Relatie met keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs: AISHE 4.1 Tot 1 september 2013 4.2 Na 1 september 2013 4.3 Overgangsregeling 4.4 Geldigheidsduur keurmerk en bijzonder kenmerk in relatie tot accreditatie
4 4 4 5
NVAO | Bijzonder kenmerk duurzaam hoger onderwijs | September 2013
5
1 Inleiding De NVAO heeft over het bijzonder kenmerk “duurzaam hoger onderwijs” op opleidingsniveau in Nederland afspraken gemaakt met de evaluatiebureaus. Deze afspraken • voorzien in een naamswijziging van het bijzonder kenmerk; • bevestigen dat de beoordeling van het bijzonder kenmerk de reguliere procedure volgt en geven een indicatie van de hoogte waarop de NVAO-toetsing plaatsvindt; • gaan in op de relatie met het keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs op basis van het Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education (AISHE).
2 Naamswijziging Het hanteren van de begrippen “duurzaam hoger onderwijs” als label voor het keurmerk en “duurzame ontwikkeling” als label voor het bijzonder kenmerk zorgden voor verwarring. De NVAO spreekt daarom vanaf september 2013 van het bijzonder kenmerk “duurzaam hoger onderwijs”.
3 Bijzonder kenmerk volgt reguliere procedure De Nederlandse Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs van 22 november 2011 gaan in hoofdstuk 7 in op “bijzondere kenmerken” (pp. 54-55). Het gestelde in dit hoofdstuk is van toepassing op een breed scala aan bijzondere kenmerken, waaronder een bijzonder kenmerk met betrekking tot duurzaamheid, als voorbeeld genoemd in § 7.1. Met andere woorden, ook het bijzonder kenmerk met betrekking tot duurzaamheid volgt de reguliere procedure. Hoofdstuk 7 presenteert zes uitgangspunten bij de beoordeling. Voor twee daarvan benadrukt de NVAO hier de beoogde interpretatie: • Uitgangspunt 4: “De samenstelling van de beoordelende commissie of het panel is adequaat met het oog op de beoordeling van het bijzondere kenmerk.” Beoogde interpretatie: de externe beoordeling van het bijzonder kenmerk wordt uitgevoerd door een panel waarvan de samenstelling vooraf is goedgekeurd door de NVAO; • Uitgangspunt 5: “Uitgangspunt is dat de beoordeling van een bijzonder kenmerk door de instelling of opleiding op ieder moment kan worden aangevraagd, maar dat de accreditatietermijn ervan de einddatum van de oorspronkelijke aanvraag niet overschrijdt.” Beoogde interpretatie van “de einddatum van de oorspronkelijke aanvraag”: dit is de vervaldatum van de desbetreffende opleidingsaccreditatie. Hoofdstuk 7 presenteert twee criteria voor een bijzonder kenmerk: Criterium 1. Onderscheidend karakter: Het bijzondere kenmerk is onderscheidend voor de instelling of opleiding in relatie tot relevante instellingen of opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs;
pagina 3
NVAO | Bijzonder kenmerk duurzaam hoger onderwijs | September 2013
Criterium 2. Concretisering: De gevolgen van het bijzondere kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs zijn geoperationaliseerd aan de hand van de relevante standaarden van het desbetreffende beoordelingskader. Om in aanmerking te komen voor het bijzonder kenmerk “duurzaam hoger onderwijs” dient (het streven naar) duurzame ontwikkeling breed en systematisch in de opleiding geïntegreerd te zijn. Met dit vereiste beoogt de NVAO een indicatie te geven van de hoogte waarop zij anno 2013 de lat legt.
