Den Haag 24 augustus 2013 Pedagogisch beleidsplan de Stichting Seva Sang /BSO Voorwoord In dit pedagogisch beleidsplan maken wij duidelijk waar wij BSO voor staan als het gaat om ons pedagogische klimaat en het pedagogisch handelen van de groepsleiding. Goede, pedagogisch verantwoorde kinderopvang is veel meer dan het puur opvangen van kinderen op die momenten dat ouders andere bezigheden hebben en daarom hun kinderen toevertrouwen aan de opvang. Wij vinden het belangrijk dat volwassenen en kinderen, zowel onderling als met elkaar, respectvol omgaan. Groepsleiding onderkent het potentieel van ieder kind en gaat sociaal emotionele relaties met de kinderen aan die zowel recht doen aan ieder individueel kind als aan de groep. We leggen de nadruk op de mogelijkheden en de kwaliteiten van de kinderen. Alle kinderen hebben kwaliteiten die door ons, volwassenen, maar ook door het samen zijn met andere kinderen worden herkend, ontwikkeld en bevestigd. De meerwaarde van kinderopvang komt voort uit het samen zijn met anderen, het leren van en met elkaar, waarbij tevens het individuele kind gezien wordt. Via de (lokale) oudercommissie kunt u een bijdrage leveren en meedenken over het pedagogisch beleidsplan en andere inhoudelijke onderwerpen. De stichting is een BSO verblijf in Haaglanden. kinderen De stichting Seva Sangh/ BSO is in eerste instantie bedoeld voor de kinderen uit de omgeving en werkende ouders. Voor hen zal er altijd plaats op de BSO zijn. Zij hebben voorrang op andere kinderen. Uiteraard staat de BSO wel open voor andere kinderen indien er plaats is. Dit beleidsplan is tot stand gekomen in samenwerking met pedagogisch medewerkers, oudercommissie en directie van scholen peuterspeelzalen uit de en kinderdagverblijven uit de omgeving. Leidinggevenden en het bestuur van De Stichting Seva Sangh zullen er op toezien dat het pedagogisch beleidsplan in de praktijk zal worden nageleefd. Het beleidsplan zal worden bijgesteld indien in de praktijk blijkt dat het nodig is. Periodiek zal met de pedagogisch medewerkers het plan worden besproken en bij het vaststellen van het rooster en de activiteiten zal het pedagogisch plan als leidraad gelden. Aan het begin van het schooljaar zal een activiteitenplan worden vastgesteld. De ouders kunnen dit opvragen bij het secretariaat. Wij hopen dat u na het lezen van dit pedagogisch beleidsplan inzicht heeft gekregen in onze denk-werkwijze. Het beleidsplan zal worden bijgesteld indien in de praktijk blijkt dat het nodig is. Periodiek zal met de pedagogisch medewerkers het plan worden besproken en bij het vaststellen van het rooster en de activiteiten zal het pedagogisch plan als leidraad gelden. Aan het begin van het schooljaar zal een activiteitenplan worden vastgesteld. De ouders kunnen dit opvragen bij het secretariaat.
Inleiding In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven we hoe we binnen opvangverblijf st.seva sang met kinderen omgaan. We beschrijven welke mogelijkheden we creëren en bieden voor de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties van de kinderen. Ook wordt de wijze waarop wij de sociale en emotionele veiligheid van kinderen waarborgen beschreven, evenals de manier waarop wij normen en waarden aan hen overdragen. Maar vooral ook beschrijven wij wat wij zien als de meerwaarde van kinderopvang, hoe we deze vormgeven in een veilige omgeving en met welke activiteiten we dat doen. Onze werkwijze leidt tot een plek waar kinderen zich veilig voelen in een vertrouwde omgeving en waar ouders hun kind met een gerust hart kunnen achterlaten. Identiteit De stichting Seva Sangh biedt een ondersteunende rol als het gaat om identiteitsvorming. Onze doelstelling is om het woord opvoeding te vertalen in opvangen, verzorgen en begeleiden. Zodat wanneer de kinderen vier jaar zijn ze goed voorbereid naar de basisschool kunnen. De stichting hanteert een aantal normen en waarden die we op de kinderen zullen overdragen. Hiervoor zijn een aantal huisregels waaraan de kinderen zich moeten houden. Hieronder valt onder andere, niet gillen, niet rennen, geen speelgoed van anderen afpakken, niet gooien met speelgoed Sociale veiligheid Sociale veiligheid is belangrijk voor een kind om zichzelf te kunnen zijn én zich optimaal te kunnen ontplooien. De opvang zien wij als het tweede opvoedingsklimaat naast de thuissituatie. Het moet geen verlengde van de school zijn maar tussen haven van school naar huis. Ons streven is de sociale veiligheid optimaal te bevorderen. De groepssamenstelling kan binnen één week van dag tot dag sterk verschillen, wel is de samenstelling van de groep elke maandag, dinsdag etc gelijk. Omdat de groep van dag tot dag een andere samenstelling kan hebben is het belangrijk om ook op andere wijzen de gewenste veiligheid, rust en vertrouwdheid in de groepen te bewerkstelligen. Sociale competenties Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen die hun verantwoordelijkheid kennen en nemen. Daarom worden de kinderen zelf in staat gesteld om zelf iets te onderzoeken en zelf antwoorden te vinden in verschillende situaties. Spel en spelen is daarbij zeer belangrijk. Spel bevordert het voorstellingsvermogen, het inzicht, de communicatie evenals het vermogen om samen te werken en problemen op te lossen. Daarnaast willen we kinderen aanmoedigen en ondersteunen in het ontwikkelen van een eigen visie, en in hun compassie en sympathie voor anderen (leren rekening houden met elkaar). Tijdens de gezamenlijke bezigheden en activiteiten (bijvoorbeeld kringgesprek in een peutergroep) worden de belangen van individuele kinderen meegenomen, zodat de kinderen leren nadenken over de belangen van anderen. Op deze manier wordt kinderen geleerd rekening te houden met de ander. Kinderen leren zo in openheid en respect te kijken naar verschillende manieren waarop mensen situaties kunnen beleven. Groepsleiding ondersteunt de kinderen in het reflecteren op hun eigen gedrag en het denken over zaken die voor hen van
belang zijn. De vaardigheden van de groepsleiding om kinderen te begrijpen en interacties met ze aan te gaan zijn hierbij van wezenlijk belang. Daar hoort ook bij dat we de kinderen al jong leren elkaar te helpen, de één kan bijvoorbeeld al wel een knoop los krijgen, en de ander nog niet. Het geeft kinderen zowel een goed gevoel geholpen te worden, als om een ander te mogen helpen. Al op jonge leeftijd leren we de kinderen om mee te helpen de groep op te ruimen, bij de jongste kinderen gaat dit, vanzelfsprekend, nog spelenderwijs. Bij de oudere kinderen doen we een beroep op hun gevoel voor verantwoordelijkheid. Wij belonen de kinderen als ze zelf aangeven dat ze naar het toilet moeten. Dat doen we met een plaskaart. Elke keer als zij op de wc geplast hebben krijgen zij een sticker op hun plaskaart. Is de plaskaart vol dan krijgen ze een cadeautje en zijn de een grote meid of jongen. Er staan twee driezitsbanken op de groep. De kinderen worden daar vaak in kleine groepjes voorgelezen. Dit is een goede manier om de kinderen te stimuleren om elkaar iets te vertellen over een boek. Ze leren te wachten op hun beurt om elk wat te vertellen. Door het samenzijn in de groep leren kinderen samen spelen en rekening te houden met elkaar. In een groep leren de kinderen veel van elkaar, ze imiteren, corrigeren, dagen uit, hebben zorg voor elkaar, delen samen plezierige momenten en vinden vriendjes. In groepsverband doe je veel samen waardoor het makkelijker is je over iets heen te zetten. Ook leren we kinderen na een ruzie op een positieve manier opnieuw het contact voort te zetten. Emotionele veiligheid op de BSO De groepsleiding zorgt voor emotionele veiligheid op de groep door het creëren van een sfeer waarbinnen ieder kind tot zijn recht komt en waar vertrouwen de boventoon voert. Lachen, plezier maken, gezelligheid creëren, maar je ook even mogen terugtrekken zijn begrippen die de basis vormen voor een goede sfeer. Hulpmiddelen hierbij zijn het bieden van structuur en regels die voor kinderen herkenbaar en begrijpelijk zijn. Normen en waarden Wij zijn van mening dat in al ons handelen steeds iets terug te vinden is van onze eigen inzichten en ideeën , onze waarden en normen. Bij het opvoeden van kinderen speelt het overbrengen van waarden en normen voortdurend een rol. Vanuit onze organisatie dragen we bewust uit: *Waardering voor het leven; ons streven is om de kinderen al vroeg respect voor de natuur en voor alles wat leeft bij te brengen. *Ieders individuele vrijheid en integriteit respecteren/bewaken*•Gelijkwaardigheid tussen mensen; we hechten er belang aan om kinderen te leren dat mensen verschillend zijn, maar dat ze zeker gelijkwaardig zijn. Naast de verschillen in cultuur zijn er meerdere verschillen te benoemen: verschil in achtergrond, in ontwikkeling en in temperament. Ook zal de thuissituatie niet altijd overeenkomen met het opvoedingsklimaat op de kinderopvang. We staan op een positieve manier stil bij al die mogelijke verschillen. *Respectvol omgaan met elkaar; zowel met volwassen als met kinderen. Volwassenen hebben hierin een voorbeeldfunctie. In principe zal de groepsleiding gewenst, respectvol gedrag proberen te bevorderen. Het uiten van verbaal of fysiek geweld vinden wij onacceptabel. Als een kind ongewenst gedrag vertoont, corrigeren wij het gedrag, maar maken we tevens wel duidelijk dat we niet het kind maar het gedrag onacceptabel vinden
*Gelijke kansen voor jongens en meisjes. Kinderen leren deze waarden en normen primair door oefening en door de aanwezigheid van volwassen rolmodellen. Wij vinden het dan ook belangrijk dat alle medewerkers een open houding hebben en openstaan voor feedback, zowel positief als negatief. Dit geldt voor alle relaties die worden aangegaan: met de kinderen, de ouders, de collega's en de leidinggevenden. Hierdoor worden signalen opgepakt en wordt samenwerken makkelijker. Persoonlijke competenties ieder kind is uniek en heeft zijn eigen individualiteit. In ons pedagogisch handelen zullen wij dan ook het belang van het individuele kind zwaar laten wegen en steeds bewust afwegen tegen het groepsbelang. Ieder kind heeft eigen behoeftes: respect voor zijn individualiteit verhoogt zijn eigenwaarde en het zelfvertrouwen. Ook al gaat de groep iets doen dan nog kan het zijn dat één van de kinderen daar geen behoefte aan heeft en dus met iets anders aan de gang gaat. Kinderen worden wel steeds opnieuw uitgenodigd om mee te doen met andere kinderen of met een activiteit, we zullen dit echter nooit verplichten. Het kan voorkomen dat het individuele belang wijkt voor het groepsbelang. We stimuleren de kinderen, al spelend, te leren. De kinderen verwerven kennis en krijgen de kans te ervaren hoe prettig het is iets te presteren. Ze leren dat moeilijkheden overwonnen kunnen worden en zichzelf te zien als een waardevol lid van de groep. Groepsleiding ondersteunt de kinderen in het ontwikkelen van vertrouwen en eigenwaarde. De eigenheid, ambities en interesses van ieder kind worden aangemoedigd, en daarmee het verlangen om te leren. Jongens en meisjes krijgen dezelfde kansen om hun mogelijkheden en interesses te onderzoeken en verder te