1
Bootreis naar Zuid - een Overwintering ‘en Méditerrannée’ Ter inleiding: Van 2006 op 2007 woonden wij een vol jaar op onze toen juist verworven BrandsmaVlet 10.50 AK, de “HOOITE” (v/h ‘Sydsulver’). We brachten met haar de winter door aan de Middellandse Zee. Hoewel e.e.a. dus al even geleden is, werd ons door de redactie van ons onvolprezen clubblad gevraagd alsnog over onze ervaringen tijdens die reis te willen vertellen. Hoewel er natuurlijk ook veel te vertellen valt over persoonlijke belevenissen en indrukken, lijkt het me in het kader van onze vereniging zinvol om in dit verhaal voorál op de vaaromgeving en op het varen zelf te focussen. Hierbij dus een oprechte poging om, wat voor ons een vol jaar reizen en overwinteren was, voor jullie samen te vatten in een ‘Bootreis naar Zuid’: Aflevering 1
“Zonder Vaste Woon- of Verblijfsplaats”
Op 1 september 2006 hadden wij Huis&Haard niet alleen verkocht, maar nu ook daadwerkelijk overgedragen, en zo voeren wij twee dagen later dan toch écht weg uit de haven van het Friese dorpje waar wij de laatste 11 jaar gewoond hadden. Het was al redelijk laat in het seizoen, maar wij namen ons voor ons toch vooral niet te zullen haasten: de door ons (reeds op 55jarige leeftijd) gekozen ‘volgende levensfase’ wilden we immers graag het karakter geven van “clochards in eigen leven” - zwerven boven streven dus.
Hoewel we al vele jaren rondvoeren, binnengaats en op de Waddenzee, was dat met een zeiler; onze Brandsmavlet kenden we nog slechts van één week varen. Zij heeft uiteraard een totaal andere bewegingskarakteristiek, dus haar ‘vloeiend’ beheersen was vooralsnog toekomstmuziek. Het aantal schuttingen valt in deze lage landen nogal mee, dus al doende … Wij hadden ons vooral voorbereid op onze tocht met het (zeer bruikbare!) boekwerkje “Frankrijk per Boot” [Duijndam & Westerweel, uitg. BZZTôH den Haag]. Daaruit haal je informatie over de benodigde papieren, kaartmogelijkheden, doorvaartprijzen, routekeuzen, tunnellengtes, sluisvariaties, en zo meer. In Roermond ontmoetten wij enkele ervaren ‘Frankrijk-gangers’. Zij wisten ook nog te vermelden dat bij sommige sluisjes het waterpeil tot bovenop de sluismuur stijgt, waarmee de (drijvende) stootwillen onbruikbaar worden. Oplossing: een paar stootwillen deels met zand of water vullen zodat ze door de waterlijn hangen of een tweetal rubberdeurmatten van lijntjes voorzien en laag in het water hangen. Wij kozen voor het laatste en kochten twee
2
ringmatten van 80 bij 60 cm voor dit doel. Ook besloten wij op grond van hun verhalen de lengten van onze elektrakabel en waterslang te verdubbelen. Verder waren we - ook op aanbeveling uit “Frankrijk per Boot”- al voorzien van een lichtgewicht loopplank, die ook als ‘afstandhouder’ kon worden ingezet. (Dit om ook ligplaats te kunnen vinden aan ondiepe of stenige kanaaloevers!) Eenmaal in Maastricht kregen we het bericht door dat onze Vaarweg direct na Givet (de Franse grens in de bovenmaas) voor drie weken gestremd bleef i.v.m. onderhoudswerkzaamheden. We leerden dat wekenlange onderhoudsblokkeringen in de Franse kanalen schering en inslag zijn, maar wel gebaseerd op een jaarplanning die vrij eenvoudig op te zoeken (en te downloaden) valt via de website van de VNF: www.vnf.france. VNF staat voor Voies Navigables de France; de semi-overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor onderhoud en exploitatie van alle France bevaarbare wateren, uitgezonderd de grote rivieren en zeearmen. Aan deze VNF betaalt u ook het gebruikstarief voor de wateren via het ‘Carnet’. Dit kan bij invaren te Givet bijvoorbeeld (dan verplicht in de eerste sluis). Kosten: ca. € 85 voor een maand, ca. € 150 voor 2 maanden en ca. € 220 voor 3 maanden. Praktischer kan zijn dit vooraf via internet te regelen; zo kost een jaarcarnet ca. € 220 als het voor eind maart via de VNF site wordt aangeschaft. (NB: een jaarcarnet gaat wel per kalenderjaar, dus niet 12 maanden na aanschaf.)
