activiteit
Bewust omgaan met dagelijkse gesprekjes In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Hfst. 7, blz. 73-74, Hfst. 15, blz. 162 en Hfst. 18. blz. 202-210
Een pedagogisch medewerker: “Je hebt 14 kinderen op een dag in de groep zitten en ik zou willen dat ik mijn aandacht zo kan verdelen dat ik voor ieder kind op een dag gelijke aandacht heb. Soms merk je weleens dat je met het ene kind veel gesproken hebt en met het andere veel minder of haast niet. Soms praten kinderen ook niet makkelijk uit zichzelf, maar wel als je even naar ze toe gaat en ze wat extra aandacht geeft. Andere kinderen praten de hele dag door tegen je en domineren wel eens de andere wat rustigere kinderen”. Het is niet eenvoudig om alle kinderen dagelijks de aandacht te geven die ze nodig hebben. Wat helpt is om aan het begin van de dag met je collega af te spreken wie welk kind die dag in beeld houdt. Mogelijk werken jullie al met zulke afspraken of werken jullie met zogenaamde mentorkinderen.
Een hulpmiddel hierbij is de didactiek van de drie V’s: VERKENNEN: Kijk goed waar het kind mee bezig is, ook naar het non-verbale gedrag. Bijvoorbeeld als een kind in de poppenhoek speelt, waarmee speelt het kind? VERBINDEN: Speel in op de belangstelling van het kind en verbind je taal aan de activiteiten van het kind: Ben je een taart aan het bakken? VERRIJKEN: Verwoord de spontane belangstelling, maar probeer ook de belangstelling van kinderen te wekken door zelf zaken spannend en interessant te maken. Bijvoorbeeld, als de taart klaar is: Voor wie is de taart?
Probeer vandaag met je kinderen een bewust persoonlijk gesprekje te voeren. Zorg hierbij ervoor dat je tijdens deze gesprekjes niet te veel invult wat een kind wil of denkt. Stel daarom zo veel mogelijk open vragen en wacht rustig op een antwoord en herhaal dit nog een keer om zeker te weten dat het kind dit bedoeld.
Vergelijk de kinderen niet met elkaar. Je hebt nu eenmaal introverte en extroverte kinderen. Maar zorg wel dat je met iedereen praat. Persoonlijke contact is voor alle kinderen belangrijk, het verhoogt het gevoel van emotionele veiligheid, van gezien worden. Ook voor de relaties tussen de kinderen onderling is het van belang dat je laat zien dat je er voor iedereen bent en de kinderen bij elkaar betrekt. Daarnaast wordt de taalontwikkeling van de kinderen bevorderd door de persoonlijke ge sprekjes en werk je daarmee aan de persoonlijke competenties van kinderen. Een bewust gesprek met een kind per dag doet dus heel veel!
activiteit
Gevoel van contact en begrepen worden Kiekeboe spelen
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Hfst. 3, blz. 42/43, 48/49 en Hfst. 14, blz. 149
Sarah zit op de aankleedtafel en kijkt Chantal (de pedagogisch medewerker) lachend aan. Chantal lacht terug. Sarah heeft een doek in haar hand en trekt hem over haar hoofd. Ze wacht even en trekt de doek dan snel weg. Vol verwachting en met een guitige blik kijkt zij naar Chantal. Ze kijkt met gespeelde verrassing en met grote ogen naar Sarah. Sarah schatert en doet de doek meteen weer over haar hoofd. Op initiatief van Sarah spelen ze het spel met steeds groter enthousiasme. Sarah doet de doek steeds wilder over haar hoofd en Chantal zet steeds grotere ogen op en maakt steeds meer geluid: “Sarah, ben je daar weer?” Dan probeert Sarah het doek over het gezicht van Chantal te doen. Dat lukt maar half, maar aan de pret in hun ogen kun je zien dat de bedoeling door beiden is begrepen en dat het plezier er niet minder om is. Vanaf zeven en acht maanden tonen kinderen steeds meer zelf initiatief tot contact. Dit contact kun je uitbreiden en verdiepen, bijvoorbeeld door Kiekeboe met hen te spelen. Dit spel bestaat in allerlei variaties. Zoals handen voor je gezicht of wegduiken. Of versjes zoals: ‘Hop, hop, hop. Paardje in galop’. Of ‘Daar komt een muisje aangelopen’. Baby’s (maar ook oudere kinderen) vinden het fantastisch om Kiekeboe te spelen en kunnen dit dan ook eindeloos volhouden. Het is ook zeer waardevol om dit spel te spelen. Op deze manier leer je het kind niet alleen om de beurt wat te doen en te zeggen, ze leren ook sneller te begrijpen dat hoewel iets niet zichtbaar is er toch is.
daarbij ook steeds wat je doet en wat je gaat doen en wacht altijd eerst de reactie van het kind af, alvorens je overgaat tot een volgende handeling. Op deze manier voelt het zich niet overdonderd en heeft het de mogelijkheid om te reageren. Probeer deze werkwijze vandaag eens bij het verschoningsmoment en probeer daarbij een spelsituatie in te bouwen en ervaar wat dit bij jou en het kind teweeg brengt.
Het is van belang dat kinderen van jongs af aan de ruimte krijgen voor eigen inbreng, dit vergroot het gevoel van eigenwaarde. Het verzorgingsmoment is bij uitstek een geschikt moment hiervoor. Het samenwerken begint altijd met goed naar het kind te kijken en oogcontact te maken. Zorg voor een vaste volgorde van handelingen en verwoord deze voordat je actie onderneemt. Bijvoorbeeld: Ik ga je optillen en op de commode leggen. Daarmee kan het kind zich mentaal en fysiek voorbereiden. En vertel
Sarah speelt Kiekeboe.
activiteit
Opbouwen van een vertrouwde relatie Kinderen bij naam begroeten
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Hfst. 2, blz. 33-35, Hfst. 7 en Hfst. 12, blz. 126-127
“Ik heet de kinderen echt welkom als ze binnen komen. Ik sta bij de deur en zeg tegen ieder kind dat binnen komt dat ik het fijn vind dat hij/zij er weer is. Ik vind het niet alleen belangrijk dat kinderen welkom worden geheten, maar dat ze zich ook welkom voelen. Daarom laat ik ook altijd non-verbaal zien dat het kind welkom is. Dit doe ik door mijn lichaamstaal en mimiek. En kinderen die het leuk vinden, geef ik een knuffel of een aai over de bol.”
Uit: ‘Kijken, kijken, kijken’. Over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen (2006) van E. Singer en Dorien de Haan.
De dag op het kinderdagverblijf begint met een ontvangst van de kinderen. Het is voor kinderen en ouders belangrijk dat zij zich welkom voelen. Voor het kind is dit van belang omdat hij/ zij zich hierdoor veilig voelt. En de ouder laat het kind eerder met een gerust hart achter. Spreek vandaag eens met je collega af hoe jullie de ontvangst gaan organiseren. Wie gaat de ouders en kinderen begroeten? Het is belangrijk om hier afspraken over te maken. Hiermee creëer je een stuk duidelijkheid en rust op de groep. Als kinderen met hun ouders binnenkomen, zeg iedere kind nadrukkelijk bij naam gedag en heet ze van harte welkom. Zorg hierbij voor oogcontact met elkaar. Ga desnoods even door je knieën of til het kind op. Let verder goed op het (non)verbale gedrag van het kind. Wat wil het kind duidelijk maken?
Sommige kinderen zoeken bij binnenkomst sterk het contact en de lichamelijke nabijheid van de pm’er. Vooral nieuwkomers tonen deze behoefte. Wees hier alert op en speel hierop in door kinderen te aaien, een arm om een kind te doen of op schoot te nemen. Andere kinderen zoeken juist een rustig plekje op en willen even alleen zijn. Geef hen deze ruimte. Tot slot informeer altijd bij de ouders of er nog bijzonderheden zijn die je moet weten. Er zijn ouders die veel tijd opeisen. Let hierop, en zorg dat dit niet ten koste gaat van anderen die de groep binnenkomen. Maak desnoods een keer een aparte afspraak met de betreffende ouder. Een vertrouwde relatie ontstaat door herhaald positief contact tussen kind en pm’er. De juiste communicatie is daarbij van groot belang.
Oogcontact bij begroeting.
activiteit
Reageren op een huilende baby (nadat aan alle directe behoeften is voldaan) In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Hfst. 2 en Hfst. 7, blz. 73-75
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Een pedagogisch medewerker: “Ik sta op een babygroep en als er een kleine baby huilt terwijl die al heeft gegeten, geslapen en maar blijft huilen kan ik niet goed achterhalen wat er wel aan de hand zou kunnen zijn, omdat ze nog niet praten. Ik bied ze op dat moment wel veiligheid door ze te troosten, maar toch is het moeilijk er achter te komen waarom ze huilen. Het kan nog niks vertellen...” Iedereen die met baby’s in aanraking komt, ervaart dit machteloze gevoel weleens.Een baby blijft maar huilen, ook nadat het lekker geslapen en gegeten heeft en een schone luier heeft gehad. Echter naast fysiologische verklaringen, zijn er ook mogelijke psychologische oorzaken voor huilen te onderscheiden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld overprikkeling of frustraties bij de baby omdat hij nog iets niet kan. Ga vandaag eens op de volgende wijze om met een baby die blijft huilen, ook nadat aan alle directe behoeftes is voldaan: 1. Neem de huilende baby in je armen. 2. Houd de baby rustig vast zonder hem op en neer te laten veren of heen en weer te wiegen. Immers, het kind afleiden leidt alleen tot afstel van verdriet. 3. Als de baby zijn ogen opent, maak oogcontact. 4. P robeer te achterhalen wat de oorzaak van het huilen zou kunnen zijn en breng die gedachten onder woorden. “Volgens mij is het vandaag voor jou een drukke dag geweest”. 5. Houd de baby liefdevol in de armen tot hij vanzelf met huilen ophoudt. (Uit: De taal van huilen, positief omgaan met huilen en boosheid van baby’s en kinderen tot 8 jaar. Aletha J. Solter)
Door de emotionele veiligheid aan het huilende kind te bieden en de baby te laten ervaren dat het mag huilen, kan de baby zijn emoties ontladen. Een flinke huilbui is met andere woorden goed voor het kind, mits ze dit niet alleen hoeft te doen. Je zult ervaren dat het kind na de huilbui kalmer en meer ontspannen is.
Doordat je werkzaam bent op een groep en je de aandacht moet verdelen over meerdere kinderen is het geen eenvoudige taak om altijd aan de emotionele behoeften van het kind te voldoen. Als er meer dan één kind tegelijk huilt, moet je besluiten wie het eerst aandacht nodig heeft. Een algemene richtlijn daarbij is om het jongste kind zoveel mogelijk lichamelijke nabijheid en aandacht te geven. Geef de oudere kinderen zoveel mogelijk aandacht en steun door naar ze te glimlachen, ze bemoedigend toe te spreken en ze even te omarmen of een klopje te geven, als je tenminste een hand vrij hebt. Kinderen kunnen jaloers zijn, wanneer ze zien dat je met liefde en aandacht op een ander kind reageert. Toch geeft ze dat tegelijk de geruststellende boodschap, dat ze in een omgeving zijn waar het uiten van heftige emoties wordt geaccepteerd.
activiteit
Adequaat inspelen op hulpvraag In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene ontwikkeling
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Hfst. 2, blz. 35, Hfst. 3, blz. 43 en Hfst. 7 blz. 73-77
Maartje stond – voorover gebogen – met haar handen op de vloer. Ik hoorde haar huilen en draaide naar haar toe om te kijken wat er aan de hand was. Ik benoemde dat ze aan het huilen was en daarop wees zij naar haar schoen. Ik benoemde dat ik zag dat haar veter los was en vroeg of ik hem vast moest maken. Zij ging recht op staan en ze kreeg een brede glimlach. Ik vertelde dat ik haar andere schoen ook even vast ging maken en vroeg of ze dat ook een goed idee vond. Het antwoord was in het Zweeds “JOHH” met een tevreden lach. Ik vroeg vervolgens aan de andere kinderen: “Wie heeft er nog meer losse veters?” Het meisje uit het voorbeeld huilde, omdat ze kenbaar wilde maken dat haar veter los was en dit niet goed kon verwoorden. Ze beheerst de Nederlandse taal nog niet goed vanwege haar Zweedse achtergrond. De pedagogisch medewerker reageerde hier adequaat op door te kijken naar de behoefte van het kind en het kind hierbij te helpen. De hulpvraag van kinderen kan divers zijn. Door oog te hebben voor de toestand en signalen van het kind, en deze goed te interpreteren en hierop adequaat te reageren, voelt het kind zich begrepen, geaccepteerd en veilig. Hierdoor bouw je als pedagogisch mede werker een vertrouwensrelatie op met het kind. Het adequaat inspelen op een hulpvraag kun je ook verbreden naar andere kinderen toe. In het voorbeeld deed de pedagogisch medewerker dit door aan andere kinderen te vragen wie nog meer losse veters heeft. Daarmee blijft de positieve interactie niet beperkt tot een kind, maar worden ook andere kinderen hierin betrokken. Een kind dat de ruimte krijgt om te reageren voelt zich meer vertrouwd en zeker dan een kind dat deze ruimte niet ontvangt.
