BOMEN EFFECT ANALYSE AANLEG ‘DE DOORBRAAK’ TUSVELD Deel 2 Nader Onderzoek 7 objecten
WATERSCHAP REGGE EN DINKEL
BTL Bomendienst Rapport Gezien Paraaf
: Peter van der Laan : Thale Roosien :
Telefoonnummer Faxnummer E-mail
: 055-5999 444 : 055-5338 844 :
[email protected]
TR/ms/06.1415 7 december 2006
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Inhoud 1
Inleiding_______________________________________________________________ 3
2
Onderzoeksmethode en technieken _______________________________________ 5 2.1 Kronenmeter ______________________________________________________ 5 2.2 Groeiplaatsonderzoek_______________________________________________ 6
3
Resultaten Kronenmeting ________________________________________________ 7 3.1 Boomsoorten ______________________________________________________ 7 3.2 Gemeten conditie met de kronenmeter ________________________________ 7 3.2.1 Met de kronenmeter bepaalde condities per adres _________________ 8
4
Resultaten groeiplaatsonderzoek ________________________________________ 10 4.1 Resultaten bewortelingsonderzoek __________________________________ 10 4.2 Toelichting onderzoek bodemprofiel _________________________________ 10 4.3 Samenvatting beoordeling effecten grondwaterstandverlaging ___________ 11
5
Conclusie en advies ___________________________________________________ 14 5.1 Boomcondities____________________________________________________ 14 5.2 Maatregelen ______________________________________________________ 14
Bijlage 1 Resultaten kronenmeter __________________________________________ 15 Bijlage 2 Resultaten visuele boordeling en groeiplaats onderzoek ______________ 16 Bijlage 3 Schematisch overzicht bewortelingsdiepte en grondwaterstand ________ 17 Bijlage 4 Grondwaterprofielen op de 3 onderzoekslocaties ____________________ 18 Bijlage 5 Locaties naar voornaamste boomsoort _____________________________ 19 Bijlage 6 Huidige toestand bomen naar aanleiding van aanvullend onderzoek ____ 20 Bijlage 7 Verbeteringsmaatregelen naar aanleiding van aanvullend onderzoek ___ 21 Bijlage 8 Effect van “De Doorbraak”op de onderzochte bomen _________________ 22 Bijlage 9 Informatie kronenmeter __________________________________________ 23
TR/ms/06.1415
2
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
1 Inleiding Aanleiding Het project ‘De Doorbraak’, behelst het graven van een 13 km lange watergang ten zuiden van Almelo. De eerste fase van De Doorbraak is gerealiseerd in de periode 2004-2006. In 2006 wordt de uitvoering voorbereid voor het gebied “Krikkenhaar-Bornerbroek” Meerdere onderzoeken vinden plaats om het ontwerp steeds verder te verfijnen en uit te werken tot een definitief ontwerp. Voor het gebied “Krikkenhaar” wordt de grondwatersituatie gewijzigd als gevolg van de inpassing van De Doorbraak in het landschap. Het Waterschap Regge en Dinkel heeft BTL Bomendienst gevraagd te onderzoeken wat de effecten van de grondwaterstandsveranderingen zijn op de karakteristieke bomen en bosjes in het gebied en op welke wijze geanticipeerd kan worden op het beperken van mogelijke negatieve effecten op het landschap. Opdracht Om te kunnen anticiperen op de wijziging van de grondwaterstanden heeft BTL Bomendienst het Waterschap Regge en Dinkel geadviseerd een Bomen Effect Rapportage op te stellen. Het betreffende rapport heeft registratie nummer JW/es/06.0890 en is geheten “Bomen Effect Analyse Aanleg ‘Doorbraak’ Tusveld”. Het rapport is gedateerd op 27 juli 2006. Hierbij is steekproefsgewijs een indruk verkregen van de aanwezige boomsoorten, de boomcondities en de levensvatbaarheid in de toekomst in het gebied Krikkenhaar. Uit genoemde oriënterend onderzoek is gebleken dat de situatie met betrekking tot de bomen in dit gebied zeer divers is: op korte afstand treden verschillen op in bewortelingsdiepte, grondsoort en grondwaterstand. Dit leidt tot zeer diverse effecten van de grondwaterstandverandering op de bomen: van gunstig tot ongunstig. Verder blijkt uit het onderzoek dat er na de grondwaterstandwijziging geen eenduidig beeld bestaat ten aanzien van de toekomstverwachting van de bomen. Dit beeld is aan de direct betrokkenen in het gebied gepresenteerd op 12 september jl. in Natuurvriendenhuis Krikkenhaar. Op basis van het oriënterend onderzoek hebben de direct betrokkenen het Waterschap gevraagd het onderzoek verder te specificeren. Op basis van dit verzoek heeft het Waterschap aan BTL Bomendienst een aanvullende opdracht gegeven. De keuze voor de nader te onderzoeken bomen is tot stand gekomen in overleg met de direct betrokkenen. In het voorgaande rapport hebben de verschillende onderzoeksgebiedjes met bomen en/of bosjes een uniek objectnummer toegewezen gekregen. Dezelfde objectnummering als in het voorgaande rapport is aangehouden.