3
Gezien het aantal sluizen - wij ‘deden’ er heen en terug tot Friesland 529! - én de ouderdom ervan zijn natuurlijk ook ongeplande stremmingen mogelijk, maar die duren doorgaans wel veel korter. In Maastricht lagen wij aan de kade midden in de rivier tussen de Maasbruggen. Leuk en stoer, maar zeer onrustig ’s nachts: de golven van de nachtelijke doorrazende binnenvaart kaatsen stevig rond. Feitelijk is het varen van Roermond naar Maastricht saai (hoge rechte oevers) en door België tot Namen lelijk (reeksen vrij gore industriële complexen). Goede ligplaatsen zijn er echter genoeg. In Namen lig je bijv. echt prachtig en met prima voorzieningen. Van daar af kies je de richting Dinant en vanaf dat moment is alles ook landschappelijk weer verbluffend mooi. Vanwege de stremming voor ons bleven we 10 dagen in Dinant liggen, aan een steiger naast een ouderencomplex. Gedurende die dagen gooiden bewoners heen eendjes-brood in hele boterhammen over ons schip heen de Maas in, maar zij zwaaiden ons óók uit als echte buren toen we weer van wal staken! [Tip voor liefhebbers: de piepkleine ‘Thai’ in Dinant is een echte: zeer authentieke smaken!] Bij de steiger daar zaten indrukkranen. Kortlopend water dus en géén schroefdraad aan de kraan. Wij losten dit op met een stuk bromfietsbinnenband en bootelastiek: keer de binnenband drie maal in elkaar (want enkelwandig houd’ie de waterdruk niet en knapt dus), schuif de slang in het ene eind en de (gladde) kraanmond in de andere kant en trek met het bootelastiek eerst alles strak rond deze koppeling en daarna rond de kraandrukker. Goed vastknopen - éh voilá! (Later in Frankrijk ook nog regelmatig beoefend.) Te Givet wachten we de laatste week (tot 15 oktober), inmiddels met diverse anderen. Echter geheel zonder voorzieningen, zodat we het koffergeneratortje wat we nu hebben toen goed hadden kunnen gebruiken. Maar zoals de meesten van u wel zullen hebben ervaren kom je ook een heel eind door de koelkast uit te zetten en de spullen daaruit op het vlak onderin ’t schip te plaatsen. Verrassend waren de verschillen in boten van ‘Zuidvaarders’.
4
Onder degenen die overwinteren wilden waren ondermeer: - Een Zeeuws echtpaar met een klein binnenvaartschip, waarin nog steeds werd om- en aangebouwd (bijv. uitbreiding schoonwatertanks tot 1500 liter!), - Een Hollands-Vlaams paar met een piepkleine motorboot met een tentdoek over de leefruimte, - Een Luxemburgse man-alleen met een voormalige zeilboot (ca. 8 m), die zich ook altijd op tenminste 50 meter afstand van ieder ander mens bleek op te gaan houden. - Een Duitse solo-heer met een kleine (roestige)stalen zeilboot (ca. 7 m) die hij geheel naar eigen inzicht had volgebouwd met extra schotten en ter verdere isolatie bekleed met pluizige vloerbedekking; mast: opgebonden, motorisering: 8 pk Diesel éénpitter… - En wij natuurlijk met de Brandsma (bouwjaar ’99, Yanmar 85 pk), recent nog voorzien van o.m. dubbel glas, ingebouwde wasmachine [de ‘platte’ Candy 1000T 3-liter wasautomaat past in onze ‘natte kast’] en automatische satellietfinder voor de LCD-tv; voorts met rubberboot in de davits en allerlei extra veiligheidvoorzieningen opgedragen door de verzekeraar i.v.m. de uitbreiding van ons verzekerde vaargebied met de Middellandse zee, en ga zo maar door. Toch: allen naar zuid. - En leuk - wij kwamen elkaar onderweg in wisselend verband natuurlijk nogal eens weer tegen. Duitse Dieter werd daarbij zelfs een ‘huis’vriend. Doch daarover later meer. Voor ons bleek, vooral natuurlijk door de duur van ons verblijf op het schip, vooral ook van belang dat wij in Nederland al een internetverbinding hadden georganiseerd met de mobiele telefoon als modem; dus via het GSM-netwerk. Ook op het Franse platteland bleken we daarmee voldoende dekking over te houden. (Er was nog geen sprake van effectieve UMTS aansluitingen of andere internationaal houdbare doorkoppeling - dat begint nu pas te komen). Voor goed begrip: wij zijn géén grote internet gebruikers of computer kenners. Maar we wilden wel graag gewoon onze bankzaken kunnen blijven regelen én mail kunnen verzenden en ontvangen, óók in deze levens periode ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’. Verder waren we een maand of drie tevoren (met starthulp) begonnen aan een eigen Website, juist omdat we vroegere collegae, Friese kennissen, dorpsgenoten e.d. nogal abrupt achterlieten bij ’t wegvaren zonder vervolg adres. Op deze wijze verzachtte de informatie en communicatie via ’t Net de breuk wat en bleek er ook bij terugkeer beslist wat meer behouden te zijn gebleven van de voormalig omgang. (Met een vrije variatie op een vaderlands gezegde: Niet helemaal uit het oog is niet helemaal uit het hart..) Wel is het zaak bij dit net-gebruik scherp op je gebruik te letten: je betaalt per hoeveelheid verzonden en ontvangen bits en dit loopt ook bij zuinig gebruik al snel op tot een Euro of 100 per maand! Hierna volgt aflevering 2 Varen in Vissoep
