Breed Water
Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015
stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater in Amsterdam
Waternet is de gemeenschappelijke organisatie van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Amsterdam
Inhoud Samenvatting
4
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding Leeswijzer Gevolgde procedure
9 9 9 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Context: de gemeentelijke watertaken Primair doel afvalwaterzorg De Watercyclus De gemeentelijke watertaken Het systeemdenken Wettelijk kader en verantwoordelijkheidsverdeling
11 11 12 13 14 15
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Doelstellingen en beleid Inleiding Doelstellingen voor de 3 gemeentelijke watertaken Visie inzake klimaatontwikkeling, hemelwater en ruimte Algemene beleidslijn stedelijk afvalwater Algemene beleidslijn hemelwater Algemene beleidslijn grondwater
17 17 17 18 19 20 21
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Analyse huidige stand van zaken Inleiding Totaaloverzicht voorzieningen Stedelijk afvalwater Hemelwater Grondwater Effectief beheer Conclusies ten behoeve van plan 2010-2015
23 23 23 24 26 26 27 30
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Plan 2010-2015: stappen en acties Inleiding Stedelijk afvalwater Hemelwater Grondwater Effectief beheer
31 31 31 35 37 39
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Organisatie en financiën Benodigde middelen en kosten tijdens planperiode 2010-2015 Verwachte middelen en kosten na de planperiode Mogelijkheden voor de dekking van de kosten Uitwerking variant 1: stijging met 1% vanaf 2011 Onzekerheden ten aanzien van de rioolheffing
41 41 42 43 45 46
Bijlage 1
CD
3
Samenvatting Aanleiding
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen: 1. de inzameling en transport van stedelijk afvalwater; 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater; 3. het nemen van grondwatermaatregelen. In dit onderliggend ’Plan gemeentelijke Watertaken 2010-2015’ 1 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Dit plan biedt tevens een kans om in te spelen op ontwikkelingen zoals het veranderende klimaat. Tot 2008 had de gemeente de zorgplicht voor doelmatige inzameling en transport van afvalwater. De zorg voor de riolering is sinds 1 januari 2008 verbreed tot de bovengenoemde drie zorgplichten. Dit is het eerste Plan gemeentelijke Watertaken waarin de drie zorgplichten zijn opgenomen. Het plan volgt op het Afvalwaterplan Amsterdam 2005-2009.
Context: de gemeentelijke watertaken
Het primaire doel van afvalwaterzorg is: • het beschermen van de volksgezondheid; • het bijdragen aan schoon en helder water; • het zorgen voor droge voeten; • het zorgen voor een goede leefomgeving. De economische waarde van een goede ontwatering en afvalwaterafvoer is onmis kenbaar groot. Een robuust klimaatbestendig systeem is in dit licht onontbeerlijk. Riolering is in dit plan het geheel van voorzieningen voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. Overigens staat riolering niet op zichzelf, maar zij maakt onderdeel uit van de zogenaamde waterketen (drinkwater riolering - afvalwaterzuivering) en heeft relaties met het oppervlaktewater en grondwater, de zogenaamde watercyclus. De gemeente Amsterdam heeft de uitvoering van haar watertaken gedelegeerd aan Waternet. Alle wateraspecten worden door Waternet in samenhang behandeld en uitgevoerd voor de gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Door deze samenhang kan Waternet beter bijdragen aan een duurzame omgevingskwaliteit, volksgezondheid en veiligheid.
Doelstellingen en beleid
Om het primaire doel van afvalwaterzorg te realiseren is een goedwerkende en klimaatbestendige riolering noodzakelijk. Concreet betekent dit dat: 1. De technische staat van de riolering in orde is; 2. De riolering naar behoren functioneert; 3. De riolering op effectieve wijze wordt beheerd (randvoorwaardelijk). Bij de inrichting van het stedelijk gebied zal rekening gehouden moeten worden met het veranderende klimaat. Door gezamenlijk op te trekken met ontwerpers en beheerders van de openbare ruimte en de particulieren kunnen we de gevolgen minimaliseren en de stad klimaatproof maken en houden. Door de klimaatverandering kan de frequentie en intensiteit van neerslag veranderen, met als gevolg zowel meer wateroverlast als (grond)watertekort. Als gevolg hiervan zal de druk op de ruimte binnen stedelijk gebied sterk toenemen voor de opslag van (hemel)water dat gebruikt kan worden voor de aanvulling van het (grond)watertekort. In dit plan zijn de mogelijke consequenties aangegeven voor onder andere afvalwater. Per gemeentelijke watertaak is de algemene beleidslijn aangegeven. Die is uitgewerkt naar nieuwbouw, grootschalige herstructurering en bestaand stedelijk gebied. De algemene uitgangspunten zijn: Gemeentelijke watertaak
Algemene uitgangspunten
Stedelijk afvalwater
• z oveel mogelijk scheiding aan de bron van de componenten van stedelijk afvalwater • waar mogelijk decentrale zuivering in plaats van de huidige centrale, zolang dit duidelijk aanwijsbare voordelen biedt
Hemelwater
Grondwater
1
• (her)gebruik heeft de voorkeur boven direct lozen • met het ondergrondse leidingnetwerk alleen kunnen de gevolgen van klimaatverandering (hevige neerslag in kortere perioden) niet worden opgevangen • de perceeleigenaar is in principe zelf verant woordelijk dat hemelwater op zijn eigen terrein niet tot overlast en vervuiling leidt • de verwerking van hemelwater is een inspanningsen geen resultaatverplichting voor de gemeente • uitgangspunt voor ontwerp voorzieningen is om verontreinigd hemelwater gescheiden te houden van het overige hemelwater • d uurzaam functionerend grondwatersysteem: - nieuwe hinder voorkomen - bestaande hinder wegnemen
Het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 is een verbreed GRP (Gemeentelijk Rioleringsplan).
4
5
Analyse huidige stand van zaken
Op basis van de geformuleerde visie, doelstellingen en beleid is de technische staat en het functioneren van de riolering geanalyseerd. Ook de effectiviteit van het beheer is beoordeeld. Naar aanleiding hiervan komen de volgende aandachtspunten naar voren ten behoeve van het plan 2010-2015: • het treffen van maatregelen om knelpunten in het systeem op te lossen en te anticiperen op klimaatverandering: - optimaliseren maaiveldinrichting voor gecontroleerd verwerken van afstromend hemelwater; - ontwikkelen aanpak om mogelijke grondwatertekorten als gevolg van klimaatverandering aan te vullen; - aanpakken structurele problemen met wateroverlast in de Oosterparkbuurt, Rivierenbuurt en polderrioleringsgebieden; - aanleggen riolering bij nog niet aangesloten lozingen; • verdere verbetering van het functioneren van de riolering: - synchroniseren capaciteit met de behoefte; - vergroten van het inzicht in het functioneren; - inschatten toekomstige vervangingsvraag; - optimaliseren inspectie en reiniging, mede op basis van een indicatie van stelselbeheerders en risicomanagement; • het opvangen van de vervangingspiek die gaat ontstaan na 2022; • het verbeteren van het effectief beheer inzake de personele inzet, een goed toegankelijke projectregistratie, het koppelen van de financiële afschrijvingstermijnen aan de te verwachten levensduur van rioleringsonderdelen en de duurzame bedrijfsvoering.
Plan 2010-2015: stappen en acties
Om de gestelde doelen te realiseren zijn de volgende acties en stappen nodig per zorgplicht:
6
Onderwerp
Stedelijk afvalwater
Hemelwater
Grondwater
Aanleg
• aansluiten bestaande ongezuiverde lozingen • aanleg van riolering in nieuwbouwgebieden
• aanleg van riolering in nieuwbouwgebieden
• toetsen ruimtelijke plannen • verder uitwerken grondwaterbeleid
Beheer: onderzoek
• regulier en strategisch onderzoek om afvoer effectief te kunnen beheren
• regulier en strategisch onderzoek om afvoer effectief te kunnen beheren
• regulier en strategisch onderzoek om afvoer effectief te kunnen beheren
Beheer: reiniging
• reiniging van circa 360 km riolering per jaar (conform huidige situatie, maar wel meer differentiatie)
• reiniging per jaar van circa 260 km riolering (conform huidige situatie, maar wel meer differentiatie)
• regulier onderhoud • onderhoudsplan in ontwikkeling voor ontwateringmiddelen
Onderwerp
Stedelijk afvalwater
Hemelwater
Grondwater
Beheer: reparatie, renovatie en vervanging
• vervangingsbehoefte blijft op zelfde niveau • forse stijging renovatie na 2022 • regulier onderhoud • een nieuw onderhoudsconcept in ontwikkeling • pilots polderriolering
• vervangings behoefte blijft op zelfde niveau • forse stijging renovatie na 2022
• gebiedsgerichte aanpak bestaande grondwaterproblemen • grondwatersituatie beschouwen bij rioolvervanging of -renovatie • uitvoering actieplan polderriolering gebieden
Verwachting t.a.v. gebruik-ers
• opzetten voorlichtings campagne inzake verantwoordelijk gedrag eigen lozingen
• opzetten voorlich tingscampagne inzake klimaat verandering en de wet verankering en bekostiging gemeen telijke watertaken
• gemeente zal bij problemen des gewenst optreden als adviseur • mogelijke bijdrage uit stimulerings regeling
Voor effectief beheer zijn de volgende acties benoemd. • verdere uitbouw klantgerichtheid; • verdere uitbouw van duurzame en klimaatbestendige bedrijfsvoering; • verder verbeteren van de samenwerking met partners; • uitwerken van een effectieve bedrijfsvoering inzake verordeningen en vergunningen alsmede gegevensbeheer; • verbeteren van een efficiënte bedrijfsvoering door deelname aan de landelijke benchmark en het ontwikkelen van prestatie-indicatoren.
Organisatie en financiën
Met behulp van een eenvoudig model is een globale analyse gemaakt van de benodigde personele inzet, uitgaande van de kengetallen voor areaal, gemeente grootte en investeringsuitgaven (gebaseerd op de opgave zoals in dit plan opgenomen). De schaalgrootte van Waternet en de daarmee samenhangende efficiency vormt een verklaring voor het verschil in fte’s. In de planperiode wordt nader onderzoek gedaan naar verdere efficiency vergroting. Deze is noodzakelijk in het licht van de te verwachten toename van de vervangingsinvesteringen over circa 10 -15 jaar als gevolg van de ouderdom van de riolering. Deze piek kan echter niet worden opgevangen door de huidige formatie in combinatie met een verdere verbetering van de efficiency. Deze verwachte forse stijging in de vervangingsbehoefte van de riolering, leidt tot een stijging van de hiermee samenhangende kosten van € 24 miljoen per jaar naar € 37 miljoen per jaar. Dit is een stijging van 54%. Om een toekomstige explosieve stijging van de rioolheffing te voorkomen, kan hiervoor in de komende 12 jaar geld gereserveerd worden middels het egalisatiefonds.
7
1 Inleiding 1.1 Aanleiding
De kosten van de gemeentelijke watertaken worden betaald uit: • rioolheffing: maximaal 98,5% van de kostenbegroting; • egalisatiefonds: voor het opvangen van ongewenste schommelingen in het tarief; • algemene middelen gemeente Amsterdam.
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen: 1. de inzameling en transport van stedelijk afvalwater; 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater; 3. het nemen van grondwatermaatregelen.
Voor de ontwikkeling van de rioolheffing zijn 3 varianten voorgesteld: • variant 1: stijging van de rioolheffing met 1% per jaar vanaf 2011; • variant 2: geen (verdere) stijging van de rioolheffing; • variant 3: grotere stijging van de rioolheffing als voorbereiding op de lange termijn.
