1/13
Advies nr 07/2014 van 5 februari 2014
Betreft: adviesaanvraag betreffende het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de integrale jeugdhulp (CO-A-2013-072)
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Gelet op het verzoek om advies van de heer Jo VAN DEURZEN, Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ontvangen op 17/12/2013; Gelet op de gewijzigde ontwerptekst ontvangen op 15/01/2014; Gelet op het verslag van de heer Frank ROBBEN; Brengt op 5 februari 2014 het volgend advies uit:
. . .
Advies 07/2014 - 2/13
I. ONDERWERP VAN HET ADVIES 1.
In quasi de helft van de artikelen van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale
jeugdhulp, hierna het decreet, werd voorzien dat de Vlaamse Regering verder nadere regels zou bepalen. Door middel van het ontwerpbesluit betreffende de integrale jeugdhulp, hierna het ontwerpbesluit, dat voor advies wordt voorgelegd, wil de Vlaamse Regering de uitvoering van een 46-tal artikelen van voormeld decreet regelen. 2.
Het advies zal zich vanzelfsprekend beperken tot de artikelen die, voor zover de Commissie
uit de vaak sibillijnse formuleringen kan afleiden, handelen over of een impact hebben op de verwerking van persoonsgegevens.
II. VOORAFGAANDE OPMERKING 3.
Er wordt bij hoogdringendheid advies gevraagd omdat het decreet op 01/03/2014 in
werking treedt. Na overleg werd op 15/01/2014 een herwerkte tekst voor advies voorgelegd. In het begeleidend schrijven wordt ervan uitgegaan dat de voorgelegde tekst van het ontwerpbesluit vanuit WVP-perspectief weinig of geen problemen stelt omdat er reeds machtigingen werden bekomen vanwege de Vlaamse Toezichtcommissie, het Sectoraal comité van het Rijksregister en het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, afdeling Gezondheid die – dixit de adviesaanvrager
-
de
meeste
aspecten
die
betrekking
hebben
op
de
verwerking
van
persoonsgegevens behandelen. 4.
De Commissie vestigt er de aandacht op dat, bij gebrek aan uitvoeringsbesluit de
bovenvermelde machtigingen werden verleend op basis van de bepalingen van het decreet. Dat ze veel van wat in het ontwerpbesluit wordt uitgewerkt zouden regelen is niet realistisch gelet op de kritiek die de Commissie uitte in randnummer 3 van haar advies nr. 27/2012 betreffende het
voorontwerp van decreet betreffende de integrale jeugdhulp,: “De Commissie stelt vast dat het voorontwerp voorziet in een hele reeks van
uitvoeringsbesluiten. Een aantal daarvan hebben een impact op persoonsgegevens en hun verwerking. Bijgevolg geeft het huidig voorontwerp slechts een zeer rudimentair beeld van de gegevensverwerkingen die er plaatsgrijpen binnen de context van de IJH vermits de concrete invulling van een aantal artikelen nadien geschiedt. Vandaar dat het essentieel is dat de uitvoeringsbesluiten die de verwerking van persoonsgegevens aanbelangen voor advies worden voorgelegd aan de Commissie”.
Advies 07/2014 - 3/13
III. ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 14 5.
Dit artikel voert artikel 10 van het decreet uit door te bepalen welke elementen het
ondersteuningsplan bevat. Het bevat meer in het bijzonder informatie over de mogelijkheden van de minderjarige en zijn ouders1, hun visie op de zaak, de mogelijkheden van de dienstverleners, een werkplan. Al deze vormen van informatie moeten als persoonsgegevens worden bestempeld daar ze betrekking hebben op geïdentificeerde personen (artikel 1, § 1, WVP). 6.
De Commissie stelt vast dat de wijze waarop de informatie die wordt verzameld, wordt
omschreven, de mensen op het terrein veel interpretatieruimte laat. Ze beseft anderzijds wel dat een meer verfijnde omschrijving niet toelaat om de waaier van situaties in te passen waarmee de mensen op het terrein worden geconfronteerd. 7.
