Bidden
Vanuit Bijbelse voorbeelden nadenken over bidden tot God in een tijd waarin veel aandacht is voor allerlei vormen van gebed
Door Klaas Dijkstra.
Dit boek is niet geschreven met enig commercieel doel. Het staat de lezer daarom vrij de teksten voor eigen gebruik of studie te gebruiken. Het is niet toegestaan de teksten alsnog, op welke manier dan ook, met commercieel doel te gebruiken. Het publicatierecht is voorbehouden aan de auteur. Het boek is geschreven met het doel om in de eerste plaats zelf na te denken over het gebed tot God. Mijn gebed is dat het mag bijdragen aan het gebed van iedereen die dit leest, opdat God in alle gebeden de erkenning krijgt die Hem als Heer over hemel en aarde toekomt.
Zijn Naam moet alle eer ontvangen.
1
Inhoudsopgave:
___
__ ___Blz
Waarom dit boekje over bidden? ................................................................................... 3 1.
Bidden in de bijbel. .............................................................................................. 4
2.
Het “onze Vader”. ................................................................................................ 5
3.
Het hogepriesterlijk gebed..................................................................................... 8
4.
De gebeden van Jezus voor zijn gevangenneming. ................................................. 10
5.
De gebeden aan het kruis. .................................................................................. 12
6.
Het spreken van God met Adam. .......................................................................... 14
7.
Kaïn en Abel. ..................................................................................................... 16
8.
Het gebed van Abraham voor het behoud van Sodom. ............................................ 17
9.
Het gebed van Eliëzer de knecht van Abraham als hij een vrouw zoekt voor Isaak. .... 19
10. De biddende Mozes, ondersteund door Jozua en Aaron, tijdens de slag met de Amalekieten. ..................................................................................................... 21 11. Het bidden van Daniël. ....................................................................................... 24 12.
De gebeden in het boek Jona. ............................................................................. 27
13. Het bidden in het nieuwe testament. .................................................................... 31 14.
Drie maal een bevrijding uit de gevangenis. .......................................................... 33
15.
Bidden in de brieven van Paulus. ......................................................................... 38
16.
Bidden in de brief van Jakobus. ........................................................................... 41
17.
Onverhoorde gebeden ........................................................................................ 44
18
Welke aanwijzingen kunnen we uit het voorgaande trekken voor ons gebedsleven? ... 48
2
Waarom dit boekje over bidden? In onze stad kwam ik al weer enkele jaren geleden in contact met Het Huis van Ontmoeting en Gebed. Ik mocht deelnemen aan de oprichting en inrichting daarvan en bleef ook daarna betrokken. Het Huis van Ontmoeting en Gebed is interkerkelijk. De meeste protestantse kerken in onze stad zijn vertegenwoordigd. Echt een aanrader om op die manier bezig te zijn met kerkelijk werk. De ontmoeting en de gebruiken, de andere manieren van spreken over het leven als christen, dat geloof ook uitdragen op een laagdrempelige manier, is mooi om mee te maken. De kerken zijn zo aanwezig midden in de stad. Stad op een berg, de liefde van Christus laten zien aan de gewone passant die mogelijk niets heeft met geloof en kerk. Die verschillende manieren van doen en spreken vormen op veel punten een verrijking en laten zien hoe de Geest van God zijn werk doet in de verschillende kerken. Gelijktijdig ontstaat natuurlijk ook het vragen aan elkaar, waarom doen jullie dit zo en waarom is dat bij jullie weer anders. Een gevoelig punt is het spreken over het gebed. De manier waarop mensen bidden is soms zo anders. Waarom bidden mensen in de “ik” vorm, waarom bidden mensen soms uren achter elkaar? Waarom kringgebeden en waarom soms zo dwingend? Waarom gebedsstrategieën, nacht van gebed, 24/7, gebedsmarathon…? In dit boekje probeer ik vanuit de bijbel te kijken naar bidden. Het is niet mijn doel om te oordelen over mensen die anders bidden dan ik. Wel hoop ik dat de lezer met mij nadenkt over bidden. Als dat nadenken gebaseerd is op het Woord van God zelf, dan mogen we daarop de werking van Gods Geest verwachten. Geen woord dat door de Heer gesproken is keert leeg terug.
Nijkerk 2014. Klaas Dijkstra.
3
1.
Bidden in de bijbel.
De bijbel is het Woord van God. Bidden wordt vaak gezien als spreken met de God van de bijbel. Die God, zo belijden we, is de schepper van hemel en aarde. Niet zo maar iemand, geen beeld, geen natuurverschijnsel of wat dan ook, nee uw, jouw en mijn maker. Die God heeft op een hele bijzondere manier aan ons zijn Woord gegeven. Opgeschreven door mensen, die geïnspireerd werden door zijn Geest. Daar zijn vele eeuwen over heen gegaan. Oorspronkelijk in de oude talen Grieks en Hebreeuws, nu vertaalt in vele talen en verspreidt over de hele wereld. Toch, ondanks wellicht veel verschillen tussen de vertalingen houden we vast aan de gedachte dat God in zijn Woord naar mensen toekomt. Uiteraard kunnen we discussiëren over de verschillen, maar God zelf gaat in zijn grote macht die discussie ver te boven. Luisteren naar dat Woord omdat het Gods woord is, kan ons veel leren, en dat doen vele christenen al vele eeuwen lang. Nu dus specifiek gericht op bidden. Ik ga proberen de bijbel door te nemen en een aantal plekken waar het over bidden gaat eruit te lichten, daar over nadenken en proberen lijnen te vinden die kunnen helpen bij het nadenken over bidden. Het meest bekende gebed in de bijbel is ongetwijfeld het “onze Vader”. Het gebed dat de Here Jezus ons zelf heeft geleerd. Daarnaast zijn er nog meer bekende gebeden in de bijbel. Het hogepriesterlijk gebed. Het gebed van de Here Jezus in Getsemané en aan het kruis. Het spreken van Adam met God. De gebeden van Kaïn en Abel Het gebed van Abraham voor het behoud van Sodom. Het gebed van Eliëzer de knecht van Abraham als hij een vrouw zoekt voor Isaak. De biddende Mozes, ondersteund door Jozua en Aaron tijdens de slag tegen de Amalekieten. Het bidden van Daniël. Het gebed van Jona als hij is opgeslokt door het zeemonster en later als hij wacht op de vernietiging van Ninevé. Het bidden van de apostel Paulus op verschillende plaatsen in de door hem geschreven bijbel-boeken. Het bidden van Jacobus. Voorbeelden genoeg dus.
Op de meeste plaatsen waar verwezen wordt naar of geciteerd wordt uit de bijbel heb ik de NBV, de Nieuwe Bijbel Vertaling gebruikt. Het is van harte aanbevolen om deze of een andere vertaling bij de hand te hebben om de betreffende gedeeltes daarin te lezen. Zeker als ik kort enkele woorden uit de bijbel heb gebruikt voor een snelle typering van wat er gebeurt.
4
2.
Het “onze Vader”.
In Matteüs 6 wordt vanaf vers 9 de tekst van dit wereldwijd bekende gebed genoemd. In Lucas 11 vanaf vers 2 lezen we ongeveer dezelfde tekst. Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Andere handschriften geven als aanvulling verder aan: Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen. In Matteüs 6 wordt dit gebed door de Here Jezus zelf gegeven als onderdeel van een reeks aanwijzingen en instructies, beter bekend als de bergrede. In Lucas 11 wordt door zijn leerlingen gevraagd: “Heer leer ons bidden”. Het antwoord van Jezus is dan: Wanneer jullie bidden zeg dan: Vader, laat uw naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen. Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven iedereen die ons iets schuldig is. En breng ons niet in beproeving De context waarin beide teksten staan verschillen nadrukkelijk zonder overigens strijdig met elkaar te zijn. Ik kom daar later op terug. Wat in eerste instantie overeenkomt, is dat het vooral korte teksten zijn. Kort en bondig. Iedereen kent dit gebed. Als je ook maar iets met geloof of kerk hebt dan ben je hiermee bekend. Het kan een iets andere vertaling zijn, maar bekend is het. Wat ook klip en klaar is dat deze tekst door Jezus is gedicteerd. Dat is voor mij het argument bij uitstek om in dit boekje met dit gebed te beginnen. Uitgangspunt nemen in Jezus eigen woorden als het gaat over een teer onderwerp, is belangrijk. Iemand uit de groep mensen van de eerdergenoemde stichting zei eens dat hij het vreemd vond dat in de kerken zo weinig aandacht was voor gebed. Ik kon dat plaatsen noch herkennen. In mijn gemeente wordt namelijk circa één maal per jaar een serie preken uitdrukkelijk gewijd aan uitgerekend dit gebed, het Onze Vader. In onze gemeente(n) wordt als regel één maal per zondag gepreekt met als uitgangspunt de bekende Heidelbergse Catechismus. Deze geloofsbelijdenis is één van de drie formulieren van eenheid. Mede daarop zijn voor zover ik weet alle protestantse kerken in Nederland gegrond. (De andere twee zijn de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels) Ik neem u even mee naar die Heidelbergse Catechismus. In dit kerkelijk leerboekje uit 1563 wordt in 52 lessen, zondagen genoemd, in korte vragen en antwoorden de kern van het christelijk geloof uitgelegd. Door elke zondag één zo’n les te bespreken zou je dus in theorie één maal per jaar die hele catechismus doornemen. Dat pakt in de praktijk meestal wel wat anders uit, maar dat terzijde. De hoofdstukken zijn geclusterd in drie delen. Het eerste deel gaat over het feit dat wij mensen zijn die door eigen schuld leven in diepe ellende. Het tweede deel over de manier waarop wij uit die ellende verlost en gered kunnen worden. Het laatste deel gaat over onze reactie op die redding, namelijk dankbaarheid en toewijding aan onze redder.
5
Het gebed, het “onze Vader” staat in het laatste deel, van de dankbaarheid en de toewijding, zondag 45 tot en met 52. Vanaf zondag 46 volgt dan uitleg en toelichting op de verschillende gebeden in het Onze Vader. Het is zeer aanbevolen deze teksten eens te lezen. Het geeft diepgang aan datgene wat we soms zo oppervlakkig zeggen bij het gebruik van dit gebed. Tegelijk is des te meer opvallend dat onze Here Jezus dit niet zo uitgebreid dicteert als het in de catechismus staat. Hij houdt het kort. De catechismus zegt in zondag 45 dat het gebed het belangrijkste aspect is van onze dankbaarheid die God van ons vraagt. Hij wil zijn genade en geest geven aan wie hem vragen en hem danken. En dan mogen we alles vragen wat nodig is voor ons leven met God en in zijn rijk. Tegelijk wijst de catechismus op het sobere Onze Vader. Waarom kort? Wat leren we hiervan? Mag het niet langer? Antwoord vinden we in de eerder genoemde Bergrede in Matteüs 6. Doe dingen niet om daardoor zelf beloond te worden…. Geef geen giften weg met als doel daarom zelf geprezen te worden... Ga niet publiek staan te bidden om te laten zien hoe goed je zelf wel niet bent… Bid niet eindeloos lang met als doel daardoor verhoord te zullen worden, want jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. De teneur in dit gedeelte is dat God nederigheid wil. Doe het allemaal niet om er zelf beter van te worden of hoger te worden aangeslagen door je omgeving. Het gaat niet om je eigen eer, maar om de eer van God je Schepper. Hij wil dat je Hem ziet en eert als de Grote schepper en onderhouder van alle dingen, inclusief uw en jouw bestaan. Zonder hem is er geen leven denkbaar. Hij is het zelf die u en jou de levensadem gaf en geeft. Genesis 2: 7. In die verhouding is het volkomen logisch dat als je iets van God wilt, dat je hem dat vraagt en hem daarvoor ook dankt. Zoals kinderen hun ouders netjes vragen om iets wat ze nodig hebben. Daarin schuilt eerbied en respect voor degene die boven je staat. Je weet je plaats. In kerktaal hebben we het dan over verootmoediging, jezelf klein maken. Dat is niet hetzelfde als dat je als mens nutteloos of zonder waarde bent o.i.d. Plaats het in het perspectief van Schepper tot schepsel, een schepper die tegelijkertijd zielsveel houdt van wat hij gemaakt heeft en andersom. De intimiteit van een perfecte Vader - kind relatie. Veel mooier nog dan de vergelijkbare aardse relatie tussen een vader / moeder en zijn of haar kind. Dit gebed begint niet voor niets met ‘onze Vader in de Hemel’. Daarnaast spreekt uit die houding ook kinderlijk vertrouwen. Degene aan wie je het vraagt kan ook geven waar je om vraagt. Zeker in de verhouding van mens tot God. God is de almachtige, alles heeft hij gemaakt. Voor hem is niets onmogelijk. Met name dat laatste aspect van vertrouwen komt sterk naar voren in Lucas 11. Expliciet, dat aspect van netjes vragen in de juiste verhouding, is bidden. In Matteüs 6: 8 staat feitelijk dat vanuit God bezien het bidden niet nodig is. Hij, de alwetende God, zou die afhankelijk zijn van ons gebed? Nee toch! Hij weet al voor wij het vragen wat wij nodig hebben! Hij overziet werkelijk alles wat er gebeurt in zijn schepping. Niets ontgaat hem. Daar gaat het niet om. God wil aanbeden worden, zodat hij uit de erkenning die blijkt uit de biddende houding van de mens, door die mens de lof ontvangt die hem toekomt. Door te bidden erken ik God als mijn meerdere, als mijn hemelse Vader, als mijn schepper. Is die erkenning dan zo belangrijk? Jazeker. Die erkenning of ontkenning is nu precies het punt waar het fout ging en nog steeds vaak fout gaat in de relatie tussen God en mens. Adam en Eva in het paradijs ontkenden het gezag van God door te eten van de boom waarvan God had gezegd: daarvan mag je niet eten. En vandaag ligt het nog steeds in het karakter van de mens om dingen zelf te doen. Het is vandaag “not done” om afhankelijk te zijn van iemand, laat staan van een god die buiten beeld is en slechts in een eeuwenoud boek beschreven wordt. Ook christenen ontkomen niet aan die zelfzucht. Het zit als het ware in de genen van ieder mens. De erkenning die blijkt uit het bidden tot God, is fundamenteel en essentieel in de relatie tussen God en mens. Niet zo zeer de woorden, de inhoud of de uitingen, maar de erkenning is waar het in het gebed om gaat.
6
Een oud lied zegt treffend: “Door geen bekommeringen, geen klagen en geen pijn, laat God zicht iets ontwringen. Hij wil gebeden zijn!” Is de inhoud van het gebed dan niet van belang? Natuurlijk wel! Ook de inhoud van het gebed is mede bepalend voor de eerbied en het respect die je God aanbiedt. Daarom is het goed om, zeker in gezelschap, hardop te bidden. Het “Onze Vader” staat niet voor niets in de wij vorm geschreven. Denk er maar over na, wat je zegt en vraagt aan de God van je leven. Dat kost heel terecht de nodige inspanning. Maar besef tegelijk dat God je door en door kent. Hij weet wat jij wilt vragen. Ook wat je zegt moet voor alles gericht zijn op de eer en erkenning van God. Zo kun je van hem alles vragen, zo mag je hart en ziel voor hem uitstorten. Daarin erken je hem als de God van wie je alles verwacht. Zo mag je ook verwachten dat hij luistert zoals hij het heeft beloofd. De inhoud van het Onze Vader laat dat ook prachtig zien. Behalve kort is het ook kinderlijk eenvoudig opgezet en geformuleerd. Geen draken van zinnen, maar gewoon. Zoals een kind tot zijn vader spreekt. Geen omhaal van woorden, klip en klaar. Het ligt niet in mijn bedoeling om de inhoud van het Onze Vader helemaal door te spitten, dat is werk voor theologen. Maar de structuur is toch iets om even bij stil te staan. Het begin kenmerkt zich door de erkenning van wie God is in de relatie met ons. Onze Vader in de hemel. Uw naam, uw wil, uw koninkrijk…. Die machtige God, is het adres voor ons gebed. Met hem en niemand minder treden we in gesprek. Hij de heilige, de almachtige, de grote schepper en tegelijk onze Vader. Hij is niet alleen mijn vader, maar de vader van al zijn kinderen. Zie de verbondenheid van alle christenen over heel de aarde en door alle eeuwen heen. We bidden in verbondenheid als gezin, als kerk van nu, van voorheen en in de toekomst. Jezus leert ons in de wij vorm te bidden en niet voor niets. God is niet de vader van individuen, maar van een gemeenschap van broers en zussen in het geloof door de eeuwen heen en tot in eeuwigheid. Ik kan een persoonlijke relatie met God ervaren, maar dat kan nooit los gemaakt worden van de gemeenschap van Gods kinderen. Dat wil niet zeggen dat we nooit in de ik-vorm zouden kunnen bidden, maar hier ligt wel een duidelijke aanwijzing. God is niet alleen mijn vader, maar ook van alle andere broers en zussen in het geloof. Dan in het tweede deel leert Jezus ons te bidden voor de dingen van het leven. Brood, als eenvoudig symbool voor al onze lichamelijke benodigdheden. Heel opvallend is dat deze bede in volgorde voorafgaat op het gebed om vergeving van zonden. Duidelijk is dat lichamelijke (brood) en geestelijke benodigdheden (vergeving) we bij God moeten zijn. Zie weer de erkenning van afhankelijkheid. Niet de bakker of de arts, niet de dominee of de psycholoog. Bij God is alles verkrijgbaar. Hij heeft recht op dat kinderlijk vertrouwen. Brood dat je zelf hebt gehaald bij de bakker, genezing door de inschakeling van een arts is verhoring van dit gebed. Het tweede deel gaat dieper als het gaat om het gebed om ons niet in beproeving te brengen en ons te redden uit de macht van het kwaad. De beproeving doet opnieuw denken aan de foute keuze van Adam en Eva. De beproeving van het zelf willen doen. Onafhankelijk van God willen zijn. Daar zit de bron van het kwaad. Dit gebed is opnieuw en opnieuw God erkennen als de ene en ware God. Tenslotte gaat het onze Vader over in de lof op Gods grote naam. Hoe kan het ook anders als het hele gebed als het ware een aaneenschakeling is van God erkennen als de absolute meerdere van al het geschapene. Dan kun je feitelijk niet anders dan hem bejubelen, hem loven en eren om wie hij is. De driedeling in dit gebed met in ieder deel een eigen karakter getuigt in al zijn eenvoud van de perfectie van de auteur Jezus, de zoon van God. Hij leert ons bidden. Laten we zijn les ter harte nemen.
7
3.
Het hogepriesterlijk gebed.
Het zogenaamde hogepriesterlijk gebed staat in het bijbelboek Johannes hoofdstuk 17. De term hogepriesterlijk gebed zie je staan als hoofdstuk aanduiding in meerdere vertalingen van de bijbel. De nieuwe bijbel vertaling kent dit opschrift niet. Ten opzichte van het Onze Vader is zeer opvallend dat dit een omvangrijk gebed is van dezelfde auteur Jezus Christus. Het karakter is totaal anders. Ook is opvallend dat Jezus in de “Ik vorm” bidt. Daar gaan alle stellingen en conclusies uit het vorige hoofdstuk…. Als dat zo is dan hebben we hier en nu te maken met tegenstelling in het Woord van God. Twee gebeden van dezelfde auteur die zo geheel anders zijn. Er zijn evenwel ook overeenkomsten. Jezus spreekt vol ontzag en eerbied tot zijn Vader. Dat is dezelfde Vader in de hemel als in het vorige hoofdstuk over het “Onze Vader”. Laten we eerst duiken in de achtergrond van dit gebed en daarna nadenken over het karakter ervan. Het gebed staat in het Johannes-evangelie vermeld. Dit gebed van Jezus is uitgesproken tijdens of na de laatste maaltijd voor hij gevangen genomen werd. Daar waren de discipelen aanwezig m.u.v. Judas. Johannes schrijft over de periode tussen het vertrek van Judas de verrader (Johannes 13:30) tot aan het vertrek naar de Olijfberg (Johannes 18) zeer uitgebreid. De Here Jezus heeft aan die tafel nog geweldige dingen gezegd tegen zijn leerlingen. Woorden van bemoediging en ten afscheid. De wereld zal jullie haten, maar wees niet bang. Ik heb alle macht. Vertrouw op God en ik zal een plaats voor jullie gereedmaken in het koninkrijk van mijn Vader. En de uiterst bekende woorden Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ook de belofte van de pleitbezorger, de heilige Geest. En als Jezus dan al deze geweldige dingen gezegd heeft volgt dit prachtige gebed. De Zoon spreekt tot zijn Vader, aan het einde van zijn werk op aarde. Zijn opdracht is bijna vervuld. Nu volgt nog de climax. Lijden, uitgeworpen worden, van God en mensen verlaten, sterven. Voor Gods laaiende toorn opdraaien en de doodstraf dragen. Vlak voor dat einde, waarvan Jezus heel goed wist dat dit nu zou komen, dit grote gebed. Wie is deze Jezus, wie is hij dat hij zo is, doet en spreekt. Het is de volmaakte mens in zijn volle liefde zoals God de mens geschapen heeft. Die geen enkel kwaad in zich heeft. Volkomen in liefde en toewijding aan God en mens. Die zichzelf als verlosser, als redder opoffert voor de aan het kwaad ten prooi gevallen mens. Bij het woord offeren denk je aan priesters die in de tempel dieren offerden als beeld van schuld betaling. Het dier stierf in mijn plaats voor mijn schuld. Het werd verbrand voor het aangezicht van God in de tempel. Het is eeuwen doorgegaan in die tempel. Het was nooit genoeg. Eenmaal per jaar mocht de hogepriester in het meest heilige deel van de tempel komen om de ark van het verbond te besprenkelen met bloed. De grote verzoendag. Maar ook daar de herhaling, ieder jaar opnieuw…. Hier in Johannes 17 zien we de priester die het laatste offer brengt. Zijn eigen leven. De offerdienst komt hier tot zijn climax. Geen dier, geen ander schepsel, ook de mens zelf niet kan de laaiende toorn van God over onze ontkenning van zijn majesteit dragen. De eeuwige toorn. Wie zou die in volkomen liefde kunnen dragen. Jezus, mens geworden door geboorte uit de Maagd Maria. Jezus Gods zoon, verwekt door de heilige Geest zonder toedoen van een man. Zoon van God, zelf God en tegelijk mens zonder in de bloedlijn, de erfenis van zonde, te staan vanaf Adam. Via hem en hem alleen kan de laaiende en eeuwige toorn van God gestild worden en tegelijk recht worden gedaan aan Gods oordeel over de ongehoorzaamheid, de ontkenning door de mens. De naam hogepriesterlijk gebed die in de vertalingen is meegekomen is een uitstekende kwalificatie. Jezus de hoogste priester. Dit geweldige gebed van Jezus is geen voorbeeld-gebed zoals het Onze Vader. Hier bidt Jezus zelf. Zeer intiem. Zoon tot Vader. We zouden ons bij wijze van spreken uit respect moeten terugtrekken. Toch hoeft dat niet. Het is opgenomen in Gods boek en daarom publiek leesbaar. Dat is nooit zonder doel. We zien hier onze Heer bidden tot zijn Vader in de hemel, voor zijn kinderen, zijn gemeente hier op aarde. Jezus zelf pleit bij de Vader voor ons. Geweldig! Wat een bemoediging om te lezen wat hij in onze plaats en voor ons vraagt aan zijn Vader. En dat doet hij nog steeds. Alles brengt hij voor de troon van God. Niets ontgaat hem. Wij hebben een geweldig 8
voorbidder in de hemel. Onze advocaat. Hij pleit daar dag en nacht en brengt ons constant onder Gods aandacht. Dat gaat veel verder dan wij kunnen verzinnen. Hij doet dat niet op ons verzoek, maar uit zichzelf. Hij heeft ons met zijn eigen bloed gered van het eeuwige oordeel. Zou hij, onze redder, niet het allerbeste voor ons willen. Hij ziet uit naar het feit dat wij één zijn zoals hij één is met zijn Vader. Hij ziet uit naar de dag dat we één zijn met hem in het koninkrijk van zijn Vader. Als we zo naar de achtergrond en het karakter van dit gebed kijken ontstaat een geweldig perspectief. Ons gebed en zijn gebed staan in één lijn, hoe kan het ook anders. Wij bidden eenvoudig, haast stamelend, klein, beperkt. Wie zijn wij ten opzichte van de eeuwige. Toch heeft Jezus ons een volmaakt gebed aangereikt. Bid maar tot God. Erken hem maar als je schepper. Ik, Jezus, sta voor Gods troon. De Vader en Ik zijn één. Ik, Jezus in eigen persoon pleit voor jullie bij de Vader. Ik vergeet niets, zie niemand over het hoofd. Bovendien heb ik recht van spreken. Ik, de hoogste priester, heb jullie straf gedragen en overwonnen. Ik leef en jullie met mij. Jezus spreekt heel terecht in de “Ik-vorm”. Hij voor ons. De hogepriester die pleit voor zijn volk. Er opent zich hier een geweldig perspectief. God kent ons door en door. Hij weet wat we nodig hebben. Jezus pleit voor ons. Daarbij vergeleken is ons gebed kinderspel. Jezus vervolmaakt eigenhandig ons gebed. Denk nooit te klein van God noch van zijn zoon. God heeft onze hulp niet nodig. Wij, wij hebben het nodig om hem te erkennen als onze God en Koning. Het is een geweldige bemoediging dat te weten en te geloven. Jezus biddend aan het werk te zien. Voor mensen die niet meer kunnen of willen bidden. Ouders die hun kinderen zien wegtrekken uit het geloof en de kerk. Ouderen of jongeren die niet meer kunnen bidden vanwege verstandelijke achteruitgang. Zie onze Heer in de hemel biddend voor Gods troon. Niets ontgaat hem. Uw en jouw naam worden constant genoemd voor de troon van God.
