Brave New Books daagt je uit: schrijf je boek af in één maand!
WEEK 4: STIJL
In vier weken krijg je inzicht in wat een verhaal goed, meeslepend, invoelbaar en prettig leesbaar maakt. Je krijgt gereedschap aangereikt om ervoor te zorgen dat je lezers op het puntje van hun stoel zitten zodra ze jouw verhaal onder ogen krijgen! Aan de hand van de vier hoofdthema’s waar het bij goed schrijven om draait – personage, perspectief, verhaalopbouw en stijl – leer je je teksten te verbeteren en te verfraaien. Via speelse opdrachten krijg je grip op wat je wil vertellen, en, vooral, op hoé je het kunt vertellen voor het beste resultaat. Het schrijven zelf zal steeds plezieriger worden. En het uiteindelijke lezen van je verhaal ook. Jouw
opdrachten
kun
je
vervolgens
opsturen
naar
[email protected], waar deze door professionele redacteuren van Singel Uitgeverijen zal worden gelezen. Je doet het natuurlijk om je eigen boek nog beter te maken, maar je kunt er ook wat mee winnen: een leesscan van je boek! Veel succes en plezier! Het Brave New Books Team 1
Elk boek, elke vertelling, zo zagen we al, begint met een hoofdpersoon die iets wil. Zelfs als hij alleen maar op de bank wil hangen wil hij iets: alleen maar op de bank hangen. Vervolgens gebeurt er iets wat hij niet verwacht of juist al vreesde, en zo komt het verhaal op gang. Om ervoor te zorgen dat de lezer zo nieuwsgierig mogelijk is, kiest de schrijver zijn woorden zorgvuldig. Elk verhaal vraagt om een eigen stijl. Schrijf vooral op je eigen manier, kies je eigen woorden. Het heeft geen zin om bijvoorbeeld heel moeilijke woorden te kiezen, of hele lange beschrijvingen te maken: daar trapt je lezer niet in als het niet bij je past. Probeer dus niet ‘mooi’ te schrijven, bijvoorbeeld omdat je denkt dat dat zo hoort, maar maak het ook niet lelijk en plat. Spreektaal komt in een verhaal al snel over als gemakzucht, het leest niet lekker. Om valkuilen te vermijden bepaal je om te beginnen wat het genre is van wat je schrijft. Wat voor soort verhaal is het/moet het worden? In een spookverhaal giert, huilt en jankt de wind, in een realistische vertelling (een verhaal dat in het hier en nu speelt, in de ons bekende wereld) klinkt dit al snel erg aanstellerig: daar waait het gewoon hard. Zo let je steeds op of de woorden goed passen. Hardop lezen is een goede manier om je verhaal te testen. 2
Je verhaal zal lekkerder lezen als verschillende soorten tekst binnen het verhaal afwisselen. Na een korte beschrijving van een landschap volgt een dialoog, op een dialoog volgt bijvoorbeeld de beschrijving van een handeling. Wissel af. Zodra je hoofdpersoon iets gaat doen of meemaakt, wordt het boeiend. Veel boeiender dan iemand die alleen maar na zit te denken. Maar beschrijf niet elke stap van een handeling want dat is ook weer saai. Denk goed na over wat er weg kan, wat heb je nodig om het duidelijk te houden voor de lezer wat er gebeurt. Ook is het belangrijk dat je verhaal er netjes uitziet, dat leest gemakkelijk. Check daarom goed en meermalen de spelling. Spelfouten leiden af en staan slordig. Maak nooit één grote lap tekst, een lange brij zonder alinea’s leest onhandig. Voor leestekens bestaan er regels.
Een komma moet hoorbaar zijn als je hardop leest. Laat de komma weg als er geen kleine adempauze hoorbaar is op die plek in de zin.
Als iemand iets zegt gebruik je eerst de dubbele punt en dan aanhalingstekens openen en een hoofdletter. Zo:
3
Sara lachte en zei: ‘Ik zou toch echt andere schoenen aandoen. Met dit weer.’ Of zo: ‘Ik zou toch echt andere schoenen aandoen,’ lachte Sara. ‘Met dit weer.’ Of zo: ‘Met dit weer?’ Sara lachte. ‘Ik zou toch echt andere schoenen aandoen.’
Let ook op je werkwoordstijden, alles in een verhaal moet in de ovt of alles in ott staan.
Ovt (onvoltooid verleden tijd): Hij ging naar de bakker en kocht een brood.
Ott (onvoltooid tegenwoordige tijd): Hij gaat naar de bakker en koopt een brood.
Vvt (voltooid verleden tijd): Hij was naar de bakker gegaan en had een brood gekocht.
Vtt (voltooid tegenwoordige tijd): Hij is naar de bakker gegaan en heeft een brood gekocht.
Deze twee laatste werkwoordstijden lezen al gauw vervelend, de lezer krijgt het gevoel dat alles al klaar en afgerond is, en
4
dus niet meer zo belangrijk. Gebruik deze tijden maar niet, of heel af en toe. Soms komt het het evenwicht, het ritme van het verhaal ten goede. ‘Hij had gezwommen, zich afgedroogd, zijn oren onder de fohn gehouden. Nu keek hij in de spiegel. Pal achter hem stond zij ineens.’ Kies als afstand tussen de regels 1,5. Neem als lettergrootte 14 of 16. Wanneer je personage zich ineens op een andere plek bevindt, plaats je een witregel of je begint een nieuw hoofdstuk. Dit geldt ook als er sprake is van een sprong in de tijd. Als je even wat tijd tussen twee gebeurtenissen overslaat. Een heel belangrijke tip tenslotte: lees veel, zoveel mogelijk, kijk de kunst af. Heb je een lievelingsboek? Lees het nog eens en probeer te zien wat de schrijver doet om het verhaal zo goed te vertellen. Of kies een nieuw boek uit en let vooral op hoe het verhaal vertelt wordt. Weet de schrijver je te verleiden tot verder lezen? Als het een heel goed boek is, krijg je zin om zelf te schrijven!
5
Opdracht 1: Maak met de volgende ingrediënten eerst een klein sprookje, en dan een kort verhaaltje dat in het hier en nu speelt, bij jou in de straat.
een peer
twee buren
een rozenstruik of grote heg
Denk aan de stijl, kies woorden die bij het genre passen.
6
Mail je schrijfopdracht naar
[email protected]. Brave New Books en Singel Uitgeverijen lezen de opdrachten en verloten onder de deelnemers een gratis leesscan van je boek!
Deel
je
opdrachten
ook
via
de
Facebookpagina:
https://www.facebook.com/events/1515177852114130/ zodat andere schrijvers je opdrachten ook kunnen lezen en beoordelen!
7