Stel jezelf vandaag het doel om adequaat in te spelen op de hulpvraag van de kinderen en dit zo mogelijk te verbreden naar andere kinderen door er een activiteit voor meerdere kinderen van te maken. Hiervoor is het belangrijk dat je een behoefte van het kind signaleert, en dat wat je ziet, spiegelt aan het kind. Maak daarom oogcontact met het kind en verwoord de gevoelens van het kind. Doe dit op een vriendelijke toon en stel open vragen (“Wat wil je me laten zien?”). Geef het kind alle ruimte om te reageren en vul het niet te snel zelf in.
activiteit
Spel volgen, verdiepen en verbreden Spelen met zand en water
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Sensitieve responsiviteit
Hfst. 8, blz. 84 en Hfst. 22, blz. 252/253
Sudnison (drie jaar) kijkt om zich heen. Hij zit samen met andere kinderen in de zandbak te spelen en is een tijd bezig geweest met de graafmachine, hij heeft een kuil gemaakt. De pedagogisch medewerker ziet dat zijn spel stil ligt en schuift aan. “Wat heb jij een mooie kuil gemaakt, is hij klaar?” Sudnison antwoord: “Nee, er moet nog water in, het is een vijver. Zullen we samen water halen, misschien wil Suzan ook meehelpen?” vraagt de pedagogisch medewerker. “Ja”, zegt Sudnison. Samen vullen Sudnison en Suzan een emmer met water. De meeste kinderen spelen graag met zand. Als ze er voor het eerst mee in aanraking komen, vinden ze het misschien raar of zelfs onprettig voelen. Dit is niet gek: het is een totaal nieuwe ervaring! Sommige kinderen vinden het fijn om eerst een klein bakje zand te onderzoeken, voordat ze in een zandbak gaan zitten. Meestal duurt het ook een tijd voordat kinderen daadwerkelijk met het zand gaan spelen; het bevoelen is in het begin al interessant genoeg voor het kind. Het spelen met zand is voor veel kinderen een prettige beleving, omdat ze er goed mee kunnen voelen waar hun lichaam eindigt, ze voelen de grenzen van hun lichaam. Bovendien kunnen ze er hun emoties goed in kwijt. Ze worden rustig van het kneden in en het strijken door het zand en kunnen er hun boosheid en angst mee kwijtraken door zand fijn te knijpen en te graven.
Een manier is door aan te schuiven bij het spelende kind en belangstelling te tonen door te kijken, of door vragen te stellen en een handje mee te helpen. Ook kun je het spel verbeteren door het spel te verbreden (bijvoorbeeld door het stellen van vragen of opperen van ideeën) of door nieuwe elementen aan het spel toe te voegen of andere kinderen er bij te betrekken. Het verdient de aanbeveling om niet teveel spullen in de zandbak te leggen. Het wordt gauw rommelig en onoverzichtelijk. Is er een zandbak binnen, doe hier eens verschillende soorten zand in. Het witte schelpenzand roept weer andere ervaringen op dan het meer grove zand van stratenmakers. Het spelen met zand nodigt uit tot ontdekken, zintuigelijke ervaringen, sociaal contact, uitbreiden woordenschat door benoemen en veel plezier.
Vanaf anderhalf jaar beginnen kinderen het vermogen te ontwikkelen om zich een voorstelling te maken van dingen die niet fysiek aanwezig zijn. Men noemt dit symbolisch denken. In dit voorbeeld is Sudnison bezig met een vijver. Het is als pedagogisch medewerker daarom altijd beter om open vragen te stellen over hun bezigheden en aan te sluiten bij het spontane leren en spelen als het spel stil valt. Houd vandaag eens de spelende kinderen in de gaten en als je het spel ziet stagneren, probeer dan – in dit geval – het spelen met zand op de volgende manieren te stimuleren:
Manipuleren en experimenteren met zand.
activiteit
Inspelen op de belangstelling Wedstrijdje
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Hfst. 8, blz. 84-85
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
Twee jongens rennen heen en weer door de ruimte, ze zijn zich bewust dat ze niet mogen rennen in de ruimte, maar toch doen ze het. Daarbij kijkt een jongentje iedere keer in mijn richting. Zo, van: ziet ze het? Ik vang de jongens bij het voorbij gaan op en vraag aan ze: “Zullen we buiten een wedstrijdje doen? En wie wil er nog meer mee doen?” Bovenstaand voorbeeld geeft aan het belang van het herkennen van het contactinitiatief van kinderen. Doordat de pedagogisch medewerker het contactinitiatief herkende en het negatieve gedrag positief wist om te buigen, door met de jongens naar buiten te gaan, konden de jongens verder met hun spel, maar dan in een omgeving die zich daartoe beter leent. Het volgen van de belangstelling en intenties van kinderen is cruciaal wil je de kinderen optimale ontwikkelingskansen bieden. Dit vergt van jou als pedagogisch medewerker dat je bewust naar de kinderen kijkt en dat je leert hun belangstelling en initiatief te herkennen. Speel vandaag eens adequaat in op de belevings wereld en initiatieven van kinderen: - Kijk naar de kinderen en sluit je hierbij aan. Speel met kinderen mee zonder het spel over te willen nemen. - Durf van je eigen plan en verwachtingen af te wijken. Dit geldt met name als je een gestructu reerde activiteit hebt voorbereid (bijvoorbeeld met zijn allen kleuren) en de activiteit verloopt anders dan je in eerste instantie had bedacht of had verwacht (kinderen raken helemaal in de ban van het trommelen met kleurpotloden, bied dan stokjes aan waarmee getrommeld kan worden). Realiseer je: Als je kinderen iets wilt leren, kun je beter hun belangstelling volgen dan kinderen iets op dringen.
- Help ideeën van kinderen te realiseren. Besef dat driejarigen vaak grootsere plannen en wensen hebben dan ze alleen aan kunnen. Bijvoorbeeld het bouwen van een hut. Help de kinderen zonder het over te nemen. Bespreek met ze hoe ze een hut zouden kunnen maken. Zorg voor de materialen. Met het aansluiten bij de belevingswereld en initiatieven van kinderen, toon je aan dat je respect hebt voor de autonomie van het kind. Dit respect heeft een positief effect op zowel het zelfvertrouwen en het gevoel van eigenwaarde van kinderen als op hun latere algemene functioneren.
activiteit
Volgen van de belangstelling IJsvrij maken
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Hfst. 7, blz 74-75
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
Een klein groepje kleuters (5 kinderen) zijn – in de winter – bezig in de zandbak. Sommigen bakken zandtaartjes met vormpjes. Anderen scheppen zand op de rand van de zandbak en maken taartjes met hun handen. Ze zijn allemaal lekker aan het spelen. Na een paar minuten kijkt één van de jongens om zich heen, pakt een plastic schepje en verlaat de zandbak. Ik bekijk hem op een afstandje. Hij hurkt in een hoekje van het plein en begint met het schepje het ijslaagje van de tegels los te slaan. Al snel bedenk ik dat het jongetje vast vanochtend de conciërge zag die bezig was het speelplein ijsvrij te maken. Het jongen roept me: “Kijk, hard slaan, dan gaat het los. Goed hè? “ Ik loop samen met een ander kind naar hem toe en begin een gesprekje over het ijsvrij maken en complimenteer hem met zijn werk en zeg dat hij hulp krijgt. Vol met aandacht en concentratie gaan de kinderen verder met het ijsvrij maken. Respect voor de autonomie wordt omschreven als: Respect voor de eigenheid, in dit geval: De kans krijgen om eigen ideeën uit te voeren en daarbij allerlei ontdekkingen op te doen. In dit voorbeeld geeft de pedagogisch medewerker het jongetje de kans om zijn eigen plan te volgen. De pedagogisch medewerker grijpt niet in, maar laat het jongetje gaan en volgt met belangstelling wat hij gaat doen. Ze realiseert zich dat het doel van het jongetje niet is om het schepje kapot te maken, maar dat er een ander idee achter zit. Het tonen van respect voor de autonomie zit in allerlei kleine handelingen door de dag heen zoals: - Inspelen op behoefte van het kind en daardoor afwijken van het vaste dagprogramma of routines
(bijvoorbeeld de pedagogisch medewerker wil met de kinderen naar binnen omdat het bijna etenstijd is, maar ziet dat de kinderen nog heerlijk aan het spelen zijn. Ze beslist om nog even te wachten). - Gelegenheid geven om zelf problemen op te lossen (bijvoorbeeld niet onnodig ingrijpen bij het oplossen van conflicten tussen de kinderen onderling). - Kinderen zelf keuzes laten maken (biedt meerdere activiteiten aan waarbij kinderen zelf een keuze kunnen maken) . - Kinderen gelegenheid geven om te helpen en bij te dragen aan de groep (samen de tafel afruimen, of kinderen elkaar laten helpen bij het eten). Probeer vandaag één van de bovenstaande zaken en beschrijf in het logboek hoe de kinderen reageren.
activiteit
Steunen of stimuleren van zelfstandig eten en drinken In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene ontwikkeling
Hfst. 13, blz. 142 en Hfst. 9, blz. 94
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
“We verdelen de eetruimte in vier tafels. Een of twee van die tafels zijn voor kinderen van drie, drieënhalf. Wij vinden het op onze locatie erg belangrijk dat juist die kinderen goed leren om zelfstandig hun brood te smeren. Ze maken ook over niet al te lange tijd de grote stap naar de basisschool, en ook daar moet je een stuk zelfstandiger zijn. Je ziet dat de kinderen enorm trots zijn als ze voor het eerst goed hun broodje kunnen smeren” (Uit: Kinderopvang, 5 mei , 2008).
Kinderen willen alles graag ‘zelf doen’. Dat is prachtig, want dat stimuleert de zelfredzaamheid die zij later zo nodig hebben. Het etensmoment is een uitgelezen moment voor de ontwikkeling van zelfredzaamheid, ook al kost het misschien meer tijd en is er misschien meer rommel. Het leermoment weegt hier ruimschoots tegenop. Verdeel vandaag de groep minimaal in tweeën en zorg dat bij iedere groep een pedagogisch medewerker in de buurt zit die het eten voor haar groep coördineert. Kondig het eetmoment tijdig aan. Vraag aan een paar kinderen of ze je willen helpen met het tafeldekken. Zet samen het beleg, de borden, bekers, vorken en messen op de tafel. Richt je groep zo in dat de kinderen zelfstandig kunnen pakken. Je kan ervoor zorgen dat een deel van de benodigdheden in kastjes liggen die toegankelijk zijn voor de kinderen. Een eetliedje kan er zorg voor dragen dat iedereen aan tafel gaat zitten. Laat de kinderen die dit willen aan tafel zelf het broodbeleg kiezen en brood smeren. Zet een beperkte maar gevarieerde keuze broodbeleg op tafel. En zorg dat kinderen het beleg gemakkelijk kunnen verwerken. Je kunt bijvoorbeeld een lepeltje jam in een klein bakje doen waardoor het makkelijker is de jam op het brood te krijgen. Help alleen de kinderen die hulp nodig hebben. En stel geen te hoge eisen. Knoeien mag! Door het kind te laten spelen en knoeien leert het sneller om een boterham te smeren. Geef de kinderen de tijd en ruimte om zo veel mogelijk zelf te doen en complimenteer ze omdat ze het goed doen.
Zorg daarnaast ervoor dat het tafelmoment een sociaal moment is. Creëer een gezellige sfeer aan tafel. Dit doe je door o.m. met de kinderen te praten en kinderen de ruimte te geven als ze grapjes maken. Aan tafel hebben kinderen twee aan twee veel lol. Ze maken grapjes door rare of vieze woorden te zeggen. Ze imiteren elkaar ook door rare gebaren die ze enorm grappig vinden. Het is de kindervariant van kletsen, drinken, gezellig doen van volwassenen. De kans dat het uit de hand loopt is vooral groot als het aan tafel zitten te lang duurt. Houd er rekening mee dat kinderen gemiddeld maximaal een kwartier aan tafel kunnen zitten. Probeer deze werkwijze een aantal malen uit, ook al is de eerste keer mogelijk wat rommelig. Kinderen moeten er ook aan wennen als dit nieuw voor hen is. Beschrijf in het logboek wat je ervaringen zijn.
Zelf brood smeren vereist heel wat inspanning en concentratie.
activiteit
Stimuleren van zelfredzaamheid en bevorderen van sociale vaardigheden Wie helpt mee? Aankleden na het slapen
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 8, blz. 85 en Hfst 14, blz. 151
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
Na het slapen worden de kinderen gevraagd om zelf de kleren aan te doen. De kleren liggen op de tafel. Isabel (3;5) kan al heel goed zelf haar kleren aan doen. Roy (2;1) kijkt naar hoe de andere kinderen bezig zijn met aankleden. De pedagogisch medewerker ziet dit. “Kijk Isabel, Roy heeft hulp nodig. Zou jij hem willen helpen?” Isabel loopt naar Roy, en vraagt: “Helpen?” “Ja”, zegt Roy. Isabel helpt hem. Daarna loopt Isabel naar de pedagogisch medewerker, die Isabel een knuffel geeft. “Ik ben trots op je. Je hebt Roy goed geholpen!” Isabel vraagt: “Mag ik nu gaan spelen?” “Ja hoor”, zegt de pedagogisch medewerker, “jij bent klaar.” Kinderen kunnen vanaf 2 jaar oud goed zelf hun broek uittrekken, hun trui aan trekken en sokken en schoenen aan doen, mits zij hiertoe voldoende gestimuleerd worden. Het is daarom goed om de kinderen zelf hun kleren te laten aan- en uittrekken. Nodig de kinderen hiertoe uit en laat hen elkaar helpen. Hierdoor duurt het aankleden weliswaar een flink stuk langer maar kinderen leren zichzelf aan- en uit te kleden en er gebeuren fantastische dingen op het gebied van samenwerking en communicatie. Eigenlijk vanaf de eerste dag dat kinderen op de groep zijn, zien ze de andere kinderen elkaar helpen en doen ze spontaan mee. De pedagogisch medewerker zit erbij, en stimuleert de kinderen, maar hoeft bijna niet meer zelf te helpen. Aanmoedigen is genoeg. Dit doet de pedagogisch medewerker door te knikken en via taal “Ja, de rits zit dicht, wat knap van je!”. Natuurlijk is ook in deze activiteit het verwoorden belangrijk. Dit draagt bij aan de woordenschat. Bekijk de kleding die de kinderen dragen en vraag ook eens aan de kinderen hoe het kledingstuk heet. Hoe je het moet aantrekken en eventueel vastmaken. Maak er een spelletje van en doe het ook eens bewust verkeerd. Daag de kinderen uit om te vertellen hoe het wel moet.