Rekening houdend met het doeleinde, namelijk een aangepaste hulpverlening op punt
stellen in overleg met en gedragen door alle betrokkenen, acht de Commissie de vooropgestelde elementen van het ondersteuningsplan toereikend, ter zake dienend en niet overmatig (artikel 4, § 1,
3°,
WVP),
voor
zover
men
erover
waakt
dat
men
zich
binnen
elke
“informatiecategorie” beperkt tot het registreren van de relevante informatie.
Artikel 16 8.
Deze bepaling regelt een specifieke instapprocedure voor de brede instap. Deze bestaat uit
een onthaal, een vraagverheldering, een aanbodverheldering, een ontwerp van jeugdhulpverlening en eventueel een verwijzing. 9.
Deze procedure genereert een verwerking van persoonsgegevens. Tijdens overleg werd
m.b.t. dit artikel opgemerkt dat er vergeleken met de bestaande werkwijze geen nieuwe gegevensstromen zullen tot stand komen en evenmin bijkomende gegevens zullen worden verzameld. Dit maakt echter de situatie zowel voor een betrokkene als een buitenstaander niet duidelijker. 10.
De WVP gaat uit van een alerte burger die, indien hij genoeg informatie krijgt, in staat is om
op te komen voor de rechten die de WVP hem biedt. Dit betekent dat het voor de burgers, waarvan
1
Wanneer er in dit advies wordt verwezen naar ouders worden daar tevens de opvoedingsverantwoordelijken, betrokken personen uit de leefomgeving en de betrokken jeugdhulpaanbieders onder verstaan.
Advies 07/2014 - 4/13
de overgrote meerderheid geen juridische specialisten zijn, duidelijk moet zijn wie - waarom - welke gegevens over hem verwerkt, wie er toegang toe heeft, enz.. Deze regelgeving zal de bestaande regelgeving vervangen. Het is dus gepast om te verduidelijken wat dit in termen van gegevensstromen en/of gegevensverwerking betekent. Het feit dat in de integrale jeugdhulp de toestemming van de betrokkene aan de basis ligt van heel wat verwerkingen, betekent bijvoorbeeld niet dat deze verwerkingen per definitie conform zijn aan artikel 4, § 1, 3°, WVP.
Artikel 19 11.
Dit artikel regelt de bewaartermijn: afgesloten dossiers worden door de toegangspoort
bewaard tot maximaal 10 jaar na de meerderjarigheid van de betrokkene. 12.
Gelet op het feit dat afgesloten dossiers informatie kunnen bevatten die relevant kan zijn
met het oog op de jeugdhulp die desgevallend later aan een jongere broer of zus wordt verstrekt, oordeelt de Commissie dat deze bewaartermijn in het licht van artikel 4, § 1, 5°, WVP aanvaardbaar is. 13.
Vooraleer tot de vernietiging van het dossier over te gaan, wordt de betrokkene
geïnformeerd dat hij een kopie van dit dossier kan krijgen indien hij dit wenst. Hij is het best geplaatst om te beoordelen of zijn dossier na het verstrijken van de bewaartermijn voor hem nog enig nut kan hebben. Indien de betrokkene oordeelt dat dit het geval is, moet hij de mogelijkheid krijgen om erover te beschikken onder de vorm van een kopie. Vanuit WVP stelt dit geen problemen vermits de betrokkene dan zijn eigen dossier en gegevens beheert.
Artikel 20 14.
In randnummer 34 van het advies nr. 27/2012 stelde de Commissie vast dat zij geen
uitspraak kon doen over de proportionaliteit van de verwerkte gegevens omdat er niet eens een generieke omschrijving van was opgenomen die een begin van toetsing toeliet. In het uiteindelijke decreet werd ruim omschreven aan welke voorwaarden een aanmelding bij de toegangspoort moet voldoen (artikel 20, tweede lid, decreet) en welke gegevens het individueel dossier van de minderjarige bevat (artikel 72, § 2, derde lid, decreet). 15.
Artikel 20, derde lid, decreet bepaalt dat de Vlaamse Regering nadere regels voor de
aanmelding bepaalt. Artikel 20, eerste lid, van het ontwerpbesluit vermeldt dat de ministers nadere regels kunnen bepalen m.b.t. de gegevens die de aanvraag of het verzoek bij de toegangspoort moeten bevatten.
