1
Bouwen voorbij gated communities en no go area’s Of hoe onherbergzaam zijn hedendaagse individuen? Henk Oosterling (2003) (Gepubliceerd in: Bewonersin(ter)venties. Een prospectus voor alternatieve woningbouw, Dennis Kaspori/Henk Oosterling, TheMazeCorporation, Rotterdam 2003, pp. 97-139)
In 1999 vond in Frankrijk het strafproces plaats over het al dan niet ‘bewust’ toedienen van met HIV besmet bloed aan hemofiliepatiënten in het midden van de tachtiger jaren. Ten aanzien van de betrokken politici – premier Fabius, minister van Volksgezondheid Hervé en minister van Sociale Zaken Dufoix – was de vraag: zijn zij schuldig, verantwoordelijk of aansprakelijk? De uitslag lag voor de hand: verantwoordelijk, maar niet schuldig. Oud-premier Fabius meende echter dat er sprake was van: schuldig maar niet aansprakelijk. Wat betekent aansprakelijkheid als schuld en verantwoordelijkheid er niet langer effectief mee verbonden zijn? Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid zijn nationaal en internationaal, zowel op lokaal politiek als op geopolitiek vlak hot issues. Het gedogen van softdrugs, de branden in Volendam en Enschede, de bouwfraude en de boekhoudschandalen rond Enron en Albert Hein zijn topics die politici en juristen in verhoogde staat van paraatheid hebben gebracht. Enkele jaren terug liepen Amerikanen en Israeliërs nog weg uit de conferentie in Durban, waar de vraag opgeworpen werd wie er nu nog verantwoordelijkheid kan worden gesteld voor de toenmalige slavenhandel en wat dat concreet zou kunnen betekenen. Wat is de houdbaarheidsdatum van verantwoordelijkheid? Hoeveel generaties later kunnen nazaten nog verantwoordelijk worden gesteld voor de hebzucht en machtswellust van hun voorouders? Doorgaans draait het uit op collectieve aansprakelijkheid, waaraan herstelbetalingen worden gekoppeld, zoals dat in de 20e eeuw gold voor agressieve belligerenten als Duitsland. Wellicht zal in de nabije toekomst de vraag rond aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid gentechnologisch consequenties hebben, nu gehandicapte kinderen een factor in allerlei juridische steekspelen zijn. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid hebben beide te maken met het achteraf aangesproken worden op gemaakte keuzes. In de claimcultuur die nu ook Nederland in zijn greep krijgt, treedt de wanverhouding tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid soms schrijnend aan het licht. Dat blijkt zodra we de rol nagaan die beide in het debat spelen rond de tot miljarden oplopende rokersclaims. Slachtoffers en nabestaanden – daarop attent gemaakt door gewiekste letseladvocaten – hebben het afgelopen decennium deze claims bij de tabaksconcerns neergelegd. Suggereert hun slachtofferschap dat ze een vrije, weloverwogen keuze voor het roken hebben gemaakt? Zouden ze onmiddellijk met roken gestopt zijn als ze zich niet door de geruststellende woorden van tabaksindustriëlen in slaap hadden laten sussen? Nonsens. Ook nu de dodelijke gevolgen letterlijk zwart op wit op de pakjes staan aangeven gaat de vrijwillige, actieve euthanasie van vele rokers gewoon door. Verantwoordelijkheid wordt via aansprakelijkheid afgedwongen, maar nauwelijks individueel genomen. Moderne individuen Maar wat voor wezens zijn ‘individuen’ eigenlijk? Een cultuurfilosofische vooropmerking werkt wellicht verhelderend. Het geeft op z’n minst aan dat ideeën en
2
overtuigingen niet voor eeuwig vastliggen. Hoelang bestaat het individu al? Waren er individuen in het Romeinse keizerrijk? Een onzinnige vraag? Niet als we beseffen dat menselijke wezens van vlees en bloed cultuurhistorisch pas recentelijk tot ‘individuen’ zijn bevorderd. Als we er tenminste vanuit gaan dat het alledaags gebruik van een woord zich spiegelt in de woordenboeken die in die tijd gehanteerd worden. Neem een willekeurig historisch woordenboek uit een willekeurig Europees land. Hoewel de term ‘individualisme’ in biologische en logische zin voordien gebezigd werd, vindt de sociaalpolitieke en psychologische variant van termen als ‘individualisme’ en ‘individu’ pas na 1825 in Frankrijk ingang. Door een vertaling van Tocqueville – een van de grondleggers van de Amerikaanse grondwet - duiken deze termen vervolgens in 1833 in Engeland op, waar ze als toetssteen voor het liberalisme gaan fungeren. Pas in 1838 worden ze in Duitse encyclopedieën opgenomen. ‘Individualisme’ vervangt de tot op dat moment gangbare term ‘egoisme’. Daarmee werd op de scheiding van het individuele geweten en de openbare mening gezinspeeld. In ‘individu’ wordt een soortgelijke scheiding tussen de persoonlijke beleving van sociale gevoelens en de