door propietairy software, software waarmee je het product kan uit breiden die wel veel geld kost. Deze markt is waarschijnlijk ook veranderd aangezien grote bedrijven als Microsoft en IBM inmiddels de dienst uit proberen te maken in deze markt. Verder is er veel meer concurrentie ontstaan doordat er in 5 jaar duizenden nieuwe open source software producten zijn bij gekomen. 8
Het derde soort businessmodel, de ‘retailers van OSS en complementaire producten’ , wordt vervolgens besproken. De retailers zijn de grote verkoopkanalen van de software. Daarnaast verkopen ze vaak ook extra documentatie over het onderwerp. Ze benaderen voornamelijk de massamarkt. In het onderzoek wordt al geschreven dat het vaak moeilijk is om zichzelf in de markt te positioneren. Er is wel behoefte aan documentatie van open source software. In hoeverre deze bedrijven zich hebben gehandhaafd is interessant om te onderzoeken.
De tweede groep is ‘OSS related services’. Deze bestaat uit twee soorten; ‘OSS Development en interest enablers’ en ‘service en support providers’. ‘OSS development en community enablers’, zijn volgens het FLOSS onderzoek(2001) met name twee actoren; marktplaatsen als sourcexchange.com en conference en trade fairorganisaties als Linux New media. De marktplaatsen proberen de gebruikers en de aanbieders van de software bij elkaar te brengen door te laten zien wat er te bieden is aan software. De andere groep organiseert voornamelijk congressen om zo de afnemers de beste keuze te kunnen laten maken. Hiervoor wordt dan een bepaald bedrag betaald. Deze business was in 2002 niet erg succesvol en veel van de bedrijven stopte ermee. Zo sloot sourcexchange in 2001. Inmiddels is bijvoorbeeld sourceforge.net uitgegroeid tot een van de grootste marktplaatsen. Het is interessant om te onderzoeken op welke manier deze industrie rendabel is geworden. Een belangrijk aspect van de business is dat er wel genoeg aanbieders van het product moeten zijn om het voor de kopers interessant te maken om een vergelijking te doen. Verder is de reputatie die men opbouwt belangrijk. Het laatste business model dat is omschreven is ‘OSS related service en support’. Dit businessmodel kan onderverdeeld worden in twee soorten bedrijven. De eerste heeft veel kennis van een Linux of OSS product en kan daardoor service op maat leveren. De tweede beschikt kennis over het implementeren van IT in een bedrijf en kan onder andere trainingen verzorgen. Het eerste model bevat overlapping met eerder genoemde andere modellen. Zo zijn de eerste groep belangrijke spelers, hier Linux distrubteuren als SuSe en Redhat, ‘niche en speciality companies(webgui)’ en onafhankelijke bedrijven met speciale kennis. De tweede groep is grote consulting bedrijven als KPMG, trainingbedrijven en recruiting bedrijven. De belangrijkste succesfactor is uiteindelijk de ervaring die het bedrijf heeft om zo de juiste service te kunnen leveren. Er zijn hier twee soorten van knowhow in deze businessproduct en proces. ‘Product knowhow’ is meer nodig bij consulting bedrijven die product support willen leveren. ‘Process knowhow’ is nodig bij de bedrijve n die aan strategische consulting doen en 9
de IT goed in een bedrijf willen implementeren. De business bij deze bedrijven is te vinden op kleine en grote schaal, bij consumenten en bedrijven. Ook bij de leveranciers van bedrijven, welke op die manier beter tot ontwikkeling van het product kunnen komen, is hier business. Daarnaast is er natuurlijk support bij de implementatie en het onderhoud van de systemen in een bedrijf dat er gebruik van wil maken. Samenvattend blijkt dat dit artikel meer gerelateerd is aan de praktijk, dan het artikel van Krishnamurphy(2003) . Het onderzoek is, echter nog niet diepgaand geschreven. Er is vooral gebruik gemaakt van websites van bedrijven om de praktijk te beschrijven. Er is meer onderzoek nodig om te kijken in hoeverre de ze businessmodellen in de loop der jaren zijn veranderd.
2.1.3. Roger Clarke(2004), Open Source Software and Open Content As Models for eBusiness In deze paper wordt eerst de historie beschreven van open source software Hieruit ontstaan vier verschillen met het volgen van een traditionele business software industrie. Er wordt uitgelegd dat business modellen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden van heel breed tot smal. Het wordt duidelijk dat er een taxonomie nodig is voor een business model. Volgens Clarke(2004) zou dit een omschrijving moeten zijn van de direct procurement en distribution, de kanalen die lopen van de toeleveranciers naar de uiteindelijke consument en de verschillende manieren waarop dit waarde oplevert. Clarke(2004) zegt uiteindelijk dat een business model in ieder geval antwoord moet geven op de vraag wie betaald wat, aan wie en waarom? Hier wordt een business model dus als iets heel breeds gezien. Vervolgens volgt de historie van de open source. In het begin werd de software automatisch bij de computer geleverd en was je afhankelijk van de toeleverancier. Academische departementen gaven de source code wel vrij zodat andere deze konden verbeteren. Er werd op allerlei manieren geld aan deze codes verdiend. Uiteindelijk werden er door regelgeving verschillende licenties voor het uitgeven van deze software gemaakt. Zoals al eerder beschreven is in het artikel van Krishnamurthy(2003) is de bekendste de GNU licentie. Uiteindelijk beschrijven ze vier stromingen in de economie die een verklaring geven voor het ontstaan van open source software en het dus aanbieden van een gratis product. De 10
eerste is de informatie economie, er is meer bekend door internet over software en het kan ermee makkelijk verandert worden en verspreidt worden. De tweede stroom is ‘Network economics’, doordat internet een netwerk aan producten aanbiedt gaan de prijzen omlaag en moeten er andere manieren gevonden worden om producten aan te bieden. De schaarste van goederen is hierdoor vermindert en bij aanpassing van het product kan het makkelijk verspreidt worden. Ten derde de ‘Nature of reciprocity’, door internet kunnen er ook andere manieren dan met geld alleen gehandeld worden en door het verspreiden van de software ontstaan er weer nieuwe mogelijkheden om hie rdoor waarde te verkrijgen. Tenslotte de ‘economics of innovation’, door het verspreiden van de source code kan er innovatie plaatsvinden wat meestal cumulatief gebeurd en waar een hoop mensen voor nodig zijn om dit te laten gebeuren. Het is dus handig om dit te doen omdat je dan direct toegang hebt tot een hoop actoren. Na het behandelen van de stromen worden deze theorieën in een framework geplaatst dat gemaakt is naar aanleiding van de definitie zoals Clarke(2004) die heeft gegeven over Business models. Wie betaalt wat, aan wie en waarom? Waaruit het volgende duidelijk wordt: • Who
pays? o
o
o
the consumer §
direct and immediate reciprocation
§
deferred reciprocation
§
conditional deferred reciprocation
§
indirect reciprocation
the producer §
services as per mission statement
§
legal obligation
§
cross-subsidisation, loss -leaders and network-effect generators
§
for indirect reciprocation
§
for deferred reciprocation
third parties §
advertisers or sponsors
• What for? o
goods and/or services
o
value-add to goods and/or services
11
• To
o
complementary goods and/or services
o
expertise in applying the goods and/or services
o
assurance of quality and security
Whom? o
directly to the business enterprise
o
directly, through value -add along the value-chain
o
indirectly, along the value-chain
o
bundlers of goods and/or services
o
bundlers of payment services (transaction aggregator, invoice consolidator)
o
necessity / lock-in
o
value
o
cost
o
quality and security
• Why?
Wie er betaald; hierbij betaalt volgens Clarke(2004) de consume nt in de meeste gevallen. Er zijn echter ook producers die het product geheel betalen. In sommige gevallen doet de overheid dit. Maar er zijn ook bedrijven die zo een extra service kunnen leveren met hun product. Een andere reden voor de producer om het product gratis aan te bieden is zodat het kan laten zien waar hun expertise ligt en daardoor klanten kan werven; indirect reciprocation. Verder is er ook nog defferred reciprocation, waarbij men hoopt door de source code weg te geven het product wordt verbeterd. Er kan daarnaast betaald worden door third party service providers, die met het product marketing kunnen bedrijven. Waarom betalen ze ervoor? Dat is hierboven al voor een groot gedeelte uitgelegd. Verder wordt ervoor betaald omdat open source veiliger zou zijn dan gesloten software omdat meer mensen de bugs eruit kunnen halen. Aan wie wordt er betaald? Dit is ook vrij duidelijk opgesomd in het framework. Waarom betalen ze? Omdat consumenten door na het begrijpen van de software meestal ‘locked-in’ zijn en niet nog een ander product gaan gebruiken en dus bereidt zijn te betalen voor andere services. Er wordt uiteindelijk geen taxonomie gegeven van de verschillende modellen die er rondom opensource zijn. Hiervoor is ook meer onderzoek nodig, om een duidelijker beeld te krijgen
12
van hoe de industrie in elkaar zit met zijn segmenten en categorieën. Om dit laatste beter in kaart te breng is er in het volgende onderdeel een literatuurstudie gedaan naar hoe deze businessmodellen verder uitgewerkt kunnen worden.
2.2 Artikelen businessmodellen
2.2.1 Petrovic, Kittl en Teksten (2001), Developing Business Models for eBusiness In deze paper wordt een methodologie gezocht voor een business model. Volgens het artikel is er tegenwoordig veel geschreven over wat een business model nu eigenlijk is, maar is er nog geen methodologie bedacht. Volgens de auteurs beschrijft een business model de logica achter het business systeem voor het creëren van waarde. Een juiste omschrijving wordt volgens hen geven door Linder en Cantrell(2000)(deze definitie wordt ook in deze scriptie gebruikt): “An operating business model is the organization's core logic for creating value. The business model of a profitoriented-enterprise explains how it makes money. Since organizations compete for customers and resources, a good business model highlights the distinctive activities and approaches that enable the firm to succeed-to attract customers, employees, and investors, and to deliver products and services profitably. Only the business model components that are part of the essential logic are included, so one company's operating model may look dramatically different from another's.” Uiteindelijk moet een business model ingedeeld worden in zeven submodellen volgens hun: Een ‘value model’, ‘resource model’, ‘production model’, ‘customer relations model’, ‘revenue model’, ‘capital model’ en ‘market model’. Vervolgens geven Petrovic, Kittl(2001) een uitleg waaraan een business model methodologie moet voldoen. Zo kan een goed business model met complexe systemen werken. Verder moet de methodologie zo ingericht worden dat het kennis kan structureren en delen. Het moet daarnaast mogelijk zijn om een omgeving te creëren om te leren van het model. De managers moeten dus aanpassingen kunnen doen en het model kunnen expanderen waar mogelijk. Tenslotte moet het model op theorie gebaseerd en praktisch toepasbaar zijn. De methodologie die de auteurs uiteindelijk aan de hand van deze criteria neerleggen is gebaseerd op de theorie van Probst en Gomez, system dynamics en is genaamd evolaris methodologie. Het bestaat uit de volgende stappen:
13
“1. Identify the problem from different perspectives on it. 2. Identify key factors of the problem. 3. Model the core reinfor cing and balancing feedback loops. 4. Expand the model to full a network. 5. Recognize and interpret possibilities for changing the problem situation, recognize steering potential. 6. Develop action plan.”
