Bestnr. 85 22 13
in.pro.®
F2 alarminstallatie met spraakmodule
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2006 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Belangrijk! Beslist lezen!
Deze inbouw- en gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de inbouw en het gebruik. Lees deze handleiding zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet in acht nemen van deze handleiding, vervalt het recht op garantie! Wij zijn niet aansprakelijk voor schades die daarvan het gevolg zijn. Bewaar deze handleiding zorgvuldig!
Inhoudsopgave
pagina
Technische gegevens / omvang levering Veiligheids- en verwijderingaanwijzing Beschrijving van het product Instructies voor de montage Aansluitschema Inbouwplaats Basisvoeding LED: functie- en alarmcontrole Aansturing richtingsaanwijzer Aansturing claxon/sirene Deurcontactschakelaar / extra schakelaar Startonderbreking Verschillende centrale vergrendelingssystemen Positief gestuurde centrale vergrendeling Negatief gestuurde centrale vergrendeling Amerikaanse besturing Elektropneumatisch gestuurde centrale vergrendeling Directbesturing / stelmotor 1-kabel-besturing Aanleren van handzenders Programmering Programmeerbare instellingen Aanduiding sirene en knipperlichten na alarmactivering Controle LED na alarmactivering/ vervangen batterijen handzender Certificaat / serviceadressen Inbouw/ bediening spraakmodule
3 4 5 7 9 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze inbouw- en gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door, voordat u de alarminstallatie F2 installeert. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2
Omvang levering 1x stuurapparaat 2x handzender 1x sirene 1x 12-aderige kabelboom 1x 6-aderige kabelboom 1x 2-aderig kabel voor startonderbreking 1x knipper-LED 1x toets 1x handboek 1x montagemateriaal 1x contactschakelaar
Technische gegevens Alarmduur Voedingsspanning Geluidssterkte sirene Ruststroom bij uitgeschakeld alarm Ruststroom bij ingeschakeld alarm Inschakelvertraging van de alarmcomponenten Max. schakelvermogen uitgang centrale vergr. Max. schakelvermogen claxon Max. schakelvermogen knipperlicht Inbouwafmeting stuurelektronica Werktemperatuur
: 30 seconden : 12 Vcc (10V-15V) DC : 118 dB : 4 mA : 6 mA : 3-5 seconden : 20 A : 800 mA :5A+5A : 83 x 95 mm : -25°C tot +85°C
Veiligheidsaanwijzingen 1. 2.
3.
4.
5. 6.
De inbouw van het toebehoren dient volgens de handleiding uitgevoerd te worden. A.u.b. lees de gehele inbouwhandleiding voor de montage door. U dient verder de veiligheidsaanwijzingen en -voorschriften van de autofabrikant en de auto-elektrotechnische richtlijnen in acht te nemen. Als u niet vertrouwd bent met de auto-elektronica, bevelen wij aan, om de inbouw door uw garage of een andere vakman te laten uitvoeren. Vanwege het gevaar voor kortsluiting moet u eerst de minpool van de accu losmaken, voordat u met de montage begint. Bij voertuigen met een extra accu moet eveneens de minpool losgemaakt worden. Door eventuele kortsluitingen kunnen componenten of elektronische systemen vernield of geactiveerd worden (airbag, motorbesturingssystemen etc.). Bij het losmaken van de minpool verliezen alle tijdelijke geheugens, zoals voor de boordcomputer, schakelklokken, radio's etc. hun opgeslagen data. Noteer daarom voor de montage, b.v. de radiocode. Afhankelijk van de uitrusting van de auto moeten eventueel navolgende gegevens opnieuw ingesteld worden: zitpositie, cruise control, tijdschakelklok of de extra verwarming. Voor het controleren van de spanning in elektrische draden/ kabels mag alleen een diodetestlamp of een voltmeter gebruikt worden. Gewone testlampen verbruiken te veel stroom en hierdoor kan de auto-elektronica beschadigd of vernield worden. De onderdelen moeten desbetreffend beschermd en vast gemonteerd worden. Alle verbindingen zijn te isoleren en tegen mechanische belasting af te schermen. Bij het leggen