Joop Bruins
1
Bootreis naar Zuid - een Overwintering ‘en Méditerrannée’ Ter inleiding: Hierbij aflevering 2 van een poging om, wat voor ons een vol jaar reizen en elders overwinteren was, voor jullie korter samen te vatten. Aflevering 2
Varen in Vissoep
Toen wij eindelijk - na drie weken wachten - op 15 oktober 2006 Frankrijk in konden varen was het ons duidelijk dat onze oorspronkelijke planning, over het Canal des Vosges (via Toul) naar de Saône te gaan, een haastklus zou worden aangezien het zuidelijk gedeelte i.v.m. werkzaamheden vijftien dagen later al zou worden afgesloten. Nu past haast naar ons begrip niet bij varen en nog minder bij onze nieuw verworven status als ‘vroegtijdig zélf gepensioneerde’, dus besloten we om verderop het Canal des Ardenne naar het westen in te slaan om later via het Canal Lateral du Marne weer naar het zuiden en op de Saône aan te varen. Het tunneltje bij Givet, onze eerste tunnel ooit, vond ik prachtig om te zien maar doodeng om door te varen: de schacht is weliswaar vijf meter breed op de waterlijn, maar bij ‘zwalken’ zouden de raampjes van onze opbouw (2.90 hoog en bovenaan zo’n 3 meter breed) de ruw uitgehakte rots het eerst raken en uiteraard geheel aan diggelen gaan… Alles verliep echter voorspoedig, het tunneltje is ook maar 270 meter lang. Omdat het daarom ook onverlicht is, raad ik ieder toch een verstraler o.i.d. aan. De Maas wordt al voor de toegangssluis naar het Canal des Ardennes aanzienlijk charmanter, dus ook ondieper en langzaamaan van steeds meer sluizen voorzien. Die sluizen hebben inmiddels dan het ‘Spits’formaat: 35.80 x 5.30 meter. (Spitsen zijn kleine binnenvaartschepen die nog van Noord naar Zuid v.v. door de kanalen kunnen en die zijn ‘dus’ 35.50 bij ca. 5.10 meter. Met een maximale diepgang rond 1.80 zijn het echte slikopwoelers. Beladen maken ze een snelheid van zo’n 5 km/u en dus kun je, als je er één inhaalt en je kunt er niet langs wegens de “breedte” van de vaarweg, maar beter meteen afmeren en eerst de maaltijd gaan voorbereiden…) Langzaam veranderde het steeds minder stromende water ook in een dikke ‘vissoep’. Na enige tijd merkten we dan ook op dat er geen water meer uit onze uitlaat kwam. Gestopt dus en de wierpot bekeken. Daar bleek het niet aan te liggen, wel aan de inlaatopening: de gaatjes daarvan werden kompleet afgedicht door prut zoals halfdrijvend rottend blad e.d.
2
We probeerden ze van binnenuit regelmatig open te prikken met een stuk koperdraad (gesloopt uit een restje stroomdraad) maar dat bood weinig soelaas: enkele km. verder zat de zaak alweer potdicht. Intussen bleek wel dat onze motor tot een toerental van zo’n 1800 (vaarsnelheid dan ca. 8.5 km/u) ook bij een verstopte inlaat niet oververhit raakte. Mogelijk heeft dit te maken met extra watercirculatie als gevolg van het koelwater-geluidsreductiesysteem dat bij ons is ingebouwd en via eigen huiddoorlaten ook water rondpompt(?) Vele dagen later hebben we een tot op heden effectief gebleken ‘doorblaas’systeem bedacht: we sneden twee meter van de waterslang af, monteerden aan de ene kant een Gardena-koppeling en draaiden aan de andere zijde met overgebleven bromfietsbinnenband (zie gebruik in de vorige aflevering) een tapstoelopende ‘prop’, bijeengehouden door een ty-string. Bij verstopping handelen we nu als volgt: buitenwaterpomp aan, slang aan de buitenkraan klikken, motor uit, wierpot open, slangprop strak in de uitlaatopening geperst houden terwijl scheepsmaat de kraan opent. Na één seconde hoor je “woesssh..” en kan de boel weer uit en dicht (Tot verderop …) De ‘Canalen’ blijken verrukkelijk: fraai meanderend lopen ze ‘hoog’ door lieflijk heuvellandschap. Lijken de sluisjes qua formaat dus allemaal op elkaar, qua bouwwijze en bediening doen ze dat niet. Het is dus zaak bij de eerste sluis van elke reeks het telefoonnummer dat steevast op het onbemande bedieningshuisje staat in je GSM te programmeren - zodat je hulp kan inroepen als de boel vastloopt. Bediening gaat soms via een op sluis 1 aangereikte afstandbediening (die je bijv. bij sluis 22 weer in moet leveren), op andere trajecten via een draaistang die ruim voor de sluis midden boven de vaart hangt en in weer andere gevallen via sensoren op de wal. Zelfs (in 2007 nog een stuk of 20 keer) via handbediening. In dat geval komt er een VNF-er bij te pas en is het wel elegant die een handje te helpen, dat scheelt hem of haar minstens twee keer omlopen. Bij omhoog schutten moet je erom denken dat: de Fransen de onbegrijpelijke gewoonte hebben de doorstromingsopening van het kanaal dwars op de vaart en vlák voor de invaart-deuren aan te leggen…(opzij gezet juist bij ’t insturen dus) én dat een gemiddelde stijging van even boven de 3 meter wel wat werp- of pikhaakwerk vergt, temeer daar de bolders bovenop doorgaans zo’n 0,70 meter van de sluiswand af blijken te staan… (Met de Franse slag ontworpen zullen we maar zeggen.) Over de VNF echter niets dan lof! Wij voeren zó laat in het seizoen - nov., dec. - dat dikwijls sprake bleek van