Het voordeel van op deze manier werken is dat de mentale modellen, de perceptie die men heeft over het model, goed kan weergeven. Daarnaast kan men door zo te werk te gaan het leeraspect goed inpassen zodat bij nieuwe ervaringen het model kan worden aangepast. Dit artikel geeft een goed beeld van hoe er het beste te werk kan worden gegaan bij het opstellen van een business model en geeft de gehanteerde definitie van een business model weer. Het geeft echter niet duidelijk aan hoe zo’n model uiteindelijk moet worden weergegeven. Om dit uit te leggen is he t volgende artikelen van List(2006) opgenomen.
2.2.2 Dennis List(2006), What is a business model? In deze paper is een literatuuronderzoek gedaan naar businessmodellen. De auteur probeert uiteindelijk te weten te komen hoe een business model gemaakt moet worden. Het blijkt ook wederom uit dit artikel dat er veel onduidelijk is over hoe een business model gemaakt moet worden. Alle artikelen over business modellen hebben volgens List(2006) als overeenkomst dat een business model in ieder geval moet weergeven hoe revenue wordt gecreëerd binnen de value chain en dat het breed geschreven moet worden, het is geen business plan dat alles tot in detail uitwerkt. Maar de vraag blijft; hoe ziet het er dan uiteindelijk uit? Om deze te beantwoorden hebben de auteur s zelf een manier uitgedacht om een business model te construeren. Hierbij is gebruik gemaakt van een logic modelling, een model dat weergegeven kan worden in een diagram. Dit is handig omdat men zo snel de processen kan traceren en bekijken waar er verbetering nodig is. Het kan verder makkelijk heringericht worden en
14
verandert, aangezien het is ingedeeld in modulerende stages. Het is ook belangrijk dat dit gebeurt want bij een niet werkend business model kan dit vervolgens snel aangepast worden. Samenvattend voldoet List(2006) zijn system-based business model aan het volgende: 1. Er is weergeven hoe informatie wordt uitgewisseld 2. graphisch weergegeven 3. Heeft een modular formaat, dat onderverdeelt zijn in stages 4. Stap bij stap evaluatie, een logische achtereenvolging 5. Het moet feedback kunnen verwerken Om dit te bereiken zijn drie componenten nodig • Een lijst met activiteiten, van de eigenaar en de consument • Een duidelijke volgorde van deze activiteiten, weer te geven in een flow chart • Een aantal indicatoren die de linken tussen de activiteiten kunnen meten Uiteindelijk geeft het model een goed beeld van welke activiteiten er nodig zijn en hoe informatie rond circuleert in een bedrijf. Daarnaast kan het deze ook gebruikt worden om de activiteiten te evalueren en vervolgens verbeteringen traceren en laten zien waar aanpassingen nodig zijn. Het geeft echter niet weer zoals List(2006) ook schrijft waarom speciaal deze activiteiten nodig zijn, dit zal dus daarnaast nog omschreven moeten worden. Een voorbeeld van een uitwerking wordt door hem geven voor een website die foto’s wil verkopen en is te zien in de figuur 2.1 op de volgende pagina :
15
Figuur 2.1 logic model voor het verkopen van foto´s op een website (List, 2006, p.5) Samenvattend geeft dit artikel een duidelijk beeld van hoe een business model eruit kan zien. Het model voldoet ook voor het grootste gedeelte aan de door Petrovic, Kittl en Teksten (2001) omschreven voorwaarden voor een goede methodologie van een business model. Zo worden complexe systemen weergegeven door al bestaande theorie over systematische dynamische modellen o.a. geschreven door Daniel Aronson(2006). Door deze theorie wordt er structuur aangebracht en kunnen er makkelijk veranderingen in het model worden gemaakt. Het leer aspect kan ook getraceerd worden door de indicatoren die de belangrijkste activiteiten kunnen traceren. Verder kunnen deze indicatoren meten in hoeverre deze processen goed verlopen en hoeveel aandacht ze vereisen. Uit het voorbeeld dat geven wordt blijkt het in de praktijk toepasbaar. Dit is een goede methodologie om de eerder gevonden businessmodellen van het FLOSS onderzoek(2001), Krishnamurthy(2003) en Clarke(2004) verder uit te werken. Hiermee kunnen ook de activiteiten die ervoor zorgen dat er waarde wordt gecreëerd worden uitgewerkt. In het volgende onderdeel is daarom er een conceptueel gemaakt dat deze modellen, met behulp van deze methode, een verdere invulling kan gaan geven.
16
2.3 Het conceptueel model Vanuit de hiervoor beschreven literatuur (het theoretische kader) is een conceptueel model opgesteld dat richting zal geven aan het onderzoek. Dit conceptueel model staat weergegeven in figuur 2. en geeft aan hoe de businessmodellen worden uitgewerkt voor open source software.
17
Softwareleveranciers Gedeelte wie?
Waardetoevoeging Gedeelte Wat?
• •
?
Producers ‘Niche en Speciality OSS distributeurs’
•
• • Third party service providers
•
?
Oplevering Gedeelte Waarom?
Koppelen aan een ander product Te integreren in een andere source code Consulting om de functionaliteit te veranderen
?
• • • •
Product en proces knowhow Door service te leveren Marketing te bedrijven
‘service en support enablers’
Lock-in creëren Waarde, geld Kostenverlagen d Expertise vergroten
?
? Distributeur
?
‘original linux distributeurs’
• • •
Deferred reciprocation
?
•
Upgrades, bundelen van sofware Cd’s direct uitbrengen Brandmarketing
?
Gratis developing
Figuur 2.2 Het Conceptueel model
18
In de literatuur komt naar voren dat er verschillende modellen rondom open source software gemaakt kunnen worden. De businessmodellen gevonden door Krishnamurthy(2003) van de ‘producers’, Third-party service providers ’’ en ‘distributeuren’ komen respectievelijk overheen met ‘Niche en Speciality OSS distributeurs’, ‘service en support enablers’ en de ‘original linux distributeurs’ van het FLOSS onderzoek. Deze businessmodellen zijn opgenomen in het model en worden gezien als hetzelfde. Voor een uitwerking van deze definities kan gekeken worden naar de tabel 2.1 op de volgende pagina. In het FLOSS onderzoek zijn verder nog twee andere softwareleveranciers gevonden, te noemen:‘retailers van OSS-complementaire producten’, ‘OSS Development-interest enablers’. Deze zijn niet opgenomen in het model omdat ze niet daadwerkelijk meedragen in de ontwikkeling van de software. Ze kunnen beter gezien worden als tussenkanalen dan als daadwerkelijke distributeurs. Tenslotte, blijkt uit het artikel van Clarke(2004) dat er nog een businessmodel voor open souce sofwareleveranciers bestaat dat niet in het artikel van Krishnamurphy(2003) en het FlOSS onderzoek is opgenomen, namelijk; ‘Deferred reciprocation’. Dit is het vierde businessmodel en is ook opgenomen. Na het samenvoegen van de artikelen Krishnamurthy(2003), Clarke(2004) en FLOSS(2002) kan er dus geconcludeerd worden dat open source software voornamelijk door vier soorten leveranciers(de producers, Third-party service providers, distributeuren en deferred reciprocation) wordt geleverd. Het model bestaat verder uit verschillende groepen; softwareleveranciers w ie betaald?, waardetoevoeging wat? en oplevering waarom? Zoals uit het artikel van Clarke(2004) blijkt begint een business model met het bepalen “wie betaald”. Het antwoord hierop zijn degene die het product dus ontwikkelen en verspreiden; de softwareleveranciers. Hierom zullen er dus vier modellen gemaakt worden voor elk deze afzonderlijke leveranciers. De volgende vraag die een business model moet beantwoorden is: wat voor waarde wordt er dan gecreëerd door deze leveranciers om deze producten te verkopen? Dit is fase twee van het onderzoek. Tenslotte rijst de vraag wat het voordeel van deze manier van leveren is. Dit wordt in de laatste fase weergegeven. Met behulp van het literatuuronderzoek zijn deze groepen vervolgens ingevuld. Een verdere uitwerking hiervan is te vinden in tabel 2.1 op de volgende pagina. Nu is er, zoals Clarke(2004) schrijft, voor een gedeelte antwoord gegeven op de vragen wie betaald, wat, aan wie en waarom? Echter, in dit onderzoek is er een bredere definitie van open source software. Hiermee worden namelijk niet de activiteit weergeven die ervoor zorgen dat er waarde wordt gecreëerd. Om deze activiteiten wel weer te geven moet er
19
gekeken worden naar de pijlen van het conceptueel model. Deze geven aan op welke manier de leverancier waarde toevoegt en wat hij er vervolgens voor terug wil krijgen. Deze pijlen zijn in het onderzoek van FLOSS(2002) summier omschreven. Om deze volledig in te vullen is, zoals uit het onderzoek ook blijkt, diepgaander onderzoek nodig naar deze activiteiten. Om deze pijlen verder uit te werken zal gebruik gemaakt worden van het artikel van List(2006). Hieruit volgt, zoals beschreven in het literatuuronderzoek, een flowchart met de belangrijkste activiteiten van een business model en een beschrijving hiervan. Een verdere uitleg van de ze theorie ‘logic modelling’ is opgenomen in de technische opzet. Zoals in het literatuuronderzoek is beschreven voldoet deze manier aan de eisen die door Petrovic, Kittl en Teksten (2001) aan een methodologie van business modellen worden gesteld. Daarnaast geeft het de meest logische activiteiten weer. Dit komt in de gehanteerde definitie van een business model in het onderzoek eens te meer naar voren. Een verdere uitbreiding van de waardetoevoeging en oplevering zal ook gezocht worden. Dit mede omdat de markt de laatste jaren ingrijpend is veranderd en hier nieuwe strategieën voor nodig kunnen zijn. Een verdere uitkristallisering van de gehanteerde concepten van het mode l zal in de onderstaande tabel 2.1 worden weergeven. Er is voor gekozen om bij de waardetoevoeging niet alles uit te werken. Er wordt gedacht dat over deze concepten geen misverstanden zullen ontstaan.
Tabel 2.1 Operationalisering van het conceptueel model Operationalisering Business model
Een model waarbij de organisatie zijn belangrijkste logica voor het creëren waarde in wordt weergegeven. Het legt uit hoe er geld wordt gemaakt. Een organisatie zijn onderscheidende activiteiten worden weergeven die het verschil maken in het aantrekken van klanten, investeerders en waardetoevoeging leveren waardoor er winst wordt gemaakt. Alleen de meest essentiële logische activiteiten worden er in opgenomen.
Open source software
Dit is software waarbij de broncode van de software vrij beschikbaar is gesteld door de makers. Hierdoor kan iedereen de software vrij distribueren, gebruiken, bestuderen en wijzigen. In dit onderzoek zullen alleen softwareleveranciers worden gebruikt welke een GPL open source licentie hebben. Dit betekent dat ze zonder voorwaarden de open source code vrij moeten geven.