9
4.
De gebeden van Jezus voor zijn gevangenneming.
Na het hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17 volgt in Johannes 18 onmiddellijk de gang naar de olijfberg. Johannes beschrijft niet zelf de gebeden van Jezus zoals we die wel kennen uit de andere evangelie schrijvers: Matteüs 26: 36 e.v.; Marcus 14: 32 e.v. en Lucas 22: 39 e.v. Door de aanduiding van Johannes aan het begin van hoofdstuk 18 wordt in relatie tot hetzelfde moment in de andere evangeliën wel duidelijk dat het hogepriesterlijk gebed niet hetzelfde gebed is zoals Jezus in de olijfgaard Getsemané gebeden heeft. De gebeden in de tuin van Getsemané hebben opnieuw een geheel ander karakter. Jezus is onrustig en angstig. Hij laat de grote groep leerlingen achter. Petrus, Jakobus en Johannes mogen weliswaar dichter in de buurt blijven, maar Jezus zondert zich af en bidt alleen. We zien een hartverscheurend tafereel. Jezus werpt zich ter aarde en bidt tot zijn Vader. “Neem deze beker van mij weg, maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt” We zien hier de mens Jezus. De lijdende mens. Hij weet wat gaat komen. Dat lijden, die pijn, het kruis, ja de kruisdood. Hoon en smaad. Beledigingen en scheldpartijen. Hij wordt te schande gemaakt. Geselingen, stompen en slaan. Vreselijk, maar het gaat oneindig veel dieper. De zonde dragen van de hele mensheid, alles wat kapot is gemaakt. Hij gaat de doodstraf op zich nemen terwijl hij zelf volledig onschuldig is. God ziet hem als de schuldige bij uitstek. Alles komt op hem neer. En met die zondige mens wil God niets, maar dan ook niets te maken hebben. God de vader verlaat zijn geliefde zoon. God moet hem niet, de wereld moet hem niet. Dat is wat het kruis symboliseert. De hemel moet hem niet, de aarde moet hem niet. Totale verlatenheid. Dat is wat Jezus beseft als hij smeekt “laat deze beker aan mij voorbijgaan”. En tegelijk “uw wil geschiede”. De opoffering van de mens Jezus gaat je als het goed is door merg en been. “Laat niet gebeuren wat ik wil”, bidt Jezus. De woorden “ik wil” zijn voor ons mensen herkenbaar. Dat is het zelf willen doen en bij voorkeur anders dan God het wil. Jezus zegt: “niet wat ik wil”. Dat is precies het tegengestelde. Hij blijft in alles wel gericht op zijn Vader. Toch suggereert de tekst dat Jezus iets niet wil, wat wel moet gebeuren. Hij beseft ten volle wat er staat te gebeuren. God, zijn Vader, gaat hem verlaten. Dat is het verschrikkelijke. De Vader en de Zoon die van eeuwigheid één waren. Dat is, denk ik, wat Jezus niet wil. Verlaten worden door zijn Vader. De diepte daarvan is voor ons niet te begrijpen. Sterker nog, hoe gemakkelijk keren wij God de rug toe en verlaten we hem? Welke trouw blijkt uit deze woorden van Jezus. Hij weet dat hij door zijn Vader verlaten moet gaan worden en ook dat dit zeker zal gebeuren. En hij staat daar ook achter. Toch blijft hij verlangen om één te blijven met zijn Vader. Hij buigt zijn hoofd voor zijn Vader en zegt wat wij hadden moeten zeggen: “NIET wat ik wil”. “Uw wil moet worden gedaan”. Hij is trouw aan zijn Vader én trouw aan de mens. Dat dilemma vraagt om zijn opoffering in de meest letterlijke betekenis De nood is hoog. Drie maal bidt hij hetzelfde. De teksten doen vermoeden dat Jezus driemaal een uur heeft gebeden. Een worsteling in gebed. Hem werd het bloedige zweet uitgeperst. Wat een worsteling! En hoe herkenbaar is dit. Worstelen in gebed met de Vader in de hemel. Veel christenen zullen dit kennen. Worstelen in of met het gebed. Ik heb al zo vaak gebeden, maar de hemel lijkt gesloten, het helpt allemaal niets. Mijn kwaal is nog steeds niet genezen, mijn kinderen hebben niets meer met het geloof, nog steeds heb ik geen kindje gekregen, ik worstel met mijn geaardheid, ik wil zo graag een levenspartner, ik ben ongeneeslijk ziek, maar mijn taak in m’n gezin …. Worstelen in gebed. De hemel zwijgt. Er gebeurt niet wat ik vraag. Hier zien we onze Heer, liggend op de grond, zijn eigen Vader smeken om het wegnemen van zijn lijden en sterven, zijn doortocht door de hel. Zijn Vader heeft ongetwijfeld geluisterd naar de smeekbede van zijn zoon. Maar Gode zij dank, heeft hij niet bewilligd in dit verzoek van zijn zoon Jezus. De wil van de zondige onvolmaakte mens is tegen God in gaan. Ontkenning. De wil van de rechtvaardig mens Jezus, is de wil van God. Erkenning. God de Vader is één met zijn zoon. Zij willen hetzelfde. God en zijn Zoon Jezus willen maar één ding en dat is uw en mijn welzijn. U en ik als volmaakte mensen levend voor hem. In het niet verhoren van dit gebed van de mens Jezus ligt besloten de garantie dat hij naar u en mij zeker luistert en uw en mijn gebed zeker verhoort. Door het gebed van Jezus niet te verhoren, stierf Jezus voor uw en mijn schuld. Daarmee heeft hij de bron van het kwaad voor altijd overwonnen. De bron van mijn ellende vandaag, ziekte, eenzaamheid, verdriet, onvolmaaktheid, is weggenomen. De weg naar volledig herstel is ingeslagen. Nog steeds is 10
er veel te lijden. De vreselijke gevolgen van de zonde worden nog steeds voltrokken aan de onvolmaakte mensheid. Doet het u en mij worstelen in gebed om de komst van Gods koninkrijk, met reikhalzend verlangen uitzien? Of vinden we het leven nog wel aardig fijn en mag Gods rijk nog wel even wachten? Jezus vestigt onze aandacht op de wil van God. Laat dat ook onze wil zijn. Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede… “Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn…”. Joh. 17 : 21. Dat maakt het lijden nu niet ineens dragelijker, maar neemt hopelijk wel de gedachte weg dat God u of mij niet hoort. Het lijden nu, hoeven we niet meer te zien als de straf op zonde. Jezus heeft de zonde gedragen aan het kruis. In hem zijn we vrij van de zonde. Onze ervaring van onvolmaaktheid, ziekte, pijn en verdriet zijn uitingen van de gevolgen van de zonde. Jezus heeft de oorzaak, de bron van de zonden overwonnen. Genezen vandaag heeft het karakter van dweilen met de kraan open. We worden weer ziek en eens zullen we sterven. Jezus zorgt er voor dat we een eeuwig leven voor ons hebben in volmaaktheid. Daarvoor moest hij letterlijk de hel ondergaan. Een gifbeker die hij moest drinken. Zijn Vader verhoorde toen al onze gebeden “leid ons niet in verzoeking maar verlos ons uit de macht van het kwaad”. Jezus ging er aan kapot, zo verloste hij ons uit de greep van het kwaad. Jezus was behalve mens ook God. Hij heeft uit eigen kracht de verhoring van onze gebeden bevestigd en bekrachtigd met zijn glorieuze opstanding uit de dood. Ere zij aan God de Vader en ere zij aan God de Zoon.
11
5.
De gebeden aan het kruis.
Uit de vier eerste boeken van het nieuwe testament kunnen we de zeven zogenaamde kruiswoorden van Jezus samenstellen. Niet een van de schrijvers vertelt ze alle zeven. Allemaal op een rij levert het volgende beeld op. 1. Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. Lucas 23:34 2. Nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn. Lucas 23: 43 3. Dat is uw zoon; dat is je moeder. Johannes 19:26 4. Eloï, Eloï lema sabachtani. Matteüs 27:46 en Marcus 15:34 (Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten.) 5. Ik heb dorst. Johannes 19: 28 6. Het is volbracht. Johannes 19: 30 7. Vader, in uw handen leg ik mijn geest. Lucas 23:46. De eerste, de vierde en de zevende van deze rij kunnen we als korte gebeden zien. In het kader van dit boekje is het goed om ook deze laatste gebeden van Jezus te bestuderen. Het beeld is ronduit vreselijk. Onze Heer in het dieptepunt van zijn lijden. Hangend aan het kruis, het vloekhout. Hij is al tot op het bot vernederd, onschuldig veroordeeld, bespot, gegeseld bespuugd en geslagen. Hij heeft het kruis met zich mee gedragen tot de plaats waar hij daadwerkelijk aan het kruis is gespijkerd. De vreselijke pijn van een mens hangend aan een kruis na al die verschrikkingen die er aan voorafgingen. Daar bovenuit gaat nog de onschuld van deze rechtvaardige mens. Hij hangt daar niet omdat hij ook maar iets verkeerd had gedaan. Hij lijdt onder Gods vloek over mijn en uw zonden. Hij draagt de eeuwige toorn van God in mijn plaats. Het eerste gebed is een bede om vergeving, voor degene die hem hebben opgehangen. Maar wie worden daarmee bedoeld? De soldaten, de menigte die hem was gevolgd, of bedoelt Jezus wellicht allen voor wie hij nu in de plaats treedt. U en ik, de hele in zonde gevallen mensheid. Hoe dan ook, het eerste gebed aan het kruis: Vader vergeef het hun…. Jezus blijft ook nu trouw aan zijn Vader en toegewijd aan zijn opdracht. Liefdevol kijkt hij naar degene die hem op het hout spijkerden, die hem geselden, bespuwden en bespotten. Hij vloekt of vervloekt niemand van hen. Hij scheldt noch tiert. Heb uw vijanden lief in optima forma. Zijn Vader, die hem dit laat ondergaan en die op het punt staat hem te verlaten, blijft hij respectvol Vader noemen. Dit is mijn Heiland, mijn redder, trouw tot in de dood, trouw tot in de hel. Dit is dezelfde Heer die nog altijd voor u en mij instaat voor de troon van God. Het tweede gebed “mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten”. Deze bede komt nadat het midden op de dag drie uur donker is geweest. Jezus aan het kruis. Symbool voor uitgestotene. God wil hem niet, de aarde wil hem niet. Zelfs de zon wil hem niet. Jezus ondergaat letterlijk het rijk van de duisternis, de hel. Dat is de plaats waar God niet is. Verlaten door zijn Vader met wie hij van eeuwigheid één was. Voor Jezus stierf onderging hij bij zijn volle bewustzijn het ergste wat een mens kan overkomen: God laat je alleen, hij trekt zich terug, is er niet meer. De God die je het leven schonk door zijn adem in je neus te blazen, die God laat je volkomen in de steek. Ondertussen drukt onze zonde op Jezus. Precies dat is de reden dat God zijn zoon verlaat. God haat de zonde zo erg dat hij zijn eigen zoon verliet omdat hij alle zonden op zich had genomen. Dat is letterlijk leven in de hel. Als Jezus dat stuk van de straf heeft voltooid, keert het licht terug en dan schreeuwt hij het uit “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” Hij keert zijn Vader niet de rug toe. De liefde overwint. Hij erkent als rechtvaardig mens zijn God en Vader en roept hem aan als de enige en eeuwige God. Met hem mogen we dat ook doen. De relatie is hersteld. Er is weer communicatie mogelijk met de hemel, met God. Nu worden wij nooit meer alleen gelaten door onze God en Vader in de hemel. Na dit gebed van Jezus en de drie uur duisternis lezen we op meerdere plaatsen in bijbel dat het voorhangsel in de tempel scheurt van boven naar beneden. Daarmee onderstreept God dat hij de afscherming tussen hem en ons opheft. De straf voor onze zonde is gedragen en volbracht. De offerdienst in de tempel, de jaarlijkse gang van de hogepriester naar de ark van het verbond in het allerheiligste deel van de tempel is voorbij. Jezus de hoogste priester heeft zijn offer voor eens en altijd gebracht. De hemel is open. Er is een open verbinding met God door Jezus onze verlosser en
12
zaligmaker. Belangrijk gegeven voor iedereen die in geloof bidt tot God, onze Vader in de hemel. De laatste bede: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest”. Aan het einde gekomen van zijn leven op aarde, zijn lijdensweg spreekt Jezus deze woorden. Hij zegt weer Vader tegen God. De strijd tegen het kwaad is gestreden en Jezus heeft overwonnen. De satan is verslagen, de wortel van de zonde vernietigd. De belofte, dat de mens de kop van de slang zal vermorzelen is hier uitgekomen. De Zoon spreekt tot zijn Vader en legt zijn leven in zijn handen. De Zoon is hier de mens Jezus. Zo heeft hij geleden en het kruis verdragen. Hij is toegewijd gebleven aan zijn opdracht. Geen scheldpartij geen vloek kwam uit zijn mond, integendeel: “Vergeef het hun”. Jezus, verwekt door de Heilige Geest bij de maagd Maria. Dat leven legt hij nu terug bij zijn Vader. Jezus sterft. ‘Ten dage dat u van de boom eet, moet u sterven’. Ook dat deel van Gods toorn wordt voltrokken. Jezus ging net als alle mensen de dood door. Hij is ons werkelijk gelijk tot in het kleinste detail. Alles heeft hij doorleefd, niets is hem onbekend. Toch is het de Heiland zelf die actief zijn leven overdraagt in de handen van zijn Vader. Het overkomt hem niet. Hij wist dat ook dit zou komen. Hij ondergaat de vloek van God tot in de dood. Daarmee komt definitief een eind aan de dood als vloek, als straf. In Matteüs 27 vanaf vers 51 lezen we dan van zeer bijzondere gebeurtenissen. Het voorhangsel in de tempel scheurde, de aarde beefde en de rotsen spleten; de graven werden geopend en de lichamen van gestorven heiligen werden tot leven gewekt. Wat gebeurt er als het leven zelf neerdaalt in het dodenrijk? “Ik ben de weg de waarheid en het leven”, zei Jezus van zichzelf. Jezus echt God en echt mens, hij brengt leven tot in het dodenrijk. Of hij brengt het dodenrijk tot leven. Hij legt zijn leven in de handen van niemand minder dan zijn Vader. Vader, Zoon en Geest zijn één, niet van elkaar te scheiden. De drie-eenheid in niet werkelijk te begrijpen voor ons gewone mensen. Maar duidelijk is wel dat de volle Godheid in al zijn macht en glorie straalt als Jezus uitroept “het is volbracht”. Als Jezus zijn leven aflegt is dat om als mens te sterven zoals zijn Vader het bij Adam en Eva al had gezegd. En tegelijk is het eenvoudig onmogelijk dat Jezus in het dodenrijk ten onder gaat. Hij is Heer over de dood. Behalve de macht van de hel, wordt hiermee ook de macht van de dood definitief een halt toegeroepen. Jezus staat op, hoe kan het anders. Ere zij aan God de Vader, ere zij aan God de zoon, ere aan de Geest de trooster, de drieenige in de troon. Halleluja. Waarom nu al deze gebeden? Het Onze Vader is het gebed wat Jezus ons heeft geleerd. Het hogepriesterlijk gebed laat ons iets zien van de opdracht en het werk van Jezus tot op de dag van vandaag. De gebeden van Jezus voor en tijdens zijn kruisdood laten ons zien op welke grondslag we mogen bidden. Met dat inzicht kunnen we nu ook leren van andere gebeden in het woord van God.
13
6.
Het spreken van God met Adam.
In Genesis 1: 26 (het eerste boek in de bijbel) staat: God zei: laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over onze schepselen. God schiep hen mannelijk en vrouwelijk en zei tegen hen: wees vruchtbaar en wordt talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag. Ook zei God, ik geef jullie het zaaddragend gewas en de vruchten tot voedsel. In Genesis 2: 7 wordt verteld hoe God de mens heeft geschapen. De man Adam gevormd uit stof, uit aarde, en God blies hem de levensadem in de neus. Zijn vrouw Eva wordt door God gemaakt uit een rib van Adam, nadat Adam alle dieren een naam had gegeven en daarbij geen partner voor zichzelf had gevonden. Het scheppingsverhaal is een uitermate wonderlijk en niet te bevatten geschiedenis. God die alles door zijn woord schept. Een mens boetseren uit klei, lucht in blazen en hij komt tot leven. Een rib nemen en er een vrouw van maken. Een God die spreekt in de wij-vorm. In met name Genesis 2 blijkt dat er hele gewone omgang is tussen God en wat hij heeft gemaakt. Het draagt het karakter van genieten van al die prachtige nieuwe dingen. Het gaat op een hele vanzelfsprekende natuurlijke manier. Wij, de Godheid, inderdaad in meervoud. God zelf wordt genoemd, maar ook zijn Geest. De zoon van God wordt niet met name genoemd. Maar ook hij is ongetwijfeld aanwezig bij de schepping. In Spreuken 8: 22 e.v. lees je daar geweldige dingen over. En ook de mensen Adam en Eva. God kijkt toe hoe Adam de dieren een naam geeft. En als er een levensgezel lijkt te ontbreken in het plaatje schept God op geheel eigen manier Eva. Niet omdat er iets niet klopte in Gods schepping, of dat er toch een klein schoonheidsfoutje in de schepping van God was geslopen. Nee God laat Adam zelf ontdekken wie hij is. Namelijk de geschapen mens: Man en Vrouw. Die ontdekking lees je in vers 23. Gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees … Eén lichaam met mij. Opvallend is dat God wel zijn geest in de neus van Adam blaast, maar dat dit niet wordt gezegd als Eva uit zijn rib is gevormd. Daarmee wordt feitelijk gezegd, dat zij evenals Adam en gelijktijdig met hem die levensadem al had ontvangen. Wonderlijk maar ook prachtig. Man en Vrouw zijn één onlosmakelijk geheel, Mens, beelddrager van God. Die vertrouwelijk omgang met elkaar zet zich voort in Genesis 3. Gezamenlijk lopen zij door de tuin van Eden. En ook als God in de koelte van de avondwind door de tuin wandelt en roept “waar ben je?”, doet dit toch aan als iets wat kennelijk heel normaal was. Er was intiem contact tussen God en mens, met de door hem geschapen prachtige werkelijkheid. Helaas lezen we in Genesis 3 dat de mens verkeerde keuzes maakt. Eerder noemde ik dit al, als de bron van de ontkenning, als tegenhanger van erkenning. De mens deed dingen die God had verboden. Door ongehoorzaamheid, door de begeerte meer te willen dan God had toegekend, pleegde de mens verraad ten opzichte van zijn schepper. Hij ontkende zijn gezag. Het intieme gesprek blijft nog even. God vraagt heel eenvoudig: “waar ben je? Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je van de boom gegeten?” De mens antwoordt. Zie hier een gesprek tussen God en mens. Dat kan dus. Communicatie tussen God en mens. Doe dat eens met de hedendaagse “goden”. Geven beelden antwoord, zegt je bankrekening iets terug, heeft de zon ooit gesproken? Het antwoord van Adam is evenwel teleurstellend. De vrouw die u mij gaf heeft….. Hij schuift de schuld naar degene die één met hem was en nu kennelijk niet meer. Hij schuift de schuld ook naar God als de maker van Eva. De ontkenning zet door en verricht zijn destructieve werk in de hele schepping en ook in de communicatie met de schepper. Wie is Adam om God te oordelen? Is hij niet het klei en is God niet de boetseerder? Gods oordeel is rechtvaardig, die van Adam niet. In zijn oordeel is God ook trouw aan zichzelf. Hij had het gezegd: je zult sterven als je van die boom eet en dat is nu ook zijn oordeel. Niet direct, maar het bederf heeft zich al meester gemaakt van de mens. Niet direct, want God wil een perfecte schepping zonder de aanwezigheid van de dood. Hij is een God van leven. Hij komt direct met de belofte van een nieuwe schepping. De kop van de slang zal worden vermorzeld. Genesis 3:15. God belooft, zij het nog in contouren, een tweede Adam. Hij zal de verstoorde communicatie herstellen. Jezus Christus, van wie we leerden te bidden Onze Vader in de Hemel. Van fundamenteel belang om te weten, dat de communicatie tussen God en mens en omgekeerd normaal is in de schepping die God heeft gemaakt. Dat die verstoord is geraakt 14
door de zonde van ontkenning van Gods gezag door de mens. Dat die hersteld is door Jezus Christus onze Heer. Het maakt ons klein als we naderen voor de troon van God, want dat is wat we doen als we bidden.
15
7.
Kaïn en Abel.