4 Relatie met keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs: AISHE 4.1
Tot 1 september 2013 Voor Nederlandse hogeronderwijsopleidingen bestaat de mogelijkheid om bij de NVAO een bijzonder kenmerk duurzame ontwikkeling aan te vragen op basis van het keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs van voldoende niveau (minimaal twee sterren). Hobéon is de certificerende instantie voor het keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs en voert audits uit die zijn gericht op het keurmerk via het Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education (AISHE). De uitkomst is een score op een vijfpuntsschaal in sterren: één, twee, drie, vier of vijf sterren. Het keurmerk wordt gedocumenteerd in een certificaat, onder vermelding van het aantal sterren. Het keurmerk wordt van kracht vanaf de datum waarop het is toegekend. Het keurmerk is zes jaar geldig op voorwaarde dat na drie jaar een Midterm Review met positieve uitkomst plaatsvindt. Wordt aan die voorwaarde niet voldaan, dan is de geldigheid drie jaar. Het keurmerk kan worden gebruikt als onderbouwing van een aanvraag voor het bijzonder kenmerk. Deze aanvraag is dan gebaseerd op een certificaat keurmerk met minimaal twee sterren, dat geldig is op de datum van aanvraag. Voor de geldigheid van het bijzonder kenmerk (zo dit verleend wordt), zie eerdergenoemd ´Uitgangspunt 5´.
4.2
Na 1 september 2013 Per september 2013 veranderen vier onderdelen: a) AISHE 2012 De NVAO is van oordeel dat het via AISHE 2012 mogelijk is te beoordelen in hoeverre wordt voldaan aan bovengenoemde criteria 1 en 2. De NVAO beschouwt daarom per september 2013 een procedure waarin gebruik is gemaakt van AISHE 2012 equivalent aan de reguliere procedure voor het toekennen van een bijzonder kenmerk. b) Van twee naar drie sterren Het bijzonder kenmerk kan per september 2013 alleen worden aangevraagd op basis van een keurmerk met ten minste drie sterren (aanvragen die voor deze datum zijn ingediend, worden behandeld volgens de regels die golden op het moment van indiening).
pagina 4
NVAO | Bijzonder kenmerk duurzaam hoger onderwijs | September 2013
c) Ook onderliggend beoordelingsrapport Bij een aanvraag voor het bijzonder kenmerk overlegt de opleiding naast het keurmerkcertificaat tevens het onderliggende adviesrapport van de AISHE-audit aan de NVAO. d) NVAO meldt toekenning bijzonder kenmerk De NVAO meldt Hobéon de door haar vastgestelde toekenningen van het bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs gebaseerd op een keurmerk. 4.3
Overgangsregeling Er geldt een overgangsregeling waarbij het bijzonder kenmerk voor drie jaar wordt toegekend aan: • hogeronderwijsopleidingen die vóór 1 september 2013 een keurmerkcertificaat met twee sterren hebben behaald en na deze datum daar een bijzonder kenmerk op aanvragen; • hogeronderwijsopleidingen waarmee vóór 1 september 2013 afspraken zijn gemaakt over een na die datum uit te voeren audit gericht op een keurmerkcertificaat met twee sterren en daar uiterlijk 31 juli 2014 een bijzonder kenmerk op aanvragen. Alle eventuele toekomstige aanvragen voor het bijzonder kenmerk moeten zijn gebaseerd op een keurmerkcertificaat met ten minste drie sterren.
4.4
Geldigheidsduur keurmerk en bijzonder kenmerk in relatie tot accreditatie De geldigheidsduur van het keurmerk en die van het bijzonder kenmerk kunnen uit elkaar lopen, maar worden per eerstvolgende accreditatie gelijk getrokken. Bij het toekennen of het verlengen van de geldigheidsduur van het bijzondere kenmerk in combinatie met de reguliere opleidingsbeoordeling (accreditatie) controleren de panels/evaluatiebureaus de geldigheidsdatum en het aantal sterren van het keurmerk. Bij een geldig certificaat op ten minste het niveau van drie sterren kan de beoordeling worden overgenomen. Met opleidingen die een keurmerk aanvragen en die tevens een bijzonder kenmerk willen aanvragen, stemt Hobéon de planning zodanig af dat bij accreditatie een geldig keurmerk aanwezig is. Wanneer een extra tussentijdse toets nodig is om de geldigheids-termijn van het keurmerk in overeenstemming te brengen met het accreditatieritme, overlegt Hobéon hierover met de desbetreffende opleiding. Uitgangspunt is dat de eisen voor handhaving van het keurmerk scherper zijn dan die voor het bijzonder kenmerk, en dat het (andere) evaluatiebureau daarom kan volstaan met deze check op niveau en geldigheid.
pagina 5
NVAO | Bijzonder kenmerk duurzaam hoger onderwijs | September 2013