3
“een boot met chauffeur”: dan voeren wij geheel solo de voor die dag afgesproken 8 tot 15 sluizen, begeleid door een bestelwagentje met ‘eigen’ sluispersoneel ! Op ‘Allerzielen’ wordt er niet geschut en even later liggen we - wegens visite - nog wat langer stil. Gelukkig komt Dieter (zie vorige aflevering) ook weer bij ons aanleggen; hij heeft een 800 watt generator mee, waar hij maar 200 watt van gebruikt - het overschot verdwijnt dus in onze lichtaccu’s. Op 10 november zijn we ‘boven’, dat wil zeggen: op de waterscheiding van het centraal massief nabij Langres. Qua klimaat net op tijd: was tot dat moment sprake van een hele warme nazomer (nog 16 graden en veel zon in Noord Frankrijk), maar de afgelopen twee ochtenden lag er een fikse laag rijp op ’t spekgladde dek – we moesten het voor vertrektijd met gewoon keukenzout beloopbaar maken. Op het hoogste punt voert de vaart, direct na Langres, door een tunnel van maar liefst 6800 meter (!). Hoewel goed verlicht bleek de doorvaart toch zeer inspannend; je hebt gewoon zoveel alertheid nodig om een vol uur lang zéér recht te blijven varen dat dit op zichzelf al tot bovengemiddelde vermoeidheid bleek te leiden. Overigens wel een belevenis natuurlijk! Kort na de tunnel zijn wachtplekken voor de eerste sluis omlaag, want dat is het begin van een reeks van 21 sluizen, elk zo’n 300 meter na de andere. Je kunt deze alleen af (of op) door je voor 09.00 bij de eerste sluis te melden. Daarna ben je ca. 7.30 uur kwijt aan het afdalen (of stijgen). Hoewel we na deze dag hemelsbreed misschien maar zo’n 10 km. verderop en slechts rond de 75 meter lager waren gekomen, bleken temperatuur en wind vanaf dat moment véél behaaglijker. (Of dat moet tussen de oren hebben gezeten natuurlijk, want vanaf dat moment is nog uitsluitend sprake van afdalen tot de Middellandse zee…) Op 13 november voeren we de Saône op en is sprake van (lichte) stroming mee. Als we drie dagen later bij Chalon-sur-Saône afmeren blijkt dat een gewaardeerde plek voor Nederlandse boot‘overwinteraars’.
Niet onlogisch, want: - je legt je boot in een enigszins beveiligde haven - met de binnenstad op 200 meter rechts en de supermarkt op 100 meter links - voor ca. € 1100 per winter inclusief 16 amp. stroom - aan goede meebewegende steigers die goed tegen drijvende stammen e.d. beschermen - op (nog net) één dag rijden van thuis, dus je kunt op en neer (bijv. de Kerstweek daar) - én dit is het laatste punt van waaruit je nog meerdere vaarrichtingen kunt kiezen.
4
Van hier af begon voor ons “Zuid Europa”: je merkt het niet alleen aan klimaat en begroeiing, maar ziet het ook terugin daklijnen, huiskleuren en dergelijke... We hadden er nu 1030 km. en precies 240 sluizen(!) opzitten, vanaf Friesland dan wel. Voor kaartminnenden en detailszoekers onder jullie nog even een opsomming: Route (tot hier): Vanuit Elahuizen (Fr.) via Kalenbergergracht en Zwartsluis de IJssel op, daarna via Nijmegen naar de Maas. De Maas op tot na Charlesville-Mézières, dan rechts het Canal des Ardennes op. Dit kanaal loopt min of meer Oost-West en komt bij Berry-au-Bac uit in het Canal de l’Aisne à la Marne, dat weer naar het Zuiden gaat en op zijn beurt uitkomt op het Canal Lateral de (=’evenwijdig aan’) la Marne bij Condé-sur-Marne. Verderop, bij Vitry-le-François gaan we verder op het Canal de la Marne á Saône, waarbij we nabij Pontallier de Saône bereiken. Naar Chalon is dan nog maar een stukje - met stroom mee inmiddels. Plaatsen (waar we hebben overnacht - en soms meerdere dagen zijn gebleven): Zwartsluis, Zwolle, Deventer, Zutphen, Doesburg, Arnhem, Nijmegen, Gennep, Wansum, Kessel, Roermond, Maastricht, Luik, Huy, Namen, Dinant, Givet, Revin, Charlesville-Mézières, le Chesne, Attigny, Rethel, Berry-au-Bac, Reims, Condé-sur-Marne, Châlons-en-Champagne, Vitry-le-François, St.Dizier, Joinville, Froncles, Chaumont, Relampont, Langres, Cusey, Renève, Pontallier, St.Jean-deLosne, Châlon-sur-Saône. Hierna volgt aflevering 3: Over”Winteren”
Joop Bruins
Bootreis naar Zuid - een Overwintering ‘en Méditerrannée’ Ter inleiding: In ons vorige clubblad (maart 2010) heeft u kunnen lezen dat wij (de ‘Hooite’ van de fam. Bruins) tot Chalon-sur-Saône gevorderd waren. We meldden al dat dit een geschikte haven is om ’t schip voor een paar maanden achter te laten. (Wat veiliger, qua toezicht en beschutting, is de jachthaven bij St. Jean-de-Losne, enige tientallen kilometers noordelijker.) Hierbij aflevering 3 van een poging om, wat voor ons een vol jaar reizen en overwinteren was, voor jullie korter samen te vatten. Aflevering 3