In het vierde hoofdstuk van Genesis wordt eigenlijk heel kort de geboorte en ontwikkeling van de eerste kinderen beschreven. Ze werden geboren, groeiden op en de één, Kaïn, werd landbouwer en de ander, Abel, werd herder. Beide broers brengen op enig moment een offer aan de Heer. De Heer merkte het offer van Abel op, maar voor het offer van Kaïn had de Heer geen oog. Dat was de inleiding op de eerste broedermoord. De broers offeren, dat is een religieuze handeling die niet eerder in de bijbel wordt genoemd. Hoe die handeling is ontstaan is dus niet duidelijk. Wat er feitelijk gebeurt wel. Beide broers staan een deel van hun opbrengst af aan God. De offerdiensten van het oude testament worden pas veel later beschreven in het boek Leviticus. Wat vaak centraal staat bij offeren is dat schuld en zonde symbolisch wordt afgewenteld op het te offeren dier. Een ander aspect is dankbaarheid aan de gever van producten, hetzij graan of vee. De erkenning, daar heb je het weer, van afhankelijkheid van de schepper en onderhouder van al wat leeft. Hier in Genesis 4 zie je vooral dat aspect. Is dit bidden? Spreken met God? Het is in ieder geval het tonen van dankbaarheid aan God. Nergens wordt verder iets gezegd over woorden die zijn gebruikt. Alleen de symbolen. Van Kaïns gift aan God wordt slechts vermeld dat hij de Heer een offer bracht van wat hij had geoogst. Van het offer van Abel wordt expliciet vermeld dat hij zorgvuldig het beste had gekozen om aan de Heer te offeren. Dat is ongetwijfeld de essentie van dit Bijbelgedeelte. De dienst aan God vraagt om uiterste zorgvuldigheid. Niet zo maar iets bij elkaar schrapen en dat is wel goed genoeg, nee met overgave en liefde aan de Heer afstaan om hem te danken. Om hem te erkennen als de goede gever van alles wat leeft. Om te erkennen dat je van hem afhankelijk bent. Ook om te erkennen dat je schuldig staat tegenover hem. Een offer brengen heeft niets te maken met het in leven houden van God. Dat is iets wat in de afgodendienst voorkomt. God heeft geen energie of eten nodig. De mens wel, en daarnaast heeft de mens het nodig om blijk te geven van erkenning en dankbaarheid aan God. Dat is een lijn we in het Onze Vader ook al tegenkwamen. God is niet afhankelijk van onze gebeden. Hij weet alles. Wij hebben het gebed nodig om God te erkennen als onze schepper en redder. De ontkenning / miskenning door Kaïn van God heeft tot gevolg dat God geen acht slaat op zijn offer. Hoe Kaïn dat merkt is niet duidelijk, wel dát hij het opmerkt. De ontkenning leidt vervolgens tot nieuwe ontkenning en destructieve ontwikkelingen. De boosheid in het hart van Kaïn geeft ruimte aan de kwade krachten van de Satan. Het leidt tot scheiding van wat God harmonieus had geschapen. De ene mens staat op tegen de andere met als gevolg broedermoord. God had Kaïn nog gewaarschuwd; biedt weerstand tegen die kwade gedachten anders wordt je er door in beslag genomen. Nu roept God Kaïn ter verantwoording. Waar is je broer Abel? Dat weet ik niet is het antwoord. Ontkenning volgt op ontkenning, het gaat van kwaad tot erger. Hoe bijzonder is het om desondanks Gods grote trouw te zien ook aan Kaïn. Ondanks zijn straf blijft God Kaïn beschermen. Helaas lezen we niet van werkelijke inkeer bij Kaïn. Hij krijgt kinderen en kleinkinderen en zijn voorlopige stamboom eindigt dan bij Lamech. Deze man vond zichzelf zo goed dat hij tegen zijn vrouwen zei dat hij doodslaat wie hem verwondt. Geen respect meer voor de ander, laat staan voor God. Zelfrespect en volkomen ontkenning van God. Adam en Eva waren op 1 dag beide kinderen kwijt. Abel dood en Kaïn op de vlucht. Een doodlopende weg. Zelf doen is niet de oplossing. God geeft nieuw leven, Set wordt geboren. “God heeft mij in de plaats van Abel een ander kind gegeven” betekent dat. In het geslachtsregister van Adam in Genesis 5:3 staat van Set geschreven dat hij evenbeeld was van Adam. Dezelfde woorden die God sprak bij de schepping van de mens. Verder lezen we dat woordgebruik niet meer. Zeer opmerkelijk! De mens blijft ondanks alles evenbeeld van God. God die eenmaal deze titel en opdracht gaf is trouw. Hij neemt die taak niet weg. Het is voor de mens weliswaar bijna onmogelijk geworden die taak te vervullen. Als God zelf daarin niet voorziet zal het de mens niet lukken. In contouren mogen we opnieuw Jezus Christus zien. De mens die wel in staat was om het beeld van God te zijn. Ook Set kreeg een zoon. Enos. In die tijd begon men de naam van de Heer aan te roepen. Met het bidden van vandaag staan we in een lange traditie.
16
8.
Het gebed van Abraham voor het behoud van Sodom.
Deze geschiedenis wordt beschreven in Genesis 18. In de hoofdstukken daaraan vooraf wordt de situatie van Abram beschreven. Veelzeggende dingen gebeuren er in die periode. In Genesis 12, de roeping van Abram uit Haran. “Ga naar het land dat ik u wijzen zal.” Bestemming onbekend, maar Abram ging, in vertrouwen op God. Hij zal de weg wel wijzen. Het geknoei en klein geloof van Abram als hij vanwege een hongersnood in Egypte terechtkomt. De manier waarop God ingrijpt. In Genesis 13 de scheiding tussen Abram en Lot. De keuze van Lot voor de Jordaanvallei, waar het leven in alle opzichten goed leek te zijn. Genesis 14, de oorlog, waarin ook Lot wordt weggevoerd in gevangenschap als inwoner van Sodom en de geslaagde bevrijdingsactie van Abram. Er gebeurt dus heel wat in die periode en met Abram in het land van de belofte. Dan volgt in Genesis 15 de beschrijving van een visioen. In dat visioen maakt God aan Abram duidelijk dat hij de vader van een groot volk zal worden. Dat hij zelf een eigen zoon zal krijgen. Vervolgens zien we in Genesis 16 toch weer dat klein geloof. Abram verwekt Ismaël bij de slavin Hagar. Hoe duidelijk had God beloofd dat Abram zelf op de gewone manier een zoon zou verwekken bij zijn vrouw Saraï. De trouw van God blijkt in alle opzichten groot te zijn. In Genesis 17 bevestigt God zijn belofte aan Abram, maar in Genesis 16 toont God ook zijn trouw aan Hagar en Ismaël. In Genesis 17 stelt God als teken van zijn verbond de besnijdenis in voor alle mannelijke nakomelingen van Abram en zijn slaven. Abram krijgt een nieuwe naam “Vader van vele volken”: Abraham. Teken van het verbond, belofte aan komende geslachten. Gods trouw aan Abraham en zijn nageslacht tot een eeuwig verbond. Dat geslacht moest gezuiverd worden van het verderf van de zonde. Er moest bloed vloeien als symbool van dood, schuld en herstel. Een symbool dat vooruit wijst naar het lijden en sterven van Jezus Christus. Abraham is 99 jaar oud op dit moment in de geschiedenis, als hij opnieuw de belofte krijgt van een eigen zoon uit zijn vrouw Sara. Genesis 18 begint opnieuw met de belofte van een eigen zoon. De Heer zelf verscheen aan Abraham. Dat gebeurde in deze periode met regelmaat. Hoe bijzonder is dat! Rechtstreekse communicatie tussen God en Abraham. Ondanks die kennelijk zeer nauwe band toont Abraham diep respect voor de Heer. Het is geen ontmoeting in de sfeer van vrienden onder elkaar. We regelen het wel even. Zeker niet. Het beste voedsel wordt bereid en zo snel mogelijk. Abraham blijft staan tijdens het eten van de 3 mannen. Abraham buigt diep. Toch vraagt Abraham wel wat hij wil. Respect is niet hetzelfde als slaafse onderdanigheid. God is aanspreekbaar, en geen tiran die nooit luistert. “Laat Ismaël doorgaan voor mijn kind door u beloofd, zegen hem”. Nee is het antwoord. Jij krijgt een zoon samen met Sara en wel over 1 jaar. Maar ook Ismaël zal ik zegenen. Dit is de God van leven. Die zelfs tegen de natuur in, beide zijn al oud en niet meer vruchtbaar, zijn scheppende werk voltrekt. Met deze lange voorgeschiedenis komen we dan aan bij de gebeden van Abraham voor Sodom. Ik schreef al, hoe bijzonder is het dat God, rechtstreeks met Abraham spreekt. God vertrouwt hem zelfs dingen toe die strikt genomen hem niets aangaan. Ook dat is heel bijzonder en let op de volgorde. Ons bidden is ons spreken tot God. Hier zien we dat God eerst iets zegt tegen Abraham. En wat Hij dan zegt is zoiets totaal anders als wat hij kort daarvoor zei, namelijk de belofte van nieuw leven, de geboorte van de zoon van Abraham. God spreekt nu over oordeel en straf. Ondergang voor Sodom en omstreken. Het lijkt haaks op elkaar te staan, is dit de God van liefde, de God van het leven? Ook voor Abraham zal dit niet gemakkelijk zijn geweest. Hij wist dat zijn neef Lot met vrouw en kinderen daar woonden. Hij had het eerder opgenomen voor, onder andere, de koning van Sodom en zo ook voor de stad. (Genesis 14) Dan lezen we Abrahams smeken voor Sodom. Zult u de stad dan straffen als er nog 50 rechtvaardigen wonen? Hoe groot zal die stad geweest zijn? Hoeveel inwoners zou de stad hebben geteld? De bijbel vertelt het niet. Abraham zal wel geen groot getal hebben genoemd met 50. Hij weet immers dat het een stad is met veel onrecht. Dat staat al vermeld in Genesis 13: 13 als Lot ervoor kiest om uitgerekend daar te gaan wonen. De inwoners waren zeer slecht en zondig tegenover de Here. Als hij God wil verbidden met het aantal rechtvaardigen weet hij dat hij geen grote getallen moet noemen. De getalsmatige verhouding tussen onrechtvaardigen en rechtvaardigen zal groot geweest zijn. Kortom een grote stad met veel inwoners. Abraham gaat ver in zijn spreken tot de almachtige. Als de rechter van de hele aarde moet God toch
17
rechtvaardig handelen? Hoe kan hij dan rechtvaardigen met onrechtvaardigen in één straf ombrengen? De Here zegt dan ”ik zal omwille van de 50 onschuldigen de hele stad vergeving schenken”. Hoezo God is liefdeloos? Hij zal niet alleen de stad sparen, hij zal de stad zelfs vergeving schenken staat er. Dat gaat fors dieper dan sparen. Die manier van doen zien we ook in het nieuwe testament terugkeren, 1 Korinthiërs 7: 14 “Omwille van de één behoort de andere (ongelovige) God toe”. Het is opvallend hoe Abraham tot God spreekt. Aan de ene kant zie je dat hij heel respectvol is en aan de andere kant ook heel direct. Het zijn geen gewone vrienden maar toch is de onderlinge benadering wederzijds die van diep vertrouwen en oprechtheid. Gods antwoord is niet minder direct dan de vraag van Abraham. Hij beschikt over krachten van de natuur die gebruikt gaan worden of niet. Hij kan er voor kiezen de straf om te zetten in vergeving. Dit gesprek is bilateraal. Voor een gebed is dat op zich heel bijzonder. Ons gebed is vaak van ons uit naar God. Maar rechtstreekse antwoorden krijgen we niet en zeker niet zoals in dit gesprek tussen God en Abraham. Er zijn wel meer voorbeelden van te noemen bv. Henoch, Mozes, Jozua. Abraham stelt zijn vraag in totaal 6 maal. Eerst 50, dan 45, 40, 30, 20 en 10. Als er tien rechtvaardigen zegt God, dan zal ik de stad niet verwoesten. Ongetwijfeld wist Abraham dat het gezin van Lot uit 4 personen bestond. Oké aanhang meegerekend maximaal 6 personen. De vraag als er 6, of als er 4 personen rechtvaardig zijn wordt niet gesteld. Andersom, God wist eveneens hoeveel personen rechtvaardig varen. Hij wist dus ook dat de smeekbeden van Abraham feitelijk overbodig waren. Abrahams gebed wordt niet verhoord in die zin dat Sodom werd gespaard. Abraham stopt bij 10 en laat zo het oordeel liggen waar het hoort. Uw wil moet gedaan worden. Geen apathie in de sfeer van er valt toch niets tegen te doen. God doet wat hij wil. Bidden is niet nodig. We zien hier dat we wel degelijk tegen beter weten in en met groot aandringen mogen spreken tegen God. Zeker altijd met eerbied en ontzag, Maar we mogen pleiten op Gods eigen karakter, op zijn beloftes en op zijn verbond. Gods wil is hier anders. Hij wil dat mensen, volken, steden leven naar zijn wet. Liefde tot God en elkaar. In doen en laten schreeuwden de inwoners als het ware de wraak van God af. Liefde werd met voeten getreden door een platvloerse praktijk van liefdeloze seks, bandeloosheid en vreemdelingenhaat. Het volk koos puur voor de zelfverheerlijking en ontkende het recht van God. Geen erkenning van de God van Abraham, die de stad eerder nog wel had bevrijd. God had ook aan Sodom zijn liefde laten blijken en dan is dit het antwoord. De bejegening van de engelen die Lot en zijn gezin kwamen halen liegt er niet om en laat in feite de emmer overlopen. Het gedrag van haat tegen vreemdelingen in seksueel geweld is duidelijk. Dat zien we nog steeds in allerlei oorlogen terugkeren. Gods wil moet worden gedaan, als dat zeer uitdrukkelijk en volhardend niet gebeurt is God ook trouw in vloek en straf. Abrahams erkenning van het feit dat Gods wil gedaan moet worden wordt wel verhoord. Hij stopt bij 10. God zou hebben vergeven als het er 10 waren ten opzichte van een menigte trouweloze en liefdeloze mensen uit Sodom en omstreken. God verhoort Abrahams bede ook in de redding van de rechtvaardigen, Lot en zijn gezin. Hij laat de rechtvaardigen niet met de onrechtvaardigen dezelfde straf ondergaan. Hij haalt ze eruit en zet ze apart, zodat ze kunnen leven in en van de genade van God. God is radicaal. Hij vraagt ook echte keuzes voor hem. Niet halfslachtig, niet met de hang naar het verkeerde. Lot’s vrouw keek om, zij hield het oog niet gericht op de bevrijding. Het werd haar fataal. Samenvattend. Een bijzonder spreken tussen God en mens kenmerkt zich door wederzijdse liefde en respect. Abraham spreekt zeker niet als gelijke tegen God. Hij kent en erkent de gezagsverhoudingen. Desondanks gaat hij en mag hij kennelijk heel indringend tegen God spreken. Hij appelleert aan Gods eigen deugden, zijn belofte en aan zijn verbond. Zijn teksten zijn kort en direct. In zijn één op één gesprek met God spreekt hij in de ik vorm. God verhoort de vragen van Abraham niet zoals op het eerste gezicht gevraagd wordt, maar in zijn antwoord laat God wel degelijk zijn liefde en zijn trouw zien ook t.a.v. een grote groep mensen die hem niet dienen. Hij wil niets liever dan dat iedereen naar hem luistert en zijn liefde beantwoord. Maar wie de wil van God niet doet en zich niet bekeert, moet rekenen op Gods trouw in straf en vloek. Abraham laat in zijn gebed die ruimte voluit staan.
18
9.
Het gebed van Eliëzer de knecht van Abraham als hij een vrouw zoekt voor Isaak.
Het gebed van Abraham voor de rechtvaardigen in Sodom vond plaats op het moment dat de Here net de geboorte van Isaak had aangekondigd. Een jaar later wordt Isaak geboren. Het gebed van Eliëzer volgt als Isaak volwassen is geworden en er voor hem een vrouw gezocht moet gaan worden, Genesis 24. Sara, de vrouw van Abraham en de moeder van Isaak, is kort daarvoor gestorven, Genesis 23. Eliëzer krijgt van zijn meester Abraham de opdracht om voor Isaak een vrouw te zoeken afkomstig uit de omgeving, de familiekring waar hij oorspronkelijk vandaan kwam, voor de Heer zijn vader Terach had geroepen om naar Kanaän te gaan. Zeker geen vrouw uit de Kanaänitische volken was de opdracht en je mag Isaak niet terugbrengen naar waar de Heer ons vandaan heeft gehaald. Uiterste zorgvuldigheid is geboden. Abraham beseft ten volle dat de vrouw van Isaak een essentiële rol speelt in de belofte van God. U zult uitgroeien tot een groot volk. Dat besef heeft hij nadrukkelijk op zijn knecht Eliëzer overgebracht. Abraham liet Eliëzer zweren om een goede vrouw voor Isaak te zoeken. Zo ging dat in die tijd. Zelf een vrouw zoeken was er niet bij. Behalve dat het toen anders ging dan nu, speelt hier toch wel iets meer, namelijk de basishouding dat God het leven van zijn kinderen leidt. God is bezig met zijn grote plan om redding te brengen aan zijn volk, degenen die van hem zijn. Hij bouwt aan zijn verbond en hij kiest daarvoor uit wie hij nodig heeft. Dat vertrouwen was er bij Abraham, en kennelijk ook bij Eliëzer en Isaak. God zal het leiden, ook in de weg van huwelijk en gezin. In dat geloof gaat Eliëzer op reis. Eliëzer trekt bepakt en bezakt naar het gebied waar de familie van Abraham naar alle waarschijnlijkheid nog woont. Hij komt aan in Aram-Naharaïm, de stad van Nachor, de broer van Abraham. Bij de bron net buiten het dorp stijgt hij af en geeft zijn kamelen rust. Het is tegen de avond, het moment dat de vrouwen de stad uitgaan om water te putten. En dan volgt het gebed van Eliëzer. Daarin vraag hij God om een signaal, een teken. Het meisje dat ik vraag haar kruik van de schouder te nemen om mij te drinken te geven en dat antwoordt: ga u gang, ik zal ook uw kamelen te drinken geven, laat dat het meisje zijn dat u bestemd hebt voor uw dienaar Isaak. Als zij zo reageert, zal ik weten dat u mijn meester genegen bent. Kort en eenvoudig. Eliëzer legt zijn vraag neer bij God. We zouden kunnen zeggen, Eliëzer betrekt God bij wat hij doet. We kunnen ook vragen: mag Eliëzer dit wel doen, vragen om een teken. Zegt Jezus later zelf niet Gij zult de Here uw God niet verzoeken? Opvallend is dat Eliëzer niet veel vraagt. Hij vraagt hele gewone dingen. Dat er vrouwen en meisjes komen om water te putten was te verwachten. Het was tegen de avond, de normale tijd voor deze taak. Dat er positief op zijn vraag gereageerd zou worden was wellicht ook normaal. Oosterse gastvrijheid. Dat ook de kamelen voorzien zouden worden was wellicht net zo normaal als de min of meer zelf-uitnodiging om te overnachten. De vraag om een teken hier heeft een duidelijk ander karakter dan bij voorbeeld bij Gideon in Rechters 6. Gideon vraagt om iets bijzonders, iets wat normaal niet kan. Eliëzer vraagt geen bijzondere dingen ten teken. Hij vraagt feitelijk gewoon om de wil van God. Uw wil geschiede. Gods leiding in wat er gaat gebeuren. God zelf is hier de leidende en Eliëzer is de ingeschakelde knecht die meewerkt Gods wil uit te voeren. Hij betrekt niet zijn God in de dingen die hij doet, nee God betrekt Eliëzer in de dingen die Hij doet. Die uitdrukking om toch vooral God te betrekken bij alles wat je doet klinkt mooi, maar die wordt hier uitdrukkelijk afgestraft. Wie ben ik om God ergens in te betrekken. Dat heeft zo zeer de klank van “vriend ik wil graag dat je even meedenkt”. Zo speek je niet over God, je schepper. God die je kunt in- en uitschakelen? Nee toch! U, jij en ik, mogen ons ingeschakeld weten door God. Hij is de leidende en niet ik. God schakelt mensen in om zijn wil te volbrengen. Dat wij dat niet altijd zien en door hebben, wil niet zeggen dat het niet zo is. Gods manier van werken is door ons niet altijd na te rekenen of zelfs maar te merken. Met de ogen van het geloof kunnen we Gods leiding ontdekken, maar soms zien we niets of weinig, vaak is ons geloof maar klein, evenals ons zicht op Gods werk. Uw wil geschiede, het gebed van Eliëzer, is opnieuw de erkenning van het werk van God. Hij, de almachtige, die werkt aan de uitvoering van zijn belofte aan Abraham, maar ook aan de belofte aan Adam en Eva. De belofte van de redder, Jezus Christus.
19
En Gods wil wordt inderdaad gedaan. Rebecca is het eerste meisje dat komt om te putten. Aan haar vraagt Eliëzer om water. En zij reageert zoals Eliëzer het had gevraagd. Wonderlijk in eenvoud. Zij blijkt de dochter te zijn van Bethuël, de zoon van Nachor, de broer van Abraham. Rebecca is dus een achternicht van Isaak. Wie kan ontkennen dat God zelf hier aan het werk is? Eliëzer is de eerste die zich in aanbidding op de knieën werpt en buigt voor die machtige God. “Geprezen zij de Heer, de God van mijn meester Abraham, die mijn meester zijn genegenheid en trouw niet heeft onthouden. De Heer heeft mij naar het huis van mijn meesters verwanten gebracht”. Dankbaar en verwonderd herkent en erkent Eliëzer hier Gods werk. Daarnaast, als we het vervolg lezen op dit tafereel bij de put, blijkt ook dat Rebecca en haar familie zich voegen in het plan van God. Opnieuw wonderlijk om te zien hoe God ook in die familie door heeft gewerkt. Het komt allemaal heel vanzelfsprekend over. Er komt een volslagen vreemde man, die zegt dat hij de knecht van Abraham is, de broer van Nachor de opa van Rebecca. En die man vertelt wat het doel van zijn reis is en hoe hij weet dat Rebecca degene is voor wie hij komt en die hij de volgende dag al wil meenemen. In de gegeven situatie betekent dit dat haar familie haar nooit meer terug zal zien en andersom. En toch lijkt het allemaal als heel vanzelfsprekend te worden opgenomen. Dat kan alleen maar Gods werk zijn. Hij regeert en dan kan het allemaal en dan geeft hij blijkbaar ook de rust en het vertrouwen. Zal er dan geen traantje weggepinkt zijn? Vast wel, maar de bijbel zegt daar niets over, behalve dan het verzoek om nog een dag of tien te wachten. Wat van belang is staat beschreven in het boek van God. Zijn wil geschiede en onze erkenning daarvan. Hij bepaalt de loop van de geschiedenis en hij werkt door mensen, met hun fouten en gebreken, aan zijn koninkrijk. Dat was toen zo en zo werkt God nog steeds. Toch werd er gebeden. Van fatalisme in de zin van God heeft zijn plannen toch wel, dus wat heb ik nog te bidden, is geen sprake. Blijf bidden, blijf God erkennen als de bron van het leven. Blijf biddend je plaats innemen in zijn werk. God betrekt ons allemaal in zijn werk op weg naar zijn koninkrijk.
20
10.
De biddende Mozes, ondersteund door Jozua en Aaron tijdens de slag met de Amalekieten.
