borstvoeding op neonatologie
Beste ouder Ook als uw baby op de dienst neonatologie verblijft, kan u gerust borstvoeding geven. Uw baby voeden met moedermelk biedt alleen maar voordelen voor een te vroeg geboren of zieke baby. Via de moedermelk worden belangrijke voedingsstoffen doorgegeven die onder meer een bescherming bieden tegen infecties. In tegenstelling tot borstvoeding bij gezonde en/of voldragen baby’s, moeten bij het opstarten van de borstvoeding op neonatologie soms enkele hindernissen overwonnen worden. Zo kan uw baby soms niet direct aangelegd worden omdat hij er nog niet rijp voor is of omdat de zuigreflex te zwak is. In deze omstandigheden ondersteunen we het afkolven van uw melk zodat u in de toekomst uw baby toch kan aanleggen. Vooraleer we uw baby borstvoeding aanbieden, moet uw baby stabiel genoeg zijn. De artsen en het verpleegkundige team overleggen of uw zoontje of dochtertje hier klaar voor is. Bij het bepalen of een baby klaar is voor borstvoeding, richten we ons op deze tekenen:
Uw zwangerschapsduur: zie verder. Uw baby mag niet in zuurstofnood verkeren. Uw baby moet een regelmatige hartslag en ademhaling hebben. Uw baby moet de inspanningen van de voorbereidingen of de borstvoeding aankunnen. Soms vraagt het uithalen, kangoeroeën, tepelen of het eerste werkelijke drinken aan de borst nog heel veel energie van uw kindje. Daardoor kan hij of zij terug in een onstabiele toestand komen. In dit geval overleggen we samen hoe we een nieuwe poging ondernemen en hoe we het aanbieden van de borstvoeding zullen plannen. Daarbij stellen we steeds het belang van uw kindje en de borstvoeding voorop. We overleggen natuurlijk ook met u en uw partner om te kijken of jullie ook klaar zijn voor het geven van borstvoeding.
De borst aanbieden De zwangerschapsduur is bepalend om al dan niet te starten met rechtstreeks aanleggen. Dat komt omdat de voedingsreflexen pas na een bepaalde zwangerschapsduur worden ontwikkeld. Hieronder ziet u een overzicht van de voedingsreflexen en de zwangerschapsleeftijd waarop ze zich ontwikkelen: Vóór 30 weken heeft de baby nog niet echt een zuig- en zoekreflex. Aan 32 tot 34 weken komt de zuig- en zoekreflex tot ontwikkeling. Die kan gestimuleerd worden door kangoeroeën en tepelen. Vanaf 34 weken gaan zuigen, slikken en ademen samen. Dan kan de initiatie en het effectieve drinken aan de borst beginnen. De zwangerschapsduur is dus bepalend bij de keuze om te starten met een voorbereiding tot borstvoeding of onmiddellijk met een effectieve borstvoeding. Als uw baby na meer dan 37 weken zwangerschap geboren is en bij ons verblijft, gaat het meestal om een zieke baby. In dit geval is niet zozeer het leren drinken aan de borst aan de orde maar wel het aanleggen afhankelijk van de ziektetoestand, de vermoeidheid, de pijn, de activiteit en het hongergevoel. Bij deze kinderen streven we ernaar hen zoveel mogelijk aan te leggen.
Voorbereiding tot borstvoeding Kangoeroeën Kangoeroeën zorgt ervoor dat mama en kind elkaar beter leren kennen. Uw baby leert de geur van mama herkennen en kan hierdoor rustig worden. Ook de melkproductie wordt zo gestimuleerd. Bij het kangoeroeën is het belangrijk dat er contact is tussen het kind en zijn ouders. Dit kan gaan van strelen in de incubator, het kind op de schoot nemen, het tegen de borst nemen of het werkelijke huid-tegen-huidkangoeroeën. Tepelen Vanaf 30 weken kan u de traditionele kangoeroepositie enigszins aanpassen en uw baby ter hoogte van de tepelzone leggen. Zo kan de baby de tepel en het tepelhof verkennen. Hierbij is het belangrijk dat uw baby niet gedwongen wordt om de tepel te nemen. Uw baby moet zelf het initiatief nemen om aan de tepel te sabbelen, te voelen, te ruiken of te likken. Uw baby hoeft hierbij nog niet echt te drinken. Of uw baby nu likt, sabbelt of zuigt, is van ondergeschikt belang. Het werkt in ieder geval stimulerend voor mama en baby.