Over”Winteren”
De fraaie steeds breder wordende stromen van de Saône en (na Lyon) de Rhône afvaren is natuurlijk een makkie. De stroming varieert tussen 2 en 4 k., de beroepsvaart is zeer te overzien en het landschap mooi genoeg - een enkele elektriciteitsbunker niet meegerekend. In Lyon blijkt nergens een ligplaats, dus strijken we neer aan een onbezet vissersplekje. De volgende morgen moesten we tot na twaalven wachten, want: vlak nadat we losgooiden voeren we een mistbank binnen die zó dicht werd dat we aan weerszijden alle zicht op oevers of wat dan ook verloren; met beroepsvaart én een sluis op drie kilometer geen prettig idee. Dus: terug naar de stek vóór de bank en een paar uur wachten. De sluizen worden nu steeds groter - we gaan verderop op de Rhône geheel alleen 23 meter omlaag - in een sluiskolk van wel 200 bij 20meter! Toch gemakkelijk te nemen: mijn marifoon ’Frans’ is al wat meer getraind, er wordt vlot geantwoord en desgevraagd langzamer of in moeizaam Engels herhaald én alle bolders zijn drijvend. [Die liggen wel zover uit elkaar dat altijd op één moet worden belegd. Mij bevalt daarbij het best: voorlijn én achterlijn beide beleggen ter hoogte van het achterste salonraam - dus op driekwart van het schip. Maatje - ten overvloede - naar voren met een pikhaak en de bestuurder aan de knoppen met de motor stationair vooruit en het roer iets richting sluiswand; alles klaar voor ‘onverwachte stroom’.] Eén middag trekt er plots een zeer straffe Zuidenwind aan (de ‘Mistral’ kent dus ook een tegenhanger!) en blijkt de Rhône met wind tegen stroom behoorlijk bokkig te worden. We stuiteren sommige stukken over alsof we bij 5 Bf. W nog vanaf Zierikzee naar Neeltje Jans willen... (Niet doen) Het blijft echter gelukkig bij deze ene middag. We bekijken nu Macon (NB: gewoon door de stad varen, niet de beroeps -“Rondwegvaart” kiezen) en genieten zéér van Vivier (beslist bezichtigen!) Vervolgens blijven we enkele dagen in Valence en daarna een hele week in Avignon. Direct achter de beroemde Pont d’Avignon lig je prettig afgemeerd en dicht tegen het centrum! Onderweg merk je niet alleen aan de vegetatie, maar ook aan allerlei bouwtechnische details het Méditerrane karakter van de omgeving. Alleen al de verandering van steile bruine daken naar plattere geknikte daken met veelkleurige lichte terracotta pannen spreekt boekdelen. De toename van Yuca-achtigen en Palmen natuurlijk ook. [Tot hier zijn we overigens nog nergens meer dan 12 euro kwijt geweest voor een met stroom gefaciliteerde ligplaats en dat zal - behoudens de echte Middellandse Zeehavens- in dit seizoen zo blijven]. Het is dan inmiddels 28 november ’06 en ik lees in ons logboek: “korte mouwenweer in Avignon!”
Brandsma Vlet Clubblad 11-1
-5-
nov 2010
Na Avignon moet je kiezen: plannen ‘richting Italië’ of ‘richting Spanje?’ De laatste groep, waartoe wij behoren nu we uiteindelijk het Canal du Midi in willen, gaat even vóór Arles rechts mee met de ‘Petit Rhône’. Wij besluiten echter eerst tóch in Arles te gaan liggen en de vijf kilometer ‘terug tegen de stroom’ later voor lief te nemen. Als we twee dagen later de pittoreske, zeer kronkelige Petit Rhône alsnog bevaren, blijkt de geul te worden aangegeven door zeer forse houten palen. Ik overweeg vaak zo’n paal ‘af te snijden’ en doe ’t dan toch ook maar weer niet. Tot de dag van vandaag kan ik de dikke stalen staken voor me zien zoals die, op de terugweg 4 maanden later, een decimeter boven water kwamen (bedoeld als ‘takkenvangers’?) – maar die déze dag geheel onzichtbaar en onvermoed bleven… [NB. Deze verwoestende obstakels staan NIET op de waterkaart aangegeven. Strikt de aangegeven geul volgen dus op de Petit Rhône!] Halverwege de Petit Rhône brengt een sluis van weer recreatieve afmetingen je op Zeeniveau. Vanaf hier vaar je op zo’n 3 tot 8 km parallel aan de Middellandse Zee door de brakke vaarten en meren van de Camarque. Niet voor niets bekend om wilde paarden en flamingo’s: we voeren langs hele cohorten van beiden ... en zagen al die tijd over la Méditerranée uit! Een prachtige plaats om te zien, maar ook om te overwinteren is Aigues Mortes: een kleine stad waarvan de geheel gesloten ommuring er Anno nu nog precies zo bijstaat als wat de kruisvaarders 800 jaar geleden als laatste zagen toen ze van hieruit wegvoeren… Liefhebbers kunnen hier ook het zeegat uit - en verder langs de kust over zee varen. Wij zochten daar al naar een overwinteringsplek, maar er bleek niets beschikbaar met stroom, zodat we verder de Camarque invoeren. Onderweg waren ook weinig geschikte en al