TR/ms/06.1415
3
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Dit rapport betreft het onderzoek bij de hieronder genoemde objecten:
Maatkampsweg 7, object; 14, 15, 16, 17, 18 nabij de familie Bolk met alleen zomereik
Krikkenhaar 3, object 35, familie Ensing met zomereik, linde en beuk
Krikkenhaar 11, object 32, Natuurvriendenhuis Nivon met alleen zomereik.
Het nader onderzoek bestaat uit:
Een meerjarig vitaliteitsonderzoek van 36 bomen uit bovengenoemde objecten met behulp van de kronenmeter. De meting van 2006 moet worden beschouwd als de referentiemeting of nul-meting voor aanvang van de werkzaamheden aan de nieuwe beek
Een groeiplaatsonderzoek bij 23 bomen van de bovengenoemde objecten. Bij dit groeiplaatsonderzoek zijn 27 profielboringen uitgevoerd. Bovendien zijn de 23 bomen visueel beoordeeld op conditie en kwaliteit
Deze profielboring gegevens zijn vergeleken met de huidige en verwachte grondwaterstandgegevens. Vervolgens is een beoordeling gemaakt van het effect van de grondwaterstandverlaging op de bomen.
De veldgegevens zijn geanalyseerd samen met de door het Waterschap aangeleverde gegevens op het gebied van de grondwaterstandwijziging en bodemprofielen. Deze analyse heeft geleid tot een conclusie met betrekking tot de mogelijkheid van het handhaven van de bomen en worden adviezen gegeven om de schade zoveel mogelijk te beperken.
TR/ms/06.1415
4
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
2 Onderzoeksmethode en technieken In dit hoofdstuk volgt een korte toelichting op de gehanteerde methoden en technieken. Alle door BTL Bomendienst gehanteerde methoden en technieken zijn gebaseerd op de meest recente kennis op het gebied van bomen en algemeen in Nederland en grotendeels in Europa geaccepteerd. Bovendien voldoet de werkwijze aan de benodigde boomtechnische kwaliteitseisen.
2.1
KRONENMETER De kronenmeter meet de hoeveelheid licht die door de boomkroon wordt doorgelaten. De kroonconditie van de boom kan hier gedetailleerd mee worden bepaald. Eenvoudig vertaald betekend dit; hoe groter de bladerdichtheid van de kroon, hoe beter de conditie van de betreffende boom is. In bijlage 5 wordt nadere toelichting gegeven over de werking van de kronenmeter. Op basis van de gemeten lichtintensiteit wordt de boom ingedeeld in één van de zes kronenmeter conditieklassen. Een samenvatting van de resultaten is weergegeven in hoofdstuk 3. De volledige resultaten van boom tot boom met gegevens over o.m. de boomnummering, de stamdiameter, de kronenmeter- en visuele conditie en overige opmerkingen zijn opgenomen in bijlage 1. De bomen welke door de kronenmeter zijn doorgelicht zijn in het veld met een (onopvallende) groene stip gemarkeerd. Op deze wijze kunnen betreffende bomen in de vervolg onderzoeken gemakkelijk worden teruggevonden. Visuele Boombeoordeling Door middel van de VTA methode (Visual Tree Assessment) van professor Mattheck zijn de bomen globaal visueel beoordeeld op mechanische gebreken. Gelijktijdig zijn de risico´s die kunnen ontstaan door de aantasting van bomen door parasitaire schimmels of andere biologische aantastingen beoordeeld volgens de IBA methode (Integrierte Baum Analyse). Deze methode is mede ontwikkeld door de Duitse biologen H. Reinartz en M.Schlag. Beoordeling conditie Conditie is in principe een momentopname, een waardering van de gezondheid van de boom op dit moment. Een verminderde conditie kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van de leeftijd, een droog seizoen, een beschadiging, insectenaantasting of een verstoring van de ondergrond. Een vitale boom kan zich vaak nog herstellen. Een structureel verminderde conditie of een onomkeerbaar slechte conditie geeft aan dat de boom zich niet meer zal herstellen en dat ook de vitaliteit is aangetast. Relatief grote aantallen bomen met een verminderde conditie in het onderzoeksgebied zijn soms een teken aan de wand, dat het kan gaan om een structureel probleem.