daarachter liggende, algemene ideeën aangeduid. Individualisme wordt het tegendeel van collectivisme. Als psychologische categorie verankert het de overtuiging dat in de moderniteit de samenleving uit geïsoleerde, on(in)deelbare (dividere) wezens bestaat. Het is instructief jaartal en geboortegrond van al deze categorieën in de gaten te houden. Dan blijkt namelijk dat ‘individualisme’ als leer samenvalt met de vorming van de nationale staten in Europa en de verankering van politieke rechten en plichten in een grondwet. Individualisme hoort bij staatsvorming en nationalisme. Sinds enkele decennia staat echter de feitelijke beslissingskracht van de staat, dat wil zeggen zijn soevereiniteit ter discussie. Wat in Brussel wordt beslist, is in veel gevallen al belangrijker voor Nederland dan wat in Den Haag wordt beslist. De welfare state of verzorgingstaat van enkele decennia terug is nu grotendeels ter ziele. Als antwoord op de met globalisering en privatisering samenhangende problemen wordt weliswaar de terugkeer naar een sterke staat geëist, maar ondertussen is de mondige burger van weleer van een kritische consument een aandeelhoudende client geworden die via een uitgekiende beleggingsportefeuille zijn zelfverzekerde leven wil beheren. Andere tijden: van verantwoordelijkheid naar aansprakelijkheid Bij aansprakelijkheid gaat het om rechtspersonen. Aansprakelijkheid is een juridische categorie. Verantwoordelijkheid is een ethische categorie. Daarbij gaat het in eerste en laatste instantie om individuen van vlees en bloed. Door de formalisering van ons bestaan, door het woud van regels en wetten waardoorheen we ons moeten bewegen, gaan deze twee categorieën steeds in elkaar over. Dit hangt ook samen met onze huidige tijdsoriëntatie. In een wereld waar alles al van te voren vaststaat en een mensenleven zich langs onwrikbaar vaststaande patronen voltrekt, is de toekomst slechts een herhaling van het verleden. Veel Amazone indianen leven vandaag de dag nog in dit cyclische tijdsbesef. Het moderne individualisme met zijn verantwoordelijkheid veronderstelt een ander tijdsbesef. Schuld is een categorie voor een samenleving die naar het verleden kijkt. De voormoderne, christelijke cultuur met zijn erfzonde besef leeft met de blik gericht op een toekomst die een symmetrische afspiegeling is van het verleden. De toekomst ligt niet open. Dit is wel het geval in de moderne, geseculariseerde samenleving.
3
Verantwoordelijkheid hoort bij een tijd waarin met het autonoom beslissende individu het heden centraal komt te staan. Het gaat om het nu en hier, maar gericht op een toekomst die vanuit de beslissingen in het hiernumaals wordt ingericht. Dit collectieve tijdsbewustzijn is de afgelopen 40 jaar aan verandering onderhevig. Door de dynamiek van beursspeculaties is niet alleen de staatssoevereiniteit maar ook de autonomie van burgers van binnenuit aan uitholling blootgesteld. Door de complexiteit van beslissingsprocedures, de gelaagdheid van de regelgeving en de snelheid waarmee over deze zaken op allerlei beleidsniveaus via allerlei openbare media over de hele wereld worden gecommuniceerd is de persoonlijke verantwoordelijkheid van individuen steeds meer in het gedrang gekomen. Met het begrip autonoom individu zijn ook het politieke begrip ‘vrijheid’ en het ethische begrip ‘verantwoordelijkheid’, eveneens producten van de moderniteit, problematisch geworden. Ook al lijken deze cultuurfilosofische reflecties onwerkbare vergezichten op te leveren, in de alledaagse praktijk lichten zij op achter de benardheid over het afnemende verantwoordelijkheidsbesef bij burgers. In de regionen van overheden en bedrijfsculturen is verantwoordelijkheid ook ver te zoeken. Het oogluikend gedogen door lokale overheden, falende beursspeculaties van pensioenfondsen, handelen met voorkennis van CEO’s en frauduleus management van bouwbedrijven laten de gedupeerden slechts één optie om verantwoordelijkheid in deze contreien achteraf af te dwingen: vanuit een collectief slachtofferschap via de aansprakelijkheid. Victiem overleven of samen leven? Waarom is het zo beroerd gesteld met de verantwoordelijkheidszin en wat geeft de verschuiving naar aansprakelijkheid in? Laten we eens een aantal varianten van onze huidige samenleving bekijken: de informatie, transactie-, netwerk-, media en risicosamenleving. In al deze varianten speelt het bank- en verzekeringswezen een doorslaggevende rol. Wat houdt een letterlijk ‘zelfverzekerd’ bestaan onder dergelijke collectieve voorwaarden in? Informatiesamenleving: van face to face naar interface Manuel Castells beschrijft in The Information Age (1996) hoe in onze