activiteit
Meehelpen en nadoen Afwassen en schoonmaken met dreumesen
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
Hfst.3, blz. 45-46, Hfst 7, blz. 74-77 en Hfst 8, blz 84-85
De pedagogisch medewerker zet een wasteiltje met een beetje water erin op de tafel. Ze begint met een doekje de tafel af te nemen. Al snel willen een tweetal kinderen mee helpen. Er wordt door de pedagogisch medewerker nog een emmertje en een doekje gehaald. De kinderen halen de druipende doekjes uit het water en leggen deze op de tafel. Geleerd wordt hoe het doekje uitgeknepen kan worden. De kinderen kijken, proberen en genieten. Het duurt niet lang, of andere kinderen krijgen ook belangstelling. Er worden meer emmertjes en doekjes gehaald, zelfs vanuit een andere groep. Even later zijn bijna alle kinderen aan het schoonmaken. Niet alleen de tafels maar ook de kasten en vloer krijgen een beurt. De kinderen die klaar zijn brengen hun emmer naar de pedagogisch medewerker, die hun bedankt voor hun hulp. Nu de pedagogisch medewerker ziet wat er allemaal voor moois gebeurt tussen de kinderen onderling, neemt ze zich voor dit meer te doen als activiteit met de kinderen. De bovenstaande activiteit – afwassen en schoonmaken met dreumesen – laat zien dat kinderen de bezigheden van volwassenen heel interessant vinden. Alles wat volwassenen doen, willen zij ook graag nadoen. Het is leuk en leerzaam voor de kinderen om schoonmaak activiteiten in het programma op te nemen. De pedagogisch medewerker kan vooraf zorgen dat zij een aantal teiltjes, afwasborstels en plastic borden heeft en vraagt wie er wel eens afgewassen heeft en weet hoe dit moet. Kinderen hebben hier al snel belangstelling voor, over het algemeen vinden ze het heerlijk om met water aan de gang te gaan. De pedagogisch medewerker uit het voorbeeld respecteert de eigen inbreng van de kinderen. Naast het schoonmaken van de tafels laat ze de kinderen ook de kasten en vloer schoonmaken. Ze leert de kinderen dat er een aparte doek is voor de vloer en legt uit waarom. Er zijn tal van activiteiten die je met kinderen zou kunnen doen waarin thema’s als meedoen en nadoen terugkomen. Het is erg leuk om als pedagogisch medewerker deze activiteiten voor te bereiden, de activiteit goed te begeleiden en oog te hebben voor de autonomie van het kind.
Een soortgelijke activiteit bijvoorbeeld is samen de was doen. Bij deze activiteit wordt geen water gebruikt maar gedaan alsof. Het kan natuurlijk ook met echt water! Hiervoor heb je nodig een kinderwasmachine, een wasmand en kledingstukken. Als er in de poppenhoek geen wasmachine staat, maak er zelf een of meerdere van een grote kartonnen doos. Laat de kinderen zelfstandig ontdekken wat er in de wasmanden en in de wasmachine zit. Observeer wat ze ermee doen. Benoemd wat de kinderen doen en ontdekken, bijvoorbeeld ‘Pak de sok maar. Pak hem naar uit de mand. Er zit nog meer in. Een broek….en een trui’. Laat de kinderen op eigen initiatief verder spelen, waarbij je de handelingen verwoord. De activiteit kun je verbreden door de kleren te ordenen op kleur of op soort. Laat de kinderen hiermee zelfstandig handelen. De activiteit kun je verdiepen door de dreumesen te laten zien hoe je de pop schone kleren geeft. Nu heb je weer schone kleren aan. Zijn er al dreumesen die wat van dit spel kunnen imiteren? ‘Samen de was doen’ is afkomstig uit het boek ‘Suggesties bij piramide-projecten (2009)’ van het Cito.
activiteit
Gelegenheid bieden om elkaar te helpen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemeen/sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Respect voor de autonomie
Hfdst. 7, blz. 79-80 en Hfdst. 17, blz. 190
Konrad fietst op zijn driewieler in de speelgang en botst tegen de muur waardoor hij omkiept. Het gaat gelukkig niet al te hard en hij krabbelt al weer half op, wrijft over zijn knie. Net als je naar hem toe wilt gaan zie je dat één van de andere kinderen naar hem toe loopt. Je volgt wat er gebeurt op een afstandje. Het kind begint een gesprekje met Konrad, je ziet dat er getroost wordt en dat dit goed gaat. Je gaat erheen om het kind een complimentje te geven omdat ze zo lief helpt en om te zien of het goed gaat met de knie van Konrad. Kinderen voelen zich groot en sterk als ze anderen kunnen helpen. Sociaal- of helpgedrag komt bij kinderen vanaf anderhalf jaar in de groep regelmatig voor. Een puzzelstukje pakken dat gevallen is, een blok op een toren van een ander kind leggen, elkaar knuffelen, aaien en kusjes geven. Dreumesen en peuters gebruiken in toenemende mate taal om hun vriendschap uit te drukken: “Jij bent mijn vriend toch?” Of, als een kind op zijn knie gevallen is: ”Ik ben ook weleens gevallen”. Ieder kind heeft recht om op zijn eigen manier bij te dragen aan het geheel. Dit recht geef je door kinderen de ruimte te geven om op hun eigen manier bij te dragen aan het groepsgevoel. Spreek je waardering uit voor hun hulp (“Lars, wat lief van je dat jij Minke troost”) en stimuleer kinderen om elkaar zoveel mogelijk te helpen (“Pieter, wil jij Lisa even helpen?”). En leer de kinderen om rekening te houden met ieders eigen wil. “Het is lief dat je Sam wilt helpen, alleen Sam kan het zelf al. Kijk maar. Maar misschien kun je Pieter helpen?” Probeer vandaag een activiteit te verzinnen waarbij kinderen elkaar kunnen helpen. Kinderen vinden het bijvoorbeeld leuk om samen wat (plastic) bordjes af te wassen en op te ruimen. Of beschrijf een situatie waarbij je ziet dat het spontaan gebeurt. Dit kan het samen opruimen zijn van een spel of de tafel. Hoe gaat dat onderling? Ontstaat er een gesprek tussen de kinderen? Beschrijf het in het logboek.
activiteit
Kinderen begeleiden bij het hanteren van conflicten In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene ontwikkeling
Hfst. 17, blz. 189
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
Sam heeft ruzie met Christina. “Jij bent stom”, roept Christina waarop Sam huilend reageert: “Ik ben niet stom!” De pedagogisch medewerker ziet dat er ruzie is, maar ziet ook dat het nog niet echt uit de hand loopt. Ze kijkt goed wat er gebeurd. Christina geeft Sam een tik waarbij ze zijdelings naar de pedagogisch medewerker kijkt. De pedagogisch medewerker grijpt in. “Wat is er aan de hand? Vertel het eens Christina en daarna jij, Sam.” Ze hoort de verhalen aan en zegt: “Je bent niet stom, hoor, niemand is hier stom, alleen Christina is boos op je, omdat je haar eraf duwde. Hoe gaan we het oplossen? Wil jij nu op de auto? Vind je dit goed Christina, zullen we het zo oplossen?” De vaardigheid om conflicten respectvol op te lossen is voor kinderen van onschatbare waarde. Ze kunnen dit later heel goed gebruiken in de maatschappij. De kinderopvang is een prima gelegenheid om te oefenen. Geef kinderen daarom de kans ruzie te maken en zelf een oplossing te zoeken. Deze activiteit (het begeleiden van kinderen bij het hanteren van conflicten) kun je oefenen. Het gebeurt iedere dag wel. Grijp niet direct in bij een ruzie, maar observeer eerst van een afstand hoe de ruzie verloopt. Kinderen die in staat zijn om een ruzie goed samen op te lossen, voelen zich trots. Het geeft hen enorm veel energie. Dus als ingrijpen niet nodig is, is dit prachtig. Je grijpt in op het moment als de partijen ongelijk zijn en een partij steeds verliest. Als de ruzie niet lijkt te eindigen, een kind er overstuur van raakt of als er fysiek geweld bij gebruik wordt. Gebruik hierbij een vriendelijke stem en veel geduld. Een goede methode is de drie O’s en/of het gebruik van de ik-boodschap: Oog hebben voor elkaar: achterhaal waar het conflict over gaat door concrete vragen te stellen zonder direct iemand in de schuld positie te zetten. Laat de kinderen het verwoorden en zorg dat ze oog krijgen voor de kant van een ander. “ Klopt het als ik denk dat jullie ruzie hebben? Wat is er aan de hand?” …………………………………. “Je wilde dus eigenlijk zeggen dat jij aan de beurt was? Hoor je dat, Christina?”.
Oplossingen bedenken: “Kunnen we een oplossing bedenken?” “Er zijn nog meer auto’s, is het een idee dat Sam een ander pakt?” Opnieuw vrienden worden: Dit kan door samenspel “Kunnen jullie nu weer samenspelen?”, of door verwoording: “Kijk Sam geeft je een aai”, of door een advies: “Ga je hem een kusje geven en sorry zeggen?” Probeer vandaag eens een conflict op te lossen via de methodiek van de drie O’s. Beschrijf in het logboek hoe dit verliep voor de kinderen en jezelf. Zie ook het boek ‘Kijken, kijken, kijken’, over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen van Elly Singer en Dorian de Haan.
activiteit
Instructies op een speelse manier Opruimen
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Normen en waarden
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene/ sociale ontwikkeling
hfst. 15 blz. 159, 160
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
De pedagogisch medewerker zet het “opruimlied” in. Voor de kinderen is dat een vertrouwd ritueel wat structuur geeft aan de activiteit opruimen. Van te voren hebben de kinderen al gehoord dat er opgeruimd gaat worden. De pedagogisch medewerker loopt zingend rond, geeft hier een mandje aan en vraagt het kind dit in de kast te zetten en geeft daarna het volgende kind een complimentje. “Bijna klaar, prachtig.” Zingend vervolgt ze haar weg: “Opruimen, opruimen Help me nu maar vlug Opruimen, opruimen, Alles staat weer terug.” Tijdens overgangsmomenten liggen de ontwikkelingskansen voor kinderen voor het oprapen. Pedagogisch medewerkers doen op een speelse manier iets voor (opruimen, tafel dekken, etc.), geven instructies en leren zo kinderen hoe het werkt (waarden en normen). Door samen op te ruimen ervaren kinderen niet alleen het plezier van samen dingen doen. Ze leren ook om rekening te houden met anderen (sociale- en emotionele competenties). Het steunt tevens het gevoel van eigenwaarde van het kind (persoonlijke competentie). Leiding geven aan jonge kinderen bestaat voor een groot deel uit het goede voorbeeld geven en kinderen actief betrekken. Dat vraagt wel ruimte geven aan kinderen om het op hun eigen tempo te doen en veel stimulans. Ook het tijdig aankondigen en een ritueel horen bij het pakket. Als we de opruimsituatie nemen dan lukt dit het beste als de pedagogisch medewerkers dit samen met de kinderen doen. Als je als pedagogisch medewerker een opruimliedje zingt en gaat opruimen doen de kinderen graag mee. De stappen die hierbij horen zijn: - Tijdig aankondigen en uitleggen - Voorspelbaar ritueel (liedje) - Kinderen een actieve rol geven - Aandacht voor hun niveau - Positief en actief taalgebruik - Geduldige pedagogisch medewerkers
Als pedagogisch medewerker is het van belang dat je het opruimen ziet als een activiteit waarbij kinderen veel leren. Het hoeft dus niet snel, neem de tijd ervoor. Kondig het opruimen tijdig aan: “We gaan straks opruimen als ik het opruimliedje zing, want ik zie dat de meeste van jullie klaar zijn, we kunnen dan een boekje gaan lezen.” Zet het ritueel (liedje) in. Laat de kinderen deelnemen op het niveau dat ze aan kunnen. Geef ze een duidelijke taak die past. Jonge kinderen moeten het wel op hun manier kunnen doen. Ze hebben respect en tijd nodig voor hun ervaringen. Daar werkt discipline en groepsdruk niet. Als je als pedagogisch medewerker tegen het tempo van het kind ingaat, ontstaat er verzet. Maar als je ze ruimte biedt, begrip toont of humor gebruikt, dan gaan de meeste kinderen spontaan helpen. Probeer vandaag het opruimen als activiteit te zien en beschrijf in het logboek hoe je dit gestructureerd hebt en hoe kinderen hierop reageren.
activiteit
Leren zelf rust reguleren In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene ontwikkeling
Hfst. 14, blz 151
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
“Ik zie dat je erg moe bent, Joris. Klopt dat? En jij volgens mij ook, Roosje. Weet je wat, ik doe wat melk in jullie fles en dan mogen jullie op de bank drinken en even lekker liggen. Wat vinden jullie daarvan? Dan kom ik straks – als de melk op is – even een boekje lezen bij jullie.” Kinderen die voldoende rusten, kunnen vervolgens geconcentreerd en intensief spelen. Dat geeft rust in de groep. Het is daarom goed veel tijd te besteden aan het leren herkennen van de manier waarop elk kind afzonderlijk laat zien dat het aan rust toe is.
Iedere dag komt het voor dat kinderen signalen afgeven dat ze moe zijn. Ieder kind heeft unieke signalen die aangeven dat het moe is. “Ik zie dat je aan je oor krabbelt, je bent moe. Ik ga je naar bed brengen, ga je mee.”