In dit ’Plan gemeentelijke Watertaken’2 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Elk van de gemeentelijke watertaken wordt apart beschreven.
De eerste variant (1% stijging) komt uit de analyse naar voren als voorkeursoptie op basis van resultaat en haalbaarheid. In onderstaande tabel wordt het tarief voor rioolheffing voor de periode 20102015 voorgesteld (prijspeil 2010). Op basis van dit tarief kunnen de uitgaven worden betaald en kan het egalisatiefonds in de komende planperiode worden aangevuld: 2010
2013
2014
2015
Totaal jaarlijkse uitgaven A 62,5 64,0 64,9 66,2 Dekking algemene middelen (1,5%) B 0,9 1,0 1,0 1,0 Progn. aantal aansluitingen (x 1.000) C 423,6 424,0 424,8 425,5 Voorgesteld tarief (€) D 145,46 152,00 153,52 155,06 Opbrengst rioolrecht (CxD) E 61,6 64,4 65,2 66,0
67,2
68,5
1,0
1,0
426,3 156,61 66,8
427,0 158,18 67,5
bedragen x € 1 mln (tenzij anders vermeld)
2011
2012
Totaal inkomsten (B+E)
F
62,6
65,4
66,2
67,0
67,8
68,6
Saldo inkomsten - uitgaven (F-A)
G
0,04
1,5
1,2
0,8
0,6
0,1
Egalisatiefonds per 1/1
H
-1,4
-1,4
0,1
1,3
2,1
2,6
Egalisatiefonds per 31/12 (H+G)
I
-1,4
0,1
1,3
2,1
2,6
2,7
In dit kader dient rekening gehouden te worden met een aantal ontwikkelingen waarvan het onzeker is of en in welke mate deze de brede rioleringszorg en dus de rioolheffing kunnen beïnvloeden: • consequenties invoering Verordening Werken in de Openbare Ruimte (WIOR); • beleidswijziging 1e aanleg van riolering; • consequenties invoering Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION); • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).
Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Het plan biedt tevens een kans om in te spelen op ontwikkelingen zoals het veranderende klimaat. Daarnaast wordt het plan gehanteerd als kader bij het opstellen van Basisrioleringsplannen en Operationele Programma’s door de uitvoeringsorganisatie Waternet. Met dit plan voldoet de gemeente Amsterdam aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Dit beleidsplan geldt voor een periode van zes jaar, van 2010 tot en met 2015, gelijk het Waterbeheerplan van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De peildatum van de gebruikte gegevens is 1 januari 2009. Tot 2008 had de gemeente de zorgplicht voor doelmatige inzameling en trans port van afvalwater. De zorg voor de riolering is sinds 1 januari 2008 verbreed tot de bovengenoemde drie zorgplichten. Dit is het eerste Plan gemeentelijke watertaken waarin de drie zorgplichten zijn opgenomen. Het plan volgt op het Afvalwaterplan Amsterdam 2005-2009. De Nota Grondwater 2007-2011 is in dit plan geïntegreerd. Het grondwaterbeleid tot en met 2011 is geëvalueerd, geactualiseerd en uitgebreid tot de periode van 2010-2015.
1.2 Leeswijzer
Deze bestuurlijke rapportage is gebaseerd op een uitgebreidere, integrale technisch beleidsrapportage, die te vinden is in de bijlage op de bijgevoegde cd. In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond en aanleiding voor het plan beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de context geschetst van de gemeentelijke watertaken. De romp van het plan wordt gevormd door hoofdstuk 3-6. In hoofdstuk 3 worden doelstellingen en beleid beschreven voor de gemeentelijke watertaken. Hoofdstuk 4 geeft een oordeel van de huidige situatie inzake het functioneren van de gehele riolering, inclusief de toevoer van afval- en hemelwater en de
2
8
Het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 is een verbreed GRP (Gemeentelijk Rioleringsplan).
9
2 Context: de gemeentelijke watertaken afvoer richting RWZI en oppervlaktewater (conform de watercyclus) en het effect van grondwater op de bebouwde omgeving. De doelen zijn richtinggevend voor het uitvoeringsplan dat in hoofdstuk 5 is beschreven. Hoofdstuk 6 tenslotte schetst de verwachte kosten voor het uitvoeringsplan en de wijze waarop de kosten zullen worden gefinancierd. Bijlage 1 schetst een meer uitgebreide achtergrond van de watertaken. In het plan worden specifieke en technische termen gebruikt. In bijlage 1 wordt een korte definitie gegeven van deze specifieke termen. Tevens wordt waar mogelijk een meer gedetailleerde uitwerking van onderdelen van het plan gegeven.
1.3 Gevolgde procedure
Het Plan gemeentelijke watertaken is namens de gemeente Amsterdam opgesteld door een projectteam van Waternet (zie bijlage 1, bladzijde 77). Conform de Wet milieubeheer (art 4.23) zijn de volgende instanties bij het opstellen van het plan betrokken via overleg, afstemming en een formele commentaarronde: • Waterschappen: - Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht; - Hoogheemraadschap van Rijnland; - Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; • Rijkswaterstaat: - Dienstkring Utrecht; - Dienstkring Noord-Holland; - Dienstkring IJsselmeergebied; - Waterdienst; • Provincie Noord-Holland.
2.1 Primair doel afvalwaterzorg
Het primaire doel van afvalwaterzorg is: • het beschermen van de volksgezondheid; • het bijdragen aan schoon en helder water; • het zorgen voor droge voeten; • het zorgen voor een goede leefomgeving. De visie op de Gemeentelijke Watertaken Amsterdam 2050 is daarbij richtinggevend voor doelstellingen, beleid en uitvoering. VISIE: Gemeentelijke Watertaken Amsterdam 2050 Het zodanig duurzaam omgaan met afvalwater dat verschillende afvalwater stromen (huishoudelijk en bedrijfsafvalwater, hemelwater en grondwater) worden gescheiden, en verontreiniging wordt voorkomen. Alle bruikbare componenten (mineralen, energie, schoon water) in het afvalwater worden hergebruikt. Wat niet kan worden hergebruikt, wordt na eventueel behandeld te zijn, (lokaal) in het milieu teruggebracht. Reststromen die dan nog overblijven, worden behandeld. Gemeente, waterschap en perceeleigenaar hebben hiervoor een gedeelde verantwoordelijkheid. Bij het verwerken van afvloeiend hemelwater spelen het klimaat en de openbare ruimte een belangrijke rol. De relatie ruimtelijke ordening - riolering wordt steeds meer ’verweven’. Amsterdam speelt actief in op de komende klimaatverandering, zodat de verwachte grotere hoeveelheden neerslag ook in de toekomst kunnen worden geborgen en verwerkt. Water in de grond is een natuurlijk verschijnsel dat we zoveel mogelijk op een natuurlijke manier willen laten functioneren. Op lange termijn is bestaande hinder weggenomen en wordt nieuwe hinder voorkomen. De brede rioleringszorg wordt zo uitgevoerd dat de volksgezondheid wordt beschermd, een goede leefomgeving wordt bevorderd en schade aan het milieu wordt voorkomen. De kosten hiervoor worden zo laag mogelijk gehouden. Op basis van bovenstaande visie zijn in hoofdstuk 3 de concrete doelstellingen en het beleid nader uitgewerkt. Amsterdam heeft de ambitie uitgesproken om één van de internationale voorbeeldsteden te worden op het gebied van duurzaamheid (Milieubeleidsplan gemeente Amsterdam). Dit beïnvloedt de wijze waarop de gemeente haar water taken invult.
10
11
De economische waarde (ca. € 2,5 miljard) van een goede ontwatering en afval waterafvoer is onmiskenbaar groot. Riolering is in dit plan het geheel van voorzieningen voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater.
2.2 De Watercyclus
Riolering staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van de zogenaamde waterketen (drinkwater - riolering - afvalwaterzuivering) en heeft relaties met het oppervlaktewater en grondwater; de zogenaamde watercyclus.
2.3 De gemeentelijke watertaken Stedelijk afvalwater Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. Dit afvalwater moet worden ingezameld, getransporteerd en vervolgens gereinigd in een RWZI. De gemeente is verantwoordelijk voor inzamelen en transporteren van afvalwater. Bij de zorg voor stedelijk afvalwater wordt gekeken naar het systeem als geheel, eventueel over de stadsgrenzen heen. Hemelwater De gemeente is verantwoordelijk voor een doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater.
neerslag
De hevigere buien die door de klimaatverandering gaan vallen, kunnen niet meer alleen door het buizenstelsel in de grond - de riolering - worden verwerkt. De ruimte (openbaar en wellicht ook particulier) gaat daarom een steeds belangrijkere rol spelen bij het zoeken naar mogelijkheden om wateroverlast te beperken. De gemeente stemt af met waterschappen en is aanspreekpunt voor de burger en behandelt hemelwaterklachten.
huishoudwater
riolering
RWZI
drinkwater
stedelijk oppervlaktewater
regionaal oppervlaktewater/ rivieren/zee
grondwater
Figuur 1: Plaats van riolering in de watercyclus
Grondwater Grondwater is een natuurlijk verschijnsel dat we zoveel mogelijk op een natuurlijke manier willen laten functioneren. In de stad komen situaties voor waarbij het gewenste gebruik en de aanwezigheid van grondwater elkaar hinderen. Zo kan een te hoog grondwaterpeil leiden tot grondwateroverlast, bijvoorbeeld in de vorm van water in kelders en andere vochtproblemen. Daarentegen kunnen er ook problemen ontstaan als gevolg van te ’laag’ grondwater: grondwateronderlast. Dit kan leiden tot verrotting van houten funderingen, met het risico op verzakking of instorting van de gebouwen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om, voor zover doelmatig, maatregelen in de openbare ruimte te treffen die structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Daarnaast is de gemeente aanspreekpunt voor de burger en behandelt grondwaterklachten. Invulling watertaken Figuur 2 geeft de huidige invulling van de gemeentelijke watertaken weer. In de toekomst zal hieraan worden toegevoegd: ’Het hergebruiken van nuttige stoffen uit het afvalwater’.
De riolering en de rioolwaterzuivering (RWZI) hangen met elkaar samen omdat de kwaliteit en kwantiteit van het afvalwater uit de riolering ook de werking van de RWZI beïnvloedt.
12
13
1.
ontstaan afvalwater voorkomen of beperken
2.
afvalwaterstromen scheiden
3.
verontreiniging stedelijk afvalwater voorkomen of beperken
verontreiniging hemelwater voorkomen of beperken
4.
stedelijk afvalwater behandelen
hergebruik, retentie, lokale behandeling
verontreiniging grondwater voorkomen of beperken
lokaal terugbrengen in milieu behandeling met stedelijk afvalwater
De doelen worden gebruikt als toetsingskader voor de huidige status van de voorzieningen (hoofdstuk 4). Op drie niveaus (de lagen) vindt een beoordeling plaats om te komen tot duurzame, toekomstbestendige maatregelen die passen binnen de visie: • objectniveau: de toestand van objecten op straatniveau, zoals putten, buizen, gemalen en randvoorzieningen; • stelselniveau: het functioneren van stelsels, op gebiedsniveau; • systeemniveau: het functioneren van de gehele riolering, inclusief de toevoer van afval- en hemelwater en de afvoer richting RWZI en oppervlaktewater (conform de watercyclus) en het effect van grondwater op de bebouwde omgeving, hierbij rekening houdend met te verwachten klimaatveranderingen.
2.5 Wettelijk kader en verantwoordelijkheidsverdeling Wettelijk kader De wettelijke verantwoordelijkheden van de gemeente ten aanzien van de water taken zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer. De watertaken betreffen echter slechts een deel van de gehele watercyclus, waardoor ook aanpalende wetgeving relevant is.