samenleving informatie zowel op productie- als op distributie- en consumptieniveau het reilen en zeilen van de gemeenschap bepaalt. Het gaat in onze samenleving niet langer om kennis, maar om informatie. Door de omloopsnelheid ervan is kennis al verouderd wanneer het is geïnternaliseerd. De vroeg-moderne Bildung als cultuurpedagogisch ideaal is door de beeldcultuur overgenomen. Het face to face contact is interfaciaal geworden. Verantwoordelijkheid nemen is meer een kwestie van inschatten van informatie, dan van internalisering van kennis. Als we willen weten wat er mogelijk is en hoe we met ons gedrag toekomstige gebeurtenissen kunnen beïnvloeden, wenden we ons eerder tot statistieken dan tot het geweten. Verstoken van informatie nemen we niet deel aan de gebeurtenissen en kunnen we dus ook niet verantwoordelijk worden gesteld voor de gevolgen. Maar als verantwoordelijkheid informatie vereist, hoe is het dan mogelijk dat bij uitstek in de informatiemaatschappij verantwoordelijkheid tot een probleem is geworden? Net zoals er in sommige kringen teveel voorkennis is waardoor de verantwoordelijkheid letterlijk in het geding komt, kan er blijkbaar ook sprake zijn van teveel informatie. Dit
4
suggereert dat verantwoordelijkheid is gebaat bij een zekere mate van ongeïnformeerdheid. Geïnformeerdheid en onwetendheid zijn twee kanten van de verantwoordelijkheidsmedaille waar op het randje geschreven staat: ‘Information we trust’. Verantwoordelijkheid kent een gedoceerde spanning tussen informatie en ongeïnformeerdheid. Zo bezien zou het in stand houden van een zekere ambiguïteit in het gedogen een structurele poging kunnen zijn om het verantwoordelijkheidsgevoel van individuen te versterken. Transactiesamenleving: uitdealen Maar deze verantwoordelijkheid wordt bij kinderen al op vroege leeftijd aan onderhandelingen blootgesteld. De drukte die op het hedendaagse gezin wordt uitgeoefend is dermate groot dat het verdelen van taken en tijd, en het nemen van verantwoordelijkheden onderdeel uitmaken van een familiale transactiedynamiek. Daarin worden verantwoordelijkheden ‘uitgedeald’. Het gezin als overlegcultuur gaat naadloos over in de transactiesamenleving waarin inspraak en besluitvorming steeds verder worden bemiddeld. De gelaagdheid van maatschappelijke transacties wordt uiteindelijk zo complex en de informatiestromen die deze voeden gaan zo snel dat het gaandeweg moeilijker wordt overzicht te houden op de effecten van de door ons gemaakte keuzes. Na Enschede en Volendam geven we er daarom de voorkeur aan over ‘verantwoordelijkheidskringen’ te spreken. Dit suggereert dat de verschillende verantwoordelijkheden een eigen schaal hebben, net zoals transacties een specifieke reikwijdte hebben. Bovendien gaat het vaak om verantwoordelijkheidsketens. Deze worden opengebroken en verdeeld, dat wil zeggen transparant en werkbaar gemaakt. Dit houdt concreet in dat er bijvoorbeeld in juridische transacties tussenpersonen optreden om het formele traject te ontlasten: bemiddelaars in het juridisch voortraject zoals mediators en tv rechters. Door deze informalisering worden de betrokken individuen nog eenmaal op hun wederzijdse verantwoordelijkheden aangesproken voordat ze aansprakelijk worden gesteld. Het nadelige bij-effect is dat er weer meer buitenstaanders met ieder hun eigen belangen bij deze processen worden betrokken waardoor de interactie toch het karakter van een transactie blijft behouden. Medi@cratie: radicale middelmatigheid In zo’n samenleving zijn individuen omringd door allerlei media en bedienen zij zich van een diversiteit van middelen. Als we de reguliere bezigheden op een willekeurige dag van een willekeurige flexwerker natrekken wordt dat al heel snel duidelijk. Nadat de electronische wekker is afgegaan en de radio automatisch is aangegaan, wordt de tv aangezet om visueel behang te creëren of de laatste relevante nieuwsinformatie op te nemen. Voor een snel ontbijt wordt wat uit de koelkast getrokken en op het gas of in de magnetron gezet, terwijl het koffieapparaat – wellicht al aangesloten op de electronische wekker – pruttelt. De computer gaat nog even aan om de laatste email te checken, terwijl ondertussen de telefoon of gsm overgegaat en de eerste afspraken worden gemaakt. Vervolgens wordt er op of in transportmiddelen - de fiets, auto, bus of trein – gesprongen om de werkplek te bereiken, waarbij de gsm gebruikt wordt om vast wat te regelen of gewoon de aanwezigheid in de wereld te bevestigen. Vanuit het vervoermiddel gaan op het werk de mediabemoeienissen gewoon en als de dag erop zit, woredt alles in omgekeerde volgorde uitgevoerd tot de tv uitflitst.