Om kinderen te leren toe te geven aan signalen van vermoeidheid is het goed die signalen voor ze te verwoorden. Zo leert het kind zijn eigen vermoeidheid herkennen en een manier om rust te zoeken. Het kind leert iets over zijn eigen gedrag en de consequenties daarvan. Bij het rust nemen gebruikt de pedagogisch medewerker steeds hetzelfde ritueel in woorden en handelingen.
Probeer vandaag eens oog voor het herkennen van vermoeidheidssignalen. Beschrijf eens hoe je hierop hebt gereageerd in het logboek. Je kunt dit ook laten lezen aan de ouders en daarbij uitleggen dat een uitgerust kind beter kan spelen; dus ontdekken; dus leren.
Kinderen kunnen op den duur zelf deze rituelen gebruiken om zichzelf rustig te maken. Bijvoorbeeld zelf even op de bank gaan liggen als ze willen rusten tijdens het vrije spel. Of iets te drinken vragen en even op de bank gaan zitten. Of even een boekje lezen. Zo zijn er meerdere rituelen om een rustmoment te bereiken. Het is de taak van de pedagogisch medewerker om ervoor te zorgen dat de kinderen niet worden afgeleid door andere kinderen zodat ze samen in alle rust hun melk kunnen opdrinken. Door samen op een kussen te liggen, ervaren de kinderen elkaars nabijheid.
Emmy (1;2) en Patrick (2;9) drinken samen op kussen.
activiteit
Positief labellen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Normen en waarden
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
Hfst. 3, Hfst. 7, blz. 79-80, Hfdst. 8, blz. 88 en Hfst. 17, blz. 190-191
Thijs heeft veel botsingen op het kinderdagverblijf. Volgens de pedagogisch medewerkers zijn er veel problemen thuis. De botsing begint als Thijs door een raampje kijkt en Jurre en Ilse mee willen kijken. Thijs spreidt zijn armen en blokkeert hun zicht, en vervolgens slaat en schopt hij. Ilse roept in tranen de pedagogisch medewerker erbij. De pedagogisch medewerker pakt Thijs vriendelijk bij de hand, leidt hem weg van het raam en zegt hem heel duidelijk, maar met een positieve ondertoon: “Moet je even luisteren, Thijs. Ik vind het niet fijn als je andere kinderen schopt. Dat doet hen pijn.” Terwijl ze dit zegt, zit ze op haar hurken achter de kinderen. Thijs probeert tussen de twee kinderen te gaan staan, begint te huilen en zegt: “…kan niet zien.” “Was je aan het kijken of je mamma kan zien? Mamma komt aan het einde van de middag weer.” Thijs geeft wat toe en gaat op de schoot van de pedagogisch medewerker zitten, die hem streelt en probeert te troosten. Thijs zegt: “Mama toe.” De pedagogisch medewerker bevestigt hem in zijn verlangen naar zijn moeder: “Ja, je mag straks weer naar mama toe, maar nu ben ik zo blij dat jij bij mij bent. Ga je straks weer fijn naar mama toe.” Ze draait Thijs op haar schoot met zijn gezicht richting raam, waar Jurre en Ilse zijn blijven kijken en praten over wat ze zien. De pedagogisch medewerker begint mee te praten en betrekt Thijs er ook bij, terwijl ze doorgaat met strelen. Op deze manier helpt ze Thijs de relatie te herstellen en mee te doen met de anderen. Uit het boek ‘Kijken, kijken, kijken’ van Elly Singer en Dorian de Haan (2006).
Op je kinderdagverblijf zul je enkele kinderen hebben zoals Thijs. Kinderen die veel ruzie hebben met andere kinderen en vaak ook met de pedagogisch medewerkers. Een gevaar bij deze kinderen is dat je als pedagogisch medewerker je eigen handelen onbewust gaat spiegelen aan het gedrag van deze kinderen. Oftewel, dat je ook boos en geïrriteerd gaat reageren. Hiermee wordt het negatieve gedrag van het kind juist versterkt. Met als gevolg dat je ongewild samen in een negatieve spiraal belandt terwijl je juist het aantal botsingen wilt verminderen. In het voorgenoemde voorbeeld probeert de pedago gisch medewerker niet mee te gaan in het negatieve gedrag van Thijs en toont ze veel geduld en troost ze Thijs waardoor zijn boosheid verandert in verdriet en hij kan kalmeren. Deze aanpak werkt, maar het vraagt van de pedagogisch medewerker veel professionaliteit. Hij/zij moet in staat zijn om de regels helder en vriendelijk uit een te leggen, en moet voorkomen om in een heilloze machtsstrijd te komen.
Soms lukt je positieve aanpak niet, ondanks je vele pogingen. Zoek in dat geval steun bij collega’s en probeer gezamenlijk te bedenken hoe je, in samenspraak met de ouders, de koers kan verleggen. Probeer vandaag eens negatief gedrag positief te labellen en kijk eens naar de uitkomst en beschrijf deze in het logboek.
activiteit
Het belang van meebewegen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 7, blz. 78
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
Nienke weigert haar muts op te zetten om naar buiten gaan. “Nienke”, zegt de pedagogisch medewerker, terwijl ze bij haar hurkt, “Het is echt te koud buiten. Als je je muts niet opzet, ben ik bang dat je kou vat.” Nienke gooit driftig haar muts weer af. De pedagogisch medewerker zegt kalm en vriendelijk: “Nee, Nienke, je kunt echt niet zonder muts naar buiten.” Waarop Nienke boos reageert: “Nee muts!” Omdat de pedagogisch medewerker realiseert dat ze op deze manier er niet samen uit komen, zegt ze tegen Nienke: “Weet je Nienke, het is buiten erg koud. Kom maar even buiten voelen, dan voel je hoe koud het is.” Als pedagogisch medewerker zul je wel eens stuiten op verzet bij kinderen. Ze zijn het niet met je vraag eens, worden boos, gaan luid spreken, lopen weg of gaan huilen. Wat dan te doen? Het is van belang dat je ervoor zorgt dat het conflict niet in een welles-nietes discussie belandt. Of dat het conflict escaleert. Het kind zit in een driftbui of loopt met deuren te smijten en jij toch maar macht gebruiken of toegeven.
weet wil zij deze wel op. Een andere mogelijke reden waarom Nienke geen muts op wil, is dat het voor haar onlogisch is om een muts op te zetten omdat het nog warm is (je bent namelijk eerst binnen). Dan is het verstandig om haar even te laten voelen hoe koud het buiten is. Door je op deze manier in te leven in het kind en zijn belevingswereld, los je veel problemen op.
Beter is om te kijken naar hoe je het conflict kan oplossen zonder hierbij in een machtsstrijd te belanden. Hieronder staan een aantal manieren waarop je uit de machtsstrijd blijft. Probeer deze eens uit als een kind negatief reageert op je boodschap.
Maar het kan zijn dat het kind uiteindelijk niet ingaat op je alternatieven. Als pedagogisch medewerker houd je dan weinig mogelijkheden over. Jij bent verantwoordelijk voor het kind en jij hebt de leiding. Met het geven van een keus uit twee opties kun je en voet bij stuk houden en het kind toch iets van ruimte gunnen. Bijvoorbeeld als Nienke buiten ook nog geen muts op wil en het echt te koud is: “Je wilt echt geen muts op, hè? Ik zie het! Maar weet je, het is echt te koud. Je kunt niet naar buiten zonder muts. Ik wil niet dat je ziek wordt! Wat jammer hè? Kies maar: wil je liever binnen blijven zonder muts, of liever naar buiten met muts?”
Als een kind protesteert, kijk of haar/zijn gedrag echt onaanvaardbaar voor je is. Misschien is het bij nader inzien toch niet zo koud en heeft Nienke wel gelijk dat zij haar muts niet op wil zetten. Zomaar switchen van de ene reactie naar de andere kan voor kinderen onduidelijk zijn. Leg daarom altijd aan de kinderen uit waarom je van mening bent veranderd. Als het gedrag wel onaanvaardbaar voor je blijft – ondanks de uitleg van het kind – zoals in dit voorbeeld ( je vindt het echt te koud voor Nienke om zonder muts naar buiten te gaan) probeer je dan in te leven in het kind en alternatieven te bedenken zonder dat je je eigen grens uit het oog verliest. In het bovenstaande voorbeeld wilde Nienke aanvankelijk de muts niet op. De reden is misschien omdat zij de muts niet mooi vindt. Geef haar een ander muts. Wie
Lukt het je om vandaag in een situatie mee te bewegen? Probeer dit eens uit vandaag. Als dit lukt heb je een (onnodige) machtstrijd vermeden en meteen gewerkt aan respect voor de automie van het kind. Beschrijf deze situatie. Uit: Henderson, S. (2009). ‘In Balans.’ Opvoeden in de kinderopvang volgens de Gordonmethode. Amsterdam: SWP.
activiteit
Kenmerken van een goed dagritme In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Persoonlijke ontwikkeling
Interactievaardigheden
Structureren en grenzen stellen
Hfst.6, Hfst 10 en Hfst. 15, blz. 159-160
De dag begint anders dan normaal. Er zijn een paar kinderen laat gebracht, als de kinderen al aan een fruithap zitten. De kinderen zijn erg druk en het lukt de pedagogisch medewerker niet om een gezellige sfeer te creëren. Ze besluit om het programma iets aan te passen en eerst met de kinderen die willen naar buiten te gaan om samen te voetballen. Bijna alle kinderen leven zich daarna helemaal uit op het veldje. Het dagritme is een belangrijk instrument voor zowel het kind als de pedagogisch medewerker. Het dagritme maakt de dag overzichtelijk voor het kind, het weet: “We zitten nu te eten en dan gaan we straks slapen”. Ook voor de pedagogisch medewerker geeft het overzicht en structuur aan de dag. Een goed dagritme biedt een afwisselend programma waarin tegemoet gekomen wordt aan de verschillende behoeften van de kinderen. Een valkuil is om het dagritme zo leidend te laten zijn dat er niet meer gekeken wordt naar de kinderen. “Nee, jullie mogen niet meer doorgaan met spelen, want het is tijd om aan tafel te gaan”, terwijl tien minuten langer spelen net bijdraagt aan die goede interactie tussen kinderen die aan de gang was. Het is jouw taak als pedagogisch medewerker om te bepalen of het dagritme voldoende tegemoet komt aan de individuele behoeften. Dagritmes verschillen per kinderdagverblijf. Het is onder andere afhankelijk van de openingstijden en wensen van de ouders. Hieronder staan de kenmerken van een goed dagritme, zoals beschreven in het Pedagogisch Kader. Voldoet het dagritme van jouw groep hieraan? - Het is duidelijk en overzichtelijk voor de kinderen, hun ouders en pedagogisch medewerkers. - Het dagritme bestaat uit vaste onderdelen, zoals brengen, binnen en buiten spelen, fruit eten, lunch, slapen en ophalen. Door te werken met vaste onderdelen in het programma, snappen kinderen wat er gaat gebeuren en voelen ze zich veilig.
- Het dagritme is ruim gepland, waardoor kinderen niet opgehaast moeten worden. Er wordt rekening mee gehouden dat de overgangen van de ene naar de andere activiteit ook rustig moeten kunnen verlopen. Tijdens de overgangen van activiteiten wordt gezorgd dat alle kinderen iets te doen hebben en niet te lang stil moeten zitten wachten. - Er is ruimte voor flexibele aanpassing van het dagritme om rekening te kunnen houden met individuele kinderen en toevallige om standigheden. - Er is balans tussen rustige en actieve momenten. - Er is een balans tussen alleen spelen, spelen in kleine groepjes en met de hele groep. - Elke ochtend en/of middag spelen de kinderen een deel van de tijd buiten. Kijk vandaag eens naar het dagritme in de groep. En houdt vandaag rekening met een flexibele aanpassing als de individuele kinderen of de toevallige omstandigheden dit vragen. Wat was de situatie en hoe heb je hierop (flexibel) gereageerd? Schrijf dit op in het logboek.
activiteit
Afscheid nemen
Het tonen van begrip en benoemen van gevoelens als het afscheid nemen voor het kind zwaar valt In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Emotionele veiligheid
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
Hfst. 7, blz. 74-76 en Hfst.12, blz. 130-131
Giovanni (2 jaar) is net gebracht door zijn vader. Helaas had hij weinig tijd, waardoor het afscheid nemen wat snel ging. Te snel, naar het oordeel van Giovanni. Gewoonlijk gaat hij lekker spelen na het afscheid, maar deze keer niet. Hij dribbelt naar het raampje naast de deur en gaat huilend op het raam slaan met zijn handjes. Marcella, de pedagogisch medewerker van de verticale groep, gaat op haar hurken bij hem zitten. Ze streelt over zijn hoofd. “Dat is naar, he? Ging papa ineens weg?” Giovanni gaat harder huilen. “Je bent hartstikke boos, he? Je wilde hem misschien nog een kusje geven?” Giovanni zegt snotterend: “Jaaa….kusje” en huilt verder, iets zachter nu. Marcella pakt hem voorzichtig op. “Ja, een kusje, he? Dat is nou echt vervelend, he? Dat vind je helemaal niet eerlijk….” Giovanni legt zijn hoofd op Marcella’s schouder. Marcella is even stil om hem de kans te geven uit te huilen. “Weet je wat we gaan het papa vertellen, oke?” Ze zet Giovanni neer en pakt het speelgoedtelefoontje. Marcella pakt de hoorn en zegt: “Langer zwaaien hoor, papa!” Giovanni neemt de hoorn over en zegt streng “Saaie!” En gooit de hoorn neer. Ze moeten allebei lachen. Afscheid nemen is voor jonge kinderen soms moeilijk. Daarom zijn vaste afscheidsrituelen zo van belang, zoals het zwaairaam. Ondanks dat, kun je soms te maken hebben met onvoorziene omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een moeder die vergeten is om te zwaaien bij het raam. In dat geval is het van belang dat je aan het kind laat zien dat je de emotie begrijpt via lichaamstaal – houding, blik, toon van je stem – en dit ook benoemt. “Kwam mama niet zwaaien? Moet je daarom zo huilen?” Door de emoties van het kind te benoemen, leert het kind dat deze gevoelens bestaan en een naam hebben. Dit helpt ze bij het leren omgaan met hun emoties. Soms is het tonen van begrip en het benoemen van de emotie niet voldoende en blijft het kind verdrietig. In dat geval zou de pedagogisch medewerker fantasiespel/rollenspel kunnen aanbieden zoals in het voorbeeld. Op deze manier leren kinderen alsnog hun gevoelens en ervaringen te verwerken en geeft het kind en pedagogisch medewerker rust voor het verdere spel die ochtend. Besteed vandaag eens extra aandacht aan het begeleiden van de overgang van ouder naar kinderdagverblijf, bijvoorbeeld door het genoemde rollenspel waarbij je let op het verwoorden.