verkennen, zonder enige belemmering vanuit stereotype denken. Om kinderen goed te leren omgaan met hun gevoelens is het belangrijk dat de groepsleiding de gevoelens van de kinderen respecteert, ze onderkent en weet te verwoorden. Elk kind heeft recht op zijn eigen boosheid, verdriet, angsten, genot en plezier. Door deze gevoelens voor de kinderen te verwoorden leert een kind zijn gevoelens herkennen en voelt het zich gezien. Dit vergroot zijn gevoel voor eigenwaarde. We leren de kinderen emoties uiten; aan verdriet wordt ruimte gegeven. Het leren omgaan met emoties kan immers juist ontspannend en verlichtend werken. Daar waar een kind zich verliest in een bepaald gevoel zullen we het kind helpen en ondersteunen om de situatie beter te kunnen hanteren. Veiligheid, gezondheid en welzijn De zorg voor het individuele kind, zijn veiligheid, gezondheid, de ontwikkeling- en leermogelijkheden zijn centrale onderwerpen in de kinderopvang. Een voorbeeld van veiligheid omtrent slapen voor de allerkleinsten is dat we de kinderen op de rug laten slapen i.v.m. het verkleinen van de kans op wiegendood. Een ander voorbeeld is voedselbereiding waarvoor richtlijnen zijn opgesteld om zo een goede hygiëne te kunnen waarborgen. Een laatste voorbeeld dat we in dit kader willen geven is dat we er zorg voor dragen dat de kinderen een gevarieerde en gezonde voeding wordt aangeboden. Wij houden ook rekening met afwijkende en/of cultuurgebonden voedingsgewoontes. Ten slotte melden we nog dat de groepsleiding verplicht is deel te nemen aan de cursus kinder-EHBO. Een aantal medewerkers gaan we tot bedrijfshulpverlener opleiden. Tevens houden we jaarlijks ontruimingsoefeningen. Voor een goede gezondheid is voldoende beweging noodzakelijk. Dit proberen wij zoveel mogelijk te stimuleren. Op het kinderdagverblijf spelen we minimaal één keer per dag buiten, tenzij het weer dit niet toelaat. Buiten kunnen de kinderen rennen en
op allerlei andere manieren tegemoet komen aan hun natuurlijke bewegingsdrang. Onnodige zitsituaties worden zoveel mogelijk vermeden. Ook de binnenruimtes zijn zo ingericht dat bewegen gestimuleerd wordt. Ook leren de kinderen gevaren te onderkennen. Zo leren zij de risico's van de buitenwereld in te schatten. Wij zullen met de kinderen naar het winkelcentrum lopen voor boodschappen, gaan wandelen naar het park of naar de markt gaan. We staan open voor ideeën van de kinderen (kinderparticipatie) en moedigen de kinderen aan een eigen idee te ontwikkelen. Wanneer kinderen ergens over kunnen meedenken of invloed kunnen uitoefenen, voelen ze zich meer verantwoordelijk voor die keuze. Kinderparticipatie verhoogt de betrokkenheid van de kinderen bij de opvang. Als er actief naar kinderen geluisterd wordt, vergroot dat hun zelfvertrouwen. Participatie stimuleert kinderen om zelf na te denken, het daagt ze uit om met elkaar en met volwassenen van gedachten te wisselen en te onderhandelen. Één keer in de week komt er een fysiotherapeut op de groep. Zij kijkt naar elk kind en doet oefeningen die bij het kind passen. Zij kan ook zien of het kind een achterstand heeft in de motoriek en waar zij extra aandacht aan moet besteden. Zij zal de kinderen elk apart meenemen naar een andere ruimte om met de materialen die zij heeft een goed onderzoek te doen en de kinderen te behandelen waar dat nodig is. Ook zal zij in groepsverband een aantal oefeningen met de kinderen doen. Activiteiten Creativiteit en drama geven kinderen de mogelijkheid zichzelf te uiten en te experimenteren met gevoelens. Binnen de bso van de stichting zijn creatieve activiteiten belangrijk. Bij het kinderdagverblijf wordt op een eenvoudige wijze gebruik gemaakt van drama (we zijn nu allemaal dwergen en we hebben.....). Drama zit in het spel dat de kinderen zelf spelen (winkeltje, vader en moedertje, ridderspel etc.) continue verweven. Door het bieden van een gevarieerd aanbod aan activiteiten, gebruik makend van allerlei verschillende materialen, leveren we een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderen worden gestimuleerd om iets "nieuws" te leren om zo meerdere, verschillende ervaringen op te doen. Op de vestiging is een breed aanbod van speelmateriaal om de fijne én de grove motoriek goed te kunnen ontwikkelen. Tevens is er voor ieder wel iets dat aanspreekt en is er voldoende uitdaging. We noemen: knutselactiviteiten, muziek maken, spelletjes, puzzelen, bevorderen van fantasiespel, grote bewegingsspelen. Ook de taalontwikkeling wordt op veel manieren, spelenderwijs bevorderd; bijvoorbeeld tijdens een spelletje, het zingen, de gesprekjes aan tafel, het lezen van een boekje en natuurlijk tijdens het voorlezen. Op het kinderdagverblijf bieden we specifieke activiteiten aan voor een bepaalde leeftijd. Bijvoorbeeld voor de iets grotere kinderen legpuzzels met kleinere stukjes. Het kinderdagverblijf is voorzien van goede buiten speel mogelijkheden. Het streven is om, als het weer het toelaat, elke dag de kinderen de mogelijkheid te bieden om buiten te spelen. Alleen met de allerjongsten is dit in de praktijk niet altijd haalbaar. Werken met materialen uit de natuur is het meest voor de hand liggende voorbeeld om kinderen al op jonge leeftijd bewust te maken van de natuur.
Het pedagogisch werkplan Aanvullend op het pedagogisch beleidsplan heeft haar vertaalslag bso gemaakt en dit weergegeven in het pedagogisch werkplan van de bso Hiermee wordt het opvoedkundige handelen van de groepsleiding zichtbaar en tevens toetsbaar. Jaarlijks wordt het pedagogisch werkplan met het team en de oudercommissie doorgesproken en, indien gewenst, aangepast. Tevens wordt in het pedagogisch werkplan nog een aantal praktische zaken behandeld: de groepsgrootte, de leeftijdsopbouw van de (stam)groepen, het aantal kinderen per leidster, het wennen, de leeftijdsgebonden activiteiten die buiten de eigen groep plaatsvinden, het nemen van afscheid ('s ochtends bij het brengen maar ook bij doorstromen naar een andere groep of het verlaten van de opvang), ziekte, het vieren van verjaardagen en andere feesten. Hoofdstuk 1 Inleiding Dit beleidsplan is bedoeld voor ouder(s)/verzorger(s), alle medewerkers, instanties en instellingen die direct en indirect bij de Buitenschoolse Opvang (BSO`s) betrokken zijn. In dit beleidsplan is onze visie op buitenschoolse opvang beschreven en hoe we deze visie naar het beleid vertalen. Tevens wordt beschreven hoe we dit beleid in de praktijk toepassen, zowel de instructies aan de pedagogisch medewerkers, tevens als leidraad voor het opstellen van het werkplan waarin de dagplanning en activiteiten die voor de kinderen georganiseerd worden. De activiteiten vloeien voort uit dit plan. De activiteiten zullen er dus op gericht zijn de verschillende punten te ontwikkelen. In de volgende hoofdstukken zal het pedagogisch beleidsplan nader uiteen gezet worden. Hoofdstuk twee beschrijft de visie en doelstellingen van de organisatie. In hoofdstuk drie worden opvoedingsdoelen pedagogische onderbouwd en verklaard. Hoofdstuk vier beschrijft hoe wij kinderen ontwikkelingsmogelijkheden bieden tijdens de opvang en splitst zich uit in vier paragrafen. Het bieden van veiligheid wordt zowel op fysiek als emotioneel gebied beschreven in paragraaf één. In de tweede paragraaf kunt u lezen hoe kinderen persoonlijke competenties kunnen ontwikkelen tijdens de opvang. Het ontwikkelen van sociale competenties is te lezen in paragraaf drie en in de laatste paragraaf beschrijven we het overbrengen van normen en waarden tijdens de opvang. Kinderopvang het Kinderhuys hecht belang aan een heldere communicatie. De manieren waarop dit getracht wordt te bereiken wordt beschreven in hoofdstuk vijf. Hoofdstuk 2. Visie en doelstelling Algemeen De BSO is voortgekomen uit Stichting Seva Sang een die velen activiteiten organiseert voor kinderen uit buurt zoals huiswerkbegeleiding,kinderyoga, sport en spel en maatschappelijk hulp te kiezen. BSO is een voorziening, die aansluit op de kinderopvang. Het vangt kinderen tussen de 4 jaar en 12 jaar op. Dus van het moment ze naar de basisschool gaan totdat ze groep 8 verlaten om vervolgonderwijs te gaan volgen. De kinderen worden opgevangen, op de
tijden dat de kinderen geen school hebben en de ouders zelf de kinderen niet kunnen opvangen. Buitenschoolse opvang bestaat uit voorschoolse opvang (VSO), en naschoolse Opvang (NSO). De kinderen worden opgevangen samen met andere kinderen in de basisschoolleeftijd. Zij brengen hun vrije tijd samen door: tijdens de lunch, na school, op woensdagmiddag en in de vakanties. De groepen zullen uit leeftijden staan die bij elkaar passen en zijn ingedeeld naar de verschillende groepen die ze op de basisschool volgen. Dus groep vier t/m acht. Als het aanbod van kinderen kleiner is zullen er groepen samengevoegd worden, maar de activiteiten zullen zoveel mogelijk gericht zijn naar de leeftijd, ontwikkeling en behoefte van het kind. Het kan dus voorkomen dat een kind een bepaalde activiteit met kinderen uit een andere groep doet. Pedagogische visie Onze organisatie gaat ervan uit dat ieder kind uniek is en dat de capaciteiten en talenten van ieder kind individueel ontwikkeld moeten worden. Het kind moet de kans krijgen om met een breed scala aan mogelijkheden in contact te komen om te ontdekken waar zijn of haar talenten liggen. Variërend van sport tot creatieve ontwikkeling. Een goede lichamelijke conditie is vereist om een kind goed te laten functioneren. We hebben een groot schoolplein, grasveld en een speellokaal. Daarnaast worden eigenschappen ontwikkeld die het kind nodig heeft om op school en in zijn verdere leven goed te kunnen functioneren zoals samenspelen, rekening houden met anderen. Eventuele achterstanden op school bij werken of extra aandacht te geven aan gebieden waar het kind op school meer moeite mee heeft. Doelstelling BSO We bieden de kinderen de mogelijkheid zich zo breed mogelijk en op hun eigen manier te ontwikkelen. De groepen scheppen een voorwaarde waarbinnen de kinderen zichzelf kunnen zijn, en op hun eigen tempo zich te ontwikkelen. Samenspraak Ouders zijn de voornaamste opvoeders van de kinderen. Het is dus ook van groot belang dat er een openheid bestaat en wederzijds vertrouwen, openheid en respect voor elkaars mening. Tussen de ouder(s)/verzorger(s) en de medewerkers van de BSO. De essentiële pedagogische beleidspunten worden met ouder(s)/verzorger(s) besproken tijdens het intakegesprek. Daarnaast worden de ouders geïnformeerd over de activiteiten en wordt de ontwikkeling van het kind besproken met de ouders. Computerbeleid Binnen BSO vinden we het belangrijk dat kinderen niet te veel en te vaak achter de (spel)computer of televisie zitten. Zowel bij de VSO als bij de BSO vinden wij het belangrijk dat de kinderen andere activiteiten aangeboden krijgen. Activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van het kind, maar die ook uitnodigen om met meerdere kinderen samen te kunnen doen. Binnen de BSO zijn er duidelijke afspraken gemaakt over, spelcomputergebruik, gebruik van internet en het kijken van televisie. Deze regels zijn bekend bij de pedagogisch medewerkers en kunt u eventueel opvragen.