Deze geschiedenis staat in de bijbel beschreven in Exodus 17. Ik maak dus een sprong van Genesis 24 naar Exodus 17. In die periode zijn uiteraard veel verschillende voorbeelden van gebed. Het zou ondoenlijk zijn alle plaatsen waar gebeden genoemd worden stuk voor stuk te beschrijven. God is verder gegaan met zijn kinderen. Abraham is gestorven, evenals zijn zoon Isaak en kleinzoon Jakob. De twaalf zonen van Jakob zijn eveneens gestorven, nadat ze allemaal naar Egypte waren getrokken vanwege de hongersnood in Kanaän. Broer Jozef was onderkoning geworden in Egypte en had zo naar Gods plan zijn volk gered. Verschillende mooie, maar vooral ook smadelijke situaties. Hoewel het nakomelingen waren van Abraham, kon allerminst van iedereen gezegd worden dat het heiligen waren. Jakob de bedrieger, maar tegelijkertijd ook een zeer gelovig mens. Hij die worstelde met God bij de rivier de Jabbok (Genesis 32) De broers die Jozef wilden doden, maar uiteindelijk als slaaf verkochten en vervolgens hun vader Jakob vertelden dat ze zijn mooie kleed in het veld onder het bloed hadden gevonden. De geschiedenis van Juda met zijn schoondochter Tamar in Genesis 38. Het is allemaal niet zo fraai gegaan met het volk van Gods verbond. Klip en klaar is dat het in de eerste plaats een zondig volk is. In die zin niet beter dan de volken die in die streek leefden. God had in Genesis 15 al aangekondigd dat het toen nog vier generaties zou duren voordat het volk Israël het land Kanaän in bezit zou mogen nemen. Pas dan is de maat van de zonde voor de Kanaänitische volken vol, en kan de straf, uitroeiing, worden voltrokken. Helder is hier dat de bijzondere positie van het volk Israël niets te maken heeft met beter of slechter zijn van het ene of het andere volk, maar alleen met Gods keuze voor zijn volk en zijn belofte aan Abraham. Wat wel anders is, is dat het volk Israël telkens opnieuw geconfronteerd wordt met de wetenschap dat het leeft van Gods genade. Iedere besnijdenis, ieder offer laat het weer zien. Er moet bloed vloeien. Er staat straf op zonde, op het gaan van eigen wegen en daarmee de ontkenning van God. In zekere zin is er nog veel herkenbaar ook in onze tijd. Kijk maar naar wat vooral de jeugd vaak als verwijt tegen de kerk roept. Vroom op zondag voor in de kerk, maar door de week…. Vul het zelf maar in. Liegen, roddelen, gebrek aan liefde voor de ander, vloeken, verslaafd aan geld, drank, porno, misbruik etc. Vaak misschien wat extreem of doordravend uitgedrukt, maar niettemin helaas soms ook gewoon waar. Het is niet altijd een gemeenschap van heiligen. Mijn tegenvraag is dan wel: Ben je zelf zoveel beter? Niet om hier te gaan welles / nietes spelen of het genoemde gedrag goed te praten, maar wel om bescheidenheid te proclameren aan beide partijen. Kijk naar de verhalen in de bijbel. Het is, triest genoeg, van alle tijden. Wij, ook kerkmensen die opgegroeid zijn in het besef van Gods verbond en liefde, zijn zondig en geneigd het verkeerde te doen. Allemaal hebben we het keer op keer nodig om vergeving te ontvangen. Niemand kan zonder de vergeving die Christus voor ons heeft verdiend. Die boodschap heb ik telkens weer nodig. Dat zou niet zo zijn als ik zonder zonde zou zijn. De zieken hebben de heelmeester nodig. God zou het volste recht hebben om niemand in leven te laten, want iedereen is besmet met het zonde-virus. En die zonde past niet bij de heiligheid van de Schepper. God is echter ook trouw aan wat hij gemaakt heeft. Hij laat dat niet los en is onder andere op deze plaats in de bijbel, Exodus 17 bezig met zijn reddingsplan met en voor zijn volk. Dat ik de geschiedenis van de strijd tegen de Amalekieten er nu uitlicht, komt omdat in gesprekken met mensen uit bidgroepen dit Bijbelgedeelte genoemd wordt. Het is een argument voor volhardend gebed. Mozes moet tijdens een strijd met de vijand, de Amalekieten, zijn handen met daarin zijn staf geheven houden. Zakken zijn armen, dan wint Amalek, en gaan zijn handen weer omhoog dan is Israël aan de winnende hand. Merkwaardig is evenwel dat er hier niet gesproken wordt over bidden. Oriënterend op wat er hier gebeurt, eerst even het volgende: Exodus 17 begint met te vertellen dat het volk, pas bevrijd uit Egypte, in Refidim is aangekomen. Ze waren met droge voeten door de Rietzee getrokken. Naar het zuiden afgebogen de woestijn in. Water hadden ze gevonden in Mara, maar zo bitter dat het niet te drinken was. Door een wonder van God werd het water drinkbaar. Vervolgens kwam er 21
brood uit de hemel, manna genoemd, en kwakkels kwamen gewoon aanvliegen en dienden als vlees iedere morgen opnieuw, behalve op sabbat. Wat een Goddelijke zorg, wat een wonderen hebben die mensen in die tijd gezien en meegemaakt. En dan nu hier bij Refidim opnieuw ongeloof en verwijten omdat er geen water is. God geeft opnieuw op wonderlijke manier water. Op allerlei manieren blijkt telkens opnieuw Gods liefde en trouw aan zijn volk. Dan wordt het volk aangevallen door de Amalekieten. Wie waren dat? Amalekieten waren de nazaten van Amalek. Wie Amalek was kunnen we terugvinden in Genesis 36. Het geslachtsregister van Ezau de broer van Jakob en oudste zoon van Isaak. Ezau trouwde met vrouwen uit Kanaän staat er in vers 2 van Genesis 36. Zet dat even af tegen de geschiedenis van de zoektocht naar de vrouw voor Isaak in het vorige hoofdstuk, dan was dit uitdrukkelijk tegen de wil van God. Dit ligt niet in de lijn van Gods verbond met de voorvaders van Ezau. Jakob, de broer van Ezau, haalde zijn vrouwen evenals Isaak wel uit de omgeving van zijn voorgeslacht. Hij komt bij zijn oom Laban terecht en trouwt met zijn beide dochters. Ezau kiest de eigen weg in de ontkenning van het recht van God. Hij trouwt met Ada, een Hethiet; met Ana een Chiwiet en hij trouwt Basemat, verrassend een dochter van Ismaël, de zoon van Abraham met de slavin Hagar. De eerste vrouw, Ada, baart een zoon Elifaz en later krijgt Elifaz, via een bijvrouw met de naam Timna, een zoon met de naam Amalek. In vers 15 wordt Amalek als nazaat van Ezau stamhoofd genoemd. In Psalm 83 worden al die stammen genoemd als de nakomelingen van Edom (Ezau) en van Ismaël, als zijnde vijanden van het volk van God. Dat is tegelijk de laatste maal dat Amalek in de bijbel genoemd wordt. Dat volk heeft zich met de hier beschreven lafhartige aanval op het volk Israël de vloek van God op de hals gehaald. Het wordt uitgeroeid op zijn koning na. Later (Samuel 15) krijgt koning Saul de opdracht de laatste Amalekieten te verslaan en te doden. Hij neemt dan de koning van Amalek, Agag genaamd, gevangen. Dat volk, de Amalekieten, voeren een aanval uit op de achterflank van het volk. Waar de zwakken, vrouwen en kinderen liepen. Hoe achterbaks en gemeen. (Deuteronomium 26: 17) Mozes geeft Jozua, zeg maar de legeraanvoerder, opdracht om met een aantal mannen de tegenaanval in te zetten terwijl hijzelf op de top van de heuvel gaat staan met in zijn hand de staf van God. Dat was dezelfde staf die gebruikt is om de Farao van Egypte te overtuigen van de macht van God. Mozes wierp hem op de grond en hij veranderde in een slang. De staf waarmee hij op de Nijl sloeg zodat de het water veranderde in bloed. Het is ook de staf die hij uitstrekte over de Rietzee en er ontstond een pad door de zee. De staf waarmee hij kort daarvoor op de rots had geslagen met als gevolg stromend water. Kortom de staf waarmee God de weg baande voor zijn volk. Die staf moet Mozes geheven houden als symbool van het feit dat de bevrijding van de Here komt. Dat weerbarstige volk moet leren vertrouwen op zijn God. De God die de strijd voor hen wint. Ze moeten leren dat de overwinning niet komt door hun eigen kracht. Ook de staf is geen oracle. Nee de God van Israël is de enige. De symboliek doet zozeer denken aan de geschiedenis met de koperen slang in Numeri 21. Daar was het volk opnieuw de fout ingegaan en werden ze door God gestraft met een plaag van giftige slangen. Mozes moest toen een slang maken van koper en die op een stok omhoog houden. Het kijken naar die koperen slang zorgde er dan voor dat iemand die gebeten was niet zou sterven. Geloof in de redding zoals God die heeft beloofd. Steeds opnieuw zien we dat terug. Erkenning van wat God doet. Van hem alles verwachten en juist niet van jezelf, van je eigen denken, doen en laten. De symboliek doet nog meer denken aan het kruis wat veel later werd opgericht voor Jezus de zoon van God. Het geloof in die redder maakt werkelijk en definitief vrij van schuld en dood. Dat geloof in Jezus Christus de verlosser is de enige manier om werkelijk uitzicht te krijgen op een volmaakte wereld waar vrede en gerechtigheid is tot in eeuwigheid. Het fenomeen van het hooghouden van de staf van God is niets meer of minder dan het erkennen en aanwijzen van en naar degene die redt en verlost uit de macht van alle vijanden. Hier de Amalekieten als symbool voor de grote tegenstander de duivel. Hij die koste wat kost het verlossingwerk van God wil tegenhouden. Hier heel concreet door het volk de doorgang te beletten. Met het gebruik van dit bijbel gedeelte als grond voor voortdurend gebed doe je dit gedeelte veel tekort.
22
Feitelijk is het maar de vraag of het om bidden gaat. Het is expliciet Mozes die de staf van God geheven moet houden. De manschappen van Jozua moeten concreet het gevecht aangaan met de tegenstander. Daar is geen gebed. Daar vloeit bloed. De strijd gaat heen en weer. Als Mozes moe wordt en de armen laat zakken, begint Amalek te winnen en als Mozes wordt ondersteund wint het volk Israël weer. Wie is Mozes ook alweer? Mozes is de door God aangewezen en geroepen leider van het volk. Je kunt hem duiden als degene die tussen God en zijn volk in staat, een middelaar. Mozes die eigenlijk niet had mogen bestaan. De farao van Egypte had verboden dat jongetjes geboren mochten worden bij het volk Israël. En als dat al gebeurde moesten ze worden vermoord. Het ultieme middel om het volk van God klein te krijgen. Mozes werd door zijn ouders in een biezen mandje gelegd en bij wijze van spreken overgegeven aan de genade van God, door het in de rivier de Nijl te zetten. Daar werd hij gevonden door de dochter van de farao. Vandaar zijn naam Mozes: uit het water gered. Wat een symboliek. Hij had in dat water ten onder moeten gaan, zoals veel kleine jongetjes in die tijd. Mozes werd uit dit watergraf gered. God had zijn plan met Mozes. Mozes ging het volk voor door de Rietzee. Opnieuw gered uit het water. Hetzelfde water werd een graf voor het Egyptische leger. Die geschiedenis wordt tot op de dag van vandaag genoemd bij ieder klein kindje als hij of zij de doop ontvangt. Gered uit het watergraf tot het eeuwige leven. Met Christus begraven en opgestaan. Dat is Mozes, zelf gered, wordt hij nu degene die het volk mag en moet wijzen op God, die bezig is zijn volk te redden. Zo wordt hier in contouren het werk zichtbaar van Jezus Christus. Dat is wat Mozes hier doet. Wijzen op God. Alleen bij God is redding. Merk dat op, erken en belijd dat niet het zwaard, de eigen kracht, maar God alleen uitkomst en redding biedt. Opnieuw geen passieve houding. God schakelt mensen in. Mozes, Jozua en zijn mannen, u en mij om dienst te doen in zijn rijk.
23
11.
Het bidden van Daniël.
Het Bijbelboek Daniël speelt zich af in een periode dat het volk Israël in ballingschap is afgevoerd naar Babylonië. De sprong in de geschiedenis die we hier maken is groot. Het contrast eveneens. De strijd tegen de Amalekieten werd gevoerd toen het volk op weg was naar Kanaän het land van Gods belofte. Onderweg daar naar toe zien we keer op keer de interne strijd tussen de erkenning en de ontkenning van God. Na verloop van nog heel veel jaren komt het volk uiteindelijk in Israël aan. Maar die interne strijd blijft doorgaan. De eigen wil en de verleiding van de omgeving is groot. Het respect voor de God die het volk wilde bevrijden uit Egypte en die het wilde leiden naar een land waarin aan niets gebrek was, was teer en zo maar weer weg. In de bijbel zie je dat terug in de boeken Rechters, Samuel, Koningen enz. Hier in Daniël leeft het volk in ballingschap, weggevoerd vanwege hun ongeloof en ontkenning van God. Weggevoerd uit het land van de belofte naar Babel nog wel. Dat is het gebied niet al te ver verwijderd van Ur der Chaldeeën, waar het voorgeslacht van Abraham vandaan geroepen werd. Babel de stad van de spraakverwarring, waar de mensen een toren wilden bouwen tot in de hemel om er hun eigen machtige rijk te vestigen. De maakbaarheid ten voeten uit en vooral in de ontkenning van God als Heer en schepper. Daarheen worden ze weggevoerd omdat ze andere goden van hout en steen waren gaan dienen. Veelzeggend. In het gebed van Daniël beschreven in Daniël 9 wordt heel veel gezegd over de misdragingen van het volk. Hoe dan ook, ook in Babylonië gaat het leven door. Sterker nog, ook daar is God aanwezig en zorgt hij voor wonderbaarlijke gebeurtenissen. God werkt, maar je ziet ook dat mensen actief zijn. Geen passieve houding, geen fatalisme in de zin van God gaat toch wel zijn gang, hij voert hoe dan ook zijn plan wel uit, wat heeft de mens nog te doen of in te brengen. Dat is niet de stijl van God en dus ook niet van zijn volk. Onmiskenbaar in dit Bijbelboek is evenwel de leidende rol van God. Hij kiest zijn mensen uit en hij verwerpt wie zich tegen hem verzetten. Ook zien we hoe God mensen tot erkenning brengt. Zijn doel is niet om zijn eigen schepping of schepsel te gronde te richten, integendeel. Hij wil zijn schepping zien schitteren in volle glorie voor hem de schepper. Daniël en zijn drie vrienden worden gezegend met grote wijsheid en inzicht. Ze dienen aan het hof van de koning. Dat doen ze niet door slinkse wegen te volgen, maar door trouw te blijven aan God. De voedingsvoorschriften die God had gegeven bleven ze trouw. Niet stiekem, maar in overleg. Ze kwamen open en eerlijk uit voor hun God, voor hun geloof. En God zegende hen. Zo worden de vier bekend en krijgen ze aanzien aan het hof van de koning. Dan krijgt koning Nebukadnessar een droom. Hij is daardoor zeer verontrust. Die droom betekent iets, maar wat? De koning roept de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën bij elkaar om die uitleg te vinden. Maar in een wereld van intriges en corruptie vertrouwt hij zijn raadgevers voor geen meter. Vertel eerst maar eens wat ik heb gedroomd. Als jullie dat kunnen, kan ik ook je uitleg vertrouwen. Kun je dat niet, dan laat ik je in stukken hakken en je huis in puin leggen. (Wat een tijd, en als je kijkt naar de hedendaagse gebeurtenissen in hetzelfde gebied, wat is er weinig veranderd) Kennelijk waren Daniël en zijn drie vrienden niet bij dit gezelschap, maar ze liepen hierdoor wel gevaar. Via de commandant die de opdracht had om de wijzen om te brengen, omdat ze niet aan de vraag van de koning konden voldoen, krijgt Daniël te horen wat er aan de hand is. Hij gaat dan naar de koning en vraagt om even geduld te hebben. Daniël gaat naar zijn vrienden en vraagt hen te bidden, aan God vragen om het mysterie te onthullen. Wat een vertrouwen tonen deze vier mensen. Ze zijn overtuigd van Gods mogelijkheden. Niets is hem onbekend. Niets ontgaat zijn oog. En God hoort naar dat gebed en onthult in een nachtelijk visioen aan Daniël wat de droom van Nebukadnessar is geweest en wat het betekent. Daniël prijst dan God om al zijn wijsheid en zijn grootheid. Daarna gaat hij naar de koning. Hij walst niet over de andere raadgevers heen, nee hij pleit voor hun behoud.
24
Hij legt de koning uit wat hij gedroomd heeft en wat het betekent. Hij vergeet daarbij niet te vertellen dat het God zelf is die alles aan hem heeft bekend gemaakt. Geen toverij of waarzeggerij, maar het woord van de levende God. Ook de koning prijst dan de God van Daniël De erkenning van Nebukadnessar blijkt echter betrekkelijk. Daniël 3. Hij laat een beeld maken van zichzelf en geeft de opdracht aan zijn volk om daarvoor te knielen en hem dus de aanbidden. De drie vrienden van Daniël buigen niet. Hun wacht de doodstraf. Als ze bovendien nog publiek verklaren dat zij volledig vertrouwen op de God van Israël, springt de koning van woede uit zijn vel. De vrienden worden in een oververhitte oven geworpen. God echter blijkt ook nu sterker dat de woede van de koning en de hitte van het vuur. Opnieuw moet de koning de almacht van God erkennen. Maar opnieuw blijkt Nebukadnessar hardleers. Daniël 4. Hij krijgt opnieuw een droom. Opnieuw wordt aan Daniël gevraagd naar de betekenis. God zal Nebukadnessar straffen vanwege zijn grootheidswaan met zeven jaren van leven als een dier. Volslagen van de wereld zou je kunnen zeggen, krankzinnig. En hoewel gewaarschuwd door de droom en door de uitlegger, met de oproep tot bekering compleet, valt koning Nebukadnessar in de valkuil waarin Adam hem was voorgegaan. De zelfverheerlijking, ik de grote man, ik heb geen God nodig, ik maak het zelf wel. Het enge aan dit verhaal is de herkenbaarheid van de mens van deze tijd. Zelfontplooiing, zelfredzaamheid, maakbaarheid. Ik heb geen redder nodig, ik probeer zelf wel goed te leven…. Nebukadnessar schreeuwt het van de daken ”Is dit niet het indrukwekkende Babel dat ik heb gemaakt tot eer van mijn majesteit?” Terstond wordt het vonnis, in de droom voorspelt, voltrokken. Hij wordt in krankzinnigheid gelijk aan de dieren. Hoe diep kan deze mens vallen? Toch, jazeker, toch is er ook voor deze mens redding, ook dat werd in de droom aangekondigd. Als hij tot erkenning komt van zijn positie ten opzichte van de almachtige, dan is er ook voor hem redding. Ook dat deel van de voorspelling komt uit. God zelf brengt Nebukadnessar op de knieën zodat ook deze man hem de lof brengt. Zijn zoon en opvolger Belsassar had echter nog weinig geleerd van de geschiedenis en de belijdenis van zijn vader. Daniël 5. Hem stijgt de hoogmoed naar het hoofd, waarbij hij nog verder gaat dan zijn vader in het verleden. Hij organiseert een groot feest waarin hij willens en wetens de heilige voorwerpen laat gebruiken uit de tempel van de Joden uit Jeruzalem. Nog erger is dat daarmee hun “goden” werden geprezen. Godslastering is dit in optima forma. De naam van God, de schepper wordt doelbewust door het slijk gehaald. Dat laat God niet zomaar gebeuren. Onmiddellijk verschijnt een hand die een tekst op de muur schrijft met de betekenis: God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt, u bent gewogen en te licht bevonden, uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Persen gegeven. Daniël 5: 25-28. Belsassar sterft nog diezelfde nacht. Indrukwekkend, deze geschiedenis. De mens in zijn eigenwaan en opstand tegen de levende God. Belsassar is niet de enige die deze misdaad tegen God pleegde. Het zit in ieder mens tot op vandaag toe. Het maakt ons in de goede zin van het woord nederig en als het goed is brengt het ons tot de erkenning van God als de enige van wie we alles, inclusief het leven zelf, mogen ontvangen. Daar hebben we allerminst recht op. Het is Gods eigen keuze geweest om mensen te laten voortbestaan op aarde. Zijn keuze, pure genade. Het koningschap gaat over op de Mediër Darius. De geschiedenis beschreven in Daniël 6 is wel één van de meest bekende gebeurtenissen in de bijbel. Ik herinner mij dat ik als kind dit verhaal favoriet vond. Daniël in de leeuwenkuil… De lijn van het verhaal is dat Daniël in hoog aanzien stond bij de koning. De andere raadgevers waren jaloers op hem en probeerden van alles om hem van de “troon” te stoten, maar ze konden niets tegen hem in brengen. Ze verzinnen dan een list. Ze laten de koning een wet ondertekenen die het verbiedt dat iemand in het rijk een andere God aanroept dan de koning zelf in de komende dertig dagen. De koning tekent en daarmee staat er een onherroepbare wet van Meden en Persen Daniël was gewoon om iedere dag drie maal te bidden, vanuit een bovenvertrek in zijn huis met een open venster gericht op Jeruzalem. Over de inhoud van zijn gebed staat hier niets vermeld, alleen de frequentie en de richting. Iedere dag drie maal. Aanhoudend gebed. Zijn leven, ook hier in ballingschap, ondanks zijn hoge positie, zijn wijsheid en ondanks de 25
wereld om hem heen van afgoden intriges e.d. wordt omklemd door gebed tot de levende God die zijn woning heeft in Jeruzalem. De inhoud van het gebed zou je kunnen raden. Verderop in dit bijbelboek zien we daar wel het een en ander van, maar waar het hier vooral om gaat, is dat Daniël aanhoudend bidt. Hij weet van wie hij alles mag verwachten, namelijk van God zijn schepper. Ondanks alles wat Daniël heeft bereikt en wie hij mag zijn in deze situatie weet hij zich geborgen bij Hem. Hij erkent God als zijn meerdere. Dat die houding de razernij van zijn mede-regeerders opwekt is begrijpelijk, hoewel het mooier was geweest als dit een positieve jaloezie zou zijn en nieuwsgierigheid zou bewerken. Wie is die God, mag ik daar ook bij horen? Daniëls leven wordt gekenmerkt door zijn gebed. Door het feit dat hij beseft te mogen leven van de God die hem adem geeft. Die hem taken geeft in de maatschappij van toen, en wat voor taken. Die houding, dat gebed, ieder dag opnieuw, dat is voor ons in deze tijd nog altijd van levensbelang. Laat ook uw, jouw en mijn leven omklemd zijn door gebed. Het besef en de belijdenis van afhankelijkheid van een liefdevolle Vader in de Hemel. Want dat ook Daniël niet alleen weet heeft van een God als rechter over hemel en aarde, maar van een God die ook tegelijkertijd een liefdevolle Vader is, wordt duidelijk als we ook de rest van dit verhaal lezen. Ondanks de grote moeite die de koning heeft met het uitvoeren van het vonnis wordt Daniël ten prooi gegeven aan de leeuwen. Hij was op heterdaad betrapt op bidden en in staat van beschuldiging gesteld. De wet van Meden en Persen is onherroepelijk. De koning kon geen kant op. Verstrikt geraakt in de eigen regelgeving. Daniël verblijft een volle nacht in het hol van de leeuw. De koning wenst hem toe dat de God van Daniël hem zou redden en ondersteunt zijn wens met waken en vasten. Toch verwacht hij er niet al te veel van. Hij komt de volgende ochtend bij de leeuwenkuil en roept met bedroefde stem Daniël. Als Daniël dan tegen de verwachting van de koning antwoord geeft, brengt dat de koning in vervoering en prijst hij de God van Daniël evenals Daniël zelf. Daniël was feitelijk neergedaald in de dood en hem wordt het leven teruggegeven door de Heer over leven en dood. Niet de koning, niet de wet, maar God de schepper bepaalt de tijd van ieder mens. Hij toont hier aan de machthebbers van die tijd zijn macht en majesteit. En die gaat alle menselijke verstand ver te boven. Daniël wordt zo in de ruimte gesteld voor zijn verdere taken in het koninkrijk van God. Het boek Daniël bevat in grote lijnen twee delen. Het eerste deel is hiervoor in hoofdlijnen beschreven. Het tweede deel bevat een viertal visioenen die zicht geven op de loop van de geschiedenis. In Daniël 9 wordt een uitvoerig gebed van Daniël beschreven, waarin hij bij God pleit voor zijn volk, waarin hij smeekt om vergeving voor de schuld van het volk, waarin hij pleit op Gods belofte voor zijn volk. Dat gebed en die visoenen hoe lezenswaardig ook, zal ik in dit boekje niet verder uitwerken.
26
12.
De gebeden in het boek Jona.
