QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis
1
QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis
Opdrachtgever: A.C. Dingemans Heilleweg 21 4524 KL Sluis Opgesteld door: ZLTO Advies Cereshof 4 4463 XH Goes tel. 0113-247718
7 maart 2011
2
IHOUD
1. Inleiding 2. wettelijk kader 3. uitkomsten onderzoek 4. effecten van de ingreep 5. Conclusie 6. Bijlagen
4 5 6 9 10
3
1. Inleiding Een van de voorwaarden om in concrete gevallen medewerking te kunnen verlenen aan de omzetting van de bedrijfsbestemming naar woondoeleinden en de hierbij gewenste bouwwerkzaamheden, is dat de aanpassing niet leidt tot aantasting van natuurwaarden. De beoogde ontwikkeling omvat de sanering van een bedrijfsgebouw dat in gebruik is als stal, waarbij twee woningen worden teruggebouwd aan de Heilleweg 21 te Sluis. De planlocatie is centraal gelegen in buurtschap Heille. Gezien de staat van het terrein en aanwezige bebouwing is het verdwijnen van de bedrijfsbebouwing en de daarbij behorende bestemming ten gunste van woningbouw ruimtelijk gezien een goede verbetering. Deze Quick-scan flora en fauna is noodzakelijk om de volgende ontwikkelingen te kunnen realiseren: -
sloop bedrijfsgebouwen bouw twee woningen
De quick-scan dient uit te wijzen of de aanpassing van het bouwvlak leidt tot aantasting van de aanwezige natuurwaarden. Het huidige bedrijf is gevestigd aan Heilleweg 21 te Sluis. Kadastraal bekend als gemeente Sluis, sectie O, nummer 307 .
Figuur 1: Huidige situatie Heilleweg 21, Sluis
4
Figuur 2: Gewenste situatie
Bovenstaande figuur geeft de nieuwe indeling van het perceel weer, waarbij naast de bestaande bedrijfswoning twee extra woningen worden gerealiseerd. Voor de nieuw te realiseren woningen worden twee bouwvlakken opgenomen met een afmeting van 12x12 meter. Vanzelfsprekend wordt de bedrijfsbestemming hierop aangepast, net als de voormalige bedrijfswoning zullen de bestemmingen Woondoeleinden, Erf en Tuin worden toegekend. 2. Wettelijk kader Bij de bescherming van natuurwaarden in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming De Natuurbeschermingswet is sinds 2005 van kracht. Op grond van deze wet zijn verschillende gebieden in Nederland beschermd vanwege de voorkomende natuurwaarden. Deze bescherming is gebaseerd op Europese richtlijnen zoals die vastgelegd zijn in de Vogel- en Habitatrichtlijn, en op Nederlandse wetgeving via de Natuurbeschermingswet. Het nationale natuurbeleid is uiteindelijk geïntegreerd in het Natura2000 beleid. In deze gebieden geldt het zogenaamde ‘nee, tenzij’ principe. Dat wil zeggen dat voor een ruimtelijke ingreep, zoals de uitbreiding van een bouwblok, een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is vereist indien het plan negatieve gevolgen heeft of kan hebben op de beschermde gebieden. Ook indien de ruimtelijke ingreep niet in een beschermd gebied plaatsvindt, moet er gekeken worden naar de mogelijke effecten van de ingreep op de beschermde gebieden (externe werking). Soortenbescherming De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en Faunawet (2002). Deze heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende diersoorten en vaatplanten. 5
De wet kent zowel verbodsbepalingen als een zorgplicht. De verbodsbepalingen houden in dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en dierensoorten verboden zijn. Op deze verbodsbepalingen zijn ook vrijstellingen en ontheffingen mogelijk. Daarnaast geldt een algemene zorgplicht die inhoudt dat schade aan flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Per 22 februari 2005 is een nieuwe AmvB in werking getreden die heeft geleid tot aanpassing van het ontheffingsregime dat op basis van de Flora en Faunawet geldt. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in drie beschermingsniveaus: -
-
-
beschermingsniveau 1: een algemene vrijstelling voor algemeen voorkomende soorten. Bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is geen ontheffing van de Flora en faunawet nodig. beschermingsniveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten volgens tabel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle in het wild voorkomende vogelsoorten. beschermingsniveau 3: de streng beschermde soorten waarvoor geen algemene vrijstelling kan worden gegeven en waarvoor een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is.