5.3 Huiswerk Binnen de BSO is er op elke locatie de mogelijkheid voor een kind om huiswerk te maken. Op de oudste groepen is hiervoor een rustige ruimte, waar kinderen hun huiswerk kunnen maken zonder gestoord te worden
Hoofdstuk 3. Vier opvoedingsdoelen verklaart In de Wet kinderopvang wordt onder andere aangegeven wat de overheid verstaat onder kwaliteit in de kinderopvang: "verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving". Voor de pedagogische onderbouwing van de Wet kinderopvang, is gekozen voor de vier opvoedingsdoelen van professor J.M.A. Riksen-Walraven. De vier opvoedingsdoelen zijn: *Een gevoel van emotionele veiligheid bieden * Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties * Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties * De kans bieden om zich waarden en normen, de "cultuur" van een samenleving, eigen te maken In de omgang met de kinderen vinden wij het daarom heel belangrijk dat: * Positieve stimulans en adequate begeleiding geboden wordt * Zelfstandigheid en zelfredzaamheid worden gestimuleerd * Verschillen als een verrijking van de groep worden beschouwd * Iedereen zich geaccepteerd voelt * De opvang bijdraagt aan opvoeding van kinderen om in een (multiculturele) samenleving te maken * Er een sfeer van verdraagzaamheid en wederzijds respect heerst tussen pedagogisch medewerker en kind
Hoofdstuk 4. Bieden van ontwikkelingsmogelijkheden 4.1 Het bieden van veiligheid Het bieden van een veilige opvoedingsomgeving splitst zich in twee delen:
fysieke veiligheid en emotionele veiligheid Fysieke veiligheid Vergunningen procedures en kwalificaties Onze organisatie heeft voor het gebouwen gemeentelijke vergunningen en de door de brandweer afgegeven gebruikersvergunningen De opvang vindt plaats op Shri Vishnu School aan A.v Beyeren straat no 56 2525 TT te Den Haag. Daarnaast worden door de GGD periodiek inspecties uitgevoerd. Onze organisatie heeft procedures en protocollen betreffende o.a. ziekten, agressie, calamiteiten, hygiëne en kindermishandeling. Pedagogische medewerkers, en leidinggevenden handelen hier naar. In de procedures wordt besproken wat de te ondernemen stappen zijn en wie waar verantwoordelijk voor is. In de protocollen zijn stapsgewijs instructies terug te vinden hoe te handelen. In geval van nood worden deze gebruikt. De leidsters zijn op de hoogte van de procedures en de procedures liggen altijd ter inzage bij het secretariaat. Verder hebben alle groepen een map met kindgegevens, waarin telefoonnummers staan van ouder(s)/verzorger(s) en huisarts. Ook worden er eventuele allergieën en diëten bij vermeld. Alle pedagogisch medewerkers zijn in het bezit van minimaal een SPW 3 (of gelijkwaardig) diploma en een geregistreerd ‘bewijs van goed gedrag’. Groepsgrootte en groepsverdeling De stichting volgt hiervoor de beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Van de oppervlakte en de leeftijd is afhankelijk hoeveel kinderen er zich in een ruimte bevinden en hoeveel pedagogisch medewerkers op de groep staan. Bij BSO vindt opvang plaats in 2 stamgroepen nl. DE PAUW en DE ZWAAN (vaste groepen in een eigen ruimte), met dien verstande dat een groep uit maximaal 20 en 14 kinderen bestaat in de leeftijd van vier jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor de kinderen eindigt. In de BSO houden we horizontale groepen aan. Dit is verdeeld in tweeleeftijdscategorieën, namelijk : • kinderen van 4 tot 7 jaar in een groep ( DE ZWAAN ) Deze bestaat uit maximaal 14 kinderen • kinderen van 8 tot 13 jaar in een groep ( DE PAUW ) Deze bestaat maximaal uit 20 kinderen Voor kinderen is de Buitenschoolse opvang vrije tijd. Diverse activiteiten worden aangeboden en daarvan kan men desgewenst gebruik maken. De kinderen kunnen onder toezicht buiten of binnen spelen. Middelen als verantwoord speelgoed, spelmaterialen en leesboeken zijn hiervoor aanwezig. Onze buitenschoolse opvang biedt ouders de mogelijkheid om de zorg en de opvoeding van hun kind(eren) te delen. Als ouder kunt u rekenen op een goede opvang van uw kind. Door ons in te schakelen kunt u met een gerust hart gaan werken of studeren.
Van bovenstaande kan afgeweken worden indien kinderen bij (spel) activiteiten de stamgroep verlaten. Kind- pedagogisch medewerker ratio Bij BSO bedraagt de verhouding tussen het aantal gekwalificeerde pedagogisch medewerkers op MBO niveau met een geldige VOG ,en het aantal feitelijk aanwezige kinderen ten minste: één pedagogisch medewerker per 10 kinderen . Wanneer kinderen buiten de stamgroep opgevangen worden, wordt het aantal pedagogisch medewerkers bepaald aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantallen kinderen, waarbij naar boven kan worden afgerond. Incidenteel kan er een extra kind op de groep aanwezig zijn, bijvoorbeeld op een wendag of bij een verjaardag. Dit is echter een uitzondering en kan worden afgeweken van bovengenoemde regels. Pedagogische medewerkers kunnen op sommige dagen worden ondersteund door een stagiair(e) of vrijwillig(st)er, deze zijn echter altijd boventallig. Het kan zijn dat voor en na de schooltijd alsmede gedurende vrije middagen minder pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. Dit is voor ten hoogste een half uur per dag met maximaal de helft van het aantal pedagogisch medewerkers. In vakanties en op vrije dagen kan dit maximaal drie uur bedragen.
Opleiding en scholing medewerkers De ST Seva Sangh zorgt ervoor dat alle pedagogisch medewerkers bevoegd en bekwaam zijn als ze bij BSO gaan werken. Ook voldoen zij aan Multiculturele maatschappelijke vorming, danwel Pedagogische hulpverlening of MBO Kinderopvang. Vervolgens dragen we zorg voor vergroting van de kennis en vaardigheden door scholing en training. Dit betreft de verplichte trainingen zoals BHV/EHBO, maar ook trainingen voor buitencoach, gespreksvoering, leidinggeven, et cetera. Daarnaast zorgen medewerkers er zelf voor dat ze op de hoogte blijven van wat er speelt in de kinderopvang in het algemeen, de school en de wijk.
BBL-ers en stagiaires . Een BBL-er werkt als pedagogisch medewerker en volgt daarnaast één dag per week lessen op het ROC. De BBL-er telt mee in de formatie en werkt dus niet boventallig. Echter, een BBL-er draait niet zelfstandig een groep en werkt altijd onder begeleiding van een bevoegde medewerker. Daarnaast leiden we stagiaires op, vaak van de MBO-opleiding die opleidt tot pedagogisch medewerker. Een stagiaire kan ook een sportopleiding volgen of CMV (Cultureel Maatschappelijke Vorming). Een stagiaire staat altijd boventallig op de groep en telt niet mee in de leidster-kindratio.
Binnen de organisatie zijn enkele vaste invalkrachten. Indien ziekteverzuim, vakantie- of snipperdagen niet intern op te lossen zijn wordt de invalkracht op de groep geplaatst en worden werkafspraken gemaakt. Achterwachtregeling/ alleen staan: Wanneer er één pedagogisch medewerker op de vestiging wordt ingezet, wordt deze ondersteund door ten minste één volwassene op de vestiging aanwezig of door een volwassene die snel ter plaatse kan zijn. Dit in geval van calamiteiten. Gebouwen, ruimte en ontruiming Onze gebouwen en ruimten voldoen aan de eisen opgenomen in de categorie ‘minimaal’ van de handleiding kwaliteitsnormen voor accommodaties in de kinderopvang. Ten aanzien van de grootte van de ruimten en het aantal kinderen hanteren we normen zoals deze zijn opgenomen in het referentiemodel voor de kwaliteit van de kinderopvang. DE Stichting heeft een ontruimingsplan met plattegronden van het gebouw en gebruikte ruimtes, waar vluchtroutes in zijn verwerkt. Één keer per jaar is er een ontruimingsoefening. Materiaal/risico-inventarisatie Ons speelgoed, meubilair en buitentoestellen voldoen aan de wettelijke normen. Pedagogische medewerkers controleren of materiaal heel en veilig is, zonodig wordt het vervangen. Voor de opvang ruimte is een risico inventarisatie gemaakt. Deze ligt ter inzage bij de opvang . Ieder jaar inventariseren wij onze groepen op eventuele risico`s die letsel kunnen veroorzaken. Hieronder valt: het meubilair, speelgoed, maar ook de binnen- en buitenruimten. Er wordt een plan van aanpak gemaakt en aan de hand daarvan worden de nodige reparaties of handelingen verricht die noodzakelijk zijn. Pedagogische medewerkers kennen de risico-inventarisatie en handelen hier naar. Ophalen van kinderen Als het kind door iemand anders dan de ouder(s)/verzorger(s) wordt opgehaald moet dit van te voren aan de pedagogisch medewerkers doorgegeven worden. Het kind wordt anders niet meegegeven. Buiten spelen en uitstapjes Als de kinderen buitenspelen stellen de pedagogisch medewerkers zich strategisch op en verdelen zich over het buitenterrein, om het overzicht goed te bewaren. Dit betekent ook dat pedagogische medewerkers op kinderen uit andere groepen letten, indien nodig. Het gehele buitenspeelterrein is afgezet met een hek met gaas. Aan de hekken hangt een slot. Het buitenspeelterrein is alleen van binnenuit bereikbaar. Wanneer de zon schijnt en er kans is op verbranding worden kinderen ingesmeerd en een eventueel meegebracht petje opgedaan. Kinderen mogen niet op blote voeten buiten lopen.
Voorbeelden van uitstapjes kunnen zijn het maken van een wandeling naar de kinderboerderij, het bos of de speeltuin. Een voorraadje wordt meegenomen met de belangrijkste elementen uit de EHBO koffer voor noodgevallen. Ook gaan de noodnummers mee en krijgen de kinderen een stikker met de eigen naam en het telefoonnummer van de pedagogische medewerker wat aanspreekpunt is op dat moment. Ouder(s)/verzorger(s) tekenen een verklaring dat hun kind mee mag naar uitstapjes buiten de locatie. Deze wordt bewaard bij de kindgegevens. Medicatie en EHBO Iedere groep heeft door ouder(s)/verzorger(s) ingevulde lijsten, waarop staat wat en hoeveel van het medicijn het kind krijgt en op welke tijden en welke ze toegediend moeten worden. De pedagogische medewerker die het medicijn gegeven heeft, vult in hoe laat het kind het medicijn heeft gekregen, met paraaf erachter. Pedagogische medewerkers zijn op de hoogte hoe ze de EHBO koffer kunnen gebruiken, controleren regelmatig op houdbaarheid van de producten en kijken of de doos nog compleet is, zonodig bestellen en vullen ze bij. Er is de hele dag minimaal één bedrijfshulpverlener aanwezig. De leidsters hebben een EHBO cursus gevold en in zijn bezit van een geldige EHBO certificaat. Hygiëne en voeding Pedagogische medewerkers zijn op de hoogte van de huisregels rondom hygiëne, handelen hiernaar en wijzen kinderen op de regels, deze zijn terug te vinden in het pedagogisch werkplan. Er wordt schoongemaakt volgens de hygiënecode van de stichting, deze is terug te vinden in de procedure hygiëne. Verder staan hier onderwerpen als hand- en mondhygiëne, desinfecteren, bloed, hygiëne betreffende verschonen, toilethygiëne en zandbakken buiten in beschreven. Ook volgens deze procedures wordt door pedagogisch medewerkers gewerkt. Na elke maaltijd en tussendoortjes wordt er door pedagogisch medewerkers schoongemaakt. Dit wil zeggen de tafel afgenomen en de vloer geveegd. Na de tussendoortjes en aan het eind van de dag wordt er afgewassen. Aan het einde van de dag worden de groepsruimtes, de keuken en de toiletten schoongemaakt Er zijn schoonmaaklijsten aanwezig, waarop bijgehouden wordt wanneer welk onderdeel schoongemaakt wordt. Zowel door de pedagogisch medewerkers zelf als een schoonmaakbedrijf wordt schoongemaakt. Het bereiden en bewaren van voedsel gebeurt volgens de HACCP- richtlijnen. Hierin staan alle eisen die worden gesteld aan een goede werkwijze voor de hygiëne. Alle risicovolle momenten tijdens het voorbereidingsproces zijn in kaart gebracht en er is vastgesteld welke maatregelen genomen zijn om bedreigingen voor de gezondheid te voorkomen. Het aanbod van voeding staat vermeld in het pedagogisch beleidsplan. Het beleid van kinderopvang DJW is, dat er liever geen snoep, koek of chips getrakteerd wordt. Wanneer dit toch voorkomt, kan het zijn dat dit mee naar huis wordt gegeven.
Emotionele veiligheid Wennen In deze periode kunnen het kind, de ouder(s)/verzorger(s) en de pedagogisch medewerkers wennen aan elkaar, de groep, het dagritme, regels en gewoonten. Het proces verloopt zorgvuldig dit legt de basis voor het verdere verloop van de opvang. De duur van de periode is afhankelijk van het kind, grenzen worden verlegd tijdens het wennen en het kind wordt aan andere kinderen gekoppeld. Er wordt rekening gehouden met emoties van het kind tijdens het wennen. Het kind is gewend wanneer het een plaats in de groep gevonden heeft. Tot die tijd houden pedagogisch medewerkers dit proces nauwlettend in de gaten. Dagindeling De kinderen krijgen op de BSO`s een vaste dagindeling aangeboden. Vaste onderdelen zijn hier onderdeel van. De indeling is nader uitgewerkt in het werkplan. Dagindelingen worden gevolgd met uitzonderingen van vakanties en themadagen en –activiteiten. Ook vaste rituelen zijn onderdeel van het dagprogramma, zoals wachten op elkaar met eten en drinken, het vieren van een verjaardag en het welkom heten van een nieuw kind in de groep. Er wordt rekening gehouden met individuele behoeftes van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen. Deze worden besproken in het intakegesprek. De dagindeling voor het kind kan dan indien mogelijk aangepast worden. De programma ruimte voor het kiezen van eigen activiteiten en/of het wel/niet mee doen met de groep. De tijden om te brengen en te halen zijn vrij. De ouder hoeft hierover geen overleg te voeren met de medewerkers. Het kind kan op ieder gewenst moment gebracht worden en gehaald naar behoefte van de ouder. Vaste pedagogisch medewerkers De aanwezigheid van vaste en vertrouwde pedagogisch medewerkers is bevorderlijk voor de veerkracht van kinderen en is de basis om een goede relatie tussen kind en pedagogisch medewerker te kunnen laten ontstaan. Bij de samenstelling van een team wordt gekeken naar o.a. de combinatie van leeftijd, ervaring en creativiteit. Hierdoor bieden wij een gevarieerde teamsamenstelling met vaste medewerkers waardoor kinderen meer mogelijkheden hebben om een vertrouwensrelatie op te bouwen met de pedagogisch medewerkers. Er wordt gelet op de wijze waarop het kind benaderd en aangesproken, getroost en bevestigt, aanmoedigt en uitgelegd wordt indien nodig. Verder letten pedagogisch medewerker op een goede verzorging van het kind, maken ze plezier en spelen ze met de kinderen mee. Naast de vereiste pedagogische medewerker kunnen er workshops of sport gegeven worden door derden. De pedagogische medewerker zal hier wel bij aanwezig zijn. Overgang van dagopvang naar BSO Wanneer de kinderen vier jaar worden en naar school gaan, gaan ze over naar de BSO Er vindt overdracht plaats tussen de pedagogisch medewerkers van beide groepen. Er worden bijzonderheden en kindgegevens uitgewisseld. De pedagogische medewerker van de BSO gaat een steeds belangrijkere rol spelen en het contact met de pedagogische medewerker van de dagopvang wordt afgebouwd. Verder gaat hetzelfde wenproces als hierboven beschreven in werking.
