Beveiliging
Gebruikershandleiding
© Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de V.S. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie. Eerste editie, november 2007 Artikelnummer: 459808-331
Kennisgeving over het product In deze handleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
iii
iv
Kennisgeving over het product
Inhoudsopgave
1 Computer beveiligen 2 Wachtwoorden gebruiken Richtlijnen voor het instellen van wachtwoorden .................................................................................. 3 Instelwachtwoord .................................................................................................................................. 4 Instelwachtwoord instellen ................................................................................................... 4 Instelwachtwoord opgeven .................................................................................................. 4 Opstartwachtwoord .............................................................................................................................. 5 Opstartwachtwoord instellen ................................................................................................ 5 Opstartwachtwoord opgeven ............................................................................................... 6 3 Antivirussoftware gebruiken 4 Firewall-software gebruiken 5 Essentiële beveiligingsupdates installeren 6 Optionele beveiligingskabel bevestigen 7 Vingerafdruklezer gebruiken Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................................... 12 Vingerafdrukken vastleggen ............................................................................................................... 13 Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............................................. 14 Index ................................................................................................................................................................... 15
v
vi
1
Computer beveiligen
De standaard beveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het besturingssysteem Windows® en het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen), dat geen deel uitmaakt van Windows, kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens beschermen tegen uiteenlopende veiligheidsrisico's. Volg de procedures in deze handleiding voor het gebruik van de volgende voorzieningen: ●
Wachtwoorden
●
Antivirussoftware
●
Firewall-software
●
Essentiële beveiligingsupdates
●
Optionele beveiligingskabel
●
Vingerafdruklezer
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwarematige aanvallen te voorkomen en kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. OPMERKING: Verwijder alle wachtwoorden en instellingen voor vingerafdrukken voordat u de computer laat nakijken of repareren. Computerrisico
Beveiligingsvoorziening
Ongeoorloofd gebruik van de computer
●
QuickLock
●
Opstartwachtwoord
Computervirussen
Norton Internet Security-software
Ongeoorloofde toegang tot gegevens
●
Firewall-software
●
Windows-updates
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup, BIOSinstellingen en andere systeemidentificatiegegevens
Instelwachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer
Essentiële beveiligingsupdates van Microsoft
Ongeoorloofde toegang tot een Windowsgebruikersaccount
Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer
Bevestigingspunt voor een kabelslot (in combinatie met een optionele beveiligingskabel)
1
2
Wachtwoorden gebruiken
Voor de meeste beveiligingsvoorzieningen wordt gebruikgemaakt van wachtwoorden. Wanneer u een wachtwoord instelt, noteert u het wachtwoord en bewaart u deze notitie op een veilige plaats, niet in een bestand op de computer. Let bij wachtwoorden op de volgende aandachtspunten: ●
Instel- en opstartwachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeemBIOS.
●
Windows-wachtwoorden worden ingesteld in het besturingssysteem Windows.
●
Als u het instelwachtwoord vergeet dat u heeft ingesteld in Computer Setup, heeft u geen toegang meer tot het hulpprogramma.
●
Als u het opstartwachtwoord en het instelwachtwoord vergeet die u heeft ingesteld in het hulpprogramma Computer Setup, is het niet meer mogelijk de computer in te schakelen of de hibernationstand te beëindigen. Neem contact op met de technische ondersteuning of uw geautoriseerde Service Partner voor aanvullende informatie.
In de volgende tabellen ziet u de meest gangbare wachtwoorden die door Computer Setup en Windows worden gebruikt en de functie daarvan. Computer Setup-wachtwoorden
Functie
Instelwachtwoord
Beveiliging van de toegang tot Computer Setup.
Opstartwachtwoord
Beveiliging van toegang tot de inhoud van de computer wanneer de computer wordt ingeschakeld of opnieuw wordt opgestart of wanneer de hibernationstand wordt beëindigd
Windows-wachtwoorden
Functie
Beheerderswachtwoord*
Beveiliging van de toegang tot een Windows-beheerdersaccount. Tevens wordt de toegang tot de inhoud van de computer beveiligd. Als de voorziening Wachtwoordbeveiliging bij beëindigen slaapstand is geactiveerd, moet u dit wachtwoord opgeven als u de slaapstand of de hibernationstand wilt beëindigen.