5
Deze karikatuur kan laat zich op vele manieren uitwerken, maar de werkelijkheid zal de communicatie- en informatiemedia en de vele transportmiddelen moeten verdisconteren. We zijn zo ingewebd in de media en middelen dat ons bestaan letterlijk middel-matig genoemd kan worden: we bewegen op de maat van de middelen en meten onze bezigheden af aan hun reikwijdte. Als we nog een stap naar de medische technologie zetten en we in ogenschouw nemen dat we nagenoeg alle delen van ons lichaam kunnen vervangen door transplantaten, terwijl ons bestaan lang voordat we geboren zijn al zichtbaar is op interfaces van de gynaecoloog of onder de microscoop van de biogeneticus, wordt de these van een radicale middelmatigheid nog aannemelijker.1 Hoewel we geneigd zijn om het predicaat ‘mediacratie’ slechts toe te dichten aan onze samenleving in zoverre politiek en media geheel met elkaar verstrengeld zijn – van de Nederlandse verkiezingen tot de Tweede Golfoorlog – blijkt de term bij nader inzien van toepassing te zijn op alle aspecten van ons leven. Onze vrijheid is niet meer los te denken van de media waarvan we afhankelijk zijn. Netwerksamenleving: knooppunten Verantwoordelijkheid heeft altijd te maken gehad met vrijheid en zelfbepaling. Door verantwoordelijk te zijn nemen we bezit van onszelf en stellen we ons onafhankelijk op. Jeremy Rifkin betoogt echter in zijn boek The Age of Access. The New Culture of Hypercapitalism, Where All of Life Is a Paid-for Experience (2000) dat hedendaagse individuen niet langer gericht zijn op zelfbepaling vanuit een op bezit en onafhankelijkheid geschraagd, immobiel autonomiebegrip. In plaats van onafhankelijkheid zou het in onze post-materialistische overvloedsamenleving gaan om toegang: access for all. In een informatiesamenleving waarin interacties en transacties via interfaces en displays plaatsvinden en face to face contact steeds spaarzamer wordt, betekent dit dat iedereen het fundamentele recht heeft ingelogd te zijn. Ook al kritiseert Rifkin de gedachte dat ieder contact via een contract, iedere interactie via een transactie zou moeten verlopen, hij onderkent wel degelijk dat dit de horizon van onze socialiteit aan het worden is. Individualiteit is een knooppunt geworden dat op het snijpunt van allerlei lijnen en trajecten ligt. Binnen deze netwerkstructuren speelt identiteit als unieke, op zichzelf staande eenheid geen rol meer. Identiteit is een kwestie van samenhang, van coherentie en van inloggen. Dat betekent dat identiteiten naar alle kanten open staan. Identiteit verwijst niet naar een diepe essentie die we gedurende ons leven langzaam realiseren. Het is een functie van elkaar opvolgende ‘lifestyles’ geworden. Daarin voeden we ons met ‘experiences’ en hangen we ons sociale Ik op aan ‘brands’. Heel de wereldeconomie is daarop ingesteld. Pine & Gilmore beschrijven in De belevenis economie (1999) hoe in de loop van de afgelopen 200 jaar het accent in de economie verlegd is van het produceren en consumeren van goederen naar waren, van waren naar diensten en ten slotte van diensten naar ‘experiences’. Er worden via ‘branding’ en ‘merchandising’ totaalpakketten aangeboden. Door deze te consumeren voelen we ons verbonden met al de anderen die zich deze ‘lijn’ aanmeten. In deze beleveniseconomie is materie zo bewegelijk en vloeibaar - letterlijk: liquide geworden dat het verstandiger is materiaal te leasen dan te bezitten. Niet alleen betekent 1
Zie voor een verdere uitwerking: Henk Oosterling, Radicale middelmatigheid. Boom Amsterdam 2000/2002.
6
dit dat de ene identiteit altijd ingeruild kan worden voor een andere, het heeft ook tot gevolg dat de relatie tussen verkopers en kopers er één is van dienstverleners en cliënten. De Bank denkt mee en streeft een levenslange binding na: via banking wordt de gehele levensloop van de cliënt financieel gestuurd en beheerd over periodes die niet zijn te overzien en met risico’s die op geen enkele manier meer zijn in te schatten. Risicosamenleving: zelfverzekerd leven Wat betekent verantwoordelijkheid nog in een samenleving die zich meer en meer op risico’s oriënteert, die de uitkomst zijn van statistieken die gebaseerd zijn op ingewonnen informatie? Wie er opdraait voor de desastreuze effecten als de risico’s verkeerd zijn ingeschat zoals bij een aantal pensioenfondsen recentelijk het geval was, is duidelijk: niet de verzekeraar, maar de verzekerden. Ook dat bevordert het verantwoordelijkheidsgevoel niet. Dit risicobewustzijn stemt consumenten echter niet tot terughoudenheid. Integendeel, ze worden juist ‘zelfverzekerder’: door de verzekerbaarheid van de mogelijk schadelijke effecten via premiedifferentiatie en no-claim polissen schuiven ze de verantwoordelijkheid voor zich uit en dekken ze zich steeds beter in voor