Bibliotheca Thysiana. Foto A. de Gooijer, 1998.
204
BOUWHISTORISCH EN ARCHEOLOGISCH JAAROVERZICHT 1998
Algemeen 1998 was weer een bewogen jaar op het gebied van de monumentenzorg en de archeologie in Leiden. Het nieuwe college van B&W houdt de monumentenzorg en archeologie hoog in het vaandel en erkent het grote belang daarvan voor de stad. Als gevolg van de onduidelijke subsidieregeling van het rijk is er helaas nog steeds geen meerjarenprogramma voor de restauratie van rijksmonumenten vastgesteld. De onzekerheid voor de eigenaren houdt aan. De subsidiëring van de restauratie van gemeentelijke monumenten is wel goed op gang gekomen; in 1998 werden 22 beschikkingen afgegeven. Het aantal vergunningaanvragen voor wijziging van beschermde monumenten bedroeg 46 voor rijksmonumenten en 50 voor gemeentelijke monumenten. Met het oog op het instandhouden van het restauratieambacht is in samenwerking met de Provincie Zuid-Holland en de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijven een subsidie van het rijk binnengehaald om aan de opleiding van leerlingen op restauratieprojecten te besteden. Belangrijk en veel tijd vergend was de verhuizing van archeologie van de Stadswerf naar Garenmarkt 1b, naar de voormalige werkruimten van het Museum voor Natuurlijke Historie. Het ligt in de bedoeling om per 1 januari 2000 met een groot aantal andere organisaties het Cultureel Erfgoedhuis Zuid-Holland op te zetten in het hoofdgebouw aan de Raamsteeg. Daar is gelegenheid om samen met andere organisaties de archeologiewerkzaamheden in Leiden nog meer vorm te geven. Adviescommissies De Monumentenbeheercommissie had op 1 juli haar 150e vergadering. De commissie vervult een onmisbare rol bij de beoordeling van vergunningaanvragen. Op 11 december 1998 trad de heer mr. P. Olivier als voorzitter van zowel de Monumentencommissie als de Monumentenbeheercommissie af. 205
Hij was vanaf de start in 1982 voorzitter van de gemeentelijke Monumentencommissie en sinds 1989 tevens voorzitter van de Monumentenbeheercommissie. Tijdens de afscheidsreceptie werd hem door mr. C.H. Goekoop, scheidend burgemeester, de gouden speld van de gemeente Leiden uitgereikt voor zijn vele verdiensten voor de stad, met name op het gebied van de monumentenzorg. Mw. ir. M.C. van der Meer overleed op 6 december 1998. Zij was vele jaren lid van de Monumentencommissie, de Welstandscommissie en sinds 1989 lid van de Monumentenbeheercommissie. Aan het begin van de bijeenkomst op 11 december werd haar overlijden herdacht. Als opvolger van de heer Olivier is de heer W. Eggenkamp bereid gevonden het voorzitterschap van beide commissies op zich te nemen. Bijzondere restauraties Een aantal plannen en projecten vroeg vanwege zijn complexe en zeer monumentale aspecten meer dan gewone aandacht van de afdeling. Het betrof de volgende objecten, waarvoor in sommige gevallen al in 1997 vergunning was verleend: • Meelfabriekcomplex, Oosterkerkstraat • Ontwikkeling Aalmarkt en omgeving • Hartebrugkerk, restauratie • Marekerk, restauratie • Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, grootschalige aanpassing en bouw atrium • Bonaventuracollege, Burggravenlaan 2, nieuwbouw en aansluiting op het bestaande gebouw van Dudok • Plantsoen, herinrichting van het park • Witte Singel 1, restauratie van het voormalige gebouw van het Leidsch Dagblad, een ontwerp van Dudok • Doezastraat 2a, herbestemming voormalige school • Stadhuis, grootschalige aanpassing en bouw atrium • Bibliotheca Thysiana, Rapenburg 25, restauratie door de vereniging Hendrick de Keyser • De Molensteegbrug en de Vlietbrug, restauratie • Zijlpoort, herbestemming en restauratie • De exploitatie, de aanpassingen en restauraties van de Pieterskerk, het gereedkomen van de restauratie van het Hagerbeerorgel, het aanbrengen van dubbele beglazing, de restauratie van de kappen, de aanleg van een kelder, de herinrichting van het koor, het maken van een keuken etc. 206
Gevel van de Tijdingzaal van het voormalige gebouw van het Leidsch Dagblad. Foto L.A. Gräper, 1999. Afdeling Monumentenzorg.
