FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding Afdeling Dierenwelzijn en CITES Eurostation II – 7e verd. Victor Hortaplein 40 Bus 10, 1060 Brussel Tel : 02/524.74.02 (NL)-01 (FR) Fax : 02/524.74.49 E-mail:
[email protected]
BETREFT: CITES: NIEUW MODEL VAN CERTIFICAATAANVRAAG Bijlagen: 1 Ref. : CIR22/512.30/02 Datum : 1. HOE INVULLEN? Vak nr 1: Houder/Kweker. Noteer hier uw naam, adres en telefoonnummer. Dit is belangrijk voor het geval wij u moeten contacteren. Indien u de kweker bent van het/de dier(en), gelieve dit aan te duiden door de overbodige informatie te schrappen. Vak nr 2: Plaats waar de aan de natuur onttrokken levende specimens zal worden gehouden. Dit vak enkel invullen wanneer het gaat om dieren uit de natuur (Oorsprong: W). Vak nr 3: Administratieve instantie van afgifte. Hier wordt het adres van het Belgisch Beheersorgaan CITES genoteerd. Vak nr 4: Beschrijving van het specimen. Hier dient een zo volledige beschrijving van het specimen te worden ingevuld met onder meer: Een drielettercode (zie lijst van de meest gebruikte codes hieronder (*)) Geboortedatum of leeftijd (bij benadering) Geslacht van het specimen: mannelijk/vrouwelijk/onbekend. Datum van verwerving (voor antiquiteiten). Nummer van voetring met vermelding “gesloten”, “open” of van microchipnummer met merknaam Maat, gewicht, lengte, diameter, … indien het gaat om een product (*)
LIV = levende specimens BOD = in essentie complete dode dieren, compleet opgezette jachttrofeeën CAR = snijwerk (bv. in ivoor) SKI = huiden ongelooid of gelooid TRO = trofeeën, delen van een dier (vb: hoornen, ...) TUS =slagtanden, al dan niet bewerkt
GELIEVE HET IDENTIFICATIENUMMER LEESBARE MANIER WEER TE GEVEN.
OP
EEN
DUIDELIJK
1
Vak nr 5: Nettomassa Gewicht enkel invullen als het gaat om producten, dus niet bij levende wezens. Vak nr 6: Hoeveelheid Noteer het aantal specimens. Voor levende geïdentificeerde of identificeerbare specimens, kan het certificaat slechts 1 enkel specimen dekken (zoals een identiteitskaart) Vak nr 7: Bijlage CITES Duid de correcte CITES-Bijlage aan waar de soort opgenomen werd: I, II of III . Vak nr 8: EG-Bijlage Duid de correcte EG-Bijlage aan waar de soort in opgenomen werd: A of B. Vak nr 9: Oorsprong Noteer de vereiste code aan die overeenstemt met het specimen zoals je die vindt op de achterzijde van het aanvraagformulier. Gebruik een code uit volgende lijst. W: indien de dieren of planten uit de natuur komen R: indien de dieren of planten afkomstig zijn van een kweekcentrum (= Ranching) D: indien het gaat om dieren of planten (levend of hun producten) opgekweekt zijn in gevangenschap1 of voor commerciële (met erkenningsnummer, BTW-nummer) doeleinden kunstmatig1 gekweekt. Vb: een winkel/erkende kweker (met handelsregister, BTW-nummer …) actief in de kweek van bepaalde dieren en verkoper van de jongen. A : indien het gaat om voor niet-commerciële doeleinden gekweekte planten. C: indien het gaat om dieren of planten (levend of hun producten) die opgekweekt zijn in gevangenschap1 of artificieel1 gereproduceerd in een niet-commercieel verband F: indien het gaat om dieren of planten (levend of hun producten) die opgekweekt zijn in gevangenschap1 of artificieel1 gereproduceerd maar waarbij alle criteria van de Europese reglementering niet vervuld zijn (vb: indien de ouders van een gekweekt specimen uit de natuur afkomstig zijn, zullen de nakomelingen de code F krijgen) I: indien het gaat om in beslag genomen specimens. O: Preconventie: indien het gaat om een specimen dat verworven werd vooraleer CITES van toepassing was in het land van uitvoer én in het land van invoer. In België werd CITES van kracht op 1 januari 1984. Vb: een ivoren slagtand van Congo (CITES Partij sedert 1976) afkomstig en ingevoerd in de jaren zestig. U: indien de oorsprong van het specimen niet gekend is (vb: een ivoren slagtand van een Afrikaanse olifant voor dewelke men niet exact weet van welk land de olifant afkomstig is). De codes U en O moeten steeds gebruikt worden samen met een andere code (vb: U/O betekent dat het land van oorsprong van het dier/plant niet gekend is maar dat men weet da het verworven is vóór CITES van kracht was in het land van invoer) 1
= in overeenstemming met de europese reglementering (art. 24 en 26 van Verordening (EG) nr. 1808/2001) 2
