BETREFFENDE: VOORSTEL TOT VERRUIMING VAN DE BELGISCHE EUTHANASIEWET VOOR MINDERJARIGEN DATUM: 6 DECEMBER 2013
INLEIDING
Het volgende juridische memorandum analyseert de voorgestelde verruiming van de Belgische wetgeving met betrekking tot kindereuthanasie. Voorafgaand dient te worden opgemerkt dat het hier een novum betreft dat met de grootste voorzichtigheid dient te worden benaderd. Dit is de eerste wettelijke verruiming van de euthanasieregels voor minderjarigen, waar Allereerst kan de legalisatie van euthanasie voor kinderen in België verstrekkende gevolgen hebben voor de openbare orde. Verder kan er geen “recht” worden toegekend aan een vroegtijdige levensbeëindiging, aangezien dit fundamenteel en lijnrecht indruist tegen het recht van leven als vastgelegd in artikel 2 van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens. Vrijheid van keuze is geen absolute waarde, noch is het concept van menselijke waarde verenigbaar met kindereuthanasie, die het leven onvermijdelijk onderwaardeert met de onderliggende veronderstelling dat het leven niet waard is om te worden geleefd. Bovendien, als zowel het Nederlandse als het Belgische voorbeeld heeft bewezen, is euthanasie niet op een goed fatsoenlijke of wettelijk manier te regelen. Incidenties van onvrijwillige levensbeëindigingen en situaties van euthanasie waar geen sprake was van “ondraaglijk leiden” zijn wijd verspreid in zowel de Nederlandse als de Belgische maatschappij. Tenslotte, als geïllustreerd door het misbruik van de door Nederland ondersteunde wet op hulp bij zelfdoding, is het helder dat het bij
de legalisatie van euthanasie voor minderjarigen ontbreekt aan de vereiste duidelijkheid en voorspelbaarheid om door de instellingen van de Raad van Europa wettelijk te worden voorgeschreven.
Recht van leven Het recht van leven ligt verankerd in de menselijke waardigheid en het rechtsbeginsel van gelijke bescherming onder de wet. Doordat de overheid niet meer ingrijpt op het terrein van euthanasie voor minderjarigen zijn de constitutionele regels in België voor het recht op gelijke bescherming verdwenen. Op deze manier wordt een bepaalde klas mensen gecreëerd voor wie bescherming van het onvervreemdbare recht van leven, dat voor de gehele mensheid wordt gegarandeerd onder artikel 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, niet meer geldt. Landen hebben niet alleen een dwingend belang in het recht van leven, maar ook een positieve verplichting om het te beschermen. Als zodanig is het hebben van een keuze geen absolute waarde wanneer deze wordt afgezet tegen het recht van leven. Deze positie spreekt voor het feit dat het leven een onvervreemdbaar goed is en niet alleen wordt gewaardeerd op basis van een subjectieve waardering van de patiënt. De acceptatie van het argument, dat de waarde van het leven afhankelijk is van de kwaliteit ervan, heeft enorme gevolgen voor de meest kwetsbare groepen in de maatschappij en bevordert nog meer versoepeling van de wetgeving, waaronder eugenese.
Bovendien houdt het niet strafbaar stellen van kindereuthanasie geen rekening met de gemoedstoestand van de patiënt, waardoor er nog meer onschuldige slachtoffers zullen vallen. Het is evident (zowel om praktische redenen als in overeenstemming met internationale wetgeving) dat minderjarigen niet over het vermogen noch de capaciteit beschikken om zelf te beslissen over het einde van hun leven en sterk kunnen worden beïnvloed door ouders, verzorgers of een toezichthoudende arts. Artikel 5 van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, dat ook door België is geratificeerd, dicteert: “De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de uitgebreide familie of de gemeenschap, al naar gelang het plaatselijke gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, om te voorzien, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind, in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten.” 1 Het is goedgelovigheid te denken dat België deze leeftijdsconcepten ook respecteert met betrekking tot de aanschaf van tabak (v.a. 16 jaar), alcohol (v.a. 18 jaar), het recht om te trouwen (v.a. 18 jaar), stemrecht (v.a. 18 jaar) en het behalen van een rijbewijs (v.a. 18 jaar). Tegelijkertijd probeert de overheid zo snel mogelijk een wet door te drukken (de enige in zijn soort, waar ter wereld dan ook) die kinderen veel jonger dan de boven genoemde voorbeelden de mogelijkheid biedt om hun leven te beëindigen. Een dergelijke positie is duidelijk in strijd met de verplichtingen van België onder het Verdrag inzake de rechten van het kind. Artikel 6 van het Verdrag is zo niet nog duidelijker: “1. De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder kind het
1
VN Algemene Vergadering, Verdrag inzake de rechten van het kind, 20 november 1989, Verenigde Naties, Treaty Series, vol. 1577, pag. 3. België heeft het Verdrag op 16 december 2001 geratificeerd. België heeft geen voorbehoud aangetekend tegen de in dit memorandum aangevoerde artikelen.
