Briefrapport aan:
De heer E.J. Overbeek
van:
SAB
ons kenmerk.:
RIJS/110253
datum:
16 september 2011
betreft:
quick scan flora en fauna
AANLEIDING EN METHODE In Diepenheim (gemeente Hof van Twente, provincie Overijssel) is aan de Deldensestraat 11 een erftransformatie beoogd. Hiertoe zijn verschillende ingrepen beoogd, zowel interne verbouwing als nieuwbouw. Voordat deze ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek te worden uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en eventueel andere geldende natuurregelgeving. Voorliggend onderzoek betreft een quick scan (in de vorm van een briefrapportage) waarin op basis van een gebiedsanalyse, beschikbare soortgegevens en een eenmalige veldverkenning op 15 september 2011, uitspraken worden gedaan over de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied. Het veldbezoek heeft nadrukkelijk niet de status van een volledige veldinventarisatie; zowel tijdstip (deels buiten het groeiseizoen van planten en deels buiten het actieve seizoen van diverse diergroepen) als het eenmalige karakter zijn hiervoor niet toereikend. Deze quick scan is uitgevoerd op basis van de momenteel geldende uitwerking en interpretatie van beleid en wetgeving.
Globale ligging plangebied.
Gebiedsbeschrijving en beoogde ingrepen Diepenheim ligt ten westen van ‘s Heerenberg en ten noorden van Neede. De directe omgeving van Diepenheim wordt gekenmerkt door agrarisch gebied. Het plangebied aan de Deldensestraat ligt in het buitengebied. Het plangebied grenst in het noorden, oosten en zuiden aan open agrarisch gebied. In het westen grenst het aan een provinciale weg N740. In de huidige situatie bestaat de bebouwing binnen het plangebied uit een viertal gebouwen. Het hoofdgebouw op het erf bestaat uit een oude boerderij en aangebouwde schuur. Verder bevindt zich op het erf een kapberg/garage, een bakhuisje en een voormalige schuur die momenteel bewoond wordt. Binnen het plangebied is tevens een oude kuilvoerplaats aanwezig en overige erfverharding. In het zuiden en westen staat een rij laanbomen. De aan het woonhuis (I) aangebouwde schuur(II) zal worden verbouwd tot bedrijfsruimte met sanitaire voorzieningen, bedrijfscafé en terras. De kapschuur(III) zal worden uitgebreid en gaat dienst doen als locatie voor barbecues en afsluitingen van trainingsdagen. Het bakhuisje (IV) blijft in gebruik als opslagruimte. De voormalige schuur (VI)wordt op dit moment bewoond en wordt verbouwd tot gastenverblijf. Daarnaast zal er een boerderij-lodge op de oude kuilvoerplaats (V) worden gerealiseerd. Mogelijk worden hiervoor enkele bomen gekapt.
GEBIEDSBESCHERMING Bij gebiedsbescherming is er onderscheid gemaakt tussen de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de Natuurbeschermingswet 1998 worden Natura 2000-gebieden en beschermde Natuurmonumenten beschermd. De EHS is niet opgenomen in de natuurwetgeving, maar dient bij de planologische afweging te worden meegenomen. Het plangebied te Diepenheim ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingwet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied “Teeselinkven” en ligt op ruim 2,5 km afstand van het plangebied. Gezien de grote afstand tussen het beschermde gebied en de tussenliggende elementen (woningbouw en wegen), zijn er geen negatieve effecten te verwachten op het Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt bovendien niet in de EHS. Het dichtstbijzijnde gebied aangewezen als EHS (en nog gerealiseerd moet worden) ligt op ongeveer 500 m afstand van het plangebied en betreft een bos- en heidegebied. Aangezien de beoogde plannen betrekking hebben op een relatief klein gebied en tussen het plangebied en de EHS bebouwing en wegen aanwezig zijn, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de EHS.
SOORTENBESCHERMING Soortenbescherming is altijd van toepassing. In Nederland is de bescherming van soorten opgenomen in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging
pagina 2 van 5
van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor het beoordelen van de doorwerking van het aspect soortenbescherming moet worden nagegaan of het plangebied beschermde soorten (zowel planten als dieren) herbergt. De mogelijke negatieve effecten van de ingreep op betreffende soorten moeten worden beschreven.
Algemene soorten De meeste van de mogelijk in het plangebied voorkomende soorten zoals Bruine kikker, Gewone pad, Egel, (spits)muizen, Konijn en Mol zijn beschermd volgens het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties.
Strikt beschermde soorten Een aantal van de mogelijk voorkomende soorten is meer strikt beschermd. Voor deze soorten moet bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. De directe omgeving van het plangebied heeft een open agrarisch karakter. Gezien het bovenstaande en op basis van de verspreidingsgegevens en biotoopeisen van de mogelijk in de omgeving voorkomende soorten en afwezigheid van watergangen, worden binnen het plangebied geen strikt beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en insecten verwacht.