3
van de kabels moet erop gelet worden dat deze niet gekneusd of open geschuurd kunnen worden. 7. Voor het vermijden van letsel voor de inzittende mogen geen componenten in de opblaaszone van de airbag of rondom de airbag, aan het stuur of in de stootzone van het hoofd gemonteerd worden. Let op! Verkeerd ingebouwde onderdelen kunnen de werking van de airbag beïnvloeden of er voor zorgen dat deze helemaal niet werkt of door het activeren van de airbag losraken en door de auto vliegen. Deze situaties kunnen aanzienlijke letsel veroorzaken. Kies daarom een inbouwplek waarbij de werking van de airbag niet beïnvloed kan worden en de ingebouwde onderdelen door het activeren van de airbag niet los kunnen raken. 8. Let bij het boren op de loop van de reeds aanwezige kabels of kabelbomen en of er voldoende ruimte voor de booruitgang aanwezig is. 9. Een toepassing van deze installatie in samenhang met een comfortaansturing voor ramen, schuifdaken etc. is slechts toegelaten voor voertuigen met klemkrachtbeveiliging en omkeerautomatiek (automatisch openen bij het sluiten) voor de desbetreffende werking, om het gevaar voor eventueel inzittende te voorkomen. 10. De opgave van de kabelkleuren verlicht het vinden van de kabels maar u moet alsnog controleren of de aangegeven stroomloop resp. kleuren juist zijn. 11. De aansluiting van de voedingskabels voor het stuurapparaat mag alleen via overeenkomstige beveiligde kabels gebeuren. Eventueel kan een als optie verkrijgbare kabelbeveiliging gebruikt worden. 12. De fabrikant van het systeem is niet aansprakelijk voor schade die te wijten is aan foutieve inbouw of onvakkundige bediening.
Aanwijzingen voor de verwijdering 1.
2.
Elektrische apparaten bevatten veel materialen die hergebruikt kunnen worden en ook componenten die schadelijk zijn voor het milieu. Zorg er voor dat deze componenten alleen volgens de wettelijke voorschriften verwijderd worden. Voor vragen hieromtrent kunt u contact opnemen met uw leverancier of het gemeentelijke afvalpunt. Lege batterijen horen niet bij het huisvuil. Ze vallen onder klein chemisch afval en dienen milieuvriendelijk verwijderd te worden. U kunt ze deponeren in de daarvoor bestemde verzamelbakken in winkels of inleveren bij KCA-depots.
4
Beschrijving van de onderdelen Handzender toets 1
toets 3
toets 2
toets 4
Toets 1:
- Alarminstallatie inschakelen (toets kort indrukken) - Geluidloos de alarminstallatie inschakelen (toets 1,5 s ingedrukt houden) - Centrale deurvergrendeling sluiten
Toets 2:
- Alarminstallatie uitschakelen (toets kort indrukken) - Geluidloos de alarminstallatie uitschakelen (toets 1,5 s ingedrukt houden) - Centrale deurvergrendeling openen - Alarm uitschakelen (indien geactiveerd)
Toets 3:
- Vrije tweede kanaal, bv. voor kofferbakvergrendeling
Toets 4:
- Car-Finder-functie, alarminstallatie uitgeschakeld (Sirene wordt 3 seconden geactiveerd, knipperlichten branden) - Paniek-alarm-functie, alarminstallatie ingeschakeld (Sirene wordt 30 seconden geactiveerd, knipperlichten branden)
Toets 1+2:
- Optionele functies
De handzender beschikt over 2 miljard codeermogelijkheden en een reikwijdte van ca. 10 m. De reikwijdte vermindert zich als het systeem gestoord wordt of als de batterijcapaciteit vermindert. De handzender werkt met code-hopping om het scannen of dupliceren van de code te voorkomen.
Inschakelen van de installatie Door 1x kort op toets 1 te drukken wordt het systeem ingeschakeld: a. b. c. d. e. f.