mogelijke aansprakelijkheid. Het victieme bestaan verschijnt als een zelfverzekerde leven. De socioloog Ulrich Beck ontwikkelde na de jaren zeventig zijn these van de wereldrisicomaatschappij. De christelijke, westerse samenleving wordt weliswaar vanaf haar begin bespookt door apocalyptische spookbeelden, maar na enkele desastrueze ontwikkelingen op nucleair gebied met Tsjernobyl als culminatie punt, wordt dit catastrofebewustzijn een alledaagse aangelegenheid. De globaliserende wereld krijgt niet alleen met technologische rampen te maken, maar ook met etnische conflicten met de onvermijdelijke vluchtelingenstromen. Daarnaast zijn er broeikaseffecten, gaten in de ozon laag en het almaar stijgende water, terwijl AIDS, legionella, salmonella, BSE en vogelpest zich van alle kanten opdringen. Ook informationele bedreigingen als het ‘I love you’ virus en de millenniumbug doen ons beseffen dat we op een tijdbom leven. De aanslag op het hart van de globalisering – de WTC torens in New York – is slechts een van de vele apocalyptische varianten. Veiligheid was vanzelfsprekend al vóór 11 september 2001 het sleutelwoord. Global terror is een toepasselijke naam voor alle aspecten van het risicovolle bestaan van consumenten. De recente terreur is daarvan slechts een militant-suïcidale vorm. Iedereen kan elk moment slachtoffer worden. Dit besef maakt dat victiem overleven belangrijker wordt dan kwalitatief samenleven. Maar één ding is heel duidelijk in de risicomaatschappij: de kans dat door menselijke ingrepen veroorzaakte risico’s worden ontketend is statistisch gezien weliswaar klein, maar als het onheil eenmaal is geschied, zijn de uitwerkingen egalitaristisch. Zodra de bom barst, krijgt iedereen zijn deel. Op politiek, civiel-nucleair, biogenetisch en digitaal gebied wordt de ellende democratisch over iedereen verdeeld. De wereldrisicomaatschappij is tevens een netwerksamenleving, waarin alles met alles samenhangt. Zo verschuift de zwarte piet van de ene partij naar de andere. De verantwoordelijkheid voor de huidige onveilige situatie wordt expliciet bij terroristische organisaties gelegd. Maar deze kan evenzogoed aan politici of wetenschappers worden toegeschreven. Zij kan ook op het conto van vermeend onverschillige doorsnee consumenten worden gezet of aan de winstbejag van transnationale organisaties worden
7
geweten. Ook door dit escapisme heeft het verantwoordelijkheidsgevoel aan zeggingskracht ingeboet. Bouwen voor (in)dividuen? Maar laten we het alleemaal eens iets dichter bij huis zoeken: wat houden dilemma’s rond verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in voor projectontwikkelaars, wooncorporaties, huizenkopers en huurders? Wat voor rol speelt verantwoordelijkheid nog binnen de collectieve randvoorwaarden van deze branch? Met wat voor individuele woonwensen heeft deze te maken? Het heeft er veel van weg dat de invulling van deze categorieën aan het verschuiven is, zeker als het om de openbare ruimte gaat. Zo is er in Almere een experiment gaande waarin huizenkopers een deel van de openbare weg meekopen. Maar wie draait er nu op voor de kosten van ziekenvervoer en verpleging van de hoogbejaarde die in zo’n geprivatiseerde straat over een maandenlang losliggende tegel struikelt en een heup breekt? Overheid, beheerder of bewoner? Sterker nog: wie voelt zich verantwoordelijk? In dit geval wordt de koper aansprakelijk gesteld. Is dit de enige manier voor projectontwikkelaars en overheden om verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte af te dwingen? De crux van al deze vragen is een planologische paradox, die misschien uiteindelijk de paradox is die iedere vorm van (be)sturen en beheren of beheersen bespookt: hoe kan verantwoordelijkheid gepland en beheerd worden? Het mag duidelijk zijn dat individuen in onze wereld allang geen statisch centra meer zijn – als ze dat ooit al geweest zijn - die van buitenaf de wereld beschouwen, vanuit weloverwogen keuzes relaties aangaan en in situaties ingrijpen als ze het nodig achten. Het individu is per definitie een relationele structuur die ieder moment aan openbaarheid wordt blootgesteld. Verantwoordelijkheid is een aspect van deze publieke performance. Het is als ethische term allereerst een relationele term: iemand is altijd ergens voor verantwoordelijk ten overstaan van anderen. Soms zit die ander al in onszelf en spreken we onszelf vooraf op de consequenties van onze daden aan. Soms ontstijgt de ander iedere humaan bevattingsvermogen en zet deze aan tot onbegrijpelijk geweld. Wat de motivaties van hedendaagse individuen zijn, is vaak makkelijk vast te stellen. Dat deze verschillen van wat 50 of 100 jaar geleden gold ligt voor de hand. De hiervoor geschetste samenlevingsaspecten geven dat al aan. Willen we zicht