inherente recht heeft op leven. 2. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke zin het overleven en de ontwikkeling van het kind.” 2 Bovendien mag een handicap nooit als basis dienen voor de verruiming van de euthanasiewet, zodat deze ook van toepassing is op kinderen. Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat ook door België is ondertekend (inclusief het optionele protocol), stelt vast dat: “De Staten die partij zijn, zullen alle noodzakelijke maatregelen treffen om te waarborgen dat alle kinderen met een handicap alle rechten van de mens en fundamentele vrijheden genieten op basis van gelijkheid met andere kinderen.” 3 Het Verdrag vermeldt verder dat er rekening gehouden dient te worden met het beste belang van het gehandicapte kind en zijn ontwikkelende vermogens. 4 Artikel 8 van het Europese Verdrag van de rechten van de mens eist tevens, in tegenstelling tot beide bovengenoemde VN-verdragen, dat de landen optreden in het beste belang van het kind als gedefinieerd door de internationale wetgeving. Dit vereist een positieve verplichting van de landen om het beste belang van kinderen te kunnen waarborgen. 5 Dit omvat het recht van leven, toegang tot goede gezondheidszorg en bescherming gebaseerd op het ontwikkelen van capaciteiten en de kwetsbaarheden m.b.t. de leeftijd. Deze verplichtingen staan lijnrecht tegenover de voorgestelde uitbreiding van de euthanasiewet in België.
2
Idem VN Algemene Vergadering, Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap: resolutie / aangenomen door de Algemene Vergadering, 24 januari 2007, A/RES/61/106, artikel 7(1). België heeft op 2 juli 2009 zowel het Verdrag als het Protocol geratificeerd. De Belgische regering heeft geen voorbehoud aangetekend tegen het aangehaalde artikel. 4 Idem, artikelen 3(h) en 7(2). 5 Zie bijv.: EHRM, Marckx versus België (1979-1980) 3 EHRR 230. De nadruk van het Hof op positieve verplichtingen met betrekking tot het beste belang van kinderen antidateert het VN-verdrag inzake de rechten van het kind met meer dan 10 jaar. 3
Liever zorg dan moord Het overweldigende bewijs in het corpus van de internationale medische en juridische opinie over euthanasie toont aan dat zorg de universeel geaccepteerde norm is voor de behandeling van individuen die hun leven willen beëindigen in plaats van hulp bij zelfdoding of euthanasie. In 2006 merkte het Royal College of Psychiatrists in Engeland op dat systematische studies “duidelijk hebben aangetoond” dat de wens voor hulp bij zelfdoding onder terminale patiënten “sterk wordt geassocieerd” met depressie. 6 Het Royal College zegt verder dat 98-99% van deze patiënten hun verzoek zouden intrekken als zij de juiste medische en psychiatrische hulp zouden ontvangen. 7 Als zodanig heeft het “recht te sterven” duidelijk niets te doen met persoonlijke autonomie en dient te worden geregeld door een bescherming die inherent is aan het recht van leven, waaronder een ingrijpen van de overheid om te garanderen dat het leven niet op een onnatuurlijke wijze wordt beëindigd. Dit is des te belangrijker in het geval van minderjarigen, omdat deze groep niet in staat is om een goed overwogen beslissing te nemen over zaken als levenbeëindiging. Artikel 2 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, dat de bescherming op het recht van leven regelt, voorziet slechts in enkele uitzonderingen waarbij het recht van
6
Royal College of Psychiatrists, Statement on Physician-Assisted Suicide para. 2.4 (24 april 2006), te vinden op http://www.rcpsych.ac.uk/pressparliament/collegeresponses/physicianassistedsuicide.aspx (laatst geopend 21 april 2009). 7
Idem