Vak nr 10: Land van herkomst Noteer het land waarin het specimen werd geboren of uit de natuur werd gehaald. Vak nr 11: Nummer van vergunning Enkel invullen bij ingevoerde specimens: men moet het nummer nemen van de uitvoervergunning (vergunning met dewelke de uitvoer heeft plaats gevonden vertrekkend van het land van oorsprong). Vak nr 12: Afgiftedatum Noteer de afgiftedatum van de uitvoervergunning die aangeduid is in vak nr 11. Vak nr 13: Lidstaat van invoer Voor ingevoerde specimens: noteer het EG land waar de specimens voor het eerst ingevoerd werden. Vak nr 14: Nummer van document Voor specimens ingevoerd in België dient men het nummer te nemen van de Belgische invoervergunning. Voor specimens ingevoerd in een andere EG-lidstaat: noteer de nummer van de invoervergunning afgeleverd door het land in kwestie. Vak nr 15: Afleveringsdatum Noteer de afgiftedatum van het document aangeduid in vak nr 14. Vak nr 16: Wetenschappelijke naam van de soort Noteer de wetenschappelijke (dus Latijnse) naam van de soort (bijvoorbeeld Ara macao). Uw aanvraag kan zonder de correcte naam niet verder behandeld worden. Vak nr 17: Gewone naam van de soort Noteer hier de gewone naam van de soort. (bv: Geelvleugelara). Vak nr 18: Hierbij wordt verklaard dat de hierboven beschreven specimens Alle vakken die van toepassing zijn aanvinken. Merk op dat: vakken 1-7 hebben betrekking op de oorsprong van het/de specimen(s): verschillende vakken kunnen soms samen worden aangeduid. Vakken 1 tot 3 refereren naar de oorsprong van het specimen (uit kweek, uit de natuur, …), vakken 4 en 7 naar de datum van verwerving. Vb: - voor een vogel geboren uit gekweekte specimens in Duitsland in 1991 dient men vak 3 en 5 aan te vinken, - voor een schildpad ingevoerd uit Marokkaanse natuur in Frankrijk in 1985 met een CITES-invoervergunning zullen vakken 1 en 6 aangevinkt worden. vak 8: houdt verband met het doel van de aanvraag. Dit vak wordt gereserveerd aan instellingen/ wetenschappelijke centra, met een zuiver educatief doel of met een kweekprogramma voor de instandhouding van de soort. De corresponderende documenten (vergunningen, EG-certificaat, verklaring van kweek) dienen te worden aangeboden samen met de aanvraag. Vak nr 19: Dit document wordt af gegeven teneinde: Dit vak informeert naar de verschillende bestemmingsmogelijkheden. Vak 1: Enkel aanduiden indien u als een normaal in de Gemeenschap verblijvende persoon de Gemeenschap verlaat met persoonlijke bezittingen en nadien wenst terug te keren met deze voorwerpen. Dit vak dient slechts zelden te worden aangekruist. 3
Vak 2: Wanneer het gaat om een commerciële activiteit, dit is de aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk, het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop van specimens, het te koop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop , het verhuren, de ruil of de uitwisseling, van specimens aangeduid op het het certificaat, dient dit vakje te worden aangekruist. Vak 3: Deze bepaling heeft enkel betrekking op specimens uit de natuur die verplaatst zullen worden in de EG.
Vak nr 20: Bijzondere voorwaarden: Gelieve in dit vak alle documenten te vermelden die de aanvraag wettigen. Controleer of u alle noodzakelijke informatie doorgegeven hebt, teken en dateer de aanvraag. Betalingswijze : een factuur ter waarde van 12,5 euro per soort zal u worden overgemaakt.
2.WANNEER DE BIJLAGE VAN HET FORMULIER GEBRUIKEN? In het geval de aanvraag meer dan één soort betreft (maximum 4 in het totaal). Eén aanvraag voor elk dier geniet de voorkeur indien het om een geïdentificeerd/ identificeerbaar dier gaat. Op het ogenblik dat het dier verkocht wordt werkt dit zeer praktisch aangezien het certificaat dan niet meer gesplitst moet worden.
3.WELKE DOCUMENTEN
MOETEN DE AANVRAAG VERGEZELLEN?
De volgende documenten moeten, afhankelijk van het geval de aanvraag vergezellen of kunnen gevraagd worden door de dienst: O O O O O O O
O O O O
een verklaring betreffende de datum, plaats en omstandigheden waarin uzelf de specimens verworven hebt; identiteit en verklaring van de vorige eigenaar; bewijzen en getuigenissen dat de specimens in uw bezit zijn vanaf de opgegeven datum; afstandsverklaring; verklaring van broedleen; oorsprongscertificaat van het land van herkomst (België of andere landen van de EG); fiche van kweek in gevangenschap (zie het hierbij gevoegde formulier): met de originele certificaten van de ouders (aangetekend te verzenden): deze laatste zullen u teruggezonden worden vanaf het ogenblik dat ze door de dienst gecontroleerd werden.; kopie van de invoervergunning; kopie van een factuur; kopie van de inventaris; kopie van het CITES register.
4. VOOR WELKE SOORTEN IS ER GEEN CERTIFICAAT VEREIST? Het verkrijgen van een certificaat is niet vereist voor de commercialisering van: O
bepaalde vogelsoorten van Bijlage A die frequent in gevangenschap gekweekt worden (zie lijst in bijlage) 4
bewerkte specimens verworven vóór 1 juni 1947 (meer dan 50 jaar vóór het in werking treden van Verordening nr. 338/97), dit zijn de specimens waarvan de natuurlijke ruwe staat sterk gewijzigd is ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten en waarvan de administratieve instantie van de betrokken Lidstaat zich heeft kunnen verzekeren dat ze verworven zijn onder die voorwaarden. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn. (een opgezet dier, een olifantvoet die dient als parapluhouder worden eveneens beschouwd als bewerkte specimens)
ONVOLLEDIG
INGEVULDE, ONJUISTE OF ONLEESBARE AANVRAGEN ZULLEN NIET BEHANDELD WORDEN!
5