Initiatie borstvoeding Als uw baby tussen 32 en 34 weken oud is, kan u starten met de initiatieperiode. Het doel van deze periode is uw baby te leren happen naar de tepel. Wat een voldragen baby spontaan kan, moet bij een premature baby aangeleerd worden. Het kan enkele pogingen vragen voor het vlot gaat. Gun uzelf en uw kind de tijd! Voorzie zeker in vijf minuten oefentijd vóór de effectieve start van de voeding. Bij de initiatie is een goede houding belangrijk:
Gebruik een kussen om uw arm en uw baby te ondersteunen. Dit is echter geen must. Zoek samen met de verpleegkundige de houding en het hulpmateriaal dat voor u best lijkt. Het hoofd en lichaam van uw baby liggen in een rechte lijn. Baby en mama liggen buik tegen buik zodat de baby in zijligging met het neusje ter hoogte van mama’s tepel ligt.
Maak gebruik van de hap- en zoekreflex. Stimuleer met de tepel het neusje of de bovenlip (niet op de mond) zodat het hoofdje iets naar achter neigt bij het happen naar de tepel. Ter voorbereiding van de borstvoeding is het belangrijk om de baby actief te leren happen. Daarom moet het flesje (en later de tepel) correct aangeboden worden. Stimuleer de bovenlip met het speentje of de tepel zodat uw baby zelf het mondje opent en actief hapt. Hou er rekening mee dat uw baby pas leert zuigen. U hoeft dus niet teleurgesteld zijn als uw baby de eerste dagen nog niet echt drinkt. Premature baby’s zijn vlug moe. Daarom wordt het ritme waaraan we uw baby leren zuigen en de tijd die we hiervoor nemen, aangepast aan zijn draagkracht. Om te zorgen dat uw baby blijft groeien en niet oververmoeid raakt, krijgt hij in de 1e fase na ongeveer vijf tot tien minuten borstvoeding extra voeding via fles of sonde. Zo wordt het voedingsmoment binnen het halfuur afgerond. Deze initiatie tot borstvoeding bieden we één tot twee maal per dag aan.
Gebruik van een tepelhoedje en fopspeen Tepelhoedje Het happen naar de tepel is een eerste stap naar effectief drinken aan de borst. De tepel in het mondje houden en blijven doorzuigen is een tweede stap. Een te vroeg geboren baby heeft een zuigpatroon waarbij hij enkele keren na elkaar zuigt en slikt voordat hij ademt. Zo laat de baby vaak de tepel los om te ademen. Als uw baby moeite heeft om de tepel goed diep in zijn of haar mondje te zuigen en goed vacuüm vast te houden, kunnen de verpleegkundigen aanraden om op een verantwoorde manier een tepelhoedje te gebruiken. Een tepelhoedje is een plastiek hoesje in de vorm van een tepel dat u op de tepel plaatst. Zo moet uw
baby niet steeds opnieuw de tepel hernemen. Het gebruik van een tepelhoedje is echter niet de eerste optie als het aanleggen wat moeilijker verloopt. Het aanleren van een goede hap- en zuigreflex blijft het belangrijkst. Fopspeen Om uw baby te troosten, geven we vaak een fopspeen tijdens een ingreep of om tot rust te komen. De fopspeen wordt enkel gebruikt als troost en pijnafleiding en zeker niet als uitstel van voeding. Zuigen op een ‘tuutje’ stimuleert ook de zuigreflex bij de kleine baby’s, zeker tijdens de toediening van sondevoeding.