20
Softwareleveranciers
Bedrijven die de software op de markt brengen
Producers
Een bedrijf dat software ontwikkelt en deze software vervolgens direct aan de klant aanbiedt. Het product wordt op verscheidene manieren in de markt gebracht.
Third Party service provider Een bedrijf dat veel expertise over de software beschikt en daardoor service op maat kan leveren en de software kan uitbreiden. Deferred reciprocation
Hierbij hoopt men, door de source code weg te geven, dat het product door softwareontwikkelaars wordt doorontwikkeld. Hierdoor ontstaat er gratis softwareontwikkeling en gedeeld belang in de functionaliteit.
Waardetoevoeging
De waarde die aan het product wordt toegevoegd om het product te verkopen.
Product en proces Knowhow
Product knowhow’ is kennis over het product die consulting bedrijven kunnen gebruiken om support te leveren. ‘Process knowhow’ is kennis over het implementeren van IT systemen en wordt gebruikt bij strategische consulting bedrijven
Oplevering
Het nut voor de leverancier om software op deze manier aan te bieden.
Lock-in
Als men het product gratis aanbiedt wil men het graag gaan gebruiken. Dit kost veel tijd en geld. Hierdoor ontstaat een binding; de lock-in waardoor consumenten bereidt zullen zijn te betalen voor service en andere oplossingen.
Waarde, geld
Het direct verwerven van geld of kennis van de consument.
Kostenverlaging
Doordat andere een belang krijgen bij de software, ontstaat er gratis softwareontwikkeling wat ook gunstig voor het bedrijf kan zijn, aangezien zij dit niet hoeven te betalen.
Expertise vergroten
Door te werken met het product vergroot men de kennis die men vervolgens bij een volgende opdracht weer kan gebruiken.
Samenvattend, het onderzoeksmodel rust op vier softwareleveranciers(de producers, Third-party service providers, distributeuren en Deferred reciprocation), waarbij het inmiddels redelijk duidelijk is welke waarde ze toevoegen voor de consument, maar nog niet hoe dit tot stand komt. Aangezien in dit onderzoek volgens de gehanteerde definitie van een business model dit wel beschreven moet worden, zal dit verder onderzocht worden. Dit kan het beste gedaan worden met behulp van de methode die List(2006) heeft opgesteld. Welke informatie
21
er nodig is om dit model op te stellen wordt in het volgende onderdeel beschreven. In het gedeelte zal een verantwoording gegeven worden van de aanpakmethode die gekozen is om dit uit te werken.
22
3 Onderzoeksontwerp 3.1 Technische opzet In het voorafgaande is in het conceptueel model uitgelegd welke businessmodellen uitgewerkt moeten worden. Daarnaast is uitgelegd waar er waardetoevoeging bij de businessmodellen plaatsvindt. Het weergegeven model zal binnen dit onderzoek worden gebruikt om ‘de realiteit verder toe te lichten’ en de onderzoeksvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. De te onderzoeken realiteit bestaat binnen dit onderzoek uit vier bedrijven die ieder één van de leveranciersfuncties vervullen. Verder gebruiken ze allemaal open source software met een GPL licentie. Dit betekent dat ze zonder voorwaarden de open source code vrij moeten geven. Er is voor gekozen om alleen bedr ijven met deze licentie te gebruiken aangezien er anders te veel onduidelijkheid bestaat over het wel of niet vrijgeven van de broncodes. Verder is dit de mee st gehanteerde licentie. In dit onderzoek zal het businessmodel van een third party service provider verder worden uitgewerkt. De overige modellen zullen in een mogelijk vervolgonderzoek aan bod kunnen komen. Er is voor gekozen om het onderzoek te doen bij een third party service provider aangezien dit een groep is die veel aandacht krijgt in Nederland. Het onderzoek is gericht op deze groep omdat de andere groepen, welke vaak grote multinationale bedrijven zijn, vaak hun expertise hebben gevestigd in ande re landen. Het is daardoor, gezien het tijdsperspectief en financiële bronnen, niet mogelijk om het onderzoek hier te verrichten. Naar deze groep gaat in Nederland tegenwoordig het meeste geld. Het is verder een interessante groep voor Nederland omdat de overheid veel geld investeert in het digitaliseren van overheidsorganen. Hierbij vraagt het vaak de expertise van deze bedrijven. De overheid is een van de grootste spelers in Nederland op het gebied van open source software. Het heeft onder andere het OSSOS platform opgericht om een inventarisatie te doen van open source software bij de overheid. In het blad Computable(van der Schaaf, 2007) is te lezen dat de overheid wederom grote investeringen gaat doen om open source software te gaan implementeren. Dit is een voorstel van staatssecretaris van Economische Zaken Frank Heemskerk. In 2006 is er bijvoorbeeld 55,5 miljoen euro vrijgekomen om de overheid te gaan digitaliseren en daarmee de dienstverlening te verbeteren in gemeenten en centraal bij de overheid (hartman-communicatie.nl, 2006). Om deze reden is het uitwerken van een business model gerelateerd aan de overheid erg interessant en vernieuwend.
23
De te onderzoeken realiteit binnen dit onderzoek bestaat uit de open source software Webgui. WebGUI is Open source Content Management Systeem(CMS). Een CMS biedt een oplossing om websites op eenvoudige wijze te voorzien van regelmatige updates en interactieve componenten. Een CMS is vooral van belang voor websites waarvan de inhoud rege lmatig aanpassing behoeft en in een vaste lay-out wordt gepresenteerd aan bezoekers. De meeste grote bedrijven gebruiken voor hun website tegenwoordig een CMS. (Wikipedia, 2007). WebGUI is geschreven in de programmeertaal Perl en maakt gebruik van de webserver Apache en databasesysteem MySQL. WebGUI heeft een wereldwijde community en wordt door vele organisaties gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn verschillende Fortune 500 bedrijven in de Verenigde Staten en in Nederland de KNVB, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kennisnet en vele andere. Het onderzoek zal gedaan worden bij het bedrijf United Knowledge. United Knowledge organiseert en realiseert internetprojecten in de publieke sector. Het bezit veel expertise over open source en gebruikt dit om automatiseringsprocessen van de overheid uit te voeren. Hierbij is kennis nodig voor het geschikt maken van open source software systemen aan de regelgeving van de overheid. United Knowledge is niet verantwoordelijk voor het produceren van WebGUI. Dit wordt gedaan door een producer genaamd Paintblack. Het bezit wel veel technische kennis over WebGUI om zodoende dit programma te verbeteren aan de wensen van de overheid. Dit bedrijf valt dus in de categorie ‘Third party service providers’ zoals in het conceptueel model naar voren komt. Het bedrijf bezit veel expertise ove r de software en kan daardoor service op maat leveren. Verder is het gekozen omdat er op deze manier gekeken kan worden wat er nodig is voor een business model dat zich aan de overheid moet aanpassen. Om het business model van dit bedrijf te onderzoeken ka n het beste gebruik worden gemaakt van een casestudie als onderzoeksmethode. In de volgende paragraaf zal worden toegelicht waarom een dergelijke casestudie de meest geschikte onderzoeksmethode vormt om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
3.2 Methodische verantwoording van gebruik casestudie Hutjes en van Buuren(1996) omschrijven een casestudie als een “intensieve bestudering van een verschijnsel binnen zijn natuurlijke situatie, zodanig dat de verwevenheid van relevante factoren behouden blijft” (Hutjes en van Buuren 1996, p. 15). Daarbij wordt getracht inzicht
24
te verschaffen in de complexiteit van het onderzochte verschijnsel en zijn achtergronden zoals die bij het onderzochte geval aan de orde zijn. Hutjes en van Buuren(1996) noemen daarbij twee aspecten die van doorslaggevende waarde zijn bij de keuze voor een casestudie als onderzoeksmethode. Ten eerste verdient een casestudie de voorkeur wanneer het verschijnsel moeilijk te isoleren is uit zijn omgeving omdat de grenzen daartussen niet duidelijk zijn (Hutjes en van Buuren 1996, p. 23). Het is de bedoeling meer duidelijkheid te krijgen over de uitvoering van de business modellen voor open source in de praktijk. Het gaat dus eigenlijk om dit punt van Hutjes en van Buuren(1996). Er wordt getracht meer duidelijkheid te vinden van hoe de businessmodellen werken, hierbij moeten de informatiestromen in kaart gebracht worden, hetgeen niet mogelijk is zonder een diepgaand onderzoek naar de daadwerkelijke context van open source software. Het is name lijk niet duidelijk waar de grenzen voor het vinden van deze activiteiten te vinden zijn. Deze moeten nog gevonden worden. Kortom zoals Hutjes en van Buuren(1996) ook uitleggen bij dit punt, het is te complex om er ander onderzoek op los te laten. Het tweede punt voor het kiezen van een gevalstudie is wanneer het aantal te onderzoeken eenheden klein is in verhouding tot het aantal te onderzoeken factoren. Dan krijgt een casestudie tevens de voorkeur (Hutjes en van Buuren 1996, p. 23). In principe wordt er maar van één eenheid gebruik gemaakt; de modellen. De te onderzoeken factoren zijn namelijk de waardetoevoegingen waarmee de activiteiten van de business moeten worden weergegeven. Dit zijn dus meerdere onderzoeksfactoren. Er wordt maar van één onderzoekseenheid gebruikt aangezien er wordt getracht een manier te vinden om de context duidelijk weer te geven(Hutjes en van Buuren 1996, p.25). Het gebruik van andere onderzoeksmethoden is alleen nuttig als er daadwerkelijk een ultiem model gemaakt gaat worden naar aanleiding van dit onderzoek. Echter er is voor gekozen dit niet te doen, omdat er eerst meer duidelijkheid moet komen over de onderzoeksfactoren voor zo’n onderzoek. Met dit onderzoek is het namelijk de bedoeling meer te weten te komen over die mogelijke activiteiten binnen de business modellen. Dit is een geldige reden voor het kiezen van een gevalsstudie, volgens Hutjes en van Buuren(1996, p.25) Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de kenmerken van het onderzoek het gebruik van de casestudie als onderzoeksmethode rechtvaardigen.