Figuur 2: Huidige wijze waarop de gemeentelijke watertaken worden ingevuld
2.4 Het systeemdenken
Het systeemdenken is een nieuw en belangrijk uitgangspunt bij het vaststellen van beleid en doelstellingen. Daarbij wordt in dit plan voor de eerste keer een ’drie lagenbenadering’ toegepast.
Voor de bekostiging van de drie gemeentelijke watertaken is een nieuwe heffingsbevoegdheid3 gecreëerd in de Gemeentewet. Het bestaande systeem voor de rioolheffing kan daarbij intact blijven. De heffing mag maximaal kostendekkend zijn. Waternet De gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht hebben de uitvoering van hun watertaken aan Waternet gedelegeerd (zie figuur 4). Door de integratie van alle watertaken binnen één organisatie wordt een hogere doelmatigheid bereikt.
Systeemconcept
Functioneren stelsels
Toestand objecten
Verantwoordelijkheden Riolering Grondwater Drinkwater
Verantwoordelijkheden Voorbereidende, uitvoerende en administratieve taken
Verantwoordelijkheden Waterbeheer Afvalwaterzuivering
Figuur 3: Drielagenbenadering Figuur 4: Positionering Waternet
3
14
Amsterdam heeft de nieuwe verbrede rioolheffing al per 2008 ingevoerd. 15
3 Doelstellingen en beleid Waternet is het eerste bedrijf in Nederland dat zich richt op de hele watercyclus, van drinkwater tot watersysteem. Alle wateraspecten worden door Waternet in samenhang behandeld en uitgevoerd voor de gemeente Amsterdam en het waterschap. Door deze samenhang kan Waternet beter bijdragen aan een duur zame omgevingskwaliteit, volksgezondheid en veiligheid. Gemeente Amsterdam en derden De gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de uitvoering van de drie watertaken. Bij het realiseren van haar doelstellingen is zij echter ook afhankelijk van de medewerking van anderen: • Perceeleigenaren zoals particulieren, bedrijven en instellingen moeten ervoor zorgen dat hun perceel op de juiste wijze is aangesloten op de riolering (geen afvalwater op het hemelwaterriool) en kunnen hun eigen vervuiling beperken; • Bij het voorkomen of aanpakken van grondwaterproblemen is de gemeente afhankelijk van vele factoren, zoals de bodemopbouw, de wijze waarop het gebied bouwrijp is gemaakt, de inrichting en het gebruik van de grond, en de ondergrond. Vooral bij particulier terrein (bijvoorbeeld toename verharding, bouw van kelders) heeft de gemeente beperkte invloed. Het beheer van het peil van het oppervlaktewater, de verantwoordelijkheid van het waterschap, is vaak maar van beperkte invloed op het grondwaterniveau.
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het primaire doel van afvalwaterzorg vertaald naar concrete doelstellingen (of taakstellingen). De functionele eisen die aan de brede rioleringszorg worden gesteld met bijbehorende maatstaven (zie bijlage 1, bladzijde 31-33) zijn van deze doelstellingen afgeleid. Deze eisen en maatstaven hebben betrekking op de toestand en het functioneren van alle voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de gemeentelijke watertaken, maar ook op het beheer en een effectieve besturing. Er is voor dit plan geen nieuwe set van eisen ontwikkeld. Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de functionele eisen en maatstaven uit het Afvalwaterplan 20052009, die op onderdelen zijn aangescherpt en zijn aangevuld met eisen en maatstaven voor de grondwaterzorg. De functionele eisen zullen in de toekomst steeds meer in combinatie met risico management worden toegepast. Een instortend riool onder het Rokin heeft immers een andere impact en risico dan een instortend riool aan het eind van een onbebouwde straat. In dit plan is het principe van impact en risico als onderzoek opgenomen. Daarnaast wordt per gemeentelijke watertaak de algemene beleidslijn aan gegeven. Per beleidslijn worden de volgende drie situaties onderscheiden: 1. Groene wei (nieuwbouw): vanuit de randvoorwaarden die de ondergrond stelt, kan het gebied worden ingericht; 2. Grootschalige herstructurering: de ondergrond en de inrichting daarvan leveren randvoorwaarden voor de inrichting van de bovengrondse ruimte; 3. Bestaand stedelijk gebied: maatregelen moeten plaatsvinden binnen de rand voorwaarden die door de onder- en bovengrondse ruimte worden gesteld.
3.2 Doelstellingen voor de drie gemeentelijke watertaken
De algemene doelstelling is een goedwerkende robuuste riolering die voldoet aan de gestelde uitgangspunten en leidt tot schoon en helder water, droge voeten en een goede leefomgeving. Concreet betekent dit dat: 1. De technische staat van de riolering in orde is: a. correcte aansluiting van particulieren, bedrijven en overige organisaties; b. hoge stabiliteit en betrouwbaarheid; c. hoge waterdichtheid; d. goede afstroming. 2. De riolering naar behoren functioneert: a. het geheel aan voorzieningen heeft voldoende capaciteit voor zowel de afvoer van stedelijk afvalwater als de afvoer van hemelwater; b. de lozingen op het oppervlaktewater zijn beperkt of ’schoon’; c. de gemeente treft in openbaar gemeentelijk gebied maatregelen die structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk voorkomen of beperken.
16
17
Randvoorwaardelijk is dat de riolering op effectieve wijze wordt beheerd. De doelstellingen voor effectief beheer van de riolering zijn: • hoge klantgerichtheid; • duurzame bedrijfsvoering; • goede samenwerking met aanpalende gemeentelijke diensten en andere organisaties; • inzicht in kosten.
3.3 Visie inzake klimaatontwikkeling, hemelwater en ruimte
Het KNMI heeft in 2006 een viertal klimaatscenario’s gepresenteerd (zie figuur 5).
gewijzigd ongewijzigd
W+
+ 1ºC
+ 2ºC
G
W
Wereldtemperatuur in 2050 t.o.v. 1990
Figuur 5: Klimaatscenario’s KNMI
In elk van de aangegeven scenario’s is een aantal gemeenschappelijke ken merken te zien: • de opwarming zet door en zorgt voor zachtere winters en warmere zomers; • de winters worden gemiddeld natter en ook extreme neerslaghoeveelheden komen vaker voor; • de hevigheid van buien in de zomer neemt toe, maar het aantal regendagen daalt; • de zeespiegel blijft stijgen; • de bodem zal blijven dalen. Dit plan speelt niet alleen in op de klimaatscenario’s van het KNMI, maar er wordt tijdens de planperiode ook onderzoek uitgevoerd naar hoe de gevolgen van een extremer scenario kunnen worden opgevangen.
18
Hoofdpunten uit het klimaatactieplan zijn: • Voorbereiding op het verwerken van meer neerslag in de zomer; • Communicatieplan ’Water op straat’; • Aanpassen afvalwaterketen; • Voorkomen verzakken riolering en andere leidingen in het buitengebied; • Klimaat en ruimtelijke ontwikkeling. Bij de inrichting van het stedelijk gebied zal rekening gehouden moeten worden met een toename van de extremen zowel in de zin van wateroverlast als in de zin van watertekort. De ruimte binnen stedelijk gebied (in eerste instantie openbaar en in tweede instantie particulier) biedt kansen voor de opslag van (hemel)water, zodat wateroverlast wordt voorkomen en grondwatertekorten worden aangevuld. Bovendien kan (opslag van) water een positief effect hebben op het voorkomen van het zogenaamde hitte-eiland effect.
Luchtstromingspatronen
G+
Klimaatactieplan Waternet heeft een klimaatactieplan ’Warmlopen voor klimaatverandering’ opgesteld, waarin de gevolgen van klimaatverandering voor de gehele watercyclus zijn uitgewerkt. Daarin is niet gekozen voor één van de vier KNMI-scenario’s; wel zijn mogelijke effecten aangegeven voor de gemeentelijke watertaken.
Programma Amsterdam Waterbestendig Dienst Ruimtelijke Ordening en Waternet zijn gezamenlijk het ’Programma Amsterdam Waterbestendig’ gestart. In factsheets staat beschreven wat de verwachte klimaatveranderingen betekenen voor het watersysteem van Amsterdam en de geplande grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. De komende jaren worden middels verkenningen en pilots strategieën opgesteld en wordt aangehaakt bij het Deltaprogramma.
3.4 Algemene beleidslijn stedelijk afvalwater Algemene uitgangspunten Voor stedelijk afvalwater zijn de uitgangspunten voor de langere termijn: • zoveel mogelijk scheiding aan de bron van de componenten van stedelijk afvalwater; • waar mogelijk wordt decentrale zuivering overwogen in plaats van de huidige centrale, zolang dit duidelijk aanwijsbare voordelen biedt: - voor nieuwbouwsituaties zal dit worden onderzocht als volwaardig alternatief; - in bestaand gebied wordt deze verschuiving op korte tot middellange termijn niet voorzien, omdat de voordelen niet opwegen tegen de evidente nadelen en hogere kosten. Groene wei De afvalwaterstromen worden bij nieuwbouw gescheiden. Voorzieningen voor inzameling en transport zijn nodig.
19
Bij inbreidingen en kleinschalige uitbreidingen wordt het stedelijk afvalwater getransporteerd naar de centrale zuivering. Voor grootschalige uitbreidingen (enkele duizenden woningen) wordt nagegaan of een ’decentrale’ zuivering op wijkniveau voordelen biedt op basis van onder andere de beschikbaarheid van (fysieke) ruimte, geschikte lozingspunten, milieueffect, duurzaamheid en kosten. Aandachtspunten bij het ontwerp van de voorzieningen voor stedelijk afvalwater: • verminderen kwetsbaarheid systeem: inbouwen alternatieve transportroutes; • vereenvoudigen van beheer: eenduidigheid in ontwerp en standaard oplossingen (overzichtelijkheid). Grootschalige herstructurering Afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden of ontvlochten. Het stedelijk afvalwater wordt ingezameld en getransporteerd naar de centrale zuivering. Dezelfde aandachtspunten gelden als bij de ’groene wei’. Bestaand stedelijk gebied Stedelijk afvalwater wordt naar de centrale zuivering gebracht, tenzij dit door bijvoorbeeld extreem lange transportafstanden niet doelmatig is. Mogelijk is dan aansluiting op een andere RWZI doelmatiger. In bestaand gebied worden in principe geen pilots uitgevoerd voor alternatieve sanitatie.
3.5 Algemene beleidslijn hemelwater Algemene uitgangspunten Voor hemelwater zijn de uitgangspunten voor dit plan: • (her)gebruik van hemelwater heeft de voorkeur boven direct lozen; • met het ondergrondse leidingnetwerk alleen kunnen de gevolgen van klimaatverandering (hevige neerslag in kortere perioden) niet worden opgevangen. Zeker bij de scenario’s W, W+ (zie figuur 5) en scenario’s met een grotere temperatuurstijging is het nodig naast de openbare ruimte ook de particuliere ruimte te gebruiken voor de verwerking van hemelwater; • de perceeleigenaar is er in principe zelf verantwoordelijk voor dat hemelwater op zijn eigen terrein niet tot overlast en vervuiling leidt (bij hemzelf of in zijn omgeving). De gemeente zorgt dat hij vervolgens overtollig hemelwater kwijt kan; • de verwerking van hemelwater is een inspannings- en geen resultaatverplichting voor de gemeente. Een doelmatigheid afweging is nodig mede gezien de lange termijnontwikkeling. Inzet is een robuuste en flexibele inrichting van het openbare hemelwaterstelsel, zodat bijsturing ook later nog mogelijk blijft; • aandachtspunten bij afvloeiing van het regenwater zijn de hoofdinfrastructuur, bedrijventerreinen, evenemententerreinen, marktplaatsen en gebieden met een centrumstedelijk gebruik. Indien dit water een probleem vormt voor de waterkwaliteit, dan heeft het de voorkeur om vervuild hemelwater lokaal te behandelen of af te voeren via een verbeterd gescheiden systeem. Indien dat niet mogelijk is, dient dit vuile hemelwater te worden aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel. Deze afweging wordt per gebied gemaakt.