Bouwhistorische onderzoeken Ter voorbereiding van het zoeken naar een nieuwe functie voor het voormalige weeshuis aan de Hooglandsekerkgracht is in samenwerking met de architect Ray Kentie en de bouwhistoricus Jan Dröge een uitvoerige waardestelling van de diverse onderdelen uitgevoerd. Dit ter voorbereiding op de restauratie, renovatie en herbestemming van dit complex. Voor het pand Hogewoerd 16 heeft Dröge een rapport gemaakt in verband met het verwijderen van een zogenaamde “waterkamer”. In algemene zin lukt het steeds beter om eigenaren zelf voorafgaand aan de aanpak van hun pand bouwhistorisch onderzoek te laten doen. 207
Archeologische onderzoeken • Veenweg uit de IJzertijd in de Stevenshofjespolder Ook in de zomer van 1998 werd in de Stevenshofjespolder het al langer lopend archeologisch onderzoek voortgezet. De belangrijkste ontdekking was de vondst van de veenweg. Zoals de naam al aangeeft liggen veenwegen in het veen. Zij vormen verbindingswegen door het natte veen tussen drogere bewoonbare gebieden en grote verbindingsroutes. Nog nooit werd in ZuidHolland een weg van een dergelijke omvang ontdekt en onderzocht. De weg in de polder bestaat uit een aantal grote evenwijdig gelegen boomstammen. Diverse stammen vertonen duidelijke kapsporen. De stammen worden ondersteund door haaks daaronder geplaatste dwarsliggers. Tussen de grote dikke stammen liggen vele honderden kleine takken en stammetjes. Het hout ligt in een funderingsbed van klei en schors, hetgeen de weg extra stevigheid geeft. Onderzoek heeft uitgewezen dat drie houtsoorten zijn gebruikt: els, es en esdoorn. Deze houtsoorten konden in de omgeving worden gewonnen. De weg werd over een lengte van meer dan dertig meter gevolgd. Halverwege maakt zij een bijna haakse bocht naar het westen. Waar de weg naartoe leidt is nog niet geheel duidelijk. Wellicht kan zij door toekomstig onderzoek op Wassenaars grondgebied verder worden gevolgd. In de weg werd slechts één voorwerp gevonden: een gebroken geweibijl. Het is goed mogelijk dat deze bijl tijdens de aanleg van de weg is gebruikt. De vondsten en opgravingsresultaten van 1997 en 1998 laten een breed scala aan activiteiten zien. Duidelijk is dat de polder vanaf de midden-IJzertijd (450-200 v. Chr.) bewoond is geweest. In deze tijd woonde daar een groep mensen die in contact stond met gebieden ten noorden van de Rijn (NoordHolland en Friesland) en met gebieden ver ten zuiden van de Rijn (België/ Noord-Frankrijk). Deze noord-zuid contacten komen vooral in het aardewerk naar voren. Maar ook via de Rijn werd handel gedreven, zoals blijkt uit de vele stukken van maalstenen (tefriet) uit de Eifel. Aan de hand van het gevonden botmateriaal kon worden vastgesteld dat de lokale bevolking aan veeteelt deed. Zij hield onder andere runderen, varkens, schapen/geiten, paarden en honden. Met behulp van de jacht werd dit voedselpakket aangevuld. In de omgeving van de nederzetting leefden edelhert, ree en bever. In het algemeen is het bot uitstekend bewaard gebleven, zodat knaag- en snijsporen goed zichtbaar zijn gebleven. Dat het vee niet alleen voor de vleesconsumptie diende, maar ook voor wol en zuivel, blijkt uit de vele vondsten van weefgewichten, spinklosjes en enkele fragmenten van een pot die als kaasvorm wordt geïnterpreteerd. Vanzelfsprekend werden ook het bot en het leer gebruikt. 208
Veenweg van stammen en takken in de Stevenshofjespolder. Foto M.T.R.M. Dolmans, 1998. Afdeling Monumentenzorg.