krijgen op het maatschappelijk functioneren van individuen, dan bieden sociologische onderzoeken uitkomst. Met hun vraag voor wie er gebouwd moet worden, wenden projectontwikkelaars zich tot bureaus als Kolpron en Motivaction. Want uit de sociologische analyses van dit soort bureaus komen nieuwe categoriseringen naar voren die voor het ontwerp van de te bouwen huizen van groot belang kunnen zijn. Als het gaat om de levenshouding van de toekomstige bewoners variëren kwalificaties van ongewis en ontheemd tot geregeld, eigengereid, gedeeld of recreatief. Levensoriëntaties laten zich naast conventionele categorieën als traditionele burgerij en moderne burgerij beschrijven als convenience georiënteerden, opwaarts mobielen, kosmopolieten, ontplooiers en postmaterialisten. Het gaat dan om stedelingen, dorpelingen of buitenwoners, die tegelijkertijd ook netwerkers, dromers, doeners, comfortwoners of wooneconomen zijn. Daaronder zitten weer mainstreamers, substreamers, bijzonder vragers en dropouts, die principieel of hypermobiel zijn, maar zichzelf als anarchist, traditioneel, yup of landschapper profileren. In een meer hedendaags jargon heten sommigen dan locals,
8
globals of glocals met een restcategorie van al die individuen die helemaal op zichzelf willen blijven: nocals. De verschuivingen in het tijdsbesef komen in deze onderzoeken inhoudelijk naar voren. Neem een aantal categorieën van Motivaction. Slechts één categorie wenst zich nog tot het verleden te verhouden: de ‘traditionele burgerij’, die wellicht samenvallen met de ‘locals’ uit hun eerdere onderzoeken. Voor de ‘moderne burgerij’ draait het om het heden. Maar voor ‘convenience georiënteerden’ zijn het de lusten die tellen, terwijl ‘postmaterialisten’, ‘ontplooiers’, ‘opwaarts mobielen’ en ‘kosmopolieten - de globals en glocals - dat wil zeggen het overgrote deel de toekomst zwaar laten wegen. Aansprakelijkheid lijkt voor deze categorieën de optie bij uitstek om verantwoordelijkheid te nemen: hun heden krijgt betekenis en waarde vanuit een zelfverzekerde toekomst Individuen zijn radicaal middelmatige informatieknooppunten geworden. Ze zitten niet langer in de knoop: ze zijn een knoop. Ingelogd zijn ze een terminal van mede-delingen. Want in een informationele samenleving is een individu voor alles mededeling, een medegedeelde tweedeler. Daarom is ieder individu eigenlijk allereerst een ‘dividu’: iemand die twee (di) ziet (video). Divido ergo sum: ik deel mij mede dus ik besta. Het vermogen om meerdere perspectieven te blijven zien is de grondslag voor de verantwoordelijkheid. Wordt dit vermogen opgelost en presenteert het individu zichzelf als de grondslag van zijn of haar zelfverzekerde leven, dan raakt de verantwoordelijkheid danig bekneld. In tegenstelling tot schuld en verantwoordelijkheid draait aansprakelijkheid niet meer om zekerheid maar om verzekering, om assurantie. Daarbij is informatie onontbeerlijk: risicoberekening vereist statistische voorspelbaarheid. Als het louter om deze berekening gaat is de calculerende burger een aandeelhoudende prosument geworden. Een zelfverzekerd bestaan is voor alles een berekenend bestaan, waarin domme pech niet kan bestaat. Hier toont zich de frictie met de verantwoordelijkheid. Ook al kent ze wel degelijk een informatieve en reflectieve dimensie, ze laat in laatste instantie geen calculus toe. Verantwoordelijkheid nemen draait niet om restrisico’s, maar om ongeïnformeerde zekerheid die geïnvesteerd wordt in sociale interacties. Het laatste restje eigen verantwoordelijkheid licht op in de onbeslisbare ruimte tussen de ervaren noodzaak iets te ondernemen en de ervaren onmacht de effecten ervan te overzien, in te calculeren en uiteindelijk te cashen. Voor verantwoordelijkheid bestaat door het ontbreken van een sluitende berekening geen sluitend format. Openbare ruimte: veiligheid en privatisering Al sociologische categoriseringen en cultuurhistorische en -filosofische reflecties vinden hun weerslag in veranderende opvattingen in architectuur en stedenbouw. We praten allang niet meer over huizen voor een drie generatie gezin – the extended family – hoewel door de vraag van multiculturele medelanders dit wel weer eens een optie kan worden. Het kerngezin is verder uitgedifferentieerd van tweeverdieners en voordeurdelers naar vernetwerkte alleenstaanden. De daarbij behorende verantwoordelijkheden gelden zowel voor kopers en huurders als voor ontwikkelaars en wooncorporaties. Ze lopen dwars door veranderende de bouw- en woonpraktijken heen. Wat projectontwikkelaars op het oog hebben als ze over individuen spreken zijn deze mobiele sociale relaties. Wat
9