helemaal geen fraaie ligplaatsen - niet voor máánden. We volgden het kanaal dus tot bij de vissersstad Sète, nu geflankeerd door Flamigo’s en bomen vol zilverreigers. Even voor Sète is het voor iedereen aan te raden Zee te kiezen: je vermijdt stevige wachttijden bij de enige slechtbediende (=gebrekkige) brug en bent al na een mijl of twee weer beschut door een golfbrekende havenmuur in Sète’s zeehavencomplex. In de prachtige, maar zeer drukke buitenhaven van Sète zijn we een week gebleven (23 euro/nacht in december ’06). Onze eerder genoemde mee-op-vaarder Dieter troffen we hier tot onze vreugde ook weer aan; voor ’t laatst zoals de tijd zou leren. Ná die week waren we geheel geklutst, want de vissersboten varen dag en nacht in en uit… Vrij naar James Bond voelden we ons dus ”Shaken and Stirred”. De doorvaart vanuit de zeehaven door Sète naar het reusachtige “Etang de (‘Zilt meer van’) Thau” is spectaculair: twee werkelijk ENORME bruggen, constructiestijl Eifeltoren, draaien zich voor jouw notendopje majestueus traag verticaal …ronduit onderdanig passeer je hen…
Brandsma Vlet Clubblad 11-1
-6-
nov 2010
Langs vele oesterrekken in het brakke Etang-water bereik je eerst het mooie Marseillant (ook een denkbare overwinteringsplek!), 10 km. verderop is de toegangssluis tot het Canal du Midi. Daar blijkt de sluis niet bemenst te zijn. Enige tijd na ons komt een - volstrekt uitgewoond - motorschip afmeren. Desgevraagd weet de schipper ons te melden dat wij de kaartgegevens onvoldoende tot ons hebben genomen: deze sluiswachter dient 24 uur voor je komst ‘verwittigd’. Gelukkig heeft deze “Jean-Pierre Dupris, enchanté!” zulks wel gedaan en zal er morgenvroeg geschut kunnen worden. Dit blijkt helemaal een zegenrijke ontmoeting: want onze Jean-Pierre roemt de mogelijkheden om te overwinteren in Colombiers, een kilometer of 8 na Béziers. “Daar ga ik ook heen. Ik lig er élke winter en zal bij aankomst vast een goed woordje voor jullie doen!” De vaart (eerst zeer ondiep, 110 cm, later 130 cm) voert langs Agde (NB. Daar persé de grote muurschildering met fantastisch misleidend perspectief bekijken!), daarna langs diverse idyllische dorpjes en tenslotte langs de streekhoofdstad: Béziers. Daar vaar je eerst óver de rivier door het eeuwen geleden gebouwde, prachtige aquaduct en wordt je even later met veel kolkgebruis een fors stuk omhoog geschut in de eveneens historische 7-traps sluis! Een prachtig stuk “Canal” volgt: smal (ca. 12 m), ondiep (ca. 1,30 m), bruggetjes tot 3,50 m (boogmidden!) aan weerszijden dicht omzoomt met enorme Platanen, wier wortels tevens al eeuwen de beschoeiing vormen. Als we - het is dan 22 december ’06 - het havenkommetje van Colombiers naderen staat Jean-Pierre al op de kant te zwaaien! Een uurtje later liggen we, met de bijboot te water en de davits over de wal uitstekend, prachtig aangemeerd. Het blijkt een perfecte overwinteringsplek: - in een rustige hoek, de kade loopt eerst achter ons langs, gaat dan langs bakboord, en knikt vóór onze boeg weer naar links, en dáár ligt - Jacques, de havenmeester, die op zijn boot woont en later ons schip zal bewaken als we per TGV kids, familie en vrienden ‘en Hollande’ 14 dagen lang afreizen; we liggen ook midden - in de havenkom van het dorp, met enkele door de plaatselijke bevolking gebezigde restaurantjes en terrasjes erlangs, waar bovendien ’s avonds en in ’t weekend geflaneerd wordt terwijl - direct achter ons zich een (’s avonds fraai uitgelichte) historische wijnopslag bevindt: die iedere vlaag “Mistral” de hele winter lang effectief in de weg zal blijken te staan. Gewéldige plek dus. En er is nog meer: Het Canal du Midi was vooral de droom van slechts één man (vergelijk hem maar met onze Lély). Hij kreeg een kans om strategische reden: Napoleon wenste zwaar militair materieel van de Middellandse Zee naar de Noordzee (en v.v.) te kunnen transporteren zónder het helemaal om Spanje heen te hoeven varen. Het aantal sluizen moest zo klein mogelijk zijn en dus kronkelt het Canal tegen de heuvelhellingen. Gevolg: vanuit de havenkom van Colombiers kijk je - ook vanaf je scheepsdek uit over een wijds dal dat zo’n 30 meter lager ligt… Zó brachten wij dan ook de winter door: groots uitzicht en een glas witte wijn op ons achterdek… Een winter die bovendien uitzonderlijk droog en warm bleek: zo was het 20 januari 200 Celsius! Kostprijs: 230 euro per maand, incl. 16 amp. stroom; water voor 1 euro per ca. 300 liter… Ach, onze voorouders wisten het al: de duivel schijt altijd … (Wij waren er niet ongelukkig mee dat hij ons die winter kennelijk tot zijn hoop rekende.) Volgende keer aflevering 4: “En nu nog terug”
Brandsma Vlet Clubblad 11-1
-7-
Joop Bruins
nov 2010