leven kan worden ontnomen 8; hulp bij zelfdoding hoort hier niet bij. De Raad van Europa heeft verder vastgesteld (aanbeveling 1418 (1999)) dat het “doden uit barmhartigheid” niet acceptabel is: ….dat het Comité van Ministers de Europese lidstaten moet aanmoedigen om de waardigheid van terminale patiënten of stervenden op alle mogelijke manieren te respecteren en te beschermen: c. Door het verbod op het opzettelijk beëindigen van het leven van terminale patiënten of stervenden na te leven. i. Door te erkennen dat het recht van leven, vooral met betrekking tot terminale patiënten of stervenden, door de lidstaten wordt gewaarborgd in overeenstemming met artikel 2 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, waarin staat dat “niemand met voorbedachten rade van zijn/haar leven mag worden beroofd". ii. Door te erkennen dat een terminale patiënt of stervende die zijn/haar leven wil beëindigen nooit een wettelijke claim vertegenwoordigt om te sterven met hulp van een andere persoon; iii. Door te erkennen dat de wens van een terminale patiënt of een stervende om uit het leven te stappen op zichzelf geen wettelijke reden is om acties te ondernemen die de dood tot gevolg hebben.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in de zaak van X versus Duitsland beslist dat wanneer er zich een conflict voordoet tussen artikel 2 [recht van leven] en artikel 3 [verbod op foltering of inhumane en vernederende behandeling] de staat de plicht heeft om het recht van leven te handhaven, zelfs wanneer er sprake is van een element van inhumane of vernederende behandeling. In het geval van X klaagde een gevangene dat hij op inhumane en vernederende manier was behandeld na door de Duitse gevangenisautoriteiten te zijn gevoed 8
De 2e clausule van §1 vermeldt dat de doodstraf één van de uitzonderingen is. Deze clausule wordt voor het grootste deel opgeheven door protocol 6 m.b.t. het verbod op de doodstraf. Artikel 2§2 geeft meerdere uitzonderingen op het recht van leven, zoals wettelijke zelfverdediging, het realiseren van een arrestatie, het voorkomen van een ontsnapping van een gevangene of bij het beteugelen van een uit de hand gelopen opstand.
tijdens een hongerstaking, die door het gevangenispersoneel werd beschouwd als een poging tot zelfmoord. Het Hof verwierp het verzoekschrift met de aantekening dat het overwegend belang van het leven als een fundamenteel recht prevaleerde en het de plicht van de staat is om dit recht te waarborgen, zelfs bij degenen die de wens hebben te sterven. 9 Het Europese Hof heeft zich diverse keren gebogen over zaken met betrekking tot hulp bij zelfdoding of euthanasie. In de eerste zaak, Sanles Sanles versus Spanje, wees het Hof het verzoekschrift van de vertegenwoordiger van het landgoed van dhr. Sampedro af wegens gebrek aan standing. Dhr. Sampedro, een tetraplegische patiënt, had de Spaanse rechters verzocht om het “recht” tot hulp bij zelfdoding, maar stierf voordat het Hof tot een uitspraak kwam. Aangezien zijn juridische vertegenwoordiger niet langer de “slachtofferstatus” droeg, werd de zaak niet ontvankelijk verklaard. 10 Twee jaar later besliste het Hof over wat nu de invloedrijkste casus is met betrekking tot hulp bij zelfdoding: “Pretty versus het Verenigd Koninkrijk”. De verzoekster in Pretty zocht erkenning in het Verenigd Koninkrijk voor het “recht van sterven”. Mevrouw Diane Pretty lijdt aan een ongeneeslijke en degeneratieve motorneuronziekte. Het Hof stelde dat er geen recht bestaat op hulp bij zelfdoding en dat de staat in bepaalde situaties een positieve verplichting heeft om “preventatieve maatregelen ter bescherming van een individu wiens leven in gevaar loopt” te waarborgen. 11 Het Hof was verder van mening dat:
9
EHRM, X v. Duitsland, Verzoekschrift nr. 10565/83, ontvankelijkheidsbesluit van 9 mei 1984. EHRM, Sanles Sanles versus Spanje, ontvankelijkheidsbesluit van 20 december 2000. 11 EHRM, Pretty versus het Verenigd Koninkrijk, verzoekschrift nr. 2346/02 [2002] EHRM 423 (29 april 2002) § 24. 10
Artikel 2 niet kon worden geïnterpreteerd als het verlenen van een tegenovergesteld recht, namelijk als een recht van sterven, noch dat het een recht van zelfbeslissing creëert in de zin van het verlenen van het recht aan een individu om voor de dood te kiezen in plaats van voor het leven. Het Hof vindt dienovereenkomstig dat er geen recht van sterven met de hulp van derden of een openbare autoriteit kan worden ontleend aan artikel 2 van het verdrag. 12
Naast artikel 2 is er geen bindende interpretatie van enig internationaal document m.b.t. het recht van leven dat het tegenovergestelde recht, n.l. dat van sterven, erkent. In dit licht bezien ontbreekt het de voorgestelde Belgische euthanasiewet voor minderjarigen aan een juridische basis en dient tengevolge te worden ingetrokken.