als cliënt of consument, als koper of huurder in kaart wordt gebracht zijn weliswaar individuen maar slechts in hun hoedanigheid als van een potentiële doelgroep. Dat individuen voor alles sociale knooppunten zijn toont zich bij uitstek in hun openbare gedrag. Openbare ruimte wordt met anderen gedeeld. Sociaal gedrag is een eerste vereiste. Vrijheid wordt afgemeten aan de vrijheden van anderen. Openbare ruimte zit echter ook verdisconteerd in huizenblokken met semi-openbare binnenruimten, in overheidsgebouwen en, hoewel geprivatiseerd, als collectieve ruimte in bedrijfgebouwen. Buitenruimten worden blijkbaar door vele consumenten als bedreigend ervaren, gezien de continue stroom onderzoeken naar het veiligheid(gevoel). Lang voor de aanslagen in New York in september 2001 stond veiligheid prominent op de politieke agenda, getuige de wanhopige debatten over zinloos geweld en vandalisme of de onhandelbaarheid van beheers- en onderhoudstechnische kwesties. Beheer van openbare ruimte ligt nog grotendeels in handen van de overheid, maar de privatisering neemt hand over hand toe. Al jaar en dag wordt op de veiligheid van consumenten toegezien door private veiligheidsdiensten, die zwervers, junks, psychoten, alcoholisten, hangjongeren en daklozen systematisch uit deze semi-openbare ruimten verwijderen. Drugsverslaving is in dit licht geen moreel of medisch probleem, maar een openbare orde- en per implicatie een veiligheidsprobleem. De privatisering van de openbare ruimte kan in een informatie- en netwerksamenleving onverwachte vormen aannemen. Door het gebruik van gsm-etjes in openbare ruimten en in het openbare vervoer wordt deze ruimte op mediamatische wijze geprivatiseerd. De beller of mailer creëert als het ware een klein eilandje in de publieke sfeer, waardoor iedere relatie ermee wordt opgeheven. Verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte als zodanig is doorgaans ver te zoeken. Dit geldt ook voor het autogebruik: de automobilist stapt eigenlijk van zijn ene huis in zijn andere en doorkruist, weliswaar in toom gehouden door de verkeersregels, geprivatiseerd de openbare ruimte.2 Het beperkte succes van carpoolen en de beoogde overheveling van privaat woon-werk verkeer naar het openbaar vervoer zouden daar wel eens voor een groot deel aan te wijten kunnen zijn. Zo is de openbare ruimte de laatste decennia in toenemende mate losgekoppeld van de verantwoordelijk van de individuen en groepen die zich erin bewegen. Preventief fouilleren is een krampachtige poging er weer greep op te krijgen. Het succes van cameratoezicht en private beveiliging in shopping malls geeft menig projectontwikkelaar de gedachte in dat beheer van collectieve ruimten in woonblokken ook langs deze weg moet worden opgelost. De bouw van gated communities is in Nederland nog niet echt van de grond gekomen, maar dat gold ook voor de claimcultuur waarvan minister Korthals een jaar of vier geleden nog bezwoer dat deze niet in het Nederlandse juridische landschap zou gedijen. Inmiddels is de letseladvocatuur geboomed. Dat het bouwen van gated communities tot gevolg kan hebben dat zich elders no go areas vormen, wordt op de koop toegenomen. Deze vallen immers onder de verantwoordelijkheid van lokale overheden. De verkoopdeal in Almere werpt overigens ander licht op de uitdrukking ‘op de koop toenemen’.
2
Zie: “Het autofundamentalisme voorbij. Een pleidooi voor commobiliteit” in: In transit. Mobiliteit, stadscultuur en stedelijke ontwikkeling in Rotterdam. Paul Meurs & Marc Verheijen (red.), Nai Uitgevers, Rotterdam, 2003, pp. 124-132.
10
Hoewel individuen steeds meer in beweging zijn, worden ze door beheerders en beheersers van het publieke domein voornamelijk langs elkaar heen gemanoeuvreerd om botsingen te voorkomen. Het beheer(s)doel is minimale frictie en soepele automobiliteit. Het is de vraag of er in het licht van deze veranderingen nog wel gesproken kan worden van openbare ruimte als ruimte voor onverwachte interacties van mensen waarin een collectieve verbeelding tot uitdrukking kan komen. De veranderende rol van kunstenaars die vroeger ‘kunst in de openbare ruimte’ maakten, maar zich nu in toenemende mate op interactie- en communicatiedynamieken zelf richten, is wellicht een indicatie dat de kunst bereid is in deze benarde tijd opnieuw zijn verantwoordelijkheid te nemen. Engagement krijgt hier een minimalere, maar meer productieve betekenis.3 Trajectontwikkelaars: inter-esse en socia(bi)liteit Het gaat in onze globaliserende en multiculturele samenleving niet om het gescheiden naast elkaar bestaan van statische culturele, etnische, raciale, nationale of religieuze identiteiten. Wat telt zijn de minder voorspelbare, maar realistischer spanningen ertussen, die niet buiten individuen liggen, maar al een deel van hun hybride identiteit uitmaken. De typering ‘multicultureel’ mag dan politiek-strategisch nog van belang zijn, een