Vleermuizen Volgens verspreidingsgegevens uit de ‘Atlas van de Nederlandse Vleermuizen’ (Limpens, 1997) komen in de omgeving van het plangebied vleermuizen voor. Vleermuizen zijn strikt beschermd volgens tabel 3 van de Flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Vleermuizen verblijven in bomen en/of gebouwen. De gebouwen in het plangebied bevatten geen spouwmuren. Daarnaast bestaat de dakbedekking van enkele gebouwen uit golfplaten. Dit type dakbedekking is ongeschikt voor vleermuizen. Bij enkele schuren is sprake van een ongeïsoleerd dak met vrij zicht op de dakpannen. Op deze locatie is door kapotte of losliggende dakpannen veel tocht aanwezig en daardoor ongeschikt voor vleermuizen. Dakbeschot is bij de gebouwen afwezig en bij nadere inspectie van de schuren werden geen sporen van vleermuizen (keutels, vlindervleugels, enz) aangetroffen. Vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten zijn waarschijnlijk afwezig in het plangebied. In het plangebied zijn bomen aanwezig zonder geschikte holtes. Het is niet waarschijnlijk dat boombewonende soorten een vaste rust- en verblijfplaats in het plangebied hebben. Lijnelementen zijn aanwezig in het plangebied. Hoewel er mogelijk enkele bomen worden gekapt, blijven deze lijnelementen behouden en zijn negatieve effecten op vaste vliegroutes op voorhand uit te sluiten. Er zijn geen negatieve effecten op vleermuizen te verwachten bij de beoogde ontwikkelingen in het plangebied.
Vogels Alle vogels en hun nesten zijn strikt beschermd. Actieve nesten van vogels mogen niet worden aangetast of verstoord. Voor de meeste vogels kan worden volstaan met ontzien van nesten in het broedseizoen (globaal van half maart tot half juli). Nestlocaties van enkele vogelsoorten zoals roofvogels, uilen en Huismus zijn buiten het broedseizoen ook jaarrond beschermd, zogenoemde jaarrond beschermde vogelsoorten. Tijdens de veldverkenning is de Vink waargenomen. Daarnaast zijn Zwarte roodstaart (het
pagina 3 van 5
betrof hier een koppel met uitgevlogen jongen), Groene specht en een aantal nestlocaties van de Boerenzwaluw aangetroffen. Laatstgenoemde nesten bevonden in het aanbouwtje aan de kapschuur. Nestlocaties van de hiervoor genoemde soorten zijn niet jaarrond beschermd, maar indien met de plannen sprake is van aantasting van de lokale populatie vallen deze nesten wel onder jaarrond bescherming. De Zwarte roodstaart komt vaak voor op bedrijvige terreinen. In de directe omgeving van het plangebied zijn voldoende alternatieve broedlocaties voor de soort aanwezig in de vorm van boerderijen. De status van instandhouding van de lokale populatie komt met de voorgenomen ingreep niet gevaar. De ingrepen in het plangebied hebben waarschijnlijk geen negatief effect op de Zwarte roodstaart. De Groene specht broedt waarschijnlijk in het te behouden bosje ten zuiden van het plangebied. Negatieve effecten op deze soort zijn niet te verwachten. De omgeving biedt voor de Boerenzwaluw voldoende alternatieve broedlocaties (boerderijen) waardoor er geen negatieve effecten op deze soort zijn te verwachten. Ook is de Buizerd waargenomen in het plangebied. Nesten van de Buizerd zijn jaarrond beschermd. Er zijn in het plangebied echter geen horsten aangetroffen. Mogelijk broedt de Buizerd in het bosje ten zuiden van het plangebied, maar deze blijft met de plannen behouden. Daarnaast bevat de aangebouwde schuur een steenuilenkast. De bewoonster gaf aan regelmatig een uil te horen. Deze kast is visueel geïnspecteerd en er zijn geen sporen van (voormalige) bewoning van uilen aangetroffen. Sporen, nesten en holtes van overige jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Negatieve effecten van de plannen op deze soorten zijn niet te verwachten.
CONCLUSIE Gebiedbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur is gezien de relatief kleine ingreep, de tussenliggende bebouwing en afstand niet van toepassing. Met de plannen zijn tevens geen negatieve effecten te verwachten op strikt beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Bij de uitvoering van de voorgenomen ingrepen zijn geen vervolgwerkzaamheden in het kader van de natuurwetgeving noodzakelijk. De zorgplicht is altijd van toepassing, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen) te starten met werkzaamheden en het gefaseerd werken om dieren de kans te geven om te vluchten. Verder kunnen vogels broeden binnen en in de omgeving van het plangebied. Werkzaamheden die een verstorend effect op broedende vogels veroorzaken dienen daarom plaats te vinden buiten het broedseizoen (broedseizoen loopt van globaal half maart tot half juli).
AANBEVELINGEN Bij de uitvoering van de voorgenomen ingrepen zijn geen vervolgwerkzaamheden in het kader van de natuurwetgeving noodzakelijk. Wel wordt aanbevolen om de steenuilennestkast te behouden, de omgeving is erg geschikt voor deze soort. Daarnaast zouden er vleermuisnestkasten kunnen worden geplaatst tegen de muur op >2,5 meter hoogte. Bij de verbouwing zou eventueel een zolder slechts
pagina 4 van 5
gedeeltelijk kunnen worden geïsoleerd. Hierdoor wordt de zolder mogelijk een geschikt verblijf voor vleermuizen.
pagina 5 van 5