Gebruikerswachtwoord
Beveiliging van de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. Tevens wordt de toegang tot de inhoud van de computer beveiligd. Als de voorziening Wachtwoordbeveiliging bij beëindigen slaapstand is geactiveerd, moet u dit wachtwoord opgeven als u de slaapstand of de hibernationstand wilt beëindigen.
*Selecteer Start> Help en ondersteuning voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord.
2
Hoofdstuk 2 Wachtwoorden gebruiken
Richtlijnen voor het instellen van wachtwoorden U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een beveiligingsfunctie van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere functies van Computer Setup. Een wachtwoord dat is ingesteld in Computer Setup, heeft de volgende kenmerken en vereisten: ●
Het kan een willekeurige combinatie van maximaal 32 letters en cijfers bevatten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
●
Het moet met dezelfde toetsen worden ingesteld en ingevoerd. Als u bijvoorbeeld een wachtwoord instelt met de cijfertoetsen boven aan het toetsenbord, wordt het niet herkend wanneer u het vervolgens probeert op te geven met de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
●
Het moet worden opgegeven als hierom wordt gevraagd door Computer Setup. Een wachtwoord dat is ingesteld in Windows, moet worden opgegeven wanneer Windows daarom vraagt.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden: ●
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
●
Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze notitie op een veilige plaats, niet in een bestand op de computer.
●
Baseer wachtwoorden niet op uw naam of andere persoonlijke gegevens die gemakkelijk door iemand anders achterhaald kunnen worden.
Richtlijnen voor het instellen van wachtwoorden
3
Instelwachtwoord Met het instelwachtwoord beveiligt u de configuratie-instellingen en de identificatiegegevens van het systeem in Computer Setup. Als dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord opgeven om Computer Setup te kunnen openen en wijzigingen te kunnen uitvoeren in Computer Setup. Het instelwachtwoord heeft de volgende kenmerken en vereisten: ●
Het is niet hetzelfde als het Windows-beheerderswachtwoord. Beide wachtwoorden kunnen wel identiek zijn.
●
Het wordt niet weergegeven als het wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
●
Het moet met dezelfde toetsen worden ingesteld en ingevoerd. Als u bijvoorbeeld een wachtwoord instelt met de cijfertoetsen boven aan het toetsenbord, wordt het niet herkend wanneer u het vervolgens probeert op te geven met de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
●
Het kan een willekeurige combinatie van maximaal 32 letters en cijfers bevatten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Instelwachtwoord instellen U kunt een instelwachtwoord instellen, wijzigen en verwijderen in Computer Setup. U beheert het wachtwoord als volgt: 1.
Open Computer Setup door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en op f10 te drukken wanneer het bericht "F10 = ROM Based Setup" linksonder op het scherm verschijnt.
2.
Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup Password (Instelwachtwoord) en druk op enter. ●
U stel als volgt een instelwachtwoord in: Typ het wachtwoord in het veld New password (Nieuw wachtwoord) en in het veld Verify new password (Nieuw wachtwoord bevestigen) en druk op f10.
●
U wijzigt een instelwachtwoord als volgt: Typ het huidige wachtwoord in het veld Old password (Oud wachtwoord), typ het nieuwe wachtwoord in de velden New password (Nieuw wachtwoord) en Verify new password (Nieuw wachtwoord bevestigen) en druk op F10.
●
U verwijdert een instelwachtwoord als volgt: Typ het huidige wachtwoord in het veld Old password (Oud wachtwoord) en druk op enter.
3.
Als u uw voorkeuren wilt opslaan, selecteert u met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes And Exit (Wijzigingen opslaan en programma verlaten) en drukt u op enter. Volg daarna de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Instelwachtwoord opgeven Wanneer de prompt Setup password (Instelwachtwoord) verschijnt, typt u het beheerderswachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en drukt
4
Hoofdstuk 2 Wachtwoorden gebruiken
u vervolgens op enter. Na drie mislukte pogingen om het instelwachtwoord in te voeren, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Opstartwachtwoord Met het opstartwachtwoord voorkomt u dat de computer kan worden gebruikt door onbevoegden. Als dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord opgeven wanneer de computer wordt ingeschakeld. Een opstartwachtwoord heeft de volgende kenmerken en vereisten: ●
Het wordt niet weergegeven als het wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
●
Het moet met dezelfde toetsen worden ingesteld en ingevoerd. Als u bijvoorbeeld een opstartwachtwoord instelt met de cijfertoetsen boven aan het toetsenbord, wordt het niet herkend wanneer u het opgeeft met de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
●
Het kan een willekeurige combinatie van maximaal 32 letters en cijfers bevatten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Opstartwachtwoord instellen U kunt een opstartwachtwoord instellen, wijzigen en verwijderen in Computer Setup. U beheert het wachtwoord als volgt: 1.