25
3.3 Kwaliteitscriteria binnen de casestudie In het verleden bestond het beeld dat de casestudie een zwakke en intuïtieve methode is voor het doen van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Dit beeld is onder meer ontstaan doordat er binnen een casestudie veelal gebruik wordt gemaakt van minder gestructureerde en dus minder controleerbare technieken, zoals het open interview, de participerende observatie en de kwalitatieve analyse (Hutjes en van Buuren 1996, p. 19). Daarom zal in dit gedeelte worden aangegeven welke kwaliteitscriteria belangrijk zijn voor het beoordelen van empirisch onderzoek en hoe die zich binnen deze casestudie verhouden. De vier kwaliteitscriteria die bepalend zijn voor de kwaliteit van dit onderzoek zijn begripvaliditeit, interne validiteit, betrouwbaarheid en externe validiteit. Hieronder volgt een korte bespreking van elk criterium. Begripsvaliditeit houdt in dat de begrippen, die in de uitspraken van het conceptuele model worden ge hanteerd, een juiste interpretatie dienen te zijn van de empirische verschijnselen waarvoor ze worden gehanteerd (Hutjes en van Buuren 1996, p. 51). Dit betekent dat er correcte operationele maatstaven moeten worden opgesteld voor de te onderzoeken begrippen. De begrippen die in het conceptueel model beschreven worden komen allemaal uit eerder onderzoek voort. Er worden echter nieuwe begrippen gevonden voor de activiteiten van het business model. Deze moeten dus , naar verantwoording van het onderzoek, op een duidelijke wijze omschreven en goed uitgewerkt worden. Bij het interne validiteitcriterium ligt het accent op de juistheid van de causale verbanden tussen het onderzochte verschijnsel en zijn achtergronden die in het conceptuele model zijn ver ondersteld (Hutjes en van Buuren 1996, p. 53). Het is altijd moeilijk om dit hard te maken zonder kwantitatieve analyses, die er niet zijn binnen een gevalsstudie. Er zal daarom bij het definiëren van de onderdelen veel aandacht moeten gaan naar de empirische onderbouwing en logische consistentie. Hierdoor zullen de onderdelen sneller als valide beschouwd worden. De betrouwbaarheid van een onderzoek heeft te maken met de accuratesse en de precisie van de gebruikte meetprocedure. De betrouwbaarheid van een meting hangt af van in hoeverre een meting consistente resultaten oplevert (Cooper en Schindler, 2003). Bij het vinden van de begrippen is hiervoor meer kwantitatieve onderbouwing nodig. Het onderzoek heeft meer een explorerend doel en om de begrippen hard te maken zal daarom ook verder onderzoek vereist zijn. De begrippen in het conceptueel model zijn voor het grootste gedeelte ontleend aan eerder onderzoek wat ze betrouwbaarder maakt.
26
De externe validiteit geeft aan in welke mate de resultaten van het onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden (Hutjes en van Buuren 1996, p. 60). Bij een gevalsstudie is de generaliseerbaarheid van de resultaten vaak van ondergeschikt belang en richt het onderzoek zich voornamelijk op het intensief beschrijven van een verschijnsel binnen een specifieke situatie (Hutjes en van Buuren, p. 61). Hatch en Yanow (2005, p. 73) stellen dat de universaliteit en generaliseerbaarheid van een gevalsstudie wordt beperkt door het interpretatieve karakter van een gevalsstudie. Zij geven aan dat elke gevalsstudie te maken heeft met unieke contextuele factoren en culturele artefacten waardoor elk persoon dezelfde gebeurtenis op een andere manier kan interpreteren. De externe validiteit van een gevalsstudie is echter wel te verhogen door de verkregen resultaten te vergelijken met al bestaande literatuur over te onderzoeken verschijnsel (Eisenhardt, 1989, p. 544). Hetgeen voor zover mogelijk is ook gedaan zal worden. Voor elk van bovengenoemde kwaliteitscriteria is de uitvoering van deze gevalsstudie niet zonder problemen. Toch zal worden getracht de gevalsstudie zodanig uit te voeren dat deze zoveel mogelijk voldoet aan de voorwaarden die aan wetenschappelijke bewijsvoering worden gesteld.
27
3.4 Dataverzameling en methodologische verantwoording Zoals uit het conceptueel naar voren komt zijn er meerdere uitgevers van de open source software waarbij het model begint. Per eigenaar zijn er ook meerdere waardetoevoegingen die plaatsvinden waardoor een consument bereikt wordt. Hetgeen onderzocht moet worden in de gevalstudie kijkend naar List(2006) zijn uiteindelijk de activiteiten die de producent onderneemt om tot het overgeven van het product over te gaan. Daarnaast moeten beslissingen en activiteiten van de klanten voor het overgaan tot het gebruiken van de software worden weergeven. Hierna zal een flow chart volgen die deze activiteiten en beslissingen in kaart brengt. Waarna eens te meer een onderzoek gedaan kan worden naar de sleutelprocessen van de business door een aantal indicatoren te verbinden aan de stappen die de flowchart laat zien. In dit gedeelte wordt uitgelegd op welke manier deze stappen het beste onderzocht kunnen worden. Het onderzoek in zijn geheel zal gedaan moeten worden door gebruik te maken van volledig open interviews. De vragen zijn niet van tevoren vastgelegd waardoor het verloop van het gesprek geheel verschillend kan verlopen. Een nadeel van deze methode is ook dat de verkregen data niet kwantitatief verwerkt kunnen worden. Een groot voordeel is echter dat deze interviewbenade ring veel informatie kan opleveren en meer inzicht kan verschaffen in het probleem (Hutjes en van Buuren, p. 84). De interviews zouden idealiter bij verschillende afdelingen in de organisatie afgenomen moeten worden. United Knowledge is echter een bedrijf waar zes mensen werken. Grote afdelingen met veel expertise bestaan dus niet. Een interview met alleen de directeur, welke voornamelijk al deze activiteiten heeft ingericht en hier ook het meeste informatie over bevat, zal het gehele model in kunnen vullen. De overige personen beschikken ook over te weinig relevante informatie voor het onderzoek aangezien ze zich met name bezig houden met het technische aspect van de business. Als het onderzoek gedaan zou worden bij een groter bedrijf zouden er wel interviews afgenomen kunnen worden bij verschillende afdelingen. In het volgende gedeelte is opgenomen hoe dit eruit zou kunnen. Dit kan interessant zijn voor iemand die het onderzoek in een ander , groter bedrijf wil gaan uitvoeren. In een groter bedrijf zal alle reerst een interview gedaan moeten worden bij de marketingafdeling. Deze kunnen vertellen over de activiteiten die ondernomen worden om het product zo goed mogelijk aan te bieden; de verkoopstrategieën. Vervolgens is het belangrijk om te weten hoe deze str ategische activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd. Een interview met de verkoopafdeling zal hier
28
meer duidelijkheid over kunnen brengen. Deze afdeling heeft verder ook meer inzicht in de mogelijke reacties die de klanten op de activiteiten hebben en de afwegingen die ze maken om het product wel of niet te gaan gebruiken. Daarnaast zal binnen zo een bedrijf een interview gehouden worden met een informatiebeheerder, als deze bestaat. Deze behoort de belangrijkste processen en afwegingen te kennen om een goede distributie van het product naar de klant te verkrijgen. Hierbij zal vervolgens een activiteitenlijst voor de leveranciers kunnen worden vastgesteld. Deze methode zal gehanteerd worden als het bedrijf groot genoeg is om dit uit te kunnen voeren. Hierna kan een flowchart gemaakt worden. De activiteiten en indicatoren dienen goed uitgewerkt te worden om misinterpretaties te voorkomen. Hierna zou nog bij de manager een check van de juistheid van het gevonden model kunnen worden gedaan. Er zal bij het onderzoek gebruik gemaakt worden van de topicgestuurde interviewbenadering. Het voordeel van deze methode is dat de beperkt beschikbare tijd zo optimaal mogelijk kan worden gebruikt voor systematische en diepgaande informatieverzameling. De concrete vragen die gesteld zullen worden in deze interviews staan niet vast. Om het interview te leiden zal gebruik worden gemaakt van een topiclijst (zie bijlage 1). Logic modelling bestaat uit meerdere onderdelen die ingevuld moeten worden. Dit zullen dan ook de topics van het interview zijn. De volgorde waarin deze topics aan de orde zullen komen is evenmin vastgelegd. Het is echter wel de bedoeling dat alle topics in elk interview aan bod zullen komen. Het topicgestuurde interview dient te voorkomen dat de verschillende interviews onvergelijkbare informatie opleveren (Hutjes en van Buuren, p. 84). De registratie en ordening van de data die uit de interviews wordt verkregen zal zo snel mogelijk worden verricht. Naast het tijdens het interview opschrijven van de antwoorden zal, indien de geïnterviewde daar toestemming voor geeft, ook gebruik worden gemaakt van geluidsopnamen. Daarnaast zal worden getracht de essentiële informatie zo snel mogelijk samen te vatten (Hutjes en van Buuren, p. 100).
29
4. Analyse In dit gedeelte va n het onderzoek zullen de resultaten, die uit het bestuderen van de website en het interview voortvloeien, worden weergegeven. De paragrafen zijn ingedeeld aan de hand van de concepten die gehanteerd worden bij ‘simple logic modelling’. Het eerste gedeelte bevat daarom een beschrijving van de situatie. De tweede paragraaf een beschr ijving van de inputs. De derde Paragraaf een beschrijving van de outputs en vervolgens zullen outcomes beschreven worden. Tenslotte zullen in het laatste gedeelte deze gevonden activiteiten worden gebundeld en weergegeven in een model. Hier zal uiteindelijk duidelijk worden op welke manier er business gedreven wordt volgens een ‘third party service provider’ model als de overheid de klant is.
4.1 De situatie De situatie geeft de mogelijkheid om de releva ntie van het project te communiceren (uwex.edu). Deze paragraaf bevat informatie over de industrie waarin United Knowledge zich begeeft. Uit het bestuderen werd duidelijk dat United Knowledge inmiddels een gevestigde naam is binnen de open source industrie. Het bedrijf heeft meerdere projecten gedaan voor de overheid. Het richt zich hierbij vooral op het interactief-beleid van de overheid. Zo heeft het een website gemaakt samenwerkenaannederland.nl waarin de overheid interactie zoekt met de burgers om een aantal beleidsplannen verder in te kunnen vullen. Naast het bevorderen van de interactie bij de overheid, leveren ze ook interne ICT diensten aan de overheid. Een voorbeeld van een ICT dienst is een project om de gemeentelijke basisadministratie (GBA) te simuleren en te kijken hoe dit met behulp van technologie effectiever en efficiënter gedaan kan worden binnen de overheid. Uit het interview blijkt dat het bedrijf zich met name bezighoudt met het technische aspect voor het implementeren van deze ICT systemen. Om de context van de overheid te begrijpen worden adviespartners ingehuurd. Dit zijn organisaties die veel weten van maatschappelijke innovatie. Verder worden er partners ingehuurd voor het redactiewerk van een website. Ook het simuleren wordt gedaan door externe partijen die expertise op dit gebied bezitten. Zij geven vervolgens aan waar er aanpassingen kunnen worden gedaan om de software verder te ontwikkelen. In het geval van de GBA registratie, hetgeen een bijzonder
30
project is , is de administratie nagebouwd in WebGUI. Om dit na te bouwen, gebruikt United Knowledge een externe database. Ook hebben ze een applicatie, genaamd SQL-Form, uitgebouwd. D it betekent dat men zo een softwarematige database heeft gemaakt met gegevens over de mensen uit de gemeentes en een systeem waarmee je makkelijker hierdoor heen kan zoeken. Samenvattend, het bedrijf richt zich op twee aspecten van de overheid. Ten eerste; het maken van websites en hierdoor het bevorderen van het internactief beleid. Ten tweede richt het zich op de implementatie van techniek voor het verbeteren van de praktische uitvoering binnen de overheid. Uit het interview blijkt dat de concurrenten voornamelijk veel grotere bedrijven zijn dan United Knowledge zelf. United Knowledge heeft een team van acht mensen en moet concurreren met bedrijven als KPMG, welke honderden mensen in dienst heeft. Kleine bedrijven kunnen niet meedoen in de aanbestedin gen. Ze maken daarom een mantelorganisatie met bijvoorbeeld Logica CMG. Ze betalen in wezen dan 5 procent van de opdrachtsom aan dat bedrijf om hun logo te mogen gebruiken. Dit wordt zo gedaan omdat United Knowledge te klein is om aan de eisen van de overheid te voldoen. Éé n van de eisen die de overheid stelt om risico’s te verkleinen is dat een bedrijf niet te snel failliet moet kunnen gaan. Om deze reden moeten er een bepaalde hoeveelheid mensen in dienst zijn en bijvoorbeeld minimaal 4 miljoen aan omzet worden gemaakt. Grote bedrijven als LogicaCMG en Ordina hebben de kwaliteite n om het project uit te voeren niet, maar wel de capaciteit. Verder zijn er een hoop adviesbureaus die met hun projec ten naar United Knowledge komen om het technische gedeelte te verwezenlijken. Hun expertise is inmiddels zo groot dat onder andere de marketing niet meer zo belangrijk is. Er is dus maar weinig concurrentie. Z e zijn echter wel afhankelijk van grote bedrijven omdat ze anders niet aan de eisen van de overheid kunnen voldoen.