3. Uitkomsten onderzoek Gebiedsbescherming In de directe omgeving van het plangebied zijn binnen een straal van 7 kilometer geen Natura-2000 gebieden te vinden. Dichtstbijzijnde locatie is het Natura-2000 gebied het Groote Gat gelegen tegen de kern Oostburg op circa 8 kilometer. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich op circa 1200 meter een aantal gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. De betreffende gebieden zijn de Elderschans en de Stierskreek. De gewenste ontwikkeling betreft de wijziging van bedrijvigheid naar burgerwoningen. De activiteiten die momenteel plaatsvinden op de planlocatie resulteren in geur-, ammoniak- en stikstofuitstoot. Voor zover de huidige activiteiten op de planlocatie een belasting opleveren voor het milieu en de aanwezige flora en fauna, verbetert de situatie als ter plaatse woningen worden ontwikkeld. Betreffende ontwikkeling van de planlocatie heeft dan ook geen gevolgen voor de betreffende EHS gebieden.
Figuur 3: ligging ten opzichte van de EHS
6
Soortenbescherming Om een indruk te krijgen van de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving, is gebruik gemaakt van de inventarisatiegegevens van het Natuurloket. Het plangebied ligt in kilometerhok 17-365. Vooraf dient opgemerkt te worden dat deze inventarisatiegegevens globaal zijn omdat ze gegenereerd zijn op basis van kilometerhokken (het plangebied is veel kleiner). Voor een indruk voor de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten volstaan ze echter.
Uit de rapportage blijkt dat het betreffende kilometerhok geïnventariseerd is. Uit de gegevens blijkt het volgende. - Vaatplanten: er zijn waarnemingen gedaan van beschermde soorten. - Zoogdieren: er zijn waarnemingen gedaan van beschermde soorten. - Vogels: er zijn waarnemingen gedaan van vogels. - Amfibieën, reptielen en vissen: er zijn waarnemingen gedaan van amfibieën. - Overige diersoorten: waarnemingen van vlinders
Het plangebied is momenteel in gebruik als bedrijfsperceel, op basis van de verleende milieuvergunning wordt ter plaatse op kleine schaal vee gehouden. De realisatie van de woningen zal gebeuren op het bestaande bedrijfsperceel. De bedrijfsbebouwing is grotendeels binnen het bouwvlak gerealiseerd. Momenteel is de bedrijfsbebouwing in
7
gebruik als stal. Tevens zijn een mest- en een gieropslag aanwezig. Tenslotte bevindt zich op het perceel een bedrijfswoning. Een woning zal op dezelfde locatie worden gerealiseerd als de huidige stal. De andere woning wordt eveneens op het bestaande bouwvlak gerealiseerd ter plaatse van de huidige gieropslag. Aangezien de planlocatie momenteel in gebruik is al bouwvlak wordt de bodem intensief in de bedrijfsvoering betrokken en gebruikt. Denk hierbij aan reeds bestaande verharding voor ontsluiting van het perceel en aanwezige materialen. Hierdoor zijn geen bomen dan wel weelderige begroeiing aanwezig en is enkel sprake van gras en hier en daar een klein struikje. Beoordeling Op basis van de gegevens van het Natuurloket kan de volgende beoordeling gemaakt worden van plangebied en directe omgeving. Vaatplanten: uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat er 700 plantensoorten voorkomen in het betreffende kilometervak. Bijlage 1 geeft een overzicht van de bestaande situatie en de aanwezige bebouwing. Mede vanwege het intensieve gebruik van het bouwvlak is het plangebied niet geschikt als biotoop voor vaatplanten en zijn deze niet aanwezig. Zoogdieren: in het plangebied leven en foerageren waarschijnlijk een aantal algemeen beschermde soorten zoals Veldmuis, Egel, Mol. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet. Bomen zijn op de planlocatie niet aanwezig. Het plan voorziet in de sloop van een schuur. Deze schuur is tijdens het bedrijfsbezoek bekeken en daarbij zijn geen vleermuizen aangetroffen. Bijlage 2 geeft een foto inpandig van de schuur weer. Het betreft een relatief kleine stal waarmee de locatie vanwege het ontbreken van geschikte bebouwing en/of holle bomen zeker niet de meest geschikte locatie is voor vleermuizen. Vogels: uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat in het kilometerhok 60 verschillende soorten vogels zijn geteld. Hiervan is ongeveer de helft aangemeld onder de rodelijstsoorten. Hierbij wederom vooropgesteld dat het een kilometerhok betreft en de planlocatie maar een zeer gering oppervlak omvat ten opzichte van dit kilometerhok. Alle in Nederland voorkomende vogelsoorten zijn echter wettelijk beschermd. Vanwege het ontbreken van een gedragscode vallen alle vogelsoorten onder beschermingsniveau 3. Op de betreffende planlocatie zijn geen broedende vogels aangetroffen. De planlocatie beschikt niet over een waterpartij, weelderige beplanting of bomen waardoor deze niet bij uitstek geschikt is als broedgebied voor vogels. De omgeving herbergt voldoende ruime en betere mogelijkheden om als broedlocatie te gebruiken. Amfibieën, reptielen en vissen: er zijn 8 soorten amfibieën waargenomen. Er zijn geen specifieke biotopen in het plangebied aanwezig voor deze diersoorten zoals oppervlaktewater. Overige diersoorten: de aanwezigheid van beschermde ongewervelde diersoorten is onwaarschijnlijk vanwege het ontbreken van geschikt leefgebied.