Restanten van akkerbouwactiviteiten werden daarentegen weinig teruggevonden. Slechts een enkele graankorrelafdruk op een potscherf bewijst het uitoefenen van akkerbouw. Bijzonder daarentegen is het vrij grote aantal gevonden speelschijfjes en lemen cilinders. Deze laatste werden gebruikt bij de zoutproductie. Zout was, vanwege de conserverende werking, in die tijd een zeer belangrijk handelsproduct. Het werd waarschijnlijk door de bewoners van de polder geruild tegen ijzer, bronzen voorwerpen en tefriet voor de maalstenen. Tijdens het onderzoek werd een zeer fraaie bronzen speld (Nauheim-type) gevonden die zeer waarschijnlijk afkomstig is uit Duitsland en stamt uit het eind van de 2de eeuw of de 1ste eeuw v. Chr. Maar ook enkele fragmenten van bronzen armbanden en een stuk van een armband van git uit Duitsland of Engeland werden tussen het afval gevonden. Het ijzer werd door de bewoners omgesmeed tot bruikbare voorwerpen. Resten van deze lokale metaalproductie, waaronder stukjes ovenwand en gietresten, duiden daarop. Op enkele plaatsen nabij de veenweg werden slingerkogels van aardewerk gevonden. Tot op heden werd gedacht dat deze in WestNederland in de IJzertijd niet voorkwamen. De oudste tot dusverre bekende slingerkogels kwamen uit de Romeinse tijd. 209
Houten topstuk van een ijzeren kokerbijl. Foto M.T.R.M. Dolmans, 1998. Afdeling Monumentenzorg.
Tijdens het onderzoek werden ook drie duidelijk herkenbare houten voorwerpen gevonden. Het betreft een tentharing, een blaasinstrument en een kokerbijl. De functie van het blaasinstrument is onbekend. Voorlopig wordt gedacht aan een blaaspijp voor het wegschieten van pijltjes. Maar ook een blaasstok voor het aanblazen van een ijzeroven behoort tot de mogelijkheden. Tot op heden is een dergelijk instrument uit de IJzertijd onbekend. Ook de bijlschacht is uniek voor Nederland. De houten schacht heeft een hamervormig uiterlijk met een plat en een spits eind. Na conservering werden op het uiteinde van de spitse zijde inkepingen zichtbaar, die veroorzaakt zijn door een kokerbijl. De holle bijl was om het spitse uiteinde geschoven. Dergelijke bijlen zijn heel gewoon in de Bronstijd, maar uit de IJzertijd in West-Nederland nog onbekend. De bijlschacht uit de Stevenshofjespolder laat zien dat dergelijke bijlen ook in de latere IJzertijd nog in gebruik waren. Duidelijk is dat de Stevenshofjespolder ook in de Romeinse tijd werd bewoond. Helaas zijn veel Romeinse sporen door 19de-eeuwse kleiwinning voorgoed verloren gegaan. Het schaarse Romeinse materiaal bestaat voornamelijk uit aardewerk. Dit aardewerk bestaat uit twee groepen: lokaal vervaardigd materiaal en Romeins importaardewerk. Opvallend is een oor van een Spaanse olijfolie-amfoor. Op het oor heeft de maker zijn stempel gezet, waardoor we kunnen afleiden dat de amfoor rond 100 na Chr. is gemaakt. Hoewel er een twintigtal palen is gevonden, is nog geen duidelijke structuur daarin ontdekt. Een aantal palen staat in een lijn, die is geïnterpreteerd als erfafscheiding of veekraal. Tussen de palen zijn namelijk resten gevonden 210