4.2 De inputs Inputs zijn de benodigdheden die worden geïnvesteerd in de business. Hier moet in ieder geval duidelijk gemaakt worden wat de resources en de investeringen die gedaan worden zijn (uwex.edu en McCawley, 2000). Bij United Knowledge wordt open source software gebruikt waardoor al een groot gedeelte van de software gratis beschikbaar is. Echter gratis is iets natuurlijk nooit zomaar.
31
Uit het interview blijkt dat deze software meer gezien moet worden als een ruil. Men krijgt een groot gedeelte van de software , welke het bedrijf gratis mag gebruiken. E chter als je iets nodig hebt wat er niet bij zit, zul je hiervoor moeten betalen en dit vrij moeten publiceren. Het publiceren is noodzakelijk omdat, wanneer de software wordt geüpdate, de uitbreiding niet beschikbaar zal zijn . Vervolgens kan iedereen dit weer gebruiken. Het maken van deze uitbreiding kan op verschillende manieren. Voor de ‘core’, de kern van de software, waar de basisonderdelen zich bevinden, moet er om dit gedaan te krijgen een groot bedrag geïnvesteerd worden of gelobbyd worden bij de ‘community’. Daarnaast kan ervoor gekozen worden om modules te gaan maken. Dit is handig als je een ‘killerproduct’ hebt. Dit kan bestaan uit bijvoorbeeld vijftien toepassingen die voor tachtig procent overeenkomen en dus voor twintig procent niet. Dan wordt er een andere ‘core’ gemaakt die makkelijk gekoppeld kan worden aan de ‘basis core’ om die tachtig procent makkelijk aan te kunnen spreken en te implementeren. De overige twintig procent behoudt het bedrijf dan voor zich zelf. Het ontwikkelen van deze software is dus een van de grootste investeringen die gedaan wordt in een project. Het blijkt dat de investeringen vergroot worden door de hypes van de dag. Wanneer er iets hip is, zal de overheid het vaak in het systeem willen hebben en dus moet het gemaakt worden. Daarnaast zit er veel tijd en geld in het implementeren van de software om het zo te krijgen als de overheid het wil hebben. Het belangrijkste is dat het probleem van de overheid uiteindelijk begrepen wordt en om te weten wat er geleverd moet gaan worden. “Als je een veeleisende opdrachtgever hebt die eist dat alles moet kunnen, ben je het meeste geld kwijt aan het voorbereiden van de service.” Samenvattend, de belangrijkste inputs die in de business gestoken moeten worden zijn investeringen om de open source software uit te breiden. Deze hangen samen met hypes van de dag. Daarnaast is het belangrijk dat er veel tijd gestoken wordt in het begrijpen van het probleem van de overheid. Verder zijn er nog investeringen zoals de tijd voor het programmeerwerk en het schrijven van een goede offerte.
4.3 Outputs Outputs zijn, volgens McCawley(2000) , de uiteindelijke acties die gedaan worden door het bedrijf en de mensen die er mee bereikt worden. Hierdoor kunnen koppelingen gemaakt worden tussen de situatie en de impact die dit op de business van het bedrijf heeft.
32
Om de klant, in dit geval de overheid , te bereiken, zal het belangrijk zijn om te kijken met welke media dit gedaan wordt. United Knowledge publiceert meerdere artikelen op onder andere websites en trekt hier een hoop publiciteit mee. Zo heeft het een boek gemaakt in samenwerking met een partner, genaamd; ‘een kwestie van uitvoering’. In dit boek worden een aantal aanbeveling gedaan op welke manier er meer efficiëntie behaald kan worden binnen de overheid met behulp van ICT. Het was een groot succes en is in meerdere televisie programma’s, zoals Barend en van Dorp, aan bod gekomen. Uiteindelijk is het ook in het regeerakkoord opgenomen. Het succes leverde geen extra opdrachten op. Het blijkt dat dit niet een goede manier is om klanten binnen te halen. De meeste klanten worden geworven doordat men goed werk aflevert en hierdoor een goede naam opbouwt. Verder komen er een hoop opdrachten van andere adviespartners, die vaak samenwerken met United Knowledge en hier goede ervaringen mee hebben. In het beginstadium toen het bedrijf nog niet zo een goede naam had opgebouwd werden opdrachten binnengehaald door uit te leggen waar het probleem zat binnen de overheid en dat de oplossing op een veilige manier geboden kon worden door United Knowledge. De belangrijkste activiteit is uiteindelijk het begrijpen van het probleem en daarbij is het nodig dat men het werkproces bij de overheid begrijpt. Nadat men de overheid overtuigd heeft dat dit probleem het beste door United Knowledge opgelost kan wor den, kan een opdracht worden opgedeeld in een korte en een lange termijn plan. Er worden in deze fasen afwegingen gemaakt van de moeilijkheid van het project. Wat moeilijkheden oplevert, wordt niet in het korte termijn plan opgenome n. Na deze afwegingen volgt een functioneel ontwerp. Vervolgens wordt er voor de lange termijn een lang gesprek over het daadwerkelijke ontwerp gehouden. Belangrijk hierbij is dat het bedrijf zijn eigen proces ook goed kent. Als je iets niet hebt voorzien en je kunt het niet leveren is dit het begin van ruzie. Na het uitwerke n van het plan volgen handelingen als het programmeren van de technieken, configureren, het vormgeven, implementeren, testen en tenslotte opleveren. Tijdens deze activiteiten komen vaak nog ‘scope creep zaken’ aan het licht. Dit zijn onvoorziene opties die het project nog verder uit kunnen breiden en vaak ook verwezenlijkt moeten worden. Deze ‘scope creep’ is echter optioneel. Als deze goed wordt uitgelegd, bevat deze ook weer nieuwe inkomstenstromen. Samenvattend, achtereenvolgens moet er een goede beoordeling van het probleem gemaakt worden, een lange en korte termijnplanning gemaakt worden, geprogrammeerd, geconfigureerd worden. De vormgeving moet gedaan worden, implementeren, testen en tenslotte opleveren. 33
Om deze activ iteiten te kunnen begeleiden zijn er een aantal personen nodig. Ten eerste een projectleider die eisen kan stellen en die begrijpt hoe groot de impact is van een bepaalde vraag is. Ten tweede iemand die de context van de klant begrijpt (adviseur ). Verder een persoon die inzicht in werking van het systeem heeft, een vormgever van het design van de website , een templater(richt de website functioneel in), een systeembeheerder en iemand die de redactie doet. Een belangrijk laatste aspect dat in dit onderdeel genoemd moet worden, volgens McCawley(2000) , is op welke manier geleerd wordt van de activiteiten die verricht worden. Uit het interview blijkt dat het ook in deze business belangrijk is dat er veel geleerd wordt. Met name moet het bedrijf op de hoogte blijven van de veranderingen die er gemaakt worden in de core van webgui. Elke keer kan er meer, omdat iemand het uitbouwt. Bij een nieuwe opdracht kan dit van pas komen. Vaak wordt dit dan ook in procedures aan elkaar uitgelegd en vastgelegd in een handboek.
4.4 Outcomes ‘Outcomes’, verklaart wat er gebeurt naar aanleiding van de manier van business bedrijven met de ‘outputs’ en ‘inputs ’(McCawley, 2000). In de literatuur(Shapiro en Varian, 2003) zijn er meerdere economische effecten die genoemd worden door het gebruik van open source software. Zo komt vaak naar voren dat men door de ‘switching costs’ hoog te maken een ‘lockin ’ kan creëren bij de klant. Een ‘lockin’ betekent dat een klant gebonden wordt aan de software omdat de kosten van het veranderen naar een ander product te hoog zijn . Bij de overheid spelen de kosten van een project een veel minder grote rol dan bij een be drijf. Het belangrijkste is garanderen dat het project goed gaat. “Het mag niet mis gaan. A ls je dit kunt aantonen krijg je de opdracht. D e kosten spelen een veel minder belangrijke rol.” Er wordt wel een soort van lockin gecreëerd echter door op de vacature aan te geven welke opties er nog meer mogelijk zijn . Vaak komt de overheid er later achter dat ze deze opties ook willen en dit levert weer nieuwe opdrachten op. Een ander economisch effect dat wordt aangehaald in de lireratuur is dat men een bepaalde ‘commitment’ moet creëren met de klant. Het blijkt dat de overheid dit niet veel interesseert. De overheid levert zo veel status dat ze er vanuit gaan dat het bedrijf een succes van het project wil maken. Een dergelijke organisatie wil natuurlijk geen slechte naam bij een instantie als de overheid hebben.
34
Samenvattend is het belangrijk om te laten zien dat het niet mis gaat. Verder kan er geld worden verdiend aan de ‘scope creep’. Theorieën die bedacht zijn in de literatuur gaan niet op omdat de overheid minder belang heeft bij kosten.