Het bijbelboek Jona is maar een dun boekje. Vier hoofdstukken. Het is een geschiedenis die sterk tot de verbeelding spreekt. Evenals het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil, ook hier een verhaal waar alle kinderen van smullen. Ook een verhaal dat als je het “per ongeluk” leest terwijl je niets van de bijbel weet gemakkelijk wegzet als nonsens. Wat een onzin! Gewoon een onnozel verhaal. Hoe kan dat nu, een man overboord gooien omdat hij de schuld zou zijn van de vliegende storm die het schip bedreigt. Een grote vis die hem opslokt en drie dagen later weer uitspuugt levend en wel. Complete fantasie. Groot argument om dit boek, de bijbel, in z’n geheel te verbannen naar het rijk der fabeltjes. Maar iedereen die zo redeneert, heeft niet goed gelezen. In dit gedeelte van de bijbel laat God zien dat hij zoveel groter is dan wij. In het perspectief van Schepper versus schepsel, de Boetseerder en het klei. De gewone mens, gelovig of niet, ziet toch in alles om zich heen de grote ruimte, de natuur, de zee, de bergen. Dat brengt toch iedereen onder de indruk. Recent verscheen de film “de nieuwe wildernis” over de Oostvaardersplassen. Het kijken naar die beelden is toch indrukwekkend en spreekt toch zonder woorden van de grootheid van de Schepper. Als je dat leert zien, kijk je ook met andere ogen, niet maar alleen naar Jona, maar naar al die andere wonderbaarlijke gebeurtenissen in de bijbel. In dit bijbelboek blijkt de grootheid van de almachtige God op meerdere gebieden. Uiteraard het moment dat hij Jona redt door middel van de vis. Maar ook hoe hij beschikt over de wind en de zee, over het feit dat hij ziet dat Jona vlucht voor zijn opdracht. We zien de grootheid van God als hij afziet van de vernietiging van Ninevé. We zien zijn almacht in het bijzonder snel groeien van het boompje en het afsterven daarvan. Als we die grootheid zien, dan verwonderen we ons over de dingen die naar onze maatstaf niet kunnen. Omdat we die macht kennen doen we ook dit verhaal niet af als onzin maar als bewijs van Gods grote kracht die ons verstand ver te boven gaat. Inderdaad, ik hoor de echo van het in dit boekje veel voorkomende woord erkenning. De naam Jona, wordt in de bijbel eerder genoemd in 2 Koningen 14: 25. De tijd van koning Jerobeam II in de achtste eeuw voor Christus. Deze Jona werd door God geroepen om naar Ninevé af te reizen en die stad het oordeel van God aan te zeggen. Het kwaad dat daar gebeurt is ten hemel schreiend. Ninevé ligt in het huidige Syrië aan de rivier de Tigris. Het ligt naar schatting 270 km ten oosten van Charan en 330 km ten noorden van Babel. Charan is bekend omdat Terach en Abraham daar heen trokken vanuit Ur der Chaldeeën. Ook Babel is bekend vanwege de torenbouw en de spraakverwarring als symbool van opstand tegen God en Gods antwoord op de mens met zijn superioriteitsgedachten. Ninevé is een forse stad, waarin ongetwijfeld de naam van God bekend was, maar waar kennelijk sprake was van het afwijzen van God en een dagelijkse gang van zaken die haaks stonden op de regels die God had gegeven. Jona echter ziet zijn roeping om de stad het oordeel aan te zeggen en op te roepen tot bekering niet zitten. Hij reist de andere kant op. Weg van Ninevé en weg van God. Hij vlucht de Middellandse zee op, naar Spanje? De houding van Jona is wellicht begrijpelijk. Is dat ook niet wat we in ons eigen leven vaak zien. We zouden eigenlijk dit of dat moeten doen als we als Christen willen leven, maar we doen…. Het is niet altijd gemakkelijk om op Gods weg te gaan en dan willen we wel eens wegkruipen. Het veroordelen van Jona is gemakkelijk, maar wijzend naar een ander, wijzen en ook tenminste drie vingers naar jezelf. Een ander, in deze geschiedenis een hele stad, Gods oordeel aanzeggen is niet leuk, dat zijn over het algemeen niet de dingen die we graag uitvoeren. Praten over een God die liefde is, is veel leuker. Nee, met de boodschap van zonde en de oproep tot bekering maak je doorgaans geen vrienden. Maar als je het nu hebt over “Uw wil geschiede” dan staat er hier een prachtig voorbeeld. God laat niet met zich spotten. Hij grijpt in. Jona wordt als het ware in zijn nekvel gegrepen en tot de orde geroepen. Mijn wil zal gebeuren zegt God hier. Hij duldt letterlijk niet dat Jona, zijn profeet, dienst weigert. Maar er is meer. Uw wil geschiede, God heeft een plan ook met die stad daar ver buiten Israël. Zijn grootheid is niet begrensd door de grenzen van het land Israël. Zijn liefde strekt zich over heel de aarde uit. In zijn liefde strekt hij zich ook uit naar Ninevé. Hij wijst de mensen daar terecht en roept op tot bekering. En als ze dat dan 27
doen dan schenkt hij hen ook vergeving en is hij hun genadig. Dat is wat God wil. Gods wil uitvoeren is dus niet meer of minder dan Gods liefde uitdragen. Gods liefde is dus ook het aankondigen van zijn oordeel. Juist in de weg van schuldbesef en bekering, brengt God mensen tot erkenning van Hem de Almachtige God. De eerder in dit boekje genoemde Heidelbergse Catechismus kent dezelfde opbouw. Besef van je eigen ellende maakt dat je beseft dat je redding nodig hebt en maakt je dankbaar als je eenmaal gered bent. En in dat proces schakelt hij mensen in met hun eigenaardigheden, fouten, gebreken en capaciteiten. Laat je dan ook inschakelen in zijn wereld op weg naar zijn koninkrijk. Sta niet aan de kant en vlucht niet weg. God laat dat niet gebeuren. Zijn wil geschiede. Terug naar Jona. God grijpt in door gebruik te maken van een flinke storm. De storm bedreigt het schip met de ondergang daar ergens op de Middellandse zee. De gelovige of bijgelovige bemanningsleden roepen ieder hun eigen god aan. Zij wisten zich in die tijd op zijn minst afhankelijk van de goden. Was het Zeus, Hermes? Hoe dan ook ze begrepen dat ze bovenmenselijke hulp nodig hadden. Alleen Jona slaapt, tot de schipper hem wakker maakt en eveneens oproept te bidden om de ramp af te wenden. In hun denkwereld begrijpen ze dat iemand op het schip de goden boos heeft gemaakt, waardoor deze storm over hen is gekomen. Door het werpen van het lot wordt Jona aangewezen. Hoewel Jona erkent dat hij inderdaad op de vlucht is voor God en ook zegt: Gooi mij maar overboord, doet de bemanning dat niet direct. Daaruit blijkt dat het hier niet ging om een stelletje barbaren. Je vermoordt niet zo maar iemand. Maar wat gebeurt er nu eigenlijk. Met de ogen van het geloof kun je God aan het werk zien, zeker, maar de bemanning roept verschillende goden aan, ze werpen het lot en ze geloven dat op die manier duidelijk wordt wat er aan de hand is. Een Jona die gewoon slaapt. Allemaal details om zo maar te zeggen uit het gewone zeemansleven van die tijd. God werkt vaak ongezien en door het gewone. Hij werkt ook via ongeloof en door afgoden heen. Hij is ze allemaal de baas. Dus niet alleen christenen staan in zijn dienst, maar ook mensen die niets van hem moeten hebben. De bemanning zet alles op alles om het schip naar het strand te roeien en zodoende hun eigen leven te redden. Zelfredzaamheid. Ze horen ondertussen ook naar het verhaal van Jona en ze worden doodsbang bij het horen van zijn ongehoorzaamheid aan de Heer die het land en de zee heeft gemaakt. Je ziet de bemanning als het ware tot erkenning komen, en dan beginnen ze ook met het uitvoeren van Gods wil. Ze worden letterlijk op de knieën gedwongen. Tegen deze machtige God kunnen ze niet op. Ze beseffen dat ze Jona werkelijk overboord moeten zetten, maar vragen al vooraf om vergiffenis voor hun daad. En Jona, is hij al tot de erkenning gekomen? Hij weet dat God hem straft. Maar is er al het belijden “Uw wil geschiede”? Het lijkt er meer op dat Jona zal sterven en zo zijn opdracht ontloopt. Maar zo gaat het niet. Mijn wil geschiede, als God dat stelt dan zal dat ook gebeuren. Op wonderlijke manier wordt het leven van Jona gered. Jona heeft een taak te vervullen. Het schip en de bemanning worden eveneens gered. Zij hebben uiteindelijk geluisterd naar de stem van God. Als de storm onmiddellijk gaat liggen nadat ze Jona hebben prijsgegeven beseffen ze terdege dat de God van Jona werkelijk Heer is over de wind en de zee en ze buigen zich neer voor Hem. Jona wordt opgeslokt door een grote vis, maar hij sterft niet. Hij bevindt zich in de maag van de vis drie dagen en drie nachten lang. Hij is als het ware midden in de plaats van dood en verderf terecht gekomen. Daar kun je, denk ik, nauwelijks een voorstelling van maken. Wel een vergelijking wellicht met de drie dagen dat de Here Jezus in het graf lag. (In Matteüs 12: 40 wordt die vergelijking ook gemaakt.) Ook zie ik opnieuw het beeld van ondergaan in het watergraf. Dood zijn in schuld en zonde. Uitzichtloos en is geen redding denkbaar. Maar dan na drie dagen en drie nachten begon Jona te bidden. Eindelijk dringt tot hem door dat God hem heeft geroepen om Zijn wil uit te voeren. God wil Ninevé redden van een losbandig leven zonder Hem en Jona moet die boodschap brengen. God schakelt mensen in, al spartelen ze nog zo tegen. Jona gaat op de knieën en hij bidt. Hij roept in zijn nood de Heer aan. Uit het rijk van de dood schreeuw hij om hulp. En die Heer antwoordt en hoort zijn stem. Is het niet geweldig om dat te lezen? De Here hoort naar het geroep en geschreeuw van zijn kinderen in nood en die zich in die nood tot God keren om hulp en bijstand, om redding.
28
Jona weet hoe hij er voor staat, hij weet zich verstoten en verbannen uit Gods ogen. Tegelijk weet hij kennelijk dat hij opnieuw de heilige tempel zal zien en dat God hem uit de dood omhoog zal trekken. Eigenlijk lees ik maar weinig berouw over zonden, over het wegvluchten. Dit gebed staat meer in de sfeer van buigen voor de wil van God. Het is meer een belijdenis van “Uw wil geschiede”. Die erkenning is kennelijk genoeg. Jona krijgt van God zijn leven terug. Hij wordt gered uit het rijk van dood en verderf met de opdracht om ook anderen te redden door aan Ninevé Gods oordeel te verkondigen. Jona kon dat niet overzien. De boodschap die hij moest brengen was dat de stad zal worden weggevaagd over veertig dagen. Evenals de bemanning van het schip niet kon overzien dat Jona niet zou sterven als ze hem overboord gooiden. Gods wegen zijn niet onze wegen. Hij is God en wij zijn mens en dat is en blijft een levensgroot verschil. Gods wil is veel groter dan wij kunnen overzien. God vraagt van ons geloof en vertrouwen dat zijn wil goed is. Hoe dan ook, Jona gaat nu wel. Hij zegt de stad van meer dan 120.000 inwoners het oordeel van God aan. Nog veertig dagen en de stad zal worden weggevaagd. Maar bij die boodschap komt er iets los. Zowaar, de mensen luisteren en trekken het zich aan. Ze bekeren zich en roepen God aan en smeken om vergeving. Misschien dat God van gedachten verandert en zijn woede laat varen. God merkt de veranderde levensstijl op en komt terug op zijn voornemen de stad te vernietigen. Prachtig, zo is God. Hij beleeft geen vreugde in de vernietiging van de stad of de zondaar, maar hij is blij met berouw en bekering, zeg maar de terugkeer van de zondaar bij hem. Hoe God luistert naar het gebed van deze stad. Zijn voornemen van vernietiging wordt omgezet in vergeving. Uit een wisse dood, mag deze stad als het ware opstaan in een nieuw leven. Er is weer perspectief en toekomst als God centraal staat in het leven. Dit is Gods wil ten voeten uit. Een volk, een stad die leeft in zijn gemeenschap. Waar vrede en gerechtigheid volkomen normaal zijn, waar wordt omgezien naar de zwakken en waar God alle eer ontvangt die hem toekomt. Je ziet wat het gebed uitricht. God luistert er naar en hij reageert erop. De kracht van het gelovige gebed is groot! Maar kijk ook nu vooral naar de grootheid van de hoorder van dit gebed en de inhoud ervan. Voor alles gaat het hier om het feit dat de inwoners van Ninevé God erkennen. Zij maken de omslag van leven zonder God naar leven met God. Zij buigen voor hem. Het gebed tot God is het middel om dat te laten blijken en zeker niet de grond voor de vergeving die ze krijgen. De kracht van het gebed ligt bij de hoorder van het gebed, die de veranderde houding van Ninevé opmerkt. En Jona, geen beter vermaak als leedvermaak schijnt hij te denken. Hij laat zien dat hij nog steeds niet door heeft wat de wil van God is. Een God die goed is en vergevingsgezind roept bij hem boosheid op. Op een lezing, recent in onze gemeente, werd o.a. gesteld dat genade per definitie oneerlijk is. Het feit dat God genade bewijst aan mensen bewerkt inderdaad ergernis bij mensen die menen die genade niet te krijgen. Ongelovigen vinden dat verhaal dermate stuitend dat ze alleen daarom al van het christendom niets moeten hebben. Het merkwaardige is dan dat ongelovigen een god waarin ze niet geloven of waarvan ze het bestaan ontkennen oneerlijk vinden. Dat is pas ongeloofwaardig. Echter kijk wat de bijbel hier zegt. God biedt zijn genade ook aan u en jullie aan. Mensen die hem niet als hun schepper erkennen. Hij kondigt ook u en jullie zijn oordeel aan, zoals bij de inwoners van Ninevé. Zijn wil is dat ook de ongelovigen tot erkenning komen en dan is ongetwijfeld de genade van God ook voor hen. Gods liefde en genade zijn groot genoeg voor iedereen. Erken het en belijd dat God ook jouw en uw God is en leef naar zijn wil. In het laatste hoofdstuk van het boek Jona staat een merkwaardige communicatie tussen God en Jona beschreven. Een gebed kun je het eigenlijk niet noemen. Wel een aantal brutale opmerkingen van Jona. Acht Heer, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was…. Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten…. Ik wist wel: u bent een God die genadig is en liefdevol enz. Laat mij maar sterven…
29
Is dat de taal van een christen, een profeet nota bene? Spreek je zo tegen je schepper? Wat een merkwaardige conclusie. Enerzijds zeg je: God is goed, en als reactie op die goedheid zeg je: “laat mij maar sterven”. Het lijkt er veel op dat Jona ondanks alles niets heeft geleerd. Dat is ook de vraag die God hem stelt: “is het terecht dat je zo kwaad bent?” Wat een milde reactie overigens. De vraag blijft aanvankelijk hangen, maar God gaat wel verder ook met Jona. God laat een boom opgroeien in een bijzonder snel groeiproces. Jona is er blij mee, nu heeft hij beschutting tegen de brandende zon. Maar de vreugde is van korte duur. God laat de boom dood gaan en tegelijk een verzengende hitte ontstaan door een oostenwind te laten waaien. Jona is opnieuw boos op God. Hij vraagt God opnieuw om te mogen sterven. Als God dan zijn eerdere vraag herhaalt of het terecht is dat Jona boos is, gaat er geen lichtje branden integendeel. Zijn antwoord is: inderdaad ik ben boos en terecht. Wat een brutaliteit. God blijft echter mild in zijn antwoord, maar hij laat Jona in de spiegel kijken. “Als jij, Jona, al verdriet hebt om een boom, waar jij zelf geen enkele moeite voor hoefde te doen, mag ik dan geen verdriet hebben om een stad met 120.000 inwoners en vee?” Wat een merkwaardige communicatie. God die zo mild is, die de stad Ninevé wil redden uit hun zondige bestaan, die ook Jona heeft gered van de verdrinkingsdood en hem op wonderlijke manier weer op zijn spoor heeft gezet, wordt door Jona als een hond behandeld. God die in deze geschiedenis laat zien dat hij Heer is over de zee, de wind, de dieren en de planten. Wie is hij dat hij kalm en beheerst christenen en heidenen zijn genade aanbiedt. Aan de ene kant zie je dat dit bidden van Jona werkelijk nergens op slaat. Toch geeft God zijn genade. Niet het gebed van Jona was daarvoor de grond. Slechts Gods verkiezende liefde. Als iemand het niet verdiend heeft, dan is dat Jona. Toch is God geduldig en rijk aan ontferming en genade. We zien Ninevé bidden om genade, gepaard gaande met berouw en daadwerkelijke bekering. En God laat zijn plan varen om de stad te vernietigen. Een gebed met diepe inhoud en God luistert en schenkt vergeving en genade. We zien zeelui allerlei goden aanroepen, behalve de God van Jona. Toch hoort God ook dat bidden en hij brengt deze zeelui tot erkenning van Hem die Heer is over de storm en de zee. Uiteindelijk roepen ze deze Heer aan. Het slechte gedrag van de profeet Jona wordt hen dwars door alles heen tot een zegen. We zien Jona vanuit de buik van vis, als het ware uit het rijk van de dood, bidden tot God. En God hoort en redt. God voert zijn wil uit en hij hoort naar de gebeden die tot hem worden opgezonden. We zien een machtig God die zijn plan uitvoert, dwars door alle tegenstand en ongeloof heen. We zien een genadige en liefdevolle Vader die luistert naar zijn kinderen op aarde. Niets ontgaat hem en dwars door alles heen werkt hij aan uw en mijn herstel tot beelddrager van God. In zijn liefde heeft hij iedereen op het oog. Christenen en heidenen. Moslims, Humanisten en Boeddhisten etc. Gods genade is groot genoeg voor iedereen. De vraag is: wil je leven van die genade? De genade die verworven is door de dood en opstanding van Jezus Christus. Geloof het of geloof het niet. Dat is de bepalende factor. Gods genade is groot genoeg, daar zal het niet aan liggen. Geloof in Jezus Christus en je zult behouden worden. (Handelingen 16:31)
30
13.
Het bidden in het nieuwe testament.
In het begin van dit boekje is geschreven over het gebed dat Jezus ons heeft geleerd, het “Onze Vader”. Het hogepriesterlijk gebed en de gebeden aan het kruis. Deze gebeden staan uiteraard ook in het nieuwe testament in de boeken Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. In het boek Handelingen, eveneens geschreven door Lucas, komen we op verschillende plaatsen tegen dat er gebeden wordt. Soms wordt in het algemeen benoemd dat er gebeden wordt en op een aantal plaatsen ook waarvoor er gebeden wordt. Het boek Handelingen gaat over de periode vanaf de hemelvaart van Jezus. De eerste keer dat over bidden wordt gesproken is direct na de hemelvaart. Handelingen 1: 14 Net teruggekeerd van de olijfberg, waar Jezus naar de hemel was gevaren, wijdden de discipelen met de vrouwen en de moeder en broer van Jezus zich vurig en eensgezind aan het gebed. Wat ze hebben gebeden staat niet vermeld. Ongetwijfeld zullen ze de gebeurtenissen en hun gevoelens daarbij bij God gebracht hebben. Ook zou het logisch zijn dat ze hebben gebeden om de komst van de Heilige Geest. Het blijft gissen. Kennelijk is het niet van belang, anders zou het beschreven zijn. Het enige wat we wel kunnen vaststellen is het gemeenschappelijk element en de intensiteit. Eensgezind en vurig staat er. Ook niet alleen mannen of vrouwen, samen, mannen en vrouwen. In Handelingen 1: 24 vervolgens wordt opnieuw gebeden. Bij het aanwijzen van een nieuwe apostel in de plaats van Judas, de verrader van Jezus die daarna zelfmoord had gepleegd. Een korte inhoud: U Heer, doorgrondt ieders gedachten, wijs van deze beide mannen degene aan die u gekozen hebt…. Dit kun je vertalen met: God betrekken bij een kerkelijke keuze. Maar wie zijn zij (en wij) om God ergens in te betrekken? Goed lezend is dat ook niet de houding van de apostelen. Het begint met de erkenning: U Heer doorgrondt ieders gedachten… Dat is niet de Heer betrekken, dat is je betrokken weten. Evenals het vervolg: wijs van deze beide mannen degene aan… Het initiatief ligt bij God. Hij wijst mensen aan die in zijn dienst geroepen worden. Hij betrekt mensen bij zijn werk. In Handelingen 2: 38 weer de oproep tot gebed. Na de indrukwekkende toespraak van Petrus op de pinksterdag vragen hoorders: “wat moeten we doen?” Het antwoordt van Petrus luidt: “Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de Heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt de belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.” Roep Jezus Christus aan en ontvang vergeving. Erken hem als degene die bij wie vergeving te krijgen is. Ontvang Jezus als je redder en ontvang daarmee vergeving. Niet alleen jij, maar ook je gezin. Zo spreidt de genade zich uit. Door de geslachten, door de contacten. Het woord keert nooit leeg terug. Op die dag lieten ongeveer 3000 mensen zich dopen. Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed. Een geweldige happening op die pinksterdag, wat besloten wordt met prachtige kernwoorden namelijk trouw, vormen van een gemeenschap, breken van het brood en wijden aan gebed. Zo werkt Gods Geest. Dit zijn kernwoorden voor de kerk vandaag. Dit is ook een oproep aan zo velen die zeggen: “ik geloof wel, maar daarvoor heb ik geen kerk nodig”. De Geest zegt andere dingen. Trouw, gemeenschap, avondmaal en gebed. Het is tegelijk ook een oproep aan de kerk zelf. Doe het dan ook zo en verwater niet in onenigheid, onbetrouwbaarheid, hypocrisie en huichelachtigheid. In Handelingen 4 vanaf vers 24 wordt gebeden vanwege de spannende situatie. Petrus en Johannes waren ondervraagd door de Joodse leiders en net weer vrijgelaten met de boodschap dat ze niet meer over Jezus mochten spreken. In dit gezamenlijk gebed wordt allereerst God geprezen om wie hij is. Daarna wordt de zorg aan hem voorgelegd en vervolgens wordt gevraagd om vrijmoedigheid voor de dienaren om toch vooral het evangelie te blijven verkondigen, zieken te genezen en wonderen te doen, gericht op de grootheid van Jezus Christus. Erkenning en bekendmaking. Gericht op de wil van God. Ze bidden gemeenschappelijk om de zaak van Christus. God laat hen weten dat hij hen heeft gehoord door de grond onder hun voeten te laten beven. Inderdaad dit is de God die de hemel en de aarde eigenhandig heeft gemaakt en dus ook kan laten beven. Waarvoor zou je bang zijn als je aan de zijde van deze God staat?