Thema’s We werken met thema’s. We gebruiken thema’s die aansluiten op de belevingswereld van de kinderen. Dit gebeurt op de BSO voornamelijk in de vakanties en in een specifieke periode. De ruimte wordt naar het desbetreffende thema ingericht. Thema`s worden tevens gebruikt ter oriëntatie op de buitenwereld. Voorbeelden van thema`s kunnen zijn: herfst, sinterklaasfeest, winter, lente, zomer, carnaval en Koninginnedag. Thema`s en alles wat hierom heen hangt die angst kunnen veroorzaken bij een kind worden gemeden. Binnen en buitenruimten Er zijn ruimten waar vaste activiteiten plaatsvinden. Tussen de verschillende ruimten is een balans tussen rust en actie, stilte en geluid, alleen en samen, spannend en veilig. De eigen groepsruimte is een herkenbare en vertrouwde plek voor het kind. Het materiaal is zodanig opgesteld, dat kinderen zelf de mogelijkheid hebben te kiezen en ook zelfstandig kunnen gebruiken. Pedagogische medewerkers stimuleren, helpen en adviseren het kind bij het kiezen van nieuw, spannend en/of uitdagend materiaal. Ze weten waar het kind goed in is, wat het leuk vindt en wat zijn/ haar mogelijkheden en uitdagingen zijn. We vinden het belangrijk dat de kinderen iedere dag even naar buiten gaan om hun energie kwijt te kunnen. 4.2 De ontwikkeling van persoonlijke competenties Definitie Ontwikkeling van persoonlijke competentie is het bevorderen van persoonskenmerken zoals flexibiliteit, creativiteit, zelfvertrouwen, zelfstandigheid, veerkracht en probleemoplossend vermogen. Kinderen moeten deze vaardigheden eigen maken net zoals praten, denken en bewegen. Door na te doen, uit te proberen en uitgedaagd te worden, worden al deze vaardigheden ontwikkeld. Elk kind is uniek en ontwikkelt op zijn eigen manier en tempo. Pedagogische medewerkers proberen deze ontwikkelingen te stimuleren. De ontwikkeling van de schoolleeftijd In de leeftijd van 4 tot 13 jaar maken kinderen belangrijke ontwikkelingen door. Van afhankelijke zuigeling en peuter worden het zelfstandige kinderen. Op school leren de kinderen BSO zien wij als vrije tijd waarin kinderen zich kunnen ontspannen. Pedagogische medewerkers passen hun verwachtingen aan de leeftijd en persoonlijkheid van het kind. Ontwikkelen houdt in veranderen. Als we praten over verandering in gedrag, dan hebben we het over het doormaken van ontwikkelingsfases. Zelfstandigheid Uitdagingen vormen de basis voor zelfstandigheid. De kinderen worden uitgedaagd om zelfstandig taken uit te voeren. Pedagogische medewerkers spelen in op wat het kind kan en wil en bieden verschillende gerichte activiteiten aan die passen bij het ontwikkelingsniveau en de persoonlijkheid van een kind. Verder hebben de kinderen de mogelijkheid zelfstandig activiteiten te kiezen en materialen te pakken. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld het zelf bedenken van oplossingen voor een probleem, bij het maken van een werkstuk, maar ook bij het oplossen van conflicten tussen kinderen onderling. We leren kinderen voor zichzelf op
komen en ondersteunen het ontwikkelen van zelfvertrouwen door het kind te complimenteren wanneer iets goed gaat. Ook verwachten we dat kinderen mee helpen met opruimen en de grote kinderen helpen de kleinere kinderen bijvoorbeeld met veters strikken. We geven ze zo een extra stukje verantwoording. Lichamelijk Wat betreft de fijne motoriek zijn er activiteiten als verven, knippen en plakken. Wat betreft de grove motoriek activiteiten als klimmen, fietsen, rennen en springen. Ook worden er sport activiteiten op verschillende sportgebieden georganiseerd, waar de kinderen zich voor kunnen inschrijven gedurende een jaar. Daarnaast is er wekelijks een fysiotherapeut aanwezig. Deze zal behandelingen geven aan kinderen die daar behoefte aan hebben daarnaast worden er groepslessen gegeven. Zindelijkheid en het eigen lichaam We verwachten dat kinderen die op de BSO komen zindelijk zijn. Zijn ze dit niet dan volgen pedagogische medewerkers de procedure zindelijkheid van De Pauw en overleggen met ouder(s)/verzorger(s). Kleuters gaan het verschil tussen jongetjes en meisjes ontdekken, krijgen belangstelling voor hun eigen lichaam en beginnen vragen te stellen. Pedagogische medewerkers beantwoorden deze op een manier die past bij de leeftijd van het kind en koppelen situaties die zich hierbij voordoen terug aan ouder(s)/verzorger(s). We zien deze ook als eerste verantwoordelijke om te bepalen wat hun kind wel en niet weet. Toch kan het zijn dat het kind van andere kinderen informatie krijgt. We proberen hier alert op te zijn en de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte te brengen in een dergelijke situatie. Sociaal-emotioneel Ook op de BSO wordt de basis gelegd voor sociale vaardigheden die het kind later nodig heeft. Kinderen kijken naar elkaar, reageren op elkaar, leren naast elkaar en met elkaar te spelen. De relatie met leeftijdsgenootjes worden steeds waardevoller. We begeleiden het kind bij het aangaan van relaties met anderen en leren het kind om te gaan met conflicten en deze op te lossen, afhankelijk van de leeftijd en de situatie van de kinderen. In principe wordt er geprobeerd om kinderen zelf hun onderlinge conflicten te laten oplossen. Als kinderen erom vragen bieden de pedagogisch medewerkers hulp. Deze hulp is er op gericht, door actief naar de kinderen te luisteren en de gevoelens van de kinderen serieus te nemen en te benoemen, samen tot een oplossing te komen. Kinderen worden bewust gemaakt van het eigen gedrag en de reactie van een ander hierop. Het gedrag en de gevoelens die bij de ander leven worden verwoord. Kinderen wordt geleerd om consequenties van het eigen gedrag beter te begrijpen en daar, voor zover mogelijk, al vooraf rekening mee te houden. Verstandelijk/ cognitief Dit is de ontwikkeling van het denken, waarnemen, geheugen en taal. Kinderen hebben een natuurlijke drang tot ontdekken, informatie te verzamelen en kennis op te doen. Ze willen de wereld om zich heen begrijpen. Het kind leert onder meer door voorbeeld en nabootsing. Doordat pedagogisch medewerkers allerlei dagelijkse gebeurtenissen bespreken, ontstaat ordening om de wereld van het kind. De pedagogische medewerker legt daarbij uit, benoemt de dingen en nodigt de kinderen uit om zelf te verwoorden. Ook kunnen kinderen op de BSO
huiswerk maken en hierbij begeleidt worden. Om de taalontwikkeling te stimuleren organiseert de pedagogische medewerker verschillende activiteiten, zoals zang, taalspelletjes en spelletjes met klanken en geluiden. Er zijn boekjes aanwezig die de kinderen zelfstandig kunnen lezen en pedagogisch medewerkers lezen voor aan de kinderen die dit willen. Creativiteit Creatief denken en doen wordt de leidraad van het nieuwe BSO. Creativiteit is niet alleen het plezier hebben iets te maken maar bevordert zowel de handvaardigheid als het intellectueel creatief denken. Creatief werken ontwikkeld de volgende vaardigheden: *Materiaal kennis *Gevoel voor vorm en kleur *Gevoel voor verhoudingen *Wiskundig inzicht *Zelfvertrouwen *Abstract denken *Samenwerken *Kennis maken met diverse materialen en technieken De diverse technieken die we kunnen aanbieden zijn: *Houtbewerking *Keramiek gieten, schrapen en bakken *Tekenen *Boetseren *Verven met diverse technieken *Het leren omgaan met een naaimachine Kinderen worden gestimuleerd in hun creatieve ontwikkeling. Creatief zijn is meer dan werken met verschillende materialen; kinderen geven vorm aan hun eigen belevingswereld. Kinderen mogen met allerlei materialen en met allerlei verschillende technieken uiting geven aan hoe zij de wereld om zich heen ervaren. Kinderen worden uitgedaagd, er worden zo min mogelijk kant en klare materialen of activiteiten aangeboden. Er worden lessen gegeven op het gebied van handenarbeid. Zo wordt er een beroep gedaan op de eigen inbreng en de
fantasie van het kind. Op muzikaal gebied worden er verschillende cursussen aangeboden waar kinderen zich voor kunnen inschrijven gedurende het jaar.
Observeren en signaleren Pedagogische medewerkers observeren kinderen in hun spel met andere kinderen, tijdens individuele activiteiten, in hun omgang met volwassenen, hun ontwikkeling naar zelfstandigheid etc. De BSO ziet de school als primaire verantwoordelijkheid om eventuele ontwikkelingsachterstanden te signaleren Toch kan het kan zo zijn dat een kind zich anders ontwikkelt dan andere kinderen of zelfs probleemgedrag vertoont. Een kind lijkt zich niet op zijn gemak te voelen in de groep of hij gedraagt zich anders dan gebruikelijk. Pedagogische medewerkers zijn alert op veranderingen in het gedrag van kinderen. Als pedagogisch medewerkers vermoeden dat er iets aan de hand is, wordt eerst het kind geobserveerd om het probleem met de ouder(s)/verzorger(s) te kunnen bespreken. Pedagogische medewerkers waken ervoor iets te noemen zonder dat zij dit concreet kunnen omschrijven. In eerste instantie zal een gesprek met een ouder(s)/verzorger(s) verkennend zijn. Ziet de ouder(s)/verzorger(s) hetzelfde gedrag thuis? Hoe kijken ouder(s)/verzorger(s) er tegenaan? Beschouwen de pedagogisch medewerkers het als een serieus probleem, dat wil zeggen als er niets mee gedaan wordt, blijft het probleem bestaan of wordt het erger, dan wordt de situatie besproken met de coördinator BSO. Deze besluit of de situatie opgelost kan worden binnen het team en in samenspraak met de ouder(s)/verzorger(s). Wanneer dit noodzakelijk wordt geacht wordt de deskundigheid van een pedagoog ingeroepen worden. De volgende stap is een pedagogische observatie met daaraan gekoppeld een handelingsplan. In dit geval worden ouder(s)/verzorger(s) altijd op de hoogte gesteld. Indien er noodzaak bestaat tot extra/ speciale begeleiding van een individueel kind zal in overleg met ouder(s)/verzorger(s) bekeken worden of dit haalbaar is of dat er contact wordt gezocht met andere instanties. 4.3 Ontwikkelen van sociale competenties Definitie Bij de sociale ontwikkeling gaat het om hoe het kind omgaat met anderen en hoe anderen omgaan met het kind. Bij de emotionele ontwikkeling gaat het om het leren omgaan met de eigen gevoelens en die van de ander. De sociale ontwikkeling is niet los te zien van de emotionele ontwikkeling. De BSO biedt verschillende mogelijkheden voor het kind om zich sociaal te ontwikkelen. In de groep worden gebeurtenissen verwoord van betekenisvolle, emotionele waarde Dit kan situaties betreffen uit de groep, het gezin, de buurt, het land en de wereld. In de groep is een duidelijke en vaste verdeling tussen groepsmomenten en momenten die kinderen individueel invullen. De sociale inhoud van het spel wordt gestimuleerd door samen spelen, praten, luisteren, plezier hebben, delen, wachten op elkaar en rekening houden met elkaar. Sociale vaardigheden We houden hierbij rekening met de leeftijd van het kind. Van een kind van vier verwachten we niet dezelfde sociale vaardigheden als een kind van tien. Wat we erg belangrijk vinden is
dat kinderen elkaar en de leiding groeten. Tijdens de gezamenlijke momenten, zoals aan tafel, kunnen de kinderen vertellen wat ze hebben meegemaakt. Van de overige kinderen wordt verwacht dat ze luisteren en elkaar uit laten praten. Wanneer er zich een conflict voordoet, wordt dit altijd uitgepraat. Wanneer we weten welk kind de aanstichter is, biedt deze zijn/ haar excuses aan. Ook vertellen we er altijd bij wat het andere kind voelt en dat dit niet leuk is. Veder stimuleren we vriendschappen en letten op hoe een kind sociale vaardigheden ontwikkelt, vanaf het moment van aanmelding op de BSO tot en met het vertrek. Tussendoor bespreken we dit tijdens de haal en breng contacten. Kind- pedagogisch medewerker interactie Een goede kind- pedagogisch medewerker relatie ligt aan de basis van kwalitatief goede opvang. Elk kind heeft hechtingsfiguren in zijn/haar leven nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. De gehechtheidrelatie is de gevoelsmatige relatie die groeit tussen de pedagogisch medewerker en het kind. Vanuit de deze relatie ervaart het kind de veilige basis die nodig is om op eigen houtje dingen te durven ondernemen. Pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van hechting bij kinderen en gaan hier zorgvuldig mee om. De kinderen gebruiken hun lichaam bij het uiten en verwerken van hun gevoelens. Pedagogisch medewerkers zijn hier alert op en er wordt veel met de kinderen gepraat over gevoelens. Naarmate de leeftijd vordert wordt de verbale communicatie steeds belangrijker. Ieder kind verdient respect, niet alleen van pedagogisch medewerkers, maar ook van de andere kinderen. Het groepsproces (broertjes/zusjes en vriendjes/ vriendinnetjes) wordt door de pedagogisch medewerkers goed in de gaten gehouden. Pedagogisch medewerkers begeleiden de groep zodanig dat ieder kind tot zijn recht komt en bewaakt de groepssfeer. Het ene kind heeft wat meer stimulans nodig om voor zichzelf op te komen en een ander kind leert juist meer te delen.