Volwaardige borstvoeding Pas vanaf week 34 beginnen de baby’s echt te drinken. Onze ervaring leert echter dat ze al vlug 35 tot 36 weken zijn om met voldoende kracht en binnen aanvaardbare tijd een volwaardige borstvoeding tot zich nemen. Afhankelijk van de duur van de borstvoeding, de zuigkracht en de verzadiging van uw baby, geven we de baby nog bijvoeding. In het begin wordt het kindje één keer per dag aangelegd en volgens het gedrag en de toestand bouwen we op naar twee borstvoedingen per dag, afwisselend borstvoeding en flesvoeding en uiteindelijk naar een volledige borstvoeding. Het is niet uitzonderlijk dat uw baby nog niet volledig aan de borst drinkt bij het vertrek uit de afdeling. Heeft mijn baby een goed drinkgedrag?
De tepel en het tepelhof zijn goed omsloten. Uw baby heeft zoveel mogelijk tepelhof in de mond om kloven te vermijden. Als uw baby alleen op de tepel zuigt, duw dan zachtjes met uw vinger ter hoogte van de mondhoek om de zuigkracht te verbreken zodat de baby de tepel loslaat. Probeer dan opnieuw om de baby correct aan te leggen. De mond van uw baby is goed open en de lipjes zijn naar buiten gekruld. De baby kan doorzuigen, slikken en ademen zonder de tepel los te laten. De baby drinkt, stopt en herbegint te drinken, langzaam en met diepe teugen. Als de baby krachtig zuigt, ziet u de oortjes en wangetjes mee bewegen. Er zijn geen kuiltjes in de wangen en de baby smakt niet. De kin raakt de borst en het neusje is vrij. Soms hoort u de baby duidelijk slikken. De toeschietreflex is waarneembaar. Bij uw baby merkt u veranderingen in het zuigritme (van korte zuigmomenten evoluerend naar lange zuigmomenten). Als moeder kan u op het moment van de toeschietreflex de baarmoeder voelen samentrekken, een prikkelend gevoel in de borst krijgen, melk zien druppelen uit de andere borst of een dorstgevoel krijgen. Bron: infobrochure ‘borstvoeding op neonatologie’ van de Vlaamse Vereniging neonatologie-verpleegkundigen.
Heeft mijn baby genoeg? Bij te vroeg geboren kinderen is het bijzonder belangrijk te weten of uw kindje voldoende borstvoeding krijgt vóór we de andere voeding afbouwen. Zolang uw baby goed drinkt aan de borst mag hij verder drinken. Als de baby niet krachtig genoeg zuigt en veel tussenpauzes neemt, houden we het op vijf tot tien minuten zodat hij niet te moe wordt om nog een flesje te drinken. De volledige voeding moet worden afgerond in ongeveer een half uur. U kan op een aantal manieren controleren of uw baby goed drinkt en voldoende borstvoeding krijgt:
Uw baby zuigt regelmatig en beweegt hierbij wangen en lippen. U ervaart na enkele minuten een toeschietreflex. De borsten voelen minder vol aan na de voeding dan ervoor. Uw baby lijkt voldaan en kan twee tot drie uur doorslapen. Uw baby produceert voldoende urine en stoelgang. Het gewicht van uw baby neemt toe. (Het is niet nodig om uw baby elke dag te wegen!)