31
Ja, en nu ben ik een ongelovige. Ik denk: lariekoek. Hoezo zieken genezen en wonderen doen? Hoezo de grond beeft en dat is een antwoord van God. Nuchter en logisch gezien is dit weer zo’n zweverig verhaal dat indruist tegen alle regels van de natuur en de wetenschap. Toch vraag ik ook aan deze nuchtere gelovigen in natuur en wetenschap aandacht voor wat hierover nog meer in de bijbel staat. Het fenomeen ziekengenezing op het gebed of op het gezag van Jezus Christus staat veel vaker beschreven met name in de vier evangelieboeken Matteüs, Marcus, Lukas en Johannes. Bijzonder zijn de momenten in deze boeken waar Jezus zijn discipelen op weg stuurt het land door. Jezus zelf geeft hen de kracht om zieken te genezen en demonen uit te drijven. In Lukas 10 wordt beschreven dat Jezus tweeënzeventig mensen uitzendt het land door naar plaatsen waar hij zelf naar toe zou gaan. In vers 8 en 9 lees je dan dat ze zieken moeten genezen en tegen deze zieken zeggen: “het koninkrijk van God heeft jullie bereikt”. Daar zie je ten volle wat de strekking is. In het koninkrijk van God is geen plaats voor ziektes en andere vormen van onvolmaaktheid oftewel levensvormen die aangetast zijn door de gevolgen van de zonde. God, die de bron is van alles van leeft, die het leven zelf is, kan niet in één koninkrijk leven met ziekte, dood en zonde. Dat zagen we eerder al toen Jezus stierf aan het kruis en hoe eveneens de aarde beefde en graven opengingen. Waar het leven in eigen persoon neerdaalt in het dodenrijk, komt zelfs de dood tot leven. “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt” - die werkelijkheid maakt dat zieken worden genezen. Niet de mensen die uitgezonden zijn en deze kracht van Jezus hebben gekregen zijn de genezers, maar Jezus zelf is de geneesheer. Hij is de verpersoonlijking van het koninkrijk van God. De uitgezondenen zijn de boodschappers van dat koninkrijk. Hun boodschap is feitelijk: “de koning komt er aan”. Dat maant zogenaamde gebedsgenezers tot bescheidenheid. Niet de boodschapper, niet het dwingende gebed, alleen bij Jezus is het koninkrijk van leven en gerechtigheid te vinden. Uiteraard betekent het bovenstaande niet dat God niets te maken wil hebben met mensen die ziek zijn of gehandicapt, integendeel. In de bijbel staan tal van voorbeelden hoe Jezus uiterst bewogen is met zieken en zondaren. Hij is de geneesheer in eigen persoon. Hij is juist gekomen om alles wat door de zonde is aangetast te herstellen. De bron van alle onvolmaaktheid neemt hij weg en hij biedt het perspectief aan op een nieuwe volmaakte toekomst. Het beven van de grond als antwoord van God? Ook hier geldt: lees meer in de bijbel. Je leest over ditzelfde verschijnsel bij de kruisdood van Jezus. Je leest het ook in het oude testament o.a. als God neerdaalt op de berg Sinaï. Verderop in het Handelingen 16: 26, waar hij twee apostelen op spectaculaire manier bevrijdt uit de gevangenis van Filippi. God beschikt inderdaad over deze en andere krachten. Verschillende getuigen hebben het beschreven. Dit is de machtige God. Als hij spreekt beeft de aarde. In Handelingen 9 : 40 wordt beschreven hoe de apostel Petrus betrokken is bij de opstanding uit de dood van Dorcas. Dorcas was een vrouw, woonachtig te Joppe. Ze wordt beschreven als een vrouw die veel deed en veel betekende voor anderen. Helaas, ze wordt ziek en sterft. De apostel Petrus wordt erbij geroepen. En dan wordt de verdere gang van zaken zeer nauwkeurig beschreven. Petrus gaat naar het boven vertrek, waar Dorcas is opgebaard. Hij stuurt iedereen weg zodat hij alleen is bij de overledene. Geen theater. Dan knielt hij neer om te bidden. Daarna draait hij zich om naar de overledene en zegt: Tabita sta op. (Tabita is de andere naam voor Dorcas, zie vers 1) Niet Petrus wekt de dode tot leven. Hij gaat eerst in gebed, hij knielt. Eerbied, respect voor de hoorder van het gebed. De inhoud van het gebed is niet beschreven, maar het laat zich raden. “Heer, u bent machtig. U bent de God van het leven. Ik bid u Heer, schenk Tabita het leven terug. Tot eer en glorie van uw naam. Amen.” Hij bidt om het zomaar te zeggen ook geen kracht naar de dode toe, integendeel hij richt zich op de Heer. Hij moet zich omdraaien na zijn gebed naar de dode. Geen magie of bijzondere religieuze handelingen. De opstandingkracht is van de hoorder van het gebed, niet van de bidder. In geloof roept Petrus vervolgens Tabita terug in het leven. God schakelt mensen in, om zijn kracht te laten blijken. Petrus is één van de apostelen die de speciale opdracht heeft gekregen om zieken te genezen en doden op te wekken (Lukas 9). Jazeker, maar hij is geen wonderdokter geworden, maar boodschapper van het leven. Niet Petrus maar Jezus Christus staat centraal. Hij alleen is de weg, de waarheid en het leven! 32
14.
Drie maal een bevrijding uit de gevangenis.
Achtereenvolgens in Handelingen 5, 12 en 16 staat tot driemaal toe een wonder van bevrijding uit een gevangenis beschreven. In Handelingen 12 en 16 wordt ook beschreven dat daarbij het gebed een rol speelt. In Handelingen 5 staat dat niet beschreven. De overeenkomst tussen de manier van bevrijden in Handelingen 5 en 12 is echter groot. Daarom betrek ik ook die geschiedenis in dit hoofdstuk. Handelingen 5 beschrijft een stuk evangelisatie-activiteit in Jeruzalem door de apostelen. De gevangenneming is in opdracht van de leiders van het Joodse volk gedaan. In Handelingen 12 is het Herodes, de vertegenwoordiger van de Romeinse bezetters, die de gevangenneming gelast, in eerste instantie van Jakobus en later Petrus, eveneens nog in Jeruzalem. In Handelingen 16 wordt de gevangenneming van Paulus en Silas beschreven in Filippi, tijdens hun 2 e zendingsreis op het moment dat ze het evangelie brengen in Europa. Opvallend is het verschil in bevrijdingsmethodiek. In de Handelingen 5 en 12 zeg maar stille bevrijdingen door een engel, die de apostelen en later Petrus alleen uit de gevangenis brengt, dwars door gesloten deuren en langs wachtposten. In Handelingen 16 een bevrijding met donderend geweld. De eerste twee in Jeruzalem en de laatste in Griekenland. Ook is opvallend dat in deze periode het verzet toeneemt tegen de nieuwe christelijke kerk. Telkens op momenten dat het evangelie doordringt tot de bevolking probeert de Satan de verkondiging van het evangelie te voorkomen door ingrijpen van de leiders en machthebbers. De boodschappers moeten het zwijgen opgelegd krijgen. Dan kan het evangelie niet verder worden gebracht. In Handelingen 5 vanaf vers 17 lezen we gedetailleerd wat er gebeurt. Veel mensen komen onder de indruk van de boodschap en de wonderbaarlijke gebeurtenissen rond de apostelen. Overal komen mensen vandaan om dat te zien en mee te maken. Het woord van God vindt weerklank, want de mensen zien dat, in lijn met de periode dat Jezus nog in Jeruzalem rondliep, er wonderen gebeuren van genezing e.d. Dat is spectaculair. Die wonderen van het komende koninkrijk, waar vrede en gerechtigheid, vreugde en leven is. Dat trekt mensen aan. Maar de Joodse leiders van het volk wilden dat niet. Die gekruisigde Jezus moet doodgezwegen worden. “Wie in mij gelooft heeft het leven”, zei Jezus. Dat staat haaks op de leer van de Joodse leiders en de Satan. Die strijd tekent zich hier af. Daarom ook dat venijnige gevecht. Het evangelie van vrijheid en leven voor iedereen die bij Christus hoort, leven uit genade. Vrijspraak alleen op grond van geloof in het werk van Jezus. Niet door eigen inzet of kracht. Dat evangelie druist in tegen de natuur van mensen die het met regels en wetten zelf willen regelen. Mensen willen van nature zelf de dienst uitmaken. Het verzet tegen die blijde boodschap wordt steeds groter. Het eigenbelang van leiderschap in de oude Joodse religie en later ook de andere wereldreligies is voor velen belangrijker dat de bevrijding van al die regeltjes. Het leven vanuit de vergeving door Christus is te gemakkelijk. En toch vraagt God die volkomen overgave aan hem, met liefde en vertrouwen als basis. Dat cruciale aspect in de strijd tussen God en Satan maakt de bijzondere bevrijding van de apostelen noodzakelijk. Christus is hier al weer enige tijd geleden gestorven en opgestaan. Daarmee is de dood overwonnen en heeft God feitelijk de Satan overwonnen. Nu is de Satan uit op de ondergang van de volgelingen van Jezus Christus en hij verzet zich uit alle macht tegen de verspreiding van die boodschap in en buiten Israël. God laat dat niet gebeuren. Zijn wil geschiedt en hij is de machtige. En dat is wat hij hier weer laat zien. Aardse machthebbers kunnen zich proberen te verzetten, net als Jona dat deed door weg te vluchten. God is echter de bepalende factor. Niemand kan het ongestraft tegen hem opnemen. Hij is Heer over de hele schepping, dus ook over boeien en gesloten deuren. Toch geen spectaculaire bevrijding in Jeruzalem. Wel heel bijzonder. Apostelen zijn de ene dag in de gevangenis gezet en terwijl nog niemand van de Joodse leiders het wisten stonden de apostelen al weer te preken op het tempelplein. Hoe kan dit? Onverklaarbaar! Wonderbaarlijk. Jazeker, maar niet onverklaarbaar. Er wordt exact beschreven hoe God zijn apostelen bevrijdt. Een engel opende ’s nachts de deur van de gevangenis en bracht hen naar buiten. Zo is het gegaan. Van bidden om bevrijding wordt niets gezegd. Zou er niet gebeden zijn om deze bevrijding door, voor of met de gevangen? Dat is onwaarschijnlijk, 33
maar het is niet opgeschreven. De directe relatie tussen bidden en verhoring van het gebed in de weg van bevrijding wordt hier uitdrukkelijk niet gelegd. Veel christenen zoeken vandaag naar bevestiging van hun geloof, niet zelden door dingen aan te wijzen als verhoring op hun gebed. Begrijpelijk, maar ook riskant. Het kan maar zo overgaan in een zekerheidsgeloof: kijk ik ben op de goede weg, want God bevestigt dat keer op keer. In de bevrijdingsgeschiedenis hier in Handelingen 5 toont God zijn grote macht. Hij stuurt een engel die de deur opent voor zijn apostelen, en nog belangrijker: de verkondiging van zijn woord. Want die opdracht krijgen de apostelen van de engel. Laat die boodschap en laat dit wonder van bevrijding voor u genoeg zijn ook als in andere situaties in uw leven de bevestiging ontbreekt. Niet mijn ervaring, niet het gevoel van bevestiging of wat dan ook, maar het geloof in Jezus Christus is alles bepalend. God heeft uw gebed niet nodig om zijn wil ten uitvoer te brengen. U, jij en ik hebben het gebed nodig, om eerbied, dankbaarheid, afhankelijkheid te tonen en om hem te loven en te prijzen. In Handelingen 12 is de situatie grimmiger. Daar zie je wel dat er gebeden wordt voor de apostel Petrus. De situatie is grimmiger in die zin dat de vervolging van christenen volop aan de gang is. Stefanus is gestenigd. Jakobus is gedood. Herodes de vertegenwoordiger van de Romeinse overheersers is degene die hier actief bezig is met het verzet tegen de christenen. Hij is van plan om ook Petrus te doden. Petrus werd gevangengenomen tijdens het feest van het ongedesemde brood en de planning was om hem terecht te stellen op het pesachfeest. Herodes had bij de dood van Jacobus al gemerkt dat hij daarmee goed scoorde bij de Joodse leiders. Het is te bizar voor woorden. Herodes, de Romeinse overheerser die goed wil scoren bij de leiders van het onderdrukte Joodse volk door Petrus te arresteren tijdens het feest van de ongedesemde broden en hem terecht te stellen op het pesachfeest. Het feest van het ongedesemde brood en het pesachfeest herinnerden aan de periode van de uittocht uit Egypte en de reis door de woestijn. Feesten van bevrijding uit de slavernij, uit het bederf. Geen gist in het brood (ongedesemd) is een teken van haastig vertrek uit Egypte maar ook van zuivering. Gist is een bacterie, een vorm van bederf in feite. Pesach het feest van verlossing. Uitgerekend op die feesten die alles te maken hadden met bevrijding wordt Petrus in de boeien geslagen, met de uitdrukkelijke bedoeling om hem te doden. Nog dieper gaat het als je beseft dat het de bedoeling van de Satan is om het bevrijdende evangelie in de kiem te smoren. De boodschap van de bevrijding uit de slavernij van zonde en dood wordt hier ingeperkt door de boodschapper daarvan in de gevangenis te gooien en te doden. Petrus wordt zwaar bewaakt. Vier groepen van vier mannen bewaakten hem. Geen ontsnappen mogelijk. Petrus was daarnaast ook vastgeketend tussen twee soldaten en ook voor de deur van de gevangenis stonden bewakers. De gemeente bleef echter vol vuur voor hem bidden tot God. Prachtig zoals het is opgeschreven. In al zijn eenvoud. Een groepje mensen ergens bij elkaar. Handen gevouwen, ogen dicht, geknield wellicht, misschien ook de handen geheven. Hoe dan ook in vurig smeekgebed tot God blijvend in gebed. Wat kan dat nu uitrichten tegen de zwaar bewaakte gevangenis, de bewakers, de boeien? Niets toch? En ja dat is waar. Dat gebed zelf richt niets uit! Geen bijzondere krachten, geen magie of hocus pocus. Enkel het gebed. Spreken tot iemand die je niet ziet of hoort. Sterker nog, ondanks de vurigheid van dat gebed, ongeloof. Hoe verbaasd waren ze toen Petrus voor de deur stond: dat was onmogelijk, het bestaat niet. En toch, opnieuw het wonder van bevrijding. Opnieuw in alle eenvoud. Weer de engel die Petrus eenvoudig uit de gevangenis haalt. Petrus ligt gewoon te slapen, geboeid nog wel, vastgemaakt aan de twee bewakers. De engel maakt hem wakker, de boeien vallen af en de deuren gaan vanzelf open. De bewakers merken niets. Feitelijk precies hetzelfde als in Handelingen 5. Voor God is niets te wonderlijk. Het wonder van ook deze bevrijding is helemaal aan hem. Zijn wil is ook hier ruimte creëren voor de verkondiging van het bevrijdende evangelie. Zijn boodschapper Petrus wordt in de ruimte gesteld. Zoals God ooit het volk Israël heeft bevrijd uit Egypte, met droge voeten door de Rietzee, zo bevrijdt hij Petrus hier uit de dodencel. Is dit verhoring van het gebed? Is dit de kracht van het gebed wat we hier zien? Ja en nee. Uiteraard is hier verhoring van het gebed. De gemeente heeft God gesmeekt om deze bevrijding en de bevrijding is een feit. Uw wil geschiede, jazeker. God luistert naar het 34
gebed van zijn gemeente. Die gemeente of die broeders en zusters spraken hun verwachting uit dat God bij machte was om Petrus te bevrijden en zij smeekten God om dat ook te doen. Daaruit blijkt hun erkenning van de almacht van deze God. Tegelijk ook in dat gebed, kleingeloof. We kunnen mooie woorden gebruiken en ontzettend vroom lijken, maar tegelijk lijden aan kleingeloof. De kracht van het gebed, hoe vol vuur ook uitgesproken is niet in ons, maar wordt er aan verleend door de Hoorder van het gebed. God onze Vader in de hemel. Hij wil gebeden zijn. En daarom: bid! En verwacht veel, omdat de Hoorder van het gebed niemand minder is dan de almachtige God zelf. Zijn wil komt altijd uit. Mag de gemeente hier een bevestiging in zien? Uiteraard. God heeft de bevrijding gegeven. Wat de gemeente allereerst bemoedigd moet hebben is het feit dat God zo machtig is en dat hij actief werkt aan de verspreiding van zijn woord. Dat hij zorgt voor zijn gemeente en zijn kinderen in de verdrukking. Wat de gemeente vooral niet moet doen, is zeggen: “dat hebben wij voor elkaar gebeden. Dat hebben we goed gedaan.” Dan draai je de rollen om en zie je in de verhoring een aanwijzing dat God jouw daden wel goed vindt en op grond daarvan doet wat je vraagt. Nee, het gaat om de eer van God. Hij zorgt. Zie Hem en zijn daden en loof hem daarvoor. Zie daarin hoe hij bezig is met zijn gemeente en voor zijn kinderen zorgt. Laat dat de bemoediging en de bevestiging zijn. En laat dat voor u en voor jou genoeg zijn. De derde wonderbaarlijke bevrijding van de boodschappers van het evangelie, Paulus en Silas, wordt beschreven in Handelingen 16. Paulus en Silas zijn bezig aan hun tweede zendingsreis. Tijdens hun eerste zendingsreis hadden ze een aantal plaatsen in het huidige Turkije en op Cyprus bezocht. Op deze tweede reis willen ze de nieuwe kerkelijke gemeenten nogmaals bezoeken en bemoedigen. Handelingen 15: 41. Dat ook het zendingswerk niet altijd zonder slag of stoot ging blijkt ook uit dat slot van Handelingen 15. Ruzie tussen de zendelingen onderling. Het blijken ook maar gewoon mensen te zijn met hun eigen gedachten en karakter. God schakelt hen in. Hij gebruikt gewone mensen om zijn doel te bereiken. Dat doel is hier opnieuw de verkondiging van zijn boodschap voor mensen die leven onder de druk van onvolmaaktheid, ziekte en dood. Het doel van Paulus om de nieuwe gemeenten weer te bezoeken is prachtig, maar Gods plan gaat verder. In Handelingen 16 vers 6 en 7 lezen we dat de Geest meerdere keren ingrijpt in hun plannen. De Geest van God leidt hun weg naar de westkust van Turkije, naar de kustplaats Troas. En in Troas zie je opnieuw de geest van God aan het werk als hij Paulus in een visioen duidelijk maakt dat hij de Egeïsche zee over moet steken naar Macedonië. Telkens wordt nadrukkelijk vermeld hoe het God is die zijn plan uitvoert. Hij staat centraal. In Griekenland aangekomen reizen ze door naar Filippi. Ze zoeken contact met de religieuze bevolking en verkondigen daar het evangelie. God opent ook daar in Filippi de harten van mensen. Er kan gedoopt worden, mensen worden opgenomen in de wereldwijde gemeente van Christus. Tegelijkertijd weet ook de tegenhanger van Christus, de Satan, van de aanwezigheid van Paulus en Silas met hun boodschap. Dat blijkt uit het feit dat een waarzegster feitelijke waarheden achter Paulus en Silas aanschreeuwde. In vers 17 staat: “Deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God en verkondigen u hoe u gered kunt worden”. Gratis reclame zou je zeggen. Toch treedt Paulus er tegenop. Reclame uit de mond van iemand die door de duivel bezeten is. De waarheid van het evangelie uitgesproken door de tegenstander? Dat kan niet bestaan. Bij de Satan is het evangelie nooit veilig. Paulus beveelt de geest om deze vrouw te verlaten en het gebeurt. Hij doet dat in de naam van Jezus Christus. Op grond van zijn overwinning op de Satan door zijn dood en opstanding kan Jezus Christus ook deze vrouw bevrijden uit de macht van Satan. Het effect daarvan op de vrouw is echter groot. Ze kan de toekomst niet meer voorspellen. Daarmee is ze nutteloos geworden voor haar eigenaren. Ze was namelijk een slavin. Eigendom van haar meesters, die uitgerekend vanwege haar bijzondere gaven van waarzeggerij veel geld aan haar konden verdienen. Die bron van inkomsten valt nu zo maar weg door toedoen van Paulus. De sfeer wordt grimmig en keert zich tegen Paulus en Silas. Ze worden zonder pardon voor de stadsbestuurders gebracht en op grond van het feit dat ze een vreemde leer verkondigden en zo onrust veroorzaakten krijgen ze stokslagen en worden ze vervolgens gevangen gezet. Probleem opgelost. De slag is verloren. De verspreiding van het evangelie in Europa is in de kiem gesmoord. Paulus en Silas zijn opgesloten in de binnenste kerker, met hun voeten in een blok. Ze kunnen werkelijk geen kant meer op.
35
Maar toch, schijn bedriegt. Het evangelie had al bevrijdend gewerkt in Filippi. Er was gedoopt, de slavin was bevrijd van de duivelse geesten. De stad was in rep en roer, juist vanwege deze bijzondere feiten. Had de slavin het als het ware niet van de daken geschreeuwd: “dienaren van de allerhoogste God, die u verkondigen hoe u gered kunt worden…”. Hoe kan dat woord nog gestuit worden? Gods werk is niet te stuiten. Zijn wil zal gedaan worden, zelfs als alles en iedereen het tegen wil houden. “Aan mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”, zegt Jezus vlak voor hij zijn volgelingen de opdracht geeft om zijn woord tot aan de uiteinden van de aarde te verkondigen in Matteüs 28: 18 en 19. Dat woord klinkt nu in de gevangenis als Paulus en Silas midden in de nacht gaan bidden en zingen. Hun liederen klinken door de stille gangen en er wordt aandachtig geluisterd door medegevangenen. De boodschap klinkt en is niet te stuiten. Nu voor gevangenen. Vergeving, bevrijding, nieuw begin. Het moet hen als muziek in de oren hebben geklonken. Hun gebed en hun lofzangen klinken tot in de hemel. God luistert en verhoort hun gebed. God zag hen steeds en had hun niet uit het oog verloren. En God antwoordt. Hij antwoordt met groot gezag. Niet een klein beetje, maar alle macht is aan hem. Geen geruisloze bevrijding, maar met vol vertoon van macht en majesteit onderstreept God hier voor de machthebbers van de stad en alle andere tegenstanders dat met Hem niet te spotten valt. Hij beweegt letterlijk hemel en aarde om ruimte te maken voor zijn bevrijdend woord. Een hevige aardschok zorgt ervoor dat de boeien losschieten en de deuren van de gevangenis open springen. Alleen al die specifieke effecten maken duidelijk dat God aan het werk is. Zijn dienaren zaten in de binnenste kerker. Verwoesting en instorting van de gevangenis is dus kennelijk niet aan de orde, wat je wel zou verwachten bij een aardbeving. Hier niet. Boeien en deuren gaan open. Ooit een aardbeving gezien die zo selectief te keer ging? De conclusie kan maar één zijn, namelijk geen gewoon natuurgeweld, maar aangestuurd natuurgeweld door de grote Schepper van hemel en aarde. Het wonder gaat verder. Alle gevangen blijven, niemand vlucht weg de vrijheid tegemoet. De gevangenbewaarder hoeft daarom geen zelfmoord te plegen. Niemand is gevlucht. Ook aan hem wordt vervolgens de blijde boodschap verteld. En hij aanvaardt die boodschap met blijdschap. Hij wordt gedoopt, omdat hij gelooft in de Heer Jezus. Gods woord is niet tegen te houden. Met dat woord schiep hij alles en riep hij mensen in zijn dienst. Met dat woord heeft Jezus doden tot leven geroepen. En welke rol speelde het gebed in deze geschiedenis? In vers 25 van dit hoofdstuk staat dat te middernacht Paulus en Silas aan het bidden waren en dat ze lofliederen zongen. De inhoud van zowel het gebed als de liederen is niet vermeld. Maar het feit dat gesproken wordt over lofliederen geeft wel aan dat ze dwars tegen de feiten in overtuigd waren van de grootheid en de macht van God. Natuurlijk hebben ze gebeden om uitkomst, om bevrijding, om recht. Als je weet dat je dienaar bent van de allerhoogste God en dat die God alle macht heeft, bij wie anders zou je dan om hulp en verlossing gaan vragen dan bij Hem. In hun gebed en lied laten ze zien dat hun hulp en verwachting is van Hem en niemand anders. Erkenning, jazeker. Verhoring, uiteraard. Bevestiging en bemoediging, jazeker. Maar niet anders dan eerder beschreven. Wat een bemoediging als je meemaakt dat die machtige God laat zien wie hij is en dat jij bij deze God mag horen, dat deze God je Vader wil zijn. Draai het niet om in die zin dat je denkt dat je door je gebed God aan kunt sturen. Jij bent het niet die God inschakelt, maar hij is het die u, jou en mij inschakelt. En als jij je ingeschakeld weet in zijn dienst dan mag je ook verwachten dat hij voor je zorgt. Niet, dat alles dan goed gaat. Paulus en Silas hebben het aan den lijve ondervonden. Ze hebben heus hun striemen en kneuzingen wel gevoeld. Ze hebben het gedragen om Christus wil. Ze konden desondanks lofzingen om zo Gods grote naam te prijzen. Het bijbelboek Handelingen laat verder zien wat er allemaal gebeurt in en rond de verkondiging van het evangelie. Paulus heeft in totaal drie zendingsreizen gemaakt voornamelijk in Turkije en Griekenland. Zijn vierde reis was de reis naar Rome, als gevangene vanwege zijn verkondiging van het evangelie. Hij moest zich verantwoorden voor de keizer. Dat proces heeft lang op zich laten wachten. Daardoor kon Paulus vanuit Rome veel brieven schrijven aan de gemeenten die mede door zijn werk waren gesticht. Een aantal van die brieven zijn in de bijbel opgenomen. Ook op die manier ging de verkondiging van het evangelie door. De boodschapper mocht dan gevangen zitten, de boodschap zeker niet. Via de brieven van Paulus werden niet alleen de gemeenten in Griekenland en Turkije bemoedigd, maar heel Gods kerk wereldwijd de eeuwen door. Tot
36
op de dag van vandaag worden deze brieven gelezen en werkt de Heilige Geest ermee in de harten van vele christenen. Gods werk gaat door, zijn koninkrijk is niet te stuiten. Ook al worden zijn boodschappers gevangen gezet, gemarteld en gedood. Telkens opnieuw roept God nieuwe getuigen en boodschappers in zijn dienst. Dat gaat door jaar in jaar uit totdat de Heer Jezus terugkomt, om te oordelen de levenden en de doden. De brieven van Paulus vormen het toneel van het volgende hoofdstuk in dit boekje.