Groene wei en grootschalige herstructurering Het uitgangspunt is dat het hemelwater niet wordt verontreinigd. Als hemelwater niet direct wordt gebruikt, is het principe bij zowel de particulier als bij openbare ruimtes: • het hemelwater zoveel mogelijk vasthouden op verhard oppervlak en (beheerst) verwerkt; • op basis van lokale factoren wordt bepaald waar hemelwater het best kan worden geborgen: op particuliere percelen of in de openbare ruimte; • pas daarna het hemelwater beheerst afvoeren via infiltratie of direct naar het oppervlaktewater. Afvloeiend hemelwater kan in het algemeen worden geloosd zonder problemen voor de waterkwaliteit4. Aandachtspunten bij het ontwerp van de voorzieningen: • vereenvoudigen van beheer: een beperkt aantal standaard oplossingen; • systeemflexibiliteit om bijsturing mogelijk te maken. Bestaand stedelijk gebied Het streven is om de afvoer van hemelwater te vertragen. Infiltratie naar de bodem heeft hierbij de voorkeur boven afvoer naar oppervlaktewater, maar in bestaande stedelijk gebied is dit moeilijk te realiseren.
3.6 Algemene beleidslijn grondwater Algemene uitgangspunten Het beleid is erop gericht om met een duurzaam functionerend grondwater systeem: • bestaande hinder weg te nemen: - aanpak van grondwateroverlast: het streven is om in 2030 80% van de vochtproblemen die een relatie hebben met te ’hoog’ grondwater in bestaande gebieden op te lossen; - aanpak van grondwateronderlast: dit probleem wordt tijdens de planperiode inzichtelijk gemaakt; • nieuwe hinder te voorkomen. Amsterdam hanteert een duidelijke grondwaternorm om voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen de inrichting en het gebruik af te stemmen op de bestaande grondwatersituatie. In bijlage 1 zijn de volgende normen opgenomen: • criteria en richtlijnen bij ruimtelijke ontwikkelingen; • afwegingskader aanpak grondwaterproblemen. Groene wei & grootschalige herstructurering Bij de (her)inrichting van het gebied en het (opnieuw) bouwrijp maken moet de natuurlijke afwatering via de bodem en het oppervlaktewater zodanig zijn dat geen aanvullende voorzieningen voor grondwater nodig zijn en zodanig dat er geen problemen gaan ontstaan.
4
20
(Landelijk) beleid richt zich op het beperken van diffuse bronnen en het zorgvuldig handelen van gebruikers als uitgangspunt (voorkeursvolgorde).
21
4 Analyse huidige stand van zaken Dit kan worden gerealiseerd door: • aanleg van voldoende oppervlaktewater; • aanpassen peil (vaak niet mogelijk in bestaand watersysteem); • integraal ophogen van het maaiveld; • grondverbetering; • bouwkundige aanpassingen (hoogteligging begane grond, kruipruimtes, etc.); • aanpassen van de functie van bebouwing aan de omgeving. Bij herstructurering kunnen alle ondergrondse barrières van de gesloopte bouw worden verwijderd. Wanneer deze maatregelen niet mogelijk blijken te zijn, dan is grondverbetering de eerste stap en in zeer uitzonderlijke situaties is aanleg van robuuste ont wateringsmiddelen toegestaan. Lozing van grondwater op oppervlaktewater heeft de voorkeur boven aansluiten op de riolering. Bestaand stedelijk gebied Bij grondwateroverlast wordt gekozen voor een locatieafhankelijke aanpak. Bij de (gebiedsgerichte) aanpak van grondwaterproblemen gaat het om een mix van doelmatige maatregelen. Dat kunnen ook ontwateringsmiddelen zijn die het grondwaterpeil beïnvloeden. Ophogen van het terrein of verpompen van overtollig grondwater kan een oplossing bieden, maar het effect op omliggende percelen dient te worden meegewogen. In grondwaterprobleemgebieden kunnen beter geen nieuwe ondergrondse functies (bv kelders) worden aangelegd. Infiltratie van hemelwater wordt niet toegestaan bij bestaande grondwateroverlast of het risico daarop. Een particulier mag een ontwateringsysteem aanleggen en het water lozen op een openbaar ontwateringstelsel, indien: • het grondwater schoon genoeg is; • verwerking op eigen terrein niet mogelijk is; • de gemeente (Waternet) dit doelmatig acht.
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk vindt de toetsing van de huidige situatie plaats. Deze toetsing levert input voor het bepalen van de te ondernemen stappen en acties voor het plan 2010-2015. De analyse van de huidige stand van zaken heeft plaats gevonden op basis van: • evaluatie van het Afvalwaterplan 2005-2009; • evaluatie van de Nota Grondwater Amsterdam 2007-2011; • objectgegevens in het gemeentelijke rioleringsbeheersysteem per 1 januari 2009; • resultaten van uitgevoerd onderzoek. In dit hoofdstuk wordt eerst een totaaloverzicht van de voorzieningen gegeven op basis waarvan een aantal conclusies wordt getrokken. Vervolgens wordt ingezoomd op de stand van zaken betreffende de drie zorgplichten: stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast wordt de effectiviteit van het beheer beoordeeld.
4.2 Totaaloverzicht voorzieningen
Het actuele overzicht van de riolering in Amsterdam laat zien dat vooral in het oude centrum en de wijken eromheen het stedelijk afvalwater gemengd wordt ingezameld. In overige delen van de stad wordt het voornamelijk gescheiden ingezameld. Per 2009 is er in Amsterdam ruim 4.000 km riolering aanwezig (zie tabel A). Stedelijk afvalwater
Afvloeiend hemelwater
Grondwater
Soort riolering
Soort riolering
Soort riolering
Gemengd riool Overstortleiding DWA-Riool Transportriool Pers- en drukleiding Vacuümleiding Totaal Overstorten extern Gemalen Drukrioolgemalen Nooduitlaten
km
km
525 RWA-Riool 1.650 Drainage 14 RWA+drainage 6 833 IT-Riool 10 240 529 4 2.145
1.666
318 st Regenwateruitlaten 4.430 st Peilbuizen 528 st Overstorten VGS 164 st 476 st 361 st
km 220
220 3.800 st
Tabel A: Actueel overzicht riolering Amsterdam
22
23
De leeftijdsopbouw van het stelsel is in het onderstaande figuur weergegeven.
1000
Ingrijpmaatstaf
750
500
Lengte (km)
De afgelopen 10 jaar is 892 km (55%) van de gemengde, vuilwater- en transport riolering geïnspecteerd (zie tabel B). % riolering
Waterdichtheid Stabiliteit Afstroming
2,0% 2,5% 0,5%
Totaal
5,0%
Tabel B: Technische staat riolering stedelijk afvalwater
250
0
>70
61-70
50-60
41-50
31-40
21-30
11-20
<11
Ouderdom (jaar)
Figuur 6: Leeftijdsopbouw van de Amsterdamse riolering
De theoretisch gemiddelde technische levensduur van riolering is 60 jaar. Dit betekent dat ruim 500 km riolering (14% van het totaal) in de komende 10 jaar aan het einde van die levensduur komt en dat 100 km de technische levensduur al heeft overschreden.
4.3 Stedelijk afvalwater Technische staat van de riolering In Amsterdam zijn per 1-1-2009 meer dan 423.000 lozers aangesloten op riolering. Dat is een aansluitingspercentage van 99,5%. Circa 150 woningen en bedrijven, en 700 van de 2600 woonboten zijn nog niet binnen de norm afstand voorzien van een aansluitmogelijkheid op de riolering. Alle andere lozers kunnen in principe op de riolering aansluiten omdat riolering binnen de norm afstand van het perceel (complex) ligt. Door reguliere inspectie (elke 5 of 10 jaar) wordt inzicht verkregen in de kwaliteit van de diverse objecten. De vervuilingstoestand is niet goed waar te nemen, maar de totale hoeveelheid vuil die bij reiniging vrijkomt, is wel bekend.
24
Door invoering van de drie zorgplichten worden de ingrijpmaatstaven nu separaat gepresenteerd. Op dit moment wordt voor het totaal aan ingrijpmaatstaven (zowel voor stedelijk afvalwater als voor hemelwater) een norm van 2,5% gehanteerd. Er wordt nu niet aan die gestelde norm voldaan. De norm is echter niet gebaseerd op risicomanagement (zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 3.1), waardoor het de vraag is of deze norm realistisch (te streng) is. In de planperiode wordt onderzoek verricht naar deze maatstaf in samenhang met risicomanagement. Bij constatering van een ingrijpmaatstaf volgt nadere beoordeling om de juiste aanpak en het juiste tijdstip te bepalen. Afstromingsproblemen worden overigens veelal met reiniging opgelost. Alle rioolgemalen zijn voorzien van een storingssignalering. ’Normale storingen’ worden binnen de vereiste 2 uur opgelost. Hoogstens eenmaal per jaar treedt er een grote storing op waar dit niet haalbaar is. De toestand van de gemalen is over het algemeen goed. Inspectie en onderhoud aan rioolgemalen is een terugkerende routine. Gemiddeld is elk jaar 10% van de installaties of onderdelen daarvan aan vernieuwing toe. Functioneren van de riolering Het functioneren van de voorzieningen wordt regelmatig getoetst door het uitvoeren van berekeningen. Op kleine schaal komen door de hele stad knelpunten voor waar het water bij hevige regen niet goed weg kan. In de Oosterparkbuurt komen op grotere schaal structurele problemen voor (bemalingsgebied 177). De afgelopen jaren is onderzoek gedaan naar het functioneren van de polder riolering. Vuil water, hemel- en grondwater worden hier door één buis afgevoerd. Dat is ongewenst. Daarom is onderzoek verricht hoe de functiescheiding van polderriolen kan worden doorgevoerd. Op basis hiervan is een aantal pilots gestart om de meest urgente problemen te verlichten en worden plannen uitgewerkt hoe de functiescheiding structureel kan worden gerealiseerd.
25
4.4 Hemelwater Technische staat van de riolering De hemelwaterriolen zijn de afgelopen jaren voor het eerst geïnspecteerd, maar inspectie vindt nu in reguliere cycli plaats. De vervuilingstoestand is niet goed waar te nemen, maar de totale hoeveelheid vuil die bij reiniging vrijkomt, is wel bekend. De afgelopen 10 jaar is 927 km (56%) van de hemelwaterriolering geïnspecteerd. Ingrijpmaatstaf
% riolering
Waterdichtheid Stabiliteit Afstroming
0,5% 1,0% 4,5%
Totaal
6,0%
Tabel C: Technische staat riolering hemelwater
De op dit moment gehanteerde norm voor het totaal aan ingrijpmaatstaven is 2,5%. Hiermee voldoen we niet aan de gestelde norm. Deze norm is echter niet gebaseerd op risicomanagement (zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 3.1), waardoor het de vraag is of deze norm realistisch (te streng) is. In de planperiode wordt onderzoek verricht naar deze maatstaf in samenhang met risicomanagement. Riolering met een ingrijpmaatstaf wordt nader beoordeeld om de juiste aanpak en het juiste tijdstip te bepalen. Afstromingsproblemen worden overigens veelal met reiniging opgelost. Functioneren van de riolering Verspreid over de hele stad komen er ook in gescheiden gerioleerde gebieden plaatsen voor waar incidentele wateroverlast voorkomt bij hevige regen mede als gevolg van een niet optimale inrichting van het maaiveld. In het afstromings gebied Rivierenbuurt (W07) is sprake van structurele overlast bij hevige regen. Het milieutechnisch functioneren is in orde.
