Briefrapport aan:
Gemeente Aalten
van:
SAB
ons kenmerk:
BROI/120409
datum:
12 juli 2012
betreft:
quick scan flora en fauna
AANLEIDING EN METHODE In Aalten (gemeente Aalten, provincie Gelderland) is op de hoek van de Legtersdijk en de Kiefteweg herontwikkeling van een recreatieterrein beoogd. Voordat deze ruimtelijke ingreep mag plaatsvinden, dient eerst een onderzoek te worden uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en eventueel andere geldende natuurregelgeving. Voorliggend onderzoek betreft een quick scan (in de vorm van een briefrapportage) waarin op basis van een gebiedsanalyse, beschikbare soortgegevens en een eenmalige veldverkenning op 12 juli 2012, uitspraken worden gedaan over de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied. Het veldbezoek heeft nadrukkelijk niet de status van een volledige veldinventarisatie; zowel tijdstip (deels buiten het groeiseizoen van planten en deels buiten het actieve seizoen van diverse diergroepen) als het eenmalige karakter zijn hiervoor niet toereikend. Deze quick scan is uitgevoerd op basis van de momenteel geldende uitwerking en interpretatie van beleid en wetgeving.
Globale ligging plangebied (links) en toekomstige inrichting (rechts)
Gebiedsbeschrijving en beoogde ingrepen Aalten ligt vlakbij de grens met Duitsland. De omgeving van Aalten heeft een agrarisch karakter met nog veel restanten van oude bossen en lanen. Veel wegen en lanen zijn voorzien van begeleidende bomen en verspreid in de omgeving zijn groene elementen aanwezige die als stapstenen in het landschap liggen. Door de bomen en andere groene elementen is de ecologische waarde nog steeds vrij hoog. Het plangebied ligt ten noorden van één van deze groene stapstenen, een bosgebied dat ten zuiden ligt van de Legtersdijk en ten oosten van de Kieftenweg. De begrenzing van het plangebied wordt ook gevormd door deze wegen; Kieftenweg in het westen en de Legtersdijk in het zuiden. Aan deze wegzijden is het plangebied opgehoogd met grond en begroeid met struiken en bomen. Agrarische gronden vormen de overige begrenzing van het plangebied. In het plangebied is 77,8 m2 bebouwing aanwezig (kippenschuur, berging, recreatiewoning, paardenstal), een zwembad, bomen en een grasveld. Op deze locatie is de sloop van de bestaande paardenstal beoogd om een nieuwe recreatiewoning mogelijk te maken. Deze recreatiewoning wordt gebouwd op de al aanwezige fundering. Verder wordt een berging verplaatst binnen het plangebied. In de toekomstige situatie zal 128,2 m2 bebouwd zijn. Dit is een toename van 50,4 m2 aan bebouwing.
GEBIEDSBESCHERMING Bij gebiedsbescherming is er onderscheid gemaakt tussen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de Natuurbeschermingswet 1998 worden Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten beschermd. De EHS is niet opgenomen in de natuurwetgeving, maar dient bij de planologische afweging te worden meegenomen.
Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied “Bekendelle” en ligt op ruim 7 km afstand van het plangebied. Gezien deze afstand en de tussenliggende verstorende elementen (woningbouw en wegen), zijn er geen negatieve effecten te verwachten op het Natura 2000-gebied. Verder verandert het toekomstige gebruik niet ten op zicht van de huidige situatie. Met de plannen is geen sprake van aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000gebied.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het plangebied ligt in de EHS en maakt deel uit van de ecologische verbindingszone. Het bosgebied direct ten zuiden van het plangebied is aangewezen als natuur binnen de EHS (zie afbeelding hierna).