Akoestische bevestiging 1x kort (sirene) CV sluit Knipperlichten knipperen 1x Startonderbreking actief LED knippert 7 sec. snel en daarna langzaam Elektrische ramen sluiten automatisch (indien aangesloten)
5
Uitschakelen van de alarminstallatie Door 1x kort op toets 2 te drukken wordt het systeem uitgeschakeld: a. b. c. d. e. f.
Akoestische bevestiging 2x kort (sirene) CV opent Knipperlichten knipperen 2x Startonderbreking uit LED gaat uit Binnenverlichting gaat 20 sec. branden (als er binnen deze tijd de auto gestart wordt of de alarminstallatie weer ingeschakeld wordt gaat de binnenverlichting uit).
Zonder akoestische bevestiging de installatie inschakelen: Druk op toets 1 langer dan 1,5 sec. om het systeem geluidloos in te schakelen: a. b. c. d. e.
CV sluit Knipperlichten knipperen 1x Startonderbreking actief LED knippert 7 sec. snel, daarna langzaam Elektrische ramen sluiten automatisch (indien aangesloten)
Zonder akoestische bevestiging de installatie uitschakelen: Druk op toets 2 langer dan 1,5 sec. om het systeem geluidloos uit te schakelen: a. CV opent b. Knipperlichten knipperen 2x c. Startonderbreking uit d. LED gaat uit e. Binnenverlichting gaat 20 sec. branden (als er binnen deze tijd de auto gestart of de alarminstallatie weer ingeschakeld wordt gaat de binnenverlichting uit).
Automatisch opnieuw inschakelen: Wanneer de installatie uitgeschakeld werd, maar er wordt binnen 60 sec. geen deur geopend schakelt zich het systeem automatisch weer in. Paniek alarm:
Als het systeem uitgeschakeld is toets 4 1x indrukken:
a. Akoestisch alarm voor 30 sec. b. Knipperlichten knipperen 30 sec. Druk op toets 2 of 4 om het paniekalarm voortijdig uit te schakelen. Car-finder:
Als het systeem ingeschakeld is toets 4 1x indrukken:
a. Akoestisch alarm voor 6 sec. b. Knipperlichten knipperen 6 sec. c. Optioneel aangesloten binnenverlichting gaat branden Druk op toets 2 of 4 om de car-finder voortijdig uit te schakelen.
6
De in.pro. F2-alarminstallatie is een 2-kanaals alarmcentrale met schakeluitgangen voor het aansturen van knipperlichten, startonderbreking, centrale deurvergrendeling en binnenverlichting. De installatie beveiligd de voertuigdeuren, de kofferbak, de binnenruimte van de auto en bij toepassing van een extra contactschakelaar ook bv. de motorkap. Het tweede kanaal kan voor de aansturing voor het ontgrendelen van de kofferbak gebruikt worden. De schakeltoestand wordt optisch via een LED gemeld. -
Via een LED, die in de auto gemonteerd wordt, kan de bestuurder de toestand van de installatie zien.
- ingeschakeld - uitgeschakeld - alarm werd geactiveerd
-
Na het inschakelen (via de afstandsbediening) van de alarminstallatie gaat de LED snel knipperen (korte intervallen). Na de inschakelfase gaat de LED langzaam knipperen.
-
Na het uitschakelen gaat de lichtdiode uit. Indien er alarm is geweest, wordt dit aangegeven door een bepaalde knippercode.
-
Een geactiveerd alarm is op grote afstand akoestisch hoorbaar, de lichtdiode en de knipperlichten knipperen.
-
Als er een alarm afgaat wordt dit in het geheugen opgeslagen en de lichtdiode zal dit melden met een knippercode. De beschrijving van de LED-knippercode vindt u in de tabel op pagina 26.