Doet de situatie zich niet bij het afscheid nemen voor, kijk dan verder op de dag waarbij je een rollenspel kan inzetten waarbij emoties benoemd en verwerkt kunnen worden.
activiteit
Woordenschat uitbreiden In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Hfst. 18
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
“Ik vertel altijd aan de kinderen wat ik doe. Ik vind het ook altijd belangrijk dat je niet met een babytaal praat, maar gewoon op een goede normale manier. Hoe meer ik iets herhaal, hoe sneller de kinderen dit oppakken.” De hele dag door ben je als pedagogisch medewerker met de kinderen aan het communiceren. Zowel verbaal als non-verbaal. De communicatie tussen jou en de kinderen vormt het hart van de pedagogiek in kindercentra. Door te communiceren met de kinderen: - Leren kinderen de taal te begrijpen en zelf toe te passen - Leren kinderen hun eigen gevoelens, hun eigen wil en handelingen onder woorden te brengen - Leren kinderen emoties te verwoorden en dingen om hen heen - Leren kinderen over samen leven en elkaar begrijpen Werk vandaag eens bewust aan de communicatie. Doe dit als volgt. Verwoord de handelingen van het kind. “Pak je zelf de fles? Wat goed!”, “Nu mag Eric de bal. Geef hem maar.” Omdat jonge kinderen nog niet over een uitgebreide woordenschat beschikken, is het eveneens belangrijk om woorden aan emoties te geven die je bij het kind ziet. “Vind je dat een beetje eng?” Benoem verder de ervaringen die kinderen opdoen. “Die knuffel is lekker zacht, nietwaar?” Als kinderen krompraten, dat wil zeggen fouten maken in hun grammatica, herhaal dan de zin in de goede vorm. Kind: “Ik heb een kadootje gekreegt.” Pedagogisch medewerker: “Heb je een kadootje gekregen? Dat is leuk!” Op deze manier leren de kinderen spelenderwijs op correcte wijze de Nederlandse taal te spreken. Knoop gesprekken aan met kinderen door open vragen te stellen en geef kinderen de ruimte om te
antwoorden. En vul niet te gauw voor het kind het antwoord in. Stel je open voor het kind en luister goed naar het kind. En wees niet gehaast. Met geduld en persoonlijke aandacht, krijg je de meest mooie en waardevolle gesprekjes. Deze gesprekjes zijn cruciaal belang voor de taalverwerving. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ruimte voor eigen taalproductie en open vragen een positieve invloed heeft op de latere verwerving van taal en geletterdheid op school. Tip: Ga eens met de oudste peuters, die niet meer slapen ’s middags, een kopje thee drinken (in een echt ‘juffenkopje’) en praat met elkaar. Luister hoe peuters filosoferen. Want peuters kunnen dat echt, zelfs met hun beperkte woordenschat kunnen ze veel op hun eigen manier zeggen en beredeneren.
activiteit
Voorlezen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Hfst. 18, blz. 206-207
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
“Ik lees iedere dag voor aan de kinderen van mijn groep. Het is opgenomen in het dagritme op een vast moment, vlak voor het slapen gaan. Ik pak een kussen en ga bij de boekenkast zitten. Daarbij vraag ik: wie wil met mij een boekje lezen? De kinderen die belangstelling hebben zoeken zelf het boek uit de kast. Ik merk dat zowel jonge als de wat oudere kinderen er veel plezier aan beleven. Het samen lezen van een boek werkt ontspannend. Kinderen komen tot rust tijdens het voorlezen. En omdat ik altijd op het vaste moment op de dag een boek pak biedt het voorlezen ook regelmaat en vaste structuur op de groep.” Kinderen die al vroeg boeken leren kennen, zijn taalvaardiger, kunnen sneller lezen en beter rekenen. Dit heeft onderzoek uitgewezen. Voorlezen aan kinderen is dus heel belangrijk. Het prikkelt de fantasie, ontwikkelt het taalgevoel, vergroot de woordenschat en draagt bij aan de interactieve vaardigheden. Zorg daarom dat er dagelijks wordt voorgelezen aan zowel de jongste als de oudere kinderen. De kleinste baby’s zullen weliswaar het verhaal niet begrijpen, maar ze vinden het heerlijk om te luisteren naar jouw stem. Neem dus eens een baby op schoot, of leg het in de buurt, als je de oudere kinderen een verhaal voorleest. Voor baby’s die actief meedoen, zijn aanwijsspelletjes het leukst. Zij leren nieuwe woorden van plaatjesboeken. Doordat ze zien hoe iets er uitziet als je het benoemt, leggen ze het verband tussen het ‘ding’ en het woord dat daarbij hoort. Ook baby’s die nog niet kunnen praten, beleven plezier aan zo’n aanwijsspelletje. Want baby’s herkennen woorden al maanden voordat ze die zelf kunnen uitspreken. Dreumesen beleven veel pret aan korte verhalen die geïllustreerd worden met mooie plaatjes. Die plaatjes zijn van groot belang. Ze volgen het verhaal aan de hand van de illustraties. Dreumesen kunnen eindeloos genieten van hetzelfde boek. Lees daarom gerust eenzelfde boek drie of vier keer per week voor. Het is ook goed een boek meerdere keren te lezen. Kinderen leren hierdoor het verhaal beter te begrijpen en leren te voorspellen wat er gaat gebeuren. Tip: Pak eens voorwerpen die bij het
voorlezen gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld bepaalde dierenknuffels bij een boek over dieren. Kinderen gaan het voorlezen dan nog leuker vinden. Peuters luisteren al echt naar het verhaal. Door verhalen voor te lezen, leren zij hoe een verhaal wordt opgebouwd; met een begin, midden en een eind. Ook is het voor deze leeftijd zinnig om te praten over de inhoud van het verhaal. Zij leren zo op een leuke manier actief met taal om te gaan. Peuters zijn heel erg bezig met het ontwikkelen van hun fantasie. Boeken zijn de ideale plaats waar alles kan gebeuren. De held uit het verhaal kan alles, waar de kinderen alleen maar van kunnen dromen. De wereld in een boek is precies zoals zij de wereld graag zouden zien. Vol met kleur, gekke dingen en altijd met een goed einde. Probeer – als het voorlezen nog geen vast moment is – dit in te passen in het dagritme. Schrijf vandaag in het logboek hoe de kinderen reageerden op het voorleesmoment. Wie hadden er vandaag belangstelling, hoe vonden ze het, ontstonden er gesprekjes over het boek? Bron: http://www.databankkinderopvang.nl/voorlezen
activiteit
Een echt gesprek op gang brengen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Hfst. 18
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
Zeven kinderen zitten samen met de pedagogisch medewerker aan tafel om een cracker te eten. De kinderen hebben veel te vertellen vandaag. De pedagogisch medewerker brengt wat rust in de gesprekken en betrekt de kinderen bij elkaars verhalen. “Weten jullie wat Katja net vertelde? Wacht heel even Robert, Katja vertelt net dat……………. Dat is leuk, nietwaar? Luister even mee, dan ben jij straks aan de beurt.” Als je een gesprekje voert met kinderen aan de tafel, luister aandachtig. Probeer de kinderen goed te begrijpen. Als het kind iets zegt dat onbegrijpelijk of onlogisch lijkt, denk dan niet te snel dat het onzin is, maar vraag door. Vraag aan het kind wat het bedoelt door bijvoorbeeld te vragen: “leeuw zien?” “Wat bedoel je? Ben je in de dierentuin geweest? Heb je daar een leeuw gezien?” Neem de tijd om erachter te komen wat een kind bedoelt en blijf geduldig. Stimuleer verder het taalgebruik door open vragen te stellen. Bij open vragen worden kinderen meer uitgedaagd om na te denken en moeten iets langer nadenken dan bij een gesloten vraag. Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Lust een leeuw vlees?” Een voorbeeld van een open vraag is: “Wat eet een leeuw?” Wat-, waarom- en hoe-vragen zijn in het algemeen open vragen. Let er wel op dat de vragen die je stelt niet te gemakkelijk of te moeilijk zijn voor de kinderen. Alle kinderen maken fouten in hun taal. Deze ‘fouten’ zijn eigenlijk geen echte fouten, maar vormen een noodzakelijk onderdeel van het leerproces. Wijs het kind niet op zijn ‘fouten’ maar verbeter hem onopvallend door de zin goed te herhalen. Alleen als het kind zich echt veilig voelt, durft het zich te uiten. Daarom is het belangrijk dat de gesprekken die je met de kinderen voert in goede sfeer verlopen. Bijvoorbeeld: “Ik ben in dierentuin weest.” Pedagogisch medewerker: “Oh, ben je in de dierentuin geweest. Wat leuk! Welke dieren heb je allemaal gezien?”
Als je een gesprekje voert met meerdere kinderen, laat de kinderen dan ook op elkaar reageren, zodat ze ook echt met elkaar in gesprek gaan. Je zegt bijvoorbeeld: “Sanne is in de dierentuin geweest, ben jij ook weleens in een dierentuin geweest Johan?” Of: “Vind jij de dierentuin ook leuk, Johan?” Let erop dat iedereen evenveel kansen krijgt om te praten, ook het kind dat wat minder spraakzaam of wat verlegen is. Dit kan door opmerkingen zoals: “Even wachten Johan, Sanne wil ook nog iets zeggen.” Een echt gesprek kan zorgen dat kinderen geïnteresseerd raken in het onderwerp. Voordat je het weet wordt er “Leeuwtje gespeeld of een dierentuin getekend.” Probeer vandaag eens een gesprek op gang te brengen door het verhaal van één van de kinderen breder te trekken tijdens bijvoorbeeld het fruit eten. Bron: Taalontwikkeling bij baby’s, peuters en kleuters. Voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar. Van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
activiteit
Taalontwikkeling bij baby’s stimuleren In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
Hfst. 7, Hfst. 15, blz. 159, Hfst. 18, blz. 210 en Hfst. 21, blz. 243-244
Als ik een stagiaire op de groep krijg, leg ik altijd uit dat wij veel met kinderen praten – hoe jong ze ook zijn. Ik leg hierbij ook uit het belang hiervan. Stagiaires voelen zich soms onwennig hierdoor – ze zijn het niet gewend om met hele jonge kinderen te praten en weten daardoor ook niet altijd wat ze moeten zeggen. Ik zeg dan altijd tegen ze: “Benoem de handelingen die jullie samen verrichten. Bijvoorbeeld: Ik zie dat je moe bent, zal ik je naar bed brengen?” Het is niet erg dat het kind aanvankelijk je niet begrijpt. Het kind leert op deze manier wel de klanken. In het eerste levensjaar maken kinderen een enorme ontwikkeling door in hun taalontwikkeling. Ze leren klanken te herkennen en te produceren. Communiceren ze eerst vooral door te huilen, een half jaar laten begrijpen ze al wat woordjes en brabbelen ze voluit. Hoe kun je kinderen spelenderwijs al op hele jonge leeftijd (0-1 jaar) stimuleren in hun taalontwikkeling? Hieronder staan een aantal tips Van Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. Volg een aantal van deze tips vandaag eens op en beschrijf nauwkeurig wat dit bij de kinderen teweeg brengt. - Luister en reageer wanneer een kind zich uit door middel van lichaamstaal, geluiden en woorden - Geef het kind de ruimte om te reageren, dan krijg je altijd een reactie. Onthoud dat jonge kinderen langzamer reageren - Probeer te begrijpen wat je kind duidelijk wil maken, dat is beter dan net te doen of je het snapt. - Vertel het kind steeds wat je aan het doen bent Benoem de dingen om je heen. Houd je zinnen kort en eenvoudig. Dat begrijpt het kind - Gebruik voorwerpen die het kind interesseren en waar hij mee bezig is (bijvoorbeeld kijken naar auto’s) - Doe spelletjes waarbij je om beurten reageert, zoals Kiekeboe (zie ook inspiratievoorbeeld Kiekeboe) of rollen met de bal - Geef kinderen boekjes van stof of plastic. Noem namen bij de afbeeldingen
- Zing liedjes met het kind en vertel eenvoudige rijmpjes en versjes Het is als mede opvoeder belangrijk ouders te vertellen hoe je aan de taalontwikkeling van jonge kinderen werkt. Schrijf daarom eens vandaag in het logboek op hoe je hebt gewerkt aan taalstimulering en laat de ouders van het kind waar het om gaat dit lezen. Bijvoorbeeld: “Jonah reageerde op de klank van mijn stem en zijn naam, hij lachte terug en begon te brabbelen, samen voerden we een gesprekje. Ik met woorden en hij met babytaal.”
activiteit
Speel (taal)spelletjes met de kinderen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Taalontwikkeling
Hfst. 18 en Hfst. 21 blz 242-245
Interactievaardigheden
Praten en uitleggen
De pedagogisch medewerker speelt een spelletje met een aantal kinderen. Ze vraagt aan de kinderen: “Wat is er allemaal rood in dit lokaal?” Joep zegt: “De stoel!” De pedagogisch medewerker antwoord: “Wat goed gezien Joep.” Claire roept: “Het poppenhuis, dat is ook rood!” De pedagogisch medewerker vraagt aan Claire: “Is het poppenhuis helemaal rood?” “Nee, alleen het dak”, zegt Claire. De pedagogisch medewerker vraagt aan de andere kinderen: “Zien jullie ook het rode dak?” Op vele manieren kun je kinderen spelenderwijs nieuwe woorden laten leren. Het (taal) spelletje uit het voorbeeld is hier er eentje van. Je kunt dit spelletje uitbreiden of veranderen. Bijvoorbeeld: ‘Wat is er allemaal klein/groot/vierkant/rond in de ruimte?’ of ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet en de kleur is …’ of ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en je kunt ermee …’. Het doen van (taal)spelletjes met kinderen, is niet alleen goed voor de taalverwerving, maar kinderen doen tegelijkertijd allerlei sociale vaardigheden op. Zij leren spelregels als om de beurt, wachten tot een ander klaar is, naar elkaar luisteren etc. Een andere manier om nieuwe woorden te leren of met taal bezig te zijn is het opzeggen van rijmpjes of het zingen van kinderliedjes. Jonge kinderen vinden dit leuk en op deze manier leren zij veel nieuwe woorden. Soms snappen ze nog niet alles, maar dat geeft niet. Je hoeft niet elk woord uit te leggen. Het begrip komt vanzelf, soms zijn de woorden die ze wel kennen of de kadans van het rijmpje al genoeg voor het moment. Een globale uitleg: het rijmpje gaat over………..is al genoeg. Kinderliedjes en rijmpjes ken je meestal nog wel van vroeger. Zoals bijvoorbeeld: ‘Dikkertje Dap’ van Annie MG Schmidt of ‘ik zag twee beren, broodjes smeren’. Maar ondertussen zijn er vele nieuwe leuke liedjes en versjes bijgekomen. Kijk bijvoorbeeld eens op www.kinderliedjes.info. Hier vind je zowel oude als nieuwe versjes.