Advies 07/2014 - 5/13
16.
Vanuit WVP-perspectief levert deze bepaling geen enkele meerwaarde op. De in het decreet
voorziene preciseringen blijven uit. De Commissie verwacht wanneer de wet of het decreet vaag blijven m.b.t. de verwerkte gegevens, wat in casu duidelijk het geval is, is dat het uitvoeringsbesluit duidelijkheid verschaft. Dit is hier niet het geval. 17.
De aanvrager bezorgde op 20/01/2014 drie types van formulieren voor aanmelding die
zullen moeten worden gebruikt. 18.
Op basis van de beschikbare informatie lijken de gegevens die aan de hand van het
aanvraagdocument NRJT worden opgevraagd relevant met het oog op het determineren van de gepaste hulpverlening. De Commissie stelt vast dat een niet onbelangrijk deel van deze gegevens als gevoelige gegevens in de zin van de artikelen 6, 7 en 8 WVP moeten worden bestempeld. Ze beklemtoont dat er over gewaakt moet worden dat deze alleen maar worden opgevraagd indien ze met het oog op de hulpverlening in het concrete geval ter zake dienend zijn. De betrokkenen moeten ook duidelijk worden gezegd dat zij niet verplicht zijn om deze informatie te verstrekken. De aanmelder moet zich er eveneens van onthouden om bij gebrek aan antwoord door de betrokkene om deze rubriek in de vullen op basis van zijn eigen appreciatie. Op het “motivatiedocument aanmelding gemandateerde voorziening” staat de vermelding
19.
“allochtoon”. De Commissie ziet de relevantie van deze vermelding bij de aanmelding niet gelet op het feit dat zowel voor de minderjarige als zijn ouders het geboorteland, de nationaliteit en het land van origine worden geregistreerd. Deze vermelding is dus strijdig met artikel 4, § 1, 3°, WVP.
Artikel 21 20.
In dit artikel wordt vastgelegd welke gegevens het aanvraagdocument moet bevatten om
ontvankelijk te zijn. Het betreft:
de identificatiegegevens van de minderjarige, zijn ouders evenals deze van de aanmelder. Het ligt voor de hand dat alle actoren in een dossier (aanvraag) moeten gekend zijn;
de toestemming van de minderjarige en zijn ouders of indien deze niet werd bekomen, de reden waarom. In de integrale jeugdhulp ligt de nadruk op medewerking en de participatie van de betrokkenen, dus hun toestemming vormt bijgevolg mede de basis voor de verwerking van persoonsgegevens. In die optiek is het vermelden van deze toestemming of de motivering van het ontbreken ervan pertinent.
21.
Dit artikel stelt in het licht van artikel 4, § 1, 3°, WVP dus geen problemen.
Advies 07/2014 - 6/13
Artikel 22 22.
Deze bepaling biedt de mogelijkheid om informatie die bij de toegangspoort beschikbaar is
m.b.t. een minderjarige te hergebruiken voor zover de minderjarige en zijn ouders ermee instemmen. Aldus kan relevante informatie worden gerecupereerd zodat informatie niet opnieuw moet worden verzameld. 23.
Vermits de beslissing over het al of niet hergebruik van bij de toegangspoort beschikbare
informatie bij de betrokkene berust, stelt dit geen bijzondere WVP-problemen, temeer daar de te hergebruiken gegevens werden verzameld met het oog op eenzelfde doel, namelijk hulpverlening aan de betrokken minderjarige.
Artikel 23 24.
Dit artikel legt de verantwoordelijkheden van de aanmelder bij de toegangspoort vast. Hij
dient meer in het bijzonder aan te tonen dat de minderjarige en zijn ouders betrokken werden bij en instemden met de aanmelding. Dit moet blijken uit het opnemen van hun visies m.b.t. het probleem (positieve en negatieve elementen) en wat zij veranderd willen zien. 25.