Het failliet van het Nederlandse model Nederland was in 1984 het eerste land waar hulp bij zelfdoding niet meer strafbaar stelde. Het Nederlandse model liet alleen hulp bij zelfdoding toe op het uitdrukkelijke verzoek van de patiënt zelf en om een einde te maken aan “ondraaglijk lijden”. 13 Ondanks de in de wet vastgelegde richtlijnen en die door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (KNMG), was misbruik alom aanwezig.
12
Id., §§ 39-40. Het Hof consolideert zijn jurisprudentie, zowel op het terrein van de positieve verplichtingen van de overheden om het recht van leven te waarborgen als de verwerping van euthanasie als een recht in: EHRM, Haas versus Zwitserland (2011) 53 E.H.R.R. 33. 13 Zie: Schoonan, Sup. Ct., Alkmaar, 27 november 1984, NJ 106:451; Centraal Comité van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, Visie op euthanasie (Utrecht: KNMG, 1986); aangehaald en besproken in John Keown, Euthanasia, Ethics and Public Policy: An Argument Against Legalisation 83 n.2 en begeleidende tekst (Cambridge U. Press, 2002).
Misschien wel het meest alarmerende is dat er in veel gevallen werd nagelaten om de richtlijnen voor hulp bij zelfdoding te volgen, die duidelijk consultatie eisen met een tweede arts en rapportage aan een scen-arts. Een door de regering gesubsidieerd onderzoek uit 1990 toonde aan dat meer dan 80 procent van de gevallen niet werd gerapporteerd en werd gecertificeerd als dood door natuurlijke oorzaak. 14 Een meer recent onderzoek uit 2005 laat zien dat de illegale vaststelling van euthanasieslachtoffers als sterfgevallen door natuurlijke dood nog steeds een veel voorkomend probleem is in Nederland. 15 Het gebrek aan transparantie in de rapportage maakt duidelijk dat de beschermende wettelijke maatregelen met betrekking tot de legalisering van hulp bij zelfdoding illusoir zijn en de meest kwetsbare groepen in de maatschappij blootstelt aan onvrijwillige euthanasie. Verifieerbare cijfers tonen de schokkende realiteit dat kort na het niet strafbaar stellen van hulp bij zelfdoding in Nederland de praktijk van onvrijwillige euthanasie begon, m.a.w. euthanasie zonder de vereiste "uitdrukkelijke toestemming" als vermeld in de medische richtlijnen. In 1990 kregen minstens 1000 patiënten zonder hun uitdrukkelijke toestemming een dodelijke injectie toegediend, wat neerkomt op bijna 1% van alle sterfgevallen dat jaar in Nederland. 16 Ondanks dreigementen van de overheid dat alle gevallen van euthanasie zonder de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt zouden worden vervolgd als moord, werd een verbazingwekkend percentage van 0,4% van de Nederlandse sterfgevallen in 2005 toegeschreven aan onvrijwillige euthanasie. 17 Behalve het creëren van een “recht” op hulp bij zelfdoding, ging het gerechtelijke activisme van de Nederlandse rechtbanken nog een stapje verder. Uitgaande van de richtlijnen
14
P.J. van der Maas, J.M.M. van Delden, L. Pijnenborg, Medische beslissingen rond het levenseinde. Het onderzoek voor de Commissie onderzoek medische praktijk inzake euthanasie (Den Haag, SDU Uitgeverij Plantijnstraat 1991) (“1990 Survey”). 15