7. Bootreis naar Zuid - een Overwintering ‘en Méditerrannée’ Ter inleiding: In het clubblad 11-1 van nov. 2010 heeft u in aflevering 3 kunnen lezen hoe onze HOOITE tenslotte in de haven van Colombiers, aan het Canal du Midi, belandt. Vanaf 22 dec. 2006 overwinterden wij daar; slechts onderbroken door een veertiendaagse ‘rondreis’ langs kinderen, familie en vrienden in ons koude thuisland in januari. (Die winter ontvingen we ook nog twee keer een logé op ons schip.) Hierbij de laatste aflevering van onze poging om, wat voor ons een vol jaar reizen en overwinteren was, voor jullie korter samen te vatten. Aflevering 4: “En nu nog terug” Onze ‘terugtocht’ begint eigenlijk al op 19 maart 2007 en wel eerst de verkeerde kant uit: we varen met onze oudste zoon als opstapper nog een stukje verder het Canal du Midi op en daarna ten zuiden uit tot Narbonne. (Zie op pag. 1 van dit blad hoe onze Brandsma Vlet de nacht doorbrengt onder de Palmen!) We bezichtigen de stad en zijn dan tevens op het Zuidelijkste punt van onze reis. Als we een dag of wat later weer voor de sluizentrap van Béziers liggen, blijkt deze onbegaanbaar: voor enig herstelwerk heeft men de sluizen én het achterliggende vaarwater tot aan de grote sluis van Béziers zelf helemaal drooggelegd. Als we vervolgens langs de drooggevallen vaart wandelen, blijken daar onder meer twee autowrakken in te liggen. Aan één auto dak is heel duidelijk te zien hoe daar ooit krachtdadig een kiel overheen is geschuurd! Op 1 april kunnen we uiteindelijk onze thuisreis inzetten en belanden we al gauw weer op het zoute water van het Etang de Thau. In het fraaie Marseillan liggen we zo prachtig dat we er meteen maar een volle week blijven. (Wie haast heeft koopt wel een motor zonder schip er om heen!) Inmiddels zijn we bedreven geraakt in het onderscheiden van prettige restaurantjes met nog betere menu’s. Ook nu - bijna vier jaar later - blijken we blijvend ‘bekeerd’ tot de Mediterrane etenswijze: meerdere smaken in kleinere hoeveelheden tegelijk opgediend… Meer vis, minder vlees, vaker pasta’s, enzovoorts (Uit het Weblog, dat we voor familie en vrienden bijhielden, blijkt onze belang-
Brandsma Vlet Clubblad 11-2
- 10 -
maart 2011
stelling in dezen o.m. uit een tekst met de titel “Causerie Culinaire”.) Voorafgaand aan een reis als deze krijg je naast vele tips ook nogal eens wat waarschuwingen te horen. Naar onze ondervinding geldt dat wie zich te veel laat leiden door alles wat mis zou kunnen gaan nooit iets meemaakt omdat hij of zij praktisch niets onderneemt. Gouden regel is: wel luisteren - omdat een voorbereid mens nu eenmaal voor twéé telt, maar vervolgens gewoon je plannen uitvoeren. Zo waren wij er van meerdere kanten ook nadrukkelijk op gewezen dat de Rhône, als typische afwateringsrivier, in het voorjaar praktisch onbevaarbaar zou zijn wegens stroomsnelheden tot 12 km per uur. Daarom moest je in elk geval niet stroomopwaarts willen varen voor 1 mei en het kon ook wel véél later worden… Wij voeren echter vanaf half april de Rhône op - en hadden in de weken daarna te maken met een tegenstroom variërend van 1,5 tot maximaal 3,5 km per uur. Gaandeweg leerden we van Rhône-ervarenden dat zeer hoge stroomsnelheden zich inderdaad regelmatig voordoen, met name in het voorjaar, maar dat zulks duidelijk aangekondigd wordt (in haventjes onderweg, op radio en bijv. op de nieuwssite van het VNF) en dat het doorgaans maximaal een week stilliggen betekent. (Bij stroomsnelheden v.a. 8 km per uur is recreatievaart op de Rhône ook niet meer toegestaan) De geringe stroomsnelheden die wij tegenkwamen, mede als gevolg van de relatieve droogte dat voorjaar, maakten het ook minder een probleem dat er relatief weinig aanleggelegenheid is aan de Rhône. Wel hebben we toch nog één keer een dag en een nacht afgemeerd gelegen aan een daarvoor niet bestemde gemetselde oevermuur, maar dat was wegens een optredende Mistral. Een meter of twee uit die muur stonden twee grote palen waar een binnenvaartschip tegen af kon meren, aan de achterste daarvan bevestigden wij onze voortros die nu de harde wind opving, terwijl we het schip met twee zijtrossen ‘ruim’ langszij de kademuur konden houden. Zo deinden we die middag onbezorgd de Mistral uit, waarna het ’s nachts weer kalm werd - en bleef. (Door de centraleligging in het MidFrance massief en met name ook de Noord-Zuid richting van het Rhônedal ontstaat een Windtunneleffect: Noordelijke winden zullen na vrij korte tijd flink doorzetten - en dat kan tot een dag of twee aanhouden.) Op de thuisreis verstikte onze Webasto heteluchtkachel zich weer een enkele keer, net als op de heenreis: tijdens het stoken wordt je eerst een diesellucht gewaar, dan zie je buiten een vettige, grijswitte rook uit het pijpje komen en vervolgens valt de kachel uit. De remedie blijkt dan: uitzetten en na een minuut of tien weer opstarten. Dan loopt ie weer prima tot….. hetzelfde weer gebeurd. (Wordt eindeloos herhaald) Inmiddels weten we dat dit een effect is van de mindere kwaliteit diesel die nogal eens in Frankrijk geleverd wordt. Onze kachel bleek hierin gevoeliger dan de motor: aan de Yanmar (85 pk. in ons geval) hebben we nooit iets gemerkt. (De 8 pk. éénpitter van Dieter - zie beschrijving heenreis) sloeg echter regelmatig af en moest dan echt worden gereinigd, zo herinnerden we ons met terugwerkende kracht alsnog)Hoewel we ook nu weer her en der (Vivier, Valence, Maçon) een dagje extra bleven, lagen we op 30 april al weer op de Saône in Chalon en op 10 mei hadden we de 300 km lange Rhône én de 400 km van de Saône alweer