Instructies voor de montage Verklaring kabelkleuren ws = wit sw = zwart rt = rood br = bruin gn = groen vi = violet gr = grijs li = lila ge = geel bl = blauw or = oranje
Verklaring zekeringkleuren 1A = zwart 2A = grijs 3A = violet 4A = pink 5A = bruin 7,5 A = oker 10 A = rood 15 A = turkoois 20 A = geel 25 A = wit 30 A = groen 35 A = blauw
7
Betekenis van de klemmen 15 15a 30 31 75 85 86 87 87a 87b 30
= geschakeld plus achter accu (spanning bij ontsteking) = geschakeld plus (geen spanning na het starten) = accu plus (permanent spanning) = accu min resp. voertuigmassa = geschakeld plus (geen spanning bij het starten, radiopositie) = relaisspoel - uitgang = relaisspoel . ingang = relaiscontact -uitgang (sluiter) = relaiscontact - uitgang (opener) = relaiscontact - uitgang (sluiter) = relaiscontact - ingang
Voor de montage van de module heeft u onderstaand gereedschap/ materialen nodig: kruiskop-/ platte schroevendraaier krimptang combinatietang rolmaat klittenband diodetestlamp boormachine met HSS-borenset soldeerbout met elektronica soldeertin. Het maken van de kabelverbindingen:
8
Aansluitschema
CENTRALE VERGRENDELING (aansluiting zie pag. 17) ACCU +12V DC KLEM 15 (spanning bij ontsteking) MASSA
ALARMuitgang (+) aansluiting zie pag. 14 elektrische raambediening aansturing (-)
KNIPPERLICHT rechts (+)
Aansturing (-) bv. extra binnenverlichting
KNIPPERLICHT links (+)
VRIJE KANAAL, bv. voor kofferbakvergrendeling
DEURCONTACT (-) geschakeld
MOTORKAPCONTACT (-)
DEURCONTACT (+) geschakeld
KOFFERBAKCONTACT (-)
Inbouwplaats 1. 2.
Bepaal in de auto een geschikte inbouwplaats voor de stuureenheid van de alarminstallatie, zorg dat de inbouwplaats zo ver mogelijk uit de buurt van elektronische apparaten is. Denk bij het kiezen van een plek aan de beschikbare lengte voor de kabels.
9
Aansluiting basisvoeding Let op gevaar voor ongelukken en vergiftiging! Voordat u een test uitvoert: trek eerst de handrem aan en zet de versnelling in zijn vrij (bij automaat in de P-positie). Schakel de motor direct weer uit! Constant plus (klem 30) Zoek bij uitgeschakelde ontsteking (bv.: contactslot, zekeringskast, verdeler of accu) met behulp van een spanningstester de draad met constante voeding. Verbindt de rode draad (met de 15 A zekering) met de constante voedingsdraad (klem 30).
Ontsteking klem 15 Zoek aan het contactslot, zekeringskast of radio naar de draad die bij ingeschakelde ontsteking en tijdens het starten +12 V (plus) levert. Verbindt de gele kabel met deze draad of met een overeenkomstig beveiligde leiding.
10
Massa klem 31 Verbindt de zwarte draad met de voertuigmassa / carrosserie (klem 31 /massa). Als u geen massa-sterpunt gebruikt, let dan op een goed contact aan de carrosserie. Verwijder de lak onder de klem en gebruik een getande borgring voor de bevestiging.
LED: functie- en alarm-indicatie Zoek een geschikte plaats (bv. in of aan het dashboard) voor de montage van de functie- en alarm-indicatie, navolgend kort LED genoemd. Let bij het kiezen van een geschikte montageplaats op de diversen lengtes van de draden. De LED kan in het dashboard ingebouwd worden, hiertoe moet aan een geschikte plaats een 6 mm gat geboord worden. Let hiertoe ook op de veiligheidsaanwijzingen op pag. 4, punt 8.
Tip: Voor de kabeldoorvoer haalt u de stekker los, daarna in de juiste volgorde weer monteren.
Sluit de controle-LED aan volgens het aansluitschema.
11
Aansluiting aansturing van de richtingsaanwijzer 1.
Zoek naar de twee draden in het voertuig die bij het knipperen +12 Volt leveren.
2.
Verbindt de witte draad met het rechter en de wit / rode draad met het linker knipperlicht.
Opmerking:
Bepaal de draadkleuren aan de hand van de knipperlichten achter. Deze draden vindt u meestal aan de linker (bestuurder-voetruimte) of aan de rechter Azuil.
Bij voertuigen met afzonderlijk aangesloten richtingsaanwijzers (elke draad leidt apart naar een stuurapparaat) moeten deze draden afzonderlijk via dioden aangesloten worden (worden niet meegeleverd).