TR/ms/06.1415
5
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Beoordeling kwaliteit Bij de beoordeling van kwaliteit wordt gekeken naar de vorm van de boom en afwijkingen aan kroon, stam en wortels (bijvoorbeeld holtes, dood hout en plakoksels). Bepaalde afwijkingen kunnen van invloed zijn op de stabiliteit van de boom. Op basis van deze afwijkingen en de standplaats kan worden besloten om bomen nader te onderzoeken met boomtechnische apparatuur.
2.2
GROEIPLAATSONDERZOEK Verspreid in de 7 objecten zijn in de bewortelde zone van diverse bomen met diverse condities grondboringen uitgevoerd. Uit het bodemonderzoek volgt informatie over bodemopbouw, wortelvorming, bodemdichtheid en waterhuishouding. De resultaten van de bij het groeiplaatsonderzoek betrokken bomen en het nader ondergrondse onderzoek zijn in bijlage 2 weergegeven. Op de kaart van bijlage 5 zijn de geboorde locaties weergegeven met het betreffende objectnummer en het opeenvolgende boorpunten nummer (bijv. 18.1).
TR/ms/06.1415
6
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
3 Resultaten Kronenmeting 3.1
BOOMSOORTEN In totaal zijn er in samenwerking met direct betrokkenen en Waterschap Regge en Dinkel 36 halfvolwassen tot volwassen bomen voor onderzoek met de kronenmeter geselecteerd. Het betreft een steekproef met goed te meten exemplaren. Met name de grotere exemplaren zijn geselecteerd ongeacht de conditie en kwaliteit. Zomereik is de voornaamste loofboomsoort in het onderzoeksgebied. Hieronder volgt een overzicht met aantallen en soorten. Boomsoort
Aantal
Beuk (Fagus sylvatica)
3
Linde (Tilia x europaea)
3.2
1
Zomer-eik (Quercus robur)
32
Totaal
36
GEMETEN CONDITIE MET DE KRONENMETER De kronenmeting is uitgevoerd tijdens zomerse omstandigheden in de eerste week van oktober 2006. Het is een belangrijk onderdeel van de nulmeting waarmee de basisconditie van de 36 volwassen bomen in de 7 objecten in kaart zijn gebracht. Met de gegevens van meerdere meetjaren komt de vitaliteit van de bomen goed in beeld en kan bovendien indien gewenst gericht worden ingespeeld op een verbeterde dan wel achteruitgaande conditionele situatie voor de individuele bomen of boomgroepen. In de tabel van bijlage 1 zijn de meetgegevens per boom inclusief de visuele conditie en eventuele opmerkingen terug te vinden. Hieronder volgen de gegevens met een overzichtsgrafiek van de verzameling van alle in de 7 objecten gemeten boomsoorten. Objectgegevens 2006 Boomsoorten
Diverse soorten, met name zomereik
Aantal
36
Gemiddelde Diameter
58 cm
Conditieklassen meetjaar
Percenteage in conditieklasse Meetjaar 2006
Zeer Goed
19%
Goed
17%
Redelijk
39%
Matig
19%
Slecht
3%
Zeer Slecht
3%
TR/ms/06.1415
7
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Percentage in klasse (%)
"Doorbraak Tusveld", 36 bomen, verdeling in klassen per jaar 40 zeer goed
30
goed
20
redelijk
10
matig
0
slecht zeer slecht
2006 Jaar
De bovenstaande grafiek geeft een grote spreiding van condities weer. Veel bomen bevinden zich in de groep redelijk.