Open Computer Setup door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en op f10 te drukken wanneer het bericht "F10 = ROM Based Setup" linksonder op het scherm verschijnt.
2.
Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Power-On Password (Opstartwachtwoord) en druk op enter. ●
U stelt een opstartwachtwoord als volgt in: Typ het wachtwoord in de velden New password (Nieuw wachtwoord) en Verify new password (Nieuw wachtwoord bevestigen) en druk op f10.
●
U wijzigt een opstartwachtwoord als volgt: Typ het huidige wachtwoord in het veld Old password (Oud wachtwoord), typ het nieuwe wachtwoord in de velden New password (Nieuw wachtwoord) en Verify new password (Nieuw wachtwoord bevestigen) en druk op f10.
●
U verwijdert een opstartwachtwoord als volgt: Typ het huidige wachtwoord in het veld Old password (Oud wachtwoord) en druk op f10.
3.
Als u uw voorkeuren wilt opslaan, selecteert u met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes And Exit (Wijzigingen opslaan en programma verlaten) en drukt u op enter. Volg daarna de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Opstartwachtwoord
5
Opstartwachtwoord opgeven Wanneer de prompt Power-on Password (Opstartwachtwoord) verschijnt, typt u het wachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en drukt u vervolgens op enter. Als u drie keer het verkeerde wachtwoord heeft opgegeven, moet u de computer uitschakelen, weer inschakelen en het opnieuw proberen.
6
Hoofdstuk 2 Wachtwoorden gebruiken
3
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot Internet of verbinding met een netwerk, stelt u de computer bloot aan virussen die de computer kunnen lamleggen en computerbestanden kunnen beschadigen. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om de antivirussoftware up-to-date te houden, om de computer te blijven beschermen tegen virussen. Norton Internet Security, een antivirusprogramma, is vooraf geïnstalleerd op de computer. De software is inclusief 60 dagen gratis updates. U wordt dringend geadviseerd de computer ook na deze 60 dagen te blijven beschermen tegen nieuwe virussen door een verlenging van de updateservice aan te schaffen. Instructies voor het gebruiken en updaten van de Norton Internet Security-software en voor het aanschaffen van een verlenging van de updateservice worden in het programma verstrekt. Om Norton Internet Security te openen, selecteert u Start > Alle programma's. Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het veld Zoeken van Help en ondersteuning.
7
4
Firewall-software gebruiken
Wanneer u gebruikmaakt van e-mail of op Internet surft, is de computer kwetsbaar voor toegang door onbevoegden of externe bedreigingen. Met de vooraf geïnstalleerde firewall-software kunt u uw informatie en uw privacy beschermen. Firewalls bewaken en registreren het inkomende en uitgaande dataverkeer en waarschuwen u wanneer dubieuze websites toegang proberen te krijgen tot uw computer. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall of neem contact op met de fabrikant van de firewall voor meer informatie. OPMERKING: Een firewall kan ook de toegang blokkeren tot een bijlage bij een e-mailbericht, een Internet-spel of een website waartoe u toegang probeert te krijgen. U kunt alsnog toegang krijgen door de firewall tijdelijk uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Om het probleem blijvend op te lossen, configureert u de firewall opnieuw.
8
Hoofdstuk 4 Firewall-software gebruiken
5
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Om het risico van gegevensverlies door een schending van de beveiliging of een computervirus te beperken, is het belangrijk dat u alle essentiële updates van Microsoft installeert zodra u een waarschuwing daarover ontvangt. Nadat de computer is uitgeleverd, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het besturingssysteem en andere software. U kunt de meest recente updates ophalen van de website van Microsoft door Start > Alle programma's > Windows Update te selecteren. Of u maakt gebruik van de updatekoppeling in Help en ondersteuning. Om de computer up-to-date te houden, downloadt en installeert u maandelijks alle beschikbare updates.