4.4 Normen en waarden Definitie Waarden zijn die grondbeginselen die ons vertellen wat wel of niet belangrijk is in het leven, wat wel of niet wenselijk is, wat wel of niet goed is etc. Normen zijn de geschreven en ongeschreven regels en afspraken die gebaseerd zijn op de waarden. Als pedagogisch medewerkers zien we samen met de ouder(s)/verzorger(s) de BSO als onderdeel van de maatschappij, waarin kinderen relaties met elkaar, met de pedagogisch medewerkers en met ouder(s)/verzorger(s) aangaan. Wij vinden het belangrijk dat kinderen elkaar respecteren en accepteren. Elk kind mag er zijn met zijn eigen gevoelens, gedragingen en behoeften. We helpen kinderen de onderlinge verschillen te zien en te waarderen, ook al is het anders dan zij gewend zijn. Wanneer de waarden/normen van ouder(s)/verzorger(s) afwijken van die van onze organisatie zullen we proberen daar rekening mee te houden en in te passen in de regels. Ook spreken we ze aan op het gedrag van hun kind. Zo kunnen we direct handelen en het gedrag bespreekbaar maken.
Voorbeeldfunctie Doordat pedagogisch medewerker voorbeeldgedrag aan kinderen tonen, wordt het besef van normen en waarden bij de kinderen gestimuleerd. Daarnaast wordt er uitgelegd waarom bepaald gedrag wenselijk is of juist niet. Kinderen proberen we normen en waarden spelenderwijs mee te geven. Door ze bijvoorbeeld en verhaaltje te vertellen, waar in een kindje geplaagd wordt en ze uit te leggen dat dit niet mag. Aan tafel leggen we uit hoe en waarom je netjes moet eten. Corrigeren en belonen Kinderen hebben grenzen nodig en die proberen wij aan te geven. Het team zit omtrent straffen en belonen op één lijn. Ervaringen worden uitgewisseld in kindbesprekingen. Het aangeven van grenzen gebeurt altijd met respect voor het kind. Met belonen zijn wij continu bezig, het is een vorm van stimuleren en het gebeurt op de volgende manieren: Aandacht geven, aankijken, vriendelijke woorden, glimlachen. Wanneer een kind probleemgedrag vertoont wordt er op de momenten dat het wel goed gaat zoveel mogelijk aandacht gegeven aan het kind en hij/zij wordt geprezen om dit gedrag. Corrigeren bestaat voornamelijk uit: * Het kind wordt aangesproken/gecorrigeerd * Het kind krijgt de kans te vertellen wat er is gebeurd *We leggen het kind uit waarom het gedrag niet kan * Er wordt niet tegen kinderen geschreeuwd *De pedagogisch medewerker die het conflict is aangegaan rond het ook weer af door even met het kind na te praten en duidelijk te stellen dat zij niet meer ‘boos’ is. * Het kind biedt zijn excuses aan. * Het kind krijgt de kans zijn/haar gedrag te veranderen. * Het kind wordt na het corrigeren afgeleid om iets anders te doen. * We melden de ouder(s)/verzorger(s) altijd de voorgaande stappen. Corrigeren is afhankelijk van de leeftijd van het kind, het aantal kinderen op de groep, het moment en de situatie/ het conflict zelf. Het kind kan streng worden toegesproken, het kind kan kort apart worden gezet of het kan zijn dat het kind tijdelijk niet met bepaald speelgoed of bepaalde kinderen mag spelen. Wanneer het kind gedrag vertoont dat vaak gecorrigeerd wordt kaarten de pedagogisch medewerkers dit aan bij de ouder(s)/verzorger(s). Regels Verder gelden er regels, deze zijn er niet om de kinderen in een keurslijf te dwingen, maar om ervoor te zorgen dat de kinderen veilig met elkaar kunnen spelen en ieder kind de ruimte krijgt om zich te kunnen ontplooien. Bij de toepassing wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van het kind. Bovendien vraagt elke situatie een eigen aanpak, Een kind
dat vaak grenzen aftast wordt anders benaderd dan een kind dat voor het eerste en regel negeert. Uitleg bij de regels is belangrijk om te zorgen dat het kind de regels begrijpt. Door de regels weet het kind tot hoever het mag gaan en het ervaart wat er gebeurt als het over de grenzen heen gaat. Door kinderen aan te spreken op wat zij doen, leren zij de consequenties van hun gedrag. De vestigingsgebonden huisregels zijn verwerkt in het pedagogisch werkplan.
Hoofdstuk 5. Communicatie Wij hechten veel waarde aan goede contacten zowel met alle ouder(s)/verzorger(s) als intern, om zo te komen tot een optimale samenwerking. De middelen die we hiervoor gebruiken zijn: Internetsite De stichting heeft een internetsite om ouder(s)/verzorger(s) en geïnteresseerden te informeren over nieuwe ontwikkelingen, veranderingen en andere praktische zaken. Ook zijn hier de pedagogische plannen te downloaden. www.kinderopvangsevasangh.nl Intakegesprek In dit gesprek ontvangen ouder(s)/verzorger(s) informatie over de gang van zaken op de groep. Er wordt onderling informatie uitgewisseld aan de hand van de procedure intake. Het intakegesprek wordt afgenomen voor plaatsing. Er wordt een lijst meegegeven waarin staat wat ouder(s)/verzorger(s) hun kind mee moeten geven en wat pedagogisch medewerkers tijdens het gesprek meegeven. De volgende formulieren worden getekend: * Sieradenverklaring * Medicijnverklaring ·* Verklaring voor het meegaan met uitstapjes Deze en andere formulieren, bijvoorbeeld voor het invullen van een calamiteit welke zich heeft voorgedaan op de groep, zijn terug te vinden in de map procedures. Pedagogische plannen In het intakegesprek bespreken pedagogisch medewerkers het pedagogisch beleidsplan dagopvang met de ouder(s)/verzorger(s). In het pedagogisch werkplan is per vestiging concrete informatie wat betreft het handelen van pedagogisch medewerkers vermeld en in te lezen op locatie. Verder hebben alle pedagogisch medewerkers een exemplaar van beide plannen en werken aan de hand van de richtlijnen uit de plannen. Mededelingenbord Hierop wordt belangrijke informatie vermeld zoals sluitingsdagen, besmettelijke ziektes,
geboortekaartjes, bestuurlijke informatie, mededelingen, cursussen, ouderavonden e.d. Voor ouder(s)/verzorger(s) is het van belang hier regelmatig naar te kijken. De informatie kan afkomstig zijn van pedagogisch medewerkers, directie en/ of oudercommissie.
Haal- en breng contacten Wanneer ouder(s)/verzorger(s) hun kind komen halen kunnen zijn een pedagogisch medewerker aanspreken. Dit om informatieoverdracht plaats te laten vinden waarin momenten die het kind meemaakte en die zich op de dag voordeden te bespreken. Eventuele bijzonderheden kunnen worden gemeld.
Nieuwsbrief Op de BSO`s gaat per vestiging een nieuwsbrief uit voor ouder(s)/verzorger(s). In deze nieuwsbrief staan feiten, gebeurtenissen van de afgelopen tijd, dingen die gaan komen, vakanties etc. om ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte te houden. Periodiek en voor elke vakantie gaat er een nieuwsbrief uit. Oudergesprek en ouderavonden Ouder(s)/verzorger(s) kunnen ten alle tijden een individueel gesprek aanvragen om geïnformeerd te worden over de ontwikkeling van hun kind en ter wederzijdse uitwisseling. Minimaal één keer per jaar wordt er voor de ouder(s)/verzorger(s) een avond georganiseerd. Aan de hand van een bepaald thema wordt de avond vorm gegeven. Ouder(s)/verzorger(s) zijn in de gelegenheid vragen te stellen en informatie in te winnen.
Verzekering Zowel voor de kinderen als de pedagogisch medewerkers zijn een WA-verzekering en een ongevallenverzekering afgesloten. Als uw kind tijdens uitstapjes in een auto wordt vervoerd, wordt vooraf gecontroleerd of de betrokkene een inzittendenverzekering heeft. Pedagogisch medewerkers die in een dergelijk geval een auto besturen moeten daarnaast minimaal één jaar beschikken over hun rijbewijs.
Contact met ouders Een goed contact met ouders is de basis voor het welzijn van het kind. Daarom is er op verschillende manieren regelmatig contact tussen de pedagogisch medewerkers en de ouders. Denk daarbij aan het kennismakingsgesprek/intakegesprek, breng- en haalgesprekken en de tien-minutengesprekken. We organiseren ook activiteiten voor kinderen en ouders, bijvoorbeeld een feest. Verder is er de nieuwsbrief. Omdat iedereen anders is, zowel het kind als de ouder als de pedagogisch medewerker, is het belangrijk met elkaar te communiceren. Begrip, respect en vertrouwen over en weer is daarin belangrijk. Daardoor kunnen we als BSO een veilige en fijne opvang bieden die we gezamenlijk voor de kinderen wensen. I De meest voorkomende vorm van communicatie is het mondelinge contact tijdens het ophalen. Wij noemen dit de overdracht. Er kunnen dan over en weer vragen gesteld worden en zaken kortgesloten worden. De afstemming tussen thuis en BSO staat daarbij centraal. Eventueel plannen we op verzoek van ouders of BSO gesprekken over het functioneren van een kind. Om de samenwerking met de BSO optimaal te laten verlopen en de balans in de dag van het kind te waarborgen, hebben we een combinatiefunctionaris in dienst. Dit is een medewerker die zowel op de BSO als op school taken verricht. Het doel is een eenheid binnen school en BSO tot stand te brengen, bijvoorbeeld door beiden met de methode ‘Sociale talenten’ te werken. De combinatiefunctionaris zorgt er ook voor dat de schoolactiviteiten en BSO-activiteiten op elkaar zijn afgestemd, dat het dubbelgebruik van lokalen goed en verantwoordelijk gebruikt worden Voor ouders vinden we het belangrijk dat ze 100% op ons kunnen vertrouwen: vertrouwen dat we de opvang regelen en dat we goed voor hun kind zorgen. We spelen in op behoeftes als zwemles en het leveren van maaltijden. Ouders moeten hun kind met een goed gevoel aan ons kunnen overdragen Oudercommissie Om het uitbrengen van adviezen door ouder(s)/verzorger(s) te regelen. Met deze commissie beschikt de stichting Seva Sangh over een goede gesprekspartner die namens de ouder(s)/verzorger(s) spreekt. De bevoegdheden van de commissie en de procedures waaraan de organisatie en commissie zich moeten houden, zijn vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement Oudercommissie. Hierin staan o.a. regels met betrekking tot advisering door de commissie .De oudercommissie is een onafhankelijke schakel tussen de ouders en de BSO . Zij kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. De oudercommissie houdt zich bezig met uiteenlopende kwesties. Een paar voorbeelden: - hoe komt de groepsindeling op de BSO tot stand? - hoe kan de communicatie tussen ouders en leidsters geoptimaliseerd worden? - welke activiteiten staan er gepland voor de vakanties? - hoe gaan de leidsters om met ruzies tussen de kinderen?