4.5 Grondwater Technische staat Een actueel overzicht van de (onderhouds)toestand van drainage ontbreekt. Camera-inspectie vindt plaats naar aanleiding van meldingen en grondwateroverlast.
26
Functioneren Het functioneren van drainagevoorzieningen wordt veelal niet gemeten. Daardoor is niet goed bekend of de drainage effect heeft op de grondwater standen en of de drainage helpt om grondwateroverlast te bestrijden. Het grondwatermeetnet is (nog) niet ingericht op het monitoren van drainage. Bijlage 1 geeft op bladzijde 94 een overzicht van de gebieden met grondwaterproblemen. De gewenste ontwateringsdiepte (afstand tussen het maaiveld en de maximale grondwaterstand) is afhankelijk van de bebouwing en het gebruik van de grond. Onder andere in Amsterdam-Noord, Oud-West, de Indische Buurt, de Watergraafsmeer en de Bijlmermeer zijn grondwaterstanden geconstateerd die hoger komen dan 0,5 meter onder maaiveld. Dit betekent overigens niet noodzakelijk dat hier grondwaterproblemen worden ervaren. De meeste grondwaterproblemen doen zich voor in de 19e eeuwse gordel, vaak in combinatie met een minder goede bouwtechnische staat van de woningen. Daarnaast betreft het vooral de oudere, niet opgehoogde stadsparken en de slecht opgehoogde gebieden. Specifieke problemen betreffen de zogenoemde polderrioleringsgebieden. In 16 polderrioleringsgebieden met in totaal ongeveer 46 bouwblokken bevindt zich een polderriool op de particuliere binnenterreinen. Voor houten funderingen is het belangrijk dat deze permanent onder water staan. Grondwaterstanden worden als te ’laag’ ervaren als houten funderingen boven de grondwaterspiegel uitsteken. De kans dat houten funderingen droog komen te staan is het grootst in de gebieden rond de oudere, niet opgehoogde stadsparken. Naar schatting (1994) bevinden zich hier 9.000 panden. In zettingsgevoelige gebieden kunnen ’lage’ grondwaterstanden tot extra maaivelddalingen leiden. Door de aanpak van de grondwaterproblemen in de afgelopen jaren is een aantal problemen opgelost.
4.6 Effectief beheer Klantgerichte benadering, voorkomen overlast Binnenkomende meldingen en klachten worden geregistreerd. Ze zijn een belangrijke informatiebron voor de toestand en het functioneren van de riolering (in brede zin). Een groot deel van de klachten heeft betrekking op de openbare aansluitleidingen, die door Waternet in opdracht van de gemeente Amsterdam worden beheerd.
27
Gemiddelde doorlooptijd
Maximale doorlooptijd
Riolering Melding - actie 1e actie - oplossing
1 uur 2 uur
Amsterdam heeft in 2008 deelgenomen aan de benchmarking rioleringszorg van Stichting RIONED. Hierbij is de rioleringszorg van Amsterdam vergeleken met die van 43 andere gemeenten, waarvan 22 uit Noord-Holland (zie figuur 7).
6 uur 23 uur KPI Inzicht in toestand en functioneren
Grondwater Melding - advies
8 weken
KPI Meldingen per 10.000 inwoners
KPI Benodigde milieu-inspanning
Tabel D: Snelheid afhandeling meldingen en klachten
Communicatie en voorlichting vinden vooral plaats in specifieke projecten. Algemene voorlichting om mensen meer bewust te maken blijft nog achter. Samenwerking met andere diensten, stadsdelen, etc. Bij werkzaamheden wordt zo goed mogelijk afgestemd op andere diensten en bedrijven om overlast te voorkomen. Ook wordt met andere diensten (onder andere de Dienst Milieu- en Bouwtoezicht (DMB) en Bouw- en Woning Toezicht (BWT) overlegd om de afvalwaterketen zo effectief mogelijk te beheren. In het project ’Kolken’ vindt een vruchtbare samenwerking plaats tussen Waternet, de dienst Ruimtelijke Ordening en de stadsdelen. Hierbij wordt het ontwerp optimaal afgestemd op het gebruik en onderhoud, zodat er minder risico op verstopping optreedt. Voor nieuwe ontwikkelingen in de stad is er vanaf de ideefase (ongeveer 2 tot 5 jaar voor de uitvoering) contact met de andere betrokken (conform het Amsterdamse coördinatiestelsel). Voor het beheer van de riolering worden con crete plannen gecommuniceerd met de beheerders van de openbare ruimte van de stadsdelen. Ook tijdens de voorbereiding en uitvoering van werken is er intensief overleg tussen Waternet, de stadsdelen en de burgers. Effectieve bedrijfsvoering Voor het mogen lozen vanuit de riolering op oppervlaktewater heeft Amsterdam een aantal vergunningen (zie bijlage 1, bladzijde 45-46). De maatregelen in de Wvo-vergunningen worden uitgevoerd om aan de voorwaarden van de vergunning te voldoen. Over de voortgang wordt jaarlijks aan de vergunningverleners gerapporteerd. De hoeveelheid vet die in riolering wordt aangetroffen is een probleem. Het lozen van vet in riolering is verboden op grond van de lozingsvoorschriften. Efficiënte bedrijfsvoering In bijlage 1, op bladzijde 25-26, is een overzicht opgenomen van de investeringen en kosten in de afgelopen jaren.
28
KPI Databasebeheer
KPI Uitgaven rioleringszorg per inwoner
KPI Planefficiëntie
KPI Planrealisatie
KPI Good Housekeeping
Amsterdam (Waternet)
KPI Activiteiteniveau
Gemiddelde totaal deelgenomen gemeenten
Figuur 7: Benchmark rioleringszorg (2008)
De belangrijkste constateringen zijn: • Amsterdam (Waternet) scoort op alle KPI’s bovengemiddeld en in sommige KPI’s uistekend; • de benodigde inspanningen om te voldoen aan de eisen m.b.t. vuilemissie uit de riolering zijn relatief beperkt; • in vergelijking met de in 2005 gehouden benchmark zijn met name op het gebied van het organisatievermogen duidelijke verbeteringen geconstateerd. Duurzame bedrijfsvoering In 2008 zijn er vele ontwikkelingen geweest op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het duurzaamheidsplan ’Duurzaam doorgaan’ is in uitvoering genomen. Het idee om de auto op biogas te laten rijden is verder ontwikkeld. Er is een klimaatvoetafdruk voor het watersysteem gemaakt.
29
5 Plan 2010-2015: stappen en acties Op het terrein van Water en Energie zijn veel initiatieven uitgewerkt, zoals de ontwikkeling van een concept voor de ’wijk van de toekomst’ met een woningbouwcoöperatie, de deelname aan een ringnet voor stadswarmte en de ex ploitatie van koude-warmteopslag.
4.7 Conclusies ten behoeve van plan 2010-2015
Aan de hand van de geformuleerde visie, doelstellingen en beleid is de huidige situatie geëvalueerd. Uit deze evaluatie komen de volgende aandachtspunten naar voren ten behoeve van het plan 2010-2015: • het treffen van maatregelen om knelpunten in het systeem op te lossen: - optimaliseren maaiveldinrichting voor gecontroleerd verwerken van afstromend hemelwater; - aanpak structurele problemen met wateroverlast in de Oosterpark en Rivierenbuurt en polderrioleringsgebieden; - aanleg riolering bij nog niet aangesloten lozingen; • verdere verbetering van het functioneren van de riolering: - inzicht in het gedrag van hemelwater op het maaiveld in relatie tot de effecten van de klimaatverandering (risicolandschap); - toetsen van de capaciteit van gemalen aan de prognose en het optimale gebruik van de ruimte (voor lokale behandeling van neerslag); - afstemmen van de aanvoer van afvalwater op het zuiveringsproces; - voldoende ruimte voor hemelwater; - ontwikkelen aanpak om mogelijke grondwatertekorten als gevolg van klimaatverandering aan te vullen; - inschatting van de benodigde vervanging op basis van inzichten van de stelselbeheerders; - vergroten van het inzicht in de liggingsgegevens en het functioneren van de grondwatervoorzieningen; - optimalisatie van inspectie en reiniging op basis van indicatie van stelsel beheerders en risicomanagement; • het opvangen van de vervangingspiek die gaat ontstaan na 2022; • het verbeteren van het effectief beheer: - verder verbeteren van de duurzame bedrijfsvoering door efficiënt energiegebruik en hergebruik van grondstoffen (mitigerende maatregelen); - het analyseren van de personele inzet; - het invoeren van een goed toegankelijke projectregistratie; - het koppelen van de financiële afschrijvingstermijnen aan de te verwachten levensduur van rioleringsonderdelen.
30
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke acties en stappen nodig zijn om de gestelde doelen te realiseren, mede naar aanleiding van de conclusies uit het vorige hoofdstuk. Deze acties en stappen worden per zorgplicht beschreven, waarbij de volgende onderwerpen worden onderscheiden: • aanleg van nieuwe voorzieningen; • beheer van bestaande voorzieningen (technische staat & functioneren, zie figuur 8): - onderzoek (inspectie, studie, planvorming); - reiniging (onderhoud); - reparatie en vervanging; - renovatie; • verwachtingen ten aanzien van gebruikers.
onderzoek
beoordelen
nader onderzoek
opstellen van maatregelen uitvoeren van maatregelen
Figuur 8: Basisactiviteiten Rioleringszorg
Daarnaast worden de te ondernemen stappen en acties inzake effectief beheer benoemd.
5.2 Stedelijk afvalwater Aanleg Bij de aanleg van riolering in nieuwbouwgebieden wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van nieuwe, innovatieve technieken. Vanaf 2008 is het bijvoorbeeld mogelijk geworden om binnen de bebouwde kom een ander systeem toe te passen dan riolering, als daarmee een zelfde graad van milieubescherming wordt bereikt (zoals IBA’s). Amsterdam zal dit toepassen waar dit doelmatig is, bijvoorbeeld woonboten langs dijken of bij bijzonder afgelegen gebieden binnen de bebouwde kom.
31
Beheer: reiniging Door reiniging blijft de riolering functioneren. De negatieve gevolgen van bijvoorbeeld verzakking kunnen worden beperkt door frequenter onderhoud.
In het project Schoonschip worden woonboten daadwerkelijk aangesloten op de riolering. Aanleg van riolering t.b.v. bestaande ongezuiverde lozingen. Het project Kinselmeer (opheffen van ongezuiverde lozingen van de vakantiehuisjes en camping) is gestagneerd door een dijkverzwaring. Voor het aansluiten van woonboten in met name het buitengebied van Amsterdam Noord zal riolering aangelegd moeten worden.
Per jaar wordt er nu 360 km riool ’stedelijk afvalwaterriool’ gereinigd en dit zal in de planperiode worden voortgezet. Tot nu toe wordt structurele reiniging van de riolen voorafgaand aan inspectie uitgevoerd. De komende planperiode zal deze werkwijze in verband met de nieuwe inspectieaanpak worden aangepast. Gemengde en vuilwaterriolering wordt elke vijf jaar gereinigd. Daarbij worden, op basis van praktijkervaring, sommige riolen (preventief) vaker gereinigd. De kolken worden 1-4 keer per jaar geleegd om er voor te zorgen dat het hemelwater makkelijk het riool in kan, de zonken eens per 3 jaar. In de loop van de planperiode zal deze werkwijze worden geoptimaliseerd.