Zie: A. van der Heide, e.a., “End-of-Life Practices in the Netherlands under the Euthanasia Act,” 356 NEW ENGLAND JOURNAL OF MEDICINE 1957 (2007) (“2005 Survey”). 16 17
Idem in Tabel 1. Idem
die vereisen dat hulp bij zelfdoding alleen mag plaatsvinden na uitdrukkelijke toestemming, hebben de rechters ook ingestemd met de praktijk van kindermoord, d.w.z. dodelijke injecties aan baby’s met een handicap. 18 De juridische autoriteiten in Nederland werken ook aan een versoepeling van de euthanasiewetgeving m.b.t. mensen met een dementie. 19 Nog verontrustender echter is het feit dat het Nederlandse hooggerechtshof zelfs zover is gegaan om te verklaren dat een moeder die lijdt onder het verlies van haar twee kinderen het recht heeft op euthanasie. 20 Opeenvolgende pogingen om rechtszaken aan te spannen tegen deze schandelijke vormen van misbruik hebben gefaald. In plaats daarvan gaan de rechtbanken steeds vrijzinniger met de wet om. 21 De Nederlandse rechtbanken hebben bijvoorbeeld ingestemd met de geschatte euthanasie van 15 tot 20 baby’s per jaar 22 Resumerend: “Nederlandse artsen zijn begonnen met het euthanaseren van mensen met een chronische aandoening en via ernstig gehandicapten uiteindelijk beland bij mensen met een emotionele en mentale ziekte.” 23 België volgt dit radicale traject en is, net als Nederland, doorgeschoten naar minderjarigen. Het aantal euthanasiedoden stijgt met het jaar. In feite steeg het aantal sterfgevallen als gevolg van vrijwillige of onvrijwillige levensbeëindiging van 2006 tot 2012 met het ongelooflijke percentage van 118%. Euthanasie is vandaag de dag verantwoordelijk voor meer dan 3% van alle sterfgevallen in
18
Edouard Verhagen en Pieter Sauer, “The Groningen Protocol—Euthanasia in Severely Ill Newborns,” 352 NEW ENGLAND JOURNAL OF MEDICINE 959 (2005). 19
House of Lords Select Committee, Report of the Select Committee on Medical Ethics, para. 5, 1993–94 HL Paper 21-I. 20
Zie: John Keown, Euthanasia, Ethics and Public Policy: An Argument Against Legislation (Cambridge University Press, 2002) op 87, 109, 131. 21 Zie T Smets, e.a., “The medical practice of euthanasia in Belgium and the Netherlands: legal notification, control and evaluation procedures.” HEALTH POLICY (2009), mei;90(2-3), pag.181-7. 22 Op cit, n. 50. 58 Wesley J. Smith, “Euthanasia Spreads in Europe: Several nations find themselves far down the slippery slope,” National Review, 26 oktober 2011.
Nederland. 24 Daar komt bij dat het misbruik, ondanks de wettelijke en door de KNMG opgestelde richtlijnen, wijd verspreid is. Een studie uit 2005 liet zien dat de illegale registratie van hulp bij zelfdoding als natuurlijke dood nog steeds een groot probleem is in Nederland. 25 Meer recentelijk onthulde een onderzoek uit 2012 dat 23% van alle euthanasiedoden in 2010 nooit gemeld zijn. 26
Als het Nederlandse model een indicatie is, dan is de legalisering van kindereuthanasie een hellend vlak dat, eenmaal op beland, zich exponentieel uitbreidt buiten zijn oorspronkelijke bedoeling.