37
15.
Bidden in de brieven van Paulus.
De brieven van Paulus die in het nieuwe testament van de bijbel zijn opgenomen werden deels geschreven vanuit de gevangenis in Rome. Voor de brieven aan de Romeinen, de Korinthiërs, de Galaten en de Efeziërs, Tessalonicenzen geldt dat niet. Uit de brieven zelf is dat op te maken door verschillende opmerkingen. De meeste brieven van Paulus beginnen met een zegengroet en gebed, nadat Paulus zich als het ware eerst identificeert. Uiteraard wil ik ook nu inzoomen op die gebeden, maar het is wel goed om toch ook vooral de identificatie en de zegengroet te lezen. Paulus maakt zich voortdurend bekend als dienaar van Christus. Hij schrijft niet op eigen gezag. Hij is geroepen door Jezus Christus op spectaculaire wijze. Handelingen 9. Paulus was eerst een vijand van Christus, een vervolger van de eerste Christenen, totdat Jezus hem zelf aanspreekt en opeist in zijn dienst. Hij behoorde niet tot de kring van de twaalf discipelen, maar werd oog- en oorgetuige door goddelijk ingrijpen. Met het gezag, ontleent aan die roeping en vooral aan degene die hem geroepen heeft, spreekt / schrijft Paulus. En zo, in die positie, begint hij zijn brieven met de zegengroet: Genade zij u en vrede van God, onze Vader en van Jezus Christus onze Heer. Dezelfde groet, of variaties daarop, die we aan het begin van iedere kerkdienst mogen ontvangen. Dat maakt dat de brieven en ook de kerkdiensten van iedere vrijblijvendheid worden ontdaan. God zelf is aanwezig en actief in deze brieven en in iedere kerkdienst. Uit de brieven blijkt heel veel gewone menselijkheid. Paulus schrijft aan voor hem bekende personen en hij laat zijn verlangen, zorg en boosheid blijken. Maar boven dit alles verheven blijkt telkens opnieuw zijn formele rol als dienaar van Christus. Merk op dat het God zelf is die werkt door zijn ambtsdragers. Na de zegengroet zie je eigenlijk altijd direct dat Paulus voor de ontvangers van de brieven bidt en dankt. Alleen in de brief aan de Galaten ontbreekt deze bede. Paulus dankt voor het geloof dat in de gemeente wordt aangetroffen. Regelmatig komt ook het woord voortdurend of onophoudelijk of altijd voor. Voortdurend of onophoudelijk gebed voor de gemeente waaraan hij schrijft. Wat wordt bedoeld met voortdurend en onophoudelijk? Ik heb mensen horen zeggen dat ze de hele dag in gebed waren. We kennen het fenomeen nacht van gebed. Is dat de letterlijke opvatting van voortdurend en onophoudelijk gebed? En is dat wat Paulus hier bedoelt? In dit verband kunnen we ook terecht in Lucas 18. Jezus vertelt hier in beeldspraak. Een gelijkenis om duidelijk te maken wat de functie van aanhoudend gebed is. Een onrechtvaardige rechter wordt door een weduwe als het ware belaagd om haar recht te verschaffen. Waarover wordt niet verteld. De manier waarop zij dat doet is van belang. Zij blijft volharden in haar vraagstelling naar de rechter totdat de rechter uiteindelijk en uit eigen belang luistert en doet wat ze vraagt. De rechter heeft geen ontzag voor God en handelt vooral uit eigen belang, om van het gezeur af te zijn. Zal God, die wel rechtvaardig en eerlijk is dan geen recht verschaffen aan zijn kinderen die dag en nacht tot hem roepen. De boodschap in dit gedeelte is om te blijven bidden. Steeds weer ging de weduwe naar de rechter. Dit duidt op herhaling. Keer op keer je vragen neerleggen bij God. Hou vol, verwacht veel van de Rechter die wel luistert en rechtvaardig is. Echter, dit bijbelgedeelte sluit zeer confronterend af. De rechter zal spoedig recht verschaffen. Daar ligt het niet aan. Maar zal de Mensenzoon geloof vinden op aarde als hij terugkomt? Kortom, heeft de mensheid wel echt zijn vertrouwen gesteld op God. Is de mens zijn Heer blijven erkennen? Een tweede gelijkenis, direct aansluitend: Een Farizeeër en een tollenaar, beide gaan bidden. De farizeeër bidt in de trant verzekeringsarts: Heer, kijk eens hoe goed ik ben. De tollenaar bleef op afstand staan en durfde niet eens naar de hemel te kijken en zei “God, wees mij zondaar genadig” Een kort gebed van de tollenaar, maar hij ging gerechtvaardigd naar huis. Oké, het zijn gelijkenissen. Maar het maakt duidelijk dat gebed noodzakelijk is en ook bij herhaling. Maar ook hier komt het in de eerste plaats neer op de erkenning en de eer van God. Van hem alles verwachten. Vindt de Mensenzoon geloof? Ook de miskenning van de eigen vermogens. Wees mij zondaar genadig. Die houding is noodzakelijk, maar komt evenmin uit ons zelf. Het is Gods Geest die dat in ons moet 38
bewerkstelligen. De mens is uit zichzelf hoogmoedig. De farizeeër. Dat is zijn geaardheid. Zelfredzaam, zelfhandhaving of zelfverheerlijking. Kijkend naar de apostel Paulus en zijn aanhoudend gebed voor de gemeenten aan wie hij schrijft: Aan de gemeente in Rome: Ik dank God omdat er in de hele wereld over uw geloof wordt gesproken. Ik bid onophoudelijk om gelegenheid om naar u toe te komen met als doel om u te bemoedigen en bemoedigd te worden. Aan de Korinthiërs: Ik dank God omdat hij u in Christus Jezus genade heeft geschonken. Uit de brief aan de Efeziërs (3: 14): Ik buig mijn knieën voor de Vader: moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijk wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest… Filippenzen: Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, omdat u vanaf de eerste dag hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. En ik bid dat uw liefde blijft groeien door inzicht en fijnzinnigheid. Kolossenzen: In al onze gebeden danken wij God, want we hebben gehoord dat u in Christus Jezus gelooft en al de heiligen lief hebt. Tessalonicenzen: Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus onze Heer. Timoteüs: Ik vraag dat er gebeden wordt voor alle mensen, smeekbeden, voorbeden en dankgebeden. Bid voor koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen gered worden en de waarheid leren kennen. Filemon: Ik dank mijn God altijd wanneer ik u in mijn gebeden noem, want ik hoor vaak over de liefde en de trouw die u de Heer Jezus en alle heiligen toedraagt. Ik bid dat het geloof dat u met ons deelt u en dieper inzicht geeft in al het goede dat ons nader tot Christus brengt. Paulus bidt met volharding en met regelmaat voor de gemeenten in Turkije en Griekenland. Toch doet hij behalve bidden nog vele andere dingen, zoals brieven schrijven en evangeliseren. Dat maakt heel praktisch en inzichtelijk dat met voortdurend en onophoudelijk vooral geduid wordt op herhaling in plaats van continuïteit. Ook is het van belang op de inhoud van zijn gebed te letten. Het gaat steeds over de blijdschap dat het evangelie zijn werk doet of heeft gedaan. Hij noemt in zijn brieven niet zelden de moeite en de zorg dit dat met zich meebrengt. Het gaat niet zonder slag of stoot. Gelovigen worden uitgesloten van het maatschappelijk leven, uitgestoten en vervolgd. Maar Paulus bidt en dankt vooral voor het grote werk dat God doet in het leven van de gemeenten en in zijn leven. Heel nadrukkelijk is dat te zien in de tweede brief van Paulus aan de Tessalonicenzen. Paulus legt de klemtoon op het dienen van God. Tegelijk weet Paulus van de zware vervolging van de christenen in Tessalonica. Hij bemoedigt de gemeente met de boodschap dat de vervolgers op Gods tijd tot verantwoording worden geroepen. Geen gebed in de trant van “Heer, bevrijd broeder die of die uit de gevangenis” of “zorg voor zuster …. die nu alleen is”. Uiteraard wil het feit dat het hier niet beschreven wordt niet zeggen dat Paulus ook niet op die manier heeft gebeden. Het staat echter in deze brief niet vermeld. Paulus vestigt zijn en onze aandacht op het niet zichtbare werk van God. De strijd die gevoerd wordt tussen het rijk van God en de macht van de Satan. Een strijd die eeuwenlang gaande is. Het menselijk leven is in dat geheel kostbaar in Gods ogen en tegelijk klein is het grote geheel. Wij zien wat voor ogen is. Ons leven en sterven in het hier en nu met voorspoed of tegenslag, gezondheid en ziekte. Vaak zijn we niet al te veel bezig met de tijd na ons. Paulus wijst ons daar wel op. Kijk verder dan alleen het hier en nu. Gods rijk gaat vele malen verder, is veel groter en mooier dan we nu voor ogen hebben.
39
De eerste bede van het onze Vader in praktijkles: Uw koninkrijk kome. Dat is waar het voornamelijk om gaat in Paulus’ gebeden. De eer en de glorie van God. Het “geef ons heden ons dagelijks brood” krijgt veel minder aandacht. Zet dat af tegen onze gebeden. Is het niet vaak een verlanglijst gericht op eigen welzijn vandaag. Is ons gebed daarom soms zo lang? Laat Paulus ons een voorbeeld zijn in zijn gebeden. Laat de Heer uw vreugde blijven. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden. Dan zal de vrede van God die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren. Filippenzen 4: 4 e.v.
40
16.
Bidden in de brief van Jakobus.
De brief van Jakobus is heel bekend vanwege het laatste gedeelte ervan waarin opgeroepen wordt tot ziekenzalving. In vers 15 van Jakobus 5 staat dan “Het gelovige gebed zal de zieke redden”. Dat is een hele sterke uitspraak. Het gebed zal de zieke redden. Voor gebedsgenezers een geweldige opsteker. En dat hoor je dan ook bij mensen die veel nadruk leggen op gebed. Ik heb voor hem gebeden en gelijk waren de klachten weg. God wil geen ziekte, hij is liefde, hij wil alleen maar het goede. Bid nu maar gewoon, dan genees je. En mensen verbazen zich erover. “Ik heb alles al gedaan om daarvan af te komen en jij bidt ervoor en het is over”. Toch blijven er vragen. Niet iedereen geneest. Tot nu toe is ieder mens gestorven. Hoe kan dat? Is de bijbel en met name deze brief onbetrouwbaar? Het staat er toch: Het gebed zal de zieke redden? Ook een andere redenering bij deze tekst is denkbaar namelijk dat mensen gaan twijfelen aan hun geloof als in de praktijk blijkt dat hun kwaal niet geneest. Bid ik wel goed? Ben ik eigenlijk wel een kind van God? Is mijn geloof wel sterk genoeg? Bestaat God eigenlijk wel? Mensen, gelovigen kunnen hierdoor ernstig in de problemen komen. Het is zeker bij deze zo op het eerste gezicht krachtige teksten heel belangrijk om goed en zorgvuldig te lezen. Jakobus doet dat zelf ook. Hij citeert teksten en situaties uit het oude testament. Hij poneert niet zo maar iets, maar hij bedoelt daar iets mee te zeggen en ondersteunt dat door te wijzen op Elia’s gebed (1 Koningen 17 en 18) en op de geschiedenis van Job. Bovendien heeft Jakobus voorafgaand aan deze teksten aan het slot van zijn brief nog veel meer gezegd. Het is echt nodig om deze tekst in zijn verband te lezen. Jakobus begint zijn brief met zijn identificatie: dienaar van God en van de Heer Jezus Christus. Dan de adressering: aan de twaalf stammen in de diaspora, verstrooiing. Feitelijk schrijft hij aan de hele wereldwijd verspreide kerk. Hij blijkt goed op de hoogte te zijn van de omstandigheden waarin vele gelovigen moeten leven. Hij weet van beproevingen die de gelovigen ondergaan. Hij benoemt dat als positief. Als middel om standvastigheid te laten blijken. Wie de beproeving doorstaat ontvangt als lauwerkrans het leven zoals God het bedoeld heeft en belooft aan ieder die hem liefheeft. Jakobus weet dus ook heel goed dat in dit leven allerlei dingen fout gaan zowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht. Hij weet dat mensen ziek kunnen zijn en niet genezen ondanks hun gebed. Hij weet van wonderen van genezing. Hij heeft het zelf gezien. Evenals Paulus zie je bij Jakobus ook dat hij verder kijkt dan wat voor ogen is. Het gewone aardse leven ik geweldig mooi of soms niet mooi, maar er is veel meer dan dat. Het geloof is het bewijs van de dingen die je niet ziet. Geloven in een nieuwe toekomst, in eeuwig leven, in herstel van wat gebroken is. Alleen dan kun je ook in nood afzien van geluk in het hier en nu, omdat je uitzicht hebt op een betere, ja zelfs volmaakte toekomst. Dan kun je zeggen dat het je blijdschap is om aan beproevingen bloot te staan. En laten we eerlijk zijn, dat is best verschrikkelijk moeilijk. Jakobus doet ook in zijn eerste hoofdstuk boute uitspraken. Wie twijfelt is als een golf in zee. Wie zo is moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen. (vers 6-8) Wie in verleiding komt, moet niet beweren dat die verleiding van God komt. (vers 13) Voor God, de Vader is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven. (vers 27) En eigenlijk gaat het zo door, ook in de rest van dit bijbelboek. Jakobus maakt het leven als Christen heel inzichtelijk. Behalve vrome woorden ook goede daden. In Jakobus 2 staan daar mooie voorbeelden van. Abraham, van wie de Heer vroeg om zijn zoon Isaak te offeren. (Gen. 22) Rachab die de verkenners verstopte voor de bewakers van Jericho (Jozua 2) Bekenden uit het oude testament die door hun gelovige daden worden gekenmerkt als rechtvaardig. Jakobus laat door allerlei voorbeelden zien hoe belangrijk het is om niet alleen te geloven, maar ook om uit dat geloof te leven. Er is om zo maar te zeggen niets voor nodig om van je geloof af te vallen. Het voorbeeld van de tong in Jakobus 3, waar je goed en kwaad mee kunt spreken is veelzeggend. Leef onberispelijk en wijs, zachtmoedig. De wijsheid van boven is voor alles zuiver, vredelievend, mild, meegaand, rijk aan ontferming en brengt alleen maar goede vruchten voort, is onpartijdig en oprecht. 41
In Jakobus 4 stelt hij feitelijk de beslissende vraag. Waar komt die strijd, waar komen al die conflicten vandaan? Hier mag je best je eigen strijd invullen. Ook de strijd van ziek zijn, bidden om genezing, geen herstel krijgen. Verdriet vanwege kinderloosheid. Strijd tegen geaardheid. Pijn vanwege alleen zijn. Waar komt die strijd vandaan? Toch een heel andere houding dan in Jakobus 5: bid en gered worden. De vraag stellen is al pijnlijk. Want hoe menselijk is het om graag weer gezond te worden als je ziek bent. Om niet te sterven vanwege je ziekte. Hoe menselijk is het om niet de pijn te willen voelen van je geaardheid of je alleen gaan. En hoe graag willen mensen soms een kind ontvangen of hun kind behouden in het christelijk geloof. Mag dat dan niet? Zijn dat verkeerde wensen? En dan komt het er op aan. Kun je dit eenvoudig afdoen met antwoorden in de zin van: je bidt verkeerd. Want als je goed bidt dan krijg je het ook. Zegt Jezus het zelf niet: “bid en je zult ontvangen”? Lees verder in Jakobus 4. U krijgt niets omdat u niet bidt. En als u bidt ontvangt u niets omdat u verkeerd bidt: u wilt alleen uw eigen hartstochten bevredigen. Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Harde woorden? Is het hartstochten bevredigen, als we onze strijdpunten aan God voorleggen? Lees goed wat er staat. Jakobus zoomt in op de hartstochten die je wereldgelijkvormigheid kunt noemen. Geld en goed, zeg maar de aardse dingen. Waar de niet-christenen hun doel van hebben gemaakt, dat kan niet het levensdoel zijn van een christen. Dat niet te willen, vraagt strijd. Die strijd komt voort uit ons eigen hart en onze eigen begeerte. Jakobus roept op om je te richten op Gods doel met uw en mijn leven. God loven en prijzen. Hem de eer geven. Met Hem en voor Hem leven tot in eeuwigheid. Zijn schepping bewerken en regeren. Lees vooral verder vanaf vers 5. Hij die ons het leven gaf, maakt er vurig aanspraak op; maar de genade die hij schenkt is nog groter. Vers 8: Nader tot God dan zal hij tot u naderen. Vers 10: Verneder u voor de Heer, dan zal hij u verheffen. Nogmaals: waar komt de strijd vandaan. Jakobus vraagt van christenen en niet-christenen een keuze. Waar ligt je hart? Ligt dat in werkelijkheid in Christus of ligt dat in het wereldse geluk. Bid ik om de komst en het leven in Gods koninkrijk en heb ik die onzichtbare toekomst voor ogen? Die hoop en die verwachting gaan inderdaad veel verder dan het hier en nu. Hoe groot het verdriet hier op aarde en in onze levens ook kan zijn. Tegelijkertijd kan niet gesteld worden dat je dus maar niet voor hele gewone aardse zaken mag bidden. Sterker nog, God heeft alles te maken met ons gewone dagelijkse leven. Echter in ons gebedsleven is de primaire gerichtheid op Gods koninkrijk van fundamenteel belang. Het gaat allemaal om God en zijn rijk. Ook ons gewone dagelijkse leven is daarop gericht en staat in dat perspectief. En dat heeft effect op dat dagelijkse leven, ook op onze begeerten. We beseffen dan dat we uit Gods genade leven. Dat maakt ons klein en tegelijk blij en dankbaar. Het laat ons uitspreken: “Als de Heer het wil zullen we dit of dat doen”. Afhankelijk van de Heer, maar ook gerust in de Heer. En met die rust en verwachting begint Jakobus het laatste deel van zijn brief. Jakobus 5 vanaf vers 7: “Heb geduld, broeders en zusters tot de Heer komt.” Vers 10: “Neem een voorbeeld aan het geduldige lijden van de profeten die in de naam van de Heer spraken”. Het geduld van Job wordt aangehaald. Hoe werd hij beproefd? Wees trouw; uw ja is ja en uw nee is nee. Wees dankbaar in voorspoed en prijs de Heer daarvoor, en inderdaad als je ziek bent, vraag dan aan God om herstel. Want God was altijd al jouw God. Hij is Heer over je leven. Dan is het toch volkomen logisch dat je God ook aanroept als je leven gevaar loopt. Dat daarbij ook zijn gemeente wordt ingeschakeld is eveneens logisch. Je bent in het geloof toch niet alleen? Je bent deel van Christus’ gemeente. Natuurlijk bid je voor elkaar. Daarvoor zijn geen bijzondere gaven van genezing nodig. Gewoon in geloof bidden tot God. Zoals Elia, een mens zoals wij, staat er als voorbeeld. Elia bad en het werd drie en een half jaar droog. Hij bad weer en de hemel gaf regen. 42
Het gebed van de rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet, staat er in vers 16 NBV. In de Statenvertaling staat dan: een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel. In de vertaling NBG 1951 staat: Het gebed van de rechtvaardige vermag veel doordat er kracht aan verleend wordt. God kennend, mag je veel verwachten van Hem die je Schepper is. Die zijn eigen Zoon gaf om u, jou en mij te redden van een doodlopend aards bestaan in zonde en dood. Ga zo dan ook naar Hem in moeite, zorg en verdriet. Verwacht alles van Hem, erken Hem als de Heer van je leven, als de Heer van zijn kerk. Als Koning van deze aarde en van zijn eeuwig koninkrijk. Hij is het die kracht verleend aan uw, jouw en mijn gebed. Niet mijn stamelende woorden, niet mijn geloof, niet mijn klagen en mijn pijn. Gods scheppingsmacht, zijn liefde en grote trouw zijn de dingen die het doen en de wapens die je inroept door je gebed. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen van de dood, volkomen uitkomst geven. (Psalm 68: 20 onberijmd) Met dit citaat uit de berijmde psalm 68 mag ook duidelijk worden dat Jakobus niet de enige is die radicaal schrijft. Want de stelligheid van de redding in Jakobus 5 staat er nog steeds. Terwijl we de realiteit kennen van bidden en niet genezen. Hoe zit dat? Bidden begint vooral met groot denken van God. Niets is voor Hem onmogelijk. Als je de macht hebt om de hele wereld de maken zou dan nog iets te moeilijk zijn? Dus ook vragen om genezing zijn bij hem aan het juiste adres. Eerder in dit boek is ook al gesteld dat de garantie van gebedsverhoring ligt in het feit dat juist het gebed van Jezus in de tuin van Getsemané “laat deze beker aan mij voorbij gaan” niet werd verhoord. Niet wat ik wil, maar uw wil moet gedaan worden. We kennen het hogepriesterlijk gebed als een voorbeeld van het gebed van Jezus tot zijn Vader. Hoe hij bidt voor ons, ook nu en nog steeds. Twijfel daar niet aan. Tegelijk, en daarover is Jakobus volkomen duidelijk, leven we nog in een tijd waarin de vloek van de dood over de aarde raast. De vloek van God, jazeker. “Ten dage dat u van die boom eet zult u de dood sterven.” Dat betekent dat alles in dit leven beperkt is en aangetast en dat iedereen ooit zal sterven. Het werk van Jezus heeft de wortel van het kwaad overwonnen, maar de blijde boodschap van die redding moet nog verder uitgedragen worden. Geloof in Jezus als uw en mijn verlosser en u zult behouden worden. Daar, weer dat radicale! Hij komt eenmaal terug en dan breekt er een andere tijd aan. Zonder pijn en zonder verdriet, zonder dood. Een eeuwig leven met God en tot God, in vrede en gerechtigheid Genezing op het gebed mogelijk? Absoluut. God is groot. Genezing door het gebed? Nee! God is groot, jij niet. Genezing op het gebed altijd? God is groot, zijn wijsheid gaat ons verstand, willen en kunnen ver te boven. Leef in geloof en sterf in geloof. In Christus is ons wezen veilig en geborgen. Jakobus eindigt niet met deze tekst over genezing. Hij sluit af met het behoud van een zondaar door toedoen van mensen uit de gemeente. Dat redt de zondaar van de dood en wist tal van zonden uit. Daarmee onderstreept Jakobus dat het in het leven van Gods kinderen om veel meer gaat dan dit aardse bestaan. Uiteindelijk komt het er op aan of de relatie met God goed is. Wil ik, willen wij als gemeente van Christus leven naar de regels en in de stijl van Gods rijk. Willen we leven in afhankelijkheid van God en uit de genade die Christus voor ons heeft verdiend? Wie zo leeft is gered van de dood. Zijn zonden zijn weggenomen. Hij of zij is werkelijk genezen, omdat de wortel van het kwaad uit hem of haar is weggenomen. Hij is opnieuw of wedergeboren in een nieuw leven met Christus als Heer.