Deze visies en desiderata zijn gelinkt aan personen en dus persoonsgegevens in de zin van
artikel 1, § 1, WVP. Ze worden weliswaar op aangeven van en met instemming van de betrokkenen geregistreerd, maar dit betekent niet dat alles wat geregistreerd wordt de toets van artikel 4, § 1, 3°, WVP doorstaat. De aanmelder moet er dus over waken dat hij alleen die elementen opneemt die relevant zijn met het oog op de hulpverlening en dit ook aan betrokkenen duidelijk maken.
Artikelen 24, 27 en 28 26.
Artikel 24 van het ontwerpbesluit lijnt de bevoegdheid en de tussenkomst van het team
indicatiestelling af. Een belangrijk instrument bij haar werkzaamheden is hetindicatiestellingsverslag2 en de eventuele kennisgeving. 27.
Krachtens artikel 21, laatste lid, van het decreet bepaalt de Vlaamse Regering nadere regels
voor het indicatiestellingsverslag en de kennisgeving. Dit wil dus zeggen dat dit ook slaat op de inhoud van het verslag en de kennisgeving en dus op de persoonsgegevens die erin worden opgenomen.
2
Dit begrip wordt gedefinieerd in artikel 1, 11°, van het ontwerpbesluit.
Advies 07/2014 - 7/13
28.
Artikelen 27 en 28 van het ontwerpbesluit bepalen de voorwaarden waaraan respectievelijk
het indicatiestellingsverslag en de eventuele kennisgeving moeten voldoen. De voorwaarden, zoals ze in deze artikelen geformuleerd zijn, geven niet in detail aan welke persoonsgegevens erin worden opgenomen, maar ze laten wel toe in te schatten welke persoonsgegevens ze kunnen bevatten, rekening houdend met de concrete casus. Gelet op de waaier aan situaties waarmee men in de praktijk wordt geconfronteerd, zullen dat niet standaard in alle gevallen dezelfde gegevens zijn. De vermelde voorwaarden laten toe om in een concreet geval te toetsen of de opgenomen informatie de vereiste van artikel 4, § 1, 3°, WVP respecteert. De verantwoordelijkheid voor deze toetsing berust bij de stellers van het document.
Artikel 25 29.
Het team indicatiestelling kan bijkomende relevante informatie vragen aan de aanmelder of
een erkend multidisciplinair team. “De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor het krijgen en
aanreiken van die gegevens” (artikel 22, eerste lid, decreet). 30.
Bijkomende informatie vragen, impliceert dat een bijkomende gegevensstroom tot stand
komt, hetzij met een reeds in de zaak betrokken aanmelder, hetzij met een nog niet in de zaak betrokken erkend multidisciplinair team. Het is dus voor de Commissie belangrijk om te weten hoe deze bijkomende gegevensstroom omkaderd is (transparantie, proportionaliteit, veiligheid, al dan niet gevoelige gegevens). Dit blijkt niet uit de tekst. De toelichting bij deze bepaling in de juridische nota brengt evenmin verheldering.
Artikelen 33 en 34 31.
Hierin worden de voorwaarden bepaald waaraan de jeugdhulpverleningsbeslissing en het
jeugdhulpverleningsvoorstel moeten voldoen. De voorwaarden, zoals ze in deze artikelen geformuleerd zijn, verduidelijken welke informatie in deze documenten wordt opgenomen en dus wat dit betekent in termen van gegevensverwerking. Rekening houdend met de door de Jeugdhulpregie, nagestreefde doeleinden (zie artikel 26 van het decreet) kan deze als pertinent en niet overmatig worden bestempeld (artikel 4, § 1, 3°, WVP).
Artikel 44 32.
Zie de uiteenzetting m.b.t. artikel 19 (randnummers 11-13).
Advies 07/2014 - 8/13
Artikelen 45 en 46 33.
Krachtens artikel 45 zal de minister3 de wijze van aanmelding bepalen en kan hij nadere
regels bepalen m.b.t. de gegevens die de aanmelding moet bevatten. Artikel 46 vermeldt op zijn beurt de gegevens die een aanmelding in de context van een verontrustende situatie moet bevatten. 34.