12
Aansturing van de claxon /sirene (als optie) 1.
Bepaal met een testlamp hoe de claxon aangestuurd wordt.
2.
Controleer of de claxon van uw voertuig ook bij uitgeschakelde ontsteking werkt. Als de claxon niet bij uitgeschakelde ontsteking werkt, gebruik dan een extra sirene en sluit deze aan zoals beschreven onder punt B. A. De sirene wordt bij het activeren van de sireneschakelaar verbonden met de voertuigmassa. negatieve aansturing
B. De sirene wordt bij het activeren van de sireneschakelaar verbonden met klem 15. positieve aansturing
A
Aansluitvoorbeeld bij negatieve aansturing
Relais worden niet meegeleverd
B
Aansluitvoorbeeld bij positieve aansturing
Relais worden niet meegeleverd
13
Aansluiting deurcontactschakelaar 3.
Verbindt de roze draad (+ gestuurde deurcontactschakelaar) of de groene draad (- gestuurde deurcontactschakelaar) met de draad die vanaf de deurcontact-schakelaar naar de binnenverlichting gaat. - gestuurde deurcontactschakelaar
+ gestuurde deurcontactschakelaar
2.
Beschikt uw voertuig over aparte stroomcircuits voor de binnenverlichting, dan moeten deze stroomcircuits resp. hun deurcontactschakelaar eventueel apart via diodes met de alarminstallatie verbonden worden. Gebruik hiervoor per stroomcircuit bv. een diode 1N4002 of groter.
Aansluiting extra schakelaar Motorruimteschakelaar / kofferbakschakelaar
14
Aansluiting startonderbreking Veiligheidsaanwijzing: 1.
Trek de handrem aan en zet de versnelling in de vrijloop. Bij een automaatvoertuig de "P"-positie kiezen.
Bepaal aan het contactslot de draad die alleen tijdens de startprocedure +12 Volt levert (klem 50 = startmagneetschakelaar). LET OP: ER MOGEN BESLIST GEEN ANDERE DRADEN GEBRUIKT WORDEN DIE BIJV. NAAR DE BENZINEPOMP, STUURAPPARATEN ETC. LEIDEN! ANDERS KUNNEN DE ALARMINSTALLATIE OF HET VOERTUIG BESCHADIGD RAKEN!
2.
Knip deze draad door en verbind het draadeinde vanaf het contactslot met de zwarte relaisdraad van het stuurapparaat. Verbind het draadeinde van de startmagneetschakelaar met de andere zwarte relaisdraad van het stuurapparaat.
Aanwijzing: indien het voertuig niet meer start, controleer dan de volgende punten: 1. 2.
Controleer de basisvoeding van de alarminstallatie (continue plus /massa / ontstekingsspanning) De alarminstallatie moet deactiveert zijn (centrale vergrendeling geopend /LED uit).
15
Verschillende systemen van centrale deurvergrendelingen Controleer eerst, met welke centrale deurvergrendeling uw auto uitgerust is: -
Positief gestuurde centrale deurvergrendeling. Negatief gestuurde centrale deurvergrendeling. Elektropneumatische centrale deurvergrendeling Amerikaanse besturing 1-kabel besturing Eenzijdig bedienbare centrale deurvergrendeling: Als de centrale deurvergrendeling niet vanaf de kant van de passagier sluit of opent moet voor gebruik van de alarminstallatie een stelmotor in de bestuurderdeur gemonteerd worden.
Controleren van de centrale deurvergrendeling Voor het controleren van spanningen aan elektrische leidingen mag uitsluitend een diodetestlamp of een voltmeter gebruikt worden. Gewone testlampen gebruiken te veel stroom en kunnen de stuurelektronica beschadigen. Tip: De kleuren van de motordraden kunnen meestal aan de achterdeuren (4 deuren) of aan de stelmotor-kofferbak / tankafsluiting gevonden worden. Centrale deurvergrendelingen van diverse voertuigfabrikanten Negatief gestuurde Positief gestuurde Elektropneumacentr. vergr. centr. vergr. tische cv
Extra stelmotor
Alfa 1989-> AUDI A3 / A4 / A6 BMW 3er 1989-92 Citroen 1989-> Fiat/Lancia 1989 -> Ford Fiesta ->1991 Ford Escort 1989-91 Ford Siera 1989-92 Ford Scorpio 1989-92 Mercedes W202 Renault 1989-> Opel 1989-> VW Passat Mod. 97* VW Golf /V*/Bora* VW Lupo in.pro. centrale deurver.