35
4.5 Het model toegepast op United Knowledge met behulp van ‘logic Modelling’ United Knowledge verzorgt ICT bij de overheid voor interactief-beleid, verbetering praktische SITUATION: uitvoering overheid, weinig concurrentie, afhankelijk van mantelorganisatie
PROGRAM ACTION- LOGIC MODEL Inputs
Outputs Activities
open source software uitbreiden
tijd voor begrijpen van het probleem Adviespartners
beoordeling probleem
Outcomes Participation
projectmanager additionele opdracht scope creep
korte termijn functioneel plan
lange termijn plan
adviseur van organisatie overheid
kwaliteit waardoor goede naam behouden
vormgever
abstractie van de opdracht
templater
Meer kennis over de mogelijkheden
personeel
Geld
risicoloos project
offerte maken
systeembeheerder programmeren redacteur configureren
vormgeven
implementeren
scope creep
testen
opleveren
leren met name de veranderingen in de kern van webgui regsitreren
External Factors: 1 hype van de dag 2 wetgeving om aan eisen tegemoet te komen
Figuur 4.1 Logic Model United Knowledge 36
Op de vorige pagina is een grafische weergave te zien van de hierboven beschreven activiteiten die nodig zijn om als ‘third party service provider ’ business te bedrijven indien de overheid de klant is. Het weergegeven businessmodel kan op verschillende manieren bijdragen aan het inzicht in deze business. Bij het gebruik van dit model is het mogelijk om te kijken of , met de ‘inputs’, de activiteiten op een juiste manier uitgevoerd worden. Verder kan gezien worden of de ‘ouputs’ de gewenste ‘outcomes’ produceren. Als dit niet het geva l is, kan er ingegrepen worden in dat gedeelte van de activiteiten om het proces beter te laten verlopen. Om dit te begrijpen zal het nodig zijn om de koppelingen van het model uit te leggen. Dit zal gedaan worden in het onderstaande gedeelte. Kijkend naar de belangrijkste inputs is de eerste het uitbreiden van de software zodat het probleem van de klant in het systeem past. Deze input hangt samen met de beoordeling van het probleem, aangezien hier duidelijk moet worden welke opties uitbreiding aan de software vereisen. Verder hangt het samen met het korte termijn plan en het lange termijn plan. A ls de software veel uitgebreid moet worden, zal het te moeilijk zijn om dit in het eerste functionele ontwerp op te nemen. Voor de lange termijn zal dit wel opgenomen moeten worden en behoort er rekening met de tijd ervan gehouden worden. Het behoort uite indelijk ook opgenomen worden in de offerte. E r moet hierbij een duidelijk beeld van de kosten zijn van deze uitbreidingen. Kijkend naar de externe invloeden hangt de hype van de dag ook met deze input samen. Dit heeft namelijk invloed op de opties die klant wil hebben en de uitbreidinge n die nog niet verwerkt zijn. De tweede input is de tijd die gestoken wordt in het begrijpen van het probleem. D it is, zoals al eerder aangegeven, een belangrijke input omdat er anders problemen kunnen ontstaan met het opleveren van het product. Deze input hangt samen met de beoordeling van het probleem, de korte en lange termijn planning en ook met het maken van de offerte. P as als men het totale probleem begrijpt en weet hoe dit gepland gaat worden, kan de offerte goed uitgeschreven worden. `
De derde input, de adviespartners, heeft met name koppelingen me t de beoordeling
van het probleem. Z ij kennen de context van de overheid en kunnen daarom helpen in het beoordelen van de benodigdheden. Daarnaast kan er een koppeling gemaakt worden met het plannen. Hierbij kan het wer kproces van United Knowledge afgestemd worden op dat van de overheid. Het personeel hangt met name samen met het programmeren, configureren, vormgeven, implementeren, testen, opleveren en leren. Het is de belangrijk dat het personeel deze taken goed uitvoert. Dit zal in de planning natuurlijk aan bod komen. Verder bestaat het 37
personeel uit de participanten die ervoor zorgen dat de activiteiten leiden tot de gewenste uitkomsten. Tenslotte hangt het geld samen met het gehele project en de omvang er van. Echter dient de situatie ook zo ingericht te worden dat er voldaan kan worden aan de externe factor ; ‘de eisen van de overheid’. Er dient namelijk, zoals besproken is in de paragraaf 4.1, vaak een mantelorganisatie met grote consultancy bedrijven gemaakt te worden om de risico’s voor de overheid te waarborgen. Bij de activiteiten is het duidelijk dat ze aan elkaar geschakeld kunnen worden, zoals ook al eerder is besproken. Met name het uitlichten van de ‘scope creep’ is interessant in dit onderdeel. Deze ‘scope creep’ heeft namelijk invloed op de planning van het systeem. Als blijkt dat er veel opties uitgevoerd moeten worden, zal de planning aangepast worden en daarmee de gehele keten. Ook de laatste activiteit, het leren, is belangrijk om naar te kijken. Met name bij het beoordelen van het probleem en het plannen moet er gekeken worden of er weer nieuwe veranderingen zijn gevonden om later te registreren. Er kunnen ook koppelingen tussen de activiteiten en de participanten die ze verrichten gemaakt worden. De projectmanager is met name verantwoordelijk voor het beoordelen van het probleem en vervolgens het plannen en het maken van de offerte. De vormgever met het configureren van het systeem en vormgeven. De templater met implementeren van de indeling van de functionaliteit. De systeembeheerder met het testen en configureren. Verder is iedereen genoodzaakt om de nieuwe functies van open soure aan elkaar door te geven. Tenslotte zullen de belangrijke koppelinge n die gevonden kunnen worden bij de uitkomsten worden beschreven. Het duidelijk maken dat het project risicoloos uitgevoerd kan worden door het bedrijf is met name de verantwoordelijk heid van de projectmanager. Deze moet zich goed laten voorlichten door de partners en vervolgens een goede beoordeling van de situatie maken. Voor koppeling met de kwaliteit is het werkproces als geheel belangrijk. De activiteiten dienen met name goed gestuurd te worden. Het begrijpen van de abstractie van de opdracht wordt gedaan in samenwerking met de adviespartners en de technici die begrijpen wat er wel en niet mogelijk is binnen WebGUI. Het interessante aan het model is met name dat bij een ‘third party service provider’ open source sof tware gezien moet worden als een ruil. Het product wordt niet gratis verschaft, maar men moet er voor betalen door het systeem aan de opties die de klant eisen aan te passen. Het
38
voordeel van de open source software is dat andere bedrijven dit ook doen en daarmee het product steeds verder ontwikkeld wordt. Bij gesloten software wordt er veel geld voor de software zelf betaalt. De uitbreiding gebeurt door de fabrikant. Als er een verzoek wordt gedaan om een extra onvoorziene optie toe te voegen aan het gesloten systeem kan dit ook alleen maar bij die fabrikant. Het is verder ook veel moeilijker om het product te begrijpen omdat de broncode van het product niet gelezen kan worden. Bij de gesloten software is de fabrikant ook minder betrokken bij repareren van bepaalde ´bugs ´ (foutjes in de software). Een vervelende bug kan dus niet door de service provide r zelf snel worden opgelo st. Dit is wel mogelijk bij open source software. Naast het vorige punt wordt in vergelijking tot andere modellen voor ‘third party service providers’ van open source software het ook duidelijk dat voor de overheid een ander werkproces nodig is. De overhe id is veel meer geïnteresseerd in een risicoloos resultaat dan aan de kosten van een project. Hierdoor worden activiteiten als het beoordelen van het probleem, het plannen en maken van een offerte veel belangrijker voor het bedrijf. De ‘inputs’ veranderen ook door de eisen die de overheid stelt en er moet onder andere geïnvesteerd worden in het opzetten van een mantelorganisaties. Concluderend blijkt dat door het uitwerken van het model er meerdere activiteiten zijn ontdekt die ondernomen moeten worden om open source software te gebruiken als ‘third party service provider’. Verder zijn er ook voor de overheid speciale vereisten waaraan het bedrijf moet voldoen.
39
5. Conclusie In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de businessmodellen die er te vinden zijn voor open source softwareleveranciers. Het blijkt dat na het bestuderen van de literatuur er vier businessmodellen voor open source softwareleveranciers te vinden zijn. Het eerste model dat gevonden is in het artikel van Krishnamurphy(2003) is voor de producers. In het FLOSS onderzoek(2002) wordt deze groep de ‘Niche en Speciality OSS distributeurs’ genoemd. Dit zijn bedrijven die de software ontwikkelen en deze software vervolgens direct aan de klant aanbieden. Het product wordt vervolgens op versche idene manieren in de markt gebracht. De tweede gevonden open source softwareleverancier is de ‘Third Party service provider’, in het FlOSS report(2002) genaamd de ‘service en support enablers’. Dit is een bedrijf dat veel expertise over de software beschikt en daardoor service op maat kan leveren en de software kan uitbreiden. Een derde model is dat van de distributeurs en in het FLOSS(2002) wordt dit de ‘original linux distributeurs’ genoemd. Dit zijn bedrijven die de software verspreiden en door marketing, het samenstellen van de software en verzorgen van updates geld verdienen. Tenslotte blijken er softwareleveranciers te bestaan die geen winstkenmerk hebben. Deze ontstaan door ‘deferred reciprocation’ en zijn leveranciers die door de source code weg te geven het product verder laten ontwikkelen door softwareontwikkelaars. Hierdoor ontstaat er gratis softwareontwikkeling en gedeeld belang in de functionaliteit. Er is verder in de literatuurstudie gekeken hoe een businessmodel eruit behoort te zien. Het blijkt dat met name de essentiële activiteiten van de softwareleveranciers om succesvol te zijn niet goed zijn weergegeven in de open source business modellen. Dit weergeven kan zo blijkt het beste gedaan worden met behulp van de methode die List(2006) heeft opgesteld, genaamd ‘Logic Modelling’. Logic modelling is een grafisch model dat weergeeft welke activiteiten er nodig zijn en hoe informatie rond circuleert in een bedrijf . Het tweede deel van de hoofdvraag kan door deze methode vervolgens beantwoord wor den. Dit kan gedaan worden met behulp van een gevalsstudie die de businessmodellen in de praktijk uitwerkt. Uiteindelijk is wegens het tijdsperspectief één businessmodel verder uitgewerkt; het ‘third party service provider’ mode l. Er is voor gekozen om dit te doen bij het bedrijf United Knowledge omdat dit bedrijf zich relateert aan de overheid. De overheid is een grote speler in de Nederlandse markt voor open source software geworden en om deze reden is het interessant om het onderzoek te doen bij een bedr ijf waarbij de klant de overheid is.