Wanneer men beide artikelen samen leest, is het niet duidelijk of de passage in artikel 45
over de nadere regels m.b.t. de gegevens die de aanvraag moet bevatten, betrekking heeft op de gegevens vermeld in artikel 46. Als dit het geval is, dan moet de tekst in die zin worden verduidelijkt. 35.
Als dit niet het geval is en het de bedoeling is dat de Minister ook de vermelding van andere
gegevens kan opleggen – de toelichting in de juridische nota wijst in die richting -, dan is de Commissie van oordeel dat de precisering in de voorliggende ontwerptekst moet gebeuren gelet op het feit dat:
het een verontrustende situatie betreft;
men zich in de sfeer van gevoelige persoonsgegevens bevindt;
de toestemming van de betrokkenen niet absoluut noodzakelijk is bij deze aanmelding (ze worden wel geïnformeerd).
36.
De Commissie heeft geen opmerkingen m.b.t. de gegevens die krachtens artikel 46 in de
aanmelding moeten worden opgenomen opdat deze ontvankelijk zou zijn. Voor zover zij dit op basis van de inlichtingen waarover zij beschikt, kan inschatten, zijn de betrokken gegevens niet disproportioneel.
Artikel 48 37.
In artikel 48, § 1, 1°, van het ontwerpbesluit wordt gewag gemaakt van: het verzamelen
van alle nodige gegevens, (…) die nodig zijn om de maatschappelijke noodzaak van de jeugdhulpverlening adequaat in te schatten. 38.
Dit is een zeer ruime omschrijving, vermoedelijk ingegeven door het feit dat het moeilijk is
om alle elementen op te lijsten waaruit blijkt dat men te maken heeft met een verontrustende
3
De Vlaamse regering voert de opdracht die de decreetgever haar gaf niet uit maar belast een minister of de ministers met de verdere uitwerking. In zoverre een bepaling betreft die betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens is dit voor de Commissie onaanvaardbaar..
Advies 07/2014 - 9/13
situatie. De Commissie beklemtoont dat dit geen vrijbrief is die toelaat om het even wat op te vragen en te registreren. Het betekent dat op de gemandateerde voorziening de taak rust om m.b.t. alle gegevens die het verzamelt, de proportionaliteitstoets van artikel 4, § 1, 3°, WVP te verrichten.
Artikel 51 39.
In bepaalde omstandigheden kan een gemandateerde voorziening het initiatief nemen om
de jeugdhulpverlening te organiseren. Daartoe werkt de voorziening in overleg met o.a. een jeugdhulpaanbieder
een
jeugdhulpverleningsplan4
uit.
De
jeugdhulpaanbieder
maakt
een
5
handelingsplan op dat een inhoudelijke invulling van het jeugdhulpverleningsplan bevat. 40.
Artikel 51, tweede lid, bepaalt welke elementen minstens in het jeugdhulpverleningsplan
moeten worden opgenomen. Concreet bakenen deze elementen de tussenkomst van de gemandateerde voorziening af, regelen de interactie met de jeugdhulpaanbieder evenals de evaluatie van het plan. Ze verduidelijken wie wat doet, waarom en voor hoelang. De Commissie oordeelt dat ze in het licht van het doeleinde niet overmatig zijn6. 41.
Op basis van het jeugdhulpverleningsplan werkt de jeugdhulpaanbieder een handelingsplan
uit. Volgens de toelichting in de juridische nota vormt dit handelingsplan de inhoudelijke invulling van het jeugdhulpverleningsplan. Meer precisering wordt niet gegeven, vermoedelijk omdat in het tweede lid van dit artikel wordt bepaald dat de minister de minimale inhoud ervan vaststelt. In de gegeven omstandigheden kan de Commissie zich niet uitspreken over de proportionaliteit van de inhoud van dit document.
Artikel 54 42.