België Ook België heeft, net als Nederland, euthanasie in 2001 gelegaliseerd. Het risico op misbruik begint nu epidemische vormen aan te nemen, 27 met cijfers die suggereren dat het percentage sterfgevallen als gevolg van euthanasie 3x hoger ligt dan in Nederland. 28 In de afgelopen 10 jaar is er een toename in het aantal euthanasiedoden van 500%! 29
47
Dr. Peter Saunders, ‘Euthanasia: the horrifying slippery slope’ te vinden op
. 49 Zie A. van der Heide, e.a., “End-of-Life Practices in the Netherlands under the Euthanasia Act,” 356 NEW ENGLAND JOURNAL OF MEDICINE 1957 (2007) (“2005 Survey”). 50
Dr. Peter Saunders, ‘Euthanasia deaths continue their relentless rise in the Netherlands,’ 24 september 2013, een rapport van Bregje D Onwuteaka-Philipsen, Arianne Brinkman-Stoppelenburg, Corine Penning, Gwen J F de Jong-Krul, Johannes J M van Delden en Agnes van der Heide, ‘Trends in end-of-life practices before and after the enactment of the euthanasia law in the Netherlands from 1990 to 2010: een crosssectioneel herhaalonderzoek, te vinden op . 27 Zie J Pereira, “Legalizing euthanasia or assisted suicide: the illusion of safeguards and controls”, CURRENT ONCOLOGY, Vol 18, No 2 (2011). 69 Zie L Van den Block e.a., “Euthanasia and other end of life decisions and care provided in final three months of life: Landelijk retrospectief onderzoek in België” BMJ (2009) 339:b2772; L Van den Block,
Uit een recent onderzoek bleek dat in één Belgische regio 66 van de 208 euthanasieingrepen plaatsvonden zonder verzoek of toestemming vooraf. 30 De redenen die hiervoor werden aangevoerd waren o.a. het feit dat het slachtoffer buiten bewustzijn was, aan dementie leed, of omdat de artsen dachten dat euthanasie “duidelijk in het beste belang van de patiënt was” en hem, gezien zijn toestand, niet wilden confronteren met een dergelijk zwaar thema.
31
Deze epidemie
van onvrijwillige euthanasie moet wat betreft minderjarigen wettelijk verboden worden vanwege de hoge drempel van bescherming, vastgelegd in internationale verdragen die ook door België zijn geratificeerd. Aangezien het Belgische model heeft bewezen dat ongereguleerde euthanasie aan de orde van de dag is, kan er geen adequate voorzorgsmaatregelen worden gegarandeerd die voldoen aan de normen van de internationale wetgeving en kinderen beschermen tegen onvrijwillige euthanasie.
Zwitserland en Luxemburg Artikel 115 van het Zwitserse Wetboek van Strafrecht (1942) stelt dat hulp bij zelfdoding niet strafbaar is, mits wordt bewezen dat dit gebeurt in het belang van de patiënt. Zwitserland heeft in 2009 voor de eerste keer cijfers vrijgegeven over het aantal euthanasiegevallen en deze onthulden een stijging van 700% in de periode 1998 tot 2009. Het betreft hier alleen mensen met de Zwitserse nationaliteit. Zwitserland telt vijf faciliteiten waar jaarlijks ongeveer 550 tot 600
“Euthanasia and other end-of-life decisions: Een follow-back onderzoek naar de mortaliteit in België.” BMC PUBLIC HEALTH (2009) 9:79. 61 Dr. Peter Saunders, ‘Stunning 5,000% increase in Belgian euthanasia cases in eleven years since legalisation,’ 6 april 2013. Te vinden op 30 K Chambaere e.a., “Physician-assisted deaths under the euthanasia law in Belgium: een volksonderzoek”. CMAJ (2010) 182:895–901. 31 Idem
mensen zich van het leven kunnen benemen. 32 Luxemburg legaliseerde euthanasie in 2009, maar alleen voor bepaalde gevallen. Hoewel het sterftecijfer op dit gebied relatief laag is, hebben 1249 burgers een wilsbeschikking ondertekend - een bijzonder groot aantal gezien de bevolkingsomvang. 33
Wettelijke voorschriften Normen van de Raad van Europa De jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens dicteert dat de bepalingen in de nationale wetgeving van de lidstaten duidelijk genoeg en voorspelbaar moeten zijn om te kunnen anticiperen op de gevolgen die de acties van een persoon met zich meebrengen. De wet moet tevens voorzien in een adequate beveiliging tegen willekeurige belemmering van de respectievelijke substantiële rechten. 34 De wetgeving in kwestie moet daarom eenvoudig toegankelijk evenals duidelijk zijn, zodat het publiek zijn acties dienovereenkomstig kan bepalen. Het is slechts dan, wanneer deze vier elementen van precisie, toegang, duidelijkheid en voorspelbaarheid worden nageleefd dat een wet voldoet aan de criteria m.b.t. de wettelijke bepalingen. 35 Zoals de Belgische en de Nederlandse modellen al hebben aangetoond, is het voor een overheid onmogelijk om hulp bij zelfdoding of euthanasie te regelen op een goede manier. Incidenties van flagrante niet-gerapporteerde gevallen van onvrijwillige euthanasie en levensbeëindiging om redenen anders dan ondraaglijk lijden hebben epidemische proporties 32