beleid Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn. Toch
pagina 2 van 7
zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS verbinding, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan de realisering van de EHS. Oost-Gelderland staat bekend als het gebied waar bij uitstek natuur en cultuur met elkaar verweven zijn; de natuurwaarden zijn het resultaat van eeuwenlange menselijke invloed. De meest bijzondere natuurwaarden zijn ten eerste verbonden aan beken en beekbegeleidende bossen, die vaak onderdeel van landgoederen zijn. Ten tweede zijn de natuurwaarden van Oost-Gelderland de restanten van de woeste gronden van groot belang: hoogveen, natte heiden, vennen en blauwgraslanden. De kernkwaliteiten van Oost-Gelderland zijn op de locatie in Aalten gericht op het vanuit ecologisch opzicht samenhangend geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarisch cultuurlandschap waarvan soorten als de das, amfibieën en vleermuizen afhankelijk zijn. De ontwikkelingsopgaven zijn gericht op het verbinden van de belangrijkste natuurkernen (met name Graafschap, Hummelo- Keppel/Slangenburg, Montferland, Needse Achterveld e.o., en Winterswijk) door het realiseren van ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen (Veluwe – Duitsland door de Achterhoek). Ook het nemen van hydrologische herstelmaatregelen op landschapsschaal en het aanleggen van natte landschapselementen voor amfibieën (met name in het middengebied
ook buiten de EHS) is een ontwikkelingsopgave.
Globale ligging plangebied (rood) in de Ecologische Hoofdstructuur (bron: Provincie Gelderland) Het bosgebied ten zuiden van het plangebied, dat aangewezen is als natuur, betreft een nat broekbos met een aangelegde poel. Dit broekbos en deze poel worden waarschijnlijk gevoed door kwel en een beek. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurwaarden aanwezig die gekoppeld zijn aan de restanten van woeste gronden. De ecologische verbindingszone op deze locatie heeft als doel de (natte) natuurgebieden ten oosten van Winterswijk te verbinden met het westen. Het streven is de verbindingszone in te richten conform het model IJsvogelvlinder en model Das. De IJsvogelvlinder is een soort die afhankelijk is van natte bossen met kamperfoelie en de Das is gebonden aan bosgebieden (verblijfplaats) en agrarische gronden (foerageergebied).
pagina 3 van 7
De kernkwaliteiten van de ecologische verbindingszone zijn:
De grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) behorende bij waterafhankelijke natuurdoeltypen;
De kwaliteit van het leefgebied van alle soorten, waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en die als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet;
De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
De stilte in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden);
De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS; in het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van
Het areaal en de kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarische natuur
effectenbeoordeling Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels van zijn omgeving afgesloten door de grondwallen die in het verleden zijn aangebracht. Deze grondwallen zorgen ervoor dat verstoring door geluid en licht afkomstig van het plangebied afgeschermd wordt van de directe omgeving. De huidige inrichting van het plangebied bestaat voornamelijk uit cultuurgroen; zo zijn verschillende fruitbomen aangeplant en zijn de grondwallen gedeeltelijk ingeplant met niet inheemse planten en stuiken. Het is onwaarschijnlijk dat het plangebied in de huidige situatie gebruikt wordt als stapsteen of verbindingszone voor soorten als de IJsvogelvlinder en de Das. Op locatie is wel gebleken dat het plangebied fungeert als leefgebied voor de Eekhoorn en verschillende vogelsoorten. Het gebruik van de toekomstige situatie van het plangebied wijkt niet af van de huidige situatie. Het blijft en recreatieterrein met één vakantiewoning. Alleen het bebouwde oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe met ongeveer 50 m2. Deze toename in bebouwd oppervlak vindt plaats in een gebied wat afgesloten is van de omgeving en wat al in gebruik is al recreatiegebied. Om die reden wordt de functie van de verbindingszone niet aangetast. Met de nieuwe ontwikkeling wordt de bebouwing geclusterd. De berging in het noorden van het plangebied wordt verplaatst naar de huidige recreatiewoning. Deze clustering van bebouwing leidt ertoe dat verstoring door aanwezigheid van mensen wordt beperkt tot deze bebouwing; mensen bevinden zich voornamelijk rond de aanwezige recreatiewoning. Verder vinden er met de plannen geen ingrepen plaats die een effect kunnen hebben op de grondwaterstand en kwelinvloeden in de omgeving. Deze toename in bebouwd oppervlak in de EHS leidt niet tot aantasting van kernkwaliteiten of ontwikkelingsopgaven van Oost-Gelderland, het functioneren van de verbindingszone of van bestaande natuurwaarden. Een toename in verstoring van de EHS vindt tevens niet plaats, aangezien het gebruik van het plangebied niet wijzigt. Compensatie van verlies aan natuurwaarden is niet noodzakelijk.