40
Uit de literatuur rondom ‘Logic modelling’ van McCawley(2000) en ewux.edu is vervolgens een interview samengesteld met als topiclijst de concepten die ingevuld moeten worden volgens het model. Deze topics bestaan uit de situatie, de ‘inputs’, de ‘outputs’ en de ‘outcomes’ van het bedrijf. Daarnaast is een literatuuronderzoek gedaan bij de website van United Knowledge. Uit het interview zijn vervolgens per topic de relevante uitkomsten opgenomen in de analyse. De analyse beschrijft op welke manier er business gedreven wordt volgens een ‘third party service provider’ model als de overheid de klant is. Per topic zal in het onderstaande een korte uitleg va n de uitkomsten worden gegeven. De situatie beschrijft de industrie waarin het bedrijf zich verkeerd. Het blijkt dat het bedrijf zich richt zich op twee aspecten van de overheid. Allereerst het maken van websites en hierdoor het bevorderen van het internactief beleid en verder de implementatie van techniek voor het verbeteren van de praktische uitvoering binnen de overheid. Verder is er maar weinig concurrentie. Ze moeten echter wel mantelorganisaties vormen met grotere bedrijven om aan de eisen van de overheid te voldoen. Bij het tweede onderwerp van de analyse blijkt dat de belangrijkste ‘inputs’ die in de business gestoken moeten worden met name investeringen zijn om de open source software uit te breiden welke samenhangen met ´hypes´ van de dag. Daarnaast is het belangrijk dat er veel tijd gestoken wordt in het begrijpe n van het probleem van de overheid. Verder zijn er nog investeringen als de tijd voor het programmeerwerk en het geld dat ervoor nodig is om het project mogelijk te maken. Het derde topic zijn de ‘outputs ’. Dit zijn de acties die ondernomen worden in het bedrijf en de mensen die hierin participeren. De activiteiten bestaan achtereenvolgens uit een goede beoordeling maken van het probleem van de overheid, een lange en korte termijnplanning, programmeren, configureren, vormgeven, implementeren, testen en te nslotte opleveren. Om deze activiteiten te kunnen begeleiden zijn de volgende personen nodig: een projectleider die eisen kan stellen en die begrijpt hoe groot de impact is van een bepaalde vraag is. Iemand die de context van de klant begrijpt (adviseur), een persoon die inzicht in werking van het systeem heeft, een vormgever van het design van de website, een templater(richt de website functioneel in), een systeembeheerder en iemand die de redactie doet. Daarnaast is het belangrijk dat men leert waar er ve rnieuwingen in de open source software zijn aangebracht.
41
Het laatste topic, de outcomes , beschrijft wat naar aanleiding van het beleid dat het bedrijf voert daadwerkelijk de gewenste uitkomsten voor de klant en organisatie zijn. Hier blijkt dat het voor de overheid belangrijk is om te laten zien dat het project niet mis gaat. Verder kan er geld worden verdiend aan de ‘scope creep’. Theorieën die bedacht zijn in de literatuur rondom de uitkomsten van open source software gaan niet op, omdat de overheid minder belang heeft bij kosten dan het bedrijfsleven. Nadat deze topics zijn uitgewerkt is daadwerkelijk het ‘Logic Model’ gemaakt voor United Knowledge. Hier blijkt dat er veel belangrijke koppelingen zijn te vinden tussen de inputs, de outputs en de outcomes. De belangrijkste koppelingen die gevonden zijn voor dit onderzoek zijn die waaruit blijkt dat er investeringen in het uitbreiden van de open source software gedaan moeten worden. Hier moet er rekening gehouden worden bij het beoordelen van het probleem om alle opties van de overheid te kunnen verwezenlijken en de planning. Verder blijkt dat de hype van de dag een externe invloed heeft op de opties die vaak uitgebreid moeten worden. De investeringen worden niet alleen door dit bedrijf gedaan maar ook door andere en vanwege de open source software constructie vervolgens gratis verspreidt. Een andere belangrijke activiteit is dat het leeraspect binnen het bedrijf er op gericht is om te registreren hoever de software al ontwikkeld is. Daarnaast is er gekeken of er bij de overheid andere belangrijke vereisten nodig zijn voor dit model. H ierdoor worden activiteiten als het beoordelen van het probleem, het plannen en maken van een offerte veel belangrijker voor het bedrijf. De ‘inputs’ veranderen verder ook door de eisen die de overheid stelt en er moet onder andere geïnvesteerd worden in het opzetten van een mantelorganisaties. Concluderend bleek dat naar aanleiding van wat er is geschreven in de behandelde literatuur er meer onderzoek nodig was om aan de definitie van businessmodellen1 te voldoen. Uit de case bleek dat het nuttig is dit met behulp van ‘logic modelling’ verder uit te werken. Op deze manier is er dankzij het onderzoek meer duidelijkheid over activiteiten die ondernomen
1
Defenitie businessmodel Linder en Cantrell(2000); “An operating business model is the organization's core logic for creating
value. The business model of a profitoriented-enterprise explains how it makes money. Since organizations compete for customers and resources, a good business model highlights the distinctive activities and approaches that enable the firm to succeed-to attract customers, employees, and investors, and to deliver products and services profitably. Only the business model components that are part of the essential logic are included.”
42
moeten om als ‘third party service provider’ succesvol te zijn. Via het model bleken ook de koppelingen tussen de activiteiten eenvoudig te herleiden zijn. Verder is er gekeken naar de invloed die de overheid heeft op dit businessmodel. Het bleek uit de case dat, als de overheid de afneme r is van de open source sofware, zij een andere waarde hechtte aan bepaalde activiteiten dan dat een commercieel bedrijf dit zou doen. Zo is de overheid meer geïnteresseerd in een risicoloos resultaat en minder in de kosten van een project.
Suggesties voor vervolgonderzoek Tenslotte kunnen er nog suggesties worden gedaan voor verder onderzoek. Het onderzoek, dat hier is verricht, heeft een goede methode ontwikkeld met behulp van ‘Logic Modelling’ om de businessmodellen voor open source softwareleve ranciers verder uit te werken. In vervolgonderzoek kan deze methode toegepast worden op de andere modellen. Het is verder ook interessant om onderzoek te gaan doen naar de invloed die de overheid heeft op deze businessmodellen. Zij zijn een grote speler geworden op deze markt en hierdoor zijn er, zoals ook uit de case blijkt, andere businessmodellen te maken.
43
Bijlage 1 Onderzoek naar het businessmodel van United Knowledge, third party service proveder van Webgui Welke esssentiele activitetiteiten zijn er nodig om het bedrijf tot een succes te laten leiden? Aspect overheid is wel interessant aangezien zij een zeer grote speler zijn geworden. Welke eisen zijn er voor een een overheid gerelateerd bedrijf nodig. Via logic modelling, een grafisch model dat weergeeft welke activiteiten er nodig zijn en hoe informatie rond circuleert in een bedrijf. De situatie geeft de mogelijkheid om de relevatie van het project te communiceren. Belangrijke onderwerpen hier zijn de symptons van de business, wie er beïnvloed wordt door de business, dus klanten en het bedrijf zelf wat, wie is er nog meer nodig betrokken bij zo’n business wie zijn de stakeholders? Dus ook commerciële bedrijven. • Wie is de grootste afnemer? De overheid maar wie in de overheid? VROM of gemeentes... • IT deskundige, webdesigners, simulatie van gemeentes, Linux beheerder, redacteur, grafisch, programmeur, voornamelijk ICT mensen, nog andere mensen voor de marketing of partners Werkt u veel samen met andere partners? • Wat zijn uw grootste concurrenten? Outcomes is voor gekozen dit tussendoor te doen. Op deze manier kan de geïnterviewde zich beter inleven in de activiteiten die nodig zijn om deze uitkomsten te gebruiken.(McCawley, 2000) • U gebruikt dus webgui om internet projecten te realiseren bij de overheid(met name dienstverlening), wat levert moet het gebruik van dit OSS systeem opleveren voor u als organisatie? Kunt u lockin bijvoorbeeld bereiken hierdoor? Ontwikkeling van meer kennis voor volgende projecten? • Wat moet het voor de klant opleveren?Commitment, veiligheid Inputs zijn de benodigdheden die we investeren in de business. Er moet in ieder geval duidelijk worden wat de resources zijn, de contributions en investeringen die gedaan worden. Je kunt hierbij denken aan; personeel, vrijwilligers, tijd, geldonderzoek, materiaal, technologie, partners (uwex.edu en McCawley, 2000). • • •
Open source software is gratis maar wat voor investeringen maar wa t zij dan de belangrijkste investeringen die u doet binnen uw bedrijf om WebGUI te exporteren? onderzoek, ma teriaal servers, hoeveel tijd is er gemiddeld nodig? etc. Wat neemt het gebruik van open source software uit handen? Bijvoorbeeld minder marketing, Wat voor resources heeft u nodig? Hoeveel personeel, geld, technologie etc.
Outputs, zijn de uiteindelijk e acties die gedaan worden door het bedrijf en de mensen die er mee bereikt worden. Hierdoor kunnen koppelingen gemaakt worden tussen de situatie en de impact die business van het bedrijf heeft. Onder de acties vallen onder andere het bieden van service, ontwikkelen van producten en resources, trainen, nakijken, faciliteren, werken met media, werken met partners (..., 2006). Volgens McCawley(2000) moet dit onderdeel onder andere acties bevatten (als publicaties zoals artikelen en bulletins, websites etc)., beslissing
44
tools (zoals software, worksheets en modellen), leer events (zoals workshops, bedrijfuitjes), sollicitatie en opleidingsactiviteiten, (zoals uitproberen product, onderzoek plots). Het tweede onderdeel van de outputs moet informatie over mensen die we bereiken. Dit kunnen beslissingsmakers en participanten zijn. • Wat voor media spreekt u aan om klanten te werven? Bijvoorbeeld Livre, • Wat voor service biedt u zoal voor uw klanten?, implementeren van software, expertise • Wat is het belangrijkste dat u toegevoegd aan de WebGUI software? • Wat voor trainingen worden er georganiseerd? • Hoe maakt u beslissingen voor een project? gebruik van modellen?brainstormen • Zijn er nog andere belangrijke acties die ondernomen worden om de business tot een succes te leiden? • Wat voor mensen zijn er nodig om de service te leveren? Outcomes, verklaart wat er gebeurt naar aanleiding van de manier van business bedrijven met de outputs en inputs. Bij het uitwerken van een business model zal het bij dit onderdel vooral gaan om de effecten die het hanteren van deze methode van businessbedrijf heeft op de klanten en hoe er geld mee wordt verdient. • • •
Wat wilt u voor een effect bereiken bij de klant? Ontstaat er lock -in, commitment etc. Wat heeft het voeren van uw beleid voor uitkomsten in uw organisatie? Wordt er efficient gewerkt? Wordt de kennis optimaal ontwikkeld? Wat voor waarde wordt er gecreerd? Ontstaan er meer kansen?
Tenslotte kunnen er externe invloeden zijn. Hieronder kunnen vereisten die gesteld worden door andere autoriteiten vallen. •
Zijn er nog belangrijke externe invloeden die een rol spelen die de manier van werken beinvloeden zoals eisen van de overheid? Case studie van het OSSOS
45
Bijlage II Uitwerking interviews Situatie De bus iness bestaat voornamelijk uit interactief beleid van de overheid via internet mogelijk maken. Voorbeeld hiervan is samenwerken-aannederland.nl waarin de regering in interactie zoekt met de samenleving om het regeerakkoord verder in te kunnen vullen. Verde r wordt er organisatie advies op een praktijk gerichte manier gegeven. Dit betekent dat ze bij United knowledge businessprocessen proberen te abstraheren en naspelen. Hoe? 250 Gemeentelijke basisadministratie, wordt heringericht en nagebouwd. Mensen spelen hun situatie na, service center en woningbouw bijvoorbeeld. Conclusie is bijvoorbeeld dat veel mensen doen hetzelfde. Hoe kan dat beter en efficiënter opgelost worden door middel van ICT is uiteindelijk hetgeen advies overgegeven wordt. De simulatie wordt gedaan door de partners en united knowledge levert met name de techniek(webgui) en kijkt waar men vervolgens efficiënter en kijkt hoe deze aangepast moet worden om de overheid efficiënter te laten werken. We hebben de GBA nagebouwd in WebGUI. WebGUI is een applicatie -management systeem met een content management systeem erin. Om de GBA na te bouwen gebruiken we een externe database en hebben we een applicatie gemaakt (uitgebouwd) die een Access-achtige functionaliteit in WebGUI beschikbaar maakt. Dit betekent dat men zo een database kan maken van met gegevens over de mensen uit de gemeentes en makkelijker hierdoor kan zoeken. Je zou met WebGUI en die app (SQL-Form geheten) prima een CRM kunnen maken, als je dat zou willen. Geloof niet dat iemand dat al ooit gedaan heeft.