Brandsma Vlet Clubblad 11-2
- 11 -
maart 2011
moeiteloos ‘achter de kiel’ en voeren we de gekanaliseerde wateren achter Corre op. Dit keer de ‘rechtste weg’ naar het Noorden nemend (hoewel we ook even hebben overwogen via Moezel en Rijn af te dalen). Commentaar op de kwaliteit en de eigenaardigheden van kanalen, sluisjes, waterkwaliteit en dergelijke kunt u gevoeglijk terugvinden in de afleveringen 1 en 2 (clubblad 10-1 van november 2009 en 10-2 van maart 2010). Commentaar op enkele onderweg-steden in dit deel van de route volgt hieronder; in kort bestek: Epinal: even Oostelijk uit, beslist naar toe varen. Leuke haven, al in Moezelwater hoewel die rivier hier nog niet bevaarbaar is. Wij ‘vluchtten’ er weg toen bij het ontwaken bleek dat we plots omringd waren door zo’n honderd crossauto’s… Bleek er een bekende autorally gepland te zijn! Toul: haven vol waterplanten, waar echter prima langzaam - doorheen te varen valt; hier kán men nog voor de Moezel-afvaart kiezen. Wij leverden er de Franse (13 kg.) gasfles in die we aan de reling hadden gesjord naast de gasbun - onze gasslang met een meter verlengd en de bun klep op een kier. (Franse flessen passen niet in onze bun, maar de flesaansluiting is dezelfde). Verdun: werkelijk práchtig liggen midden in een stad met indrukwekkende herinneringen aan de ‘Grote’ Oorlog. Wij bezochten er o.m. een tentoonstelling van driedimensionale (zwart-wit) fotografie met vele beelden vanuit de loopgraven van destijds. Charleville-Mézières: als de drijvende steiger langs de rivier vol lijkt, gewoon even doorvaren - er is een grote nieuwe havenkom tweehonderd meter verderop. Het hoofdplein in deze stad is zeker ook een bezoek in het donker waard!
Natuurlijk zijn er nog veel meer (kleinere) leuke dorpen en stadjes onderweg: een feest voor de avonturier met oog voor natuur- en cultuurschoon. Naarmate we dichter bij Nederland kwamen, kregen we ook meer bezoekers aan boord - maar we waren dan ook zeer lang uit ’t zicht geweest natuurlijk. Zo voeren we gestaag, moeiteloos en in Brandsma Vlet Clubblad 11-2
- 12 -
maart 2011
bescheiden etappes al afdalend (de Maas af) ‘omhoog’ (naar ’t Noorden dus) en kwamen via MaasWaalkanaal en Rijn als onze eerste nieuwe verblijfplaats in Nederland terecht in de haven van Wageningen. In afwachting van de overdracht - op 15 augustus - van een Recreatief Chaletje tegen de Lunterse Berg aan (dat we tijdens onze winter-14-daagse in januari snel even hadden aangeschaft…), ‘woonden’ we de maand juli in Wageningen-haven én we kochten er weer een autootje. Onze huisgoederen stonden nog opgeslagen in Friesland en mede daarom gingen we via de Utrechtse grachten en de Vecht, natuurlijk uitgebreid toevend in plaatsen als Weesp en Muiden, door naar een Jachthaven boven Nijkerk, waar we gelegen hebben tot we ons ‘huisje’ in Lunteren bewoonbaar hadden aangekleed en bevoorraad. In diezelfde tijd konden we aan een prettig en betaalbaar schiphuis komen bij jachthaven “Oksewiel” in Terhorne (prima in te zoomen op Google Maps) en dus is de HOOITE sedert september 2007 daar “onder de pannen”. Dat wil zeggen: Als we er niet mee weg zijn, zoals vorig voorjaar rond Vorpommern, Berlijn e.d. … maar dat is weer een heel ander verhaal, dat u (en mij) bovendien al werd voorgeschoteld vanuit geheel andere zijde (fam. Pols e.a.). Dit verhaal is uit - al leeft het prettig voort in onze herinnering! Tips: • alles over kaarten, vaarvignet, geplande onderhoudsstremmingen e.d. in Frankrijk vindt u bij VNF (Voies Navigable de France); www.vnf.fr • handig, lezenswaardig en bevorderend voor de voorpret t.a.v. varen in Frankrijk is het boek “Frankrijk per Boot”; uitgeverij BZZTôH te Den Haag • er zijn verder diverse aardige sites te bezoeken voor foto’s en beschrijvingen van het varen in Frankrijk, zoals: www.varendoorfrankrijk.nl • wilt u tenslotte meer en/of gedetailleerdere informatie over onze reis? Laat ons het dan even weten per mail (zie ledenlijst): aan die wens is eenvoudig tegemoet te komen…. Joop Bruins, ‘Hooite’
Brandsma Vlet Clubblad 11-2
- 13 -
maart 2011