Zie . Zie < http://www.epce.eu/en/countries/luxembourg/>. 34 EHRM, Huvig versus België, uitspraak van 24 april 1990, serie A nr. 176-B § 27; EHRM, Kruslin versus België, uitspraak van 24 april 1990, serie A nr. 176-A § 36. 35 EHRM, 26 april 1991, Ezelin versus België, serie A, nr. 152, § 56. 33
aangenomen. Bovendien worden de meest kwetsbare groepen in de maatschappij (ouderen, zieken, mensen met een depressie en gehandicapten) blootgesteld aan de nukken van familieleden en artsen die niet noodzakelijkerwijze handelen in hun beste belang en ook geen recht hebben om te beslissen over leven en dood. Om de grenzen nu uit te breiden naar minderjarigen, een evenzo kwetsbaar segment van de maatschappij vanwege hun geringere emotionele en cognitieve capaciteiten, zou een flagrante schending zijn van de internationaal erkende rechten van de mens. Het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat het recht van leven wordt gegarandeerd, vooral voor minderjarigen. Door kindereuthanasie te legaliseren, ontstaat er een gigantische kloof tussen het onvermogen om de uitvoering ervan in goede banen te leiden en het vermogen van de overheid om het recht van leven voor kinderen te beschermen. De voorgestelde wetgeving is onuitvoerbaar vanwege zijn onvoorspelbaarheid en zijn grote kans op misbruik.
Het plegen van euthanasie en de hulp bij zelfdoding worden haast universeel afgekeurd
Naast de eerder genoemde aanbeveling 1418 (1999) van de Raad van Europa m.b.t. de “bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van terminale patiënten en stervenden” ging de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa op 25 januari 2012 zelfs nog een stapje verder. In resolutie 1859 (2012) verklaarde de Vergadering op ondubbelzinnige wijze dat “euthanasie, in de zin van het opzettelijk doden, door actief te handelen of dit juist na te laten, van een afhankelijk menselijk wezen moet te allen tijde worden verboden.” 36 Deze
36
Paragraaf 5. Tekst aangenomen door de Vergadering op 25 januari 2012 (6e zitting)
duidelijke uitspraak van de Parlementaire Vergadering zou een sterke overweging moeten zijn voor de Belgische regering tijdens het debat over het aannemen van de controversiële wet. 37 Evenzo dienen ook de internationale fora rond de euthanasiekwestie en de hulp bij zelfdoding in overweging genomen te worden. 38 Het is vooral opvallend dat geen enkel ander verdrag m.b.t. mensenrechten zelfs ook maar refereert aan euthanasie en hulp bij zelfdoding en de interpretatie van dergelijke overeenkomsten na meerdere decennia, bijvoorbeeld door controleorganen van de VN, niet hebben geresulteerd in welke ondersteuning dan ook voor deze praktijken. Integendeel. De controleorganen van de VN hebben de praktijk van euthanasie en hulp bij zelfdoding onderzocht bij een klein aantal landen waar zij zijn toegestaan. De meest recente conclusies van het Comité voor de rechten van de mens in Nederland luiden: “Het Comité blijft bezorgd over de versoepeling van de euthanasiewetgeving … Het Comité herhaalt zijn eerdere aanbevelingen op dit punt en bepleit dat deze wetgeving wordt herzien in het licht van de erkenning van het verdrag over het recht van leven.” 39 Veel gelijksoortige verklaringen zijn te vinden bij andere controleorganen van de VN. 40 Even relevant is het feit dat de World Medical Association euthanasie en hulp bij zelfdoding consistent en categorisch heeft betiteld als onethisch. Na de Tweede Wereldoorlog nam de World Medical Association twee gemoderniseerde vormen aan van de Hippocratische
37
Zie, Bayatyan versus Armenië, verzoekschrift nr. 23459/03, uitspraak van 7 juli 2011 [G.C.] op § 107. 38
Bayatyan op § 105.
39
96e sessie, (CCPR/C/NLD/CO/42), 5 augustus 2009, op § 7.