Daarnaast kan de oudercommissie ook bijvoorbeeld een ouderavond op De Boshut organiseren De oudercommissie is een onafhankelijke schakel tussen de ouders en BSO De BSO. Zij kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. De oudercommissie houdt zich bezig met uiteenlopende kwesties. Een paar voorbeelden: - hoe komt de groepsindeling op de BSO tot stand? - hoe kan de communicatie tussen ouders en leidsters geoptimaliseerd worden? - welke activiteiten staan er gepland voor de vakanties? - hoe gaan de leidsters om met ruzies tussen de kinderen? Daarnaast kan de oudercommissie ook bijvoorbeeld een ouderavond op De BSO organiseren De oudercommissie is een onafhankelijke schakel tussen de ouders en De BSO. Zij kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. De oudercommissie houdt zich bezig met uiteenlopende kwesties. Een paar voorbeelden: - hoe komt de groepsindeling op de BSO tot stand? - hoe kan de communicatie tussen ouders en leidsters geoptimaliseerd worden? - welke activiteiten staan er gepland voor de vakanties? - hoe gaan de leidsters om met ruzies tussen de kinderen? Daarnaast kan de oudercommissie ook bijvoorbeeld een ouderavond op De BSO organiseren
Klachtenprocedure Regels, afspraken en procedures kunnen helaas niet voorkomen dat ouder(s)/verzorger(s) soms een klacht hebben. Klachten zijn altijd bespreekbaar, zullen professioneel behandeld worden en indien mogelijk verholpen. De Pauw heeft een klachtenreglement en is aangesloten bij de SKK Dit reglement voldoet aan de Wet Klachtenrecht Cliënten Zorgsector. De Pauw heeft een procedure klachtafhandeling, waarin de verdere afhandeling uitgelegd wordt. Teamvergaderingen Op deze vergaderingen wordt via agendapunten de gang van zaken op de BSO besproken. Als er tegen problemen aangelopen wordt is er de mogelijkheid dit te bespreken en terug te koppelen naar collega`s. Tijdens de vergadering wordt een punt uit het pedagogisch beleidsof werkplan besproken. Zo wordt duidelijk of het team handelt volgens de richtlijnen van de GGD en haar eigen beleid uitvoert. Het is per BSO verschillend hoe er in het team direct wordt gecommuniceerd. Voorbeelden hiervan zijn overdrachtboeken en dagoverleg. Deze vormen van overleg zijn vastgelegd in de werkplannen. Deskundigheidsbevordering Steeds opnieuw zal er kritisch gekeken moeten worden naar de kennis en beroepshouding van pedagogisch medewerkers. Geschoolde en gemotiveerde pedagogisch medewerkers zijn de basis voor een hoog kwaliteit- en dienstverleningsniveau. Dit uit zich in:
* Kind besprekingen * Pedagogische vergaderingen waarin punten uit het beleid op de agenda staan *Supervisie * Intervisie *Thema-avonden * Cursussen voor een geheel team Vakliteratuur en tijdschriften zijn op locatie aanwezig voor pedagogisch medewerkers. De leidinggevende ziet hierop toe. Directie behandeld aanvragen voor nieuwe abonnementen.
Bijlage oudercommissie regelement. Het regelement van de oudercommissie van BSO st. Seva Sangh is opgesteld op basis van het MO-groep. Zowel ouders als ondernemers in de opvang vinden het belangrijk onderwerpen betreffende de opvang van hun kinderen. De wet kinderopvang stelt een oudercommissie verplicht in iedere vestiging , een geeft die oudercommissie verzwaard advies recht op diverse punten. De wet kinderopvang stelt verder bepaalde eisen aan de samenleving van de oudercommissie en aan het regelement van de oudercommissie. Aanbieders en afnemers van de kinderopvang hebben daarom een gezamenlijk model ontwikkeld voor het regelement van de oudercommissie en aan het regelement van de oudercommissie. Aanbieders en afnemers van opvang hebben daarom een gezamenlijk model ontwikkeld voor het regelement van de oudercommissie.
De belangenvereniging van ouders op de opvang , BOinK en de beide ondernemers op opvang dragen regelement actief uit naar leden.
Bij advisering door ouders gaat het er uiteindelijk om een voor alle partijenaanbieder en afnemer- werkbare situatie te creëren die recht doet aan de gerechtvaardigde belangen van ouders en de eigen verantwoordelijkheid van de aanbieders voor een goede bedrijf voering. Daar waar het eisen uit de Wet kinderopvang betreft , wordt dit tussen haakjes aangegeven van deze eisen mag niet neerwaarts worden afgeweken. Het staat individuele aanbieders wel vrij om meer te regelen. Daar waar het geen wettelijke eisen betreft ,worden op bepaalde punten meerdere varianten aangeboden. Afhankelijk van de organisatie kan een keuze voor een bepaalde variant wordt gemaakt. Het regelement voor de oudercommissie wordt vast gesteld door de houder wijziging van het regelement behoeft instemming van de oudercommissie (wk art. 59) .
Begripsomschrijving
Ouder: een persoon die de houding voort waartoe het kind behoort op wie kinderopvang betrekking heeft. Ouder com.: de commissie , bedoeld als art 58 van de Wet kinderopvang , functionerend in het verband van een buitenschoolse opvang van de organisatie op wijze zoals in dit regelement is beschreven.
Doelstelling De oudercommissie stelt zich de doel: - de belangen van de kinderen en ouders van de buitenschoolse opvang waar de oudercommissie aan verbonden is, zo goed mogelijk te behartigen en de ouders te vertegenwoordigen.
- te adviseren ten aanzien van kwaliteit. - de belangen van de ouders van de buitenschoolse opvang te behartigen bij de Team en het bestuur. Samenstelling. Uitsluitend ouders zoals omschreven in art.1 van dit regelement kunnen lid zijn van de oudercommissie ( wk.art 58 lid 2). Maximaal een ouder per huishouden kan lid zijn de oudercommissie. Personeelsleden en het bestuur van de opvang kunnen lid zijn van de oudercommissie, ook niet indien zijn ouder zijn van een kind dat het buitenschoolse opvang bezoekt. ( wk art 58 lid 3) Werkwijze oudercommissie. De oudercommissie bepaalt zelf haar werkwijze (wk art 58 lid 4) en legt deze schriftelijk vast .Het bevat geen regels die in strijd zijn met hetgeen de wet kinderopvang bepaalt.
-
Verzwaard advies recht oudercommissie . De houder stelt de oudercommissie conform . (wk. Art 60 lid 1 ) in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de organisatie betreft inzake : De uitvoering van het kwaliteitsbeleid door houders met betrekking tot aantal kinderen per pedagogische medewerker. Groepsgrootte Pedagogische medewerkers eisen beroepskrachten Inzethoorbaarheid beroepskrachten en pedagogische medewerkers Pedagogische beleidsplan Voedingsaangelegenheden Risico inventarisatie veiligheid en gezondheid Opening en sluitingstijden Vaststelling of wijziging van klachtenregeling en het aanwijzen van de leden van de klachten commissie Wijziging van de prijs van de opvang.
Overige taken en bevoegdheden van de oudercommissie.
-
-
-
-
-
-
De oudercommissie fungeert Als aanspreekpunt voor ouders . Heeft de bevoegdheid de houder drie keer per jaar, of zoveel vaker als zij in onderling overleg overeenkomen, te verzoeken deel te kunnen nemen aan ( een gedeelte van ) de vergadering van de oudercommissie. Kan de het GG en GD inspectierapport opvragen bij de managers/ coördinator. Mogelijkheid heeft overleg te voeren met het bestuur. c q voorzitters over het internbeleid van de buitenschoolse opvang binnen de rand voorwaarden van de kinderopvang organisatie. Levert op verzoek een inbreng op de ouder avonden en thema bijeenkomsten. Zorg voor goede en heldere informatie verstrekking aan de houders over de activiteiten van de oudercommissie.
Geheimhouding. Op de leden van de oudercommissie rest, inzake van hetgeen het uit hoofde van hun lidmaatschap ter kennis is gekomen, in beginsel geen geheimhoudingsplicht. Informatie en stukken kunnen alleen aangeduid worden als vertrouwelijk, wanneer het gegevens betreft die het economisch belang van de opvang organisatie kunnen schaden. (wet bescherming persoon gewenst) Ook oudercommissie kan verzoeken om geheimhouding van informatie of inlichtingen die schriftelijk of anders te kennis van houder worden gebracht. Verzoeken tot geheimhouding dienen te worden gemotiveerd. Waar mogelijk geeft de houder of oudercommissie aan welke tijdsduur aan geheimhouding verbonden is.
De oudercommissie bestaat bij de BSO. St. Seva Sangh uit drie leden , Te weten : voorzitter Secretaris penningmeester
Slotwoord In dit beleidsplan staat onze visie en de uitwerking daarvan over het pedagogisch beleid. Voor de dagopvang is een afzonderlijk beleidsstuk beschikbaar. Verder wordt er jaarlijks een pedagogisch werkplan opgesteld dat ter inzage ligt op het secretariaat. Als er nog vragen of onduidelijkheden zijn na het lezen van dit beleidsstuk kunt u contact opnemen met de Stichting Seva Sangh/BSO Protocollen De volgende protocollen worden nageleefd: •protocol hygiëne •protocol kinderen in de zon •protocol handen wassen •protocol pesten •protocol buiten •protocol veiligheid en gezondheid •protocol veiligheid en dreiging van buitenaf •protocol seksueel misbruik •protocol bij sterfgevallen •protocol seksuele opvoeding •protocol kindermishandeling De protocollen liggen ter inzage op het kinderdagverblijf. Oudercommissie Inhoud 1.
Inleiding
2.
Uitgangspunten
3.
Begripsomschrijvingen
3.1 Kinderopvang 3.2 Kinderopvangorganisatie
3.3 Houder 3.4 Oudercommissie 3.5 Klacht 3.6 Formele klacht 3.7 Klager 3.8 Klachtenkamer kinderopvang 4.
De Klachtenprocedure
5.
Tweede fase
1.1.
Inleiding
Sinds 1 augustus 1995 is de Wet Klachtrecht Cliëntensector vastgesteld en deze is tevens van kracht verklaard voor de kinderopvanginstellingen. In deze wet wordt aangegeven hoe organisaties een regeling voor de behandeling van klachten van ouders vorm moeten geven. De stichting acht een goede samenwerking met oudercommissies van groot belang. In samenwerking met de oudercommissies wordt geprobeerd de dienstverlening te optimaliseren. Meestal verloopt deze samenwerking in goede harmonie. De meeste meningsverschillen kunnen in goed overleg opgelost worden. Toch kunnen zich situaties voordoen, waarin de communicatie en informatie niet zo verloopt als zou moeten. Voor dit soort situaties schrijft het Convenant Kwaliteit in het kader van de Wet Kinderopvang sinds 2007 voor dat er naast een klachtenreglement voor ouders/cliënten een aparte klachtenregeling voor oudercommissies geformuleerd dient te zijn. In dit reglement zijn de procedures vastgelegd om te komen tot behandeling van klachten. Er is beschreven wat er onder een klacht wordt verstaan, welke fasen van behandeling er mogelijk zijn, wie de klacht behandelt en welke regels er gehanteerd worden bij een zorgvuldige afwikkeling. Deze regeling is van toepassing op de oudercommissie binnen Stichting. 2. Uitgangspunten Uitgangspunten voor de klachtenregeling zijn: * herkenbaarheid * fasering
* kwaliteitsbevordering * onafhankelijkheid
Herkenbaarheid Aard en beschrijving van de klacht dienen erkend en herkend te worden door betrokkene.