Herhaal de liedjes en rijmpjes vaak (minstens vijf keer). Ook als het om een bekend liedje gaat. Kinderen hebben veel tijd nodig om het liedje/ versje op te slaan en mee te gaan zingen of versje op te zeggen. Doe vandaag eens een (taal) spelletje of zeg een rijmpje op en schrijf in het logboek hoe hier op gereageerd werd.
activiteit
Rollenspel steunen of stimuleren In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Spelontwikkeling
Hfst. 17, blz. 184-187
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
De pedagogisch medewerker zet twee dokterskoffers in de poppenhoek. De koffers worden meteen door Mieke en Lisa opgepakt. Luna komt kijken en het dokterspel begint. Mieke is ziek en ligt op de tafel. Lisa geeft Mieke een prik. Ook wordt nog even de temperatuur opgenomen. Na een kwartier liggen er vijf kinderen in het ziekenhuis. Gelukkig worden ze allemaal beter en mogen ze weer naar huis. Vanaf hun tweede levensjaar spelen kinderen dagelijkse gebeurtenissen na. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van de kinderen. Ze leren op deze manier hun emoties te uiten en een plek te geven. Daarnaast vergroten ze hun talenkennis. En ze leren samen te spelen door te onderhandelen over rollen (‘Jij was de dokter, ik het zieke kindje’). Als pedagogisch medewerker kun je het rollenspel op verschillende manieren stimuleren. Bijvoorbeeld door van tevoren materialen in de groepsruimte klaar te leggen die het rollenspel uitlokken en die kinderen zelf kunnen pakken (bijvoorbeeld poppen, knuffels, speeltelefoon, potten, pannen, verkleedkleren, keukentje, speelhuizen, huishoude lijke rekwisieten etc.). Bedenk bij je materiaalkeuze wat er bij de kinderen ‘leeft’. Verrijk na verloop van de tijd het spel door nieuwe materialen aan het spel toe te voegen of door zelf mee te gaan spelen. Verder kun je het rollenspel stimuleren door in te gaan op initiatieven van kinderen of door met de kinderen mee te spelen. Vooral dreumesen hebben vaak nog hulp nodig bij rollenspel. Je hulp kan bestaan uit het maken van een verhaallijn of door iemand te spelen die een nieuwe wending geeft aan het spel. Ook verhalen vertellen draagt bij aan het fantasiespel van kinderen. Dit vergroot hun scriptkennis en de neiging tot het uitspelen van de verhalen. Een combinatie van verhaal vertellen en samen bijbehorende bewegingen maken en emoties uitdrukken. Bijvoorbeeld, lopen als de kleine muis en lopen als de grote olifant.
Stimuleer vandaag eens het rollenspel op de groep. Schrijf je bevindingen in het logboek.
activiteit
Samen experimenteren, ontdekken met plastic bekers In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Motorische ontwikkeling
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
Hfst. 16, blz. 172/173 en Hfst. 17, blz. 182
Hé, denkt Joris, daar gebeurt wat leuks. Al tijgerend probeert hij in de buurt van Joyce te komen. Ze heeft plastic bekers van de pedagogisch medewerker gekregen en experimenteert hiermee. Kunnen de bekers in elkaar, hoe klinkt dat als je ze op de grond zet? Joris vindt het materiaal ook leuk en pakt één van de bekers. Als een jong kind zich lekker voelt, experimenteert het met wat het in handen heeft. Het weet nog niet welke mogelijkheden de verschillende voorwerpen bieden maar krijgt een routine in het onderzoeken: van iets van de ene hand in de andere nemen, van grijpen, knijpen, weer loslaten enz. Materiaal helpt kinderen ontwikkelen. Tussen acht en negen maanden gaan baby’s hun handjes specifieker gebruiken. Voordien pakten ze voorwerpen met de hele hand vast. Nu leren ze voorwerpen met duim en wijsvinger te pakken. Ze gaan wijzen als ze iets willen en kunnen met hulp hun beker vasthouden. Het experimenteren met materiaal leert hun van alles. Hiermee kan de baby en dreumes oefenen met in elkaar stoppen en uit elkaar halen, met bouwen, met verzamelen en leren vergelijken. Vanaf een jaar zien we imitatiespel en parallelspel. Kinderen zoeken en spelen in elkaars nabijheid, maar ieder kind doet zijn of haar eigen ding. Af en toe kijken de kinderen naar elkaar, soms pakken of geven ze iets aan elkaar. Bij zeer jonge kinderen is het belangrijk dat speeltjes makkelijk hanteerbaar en van verschillend materiaal zijn en uiteenlopende vormen en kleuren hebben. Later wordt het juist belangrijk om veel van hetzelfde aan te bieden. Zoals bijvoorbeeld een groot aantal bekers, bakjes en emmertjes om mee te experimenteren. Er komen ook minder conflicten voor als er veel van hetzelfde materiaal aanwezig is. Wordt er wel speelgoed van elkaar afgepakt, dan is het goed om te weten dat dit op de baby/dreumes leeftijd gebeurd omdat het materiaal het kind aantrekt en niet om het materiaal van de ander af te pakken.
In deze fase van de ontwikkeling horen afpakken van speelgoed en het weer terugpakken ervan bij het normale repertoire van spel en bewegen, waardoor kinderen vaardigheden ontwikkelen om met elkaar om te gaan. Laat het gebeuren. Kinderen weten wel dat ze door de pedagogisch medewerker gezien worden. Alleen wanneer er sprake is van werkelijk agressief gedrag hebben kinderen hulp nodig. Geef kinderen vandaag eens een groot aantal plastic bekers en bakjes en kijk wat er gebeurt en schrijf het in je logboek. Hoe experimenteren de kinderen? Zie je ze oefenen met hun fijne motoriek, zie je dat ze gaan stapelen, in en uit elkaar doen? De grotere kinderen gaan verder in hun experimenteren; wat gaan zij ermee doen? Gaan ze stapelen, sorteren of wordt het een rollenspel?
activiteit
Samen met ouders werken aan de muzikale ontwikkeling van de kinderen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 5, blz. 56 en Hfst. 21
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
“We wilden op onze locatie meer aandacht besteden aan muziek en dans en het leek ons een leuk idee om ouders met een muziekinstrument uit te nodigen. We besloten om hiervoor een oproep in onze nieuwsbrief te plaatsen. Hierop kwamen heel veel positieve reacties. Nu hebben we tweewekelijks een uurtje waarin een ouder bij ons langs komt met een muziekinstrument. Zowel de kinderen als wij genieten hier volop van!” Kinderen vinden het geweldig als iemand langs komt om te laten zien hoe een muziekinstrument eruit ziet en hoe je er geluid mee kunt maken. En ouders vinden het hartstikke leuk om voor de groep van hun kind muziek te spelen. En daarmee vang je als pedagogisch medewerker drie vliegen in een klap. Je stimuleert met deze activiteit het samen plezier hebben, kinderen doen ervaring op met een muziekinstrument en je vergroot als pedagogisch medewerker de ouderbetrokkenheid bij de activiteiten op de groep. En zijn er geen ouders beschikbaar dan is er vast wel een pedagogisch medewerker die een muziekinstrument bespeelt.
Vind je het een leuk idee? Ga het ook organiseren! Voor vandaag kun je zelf een muziekactiviteit doen. Misschien speel je zelf een muziekinstrument of een van je collega’s. Is dit niet het geval dan kan muziek ook zonder een instrument. In de maneschijn is bijvoorbeeld al een liedje met bewegingen waar de kinderen dol op zijn. Beschrijf in je logboek wat je gedaan hebt en hoe de kinderen meededen. Was er belangstelling, hadden ze onderling contact en plezier?
Als pedagogisch medewerker bereid je deze activiteit voor door ouders te vragen of ze een muziekinstrument spelen en of ze het leuk vinden om een keer langs te komen. Tijdens de activiteit zelf leg je op een rustige plek een kleed op de grond of kussens waar de ouder en kinderen op kunnen zitten. Op deze manier kan iedereen zich vrij bewegen. Bereid de ouders voor op het feit dat kinderen een korte spanningsboog hebben en mogelijk weglopen als ze iets anders interessants zien. Daarom is een kleed/kussens ook handig. Kinderen die even iets anders willen doen, kunnen er gemakkelijk bij weg lopen en eventueel terugkomen. Verder draagt het kleed/de kussens bij aan een betere akoestiek. Tijdens de activiteit zelf heb je een dubbele rol. Je doet actief mee en tegelijkertijd houd je overzicht over de kinderen.
De kinderen genieten zichtbaar – ieder op hun eigen manier – van de muziek.
activiteit
Stimuleren van natuur beleving Bladeren
In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Motorische ontwikkeling
Hfst. 19
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
Het is herfst en de bladeren liggen door de hele tuin. De pedagogisch medewerker heeft bakjes en mandjes klaargezet. …….. “Wie heeft er zin om mij te helpen met de bladeren, er liggen er zoveel in de tuin. Laten we eens kijken of we er een berg van kunnen maken!..........” De natuur biedt een vrijwel oneindige hoeveelheid materiaal en indrukken aan kinderen om te leren en om zich te ontwikkelen. Jonge kinderen zien kansen om iets spannends te beleven, waar volwassenen die niet meer zien. Door dagelijks naar buiten te gaan geef je kinderen kansen voor ervaren, spelen en ontdekken. Ze leren en ontwikkelen zich door het bewegen en opdoen van zintuigelijke ervaringen. Ook de spraakontwikkeling en sociale ontwikkeling komen naar voren. Probeer eens naar buiten te gaan zonder buitenspeelmateriaal (fietsjes, etc.) en de natuur als “speelgoed” te gebruiken. In dit voorbeeld gaat het om bladeren. Wat geeft dat voor kansen aan kinderen: - Zintuigelijke ervaringen: het gaat daarbij om het voelen van de wind langs hun gezicht, het ervaren van ruimte, de geur van herfstbladeren, het knisperen van het droge blad, het gewicht ervan……… - Motorische ervaringen: het bewegen, in de bakjes doen, een berg maken. Dus zowel grofmotorisch als fijner motorisch (Bouwen en constructie)
ervaringen; bladeren nodigen uit om ze te verzamelen en er een berg van te maken. - Spraakervaringen: het bewegen in de ruimte en het verzamelen van de bladeren zorgt voor het praten met voorzetsels zoals in, op voor, achter. Ook begrippen zoals groot, klein, laag, hoog komen naar voren en gevoelservaringen zoals warm, koud, vies, nat worden verwoord. - Sociale ervaringen: jonge kinderen roepen of “vraagkijken”naar de pedagogisch medewerker bij nieuwe ontdekkingen. “Kijk eens, mijn handen worden vies, mag dat?” Hiermee delen ze hun ervaring. Ze herhalen graag handelingen en kijken of weer hetzelfde effect optreedt. Ze betrekken andere kinderen erbij, die gaan imiteren of ook aandachtig kijken naar de ontdekking. Ga eens kijken wat de natuur de kinderen vandaag kan bieden. Waait het? Wat kun je daarmee doen? Hard rondlopen met een plastic tasje omhoog aan 1 hengsel zorgt bijvoorbeeld dat de wind gevangen wordt. Het tasje wordt een soort ballon!
activiteit
Tweedimensionaal schilderen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Spelontwikkeling
Hfst. 22
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
In het atelier of op de groep is op verschillende tafels een kartonnen doos op tafel neergezet met daarnaast verf, een doosje met stukjes papier, veertjes en lijm. Wie willen er met elkaar wat van maken? Yoran en Jetske zijn al snel bezig bij de tafel waar zij aan het werk mochten. Met alle mogelijke materialen zijn zij samen aan het ontdekken, samen creëren en aan het samen werken. Er is er veel ruimte voor ieders inbreng, omdat ze maar met zijn tweeën zijn. De rol van de pedagogisch medewerker bij deze activiteit is het aanbieden van materiaal waarmee de kinderen kunnen knutselen. Werk met kleine groepjes. Kijk vervolgens op een afstandje wat er gebeurt en luister naar de gesprekken die er tussen de kinderen ontstaan. Je zult verstelt staan hoe gericht ze samen bezig kunnen zijn. Voeg eventueel nieuw materiaal toe als kinderen hier zelf om vragen of als je ziet dat er nieuwe input nodig is. Laat de kinderen geheel zelf beslissen hoe ze aan hun ‘werk’ willen werken. Als de kinderen klaar zijn, vraag aan ze of ze hun werk aan de andere kinderen willen laten zien. En zorg dat er ook bij de kinderen aandacht is voor de creaties van de andere kinderen. Geef altijd ruimte aan de ideeën, gedachten en fantasie van de kinderen. Je zult verstelt zijn tot welke mooie objecten dit kan leiden en hoeveel plezier kinderen en jezelf hieraan kunnen beleven. Laat de kinderen eens verticaal schilderen in plaats van horizontaal. En gebruik eens andere materialen voor het knutselen. Zoals flesdoppen, takjes, schelpen, blaadjes etc. Schilderen met een of twee wat oudere baby’s? Ook dat kan als je het goed voorbereid en de baby volgt in zijn ontdekkingen. Het uitsmeren van de verf met zijn handje kan een hele belevenis zijn. Heb je al eens een dot scheerschuim op een spiegel gespoten op babyhoogte en de baby ervoor gezet? Durft hij met z’n handje de scheerschuin over de spiegel te wrijven? Hey, net was ik er toch nog in die spiegel, wat zit er nu voor?