Partners, politiekonline redactie, zuurmond en co, zenc. Adviespartner op gebied maatschappelijke innovatie. Tegenwoordig doen ze alleen de techniek dus webgui en het advies voor maatschappelijke innovatie wordt gedaan door partners. Op het gebied van simulatie zijn er geen simulatie projecten omdat in europa dit nog nooit gedaan is. Concurrentie? Internetgericht bij de rijksoverheid, grote consultancy bedrijven als KPMG omdat die dit financieel aankunnen. Kleine bedrijven kunnen niet meedoen in de aanbestedingen. Met simulaties maken ze met Logica CMG maken ze een mantelorganisatie. 5 procent van de opdrachtsom om hun logo te mogen gebruiken. Dit wordt gedaan omdat men aan de eisen omdat United Knowledge te klein is om aan de eisen van de overheid te voldoen. 46
De eisen die de overheid stelt zijn dat je als partij niet snel failliet moet kunnen gaan dus je moet bepaalde hoeveelheid mensen in dienst hebben en 4 miljoen omzet hebben. Grote bedrijven als LogicaCMG en Ordina hebben de kwaliteiten om het project uit te voeren niet maar wel de capaciteit.
Wat wil je ermee bereiken? Vroeger commitment. Het interesseert de klant geen reedt. Kun je het werk gedaan krijgen en kan je garanderen dat het goed gaat. Het probleem kunnen begrijpen en oplossen. Bij de overheid moet je aannemelijk kunnen maken dat het sowieso niet mis gaat. Hoe maakt niet uit. Het is handig om je op een systeem te baseren, dat de klant zich eigenaar zou voelen dat boeit niemand. Je doet het zelf je abstraheert zelf voor de klant, Doen wij hetzelfde de grote lijn zien. De overheid is projectmatig gebaseert, kijken of wij hetzelfde na elkaar, te gelijker tijd doen. Jij stelt zorgt ervoor dat zij geen probleem hebben. Overheid stelt geen mensen aansprakelijk voor de mensen. Je verleent zoveel status als overheid dat de toeleverancier een succes van het project wil maken. Een dergelijk organisatie wil natuurlijk geen probleem slechte naam bij een instantie als de overheid hebben. Open source software is niet gratis. Je moet ervoor betalen, user invitate systeem laten bouwen omdat dat er nog niet inzit. Je moet het in de core bouwen omdat als je het update anders niet in de basis zit. Je moet wel degelijk alles wat je nodig hebt en bijdraagt wel betalen. Maar iedereen kan het vervolgens wel. Inputs Welke investeringen? 1. Voor de core moet je lobbyen en basisonderdelen te veranderen . 2. Daarnaast De modules. 3 Als je hier nog een stap overheen wil gaan en ga je Superclassen. Zodra je iets overheen komt heb je een killerproduct dat overheen komt met hele hoop andere dingen, 15 toepassingen die voor 80 procent overeenkomen maar voor 20 procent niet. Dan maak je een andere core die je makkelijk kan koppelen aan de basis core om die 80 procent makkelijk te kunnen blijven implementeren. En alleen aan die ene kern hoeft te werken. Investering, implementeren 50, aandacht en tijd 25, progammeerwerk. Progammeerwerk, je concurreert met de hypes van de dag je moet de populaire systemen in het systeem hebben. Alles wat hip is moet aanwezig zijn, zodat de klant geïnteresseerd blijft en dit ook wil hebben. Hosting is noodzakelijk is niet duur. Belangrijkste om iets aan de klant te verkopen. Goede offerte kunnen schrijven. Voorbereiding kost meer geld dan alle service bij elkaar om te begrijpen waar het over gaat, je gaat er omheen, mensen om tafel opschrijven. 14 procent. keuze om te ontwikkelen. Als je veel eisende opdracht gevers hebt alles wat wij willen moet
47
kunnen dan. Dan moet je dingen aanpassen. Kan ook leveranciers zijn nee dat kan niet, da n is dat niet nodig. Outputs Welke media? Een kwestie van uitvoering, barend en van dorp mega succes nul opdrachten aan overgehouden. Medium zijn adviesbureaus of adviesopdracht, je zegt er is een probleem je overtuigt hun en je zegt ik heb een oplossing. Manier om een opdracht binnen te slepen is begrijpen wat de problematiek is. Je maakt soms niet alleen de software bekent. Er is geen bedrijf dat weet hoe het werkt bij de overheid zoals wij. Kennis van het werkproces binnen organisatie. Dat maak je soms met die software niet alleen software, maar ook het werkproces. Je kunt je moeilijk laten betalen voor die informatie. Vroeger deden we dit zelf maar tegenwoordig werken we hiermee samen. Je legt een relatie tussen de software en praktijk. Hoe ziet de service eruit? Beleidsambtenaren delen projecten uit. Die neem jij aan of je krijgt een project van een adviesbureau. Project, gesprek klant, je beoordeelt wat moeilijk en makkelijk is deelt dit in voor de korte termijn en lange termijn. Moeilijk is kan niet op de korte termijn dus die haal je eruit en dan maak je al een functioneel ontwerpt voor de korte termijn. Voor de lange termijn vervolgens, lang gesprek functioneel, technisch,progammeren vormgeven implementeren, opleveren, loopt het project. Komen scope creep zaken aan het ligt, die aan het ligt komen en ook verwezenlijkt moeten worden. Hoe maak je beslissingen rondom een bepaald project, rdrm, prince 2,. In de werkelijkheid, moet je goed weet hoe je eigen proces in elkaar zit, waar zijn de partners van jouw afhankelijk zijn. Als je iets niet hebt voorzien en je kunt het niet leveren, begin ruzie. Benamingen die netjes in prince 2 staan, moet je doen om het project goed te laten lopen, als je niet opschrijft wat je gaat leveren en hoe een project gaat het fout. Twee keer opleveren. Hoe je het op langere termijn gaat doen er wordt verder gepraat etc. Vervolgens wordt het project groter en je moet weten waar je nu bent en hoe dit allemaal moet, opschrijven! Scope creep, in de offerte, die tijdens project ontstaan, in lijstje optioneel, en dan willen ze het toch. Je schrijft een compleet plan van aanpak in offerte. Alles kan alles is mogelijk en alles wordt gerealiseerd. Wie zijn er nodig in het proces? Projectleider, dit kan niet eisen kan stellen, iemand die context van klant begrijpt adviezeur, inzicht in werking van het systeem, hoe groot de impact is van een bepaalde vraag, vormgever en een templater, systeembeheerder voor het operatiesysteem. Samenwerking voor de redactie. Trainingen?, elke dag is een training naar onderzoek naar wat de mogelijkheden nu zijn. Je leert dus zelf hoe het weer in elkaar zit. Jij bouwt de software uit, iemand anders die gaat 48
kijken wat er kan je moet je weten wat er er kan en dat vind je elke keer weer uit. Je legt het vast in procedures aan elkaar en in een handboek. Outcomes Intern: Ieder opdracht is een stap in de abstractie van de software. De klant wil iets concreet, uiteindelijk wil iedereen hetzelfde. Iedere opdracht maak je de tools die je gebruikt algemener mensen leren, hoe je dit in kan passen. Belangrijkste is uiteindelijk om het te laten zien dat het niet mis gaat. Verder kan er geld worden verdient aan de scope creep. Commitment etc. boeit geen reedt. Externe eisen van de overheid, privacy regelgeving en de hype van de dag.
49
Literatuurlijst Cooper, D., Schindler, P.S. (2003), Business Research Methods, New York: McGraw-Hill Publishing Company. Clarke R. (2004), Open Source Software and Ope n Content As Models for eBusiness, Canberra: Xamax Consultancy Pty Ltd. Ghosh R.A., Glot, R., Krieger, B., Robles, G. (2002) “Survey of Developers,” in Free/Libre and Open Source Software: Survey and Study, FLOSS Final Report, International Institute of Infonomics, Berlecom Research GmbH. Hatch, M, J. en Dvora Yanow (2005). Organization Theory as an Interpretative Science. In: Haridimos Tsoukas en Christian Knudsen (eds), The Oxford Handbook of Organization. Hutjes J.M. en Buren van, J.A. (1992). De gevalsstudie: strategie van kwalitatief onderzoek, Meppel: Boom/Open Universiteit. Krishnamurthy, S. (2005), “An Analysis of Open Source Business Models,” in Perspectives on Free and Open Source Software, J. Feller, B. Fitzgerald, S. Hissam, and K. Lakhani (eds.), MIT Press, Cambridge, MA, pp. 279-296. Linder, J.; and Cantrell, S. (2000), Changing Business Models: Surveying the Landscape, Working Paper, Industries for Strategic Change, Accenture. List D. (2006), What is a business model?, http://www.audiencedialogue.org/busmod.html. Lerner, J., and Tirole, J., Some Simple Economics of Open Source (2002), in The Journal of Industrial Economics, 50, (2), pp. 197-234. Lerner J. en Tirole J. (2005), The Economics of Technology Sharing: Open Source and Beyond, Journal of Economic Perspective, 19, (2), P. 99–120 Mahadevan (2000), Business Models for Internet based E -Commerce An Anatomy, California Management Review, 42, (4) . Paul F. McCawley(2001), The Logic Model for Program Planning and Evaluation, University of Idoha extension. Petrovic O., Kittl C and Teksten R.D. (2001), Developing Business Models for eBusiness, Graz. Raymond E.S. (2000),The Magic Cauldron, Thyrsus Enterprises [http://www.tuxedo.org/~esr/].
50
Rossi, C. and Bonaccorsi A. (2005), “Why profit -oriented companies enter the OS field? Intrinsic vs. extrinsic incentives,”, St Louis MO, USA: paper presented for Fifth Workshop on Open source Software Engineering (5-WOSSE). SCHIFF A. (2002), The Economics of Open Source Software: A Survey of the Early Literature, Review of network economics, 1, (1). Shapiro C. & Varian H.R. (1999) 'Information Rules: A Strategic Guide to the Network Economy', Harvard Business School Press.
Varian H.R. en Shapiro(2003), Linux Adoption in the Public Sector: An Economic Analysis, Discussio n paper, UC Berkeley. Internet: Computable (2007), Homepage (www.computable.nl), 3 juni. Hartman-communicatie(2007), Hompage (content.hartman-communicatie.nl), 3 juni. United Knowledge (2007). Homepage (www.unitedknowledge.nl), 10 Juli. Wikipedia(2007), Homepage (www.wikipedia.nl), 23 Mei
51