Honda Hyundai 1989-> Opel Kadett Opel Monterey Opel Frontera VW Golf II VW Passat ->1988 Volvo 1989-> Mazda Nissan 1989Alle eenzijdig bedienbare cv's
BMW Audi 80 /Audi 100 3er 1992-> Mercedes W124/ 5er 1989-> W201 7er 1989 -> Chrysler 1991 -> Ford Fiesta 1991 -> Ford Escort 1991Ford Mondeo 1993-> Ford Scorpio 1993-> VW Golf III VW Passat 1988-1996 VW Polo ->1995 VW Sharan Ford Galaxy
* = de aansluiting gebeurt in de bestuurdersdeur.
De opgevoerde automerken verlichten het vaststellen van het type centrale deurvergrendeling maar u moet alsnog controleren of de opgaven juist zijn. Bij vragen kunt u zich wenden tot uw autohandelaar of garage.
16
Positief gestuurde centrale deurvergrendeling Bepaal de draad in de auto die vanaf de afstandsbediening naar de centr. vergrendeling loopt en bij het sluiten +12 V (plus) levert. Verbindt de groene draad van de alarminstallatie met deze draad. Bepaal nu de draad in de auto die vanaf de afstandsbediening naar de centr. vergrendeling loopt en bij het openen +12 V (plus) levert. Verbindt de blauwe draad van de alarminstallatie met deze draad. Verbindt de lila draad en de oranje draad via een zekering met +12 Volt.
17
Negatief gestuurde centrale vergrendeling Bepaal de draad in de auto die vanaf de afstandsbediening naar de centrale vergrendeling loopt en bij het sluiten massa (minus) levert. Verbindt de groene draad van de alarminstallatie met deze draad. Bepaal nu de draad in de auto die vanaf de afstandsbediening naar de centr. vergrendeling loopt en bij het openen massa (minus) levert. Verbindt de blauwe draad van de alarminstallatie met deze draad. Verbindt de lila draad en de oranje draad met de voertuigmassa.
18
Amerikaanse besturing De aansturing van een reeds aanwezige stelmotor bv. in de bestuurdersdeur, welke de verdere stelmotoren aanstuurt. 1. 2. 3. 4.
Controleer de toevoerdraden naar de stelmotor, in rusttoestand moeten de motordraden massa leiden en telkens een draad bij het openen plus (+12Volt) en de andere bij het sluiten plus (+12 Volt). Knip de motordraad door welke bij het openen +12Volt voert. Verbind de oranje draad met het draadeinde vanaf het stuurapparaat resp. schakelaar. Verbind de blauwe draad met het draadeinde welke naar de stelmotor gaat. Knip de motordraad door welke bij het sluiten +12Volt voert. Verbind de groene draad met het draadeinde vanaf het stuurapparaat resp. schakelaar. Verbind de lila draad met het draadeinde vanaf de stelmotor. Verbind de gele en de grijze draad via een zekering met +12 Volt.
19
Elektropneumatisch gestuurde centrale deurvergrendeling 1. Zoek de draad in de auto welke bij vergrendelde deuren resp. zolang u met de autosleutel het deurslot gesloten houdt -12 V (massa) voert en bij ontgrendelde deuren resp. zolang u met de autosleutel het deurslot open houdt +12 V (plus) voert. Knip deze draad door en verbind het einde vanaf het stuurapparaat met de blauwe en het draadeinde uit de deur met de grijze draad van de afstandsbediening. 2.
Verbind de gele met de groene draad van de afstandsbediening.
3.