MET DE KRONENMETER BEPAALDE CONDITIES PER ADRES Voor de volledigheid zijn hieronder de grafieken met enkele foto’s weergegeven van de 3 nader onderzochte adressen:
Maatskampweg 7, Object; 14, 15, 16, 17, 18 met enkel zomereik Maatkampsweg 7, verdeling in klassen per jaar, 20 bomen Percentage in klasse (%)
3.2.1
50 40
zeer goed
30
goed
20
redelijk
10
matig slecht
0 2006
zeer slecht
Jaar
Foto object 14
Foto: object 15 TR/ms/06.1415
Foto: Object 16 8
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bij de bomen in object 14 t/m 18 is sprake van een ruime spreiding in conditie. Er staan hier zowel zeer goede- als enkele slechte exemplaren. Het merendeel heeft een redelijke conditie.
Krikkenhaar 3, Object 35, Fam. Ensing, zomereik, linde en beuk
Percentage in klasse (%)
Krikkenhaar, Ensing, verdeling in klassen per jaar, 7 bomen 50 40
zeer goed
30
goed
20
redelijk
10
matig slecht
0 2006
zeer slecht
Jaar
Foto object 35
Overwegend gezonde bomen.
Krikkenhaar 11, Object 32, Natuurvriendenhuis Nivon, enkel zomereik gemeten
Percentage in klasse (%)
Krikkenhaar 11, verdeling in klassen per jaar, 9 bomen 50 40
zeer goed
30
goed
20
redelijk
10
matig slecht
0 2006
zeer slecht
Jaar
Foto object 32
Ruime spreiding met zowel een zeer goed- als een zeer slecht exemplaar.
TR/ms/06.1415
9
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
4 Resultaten groeiplaatsonderzoek 4.1
RESULTATEN BEWORTELINGSONDERZOEK Tijdens het nader onderzoek zijn er bij 23 bomen verdeeld over de 7 objecten in totaal 27 grondboringen uitgevoerd. De volledige resultaten zijn weergegeven in bijlage 2.
4.2
TOELICHTING ONDERZOEK BODEMPROFIEL In bijlage 3 is een schematisch overzicht gemaakt van de bodemprofielen op de locaties van de boringen. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
Kwaliteit beworteling (bron bijlage 2)
Kaarten GVG, GLG en GHG huidig en na plan zonder afdichting (de hoogste stand is aangehouden binnen de klasse)
Kritieke stijghoogte (Zk) op basis van Stadsbomenvademecum deel 2 en grondsoort onder het bewortelde profiel (bron bijlage 2).
Alle grondwaterstandgegevens zijn gebaseerd op onderzoek en kunnen iets variëren met de praktijk. Enige voorzichtigheid in de interpretatie is dus geboden. De gegevens leveren echter een goed inzicht in de variatie binnen dit kleine gebied. De effecten van een gewijzigde grondwatersituatie zijn sterk afhankelijk van de bewortelde zone en worteldiepte in relatie met de vochtvoorziening van de bomen nu en in de toekomst. Voor bomen wordt de grondwatersituatie als volgt ingedeeld:
Grondwaterprofiel: de boomwortels staan gedurende het hele jaar in contact met de capillaire zone
Contactprofiel: in (een deel van) het voorjaar staan de boomwortels in contact met de capillaire zone, maar gedurende het seizoen zakt de grondwaterstand tot buiten het bereik van de boomwortels
Hangwaterprofiel: de boomwortels staan gedurende het hele jaar niet in contact met de capillaire zone en kunnen daardoor niet gebruik maken van het grondwater. De boom is volledig afhankelijk van hangwater.
Op plaatsen waar het grondwaterprofiel in de toekomst verandert in een contactprofiel of een contactprofiel in een hangwaterprofiel, zijn de effecten negatief. Grote delen van het groeiseizoen hebben de bomen minder water tot hun beschikking. Als de afstand tussen kritieke stijghoogte en beworteld profiel niet te groot is (< 10 cm), kunnen de wortels daar mede afhankelijk van de mate van bodemverdichting en de bodemchemische omstandigheden en processen nog naar toegroeien.