Afkolven en transport van moedermelk Afkolven Als uw baby door omstandigheden niet zelf aan de borst kan drinken, kan hij wel met moedermelk gevoed worden. U kan dan de melk afkolven. Afkolven is noodzakelijk om de melkproductie op gang te brengen en te behouden. In samenwerking met de materniteit begeleiden we u daarin en geven u de nodige informatie door. Aarzel niet om hulp te vragen. We maken gebruik van het baby-box-blad om de gegevens met elkaar uit te wisselen. Afkolven kan op verschillende manieren. Meer info vindt u in de brochure over borstvoeding van Kind en Gezin. U begint best zo snel mogelijk (binnen vier uur) na de bevalling met afkolven en daarop volgend even vaak als uw baby aan de borst zelf zou drinken, ongeveer zes tot acht maal per dag. Dit stimuleert de productie en verhoogt de hoeveelheid melk, wat meestal zichtbaar is na een drietal dagen. Voldoende rust is echter ook heel belangrijk voor de melkproductie. Onze ervaring leert dat een zestal keer afkolven per dag een haalbare kaart is. Concreet betekent dit overdag bij ieder voedingsmoment van de baby en eenmaal s’ nachts (ofwel ‘s avonds laat voor het slapen gaan of ‘s morgens vroeg bij het wakker worden). Het nachtelijk afkolven zorgt namelijk voor een hoge prolactinespiegel die de eerste acht dagen een belangrijke rol speelt in de aanmaak van de melkcellen. Als u de eerste keer afkolft, gaat het soms om slechts enkele druppels maar ook deze zijn erg belangrijk voor de baby. Wij bieden u het nodige comfort, materiaal en ruimte zodat het afkolven rustig kan verlopen. Het vergt enige oefening en
geduld voor de melkproductie goed op gang komt. Ondervindt u problemen, aarzel dan niet om hulp te vragen. Ook als de baby effectief begint te drinken aan de borst, is afkolven soms nog nodig. Vaak wordt de borst niet voldoende leeggezogen of drinkt de baby slechts aan één borst. In deze situatie is het raadzaam om af te kolven om de melkproductie op gang te houden. Het afkolven, over en weer reizen naar uw kindje en deelnemen in de zorg van uw kindje vraagt een niet te onderschatten energie van de mama en kan de melkproductie in het gedrang brengen. Wij raden de mama’s dan ook aan om tussen de voedingen voldoende te rusten.
Opvang en transport van de moedermelk Het spreekt voor zich dat de melk in goede hygiënische omstandigheden opgevangen wordt:
Zorg voor een goede persoonlijke hygiëne. Gebruik steriele afkolfsetjes en flesjes. U krijgt die mee op de dienst neonatologie. Gebruik propere handdoeken. Plaats de afgekolfde melk onmiddellijk in de koelkast. Als u de moedermelk vervoert van thuis naar de afdeling, zorg er dan voor dat de afgekoelde en/of ingevroren melk niet opwarmt of ontdooit. De potjes moedermelk moet u steeds vervoeren in een koelbox met koelelementen. De koelbox moet u voor gebruik telkens aan de binnenkant afwassen. Eenmaal ontdooid, moet de moedermelk binnen 24 uur gebruikt worden.
Hebt u nog vragen of problemen, neem dan gerust contact op met
de verpleegkundigen en artsen van de afdeling neonatologie op campus kennedylaan, t. 056 63 10 70.
de lactatieverantwoordelijken in az groeninge - Cindy Vandenbroucke t. 056 63 10 00 - Lieve Pollefeyt t. 056 63 10 70 - Hilde Scheirlinck t. 056 63 10 00
Kind en Gezin, de dienst kraamzorg of een zelfstandige vroedvrouw.
U vindt ook nuttige informatie over borstvoeding in het infoboekje van Kind en Gezin over borstvoeding. Veel succes!
Deze brochure werd gemaakt voor de dienst neonatologie van az groeninge. De informatie in deze brochure is gebaseerd op de informatie voorgesteld in de brochure ‘Borstvoeding op neonatologie’ van de Vlaamse Vereniging voor Neonatologie-verpleegkundigen en de brochure ‘Borstvoeding, de ideale start’ van Kind en Gezin.
vzw az groeninge zetel: Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk t. 056 63 63 63 | f. 056 63 63 69 | www.azgroeninge.be vu: Jan Deleu, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk doc. 40650 --- februari 2011 ziekenhuis internationaal erkend door JCI voor veilige zorg en kwaliteit: www.azgroeninge.be/kwaliteit