9
6
Optionele beveiligingskabel bevestigen
OPMERKING: Van een beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
10
1.
Leg de beveiligingskabel in een lus om een stevig verankerd voorwerp heen.
2.
Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3.
Steek het kabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Hoofdstuk 6 Optionele beveiligingskabel bevestigen
7
Vingerafdruklezer gebruiken
11
Locatie van de vingerafdruklezer De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich boven het toetsenbord bevindt.
12
Hoofdstuk 7 Vingerafdruklezer gebruiken
Vingerafdrukken vastleggen Met een vingerafdruklezer kunt u zich bij Windows aanmelden met een vingerafdruk die u heeft vastgelegd met de DigitalPersona Personal-software, in plaats van met een Windows-wachtwoord. U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast: 1.
Klik in Windows op het pictogram DigitalPersona Personal in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
2.
Lees de welkomsttekst en klik op Next (Volgende). De pagina "Verify Your Identity" (Uw identiteit verifiëren) verschijnt.
3.
Typ uw Windows-wachtwoord, als u dit heeft ingesteld, en klik op Next (Volgende). OPMERKING: Als u geen Windows-wachtwoord heeft, verschijnt de pagina "Protect Your Windows Account" (Uw Windows-account beveiligen). U kunt een Windows-wachtwoord maken of deze stap overslaan door op Next (Volgende) te klikken. Door een Windows-wachtwoord in te stellen, optimaliseert u wel de veiligheid van uw computer. De pagina "Fingerprint Registration Training" (Training voor het vastleggen van vingerafdrukken) verschijnt.
4.
Bekijk de demonstratie en klik op Next (Volgende). De pagina "Register a Fingerprint" (Een vingerafdruk vastleggen) verschijnt.
5.
Klik op de vinger op het scherm die overeenkomt met de vinger waarvan u de afdruk wilt vastleggen. De volgende pagina verschijnt, met een groene omtrek van de betreffende vinger.
6.
Beweeg uw vinger langzaam over de vingerafdruksensor. OPMERKING: Als de beweging niet correct wordt uitgevoerd, verschijnt er een bericht waarin wordt uitgelegd waarom de beweging verkeerd was.
7.
Beweeg dezelfde vinger telkens opnieuw over de vingerafdruksensor tot u de de beweging vier keer met succes heeft voltooid. Wanneer de vingerafdruk correct is vastgelegd, verschijnt de pagina "Register a Fingerprint" (Een vingerafdruk vastleggen) weer en kunt u meer vingerafdrukken vastleggen. Herhaal stap 5 tot en met 7 om meer vingerafdrukken vast te leggen.
8.
Als u klaar bent met het vastleggen van vingerafdrukken, klikt u op Volgende. Als u slechts één vingerafdruk heeft vastgelegd, verschijnt er een bericht met het advies om meerdere vingerafdrukken vast te leggen. Klik op Yes (Ja) om meerdere vingerafdrukken vast te leggen. Klik op No (Nee) als u geen andere vingerafdrukken wilt vastleggen. De pagina "Registration Complete" (Vastleggen voltooid) verschijnt.
9.
Klik op Finish (Voltooien).
OPMERKING: Elke gebruiker die via een vingerafdruk toegang wil hebben tot de computer, moet stap 1 tot en met 9 doorlopen.
Vingerafdrukken vastleggen
13
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
14
1.
Start Windows opnieuw nadat u uw vingerafdrukken heeft geregistreerd.
2.
Beweeg een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd over de vingerafdruklezer om u aan te melden bij Windows.
Hoofdstuk 7 Vingerafdruklezer gebruiken
Index
A Antivirussoftware
W Wachtwoorden beheerder 2 gebruiker 2 instelwachtwoord 4 opstartwachtwoord 5 richtlijnen 3
7
B Beheerderswachtwoord 2 Beveiliging voorzieningen 1 wachtwoord, richtlijnen 3 wachtwoorden 2 Beveiligingskabel 10 C Computer Setup (Computerinstellingen) instelwachtwoord 4 opstartwachtwoord 5 E Essentiële updates, software
9
F Firewall-software 8 G Gebruikerswachtwoord 2 K Kabel, beveiliging 10 S Software antivirus 7 essentiële updates 9 firewall 8 V Vastleggen, vingerafdrukken 13 Vingerafdruklezer 11 Vingerafdruklezer, locatie 12
Index
15