van stevige en natuurlijke bosschages. Elders op het opgravingsterrein ontbreken deze geheel. Voor de palen zijn verschillende soorten hout gebruikt, zoals els, hazelaar, appel, es en eik. De bewerkingssporen op de palen geven aan dat deze met bijlen van metaal en gewei/steen zijn bewerkt. De erfafscheiding lag direct tegen een natuurlijke kreek waarin zoet water stroomde. In de kreek werden grote hoeveelheden aardewerk en bewerkt hout gevonden. Het meeste materiaal lag in en op de rand van deze kreek. Vermoedelijk werd deze gebruikt als dumpplaats. Het onderzoek heeft veel nieuwe gegevens opgeleverd over het leven in de IJzertijd in West-Nederland. Het grote aantal sporen en vondsten maakt het waarschijnlijk dat de nederzetting niet ver van de nu onderzochte locatie verwijderd kan zijn. Besloten is dat de huidige locatie zal worden beschermd. De veenweg is afgedekt met een speciale mat en blijft op deze wijze goed geconserveerd. In de verre toekomst kan men dus weer naar het verleden kijken, op zoek naar nieuwe ontdekkingen. • Speeltuinen aan de Schelpenkade In januari 1998 werd op het terrein van het voormalige Rijksherbarium, gelegen tussen de Herenstraat en de Schelpenkade, onderzoek uitgevoerd naar de “speeltuinen” van de Leidse bewoners. Aanleiding voor het onderzoek was de sloop van het voormalige Rijksherbarium. Uit archiefonderzoek was bekend dat het terrein vóór 1600 in gebruik was als groentetuintjes. De stadsbewoners verbouwden op kleine perceeltjes groenten en fruit. Het archeologisch onderzoek heeft inzicht gegeven in de geschiedenis van het terrein vanaf de 15de eeuw. Vanaf het midden van die eeuw was het terrein overdekt met kleine tuintjes. Hiervoor werden in de ongestoorde klei min of meer rechthoekige kuilen gegraven, die vervolgens werden gevuld met mest en stadsafval. In dit afval werden verschillende vondsten gedaan. Zo konden uit verschillende perkjes restproducten van een leerlooier en een schoenmaker worden gedolven. Aanvankelijk waren de afzonderlijke perkjes klein, maar later groeiden ze aan elkaar vast. In deze tijd werden de perkjes intensief bewerkt. Bekend was dat er rond 1600 een verschuiving plaatsvond van het kweken van groenten en fruit naar het aanleggen van zogenaamde “speeltuinen”. Deze tuinen zijn siertuinen voor de gegoede burgerij. Deze verschuiving wordt mede veroorzaakt door het beleg van de Spanjaarden in 1573/1574. Net voor het beleg had de bevolking alle huizen, boomgaarden en tuinen buiten de stadsmuren met de grond gelijkgemaakt. Vooral fruittelers waren na het beleg genoodzaakt hun grond te verkopen, omdat zij niet genoeg kapitaal meer bezaten om opnieuw te beginnen. 211
Tuinvazen en een versierd basement, 17de eeuw, gevonden bij de Schelpenkade. Foto M.T.R.M. Dolmans, 1998. Afdeling Monumentenzorg.