“Als de kinderen zo samen bezig zijn, zie ik hoe waar het is dat kinderen een pedagoog voor elkaar zijn. Ik vind dat prachtig om te zien. Vanuit mijn werkhouding doe ik dan even een stap achteruit, en kijk ik naar wat er gebeurt.” Uit: M. Meeuwig, W. Schepers em T. van der Werf (2007). ‘Sporen van reggio’. Een introductie in de Sporen van Reggio.Amsterdam: SWP.
Er wordt tijdens de activiteit van alles geleerd. Kinderen krijgen zelfvertrouwen en plezier in het maken van dingen, ze leren geconcentreerd werken en maken kennis met vormen, kleuren, materialen. Ze leren waarnemen, nuanceren en ordenen. En zijn enorm trots wanneer hun werk tentoongesteld wordt. Bedenk vandaag ook eens een schilder of knutsel activiteit waarbij twee kinderen samen kunnen werken.
Samen doen en kijken.
activiteit
Zintuiglijk ervaren, spelen en exploreren In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene ontwikkeling
Hfst. 16 en Hfst. 22, blz. 254
Interactievaardigheden
Ontwikkelingsstimulering
De pedagogisch medewerker heeft vorige week de kinderen voorwerpen laten voelen uit een voelmand en met de kinderen de voorwerpen geordend van hard naar zacht. Deze activiteit was een groot succes. Kinderen vonden de activiteit erg leuk. De pedagogisch medewerker heeft de mand opnieuw uit de kast gehaald en op de groep gezet en kijken nu van een afstandje wat de kinderen hiermee doen. Job en Hidde lopen samen naar de voelmand en pakken lappen uit de mand. Deze sorteren ze vervolgens op zachtheid. Maar dat is niet altijd even gemakkelijk. Want is een stukje lakleer nu zacht of hard? En hoe kan het toch dat iets dat er zacht uitziet, toch hard voelen? Kinderen verschillende voorwerpen laten voelen is van belang voor hun tastzin. Ze leren op deze wijze de wereld te verkennen. En oudere kinderen – zoals in dit voorbeeld – leren de wereld te ordenen. Daarmee werken ze gelijktijdig aan hun cognitieve ontwikkeling. Er zijn tal van activiteiten te verzinnen om kinderen te laten voelen. We hebben hieronder een activiteit uitgewerkt voor baby’s en een activiteit voor dreumesen en peuters. Voer vandaag eens een van deze activiteiten uit en observeer wat deze activiteit met de kinderen doet. Lappen stof zijn voor baby’s interessante materialen om waar te nemen, te onderzoeken of mee te spelen. Verzamel allerlei bijzondere lapjes die voor de jongste baby’s lekker zijn om te pakken, te voelen en te bekijken en die veilig zijn om in de mond te stoppen. Zorg hierbij voor variatie, bijvoorbeeld gekleurde katoenen lapjes, stoffen zakdoeken, stropdassen, zachte stoffen (fluweel), stoffen met kleur of juist met prints. Leg de baby’s op hun rug in de box. Maak contact en zeg welke materialen je neerlegt. Zorg ervoor dat de baby’s de lapjes zelf kunnen pakken, maar zelf ben je natuurlijk de gehele activiteit erbij en je houdt ze in de gaten. Het is ook veel te leuk om te zien wat ze allemaal ontdekken. Ze zullen de lapjes gaan vastpakken en observeren. Wat trekt ze aan, de kleur? De activiteit kun je verbreden door nieuwe lapjes toe te voegen. Verder kun je de activiteit verdiepen door bijvoorbeeld een bakje er bij te leggen waar de baby’s
de lapjes kunnen instoppen of uit kunnen schudden of trekken. Het tempo waarin je iets toevoegt of verandert, bepaalt het kind. De zintuiglijke ontwikkeling van dreumesen en peuters kun je stimuleren, door bijvoorbeeld een ‘voelmand’ op de grond te zetten. Dit is een mand met daarin allerlei zachte en harde materialen. Kijk welke kinderen geïnteresseerd zijn en laat ze dingen uit de mand pakken. Laat de kinderen benoemen wat ze voelen. Heb je iets zachts of iets hards. En zorg dat alle kinderen aan de beurt komen. Kinderen doen met deze activiteit een scala van ervaringen op. Zo leren ze dat je met je wang goed kan voelen en dat je materialen kunt sorteren. En dat laatste is nog niet altijd zo makkelijk….. Probeer vandaag ook eens wat van de voorbeelden uit. Heb je geen voelmand? Maak er dan 1 samen met de kinderen. Er is vast wel een mand of een doos. Laat de kinderen maar zoeken in de groep. Ik zoek iets zachts wat ik in deze doos kan stoppen. Wie helpt me?
activiteit
Aansluiten tot het spontaan leren van kinderen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Sociale competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Algemene/ sociale ontwikkeling
Hfst. 8, blz. 84-85
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
In de buitenruimte van het dagverblijf zijn iedere keer weer andere zaken te vinden op het stuk wat avonturentuin heet. Op dit moment is het een bouwplek, met stenen en de mogelijkheid tot cement maken. Het bouwen is namelijk iets dat speelt. Het dagverblijf staat in een nieuwe woonwijk en de kinderen komen er daardoor mee in aanraking. Als de kinderen buiten spelen kunnen ze nu ook zelf bouwen in de avonturentuin. Maar ook op een dagverblijf zonder avonturentuin kun je een bouwplek inrichten. Kinderen vinden het geweldig om met echte stenen bezig te zijn. En als er dan ook nog cement gemaakt kan worden is het helemaal echt. Tijdens het bouwen komen de kinderen in aanraking met heel veel zaken. Naast het sociale contact en het uitbreiden van de woordenschat door de nieuwe woorden die geleerd worden zijn de kinderen bezig met meten en rekenen. Sommige volwassenen denken dat jonge kinderen en meten en rekenen niet passen. Maar een blik op spelende kinderen, bijvoorbeeld bij de metselplek, bewijst het tegendeel. Alle mensen jong en oud ordenen hun omgeving. Kinderen leren het verschil tussen veel en weinig, klein en groot, zwaar en licht. Ze ordenen voorwerpen in de ruimte met begrippen zoals boven-onder, naast-op, achter-voor en beneden. Driejarigen krijgen vaak plezier in het tellen en vinden het leuk om te wegen of te meten. Naast het metselen uit het voorbeeld zijn er nog meer activiteiten te doen die te maken hebben met meten en rekenen: - Elkaar meten - Samen koken en zaken afwegen - Emmers zand en/of water in een grotere bak - Knutselen Bij nog veel meer activiteiten zijn er kansen te grijpen die gericht zijn op vergelijken, ordenen, meten en wegen. Bijvoorbeeld bij het sorteren van blokken of andere materialen in de bouwhoek; de grotere hierin en de kleinere daarin. Hoeveel grote zitten er nu in?
Maar ook tijdens de maaltijd, bij het opruimen en tijdens heel veel andere momenten is er gelegenheid om te vergelijken, ordenen, meten en wegen. Probeer vandaag eens een kans te grijpen en beschrijf deze in het logboek.
activiteit
Interactie door muziek en beweging In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 21
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
De pedagogisch medewerker vertelt de kinderen in de groep dat er vandaag een nieuw kind is. Ze vertelt de kinderen zijn naam. Dan gaan ze een liedje zingen, waarbij alle kinderen om de beurt genoemd worden in het liedje, dat eindigt met: “Wie zit er naast je, weet je dat misschien?” Het nieuwe kind moet nu de naam van het meisje naast hem noemen. Het kind weet de naam en de pedagogisch medewerker complimenteert het kind en ze vertelt ook haar eigen naam en de naam van de ander pedagogisch medewerker. Dan is het volgende kind aan de beurt. Uit: NCKO (2009). De NCKO Kwaliteitsmonitor. SWP: Amsterdam.
De pedagogisch medewerker gebruikt een liedje om de positieve interacties tussen de kinderen te bevorderen en de kinderen op elkaar te richten. Door het nieuwe kind hiermee voor te stellen, moedigt zij kinderen aan om positieve interacties met elkaar aan te gaan. En met het noemen van de naam van het kind dat naast de ander zit, richt zij de kinderen op elkaar. Door met kinderen samen een muziek- of bewegingsactiviteit te doen, of dit nu samen een liedje zingen is of met elkaar dansen is, stimuleer je als pedagogisch medewerker het wij-samen gevoel. Kinderen beleven samen veel plezier aan het maken en bewegen op muziek. Samen zingen, springen en bewegen op muziek. Maar ze leren ook geduld te ontwikkelen en om de beurt te zingen en springen. Muziek heeft een positieve invloed op de totale ontwikkeling van de kinderen. Het bevordert niet alleen het wij-gevoel op de groep, het stimuleert ook de spraak-taalontwikkeling en de motoriek wordt er mee geoefend (Denk aan zelf klappen, mee bewegen en dansen op muziek). Even zingen of dansen kan heel vaak tussendoor. Er zijn veel momenten die je daarvoor kunt gebruiken. Het hoeft niet lang te duren. Probeer eens tenminste 1 keer per dag zo’n korte muziekactiviteit met de kinderen te doen. In het Pedagogisch Kader Kindercentra 0-4 jaar (zie het kadertje op deze bladzijde) lees je nog meer over welke activiteiten
je met kinderen zou kunnen doen. Dit kunnen ook activiteiten met muziekinstrumenten zijn. Moedig de kinderen aan om aan de muziekactiviteit mee te doen. Maar dwing ze niet. Geef kinderen die geen zin hebben, een alternatief. Wil je alleen kijken of luisteren? Dat is ook goed. Varieer met het dansen op muziek met verschillende soorten muziek (bijvoorbeeld klassieke en moderne muziek, muziek uit verschillende culturen etc). Op die manier leren kinderen dat er meer is dan kabouter Plop of K-3. Tot slot – wees voorzichtig met achtergrondmuziek – voorkom dat deze hinderlijk is voor activiteiten en conversaties. Besteed vandaag eens aandacht aan muziek en beschrijf in het logboek hoe de kinderen hierop reageerden.
activiteit
Diversiteit betekent kansen In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
Hfst. 9, blz. 95-99 en Hfst. 10 blz. 103-105
We hebben een zeer gemêleerde groep: jonge dreumesen en peuters, meisjes en jongens, druktemakers en teruggetrokken kinderen en diverse culturen. Als pedagogisch medewerkers hebben we besloten de kansen te zien van zo’n diverse groep. Ze leren erg veel van elkaar. Het vraagt wel een goede begeleiding van de interacties tussen de kinderen onderling. En veel praten en uitleggen! Maar wat ons ook hielp was de groep de ruimte geven, zowel in de groepsruimte maar ook veel gebruik maken van de speelgang en de buitenruimte met activiteiten voor de oudere kinderen die energiek zijn. Misschien herken je deze situatie en heb je ook te maken met een intensieve groep en worstel je met de vraag hoe om te gaan met de grote verschillen in de groep. Hieronder staan een aantal suggesties hoe om te gaan met diversiteit, afkomstig uit het boek ‘Kijken, kijken, kijken’ van Ellly Singer en Dorian de Haan. Probeer deze zaken eens op je groep uit en deel je ervaringen met je collega’s. Als je te maken hebt met een diverse groep, zorg dat je de persoonlijke behoefte van ieder kind goed in beeld hebt en probeer tegemoet te komen aan deze behoeften. Heb je bijvoorbeeld een paar jongens op de groep die heel energiek zijn, zorg dat zij voldoende ruimte krijgen om te rennen, te fietsen, te draven etc, zonder dat ze de andere kinderen hierin storen. Splits de groep dagelijks zodat zij de gelegenheid krijgen om naar buiten of naar de speelhal te gaan terwijl je collega op de groep blijft. En heb je drukke impulsieve kinderen op de groep die vaak botsen? Benader het positief en leer deze kinderen snappen wat andere kinderen doen. Bijvoorbeeld door samen te kijken hoe andere kinderen spelen en te praten over wat andere kinderen doen. Of door mee te spelen. Heb je een kindje op de groep dat veel ruzie maakt met andere kinderen, kijk wat de achterliggende reden is. En begeleid het conflict op een professionele manier. Probeer negatieve beeldvorming rond een kind te voorkomen. Negatieve beeldvorming leidt namelijk tot versterking van het gedrag bij het kind
en je eigen rol als pedagogisch medewerker raakt daarmee onderbelicht. Als je zowel jonge als oudere kinderen op de groep hebt, dan gebeurt het geregeld dat de jonge kinderen de aandacht van de oudere kinderen proberen te trekken door bijvoorbeeld even de spulletjes aan te raken. Het oudere kind zal laten merken dat de aandacht van het jongere kind niet gewenst is. In principe hoef je dan nog niet in te grijpen tenzij het oude kind het jonge kind pijn doet. Mocht je op je groep veel te maken hebben met botsingen tussen jonge en oude kinderen, kijk eens of je de ruimte anders zou kunnen inrichten zodat oudere kinderen meer ongestoord zouden kunnen spelen. Als oude kinderen de jonge kinderen domineren, wijs ze dan op hun verantwoordelijkheid en leer ze om om de beurt met speelgoed te spelen. Of biedt een alternatief aan. Tot slot zorg voor voldoende spelmaterialen, afgestemd op de verschillende ontwikkelingsniveaus en geschikt voor samenspel of alleen spel. En wissel het speelgoed ook regelmatig af. Hiermee voorkom je dat kinderen uitgespeeld zijn en zich gaan vervelen. Zorg verder voor een goede balans tussen het vertrouwde – dat veilig voelt – en het nieuwe dat uitdaagt tot onderzoeken en spelen. Probeer vandaag eens 1 ding uit wat bij je groep past en beschrijf dit in het logboek.