TR/ms/06.1415
10
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
De ingeschatte effecten van de grondwaterstandverlaging op de bomen zijn variabel. Op locaties met een hoge GHG waarbij de grondwaterstand in de zomerperiode niet teveel zakt, kan de aanleg van de beek zelfs gunstig zijn. In zo’n geval is de voor de boom bruikbare bewortelde ruimte aan het begin van het groeiseizoen groter. Hierdoor kan de boom zich beter gaan ontwikkelen.
4.3
SAMENVATTING BEOORDELING EFFECTEN GRONDWATERSTANDVERLAGING In de onderstaande tabel is de beoordeling per object van het gemiddelde grondwaterstandverlagende effect op de bomen weergegeven. We gaan er daarbij vanuit dat de grondwaterstand gelijdelijk plaats vindt (maximaal 10 cm per jaar). Inzicht in de resultaten van boom tot boom zijn weergegeven op de kaarten in bijlage 4-8. In combinatie met bijlage 3 kan men bovendien per nader onderzochte (ondergrondse) locatie goed inzicht in de plaatselijke bewortelingstoestand verkrijgen.
TR/ms/06.1415
11
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Object/
Boomsoort
Effect
Locatie Ongunstig
Niet zo
Neutraal
Gunstig
1
3
Beoordeling gemiddeld / toelichting
Gunstig 14
5x zomereik
1
1
+/-
Fam. Bolk
Er is een groot verschil in bewortelingsdiepte.
Maatkampsweg 7
Enkele eiken zijn diep geworteld, voor deze exemplaren kan de grondwaterstandverlaging een gunstig effect hebben.
15
1x zomereik
0
1
1
0
-
Fam. Bolk
Vanwege sterke verdichting en relatief
Maatkampsweg 7
ondiepe beworteling zijn “negatieve” resultaten te verwachten voor deze zomereik
16
2x zomereik
0
0
0
2
+
Fam. Bolk
Bij deze bomen blijft de situatie met een
Maatkampsweg 7
grondwaterprofiel gehandhaafd. De bomen krijgen op termijn meer bewortelingsdiepte ter beschikking.
17
1x zomereik
1
0
0
0
-
Fam. Bolk
Beworteling gaat vermoedelijk vanwege
Maatkampsweg 7
sterke verdichting niet dieper dan 80 cm, de verschuiving van grondwaterprofiel naar contact profiel kan voor de onderzochte boom in deze groep ernstige gevolgen hebben.
18
1x zomereik
0
1
0
0
-
Fam. Bolk
Zie opmerking bij object 17, echter iets minder
Maatkampsweg 7
ongunstig vanwege een diepere beworteling
35
6x zomereik
Fam. Ensing
1x linde
2
1
0
6
In dit object is een groot verschil in
+/-
Krikkenhaar 3
1x beuk
bewortelingskwaliteit geconstateerd. Er zijn echter meer bomen waarvoor een gunstig effect te verwachten is dan een negatief effect.
32
5x zomereik
1
1
4
0
-/ neutraal
Natuurvriendenhuis
(n.b. boringen
In dit object staan bomen in een bossituatie
Krikkenhaar 11
In bossituatie
met voornamelijk naaldhout maar ook enkele loofbomen. Er is slechts gedeeltelijk een negatief effect te verwachten (zie onderstaande opmerking).
Totaal
23 bomen
5
5
6
11
27 boorlocaties
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de te verwachten effecten in 17 van de 27 gevallen in meer of mindere mate neutraal/gunstig uitpakken en er in 10 gevallen een niet zo gunstig/ongunstig effect kan worden verwacht.
TR/ms/06.1415
12
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Aanvullende opmerkingen:
Object 14: De gevolgen voor object 14 zijn wisselend, maar zal voor een aantal eiken overwegend positief zijn.
Object 17: De gevolgen voor de onderzochte zomereik van object 17 zijn negatief maar dit object komt gezien de projectie van de beekloop geheel te vervallen.