8
4. Effecten van de ingreep de ingreep De sloop van de bestaande stal en realisatie van de twee nieuwe woningen leidt tot diverse handelingen en werkzaamheden die mogelijk consequenties kunnen hebben voor beschermde soorten. Dit betreft: het slopen van bebouwing, het bouwrijp maken van het terrein (vergraven, egaliseren, ophogen), het aanleggen van verhardingen en ondergrondse leidingen en het oprichten van bebouwing. In het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet dient inzicht gegeven te worden in de te verwachten effecten van deze ingrepen op beschermde gebieden en soorten. gebiedsbescherming De planlocatie is gelegen te midden van bebouwing aangezien het gelegen is in buurtschap Heille. Mede vanwege de locatie middenin deze buurtschap is de ontwikkeling zeer gewenst. Het plan leidt ook niet tot directe effecten op de beschermde natuurgebieden. Gezien de beperkte omvang van de ruimtelijke ingreep en de afstand tot beschermde gebieden mag geconcludeerd worden dat er geen sprake is van significante effecten op deze beschermde gebieden. De ontwikkeling heeft juist een positieve uitwerking op de omgeving, aangezien verzwarende milieueffecten zoals uitstoot ammoniak niet meer plaats zullen vinden. soortenbescherming Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora en Faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of een vrijstelling. Hiervoor geldt de algemene vrijstelling op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet. Wel geldt in het algemeen de zorgplicht. Ten aanzien van vogelsoorten geldt dat indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden (april tot half juli), geen overtreding plaats zal vinden van de wetgeving ten opzichte van vogels. Het aanvragen van een ontheffing is dan niet aan de orde. Daarbij wordt opgemerkt dat de Flora en Faunawet geen standaardperiode voor het broedseizoen kent. Het gaat er om of er een broedgeval is. Zoals reeds voorafgaand is geconstateerd blijkt de planlocatie niet geschikt voor broedende vogels. De ontwikkeling van de planlocatie zal hierdoor geen strijd opleveren met de Flora en Faunawet. De aanwezige vogels welke in het betreffende kilometerhok zijn waargenomen verkiezen dan ook de geschiktere leefgebieden in de omgeving. Genoemde werkzaamheden leiden dan ook naar verwachting niet tot verstoring van (mogelijke) rust- en verblijfplaatsen van algemeen voorkomende soorten. Op de betreffende planlocatie zijn geen broedende vogels aangetroffen. De planlocatie beschikt niet over een waterpartij, weelderige beplanting of bomen waardoor de locatie niet geschikt is als broedgebied voor vogels. Voor vleermuizen geldt een zware bescherming op grond van de Flora en Faunawet (categorie 3). In de betreffende stal zijn geen vleermuizen aangetroffen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat het gebied als foerageergebied gebruikt wordt of dat dit door de sloop van de stal en realisatie van de twee woningen verstoord wordt. De locatie is tevens nooit als foerageergebied aangemerkt.
9
5. Conclusies Het beeld dat uit het onderzoek is gekomen vormt voldoende basis om een uitspraak te kunnen doen over de gevolgen van de ruimtelijke ingreep voor beschermde soorten en gebieden. De sloop van de stal en de realisatie van de twee burgerwoningen te midden in buurtschap Heille is voorzien op gronden die momenteel in gebruik zijn als bedrijf met bestemming bedrijfsdoeleinden. De bovenlaag van de bodem wordt intensief in de bedrijfsvoering betrokken. Hierdoor zijn geen bomen dan wel weelderige begroeiing aanwezig en is enkel sprake van gras en hier en daar een klein struikje. Dit resulteert in een planlocatie welke geen specifieke waarden voor flora en fauna bezit. De gewenste ontwikkeling zal gelet op de geringe omvang, de afstand en het verdwijnen van een bedrijfsbestemming (en de daarbij behorende milieuvergunning voor het houden van vee) geen negatieve effecten hebben op beschermde gebieden. De sanering van de bedrijvenbestemming en het verdwijnen van het bedrijf zou juist een positieve uitwerking kunnen hebben op de betreffende gebieden. Verkeersbewegingen en andere bedrijvigheid neemt af welke een positieve uitwerking heeft op de omgeving. Bovendien resulteert sanering van het bestaande bedrijf in het verdwijnen van ammoniakuitstoot en geuremissie. Ten aanzien van de algemene soorten van de Flora en Faunawet geldt de algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Een ontheffing op grond van de Flora en Faunawet is niet nodig.
10
Bijlage 1.
11
Bijlage 2
12
13