Fasering Een klacht dient zo snel mogelijk te worden neergelegd bij de coördinator van, de houder. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ongenoegen/klacht en een formele klacht (zie begripsomschrijving). Een oudercommissie begint in principe bij degene wie de klacht betreft. Is het antwoord onvoldoende dan is de volgorde: de voorzitter van de stichting. Wanneer de oudercommissie niet tevreden is met de behandeling of met de uitkomst van de behandeling binnen het bureau, dan kan hij/zij een formele klacht indienen bij een onafhankelijke klachtencommissie voor oudercommissies, de Klachtenkamer Kinderopvang (ZcKK) Kwaliteitsbevordering De organisatie heeft de intentie om lering te trekken uit de klachten; n.a.v. klachten kunnen acties ondernomen worden ter verbetering van de kwaliteit van de wijze van vragen van advies en verstrekking van voor uitvoering van de functie benodigde informatie aan de oudercommissie. Onafhankelijkheid De klager heeft de mogelijkheid om een beroep te doen op een onafhankelijke klachtencommissie. St.Seva Sangh/BSO is aangemeld bij het ZcKK. 3.1 Houder Degene die een kindercentrum exploiteert (artikel 1 sub j Wet Kinderopvang). 3.2 Oudercommissie Een commissie, bedoeld als in artikel 58 van de Wet Kinderopvang, functionerend in het kinderdagverblijf 3.3 Klacht
Een mondelinge of schriftelijke uiting van ongenoegen van een oudercommissie over de wijze waarop er is gehandeld door het kinderdagverblijf Het ongenoegen dient betrekking te hebben op de volgende zaken: a. de houder heeft nagelaten een advies te vragen aan de oudercommissie over een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 60 lid 1 van de Wet Kinderopvang. b. De houder heeft – indien deze afwijkt van een door de oudercommissie uitgebracht advies over een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 60 lid 1 van de Wet Kinderopvang – nagelaten schriftelijk en voldoende gemotiveerd aan te geven dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies van de oudercommissie verzet. c. De houder heeft nagelaten de oudercommissie tijdig – indien daarom door de oudercommissie werd verzocht – schriftelijk alle informatie te verstrekken die de oudercommissie voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
3.4 Formele klacht Een uiting van ongenoegen of onvrede van een klant, gericht aan de klachtenkamer Kinderopvang, over de wijze waarop er is gehandeld door de kinderopvangorganisatie of door een medewerker van de kinderopvangorganisatie. Het ongenoegen dient betrekking te hebben op handelingen en beslissingen of op het nalaten daarvan van de kinderopvangorganisatie, als genoemd onder 3.5, waarbij eerdere gesprekken niet hebben geleid tot een bevredigende oplossing of genoegdoening. 3.5 Klager Een oudercommissie die een klacht voorlegt of voorgelegd wil zien. 3.6 Klachtenkamer BSO Onder de Klachtenkamer Kinderopvang, hierna te noemen de Klachtenkamer, wordt verstaan de Klachtenkamer die overeenkomstig het Convenant tussen BOINK enerzijds en de MO groep en de Branchevereniging Ondernemers in de BSO anderzijds, klachten van de oudercommissie over de toepassing van artikel 60 van de Wet Kinderopvang behandelt. 4. De klachtenprocedure 4.1 Eerste fase Zoals gezegd streeft De Stichting Seva Sangh/ BSO er naar om klachten zo laag mogelijk in de organisatie op te lossen met de medewerkers die het betreffen. Op deze wijze kunnen
kritiek en gevoelens van onvrede van oudercommissie in een vroeg stadium en in een sfeer van overleg worden besproken, zodat de relatie en de communicatie tussen oudercommissie en directie zo weinig mogelijk worden verstoord. Klachten dienen binnen de eigen bevoegdheden besproken te worden. Een oudercommissie met een klacht over (voor de functie van de oudercommissie noodzakelijke) informatieverstrekking of besluitneming door de directie wordt verwezen naar de directeur. Voor de oudercommissie is het van belang dat zij zo weinig mogelijk drempels ervaren bij het aan de orde stellen van onvrede of klachten. In de volgende paragrafen staat verwoord hoe De Stichting Seva Sangh/BSO en management proberen klachten/uitingen van onvrede op een serieuze manier te behandelen.
4.2.1 De klacht rechtstreeks naar de Coórdinator 4.2.1a De coördinator bevestigt binnen 2 werkdagen de ontvangst van een schriftelijk ingediende klacht. 4.2.1b De coördinator onderneemt binnen 1 week actie en onderzoekt de klacht. Het betekent dat deze in gesprek gaat met de betrokken leidster en de klager, eventueel gevolgd door een gezamenlijk gesprek. 4.2.1c De directeur laat binnen 1 maand aan de klager weten wat haar oordeel is en welke maatregelen er eventueel worden genomen. Indien de klacht een spoedeisend karakter heeft, kan de directeur de in dit reglement genoemde termijnen bekorten. 4.2.1d Na afhandeling van de klacht, en het treffen van de nodige maatregelen, neemt de directeur contact op met de klager, om te verifiëren of de klacht naar de tevredenheid is behandeld en het probleem is opgelost. 4.2.2 De klacht betreft het handelen van de houder (directeur)
4.2.2a In principe bespreekt de klager de klacht in eerste instantie met de directeur. 4.2.2b De directeur kan het bestuur vragen bij het gesprek aanwezig te zijn. 4.2.2c Elke klacht wordt door de directeur bij het bestuur gemeld binnen 14 dagen.
5. Tweede fase Een formele klacht wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris van de Klachtenkamer Kinderopvang. Een klacht omvat tenminste: - naam, adres en, indien mogelijk, telefoonnummer van de klager (d.w.z. de voorzitter van de betreffende oudercommissie) * naam en adres van de organisatie waarop de klacht betrekking heeft *een zo concreet mogelijke beschrijving van de gebeurtenis waarover wordt geklaagd * de reden waarom hierover een klacht wordt ingediend * de beschrijving van de handelingen die de klager reeds heeft ondernomen om tot een oplossing van een klacht te komen * De bevestiging dat de klager akkoord gaat met het klachtenreglement van de stichting Klachtenkamer Kinderopvang (in dit stuk opgenomen onder de punten 5.2 t/m 5.6) 5.1 Reglement van de Klachtenkamer Kinderopvang Klachtenreglement Stichting Klachtencommissie Kinderopvang - 1 januari 2009 Ambtelijk secretariaat Postbus 398 | 3740 AJ | Baarn | t. 0900 040 00 34 |
[email protected] | www.klachtkinderopvang.nl K.v.K. Lelystad nr. 390.68281 | BTW 8163.70.758.B.01
1.6 Beroepskracht Degene die werkzaam is bij een kindercentrum of peuterspeelzaal en is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen, niet zijnde een gastouder die niet in loondienst is. 1.7 Ouder/verzorger Een persoon die een huishouding voert waartoe het kind behoort, op wie de kinderopvang betrekking heeft, welk kind in belangrijke mate door hem wordt onderhouden 1.8 Stichting Klachtencommissie Kinderopvang De stichting Klachtencommissie Kinderopvang, hierna te noemen ZcKK, werkt voor de aangesloten organisaties van kindercentra, peuterspeelzalen en gastouderbureaus voor zover deze als houder in het register van de gemeente van vestiging zijn opgenomen. 1.9 Gedraging Enig handelen of nalaten, alsmede het nemen van een besluit of het nalaten daarvan dat gevolgen heeft voor een ouder/verzorger of het kind dat gebruik maakt van kinderopvang van de organisatie. 1.10 Klacht Een mondelinge of schriftelijke uiting van ongenoegen van een ouder/verzorger over een gedraging van de organisatie, van haar bestuur of van een medewerker van de organisatie. De klacht kan gaan over alle aspecten van de kinderopvang. 1.11 Klager Een ouder/verzorger die een klacht voorlegt aan de Klachtencommissie. 1.12 Beklaagde De organisatie waarover een klacht wordt ingediend. Bij behandeling van een klacht wordt de organisatie als partij beschouwd, niet de medewerker. 1.13 Meldpunt Het bestuur van ZcKK heeft voor de uitvoering van haar taken een landelijk meldpunt ingericht. Het meldpunt is voor melding van klachten en informatie dagelijks telefonisch bereikbaar onder nummer 0900-0400034 of via
[email protected] of via postbus 398, 3740 AJ Baarn. Andere informatie: http//www.jso.nl/melcode.html
1.14 Klachtencommissie Een Klachtencommissie wordt ingesteld en in stand gehouden door het bestuur van ZcKK ten behoeve van de behandeling van klachten van ouders/verzorgers van de aangesloten organisaties en van het doen van aanbevelingen hieromtrent aan de betrokken organisaties en houders. 1.16 Ambtelijk Secretaris De ambtelijk secretaris ondersteunt de Klachtencommissie in het gehele proces van behandeling van een klacht, maar is geen lid van de commissie. Artikel 2 Doelstelling Klachtencommissie De Klachtencommissie geeft ten behoeve van de aangesloten organisaties, middels dit reglement, uitvoering aan de Wet Kinderopvang en de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen. Artikel 3 Samenstelling Klachtencommissie 3.0 Samenstelling Het bestuur van ZcKK benoemt natuurlijke personen op basis van hun deskundigheden tot lid van een Klachtencommissie. Per klacht wordt een behandelende Klachtencommissie samengesteld. Deze Klachtencommissie bestaat uit drie leden die zowel in hun oordeelsvorming als hun positie onafhankelijk zijn van de klager en de beklaagde. De Klachtencommissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris. 3.1 Deskundigheid Een Klachtencommissie dient in haar gezamenlijkheid te beschikken over deskundigheden op het gebied van: - consumentenbelangen - inhoud van kinderopvang -organisatie van de kinderopvang -juridische kennis en/of mediation In bijzondere omstandigheden kan een extern deskundige aan een Klachtencommissie toegevoegd worden. Deze deskundige ondersteunt de leden van de Klachtencommissie maar heeft geen stemrecht.
3.2 Benoeming Klachtencommissieleden worden door het bestuur benoemd voor een periode van drie jaar. Zij kunnen na het verstrijken van hun zittingsperiode aansluitend worden herbenoemd. 3.3 Werkwijze De voorzitter en de ambtelijk secretaris dragen, met inachtneming van hetgeen in dit reglement is voorgeschreven, zorg voor de werkwijze van de behandelende Klachtencommissie. De ambtelijk secretaris kan een vertrouwelijk verslag van de beraadslagingen en hoorzittingen ten behoeve van de oordeelsvorming door de Klachtencommissie. Deze verslagen maken op geen enkele wijze deel uit van de stukken en/of correspondentie. 3.4 Beëindiging Het lidmaatschap van de Klachtencommissie eindigt: a. doordat een lid zijn lidmaatschap opzegt; b. door het overlijden van een lid: c. door het verstrijken van de benoemingsperiode; d. doordat een lid op verzoek van de overige Klachtencommissieleden door het bestuur uit zijn functie wordt ontheven wegens: - verwaarlozing van zijn/haar taak; - andere redenen op grond waarvan handhaving als lid niet kan worden verlangd; door royement van een lid op grond van het niet naleven van artikel 16.1 van dit reglement. Artikel 4 Wraking en verschoning 4.1 Wraking: De klager en/of beklaagde kan bezwaar maken tegen de deelneming van een lid van de Klachtencommissie aan de behandeling van de klacht wanneer zich ten aanzien van dat lid feiten of omstandigheden bekend zijn die het vormen van een onpartijdig oordeel over de klacht zouden kunnen bemoeilijken. 4.2 De overige leden van de Klachtencommissie beslissen of dit bezwaar terecht is. Bij staking van stemmen wordt dit geacht het geval te zijn. De beslissing wordt schriftelijk medegedeeld aan klager en beklaagde, alsmede aan het Meldpunt. 4.3 Verschoning: Een lid van de Klachtencommissie kan zich onttrekken aan de behandeling van een klacht wanneer zich ten aanzien van dat lid feiten of omstandigheden voordoen die het vormen van een onpartijdig oordeel over de klacht zouden bemoeilijken. Hij/zij is
verplicht dit te doen, indien de (beide) overige leden van de Klachtencommissie van oordeel zijn dat voornoemde feiten of omstandigheden zich ten aanzien van hem/haar voordoen. 4.4 In geval van wraking of verschoning wordt het betrokken lid vervangen door een ander lid. Artikel 5 Indienen van de klacht 5.1 Het recht tot indienen van een klacht komt toe aan: a. ouders/verzorgers; b. wettelijke vertegenwoordig(st)er c. natuurlijke personen die door de ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk zijn gemachtigd. 5.2 Een klacht dient schriftelijk te worden ingediend bij het Meldpunt. Indien de klacht mondeling wordt ingediend, neemt de ambtelijk secretaris contact op en legt de klacht op schrift vast en toetst bij de klager of de klacht juist is geformuleerd. Vervolgens dient de klager het klachtformulier te ondertekenen. De klager is te allen tijde gerechtigd de klacht in te trekken. De klager dient hiervan schriftelijk mededeling te doen of te laten doen aan het Meldpunt of de ambtelijk secretaris. Bij intrekking van de klacht door de klager blijft de Klachtencommissie bevoegd onderzoek te doen naar de klacht, de klacht te beoordelen en/of aanbevelingen te doen. De klager wordt hiervan in kennis gesteld.