Gevolgen in object 32 voor de loofbomen: Bij object 32 zijn de gevolgen voor de bomen in de eerste 50 m vanaf de weg overwegend negatief. Op grotere afstand dan 50 m zijn de gevolgen voor de halfwas bomen overwegend neutraal. Deze bomen kunnen zich geleidelijk op de nieuwe grondwaterstanden aanpassen. Voor de oudste eiken en nog weinig diep gewortelde (jongere) exemplaren liggen de gevolgen op een afstand van meer dan 50 meter vanaf de weg tussen neutraal en niet zo gunstig. In het bosgebied is gemiddeld over het totale onderzoek de grootste verdichting gemeten. Evenredig verloopt de doorworteling van de bodem hierdoor wat moeizamer en trager. Een relatief snelle grondwaterstandsdaling kan op sterk verdichte locaties in een eerder stadium een negatief effect op de boomcondities opleveren. De kronenmeetgegevens in de komende jaren na de aanleg van “De doorbraak” door het gebied, kunnen aantonen in hoeverre de nu nog gezonde zomereiken zich op de meest verdichtte locaties handhaven.
Gevolgen in object 32 voor het naaldhout: Het naaldhout in deze groep is in een mindere mate gevoelig voor de verdrogende effecten van de grondwaterstandsdalingen. Dit betekent dat de gevolgen voor deze bomen voor een groot deel neutraal zijn. Echter in de eerste 30-40 meter vanaf de weg zijn de gevolgen voor het naaldhout ongunstig tot niet zo gunstig.
TR/ms/06.1415
13
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
5 Conclusie en advies 5.1
BOOMCONDITIES De meeste bomen hebben een redelijke conditie. Met name in de houtwallen en bosschages staan bomen met een matige onderhoudstoestand. In het bos staan naar verhouding meer bomen met een verminderde conditie en enkele dode bomen. Voor een bos is dit normaal en ecologisch zelfs gewenst. De meest kwetsbare objecten zijn: 15, 17, 18, 35 (beuken) en 32 (gedeeltelijk). Herhalingsmetingen met de kronenmeter in de komende jaren geven meer inzicht in de vitaliteit van de bomen op de 7 nader onderzochte locaties.
5.2
MAATREGELEN Voor toelichting op de maatregelen ten gunste van de bomen in de 7 objecten, verwijzen wij naar rapport met registratie nummer JW/es/06.0890, “Bomen Effect Analyse Aanleg ‘Doorbraak’ Tusveld”. Hieronder volgen enkele maatregelen welke de effecten van conditieterugval kunnen verminderen. Hierbij moet men er rekening mee houden dat deze maatregelen niet bij alle objecten even praktisch uitvoerbaar zijn. Op de tekening in bijlage 1 zijn per object enkele mogelijkheden weergegeven:
In alle gevallen geldt in meer of mindere mate: Een geleidelijke verlaging in jaarlijkse stappen maakt het voor veel bomen mogelijk om het wortelstelsel aan te passen aan de nieuwe situatie. De wortelgroei wordt in meer of mindere mate in alle objecten beperkt en vertraagd door een sterke mate van verdichting.
Infiltratie van het hemelwater op de daken door regenwater afkoppeling van het rioleringsstelsel. Extra regenwaterinfiltratie is met name van belang voor de locaties met een relatief sterk verlaagde voorjaarsgrondwaterstand en/of een sterk verlaagde laagste grondwaterstand waarbij de kritieke stijghoogte voor de bomen wordt overschreden.
Het aanleggen van 3-8 verticale groeistimulatie peilers per boom om snelle groei van boomwortels richting het grondwater te bevorderen en de sterk verdichtte bodemlagen plaatselijk te doorbreken. Het aanleggen van groeistimulatie pijlers met een diameter van ca. 20 cm heeft in de meeste gevallen een positief effect op de bomen maar is niet in alle gevallen noodzakelijk.
Wij adviseren de bomen na aanleg nog 5 jaar te monitoren door middel van een jaarlijkse visuele inspectie in de zomer.