De ongezuiverde lozingen van ca. 50 woningen en bedrijven in het Houthavengebied en op het Zeeburgereiland worden in de planperiode middels sloop gesaneerd. Beheer: onderzoek In deze planperiode is onderzoek noodzakelijk om de afvoer van stedelijk afvalwater effectief te kunnen blijven beheren. Daarbij vindt regulier onderzoek plaats op de volgende aspecten: • hydraulisch functioneren; • milieutechnisch functioneren: modelmatig en bij vermoeden van fout aansluitingen. Waternet zal in de planperiode onderzoek verrichten naar toepassing van nieuwe technieken; • meten van de overstorten, het stelsel en de gemalen; • inspecties: vanaf 2013 wordt geïnspecteerd op verzoek in plaats van volgens een vaste cyclus. Hierbij zullen risicoriolen vaker worden geïnspecteerd en andere riolen minder vaak. Onderzoek op basis van assetmanagement wordt in deze planperiode ingevoerd; • controlemeting van het debiet van de gemalen: periodiek.
Riolering wordt hersteld als het kwaliteitsniveau te laag wordt. Dit wordt bepaald door de ouderdom van het riool in combinatie met gegevens uit de inspectie.
Stedelijk afvalwater
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0 2010
2020 Riolen en putten
2030
2040
Bijbehorende wegverharding
2050
2060
Kilometers
Figuur 9: Meerjarenplanning vervanging vrijvervalriolen en putten (stedelijk afvalwater)
32
33
Lengte (kilometers)
50
Investeringen (miljoen euro)
Strategisch onderzoek vindt plaats ten aanzien van: • de zetting van de stad: bodemdaling heeft een belangrijke invloed op het functioneren van de riolering; • gedrag van hemelwater op het maaiveld (ontwikkelen risicolandschap); • de gevolgen van een extremer klimaatscenario; • vervangingsbehoefte op langere termijn: door de leeftijd van de riolering zal de vervangingsbehoefte over een aantal jaren (fors) gaan toenemen. Onderzocht zal worden hoe deze vervanging het beste kan worden aangepakt; • sturen en regelen: met behulp van real time control (RTC, nieuw), door beter te meten en door model based control. RTC wordt in Amsterdam Noord als pilot geïmplementeerd; • hygiënische kwaliteit en risico’s; • monitoren: om een goed beeld te krijgen van het functioneren van de gemengde stelsels wordt de waterbalans in een klein bemalingsgebied (Prinseneiland) onderzocht (wat komt er waar in en wat gaat er waar uit aan vuilwater, hemelwater, grondwater); • de ontwikkelingen in de afvalwaterproductie.
Beheer: reparatie, renovatie en vervanging De kwaliteit van gemalen (gebouwen en machines) wordt geborgd binnen de onderhoudssystematiek. Een nieuw onderhoudsconcept op basis van asset management is in ontwikkeling en wordt in deze planperiode ingevoerd.
De komende 2 planperioden (12 jaar) blijft de vervangingsbehoefte ongeveer gelijk. Daarna treedt een forse stijging op doordat veel riolering aan het einde van de levensduur komt. Hierop zal door de gemeente Amsterdam moeten worden geanticipeerd. Een deel van de te vervangen riolering wordt opgepakt in het kader van het stadsvernieuwingsproject Parkstad. In grootschalige stadsvernieuwingen worden de riolen ’preventief’ in gecombineerd werk met de vernieuwing van de wegeninfrastructuur vervangen, zodat de straat binnen afzienbare tijd (10 jaar) niet opnieuw opengebroken hoeft te worden. Hiermee wordt congestie in de stad voorkomen. De vervanging van riolen door leidingen met een grotere diameter wordt zoveel mogelijk gerealiseerd in gecombineerd werk met de vervanging van het wegdek. In de Wvo-vergunningen zijn maatregelen voorgeschreven die deels nog moeten worden uitgevoerd. Om aan de milieueisen te voldoen moet het BBB aan de Vijzelgracht nog worden gerealiseerd. De planning is afhankelijk van het project Noord Zuid lijn. Beheer: actieplan polderriolering In het kader van het actieplan ’polderriolering’, worden in 2009 en 2010 vier pilots uitgevoerd. Indien de pilots succesvol zijn, worden alle polderriolerings gebieden aangepakt tussen 2010 en 2030. De als urgent aangemerkte polderriolen dienen voor 2015 te worden aangepakt. Voor alle polderrioleringsprojecten geldt een onzekerheidsmarge. Particuliere bewoners zijn soms lastig te bewegen om zakelijk recht overeenkomsten af te sluiten. Hierdoor kunnen projecten welke volledig voorbereid zijn soms toch vertraging oplopen. Verbeteren functioneren Het milieutechnische en hydraulisch verbeteren van het functioneren van de riolering. Het afronden van de basisinspanning en het aanpakken van de struc turele wateroverlast in de Oosterparkbuurt.
5.3 Hemelwater Aanleg De komende jaren zal aanleg van riolering plaatsvinden in nieuwbouwgebieden. Hierbij wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van nieuwe, innovatieve technieken, in overeenstemming met de visie. Beheer: onderzoek In deze planperiode is onderzoek noodzakelijk om de afvoer van hemelwater effectief te kunnen blijven beheren: • lozingen hemelwater: vooral voor hoofdroutes, bedrijventerreinen en mark pleinen moet worden onderzocht onder welke voorwaarden afvloeiend hemelwater mag worden geloosd op oppervlaktewater. Ook zal het onderzoek worden voortgezet naar het effect van behandelopties voor hemelwater (o.a. bezinkvoorzieningen, helofytenfilters); • mogelijke rol particulier en beheerders openbare ruimte: in de planperiode zal worden onderzocht hoe de particulier het beste de eigen verantwoordelijkheid voor het omgaan met hemelwater kan invullen; • vervangingsbehoefte langere termijn: door de leeftijd van de riolering zal de vervangingsbehoefte over een aantal jaren (fors) gaan toenemen. Onderzocht zal worden hoe dit het beste kan worden aangepakt. Beheer: reiniging Op dit moment wordt er circa 260 km hemelwaterriolering per jaar gereinigd. In de planperiode zal dezelfde hoeveelheid riolering worden gereinigd. Beheer: reparatie, renovatie en vervanging van hemelwaterriolering Riolering moet worden gerepareerd, gerenoveerd of vervangen als het kwaliteitsniveau te laag wordt. Dit wordt bepaalt door de ouderdom van de riolen in combinatie met de bij inspectie aangetroffen kwaliteit (zie figuur 10).
Verwachtingen ten aanzien van gebruikers Van de particulier wordt verwacht dat hij zijn stedelijk afvalwater loost op de gemeentelijke riolering. Van burgers en bedrijven wordt verder verwacht dat zij zodanig lozen dat er geen schade aan riolering, milieu en/of zuiveringinstallaties ontstaat. Hier zal een voorlichtingscampagne voor worden opgezet. Daar waar mogelijk en zinvol wordt hemelwater van de gemengde riolering afgekoppeld. Als er in een gebied bij rioleringswerkzaamheden afgekoppeld gaat worden, zullen bewoners indien mogelijk worden uitgenodigd ook het verhard oppervlak van hun perceel af te koppelen. In het licht van de visie zullen initia tieven voor alternatieve sanitatie door Waternet apart worden beoordeeld op o.a. haalbaarheid, veiligheid, gezondheidsrisico’s en doelmatigheid.
34
35
Hemelwater
60
Verwachtingen ten aanzien van gebruikers Met het van kracht worden van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken per 1-1-2008, is de particulier verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater op zijn eigen terrein, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd. In afgekoppelde gebieden wordt van de particulier verwacht dat hij zich houdt aan de lozingsvoorschriften voor die gebieden. Hiervoor is voorlichting nodig.
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0 2010
2020 Riolen en putten
2030
2040
Bijbehorende wegverharding
2050
2060
Kilometers
Figuur 10: Meerjarenplanning vervanging vrijvervalriolen en putten (hemelwater)
De komende 2 planperioden (12 jaar) blijft de vervangingsbehoefte ongeveer gelijk. Daarna treedt ook bij de hemelwaterriolering een forse stijging op doordat veel riolering aan het einde van de levensduur komt. De hemelwaterriolering van hoofdroutes, marktpleinen etc., moet worden los gekoppeld van de overige hemelwaterriolering, omdat afstromend hemelwater over deze oppervlakken meer vervuild kan raken. Dit betreft voornamelijk het scheiden van de regenwaterriolen in de zijstraten en het zo nodig aanpassen van het lozingspunt van de regenwaterriolen van de verkeerhoofdroute in relatie tot het ontvangend oppervlaktewater. De aanpassingen in het gescheiden stelsel in de verkeershoofdroutes worden alleen in gecombineerd werk uitgevoerd. Verbeteren functioneren Het milieutechnische en hydraulisch functioneren van de riolering kan worden verbeterd door het eventueel lokaal behandelen van afvloeiend hemelwater en het aanpakken van de structurele wateroverlast in de Rivierenbuurt.
36
De grondwaterzorg heeft tot doel vermindering van de grondwaterproblemen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het voorkomen van nieuwe problemen en het aanpakken van bestaande problemen. Lengte (kilometers)
Investeringen (miljoen euro)
5.4 Grondwater
Aanleg: voorkomen van grondwaterproblemen De advisering over en toetsing van ruimtelijke plannen zal worden voortgezet. Daarbij blijft de watertoets van toepassing en zal de (nieuwe) grondwaternorm worden geëvalueerd. Beheer: Grondwaterbeleid Het grondwaterbeleid zal verder worden uitgewerkt op de volgende aspecten: • ontwateringsmiddelen: opstellen technische drainage ontwerpen • aanvullende richtlijnen / criteria: - toepassing grindkisten: nadere uitwerking van voorwaarden, uitgangs punten, beheer en onderhoud (in overleg met OGA); - juridische verankering van grondwatercriteria en -aspecten tijdens plan vorming en realisatie (in overleg met OGA, Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en DMB); - evaluatie en aanpassen van beleid bouwen volgens polderprincipe; • uitwerken van het best haalbare grondwaterregime; • de stimuleringsregeling Grondwateroverlast Amsterdam wordt voortgezet. Beheer: onderzoek De volgende eenmalige en reguliere onderzoeken zullen worden uitgevoerd: • inventarisatie van bestaande grondwaterproblemen; • eenmalige analyse van funderingsgegevens in relatie tot grondwaterstanden; • grondwatermonitoring en optimaliseren grondwatermeetnet. Het grondwatermeetnet wordt geoptimaliseerd, zodat de dichtheid van peilbuizen en de waarnemingsfrequentie aansluiten bij de informatiebehoefte; • functioneren ontwateringsmiddelen: controleren. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt bij de optimalisatie van het grondwatermeetnet ook het meten van effectiviteit van de nieuwe generatie drains en IT-riolen meegenomen; • overzicht bestaande ontwateringsmiddelen actualiseren: in een cyclus van ca. 3 jaar inventariseren van de ligging van het gehele drainagesysteem, de aansluithoogte en de onderhoudstoestand;
37
• voor het uitvoeren van de grondwaterzorgtaak in Amsterdam zal een gebiedsdekkend en actueel inzicht worden gecreëerd in de grondwatersituatie en in de opbouw en gebruik van de ondergrond; • onderzoek naar maatregelen om grondwaterfluctuaties als gevolg van klimaatverandering op te kunnen vangen; • Amsterdam wil de komende periode onderzoeken of en hoe zij de regie voor warmte-koude opslag in de diepe ondergrond van Amsterdam wil invullen en de bevoegdheden daarvoor gedelegeerd kan krijgen van de provincie NoordHolland. Daarvoor wordt een pilot uitgevoerd. Beheer: onderhoud Waternet voert het onderhoud uit van ontwateringmiddelen in de openbare ruimte, met uitzondering van parken en groenvoorzieningen. De drainage leidingen worden volgens een onderhoudscyclus van ca. 3 jaar doorgespoten. Verstopte putten moeten apart worden leeggezogen. Momenteel wordt een onderhoudsplan voor ontwateringmiddelen opgesteld, zodat het onderhoud van ontwateringmiddelen meer planmatig en afgestemd op onderhoudstoestand plaatsvindt. Beheer: reparatie, vervanging, renovatie Bestaande grondwaterproblemen worden gebiedsgericht aangepakt. Daarbij worden de grondwaterproblemen in stadsparken en parkranden meegenomen. Bij rioolvervanging of -renovatie wordt bekeken of het wenselijk (om grondwateroverlast te voorkomen of te bestrijden) en haalbaar is om drainage mee te leggen. Deze afweging wordt gemaakt op basis van de technische drainage ontwerpen. Daarnaast kan drainage nodig zijn om overtollig grondwater van particulier terrein af te voeren. Het ’Actieplan polderriolen’ wordt uitgevoerd om tot en met 2015 in de urgente polderrioleringsgebieden de grondwater- en rioleringsproblemen aan te pakken. Verwachtingen ten aanzien van gebruikers De aanpak van grondwaterproblemen in tuinen en gebouwen is in principe de taak van de particuliere eigenaar zelf. Verblijfsruimtes behoren vocht- en waterdicht te zijn en de overlast zal moeten worden weggenomen door bouwkundige maatregelen. Hierbij zal de gemeente Amsterdam desgewenst optreden als adviseur en er kan een bijdrage worden aangevraagd uit de stimuleringsregeling. Bij structureel overtollig grondwater in tuinen kan de eigenaar ertoe overgaan om het grondwater te draineren en naar de perceelsgrens af te voeren. De gemeente Amsterdam zal dit overtollig grondwater verder afvoeren, mits de ontwatering geen negatieve effecten heeft op de omgeving (onder andere houten paal fundering), het kosteneffectief is, de gemeente dit doelmatig acht en er geen andere (duurzame) maatregelen mogelijk zijn.