activiteit
Geef complimentjes en leer kinderen elkaar complimentjes geven In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 17
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
“Wanneer kinderen ruzie met elkaar hebben en bij mij komen voor hulp, dan weten ze al dat ik ze terugverwijs naar degene met wie ze een conflict hebben om er (op hun eigen manier/op hun eigen niveau) over te praten. Ze weten dat ik dan, op de achtergrond, aanwezig ben om te helpen als ze er samen niet uitkomen. Het is op zo’n ogenblik mogelijk om goede bedoelingen die niet overkomen (door bijvoorbeeld verdriet over wat is gebeurd of tekort aan woordenschat) positief te labelen. Na afloop vraag ik altijd aan beide partijen of ‘het zo goed is?’. Als beide kinderen tevreden zijn met de oplossing, dan steken we onze duim op als positief teken en gaan weer door.” Als pedagogisch medewerker speel je een belangrijke rol bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld van de kinderen. Door kinderen het gevoel te geven dat ze lief gevonden worden, en gewaardeerd (“Wat lief dat je me helpt met tafeldekken”), draag je direct bij aan hun zelfbeeld en zelfvertrouwen. Waardering is ontzettend belangrijk voor kinderen. Geef kinderen daarom regelmatig complimentjes. Het is namelijk voor kinderen heel belangrijk te weten welk gedrag op prijs wordt gesteld en hen de moeite waard maakt. Zorg bij het geven van een compliment dat het compliment duidelijk en niet te algemeen is. Het compliment: “Mike, wat lief van je dat jij Samuel het autootje geeft waar jullie eerder ruzie om hadden” vertelt het kind veel meer dan het compliment: “Dat is lief van je Mike.” Met andere woorden: Een goed compliment vertelt een kind welk gedrag wordt gewaardeerd en waarom het gedrag wordt gewaardeerd. En een compliment werkt het beste wanneer het gecombineerd wordt met de juiste gezichtsuitdrukking en gedrag, zoals een lach, een duim omhoog of een knuffel. Vooral bij erg jonge kinderen zijn het gedrag en de gezichtsuitdrukking van groot belang omdat ze nog niet altijd het compliment begrijpen.
Waarvoor geef je kinderen complimenten? - Voor positief gedrag (bijvoorbeeld opruimen, goed luisteren) - Bij een nieuw aangeleerde vaardigheid (op de wc plassen, zelf sokken aantrekken) - Als hij goed zijn best heeft gedaan (onafhankelijk van het resultaat: het is de inspanning die telt!) - Als hij een prestatie heeft geleverd (toren gebouwd, tekening gemaakt) Geef regelmatig complimentjes aan de kinderen. Houd vandaag een uur lang bij wat de kinderen allemaal goed doen en geef de kinderen daarvoor complimentjes. Observeer wat het geven van complimentjes met de kinderen doet en welke gevoelens dit bij jezelf teweeg brengt. Moedig tot slot kinderen aan om elkaar ook complimentjes te geven. Dit laatste draagt bij aan een positief wij-gevoel.
activiteit
Bewonder elkaars werk, betrek de kinderen daarbij, hang het samen op In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Hfst. 22
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
Op de tafel liggen scharen, gekleurd papier, glitters en lijm. Met drie kinderen zit de pedagogisch medewerker aan tafel. De kinderen zijn lekker bezig. Sudniscon vindt de schaar het allermooiste. Het geluid van de knippende schaar en de beweging intrigeert. Met grote aandacht laat hij de schaar knippen. Eerst zonder papier, later met. Robert is meer bezig met lijm en het plakken van papier. Suzan bekijkt wat Sudniscon doet. “Je moet het op het papier plakken.” De pedagogisch medewerker geeft aan: “Dat kan, dat heb jij ook gedaan, maar Sudniscon is bezig met de schaar en kijkt hoe deze knipt. Dat is ook prima. Ik zal het op zijn papier schrijven.” De pedagogisch medewerker schrijft op het papier van Sudniscon: “Sudniscon heeft met de schaar gewerkt en uitgeprobeerd hoe je hiermee kan knippen.” Beeldende expressie hoort echt bij de kinderopvang. Kinderen houden ervan om lekker bezig te zijn. Op deze manier ontwikkelen ze een breed scala van competenties (o.a. fijne motoriek, kennis van kleuren, vormen en materialen, zintuiglijke competenties). Beeldende expressie is in de kinderopvang nooit een doel op zich. Het resultaat telt niet. Het gaat erom dat kinderen plezier beleven aan de activiteit en hun competenties verder kunnen ontwikkelen. En dat ze ervaren dat je de wereld om je heen kunt veranderen en mooi kunt maken. Zorg dat je als pedagogisch medewerker hier oog voor hebt. En dat je het werk beoordeelt op de mate waarin het kind plezier heeft beleefd aan de activiteit en de vorderingen die het kind in zijn werk laat zien. Door kinderen te vragen naar wat ze gemaakt hebben en het met elkaar hierover te hebben, stimuleer je kinderen te verwoorden wat ze hebben gemaakt. Je hoort hun fantasieën. Bovendien kun je op deze manier kinderen aanmoedigen om elkaars werk te bewonderen. Veelal worden alle individuele werkjes van kinderen opgehangen aan een draad als versiering van de ruimte. Probeer eens hiervan af te stappen en maak eens een “ontdekmuur” op ooghoogte van de kinderen (gedeelte van de wand waar je een groot prikbord of magneetbord op kan hangen).
Nog 3 tips: - Scheerschuimtaferelen: Geef een groepje kinderen wat scheerschuim en laat ze ontdekken en voelen. Klap in de handen, verdun het schuim met water. Laat oudere dreumesen met allerlei gereedschap werken, zoals lepels, stokjes. Kun je met schuim een toren bouwen? Stimuleer eigen initiatieven. Leg de “tijdelijke”scheerschuim werken op foto vast. - Schilderijen: Dreumesen en peuters kunnen werken met heel veel verschillende materialen en gereedschappen. Met verf, kwasten, voorwerpen zoals kurken, aardappels of blokjes om te stempelen. Het papier waarop ze schilderen moet groot zijn, want de motoriek is nog niet klaar voor het schilderen op een A-4tje. - Natuur: Ga met de dreumesen en peuters naar buiten. Geef de kinderen een mandje of zakje mee en vraag ze dingen te verzamelen die ze leuk, gek of mooi vinden. Takjes, blaadjes, veertjes, steentjes. Met hun vondsten gaan kinderen aan de slag met het papier, lijm, plakband, scharen en stofjes die binnen of buiten klaar liggen. Probeer vandaag eens één van de bovengenoemde zaken uit. Laat de kinderen over hun werk vertellen en schrijf dit op een kaartje of bij hun werkstuk. Bewonder daarna elkaars werk en begeleid de interactie daarbij. Schrijf in het logboek wat je gedaan hebt en wat je ervaringen waren.
activiteit
Bevorder het wijgevoel op de groep In het schema hieronder noemen we één van de opvoedingsdoelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden. Er zijn meerdere doelen, vaardigheden en gebieden te onderscheiden in het voorbeeld. Ze hangen samen en overlappen elkaar. Net zoals het leren van kinderen. Dit gebeurt al spelend gedurende de hele dag, ook tijdens verzorgingsmomenten. In dat spel komen allerlei aspecten van leren samen. Voor het bewust werken aan de doelen, interactievaardigheden en ontwikkelingsgebieden is er gekozen om accenten te leggen. Opvoedingsdoel
Persoonlijke competentie
Pedagogisch kader kindercentra 0-4
Ontwikkelingsgebied
Sociale ontwikkeling
Interactievaardigheden
Begeleiden van interacties
Hfst. 7, blz. 79, Hfst. 8, blz. 87 en Hfst. 17
De pedagogisch medewerker zit op de grond en heeft twee kindjes op schoot. Ze spelen vliegtuigje. Een jongetje kijkt al een tijdje op afstand geïnteresseerd toe. Dan houdt de pedagogisch medewerker haar hand op: “Kom Thomas, nou mag jij in mijn vliegtuig.” Al snel komt er een nieuw kindje ook af op de activiteit. “Wil je ook met ons mee?” De kinderen zitten nu alle vier op de schoot van de pedagogisch medewerker en daar gaan ze dan!
Uit: Singer, E. & Haan, D. de (2006). ‘Kijken, kijken, kijken’. Over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen. Utrecht: SWP
Bovenstaande voorbeeld laat zien hoe je als pedagogisch medewerker het wij-gevoel op de groep kunt stimuleren. Door kinderen uit te nodigen, betrekt de pedagogisch medewerker de kinderen bij de activiteit. Daarna volgt ze het spel van de kinderen, het ene kind geeft aan dat ze op vakantie gaan. Waar gaan we heen? Naar vakantie op het strand! Wie gaat er mee? Al snel liggen bijna alle kinderen op de grond zwembewegingen te maken. Het vliegtuig vertrekt weer, iedereen stapt in! Het wij-gevoel wordt bevorderd door o.a.: Het organiseren van spelen waaraan alle kinderen worden uitgenodigd om mee te doen. Dit kan spontaan zijn zoals in het voorbeeld of iets wat je van te voren bedacht hebt. Bijvoorbeeld: Je hebt muziek meegenomen, want je wilt ze allemaal aan het dansen krijgen. Door het gezamenlijk handelen en het plezier wordt een sterk gevoel van erbij horen en gezamenlijkheid opgeroepen. Voorbeelden van dit wij-samen-spelen zijn: samen muziek maken, samen dansen, samen praten in de kring, samen poetsen. Het samen vieren van feesten en het uitvoeren van vaste rituelen. Zoals bijvoorbeeld het vieren van verjaardagen, maar ook het samen opruimen onder het zingen van een opruimliedje. Zo doen wij dat in onze groep! Samen dingen doen geeft jonge kinderen een fijn gevoel van erbij-horen, van samen.
Op jonge leeftijd ontwikkelt het gevoel van erbij horen zich bij vertrouwde gewoontes en rituelen. Als iedereen weet hoe het gaat, kan iedereen meedoen. Met de liedjes, met de gebaren die daarbij horen, met de vertrouwde grapjes van kinderen of de vertrouwde pedagogisch medewerkers die meespelen. Tot slot is het voor een positief wij-gevoel met de hele groep belangrijk dat de kinderen vrijwillig meedoen. Toekijken, weglopen of iets anders doen, moet geen punt zijn, zolang het de andere kinderen niet stoort. Oftewel, er moet ruimte zijn voor het samenwel-samen-niet dat karakteristiek is voor kinderen jonger dan vier jaar. Kies vandaag eens bewust een moment waarin het wij-gevoel aandacht krijgt. Ga aan de slag met een activiteit die de gezamenlijkheid tussen de kinderen bevordert. Beschrijf eens in het logboek of het gelukt is. Deden er steeds meer kinderen mee? Hadden ze plezier met elkaar? Was er een gevoel van wij met z’n allen? Ook degene die alleen toekijken (zelf van een afstandje) kunnen een wij gevoel hebben!
Geraadpleegde bronnen Goorhuis-Brouwer, S., Imelman, J. (2010). Meedoen en leren. Psychologie en pedagogiek van het jonge kind. Baarn/Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Henderson, S. (2009). In balans. Opvoeden in de kinderopvang volgens de Gordonmethode. Amsterdam: SWP. IJzendoorn, R., Tavecchio, L. & Riksen-Walraven, M. (2004). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang (pp100-123). Amsterdam: Boom. Meeuwig, M., W. Schepers en T. van der Werf (2007). Sporen van Reggio. Een introductie in de Sporen van Reggio. Amsterdam: SWP. Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (2009). De NCKOKwaliteitsmonitor. Het instrument waarmee kinderdagverblijven zelf hun pedagogische kwaliteit in kaart kunnen brengen. Amsterdam: SWP. Riksen-Walraven, J.M.A. (2000). Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang. Oratiereeks faculteit der maatschappij en gedragswetenschappen, UvA. Amsterdam: Vossiuspers AUP. Singer, E. & Haan, D. de (2006). Kijken, Kijken, Kijken. Over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen. Utrecht: SWP Singer, E. & Kleerekoper, L. (2009). Pedagogisch Kader kindercentra 0-4 jaar. Maarssen: Elsevier. Tassoni, P. e.a. (2006). De ontwikkeling van kinderen. Scholing in begeleiding en verzorging van kinderen. Amsterdam: SWP.