In het kader van de verontrustende situaties maakt deze bepaling het overleg mandatoir
tussen het ondersteuningscentrum jeugdzorg en het vertrouwenscentrum kindermishandeling wanneer n.a.v. de aanmelding blijkt dat een van beide in het verleden betrokken was bij hulpverlening aan de betrokken minderjarige of aan een andere minderjarige uit diens leefomgeving. Met het oog daarop kunnen ze een dossier overdragen. Uit toelichting die daaromtrent werd ontvangen, blijkt dat het zowel om het dossier betreffende de recentste aanmelding van de betrokkene als dat van een vorige aanmelding van de betrokkene of dat van een andere minderjarige uit zijn leefomgeving kan gaan. De informatie vervat in een vorig dossier van de
4
Dit begrip wordt gedefinieerd in artikel 1, 13° van het ontwerpbesluit. Dit begrip wordt gedefinieerd in artikel 1, 10°, van het ontwerpbesluit. 6 In de mate dat deze elementen gelinkt zijn met een welbepaalde persoon kunnen ze als persoonsgegevens worden bestempeld. 5
Advies 07/2014 - 10/13
betrokkene of in een dossier van zijn broer of zus kan relevant zijn om de situatie in te schatten en vervolgens een gepaste beslissing te nemen. 43.
De Commissie oordeelt dat dit, voor zover het het eigen dossier van de betrokkene betreft,
aanvaardbaar is, vermits dit dossier werd aangelegd met het oog op hetzelfde doeleinde namelijk het verstrekken van hulp aan de betrokkene en de erin vervatte gegevens op deze laatste betrekking hebben. Eigenlijk betreft het een verenigbare verdere verwerking (artikel 4, § 1, 2°, WVP). 44.
De situatie m.b.t. het dossier van een broer of zus, is delicater. Niettegenstaande hun
dossier met het oog op hetzelfde doeleinde – hulp – werd aangelegd, betreft het de gegevens van een derde. In het licht hiervan oordeelt de Commissie dat deze overmaking in beginsel slechts mogelijk is na de toestemming van de betrokkene. Wil men, los van de toestemming over dit dossier kunnen beschikken, dan moeten minstens randvoorwaarden worden vastgesteld die moeten vervuld zijn om de overdracht mogelijk te maken.
Artikel 56 45.
Artikel 40 van het decreet legt vast welke informatie een doorverwijzing naar het Openbaar
Ministerie minstens bevat en bepaalt dat de Vlaamse Regering nadere regels voor de doorverwijzing opstelt. 46.
De uitvoering geschiedt door artikel 56 van het ontwerpbesluit. Het bepaalt dat naast de
minimale gegevens vermeld in artikel 40 van het decreet ook de identificatiegegevens van de betrokken personen, waaronder het identificatienummer van het Rijksregister, aan het Openbaar Ministerie worden bezorgd evenals informatie m.b.t. de jeugdhulpverlening die reeds in het verleden aan de betrokkene werd verstrekt. 47.
De Commissie stelt m.b.t. dit identificatienummer vast dat:
het Agentschap Jongerenwelzijn (verantwoordelijk voor alle verwerkingen verricht door de Ondersteuningscentra gegevensverwerkingen
Jeugdzorg) verricht
en
door
Kind de
en
Gezin
(verantwoordelijke
vertrouwenscentra
voor
de
kindermishandeling)
bij
beraadslaging RR nr. 57/2013 gemachtigd werden dit nummer te gebruiken bij hun werkzaamheden in de context van de integrale jeugdhulp;
Advies 07/2014 - 11/13
het Openbaar Ministerie krachtens koninklijk besluit van 30/09/19857 gemachtigd is om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken bij de vervulling van zijn taken.
48.
Bijgevolg geeft dit geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen.
49.
De Commissie is van oordeel dat het meedelen van informatie m.b.t. in het verleden aan de
betrokkene verleende jeugdhulp het Openbaar Ministerie toelaat een zo volledig mogelijk beeld van de situatie te vormen met het oog op het voorstellen/nemen van gepaste actie. Zo wordt onder meer vermeden dat wordt geopteerd voor een vorm van hulpverlening die in het verleden geen resultaat opleverde. Deze mededeling, die uiteindelijk geschiedt met het oog op hetzelfde doeleinde, kan als een verenigbare verdere verwerking worden gekwalificeerd (artikel 4, § 1, 2°, WVP). 50.