pagina 4 van 7
Geadviseerd wordt om de beplanting van het plangebied af te stemmen op inheemse soorten. Zo kan bijvoorbeeld Kamperfoelie aangeplant worden voor de IJsvogelvinder en nachtbloeiende soorten (Teunisbloem) voor nachtvlinders en vleermuizen. Eventueel kan een poel aangelegd worden in het plangebied, dit heeft positieve effecten op amfibieën zoals de Kamsalamander en eventueel de Boomkikker. De huidige eigenaar heeft al stapels hout aangebracht welke kunnen dienen als overwinteringslocatie voor amfibieën en insecten. Deze aanbevelingen leiden tot versterking van de kernkwaliteiten van de EHS.
SOORTENBESCHERMING Soortenbescherming is altijd van toepassing. In Nederland is de bescherming van soorten opgenomen in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het plan in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor het beoordelen van de doorwerking van het aspect soortenbescherming moet worden nagegaan of het plangebied beschermde soorten (zowel planten als dieren) herbergt. De mogelijke negatieve effecten van de ingreep op betreffende soorten moeten worden beschreven.
algemene soorten De meeste van de mogelijk in het plangebied voorkomende soorten zoals Bruine kikker, Gewone pad, Egel, (spits)muizen, Konijn en Mol zijn beschermd volgens het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties.
strikt beschermde soorten Een aantal van de mogelijk voorkomende soorten is meer strikt beschermd. Voor deze soorten moet bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Het plangebied ligt in het buitengebied van Aalten met agrarische gronden en bomen / bosschages. Watervoerende elementen ontbreken in het plangebied. Verder worden er met de plannen geen bomen gekapt of structuurrijke elementen verwijderd. Gezien het bovenstaande en op basis van de verspreidingsgegevens en biotoopeisen van de mogelijk in de omgeving voorkomende soorten en ingrepen, worden met de plannen geen leefgebied van strikt beschermde vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen en insecten aangetast.
vleermuizen Volgens verspreidingsgegevens uit de ‘Atlas van de Nederlandse Vleermuizen’ (Limpens, 1997) komen in de omgeving van het plangebied vleermuizen voor. Vleermuizen zijn strikt beschermd volgens tabel 3 van de Flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Vleermuizen verblijven in bomen en/of gebouwen.
pagina 5 van 7
Met de plannen worden geen voor vleermuizen geschikte bomen (met holten of loshangende schors) gekapt. Negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende soorten is met de plannen uit te sluiten. Gebouwbewonende vleermuizen verblijven in spouwmuren, achter gevelbetimmering, in schoorstenen, enz. De te slopen paardenstal is opgetrokken uit hout en bedekt met een puntdak van platte dakpannen. De paardenstal bevat geen spouwmuur en er is geen ruimte aanwezig om achter de houten betimmering of onder het dak te kruipen. Het is daarmee onwaarschijnlijk dat vleermuizen een vaste rust- en verblijfplaats in de te slopen paardenstal hebben. De te verplaatsen berging bestaat uit houten wanden (enkelwandig) en is bedekt met golfplaten (niet geïsoleerd). Deze berging bevat geen geschikte ruimte voor vleermuizen om achter te kruipen. Met de sloop van deze stal en verplaatsing van een berging zijn geen negatieve effecten te verwachten op verblijfplaatsen van vleermuizen. Mogelijk doet het plangebied dienst als foerageergebied voor vleermuizen. Het plangebied kan in de toekomstige situatie ook weer dienen als foerageergebied, aangezien het gebruik niet dusdanig veranderd. De bomen en struiken aan de randen van het plangebied fungeren mogelijk als vliegroute. Deze bomen en struiken blijven in de huidige staat behouden, waardoor er geen sprake is van aantasting van potentiële vliegroute. Nader onderzoek naar vleermuizen is niet noodzakelijk.