Eind 16de eeuw legde men op het terrein een systeem aan van elkaar kruisende greppels. Deze voerden niet alleen het overtollige water af, maar in droge tijden werden zij ook gebruikt als waterreservoir. De greppels dienden tegelijkertijd als perceelscheiding. Op de kruispunten van de greppels werd een aantal kleine gebouwtjes neergezet. Gezien de geringe afmetingen kunnen deze gebouwtjes niet gebruikt zijn als woning. Bovendien ontbreken beer- en waterputten. Opvallend is de aanwezigheid in de greppels van grote hoeveelheden gebruiksaardewerk, vooral in de nabijheid van de gebouwtjes. Ook de vondst van complete pijpen en glazen doet vermoeden dat het hierbij niet om, van elders aangevoerd, stadsafval gaat. Het meest voor de hand liggende gebruik van de gebouwtjes en perkjes is dan ook als “speeltuin”. De gegoede Leidse burgers ontvluchtten na het werk en zondags de smerige en lawaaiige stad en zochten de rust van hun speeltuin op. Afval van eten en drinken werd ter plekke gedumpt. De gebouwtjes zelf deden dienst als schuur voor de opslag van tuingereedschap of als overwinteringsplaats voor niet-winterharde planten. De aanwezigheid van vrij forse bloempotten wijst erop dat in de tuinen planten aanwezig waren die verplaatst konden of moesten worden. De waterkelder in een van de bouwsels kan bovendien wijzen op de beschikbaarheid van onbevroren water in de winter. Officieel moesten de gebouwtjes in de tuinen buiten de stad van hout zijn, zodat deze in geval van nood snel konden worden afgebroken. Uit oude archiefstukken en uit archeologisch onderzoek blijkt dat de regels niet altijd werden nageleefd. 212
De (opslag)schuurtjes werden – zij het aangepast – nog in de 18de eeuw benut. In deze eeuw werd ook het greppelsysteem aanzienlijk vereenvoudigd. Een aantal greppels werd gedempt met afval en puin. Slechts enkele grote greppels bleven over. Het lijkt erop dat in de loop van de tijd de tuinen steeds groter worden. Fragmenten van tuinbeelden en gedecoreerde bloempotten laten zien dat het onderzochte terrein deel uitmaakte van een of meer speeltuin(en). Gezien de ligging gaat het waarschijnlijk om de tuin die in 1730 in het bezit kwam van Adrianus Stekhoven en in 1753 overging naar zijn schoonzoon Jacob Schuurmans, die getrouwd was met Cornelia Stekhoven. In 1786 kocht de zoon van Jacob en Cornelia de tuin en deze verkocht hem – waarschijnlijk in 1808 – verder. Een gedeelte van het terrein werd in de 18de eeuw een stuk opgehoogd, waarschijnlijk omdat het daar te nat werd. In het begin van de 20ste eeuw werden de grote greppels gedempt met schoon (duin)zand. Dit is mogelijk gebeurd bij het bouwrijp maken van het terrein ten behoeve van de bouw van de wolfabriek van Parmentier in 1911. In 1962 werd deze wolproductie naar Dokkum verplaatst, zodat de fabrieksgebouwen leeg kwamen te staan. Deze werden in 1964 door het Rijksherbarium in gebruik genomen, totdat dat in 1995 een ander onderkomen kreeg en de fabriekspanden in 1998 werden gesloopt. • Romeinen en nonnen in Roomburg: het verleden als uitgangspunt In de Roomburgerpolder wordt de komende jaren een geheel nieuwe wijk gebouwd. De polder staat bekend om zijn hoge archeologische waarde. In het oostelijk deel van de polder ligt een archeologisch monument. Dit monument bevat delen van een militaire versterking (castellum), een kanaal, een burgerlijke nederzetting en waarschijnlijk een grafveld, alle uit de Romeinse tijd. Het monument bevat tevens resten van een vroeg-middeleeuwse beschoeiing (6de-9de eeuw) en resten van het middeleeuwse St. Margarethaklooster (1464-1573).1 Het monument is om twee redenen uniek. Allereerst ligt in het monument het enige castellum dat in Nederland nog min of meer ongeschonden in de ondergrond aanwezig is. Tevens liggen vesting en nederzetting nabij de Rijnmonding van een Romeins kanaal – de zogenaamde Corbulogracht – die de verbinding vormde tussen de Maas en de Rijn. De Rijn vormde de noordgrens van het Romeinse Rijk. De combinatie verbindingskanaal en versterking heeft tot gevolg dat de civiele nederzetting belangrijker en mogelijk groter is dan andere nederzettingen langs de grens. In 1997 werd tijdens archeologisch onderzoek in de Roomburgerpolder een bronzen gezichtsmasker uit de Romeinse tijd gevonden. Het masker en 213
het verhaal van de zoektocht naar het Romeinse verleden van de polder baarden veel opzien. Naar aanleiding van het archeologisch onderzoek werd een stedenbouwkundig plan ontwikkeld, dat recht doet aan de historie. Uitgangspunt was dat het archeologisch monument en enkele belangrijke archeologische plekken daarbuiten konden worden behouden. Dit gebeurt door de genoemde terreinen te bestemmen als groenvoorziening dan wel als park. In de inrichting van het park wordt direct verwezen naar het rijke verleden van de polder. Zowel de Romeinse vesting als ook het middeleeuws kloostercomplex en de gracht van Corbulo worden in het park gevisualiseerd. Maar ook in de nieuw te bouwen woonwijk krijgt het verleden zijn plek. Bij de ontwikkeling van de wijk is zeer nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het verleden, door een deel van de wijk het uiterlijk van een Romeinse vesting te geven, zowel in vormgeving, als in materiaalkeuze. Aldus wordt de cultuurhistorie in de wijk geïntegreerd als dynamisch aspect van de leefomgeving en gebruikt als inspiratiebron voor versterking van de kwaliteit ter plaatse. Gevolg is dat in de wijk een samenspel ontstaat van heden, verleden en toekomst. • Het klooster Lopsen In februari 1998 deed zich de mogelijkheid voor om archeologisch onderzoek te doen op het terrein van het voormalige klooster Lopsen. Op de hoek van de Narmstraat en Kruisstraat in de Oude Mors wordt nieuwbouw gerealiseerd. Uit oud kaartmateriaal en archiefonderzoek is bekend dat het gebied ten noorden van het Galgewater en ten westen van de Steenstraat vanaf circa 1400 deel uitmaakte van het klooster Lopsen. Vaststaat dat het nu onderzochte terrein vanaf 1400 tot 1573 deel uitmaakte van de kloostertuinen en boomgaarden van het Lopsenklooster. Over het Lopsenklooster, haar bebouwing en omgeving, is weinig historische informatie beschikbaar.2 Wel weten we dat de kloosterlingen perkament maakten, boeken schreven en illumineerden, en houten kerkpanelen beschilderden. Het klooster bleef bestaan tot 1572, toen het in opdracht van het stadsbestuur van Leiden werd verwoest ter voorbereiding op het beleg door de Spanjaarden. In 1995 werd onderzoek gedaan aan het Kort Galgewater, alwaar het zuidelijke terrein van het klooster werd onderzocht. Vermoedelijk is het terrein van het klooster in de eerste helft van de 14de eeuw in z’n geheel opgehoogd. In deze fase is een groot aantal kavel- en ontginningssloten gegraven naar de Oude Rijn. Het terrein is lange tijd in gebruik geweest als land- en tuinbouwgebied voor het klooster, voordat het circa 1460 werd 214
Onderzoek naar 17de-eeuwse keldertjes en waterputten in de Narmstraat. Foto M.T.R.M. Dolmans, 1998. Afdeling Monumentenzorg.