43
17.
Onverhoorde gebeden
Dit hoofdstuk lijkt iets anders dan de vorige. In vorige hoofdstukken ging het over een concrete gebedssituatie ergens in de bijbel. Hier probeer ik iets te zeggen over een veel gehoorde vraag. Worden mijn gebeden wel verhoord? Vaak gaat deze vraag gepaard met moeiten in het leven. Juist als het er op aankomt als ik de hulp van God in het bijzonder nodig heb, juist dan gaat het anders dan ik aan God in gebed heb gevraagd. Je vraagt God om herstel, om uitkomst, om inkeer, om een einde aan de vervolging, om vrede in de wereld, om herstel van je huwelijk enz. Maar de ziekte blijft of de zieke sterft. Je probleem lost zich niet op, je kind laat de band met God los. Christenen blijven het doelwit van haat en vervolging en de vrede in de wereld blijft uit. Helpt bidden dan niet, luistert God niet, bid je niet goed genoeg, is je geloof te klein? Het staat toch links en rechts in de bijbel? Bid en je zult ontvangen! Het gelovige gebed zal de zieke redden! Die uw leven verlost van het graf! Waar ligt het dan aan als het niet gebeurt? Nu heb ik in het voorgaande daar al wel iets over geschreven. Van groot belang is om teksten niet zomaar uit hun verband te trekken. Je kunt, zelfs in de bijbel, niet alles in één zinnetje zeggen. Lees het hele gedeelte waaruit de tekst geciteerd wordt! Het kan ook helpen om terug te kijken. Hoe vaak heeft God je wél gegeven waar je om hebt gevraagd? “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Hoe vaak heb je dat gekregen? Wil voor ons zorgen, geeft dat we morgen gezond weer kunnen opstaan en verder kunnen met ons werk. Om maar iets alledaags te noemen. God geeft zo vaak wat we vragen dat we het niet eens meer bijzonder vinden. Als het goed gaat, ja dan kun je gemakkelijk bidden en danken. Als het niet goed gaat, kun je soms bidden wat je wilt, maar lijkt de hemel gesloten. Het gaat alleen maar slechter en soms bid je om herstel terwijl je een dag later hoort dat de persoon waarvoor je hebt gebeden op dat moment al gestorven was. Het kan verschrikkelijk stormen in het leven van Gods kinderen. Het leven kan een worsteling zijn. Soms een korte periode en voor sommigen en leven lang. Evenals bij nietchristenen dat kan. Kijk om je heen. Kijk naar de beelden op de TV. Verschrikkelijk wat je ziet in de Filipijnen na de storm die het gebied heeft getroffen. Je hoort over moord en verkrachting in sommige Afrikaanse landen, kindsoldaten nota bene in het zogenaamde leger van de heer enz., enz. Dat roept bij christenen en niet-christenen forse vragen op. Waar is God, of als er een God is waarom grijpt die dan niet in? Ik neem u graag mee terug in de bijbel. Het woord van God. Ik neem u mee terug naar de geschiedenis van Jezus, de zoon van God, die op aarde kwam, die onder ons heeft geleefd als mens onder de mensen. Die gezonden is om die mensheid een uitweg te bieden uit de eeuwenoude en schijnbaar niet te doorbreken cirkel van opgaan, blinken en verzinken. Jezus nam deze vloek van ons af door de verbinding te herstellen met de levensbron zelf, met God die ons had geschapen. Om voor Hem te leven en dus niet om te sterven. Jezus ging voor ons de hel en de dood door en is daaruit opgestaan. En voor zijn kruisdood heeft hij als mens vol angst voor pijn en dood, maar vooral ook angst om door God, zijn eigen Vader verlaten te worden, gebeden, ja gesmeekt dat dit lijden aan hem voorbij mocht gaan. In de tuin van Getsemané tot driemaal toe in werkelijke doodsnood. Maar de hemel zweeg. God gaf geen antwoord, geen enkele reactie. Terwijl het Gods geliefde Zoon was. Ook geen woord ter bemoediging of ondersteuning, helemaal niets. Onverhoord? De hemel gesloten? Bestaat God dan werkelijk niet? Is het allemaal een verzonnen verhaal? Voor Jezus was dit echter geen vraag. Hij wist dat zijn Vader luisterde ook naar deze drie gebeden. Hij beleed het ook toen hij bad: “niet mijn wil, de wil van de mens, maar Uw wil die moet en zal gebeuren.” En die bede werd gehoord en vervuld. God wil, dat de straf over 44
de ontkenning van de mens en de mensheid van Gods majesteit, zou worden betaald. Jezus onderging die straf. Hij offerde zichzelf volkomen op voor u, voor jou en voor mij. Uitgerekend in deze geschiedenis ligt de garantie dat God naar al uw en jouw gebeden luistert. En bovendien is Jezus na zijn opstanding zelf ook weer naar de hemel gegaan en hij, onze Heer staat voor de troon van God als degene die ons heeft gekocht, van wie wij het eigendom zijn. Hij bidt en pleit voor ons bij zijn Vader. Hij die weet wat het is om mens op aarde te zijn en alles heeft doorleefd wat wij ook meemaken. Bidt daarom zonder twijfel. God hoort uw gebed absoluut. Hij weet nog beter dan uzelf wat u nodig hebt. Hij luistert zelfs als u zelf niet meer kunt bidden. God is veel groter dan wij kunnen begrijpen. Ik neem u mee naar de Apostel Paulus. Paulus beschrijft in zijn tweede brief aan de Korintiërs, hoofdstuk 12 vers 8, dat hij de Heer drie maal heeft gesmeekt om een kwelling weg te nemen uit zijn leven. Het gebeurde niet. Onverhoord gebed. Zonder die kwelling zou hij meer kunnen doen in zijn zendingswerk. Toch neemt God de kwelling niet weg. En Paulus schrijft daarover dan dat Gods antwoord op zijn gebed was “je hebt niet meer nodig dan mijn genade” God hoorde dus wel! Hij gaf antwoord! Maar hij gaf geen verlichting van de kwelling. “Mijn genade is voor jou, Paulus, genoeg.” Nu is dit antwoord al veel meer, dan mensen tegenwoordig vaak krijgen. Wij krijgen niet zomaar een antwoord van God. Maar het antwoord dat Paulus kreeg is zowel voor hem als voor ons heel veelzeggend. Mijn genade is u genoeg. Dat gaat ergens over. Gods genade voor mensen. Onder Gods genade mogen staan is een geweldige belofte. God had tegen Adam gezegd: Weg uit het paradijs! De wereld is om jouw eigen hoogmoed vervloekt. Moeite en ellende zijn je deel. Gods vloek die we vandaag nog altijd over de wereld zien razen. En dan spreekt God over genade. Er is genade, dat wil zeggen bevrijding van de vloek. Er is weer leven denkbaar met de schepper van het leven zelf. Dat is niet alleen verhoring van het gebed, dat is veel meer dan dat. Dat is pure en onverdiende genade met een geweldig perspectief. De tijd komt werkelijk dat er geen dood en pijn meer is. Dat er eeuwig leven is met God en bij God. Bij hem die de bron is van het leven. Ik neem u mee naar de geschiedenis van David, als zijn eerste zoon, uit zijn relatie met Batseba sterft. Deze geschiedenis staat in 2 Samuel 11 en 12. David, koning over Israël, een gelovig man. Hij diende God van harte. Ooit had hij in groot vertrouwen op God de Filistijnse reus Goliath gedood. In deze geschiedenis leren we David kennen van zijn ronduit slechte kant. Hij ziet vanuit zijn paleis een vrouw die aan het baden was. Hij wordt verliefd op haar, laat haar komen en ze hebben gemeenschap met elkaar. Zij blijkt daarna zwanger te zijn. De vrouw is echter getrouwd en David wist dat. Overspel dus. Omdat de vrouw zwanger is probeert David het zo te regelen dat de wettige echtgenoot, een officier in het leger van David, verlof krijgt en bij zijn vrouw slaapt. Daardoor kon worden verdoezeld dat David overspel had gepleegd. Toen die list niet lukte liet David de man op een gevaarlijke plek in het leger zijn werk doen. De man, Uria, sneuvelt in de strijd. Vervolgens trouwt David met de vrouw. Niets aan de hand…. God oordeelt anders. Hij stuurt de profeet Natan naar David met de boodschap dat God deze gang van zaken heeft afgekeurd. Moord op Uria en overspel met de vrouw van Uria gaan beide regelrecht in tegen Gods geboden. Vanwege deze daden wordt David gestraft. Moord en doodslag in de eigen familie is zijn toekomst. Ellende in de familie enz., enz. David erkent zijn zonde en de Heer vergeeft het hem, maar de straf is dat zijn pasgeboren zoon zal sterven. En dat gebeurt ook, zeven dagen later. In die periode van zeven dagen bidt David, en hij vastte. Hij sliep op de keiharde grond. Het kind sterft toch. Vervolgens gaat David weer eten, hij trekt schone kleren aan nadat hij een bad heeft genomen, enz. Als zijn knechten dan vragen, waarom hij voor het sterven zo “dramatisch” deed en zodra het kind gestorven is weer “normaal” doet zegt David: “ik dacht, wie weet is de Heer mij genadig en blijft het kind in leven”. Een onverhoord gebed dus. David bidt zeven dagen lang, gepaard met vasten, niet baden, geen verzorging enz.
45
Het kind sterft desondanks. Dit sterven is heel duidelijk Gods straf op de zonde van David en Batseba. God had het van te voren gezegd. Het kind zal sterven. Is dit onverhoorde gebed dan ook straf van God? David weet het zelf heel goed. Dat blijkt uit zijn antwoord. Misschien zal God genadig zijn en het kind redden. David weet wie God is. Hij is een God van liefde en genade immers. Naar wie zou David anders gaan, dan naar deze God die hij kent als de God van liefde. Jazeker, David erkent God opnieuw. In zijn verkeerde begeerte naar die vrouw die hij zag vanaf het dak van zijn paleis ontkende hij het recht van God. “Gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste.” “Gij zult niet echtbreken.” Nu weet hij opnieuw dat God het is die het leven, ook dat van David leidt. Bij hem moest hij zijn met zijn angst om het leven van zijn zoontje. Maar ook met zijn schuldbelijdenis. Met berouw over zijn zonde en de vraag om vergeving. Ook na het sterven van zijn zoon, gaat David naar zijn God en knielt voor Hem. Ook in zijn verdriet schuilt hij bij zijn God. Hij vertroost zijn vrouw. Je ziet het gewone ook bij David. Hij staat echt niet boven het gewone menselijk verdriet. Hij treurt om het verlies van zijn kind. Je ziet tenslotte ook weer perspectief in deze geschiedenis. Een nieuwe zoon wordt hen gegeven: Salomo, met een tweede naam Jedidja genoemd, wat betekent Lieveling van de Heer. Onderdeel van de straf voor David was moord en doodslag, ellende in de familie, maar het eerste kind dat wordt geboren krijgt de naam “Lieveling van de Heer” De naam wordt gegeven door de profeet Natan, dezelfde die eerder het oordeel kwam aanzeggen. Hij is een God van liefde en genade…. Had God het gebed van David voor het sterven van zijn zoon niet gehoord? Vast wel. God heeft echter anders gehandeld dan David vroeg. Het kind stierf wel, dat had God zelf aangekondigd. Hier is echt de straf van God aan de orde. Het gebed was echter geen onzin. Davids erkenning van Gods recht, zijn schuilen bij deze rechtvaardige God, was uitermate van belang. David zegt niet: van deze God moet ik niets hebben. Hij is liefdeloos. Hij hoort niet. Ondanks alle verdriet en berouw erkent hij dat hij heeft gezondigd. Hij leeft in een wereld waarin de mens keer op keer inclusief hijzelf God de rug toekeert. Een wereld die gebukt gaat onder Gods vloek. Veelzeggend is het om nu ook de psalm van David te lezen die hij schreef juist in deze geschiedenis: Psalm 51. Uit deze geschiedenis leren we vooral dat God in zijn recht staat. En ook hoezeer het terecht is dat we dat erkennen. Het gaat er niet om dat het niet luisteren van God naar Davids gebed om herstel van zijn zoon een gevolg was van Davids zonde. David laat zien dat we ondanks alles, ondanks onze eigen zonde, misschien wel juist vanwege onze zonde naar God moeten! Juist dan naar God toe. Buig voor hem en belijd je zonde. Erken dat je leeft van zijn genade en dat je telkens opnieuw vergeving nodig hebt. Niet in de zonde blijven liggen, maar berouw en bekering. Een verslagen hart. Opstaan in een nieuw leven met Hem. God luistert echt. Twijfel daar niet aan. Hij hoort het geroep van zijn kinderen. Bij hem ben je altijd aan het juiste adres. Pleit op Gods beloften, en geloof en vertrouw in de voorbidder Jezus Christus. In deze geschiedenis binnen het gezin van David, maar ook de geschiedenis van Paulus, kunnen we ook een parallel trekken naar een groter verband. We zien bij David als hij door Natan als schuldige wordt aangewezen voor de dood van Uria en zijn overspel met Batseba, dat hem vergeving geschonken wordt zodra hij zijn schuld voor God erkend. Toch wordt de straf voltrokken. Vergeving ontvangen wil dus niet zeggen dat God niet straft. Paulus krijgt wel de boodschap van Gods genade, maar de doorn in zijn vlees blijft. Tegelijkertijd wordt nu vaak gezegd dat een natuurramp, moeite, ziekte of een sterven geen gevolg is van een speciale zonde van degene die ziek is of sterft. Want Christus is voor onze zonden gestorven en opgestaan. Er is vergeving bewerkt door Hem. En dat is, Gode zij dank, waar! Maar ook is waar dat God na de zondeval heeft gezegd dat de aarde vanwege de ongehoorzaamheid van de mens vervloekt is en dat de mens zal sterven. Er is dus vergeving door Christus. Hij heeft de straf op zich genomen. Tegelijk wordt de mens en de mensheid tot op de dag van vandaag geconfronteerd met sterfelijkheid. Die twee blijven naast elkaar bestaan en bijten elkaar niet.
46
Wij leven in een tijdperk waarin de belofte van kracht is dat Christus terugkomt. De tijd van genade. Van Gods zoekende liefde. Hij wil dat alle mensen het goede nieuws horen dat er vergeving is door Jezus Christus. Dat er zicht is op herstel en eeuwig leven. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, niet door toedoen van een mens. Een eeuwig rijk van God waarin vrede en gerechtigheid heerst. In die heerlijke toekomst is geen ruimte meer voor angst, ziekte en pijn. In Gods geduld, mogen we zijn liefde zien voor mensen die verloren dreigen te gaan in eigenwaan en zelfverheerlijking. Die geen uitzicht hebben op genade en vergeving, omdat ze hun ogen niet richten op Jezus Christus de verlosser. Die zeggen: “laten we eten en drinken en genieten, er uithalen wat er in zit, want het leven is kort.” En inderdaad het leven hier op aarde van een mens is kort en niet zelden gaat het gepaard met allerlei problemen. Dat geldt voor christenen en niet-christenen. En als het niet hier is in ons rijke Nederland, dan hoeven niet ver te reizen om te zien hoe elders in de wereld het leven een ware hel is. God geeft rijke beloften en tegelijk leven we nog niet in die beloofde tijd. Moeite en zorg zullen we allemaal meemaken. Bidden om verlichting daarvan, om genezing, natuurlijk. Bij God, die machtig is, ben je aan het enige goede adres. Dat is ook wat je ziet in die radicale teksten. Bid en je zult ontvangen, het gelovige gebed zal de zieke redden. Hij geneest al uw kwalen en redt uw leven van het graf (psalm 103). Uw lijden en al uw moeite vandaag zijn geen straf voor uw zonde meer. Christus heeft daadwerkelijk uw zonden betaald en weggenomen. In dat geloof staat u zonder zonde voor uw God. De vervloekte aarde en alles wat daarop leeft is echter nog niet voorbij. Wel is de bron van het kwaad overwonnen en de toekomst voor eeuwig veilig gesteld. Toen Jezus stierf gebeurden er twee essentiële dingen. Het voorhangsel scheurde van boven naar beneden. Doden kwamen uit het graf te voorschijn. De weg naar God was niet langer afgeschermd. Er is weer rechtstreeks contact mogelijk. Het Leven zelf is de dood doorgegaan en heeft de dood tot leven gewekt. De vloek van de dood is doorbroken. In de brief van Jakobus wordt die realiteit ook verwoord. Jakobus weet heus wel van ziekte en sterven. Hij opent in zijn brief de ogen voor een betere toekomst. In dat geloof bidden tot God die redt, dat is de boodschap. En God kan wonderen doen waar je nooit van had durven dromen. Hij is de God die alles heeft gemaakt. Hij is de God die de straf heeft gegeven en voltrokken aan de ongehoorzame mens. Hij is ook de God die een rijke toekomst heeft beloofd aan allen die willen leven vanuit de vergeving die Jezus Christus heeft bewerkt met zijn dood en opstanding. God doet wonderen, jazeker. Bid maar, vraag er maar om. Tegelijk wordt niet alle ellende weggenomen. We zijn op weg naar die heerlijke toekomst. Bij het sterven geldt voor iedereen die zijn hoop heeft gevestigd op Jezus Christus de verlosser dat de zondige en kwetsbare mens afsterft en opstaat in een nieuw, eeuwig en volmaakt leven bij God. Die hoop doet al ons leed verzachten.
47
18
Welke aanwijzingen kunnen we uit het voorgaande trekken voor ons gebedsleven?
Uitgangspunt voor het schrijven van dit boek was de moeite die ik zelf had bij het zien van allerlei gebedsactiviteiten. Zeer veel en uitgebreid bidden, gebedsacties, bidden op een manier van zoals je met je buurman praat. Bevestiging zoeken op het gebed. Je moet toch wel iets merken van de invloed van je gebed. Dwingend bidden. Deze Bijbelstudie maakt duidelijk dat bidden een essentieel middel is met een lange traditie. Door de eeuwen heen hebben mensen via gebed het contact gezocht met God. Overal in de bijbel kom je het tegen als een volkomen normale gang van zaken. Bij het lezen en bestuderen van de in dit boek genoemde situaties komt steeds weer terug het woord erkennen. De verhouding tussen God en mens is goed om in het oog te houden. God is niet een medemens. Hij is onmetelijk groter dan de mens. Als mens kunnen we de werkelijkheid van God niet begrijpen noch doorgronden. God is zo groot. Die grote God is onze schepper. Hij heeft ons en alles om ons heen gemaakt. En hij is zijn schepping trouw gebleven, ondanks onze ontrouw. Bij die wetenschap hoort dus in beginsel een groot en diep respect. Die houding van respect en erkenning is noodzakelijk. Vervolgens vloeit daaruit voort dat we deze God vertrouwen en liefhebben. God heeft zich laten kennen in zijn woord. Ten diepste in het vleesgeworden Woord, zijn zoon Jezus Christus. Zo lief had hij ons dat hij zijn enige zoon voor ons heeft gegeven om ons te verlossen van de eeuwige ondergang. Die zoon, Jezus Christus, die onafgebroken voor Gods troon pleit voor allen die hem belijden. Bidden is in de eerste plaats dat we erkennen en belijden dat alleen bij deze God alles te krijgen is wat voor het leven met Hem en voor Hem nodig is. Dat we leven van zijn genade. Dat zonder deze God het leven feitelijk onmogelijk is. Als ons leven ingeklemd is tussen bidden en danken, brengen we dat tot uiting. Dan kunnen we bidden en danken voor alles wat in het leven van belang is. Grote en kleine dingen. Alles staat immers in het teken van het leven met God. Niets ontgaat Hem. Tegelijk geloven en belijden we dat God alles weet. God is zo groot, dat hij al lang weet wat nodig is en wat we willen bidden. We hoeven het God niet te vertellen wat hij zou moeten doen in onze ogen. Daarmee zouden we zijn grootheid zelfs ontkennen. Dat maakt ons ook bescheiden in ons bidden. In de bijbel komen we prachtige voorbeelden tegen van gebedsverhoring. Neem de geschiedenis van Jona en Ninevé. Neem de geschiedenis waarin, op het gebed van Petrus, Dorcas tot leven wordt gewekt. Neem het gebed van Eliëzer als hij op zoek is naar een vrouw voor Isaak. God wil gebeden zijn en hij hoort het gebed van zijn kinderen. Het gebed is het belangrijkste stuk van onze dankbaarheid, zegt de Heidelbergse Catechismus. Door te bidden doe je een beroep op de grote God die alles heeft gemaakt. Die kracht en die almacht roep je in. Dat is het beste wat je kunt. Tegelijk blijf beseffen dat jij niet beschikt over die God, maar hij over jou. Het is niet jouw gebed wat kracht heeft, maar het is de hoorder van het gebed die de kracht heeft en die inzet als hij wil. Daarom, zoek het niet in vaak, veel of omvangrijk. God luistert naar iedereen die zich tot hem keert en die hem vertrouwt als de Heer van zijn of haar leven. Die zich in alles van leven en sterven aan hem toevertrouwd. Daarvoor hoef je geen uren te bidden of met veel omhaal van woorden. Daarvoor hoef je geen gebedsbijeenkomst te regelen of op een andere manier zoveel mogelijk mensen in te schakelen. Daar hangt de verhoring van het gebed echt niet af. Denk groot van God, erken Hem door hem te aanbidden, loof hem, prijs zijn naam, bid om zijn koninkrijk, bid om alles wat nodig is voor het leven met Hem. Bid voor de burgers van zijn koninkrijk. Bid voor de erkenning van zijn koninkrijk in de wereld van vandaag. Er is heel veel om voor te bidden. Doe het, maar erken tegelijk: hij is de Heer, hij weet wat ieder nodig heeft.
48
Juicht, alle volken, prijst de Heer! Dient God met vreugde, geeft Hem eer. Komt, jubelt voor zijn aangezicht en wandelt vrolijk in zijn licht. De Heer is God, erkent zijn macht, Hij schiep ons door zijn grote kracht. Wij zijn van Hem in eeuwigheid, zijn volk, de schapen die Hij weidt. Gaat zingend door zijn tempelpoort, zet in zijn voorhof ’t zingen voort, zingt daar zijn grote naam ter eer, zingt tot zijn glorie, looft de Heer! Want goedertieren is de Heer, zijn goedheid eindigt nimmermeer, zijn trouw en waarheid houden kracht tot in het verste nageslacht. Psalm 100
49
Over de schrijver: Om te beginnen ben ik geen schrijver. Ik heb dit boekje geschreven als zelfstudie, maar ik vind het leuk dat anderen daar gebruik van kunnen maken. Wat ik gezien en geleerd heb, heb ik aan het papier toevertrouwd, zodat ook anderen daarvan kunnen leren. Ik ben geen theoloog, evenmin een bijzonder belezen man o.i.d. Ik ben van beroep arbeidsdeskundige. Mijn bron bij deze studie was voornamelijk de bijbel zelf en hier en daar wat andere info zoals het Handboek bij de Bijbel. Inhoudelijk en taalkundig commentaar heb ik gekregen van ds. Dick Vreugdenhil en van mijn schoonvader Henk Smit. Daarvoor ben ik hen bijzonder dankbaar. Weerklank, tijd en ruimte heb ik gekregen van mijn vrouw Marja, waarvoor ik ook haar zeer dankbaar ben. Uw opmerkingen stel ik uiteraard zeer op prijs. Via mijn mailadres
[email protected] In Christus verbonden, Klaas Dijkstra.
50