38
5.5 Effectief beheer Klantgerichtheid Meldingen en klachten worden volgens de geldende procedure afgehandeld. Het (grond)waterloket speelt hierbij een belangrijke rol. Waternet bouwt deze planperiode de relatie met klanten verder uit door: • goede informatievoorziening voor bewoners en eigenaren, door het opstellen en eenvoudig beschikbaar maken van goed informatiemateriaal (o.a. publieksbrochures, jaarverslagen en nieuwsbrieven); • door het communicatieplan accepteert het publiek ’water op straat’ als legitieme wijze waterafvoer en - berging tijdens/na hevige regenbuien; • goede informatievoorziening voor stadsdelen, gemeentelijke diensten en andere partijen. Onder meer door het opstellen van een ’wegwijzer’, een werkwijze voor informatievoorziening aan stadsdelen in uitgevoerde en geplande maatregelen en het organiseren van workshops rondom (grond) waterthema’s; • toegankelijk maken van bodem- en grondwatergegevens. Samenwerking met andere diensten, stadsdelen, etc. Een goede uitvoering van de gemeentelijke watertaken is alleen mogelijk als alle betrokken partijen hierin actief participeren. Betrokken partijen zijn o.a. de stadsdelen, gemeentelijke diensten, bedrijven, woningcorporaties, wijkcentra, bewonersorganisaties en andere verenigingen en waterschappen. Ook met andere gemeenten zal waar nodig en zinvol samenwerking worden gestart of voortgezet. Waternet wil deze planperiode de samenwerking met partners buiten Waternet verbeteren door: • intensivering van het overleg en de samenwerking met de stadsdelen over de aanpak van de hemelwaterproblematiek; • samen met de stadsdelen op te trekken om een optimale inrichting van het maaiveld te realiseren en hiermee hoge kosten voor aanpassing van het rioolstelsel (als gevolg van klimaatverandering) te voorkomen; • versterken relatiebeheer met ieder stadsdeel, om regelmatig signalen, ont wikkelingen, wensen en behoeften ten aanzien van grondwater over en weer uit te kunnen wisselen en hier wederzijds snel op in te kunnen spelen (o.a. door uitbreiding van de grondwatertournee); • indien wenselijk relatiebeheer opzetten ten aanzien van grondwater met andere partners, bijv. gemeentelijke diensten en bewonersorganisaties. Effectieve bedrijfsvoering: verordeningen en vergunningen Vanaf 2008 heeft de gemeente de wettelijke bevoegdheid om bij verordening gebiedsgerichte regels te stellen aan de lozing van hemel- en grondwater. In de planperiode wordt bepaald of dit voor Amsterdam zinvol is.
39
6 Organisatie en financiën In 2010 worden ook de Wvo-vergunningen voor het lozen van de riolering op oppervlaktewater vervangen door algemene regels (Besluit Lozingen Buiten Inrichtingen) en in specifieke gevallen mogelijke maatwerkvoorschriften. De oude afspraken in de Wvo-vergunning worden nageleefd. Amsterdam zal aan de algemene regels en de maatwerkvoorschriften gaan voldoen. Er zal overleg worden geïnitieerd over de praktische invulling hiervan. Effectieve bedrijfsvoering: gegevensbeheer Het gegevensbeheer is grotendeels op orde. De gegevens over ontwateringsmiddelen zullen in de planperiode worden geactualiseerd. Waternet gaat een centraal, stadsbreed informatiesysteem opzetten (onder andere voor grondwater) dat voor de verschillende partijen via internet direct toegankelijk is en actief beheerd wordt zodat de informatie altijd actueel is. In dit systeem worden onder meer gegevens vastgelegd over de bodem, funderingen en ondergrondse objecten. Efficiënte bedrijfsvoering In 2010 zal aan de landelijke benchmark over 2009 worden meegedaan. Door de eigen prestaties te vergelijken met die van anderen, kan de organisatie worden verbeterd. Ook nemen we deel aan benchmarking in internationaal verband. In aansluiting hierop is Waternet bezig met de ontwikkeling van eigen indicatoren waarmee het presteren zichtbaar kan worden gemaakt en verbeterd. Dit wordt voortgezet en geïmplementeerd. Duurzame bedrijfsvoering Waternet heeft het Maatschappelijk verantwoord ondernemen verwoord in de update Meerjarenplan 2008-2011. Op hoofdlijnen verplaatst Waternet geen problemen in tijd of plaats en zorgt voor een gezonde financiering (full cost recovery). Hierbij anticipeert Waternet op toekomstige ontwikkelingen en heeft de volgende speerpunten: • klimaatneutraal (mitigatie) en adaptatie aan klimaatverandering; • robuuste watersystemen; • onderzoek naar duurzame concepten voor afvalwaterbehandeling; • innovatief op het gebied van water en energie; • duurzame financiering.
6.1 Benodigde middelen en kosten tijdens planperiode 2010-2015
De begroting van de kosten voor gemeentelijke watertaken zijn onderverdeeld in de volgende zes deeltaken: 1. Facilitair: gegevensbeheer, vergunningen, klachtenafhandeling, (grond) waterloket; 2. Onderzoek: inventarisatie, inspectie/controle, meten, berekenen; 3. Planvorming: gemeentelijke watertaken, afstemming andere plannen, jaarprogramma’s; 4. Onderhoud (reiniging) van riolen/kolken, gemalen/mechanische riolering, infiltratievoorzieningen/lokale zuiveringen, en grondwatervoorzieningen; 5. Maatregelen: reparatie, renovatie/vervanging en verbetering; 6. Aanleg van nieuwe riolering. Behoefte aan personeel Voor Amsterdam is met behulp van een eenvoudig model een eerste globale analyse gemaakt van de benodigde personele inzet, uitgaande van de kengetallen voor areaal, gemeentegrootte en investeringsuitgaven (gebaseerd op de opgave zoals in dit plan opgenomen). Uitgegaan is van zo min mogelijk uitbesteden. De deeltaken zijn in de Leidraad Riolering module D2000 verder uitgewerkt. In onderstaande tabel is het resultaat van deze analyse opgenomen. Hieruit blijkt dat voor het rioleringsbeheer en voor aanleg van nieuwe riolering 225 fte nodig is. De huidige formatie telt 189 fte.
Tijd (dagen)
FTE (175 d/jaar)
Planvorming Onderzoek Facilitair Onderhoud Maatregelen Aanleg
2.000 6.075 2.000 16.840 9.306 3.264
11 35 11 96 53 19
Totaal
39.484
25
Tabel E: Samenvatting personeelsbehoefte (volgens Leidraad Riolering)
De schaalgrootte van Waternet en de daarmee samenhangende efficiency vormt een verklaring voor het verschil in fte’s In planperiode wordt nader onderzoek gedaan naar verdere efficiency vergroting en naar het vaststellen van een doelmatig aantal fte’s. Kosten gemeentelijke watertaken (2010 - 2015) De kosten voor de planperiode zijn opgebouwd uit exploitatiekosten, kosten voor vervanging en renovatie die direct geboekt worden (dus niet worden geïnvesteerd) en de kapitaallasten van in het verleden gedane investeringen. Ook zijn de perceptiekosten van de Dienst Gemeente Belastingen Amsterdam (DGBA) (in 2010 circa € 2,2 miljoen) opgenomen.
40
41
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Exploitatie en onderzoek 22,6 Vervanging en Renovatie 15,4 Grondwaterzorg wet ’verbrede watertaken’ 2,0 BTW op bestratingskosten stadsdelen 0,1 Kapitaallasten 20,3 Kosten DGBA 2,2
23,2 15,4 2,0 0,1 21,2 2,2
23,6 15,4 2,0 0,1 21,7 2,2
24,1 15,4 2,0 0,1 22,5 2,2
24,5 15,4 2,0 0,1 23,1 2,2
24,9 15,4 2,0 0,1 24,0 2,2
Totaal jaarlijkse uitgaven
64,0
64,9
66,2
67,2
68,5
bedragen x € 1 mln - prijspeil 1 januari 2010
62,5
Investeringen periode 2010-2015 In deze paragraaf zijn de investeringen voor de planperiode aangegeven.
Investeringen
In deze paragraaf wordt aangegeven welke mogelijkheden er zijn om in de dekking van de kosten te voorzien. De kosten van de gemeentelijke watertaken worden betaald uit: • rioolheffing: maximaal 98,5% van de kostenbegroting; • egalisatiefonds: voor het opvangen van ongewenste schommelingen in het tarief; • algemene middelen gemeente Amsterdam. Basis voor vaststelling tarief rioolheffing In Amsterdam wordt rioolheffing geheven volgens de ’Verordening rioolheffing 2008’. De rioolheffing per perceel is in de afgelopen periode gestegen van € 107,49 (in 2005) naar € 138,53 (in 2009). De sprong was nodig omdat door de Wet gemeentelijke watertaken (een deel van) de grondwaterkosten in de rioolheffing zijn ondergebracht.
Tabel F: Exploitatiekosten Gemeentelijke Watertaken (2010-2015)
bedragen x € 1 mln - prijspeil 1 januari 2010
6.3 Mogelijkheden voor de dekking van de kosten
2010
2011
2012
2013
2014
2015
19,0
19,4
19,1
15,6
13,6
12,6
Tabel G: Investeringen Gemeentelijke Watertaken (2010-2015)
De investeringen in de aanleg van nieuwe riolering en het vervangen van ver ouderde/niet functionerende riolering enerzijds en voor het treffen van milieumaatregelen anderzijds zijn in omvang ongeveer gelijkwaardig. Het als bijlage 1 opgenomen technische beleidrapport geeft een meer gedetailleerd overzicht van de verwachte kosten en investeringen over de planperiode.