Artikel 6 Nadere bepaling van een klacht 6.1 Een klacht omvat tenminste: - naam, adres en - indien mogelijk – e-mailadres en telefoonnummer van de klager; - voor zover van toepassing: naam en geboortedatum van het kind; - naam, adres, telefoon en - indien mogelijk – e-mailadres en faxnummer van de beklaagde; - een feitelijke beschrijving van de gebeurtenis waarover geklaagd wordt; - de reden waarom de klacht wordt ingediend; - de beschrijving van de handelingen die de klager reeds heeft ondernomen om tot een oplossing te komen;
- kopieën van overeenkomst, correspondentie of andere documenten de klacht aangaande; - de bevestiging dat de klager akkoord gaat met dit Klachtenreglement; - Ondertekening van de klacht door of namens de ouders. 6.2 De Klachtencommissie is niet verplicht een klacht te onderzoeken of onderzoek voort te zetten, indien: a. de klacht, na overleg, niet voldoet aan de vereisten in artikel 6.1 b. de klager bericht niet akkoord te gaan met de bepalingen van dit Klachtenreglement c. de termijn tussen de gedraging waarover wordt geklaagd en het indienen van de klacht onredelijk lang is. d. de klacht kennelijk ongegrond is. e. het belang van de klager of het gewicht van de gedraging waarover wordt geklaagd, kennelijk onvoldoende is; f. de klager een ander is dan degene jegens wie of jegens wiens kind de gedraging heeft plaats gevonden. g. de klacht dezelfde gedraging betreft of een gedraging die hiermee nauw verband houdt, als een gedraging die bij een andere klachtinstantie of aan een rechter is voorgelegd; h. een klacht over een gedraging die al eerder is voorgelegd of afgedaan door de Klachtencommissie. i. de klager geen gegevens aan de Klachtencommissie verstrekt, dan wel geen toestemming verleent om informatie bij derden in te winnen, terwijl de Klachtencommissie van mening is dat deze informatie noodzakelijk is om een oordeel te kunnen geven over de klacht. j. de klager om schadevergoeding of beslechting van een financieel geschil verzoekt en het gewicht van de claim of de complexiteit van de rechtsvraag te groot is. De voorzitter van de Klachtencommissie beslist, na overleg met de ambtelijk secretaris of een klacht in behandeling wordt genomen dan wel wordt voortgezet. 6.3 De Klachtencommissie kan op ieder moment partijen voorstellen de behandeling van de klacht op te schorten om gedurende de opschorting partijen in de gelegenheid te stellen de klacht alsnog in gezamenlijk overleg op te lossen. Partijen kunnen de Klachtencommissie om bemiddeling of mediation verzoeken. Ook de Klachtencommissie kan bemiddeling of mediation voorstellen aan de partijen. Indien een lid van de betreffende Klachtencommissielid hiermee wordt belast, neemt dit lid niet meer deel aan de behandeling van deze klacht, indien de behandeling alsnog wordt voortgezet.
6.4 Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen. Anonieme klachten worden wel gearchiveerd. Artikel 7 Behandeling van de klacht 7.1 Het meldpunt bevestigt binnen 5 werkdagen schriftelijk de ontvangst van de klacht aan klager en beklaagde. Indien van toepassing bericht het meldpunt de klager dat het in behandeling nemen van de klacht wordt opgeschort, om klager de gelegenheid te geven de klacht eerst aan beklaagde voor te leggen of om meer informatie aan te leveren. Indien klager de Klachtencommissie alsnog verzoekt de klacht in behandeling te nemen, geldt het moment van deze mededeling als moment van ontvangst van de klacht voor de bepaling van de termijnen van verdere behandeling. 7.2 Het meldpunt wijst binnen vijf werkdagen de voorzitter en ambtelijk secretaris van de behandelende Klachtencommissie aan. 7.3 Indien de voorzitter van de behandelende Klachtencommissie van oordeel is dat de klacht niet in behandeling kan worden genomen, deelt de ambtelijk secretaris dit binnen 15 werkdagen na ontvangst van de klacht schriftelijk en met redenen omkleed aan beide partijen mee. 7.4 Klager en beklaagde ontvangen binnen 15 werkdagen na ontvangst van de klacht een bericht of de klacht ontvankelijk verklaard is. 7.5 De Klachtencommissie stelt de houder/organisatie in de gelegenheid om binnen 20 werkdagen na de verzenddatum van de ontvankelijkheidverklaring schriftelijk te reageren op de klacht. 7.6 De ambtelijk secretaris zendt een kopie van het verweer van beklaagde binnen 5 werkdagen na ontvangst aan klager. Deze krijgt de gelegenheid om daarop binnen 10 werkdagen schriftelijk commentaar te geven. 7.7 De ambtelijk secretaris zendt van het laatste commentaar van klager op het verweer van de beklaagde binnen 5 werkdagen na ontvangst daarvan een kopie toe aan beklaagde, die daarop binnen 10 werkdagen na verzending schriftelijk commentaar kan indienen. 7.8 Bij iedere ronde van hoor- en wederhoor zendt de ambtelijk secretaris zoveel mogelijk een afschrift van de nog niet bij partijen bekende stukken mee. 7.9 De Klachtencommissie roept, indien zij zulks wenselijk acht, beide partijen op voor een mondelinge toelichting en bepaalt daartoe dag, uur en plaats. Partijen worden afzonderlijk, dan wel gezamenlijk gehoord. De Klachtencommissie maakt dit bij de uitnodiging bekend. Indien de Klachtencommissie mondelinge toelichting niet nodig acht, worden beide partijen hiervan op de hoogte gesteld. Indien een van de partijen niet is verschenen en binnen twee werkdagen aannemelijk kan maken dat er sprake was van overmacht, kan de voorzitter besluiten om partijen alsnog te horen.
7.10 Indien tot afzonderlijk horen van de partijen wordt overgegaan, zal de Klachtencommissie alleen die informatie hij haar overwegingen betrekken waarop de wederpartij de gelegenheid heeft gehad te reageren, tenzij bij wijze van uitzondering de Klachtencommissie van oordeel is dat er voldoende belang aanwezig is om de informatie niet bekend te maken, maar wel mee te wegen. Artikel 8 Bijstand en vertegenwoordiging 8.1 Klager en beklaagde kunnen zich laten bijstaan door een door hem/haar/hen aan te wijzen persoon. Een gemachtigde dient een door de vertegenwoordigde partij ondertekende volmacht te overleggen. 8.2 Partijen dienen bij een hoorzitting altijd in persoon aanwezig te zijn onverminderd hun recht zich te doen bijstaan.
Artikel 9 Het inwinnen van inlichtingen 9.1 De Klachtencommissie kan ter beoordeling van de klacht nadere informatie inwinnen bij partijen, alsmede bij derden. Voor het inwinnen van informatie bij derden is schriftelijk toestemming nodig van betrokkene(n), voor zover het hun privacy betreft. 9.2 Van het inwinnen van nadere informatie wordt schriftelijk aantekening gehouden door de ambtelijk secretaris. Deze aantekening wordt opgenomen in het dossier en bevat datum, inhoud en eventueel plaats of bron van de verkregen informatie. Op verzoek wordt vertrouwelijke informatie buiten het dossier gelaten. 9.3 Van alle verkregen informatie wordt zo spoedig mogelijk een kopie gezonden aan betrokkenen. Hierbij wordt, indien nodig, aangegeven dat de informatie vertrouwelijk is en de ontvanger gehouden is aan een geheimhoudingsplicht. De ouder/verzorger en de houder/organisatie worden in de gelegenheid gesteld om binnen 5 werkdagen te reageren op de verkregen informatie. 9.4 De Klachtencommissie is verplicht alle bescheiden en/of informatie, betrekking hebbende op de klacht, vertrouwelijk te behandelen en geheimhouding te verzekeren ten opzichte van de bij de behandeling van de klacht betrokken personen, indien dit gevraagd wordt door degenen van wie deze bescheiden en/of informatie afkomstig zijn/is. Artikel 10 Inzagerecht Partijen worden in de gelegenheid gesteld alle op de klacht betrekking hebbende stukken in te zien. Stukken die door een van de partijen worden ingediend onder de conditie dat de andere partij hierin geen inzage mag hebben worden geretourneerd. Artikel 11 Uitspraak
11.1 De Klachtencommissie neemt met meerderheid van stemmen een beslissing omtrent de gegrondheid van de klacht en de aanbevelingen. De Klachtencommissie verzendt haar uitspraak binnen vier maanden na ontvangst van de klacht of zoveel eerder als mogelijk is. 11.2 Bij afwijking van de in 11.1 genoemde termijn, doet de Klachtencommissie daarvan met redenen omkleed mededeling aan klager en beklaagde onder vermelding van de termijn waarbinnen de Klachtencommissie haar oordeel over de klacht zal uitbrengen. 11.3 De Klachtencommissie is niet aansprakelijk voor de gevolgen van haar uitspraken of aanbevelingen. De klachtencommissie kan een klacht gegrond of ongegrond verklaren. De uitspraak van de Klachtencommissie bestaat uit haar bevindingen van het onderzoek naar de klacht met daaraan toegevoegd haar oordeel en eventuele aanbevelingen. Beide partijen ontvangen de uitspraak. Daarnaast ontvangt de beklaagde een versie die openbaar gemaakt kan worden, waarin de gegevens van de klager geanonimiseerd zijn; alleen de betrokken organisatie staat hierin met naam vermeld. Artikel 12 Maatregelen organisatie 12.1 Beklaagde deelt aan de klager en aan de Klachtencommissie binnen een maand na verzending van het in artikel 11 bedoelde oordeel schriftelijk mede of zij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. 12.2 Bij afwijking van de in 12.1 genoemde termijn, doet beklaagde daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de Klachtencommissie, onder vermelding van de termijn waarbinnen de houder zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken.
Artikel 13 Termijnen 13.1 De Klachtencommissie is te allen tijde bevoegd van de in dit reglement opgenomen termijnen af te wijken. Zij doet hiervan met reden omkleed mededeling aan de betrokken partijen, onder vermelding van een nieuwe termijn. 13.2 Indien de Klachtencommissie van oordeel is dat behandeling van de klacht een spoedeisend karakter heeft, dan kan zij de in dit reglement genoemde termijnen bekorten. De Klachtencommissie deelt dit betrokkenen schriftelijk en met opgave van redenen mede. Artikel 14 Verslagen 14.1 KK maakt jaarlijks geanonimiseerd haar bevindingen bekend in een rapport waarin aantal, aard en inhoud van de ingediende klachten, het oordeel van de Klachtencommissie en de eventuele aanbevelingen worden vermeld.
Tevens kan in dit verslag een overzicht gepresenteerd worden van door ZcKK gesignaleerde structurele knelpunten. 14.2 Op de website www.klachtkinderopvang.nl worden de uitspraken anoniem vermeld. 14.3 Een organisatie, waarover in een kalenderjaar een klacht is behandeld, kan de uitspraak als bedoeld in artikel 11.1 gebruiken voor het verslag dat zij moet verstrekken aan de in de Wet Kinderopvang of Wet Klachtrecht cliënten zorginstellingen genoemde organen en de Inspectie Kinderopvang. Artikel 15 Bekendmaking klachtenregeling De houder van de aangesloten organisatie brengt dit Klachtenreglement op passende wijze onder de aandacht van de ouders/verzorgers verbonden aan haar organisatie. Artikel 16 Geheimhouding 16.1 Elk lid van de Klachtencommissie is tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle gegevens en informatie die hem of haar bij de behandeling van de klacht ter kennis zijn gekomen. Eenieder die bij de behandeling van de klacht is betrokken is eveneens tot geheimhouding verplicht. 16.2 De Klachtencommissie deelt partijen en overige bij de klacht betrokkenen, voorafgaand aan de behandeling van de klacht, de in 16.1 omschreven plicht mede. 16.3 Klachten die naar het oordeel van de klachtencommissie ernstig van aard zijn, worden door de klachtencommissie gemeld aan de in artikel 3a van de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen bedoelde ambtenaren. De klachtencommissie overlegt daarbij de noodzakelijke gegevens. 16.4 Stukken, behorende bij de klachtbehandeling worden gedurende 5 jaar op een centrale plaats bewaard. Daarna worden zij door ZcKK vernietigd. Artikel 17 Beschikbaar stellen faciliteiten. De beklaagde organisatie stelt aan de leden van de Klachtencommissie die middelen en faciliteiten ter beschikking, die zij redelijkerwijs nodig hebben ter vervulling van hun taak. Artikel 18 Aansluiting bij en afwijzing door de Klachtencommissie 18.1 Iedere kinderopvangorganisatie kan zich, zonder toetsing, aansluiten bij ZcKK. 18.2 Indien een organisatie zich bij voortduring niet houdt aan dit reglement of er andere zwaarwegende argumenten zijn, kan het bestuur van sKK besluiten verdere behandeling van klachten over de aangesloten organisatie af te wijzen. Indien de ZcKK geen klachten van een organisatie meer in behandeling neemt, wordt hiervan schriftelijk, met datum van ingang, mededeling gedaan aan de organisatie.
Artikel 19 Vaststelling en wijziging van dit reglement Dit reglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur van ZcKK, op haar eigen gezag of op voorstel van aangeslotenen. Bij wijzigingen tijdens het contributiejaar kunnen aangeslotenen hun relatie met de ZcKK ontbinden, zonder tenietdoen van hun verplichting tot het betalen van de aansluitkosten.
Artikel 20 Slotbepalingen 20.1 In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van ZcKK naar redelijkheid en billijkheid. Adres Zckk Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 E
[email protected] http://www.zckk.nl