vogels Tijdens de veldverkenning zijn Pimpelmees, Koolmees, Turkse tortel en Merel waargenomen. Alle vogels en hun nesten zijn strikt beschermd. Actieve nesten van vogels mogen niet worden aangetast of verstoord. Voor de meeste vogels kan worden volstaan met ontzien van nesten in het broedseizoen (globaal van half maart tot half juli). Nestlocaties van enkele vogelsoorten zoals roofvogels, uilen en Huismus zijn buiten het broedseizoen ook jaarrond beschermd, zogenoemde jaarrond beschermde vogelsoorten. Sporen, nesten en holtes van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Negatieve effecten van de plannen op deze soorten zijn niet te verwachten.
overige soorten Tijdens het veldbezoek is in het plangebied een Eekhoorn waargenomen. Deze soort is afhankelijk van beuken, eiken en naaldbomen voor zijn voedsel en verblijfplaats. In het plangebied worden geen bomen gekapt waardoor er geen sprake is van verlies aan leefgebied van de Eekhoorn. Negatieve effecten op deze soort zijn niet te verwachten.
CONCLUSIE
Gebiedsbescherming Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is gezien de relatief kleine ingreep, de tussenliggende bebouwing en afstand niet van toepassing. Wel ligt het plangebied in de EHS, de ecologische verbindingszone. Het plan leidt tot een beperkte toename in bebouwd oppervlak in de EHS. Deze toename in bebouwd oppervlak in de EHS leidt niet tot aantasting van kernkwaliteiten of ontwikkelingsopgaven van Oost-Gelderland, het functioneren van de verbindingszone of van bestaande
pagina 6 van 7
natuurwaarden. Een toename in verstoring van de EHS vindt tevens niet plaats, aangezien het gebruik van het plangebied niet wijzigt. Compensatie van verlies aan natuurwaarden is niet noodzakelijk.
Soortenbescherming Met de plannen worden geen negatieve effecten soorten die strikt beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet. Een nader onderzoek naar soortgroepen of een ontheffingsaanvraag is met de plannen niet noodzakelijk. De zorgplicht is altijd van toepassing, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen) te starten met werkzaamheden en het gefaseerd werken om dieren de kans te geven om te vluchten. Verder kunnen vogels broeden binnen en in de omgeving van het plangebied. Werkzaamheden die een verstorend effect op broedende vogels veroorzaken dienen daarom plaats te vinden buiten het broedseizoen (broedseizoen loopt van globaal half maart tot half juli).
Aanbevelingen Geadviseerd wordt om de beplanting van het plangebied af te stemmen op inheemse soorten. Zo kan bijvoorbeeld Kamperfoelie aangeplant worden voor de IJsvogelvinder en nachtbloeiende soorten (Teunisbloem) voor nachtvlinders en vleermuizen. Eventueel kan een poel aangelegd worden in het plangebied, dit heeft positieve effecten op amfibieën zoals de Kamsalamander en eventueel de Boomkikker. De directe omgeving van het plangebied is geschikt voor uilen. Geadviseerd wordt een steenuilenkast te plaats in een boom direct grenzend aan de ten noorden gelegen agrarische gronden. Verder kan de nieuwe recreatiewoning geschikt gemaakt worden voor vleermuizen. Dit kan door open stootvoegen te creëren en de ruimte achter deze open stootvoegen open te laten (niet te isoleren) en een eventuele zolder niet geheel te isoleren. Ook kan gevelbetimmering toegepast worden en deze aan de onderkant iets open te laten, zodat vleermuizen er achter kunnen kruipen.
pagina 7 van 7