6.2 Verwachte middelen en kosten na de planperiode
Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 treedt na de komende 2 planperioden (12 jaar) een forse stijging op in de vervangingsbehoefte van de riolering omdat dan veel riolering aan het einde van de levensduur komt. Als gevolg hiervan stijgen de kosten voor vervanging rond het jaar 2022 van € 24 miljoen per jaar naar € 37 miljoen per jaar. Dit is een stijging van maar liefst 54%. In de planperiode zal onderzocht worden hoe dit het beste opgepakt kan worden. Om een toekomstige explosieve stijging van de rioolheffing te voorkomen, kan hiervoor in de komende 12 jaar geld gereserveerd worden. Hiermee wordt wel de stijging van de rioolheffing afgevlakt, maar zal na 2022 nog steeds een explosieve stijging van werkzaamheden in de stad optreden. Door werkzaamheden te verschuiven in de tijd kan de hoeveelheid werk (het aantal kilometers vervanging per jaar) worden afgevlakt. Dit komt ten goede aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van de stad.
Bij de tariefstelling is de gemeente wettelijk gebonden aan het beginsel van ten hoogste 100% kostendekking. Vanwege het risico bij procedures tegen de toerekening van kosten aan de rioolheffing is met ingang van het jaar 2001 ervoor gekozen een veiligheidsmarge te hanteren in plaats van volledig kostendekkende tarieven. Het tarief van rioolheffing wordt berekend door 98,5% van de begrote netto kosten te delen door het aantal aansluitingen op het riolerings stelsel. Het resterende gedeelte van 1,5% wordt gedekt uit de algemene middelen. Voor de ontwikkeling van de rioolheffing zijn 3 varianten: • variant 1: stijging van de rioolheffing met 1% per jaar vanaf 2011; • variant 2: geen (verdere) stijging van de rioolheffing; • variant 3: grotere stijging van de rioolheffing als voorbereiding op de lange termijn. Deze opties worden hieronder beknopt uitgewerkt. Variant 1: stijging met 1% per jaar vanaf 2011 De rioolheffing kan vanaf 2011 stijgen met 1% per jaar5, zodat burgers niet geconfronteerd worden met een te grote stijging. De reeds, via de meerjaren tariefsberekening, voorgestelde stijging van 5% in 2010 en 4,5% in 2011 is bedoeld om de negatieve stand van de voorziening terug te dringen. Op langere termijn is de ontwikkeling van de rioolheffing met een stijging van 1% per jaar echter niet voldoende om de te verwachten grote toename van vervangingsinvesteringen voor de voorzieningen voor stedelijk afvalwater en afvloeiend hemelwater in met name de naoorlogse wijken over 10-15 jaar te kunnen opvangen. Het is mogelijk om tegen die tijd de rioolheffing zover als nodig is te verhogen. Dat kan echter op dat moment leiden tot een veel forsere jaarlijkse stijging dan 1%. Om dit effect wat af te vlakken, kan het egalisatiefonds worden ingezet.
5
Uit een steekproef bij 19 gemeenten blijkt dat de gemiddelde stijging van de rioolheffing,
in de periode van 2010-2015, 6% bedraagt. 42
43
Mocht op termijn blijken dat het egalisatiefonds te groot is geworden of niet toereikend is in relatie tot de te verwachten uitgaven, kan de rioolheffing overeenkomstig worden aangepast. Deze optie wordt daarom nader uitgewerkt. Variant 2: geen stijging rioolheffing Deze variant gaat ervan uit dat het tarief van rioolheffing blijft gehandhaafd op het niveau van 2010, zijnde € 145,46. Dit betekent dat de opbrengsten nauwelijks stijgen (van € 61,6 miljoen in 2010 tot € 62,1 miljoen in 2015). In dit geval zullen de volgende negatieve effecten optreden: • toename van de overlast en de bestratingskosten door minder uitvoeren van rioleringsmaatregelen in gecombineerd werk; • de geplande hoeveelheid vervanging neemt af omdat er minder geld beschikbaar is; • bij vervanging volgens planning zal de negatieve stand van de egalisatie verder toenemen; • de gemiddelde levensduur van de riolering zal noodzakelijker wijze toenemen; • de kwaliteit van de voorzieningen en de afvoercapaciteit zal achteruit gaan, waardoor de kans op calamiteiten (bijvoorbeeld instortingsgevaar) zal toenemen; • opheffen van de gevolgen van zetting door inzet van meer gemalen is mogelijk, maar kost veel energie (en geld) en is daarmee geen duurzame oplossing; • er wordt niet geanticipeerd op de onvermijdelijke toename van de benodigde vervangingsinvesteringen zoals in dit hoofdstuk aangegeven. In deze variant wordt de oplossing doorgeschoven naar de toekomst. Hierdoor zal op later tijdstip de rioolheffing in een kortere tijd extra moeten stijgen. Deze variant wordt gezien de toename van de risico’s ontraden. Variant 3: sterkere stijging van de rioolheffing De rioolheffing kan na 2010 verder worden verhoogd om daarmee het egalisatie fonds aan te vullen. Daarmee kunnen de verwachte toekomstige hogere kosten worden opgevangen. Nadeel is dat burgers op korte termijn reeds extra moeten betalen, terwijl het extra geld in de komende 10 jaar alleen direct wordt gebruikt indien (een deel van) de werkzaamheden naar voren worden gehaald. Deze variant biedt de beste garanties dat de gemeentelijke watertaken ook op langere termijn betaalbaar blijven en voorkomt een explosieve stijging van de rioolheffing na 2022. Op dit moment lijkt het echter niet wenselijk om (veel) meer geld te vragen aan de burger. Bij een stijging van de rioolheffing van bijvoorbeeld 3% per jaar, met ingang van januari 2012, lopen de opbrengsten op van € 66,5 miljoen in 2012 tot € 73,0 miljoen in 2015. Het egalisatiefonds loopt dan op van € 2,6 miljoen in 2012 naar € 16,3 miljoen in 2015. De rioolheffing bedraagt op dat moment € 171,08. De voorkeur gaat er daarom naar uit om het tarief na 2011 met minimaal 1% per jaar te laten stijgen (variant 1). Deze variant wordt nader uitgewerkt in paragraaf 6.4.
44
6.4 Uitwerking variant 1: stijging met 1% vanaf 2011
De in de vorige subparagraaf geschetste ontwikkeling van de rioolheffing moet minimaal voldoende zijn om de voor de brede rioleringszorg benodigde uitgaven te kunnen bekostigen zoals opgenomen in dit ’Plan gemeentelijke watertaken’ (exclusief inflatiecorrectie). Voorstel tarief rioolheffing 2010-2015 In onderstaande tabel wordt het tarief voor rioolheffing voor de periode 20102015 voorgesteld. Op basis van dit tarief kunnen de uitgaven worden betaald en kan het egalisatiefonds in de komende planperiode worden aangevuld. Jaar
Rioolheffing (€)
jaarlijkse stijging
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
107,49 110,19 115,42 131,93 138,53 145,46 152,00 153,52 155,06 156,61 158,18
0,0% 2,5% 4,7% 14,3%* 5,0% 5,0% 4,5% 1,0% 1,0% 1,0% 1,0%
* zie paragraaf 6.3
Tabel H: Ontwikkeling rioolheffing 2010-2015 (tot 2009 realisatie, 2010-2015 voorstel)
De bovenstaande ontwikkeling van de rioolheffing leidt tot een verwachte opbouw van het egalisatiefonds (zie tabel I). 2010
2013
2014
2015
Totaal jaarlijkse uitgaven A 62,5 64,0 64,9 66,2 Dekking algemene middelen (1,5%) B 0,9 1,0 1,0 1,0 Progn. aantal aansluitingen (x 1.000) C 423,6 424,0 424,8 425,5 Voorgesteld tarief (€) D 145,46 152,00 153,52 155,06 Opbrengst rioolrecht (CxD) E 61,6 64,4 65,2 66,0
67,2
68,5
1,0
1,0
426,3 156,61 66,8
427,0 158,18 67,5
bedragen x € 1 mln (tenzij anders vermeld)
2011
2012
Totaal inkomsten (B+E)
F
62,6
65,4
66,2
67,0
67,8
68,6
Saldo inkomsten - uitgaven (F-A)
G
0,04
1,5
1,2
0,8
0,6
0,1
Egalisatiefonds per 1/1
H
-1,4
-1,4
0,1
1,3
2,1
2,6
Egalisatiefonds per 31/12 (H+G)
I
-1,4
0,1
1,3
2,1
2,6
2,7
Tabel I: Prognose rioolheffing 2010-2015 (prijspeil 2010)
45
Eind december 2009 heeft het egalisatiefonds een stand van circa -€ 1,4 miljoen. Aan het eind van de planperiode wordt een positieve stand van het egalisatiefonds geprognosticeerd van circa € 2,7 miljoen. Deze stand is nodig om alvast in te gaan spelen op de toekomstige vervanging van de riolering in de naoorlogse wijken.
6.5 Onzekerheden ten aanzien van de rioolheffing
Er is een aantal onderzekerheden te onderscheiden die de brede rioleringszorg en dus de hoogte van de rioolheffing kunnen beïnvloeden.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is 1 juli 2010. Deze wet brengt bouw-, milieu-, natuur- en monumenten vergunningen onder in één vergunning, de zogenaamde Omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één loket, één beschikking en één procedure. Mogelijk heeft deze wet tot gevolg dat er extra coördinatie nodig is voor rioleringswerkzaamheden. De financiële en personele gevolgen kunnen echter nog niet worden ingeschat.
Consequenties invoering WIOR Eind 2009 werd de WIOR (Verordening Werken in de Openbare Ruimte) in Amsterdam geïntroduceerd. In de definitieve versie van de WIOR zijn de adviezen van Waternet niet overgenomen. De consequentie hiervan is dat de kosten die voorheen door de Stadsdelen werden gedragen nu ten laste komen van de begroting rioolrecht. Dit kan rechtstreeks zijn via de exploitatie of als gevolg van kapitaalslasten voortvloeiende uit investeringen. Dit zal een verhogend effect hebben op de rioolheffing. De financiële gevolgen moeten nog nader worden bepaald en zijn niet opgenomen in de heffingsontwikkelingen van alle varianten. Beleidswijziging 1e aanleg van riolering In de huidige situatie worden de kosten van eerste aanleg riolering (exclusief eerste aanleg aansluitleidingen) ten laste gebracht van de grondexploitatie. De verwachting is dat tijdens de planperiode wordt voorgesteld om de kapitaallasten van deze investeringsuitgaven ten laste te brengen van de rioolheffing. Deze andere wijze van financieren betekent een lastenverschuiving: in de huidige situatie betalen via de grondexploitatie de kopers/exploitanten van het vastgoed de eerste aanleg riolering. In de nieuwe situatie betalen alle eigenaren - via een verhoogde rioolheffing - voor de eerste aanleg riolering. De jaarlijkse investeringsuitgaven ten aanzien van de eerste aanleg riolering bedragen circa € 10 miljoen per jaar. De verdere uitwerking van dit voorstel moet nog plaatsvinden. Consequenties invoering WION De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), ook wel grond roerdersregeling genoemd, is op 1 juli 2008 in Nederland in werking getreden. De wet verplicht gravers tot het melden van elke grondbewerking. Nieuw hieraan is dat naast het melden van werkzaamheden aan het hoofdnet, ook kleinere werkzaamheden moeten worden gemeld (zoals huisaansluitleidingen). Dit levert een extra personele belasting op. De financiële gevolgen hiervan zijn op dit moment nog niet inzichtelijk.
46
47
Colofon Dit is een uitgave van Waternet in opdracht van de gemeente Amsterdam. Maart 2010. Auteurs: Egbert Baars, Karst Jan van Esch, Martine Lodewijk, Niels Schaart.