uitgegeven als bouwgrond. Na de stadsuitleg van 1611 werd dit terrein gebruikt voor de stedelijke werkplaatsen. Het liep tot aan de Smidssteeg of Kruisstraat. Binnen het gebied lagen een timmerwerkplaats, een steenhouwerswinkel, werkplaatsen en magazijnen voor de opslag van bouwmaterialen. Langs de Smidssteeg kwamen de woning voor de stadstimmerman en het timmerhuis te liggen.3 De archeologen hoopten bij hun opgraving in 1998 op het terrein van de voormalige Koets-O-Theek aan de Narmstraat/Kruisstraat resten van het klooster Lopsen en latere 17de-eeuwse huisjes aan te treffen. Tijdens de opgraving werden vele sporen gevonden. Daaronder bevinden zich een beerput, afvalkuil, sloot, twee greppels en een mestkuil uit de 15de en 16de eeuw. Helaas kunnen deze resten nog niet zonder meer met het klooster in verband worden gebracht. Dergelijke resten zijn namelijk bekend uit de gehele binnenstad. Tevens werd een groot aantal waterputten, beerputten en muurresten gevonden die dateren van na de stadsuitleg van 1611. De meeste daarvan zijn 17de-eeuws. Op grond van het onderzoek tot nu toe mag worden geconcludeerd dat de middeleeuwse indeling van het terrein na 1611 niet geheel is losgelaten. Zo werd onder andere een muur aangetroffen die was aangelegd op de plaats waar in de 15de en 16de eeuw een sloot lag. Dit betekent dat een van de oude perceelsgrenzen na de stadsuitbreiding werd gehandhaafd. Tijdens de opgraving werden aanwijzingen gevonden voor ambachtelijke activiteiten. Met name twee ronde putten van baksteen uit de 17de eeuw waren erg interessant. Deze putten bevatten een geelwitte tot mintgroene kalkachtige vulling die een vreselijke stank voortbracht. Dergelijke putten 215
zijn ook aangetroffen tijdens de opgraving van de Agnietenkapel in 1984 en de opgraving aan de Pelikaanstraat in 1993. Deze putten hadden respectievelijk te maken met de lakenindustrie en met een perkamentmaker. Nog niet duidelijk is het ambacht dat betrekking heeft op de twee putten aan de Narm-/Kruisstraat. Volaarde werd namelijk gebruikt zowel om wollen stoffen te vervilten als om perkament te maken. In een van de putten werden textielresten aangetroffen. Ook het komend jaar zal het onderzoek naar het klooster en de latere bebouwing in de wijk worden voortgezet. Tijdens de sloop en sanering van de Bleijs-panden aan de Narmstraat wordt wederom archeologisch onderzoek uitgevoerd. De kans is dan redelijk groot dat delen van het hoofdgebouw van het klooster zullen worden teruggevonden. NOTEN 1. J.C. Overvoorde, Archieven van de kloosters (Leiden 1917) 41-42. 2. P.F.J. Obbema, “Lopsen onder Leiden en Sint Janskamp bij Vollenhove, twee verwante kloosters”, in: J.W. Marsilje e.a., Uit Leidse bron
geleverd (Leiden 1989) 173-181. Zie voor een literatuurverwijzing noot 2. 3. P.J.M. de Baar, “De Stadstimmerwerf voor 1900”, in: Stadstimmerwerf, Stadshulpwerf, Stadswerf (Leiden 1986) 7-38.
Alfabetisch overzicht op straatnaam van de in 1998 verleende vergunningen voor de wijziging van gemeentelijke (G) en rijksmonumenten (R). Kort is de aard van de verandering aangegeven. Straat
nr.
G/R Aard wijziging
BILDERDIJKSTRAAT 4e BINNENVESTGRACHT 4e BINNENVESTGRACHT 4e BINNENVESTGRACHT BOTERMARKT BOTERMARKT BOTERMARKT BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT
2 17 38 44 13 14a+b 12 43 53 72-74 85 93
G G G G R R G R R R R G
216
vernieuwen serre verbouwen woning verbouwen woning renoveren woning reclame wijzigen appartementen verbouwen tot restaurant wijzigen winkelpui reclame interne verbouwing winkel reclame reclame
BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT BREESTRAAT BURGGRAVENLAAN BURGSTEEG DOEZASTRAAT DONKERSTEEG DONKERSTEEG GARENMARKT GERECHT HAAGWEG HAAGWEG HAARLEMMERSTRAAT HAARLEMMERSTRAAT HAARLEMMERSTRAAT
113 127 143 146 169 2 14 2a 12-14 21 1a 4 49 49 86 121 126
R R R G G G R G G G G R G G R G G
HAARLEMMERSTRAAT HAVEN HERENGRACHT HERENGRACHT HOGE MORSWEG HOOGLANDSE KERKGR HOOGLANDSE KERKGR HOOGSTRAAT HOOIGRACHT HOOIGRACHT JAN VAN HOUTKADE KAISERSTRAAT KAISERSTRAAT KAISERSTRAAT KLOKSTEEG KOREVAARSTRAAT KOREVAARSTRAAT KORTE MARE KORTE MARE KORT RAPENBURG KORT RAPENBURG KRAAIERSTRAAT LAMMENSCHANSWEG LANGEBRUG LANGE MARE
141 16a+b 92a+b 102a 140 16 22 6 24 84 37a+b 2-4 9 55 25a/d 55 55a 34 34 1-3 11a 6 52 107b 62
G G G R R R R R G R G R R G R G G R R G G G G G G
wijzigen winkel reclame wijzigen winkelpui verbouwen tot appartementen wijzigen winkelpui uitbreiden schoolgebouw wijzigen entree verbouwen tot artsenlaboratorium wijzigen winkelpui aanbrengen zonwering verbouwen tot woningen verbouwen woning verbouwen garage verbouwen woning wijzigen winkelpui en reclame wijzigen winkel verbouwen winkel en bouw 2 appartementen wijzigen winkel verbouwen tot 2 appartementen verbouwen tot 2 appartementen verbouwen woning wijzigen raamkozijnen in deurkozijnen wijzigen achtergevel restaureren/verbouwen woning verbouwen winkel en wijzigen pui intern verbouwen winkel verbouwen tot 3 woningen verbouwen tot appartementen wijzigen reclame verbouwen restaurant en bovenwoning verbouwen woning verbouwen tot 4 woningen verbouwen tot café verbouwen bovenwoning verbouwen tot appartementen verbouwen tot sociëteit verbouwen medisch centrum aanbrengen reclame maken kozijnen in achtergevel maken serre maken loggia verbouw zolderverdieping en vergroten dakterras
217
MOLENSTEEG MOLENSTEEGBRUG NIEUWE RIJN NIEUWSTEEG NIEUWSTRAAT NOORDEINDE NOORDEINDE OUDE RIJN OUDE RIJN OUDE RIJN OUDE RIJN OUDE RIJN OUDE VEST PAPENGRACHT PESTHUISLAAN
25 21 29 3-5 2d/e 49 1 1 41-43 89 158a 33f 23 4
G R G R G R G R R R G R G R R
PIETERSKERKCHOORSTEEG PIETERSKERKCHOORSTEEG PIETERSKERKHOF PIETERSKERKHOF PIETERSKERKHOF PIETERSKERKHOF PLANTSOEN PLANTSOEN PLANTSOEN PLANTSOEN PLANTSOEN RAPENBURG RAPENBURG RAPENBURG RIJNSTRAAT SCHELPENKADE SMIDSSTEEG STADHUISPLEIN STATIONSWEG STEENSCHUUR
14/20 22 1a 1a 1a 12 43 79 99 101 park 25 106 127 1 6 2-8 1 25 3
R G R R R R G G G G G R R R R G R R G R
STEENSCHUUR STEENSTRAAT VLIET VLIETBRUG WITTE SINGEL ZEEMANLAAN
10 1 33
R G G R G G
218
88 16a
verbouwen woning restaureren brug maken trap aan de achtergevel wijzigen woonhuis verbouw winkel, maken appartementen maken 2 dakvensters uitbreiden restaurant plaatsen reclame wijzigen winkelpui plaatsen hardstenen stoepen verbouwen pakhuis tot woning restaureren en maken 2 woningen wijzigen begane grond verbouwen woning restaureren voormalige vrouwengevangenis wijzigen voorgevels verbouw winkel en bovenwoning maken kelder aanbrengen isolerende beglazing wijzigen westportaal verbouwen woning verbouwen woning verbouwen tot 4 appartementen verbouwen woning verbouwen magazijn tot woonruimte renoveren park restaureren bibliotheek wijzigen kap en maken dakterras maken dakkapel achterbouw verbouwen woning verbouwen tot 2 woningen aanbrengen brievenbussen verbouwen stadhuis verbouwen kantoor verbouwen kantoor en maken toegang tot fietsenkelder maken dakkapel in achterdakvlak wijzigen entree museum bouwen woning restaureren brug verbouw woning en maken serre verbouwen woning