In fine van dit artikel wordt bepaald dat de minister nadere regels kan bepalen m.b.t. de
inhoud van de doorverwijzing. In de mate dat het de bedoeling is om nog andere gegevens in de doorverwijzing op te nemen, worden ze best opgenomen in dit artikel met het oog op de toetsing van de proportionaliteit en maximale transparantie (alle informatie m.b.t. een gegevensstroom op 1 plaats).
Artikel 57 51.
Teneinde
het
jeugdhulpaanbieders
hoofd een
te
bieden
permanent
aan
subsidiair
crisissituaties aanbod
wordt
per
crisishulpverlening
regio
door
de
uitgewerkt
dat
toegankelijk is door aanmelding bij een regionaal centraal permanent crisismeldpunt (artikel 44 van het decreet). 52.
Artikel 57 van het ontwerpbesluit bepaalt dat elke aanmelding bij de centrale permanente
crisispunten wordt geregistreerd in het registratiesysteem crisishulpverlening. Uit mondelinge toelichting verstrekt door de aanvrager blijkt dat deze registratie los staat van de toegangspoort en dat elk crisispunt een eigen registratiesysteem zal opzetten onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders die het crisismeldpunt oprichten. De aanmeldingen worden gecodeerd in het registratiesysteem van het crisispunt opgenomen.
7
Koninklijk besluit van 30 september 1985 waarbij aan de onderzoeksrechters, aan de magistraten van het openbaar ministerie, aan de hoofdsecretarissen, aan de secretarissen-hoofden van dienst, aan de secretarissen, aan de adjunctsecretarissen en aan de opstellers die personeelslid zijn van de parketten, van de arbeidsauditoraten of van de krijgsauditoraten, toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en zij gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan te wenden.
Advies 07/2014 - 12/13
53.
Door met een crisismeldpunt te werken, wil men de inzetbare capaciteit voor hulpverlening
beheren. Om deze taak te vervullen, hoeft het crisispunt niet te weten m.b.t. welke persoon er een crisissituatie is ontstaan. In het licht van artikel 4, § 1, 3°, WVP is het beperken van de registratie tot gecodeerde gegevens8 een pluspunt.
Artikel 62 54.
Het eerste lid van deze bepaling somt in 8 punten op welke gegevens het schriftelijk verslag
bevat dat de Sociale Dienst opstelt n.a.v. een navorsingsopdracht. 55.
Voor zover de Commissie op basis van de inlichtingen waarover zij beschikt kan beoordelen,
kan de informatie omschreven in bovenvermelde 8 punten , rekening houdend met het doeleinde als conform met artikel 4, § 1, 3°, WVP worden bestempeld.
Artikel 64 56.
In
het
eerste
lid
van
dit
artikel
wordt
weerom
gewag
gemaakt
van
het
jeugdhulpverleningsplan. Uit het tweede lid blijkt dat dit niet hetzelfde jeugdhulpverleningsplan is als dat vermeld in artikel 51 van het ontwerpbesluit. De minstens op te nemen informatie is immers niet dezelfde. Concreet zal dit jeugdhulpverleningsplan de doelstellingen van de hulpverlening afbakenen en daartoe maatregelen voorstellen. Dit roept geen bijzondere bedenkingen op. 57.
Uit het tweede lid blijkt dat op basis van het jeugdhulpverleningsplan een handelingsplan
wordt opgesteld. Er wordt voorzien dat de minister de minimale inhoud ervan vaststelt. In de gegeven omstandigheden kan de Commissie zich niet uitspreken over de proportionaliteit van de inhoud van dit document.
Artikel 68 58.
8
Zie de uiteenzetting m.b.t. artikel 19 (randnummers 11-13).
Het betreft geen anonieme gegevens, vermits de jeugdhulpaanbieder die de gecodeerde gegevens in het registratiesysteem invoegt, ze kan decoderen.
Advies 07/2014 - 13/13
OM DEZE REDENEN de Commissie verleent een gunstig advies voor zover wordt rekening gehouden met de opmerkingen geformuleerd in randnummers 9, 10, 18, 19, 30, 35, 41, 44 en 50 die veelal zijn ingegeven door het ontbreken van voldoende precisering in het ontwerpbesluit. De Wnd. Administrateur,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Willem Debeuckelaere