TR/ms/06.1415
14
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 1
Resultaten kronenmeter
TR/ms/06.1415
15
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 2
Resultaten visuele boordeling en groeiplaats onderzoek
TR/ms/06.1415
16
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 3
Schematisch overzicht bewortelingsdiepte en grondwaterstand
TR/ms/06.1415
17
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 4
Grondwaterprofielen op de 3 onderzoekslocaties
TR/ms/06.1415
18
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 5
Locaties naar voornaamste boomsoort
TR/ms/06.1415
19
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 6
Huidige toestand bomen naar aanleiding van aanvullend onderzoek
TR/ms/06.1415
20
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 7
Verbeteringsmaatregelen naar aanleiding van aanvullend onderzoek
TR/ms/06.1415
21
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 8
Effect van “De Doorbraak”op de onderzochte bomen
TR/ms/06.1415
22
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
Bijlage 9
Informatie kronenmeter
Algemeen De kronenmeter bestaat uit een buis met een lichtgevoelige plaat welke in combinatie met een veldcomputer en bijbehorende software per seconde een aantal lichtmetingen registreert. De lichttransmissie van de kroon (de hoeveelheid licht die door de kroon de grond bereikt) wordt gemeten. De computer vertaalt de gegevens naar verschillende conditieklassen. De kronenmeter geeft op deze wijze een secuur en objectief beeld van de conditie van de gemeten bomen.
Verdeling conditieklassen kronenmeter De bomen in een specifieke conditieklasse worden in een grafiek voor alle gemeten jaren weergegeven. In deze grafiek worden de eventuele verschuivingen van de bomen tussen de verschillende conditieklassen zichtbaar. In onderstaande tabel zijn de conditieklassen en bijbehorende kleuren weergegeven (deze kleurencodering is doorgezet in betreffende grafieken in dit rapport): Conditieklasse, gemeten met de
Corresponderende
kronenmeter
kleur
Zeer goed Goed Redelijk Matig Slecht Zeer slecht
Invloeden op de gemeten conditie De conditie van bomen wordt bepaald door een groot aantal factoren. De relatie tussen de gemeten vitaliteit en alle (groei-)factoren is erg complex. Het is daardoor vaak moeilijk aan te geven welke factoren in het groeiseizoen een rol gespeeld hebben bij de gemeten conditie. Het weer kan, door bijvoorbeeld droogte, invloed hebben op de bladmassa van een boom. De droogte zal alle bomen in de stad en dus ook de gemiddelde vitaliteit beïnvloeden. De verminderde conditie zal worden opgemerkt door de kronenmeter, los van de locatie of de soort. De kronenmeter is geen instrument om de oorzaken voor mogelijke verbetering of achteruitgang van de conditie of vitaliteit te bepalen. Daarvoor is nader onderzoek noodzakelijk. De door de kronenmeter gemeten conditie genereert een totaalbeeld van de ontwikkeling van de vitaliteit van de boom(groep), het resultaat van alle van invloed zijnde factoren. In de praktijk is gebleken dat de resultaten van de kronenmeter, al voordat het getrainde menselijk oog achteruitgang of verbetering waarneemt, een conditieverandering van de boom laat zien. Daarnaast is de kronenmeter in staat de problemen die voor een specifieke TR/ms/06.1415
23
Deel 2: Bomen Effect Analyse aanleg ‘Doorbraak‘ Tusveld
boomsoort gelden nauwkeurig weer te geven. Dit alles maakt het mogelijk tijdig in te spelen op problemen die kunnen ontstaan met teruglopende conditie van bomen of problemen met specifieke boomsoorten. Periode van opname Vanaf de tweede helft van juli tot begin september zijn bomen in een stabiele fase en zijn geen significante wijzigingen meer in de bladmassa voor dat jaar te verwachten. Dit is het moment waarop de te meten locaties bezocht worden en met de kronenmeter de lichttransmissie van de kroon wordt bepaald. Van lichtmeting naar kengetal De kronenmeter neemt met een lichtmeter een reeks metingen van de lichtdoorlatendheid van de kroon, die daarna in de gekoppelde veldcomputer omgerekend worden tot een kengetal. Voor een aantal gemeten boomsoorten bestaat een referentietabel waarmee per boom het kengetal gecorreleerd wordt aan de conditieklassen. Het kengetal en de conditieklasse worden in de veldcomputer, per individuele boom bewaard. Datacollectie in de database De waarnemingen worden ieder jaar overgezet naar de database die alle gegevens, ook van de voorheen gemeten jaren, bevat. Vanuit deze database worden per gemeten locatie de bomen van dezelfde soort samengevoegd. De aantallen bomen per conditieklasse worden omgerekend naar percentages van het totale aantal van die soort(en) op die locatie.
TR/ms/06.1415
24