Zie Comité inzake de rechten van het kind, 15e sessie, (CRC/C/NLD/CO/3), 27 maart 2009, eindconclusies: Nederland op §§ 30-31; Comité voor de rechten van de mens, 97e sessie, (CCPR/C/CHE/CO/3), 3 november 2009, eindconclusies: Zwitserland, op § 13.
40
eed:, 41 de Declaratie van Genève (1948) en de Internationale Code inzake medische ethiek (1949). Terwijl de eed van Hippocrates duidelijk zegt: "Ik zal geen dodelijk medicijn toedienen, zelfs als mij daarom gevraagd wordt, noch zal ik dit voorstellen", waren de documenten van de WMA net zo duidelijk over de noodzaak dat artsen het leven beschermen i.p.v. de dood te faciliteren. In de Declaratie van Genève staat: “Ik zal het hoogste respect behouden voor het menselijke leven, vanaf het moment van conceptie”, en de Internationale Code inzake medische ethiek zegt dat een arts altijd de verplichting heeft om het menselijke leven te beschermen, vanaf de conceptie tot aan de dood. De WMA heeft recentelijk nog een oude resolutie tegen euthanasie opnieuw bevestigd (april 2013, Bali, Indonesië). Deze resolutie bevat de volgende verklaringen:
Euthanasie, het opzettelijk beëindigen van het leven van een patiënt, zelfs op diens eigen verzoek of dat van familieleden, is onethisch. Dit weerhoudt de arts er niet van om de wens van een terminale patiënt om een natuurlijke dood te sterven te respecteren. 42
Hulp bij zelfdoding door een arts, evenals euthanasie, is onethisch en dient door de medische beroepsgroep te worden veroordeeld. Een arts die bewust en opzettelijk hulp biedt bij de levensbeëindiging van een individu handelt onethisch. De patiënt heeft het fundamentele recht om een medische behandeling te weigeren. De arts handelt in deze situatie niet
12
De eed van Hippocrates stamt uit ongeveer 600 v.Chr. geschreven en wordt gezien als de basis voor de medische eed. Vroeger moesten afgestudeerde studenten eerst deze eed afleggen voordat zij hun beroep als arts konden uitoefenen. 42 WMA verklaring over euthanasie, aangenomen door de 38e World Medical Assembly, Madrid, Spanje, oktober 1987 en opnieuw bevestigd door de 170e WMA Raadszitting, Divonne-les-Bains, Frankrijk, mei 2005.
onethisch, zelfs wanneer het respecteren van een dergelijke wens resulteert in de dood van de patiënt. 43
LATEN WE BESLUITEN dat:
De World Medical Association haar vaste overtuiging dat euthanasie in strijd is met de fundamentele ethische principes van de geneeskunde opnieuw bevestigd.
De World Medical Association alle nationale medische organisaties en artsen aanspoort zich te onthouden van deelname aan euthanasie, zelfs als de nationale wetgeving dit toestaat of niet strafbaar stelt onder bepaalde voorwaarden. 44
Dus zowel de Parlementaire Vergadering als invloedrijke internationale organisaties wijzen de praktijk van euthanasie en hulp bij zelfdoding af. De uitbreiding van de Belgische euthanasiewet m.b.t. minderjarigen is duidelijk in strijd met deze universeel vastgelegde internationale principes en de algemene internationale wetgeving.
Conclusie Leven is een fundamenteel recht van de mens. Zonder dit kan geen enkel ander recht bestaan. De legalisering van euthanasie voor minderjarigen is conform de internationale wetgeving niet verenigbaar met het recht van leven of in het beste belang voor het kind. 14
WMA verklaring over hulp bij zelfdoding door een arts, aangenomen door de 44e World Medical Assembly, Marbella, Spanje, september 1992 en redactioneel herzien door de 170e WMA Raadszitting, Divonne-les-Bains, Frankrijk, mei 2005. 44
Zie .
Bovendien, zoals de voorbeelden uit Nederland, België en Zwitserland laten zien, creëert het feit dat euthanasie niet te regelen is een juridische situatie waarin de door de organen van de Europese Raad vereiste duidelijkheid en vergelijkbaarheid totaal ontbreken. Menselijke waardigheid vereist respect voor het leven, vanaf de conceptie tot aan de (natuurlijke) dood. Het is dus van het grootste belang dat de Belgische wetgeving m.b.t. het strafbaar stellen van kindereuthanasie in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens en de aanbevelingen van de Europese Raad, evenals met die van de VNverdragen en -comités.