adequatere kwalificatie is naar mijn mening ‘intercultureel’. Dit ‘tussen’ of ‘inter’ is de onvoorspelbare kwaliteit waar het in de toekomst wel eens op aan zou kunnen komen. In een informationele mediasamenleving is de ruimte van de verantwoordelijkheid die van een onge(ïn)formeerd midden. Een zelfverzekerd bestaan begint niet bij een verzekerde toekomst, maar toont zich in het dragen en vormgeven van dit tussen, zoals ook dor Hajer en Reijndorp in Op zoek naar nieuw publiek domein (2001) wordt aangegeven. Verantwoording nemen voor dit inter is wellicht de grondbetekenis van een van de meest direkte uitdrukkingen van ons sociale bewustzijn waarin ook al een informatie intentie is verdisconteerd: inter-esse of het intussen, ertussen en ondertussen zijn. Interesse situeert informatie en maakt als minimumgarantie voor verantwoordelijkheid iedere claim voorbarig. Inter-esse gaat vooraf aan informatisering en gaat er uiteindelijk aan voorbij. De aandacht voor dit informele tussen in plaats van de mogelijke risico’s in de toekomst kan wellicht verantwoordelijkheden reanimeren. Door steeds nieuwe tussenruimten te installeren kunnen (in)dividuen als creatieve knooppunten blijven manoeuvreren. Deze creativiteit moet niet meer gezocht worden in het centrum van het Ik maar aan de grenzen waar individuen de ruimte met andere mede-delen. Dat zou wel eens de betekenis kunnen zijn van een ogenschijnlijk terloopse opmerking van Charles Landry in The Creative City. A Toolkit for Urban Innovators (2000), namelijk dat creativiteit niet in de kern maar aan de grenzen moet worden ontwikkeld. Kunnen projectontwikkelaars, nu de grond onder hun voeten is weggevallen – dat wil zeggen: uitverkocht is - zich niet beter oriënteren op wooncarrières van hun cliënten en op een open infrastructuur die de invulling daarvan zo flexibel mogelijk maakt? Dienen ze zich niet te ontwikkelen tot trajectontwikkelaars door inventief en creatief knutselen aan het eigen huis te transformeren tot creatief mede-delen. Door creatieve potenties al in
3
Zie voor een uitwerking van deze ideeën waarin naast kunst in de openbare ruimte ook kunst van en kunst als openbare ruimte als opties worden gepresenteerd: Henk Oosterling & Siebe Thissen (red.), Grootstedelijke reflecties. Over kunst en openbare ruimte. InterAkta 5, Centrum voor Filosofie & Kunst, Rotterdam 2002.
11
een vroeg stadium aan toekomstige bewoners overdragen stimuleert betrokkenheid bij het gezamenlijke indelen van openbare ruimte. Overgezet in een ander jargon houdt het ontwikkelen van inter-esse in, dat sociaal en cultureel kapitaal de randvoorwaarden zijn voor ‘echt’ kapitaal. Maar hoe kapitaliseren we dit inzicht zonder terug te vallen op claimbeluste, zelfbewuste verzekerdheid, waaruit alle betrokkenheid met het heden verdwenen is? Het bouwen van ‘gated’ of ‘guarded communities’ ontneemt bewoners in ieder geval bij voorbaat de mogelijkheid om verantwoordelijk te zijn voor hun omgeving. Dat doet de veiligheidsdienst wel. Nadenken over beheer(s)strategieën voor openbare ruimten betekent investeren in en met cultureel en sociaal kapitaal. Dit is veel interessanter en wellicht op den duur door de open structuur ervan lucratiever dan het bouwen van gesloten gemeenschappen. Bouwen is uitbouwen. De opzet van een virtual community waarop toekomstige bewoners elkaar virtueel aftasten, maar vooral ook hun sociale en culturele interesses mededelen, is daartoe slechts een aanzet. Aansluiting vinden bij de reeds bestaande initiatieven in de kunstsector die samen met overheid maatschappelijk verantwoord ondernemen van een creatieve component kan voorzien, zou wel eens een onontbeerlijke tweede stap kunnen zijn. In een informatiesamenleving zijn nog niet ge(ïn)formeerde ruimten noodzakelijk om een ethische keuzes en politieke beslissingen mogelijk te maken. Door de toename van de anonimiteit en complexiteit en door te volharden in de gedachte van verzekerbare restrisico’s wordt in netwerken van bestuur, wetenschap, industrie en rechtspraak een legitimatiecirkel kortgesloten: collectieve verantwoordelijkheid wordt als een optelsom van individuele aansprakelijkheden gedepolitiseerd. Zo wordt collectieve verantwoordelijkheid in de voortdurende aanpassing van regelgeving versneden tot individuele aansprakelijkheden die assurantief zijn afgedekt. De existentiële kern van zo’n verzekeringsstelsel is een potentieel slachtofferschap. Goed voor de letseladvocatuur, maar fnuikend voor het zelfrespect van individuen. Individuele autonomie blijkt dan in laatste instantie een functie van victiem overleven. Creatieve bewonersin(ter)venties vormen geen absoluut tegenwicht, maar leggen wel gewicht in de schaal omdat ze naast lucratieve bedrijvigheid tevens cultureel en sociaal kapitaal genereren.