Sluit de oranje draad via een zekering (wordt niet meegeleverd) of een andere overeenkomstig beveiligde draad aan op +12 Volt (plus). De grootte van de zekering voor de centrale vergrendeling vindt u in het handboek van uw voertuig resp. in de zekeringskast.
4.
Verbind de lila draad met voertuigmassa.
20
Directe aansturing / stelmotor De aansturing van een aanwezige stelmotor bv. in de bestuurdersdeur, die de verdere stelmotoren aanstuurt. 1. Controleer de toevoerleiding naar de stelmotor, in rusttoestand moeten de motordraden massa leiden en telkens een draad bij het openen plus (+12Volt) en de andere bij het sluiten plus (+12 Volt). 2. Verbind de motordraad, die bij het openen +12 Volt voert met de blauwe draad. 3. Verbind de motordraad die bij het sluiten +12 Volt voert met de groene draad. 4. Verbind de oranje en de lila draad via een zekering met + 12 Volt. 5. Verbind de gele en de grijze draad van de afstandsbediening met voertuigmassa.
21
Enkeldraads- aansturing De aansturing van een reeds aanwezige centrale vergrendeling via één stuurkabel (b.v. VW Polo 9N mod. 2002-> / Skoda Fabia). 1. 2. 3.
Controleer de toevoerdraden naar de stelmotor. Meet m.b.v. een multimeter de stuurspanningen. Als u verschillende spanningen tijdens openen en sluiten meet, is dit een besturing met weerstandsverandering (b.v. VW Polo mod. 2002 / type 9N - 180 Ohm).
22
Aanleren van handzenders Handzenders aanleren: Voer volgende stappen uit voor het opnieuw aanleren van handzenders of extra handzenders toe te voegen aan de alarminstallatie. a. Ontsteking aan, deuren sluiten b. Toets 1x indrukken, sirene geeft een kort signaal en de knipperlichten knipperen alle 10 sec. 1x. Druk 2x op de toets. c. Sirene klinkt 2x kort, LED knippert snel: de aanleermodus is geactiveerd. d. Druk 1x binnen 10 sec. op een willekeurige toets van de handzender die aangeleerd moet worden, sirene klinkt 1x kort om het aanleren te bevestigen. Druk daarna aan de volgende aan te leren handzender op een willekeurige toets, sirene klinkt 2x om het aanleren van de tweede handzender te bevestigen. Voer dezelfde stappen uit voor verdere (max. 6) handzenders die aangeleerd moeten worden. Als tijdens de aanleermodus binnen 10 sec. geen toets op een handzender aangeraakt wordt zal de aanleermodus beëindigd worden. Dit wordt kenbaar gemaakt door het niet meer knipperen van de LED. Aanleren van nieuwe handzenders op de alarminstallatie (code-vernieuwingsmodus): Als de alarminstallatie uitgeschakeld moet worden om nieuwe handzenders aan te leren of reeds aanwezige codes te vervangen moet het volgende in acht worden genomen: a. Ontsteking aan, deuren sluiten b. Toets 1x drukken, kort alarmsignaal door sirene, knipperlichten knipperen 1x alle 10 sec., dan toets 2x drukken. c. Sirene klinkt 2x kort, LED knippert snel, de aanleermodus is geactiveerd. d. Druk 1x binnen 10 sec. op een willekeurige toets van de handzender die aangeleerd moet worden, sirene klinkt 1x kort om het aanleren te bevestigen. Als tijdens de aanleermodus binnen 10 sec. geen toets op een handzender aangeraakt wordt zal de aanleermodus beëindigd worden. Dit wordt kenbaar gemaakt door het niet meer knipperen van de LED.
Automatisch inschakelen van de alarminstallatie Automatisch (passief) inschakelen met of zonder CV-aansturing (programmering): Indien automatisch inschakelen ingesteld is, de ontsteking van aan op uit gezet wordt, een deur geopend en weer gesloten wordt, knippert de LED. Na 30 sec. wordt het systeem automatisch ingeschakeld (met of zonder CV-aansturing, afhankelijk van de instelling). Als er binnen deze tijd een portier geopend wordt stopt deze functie. Zodra het portier gesloten is begint de countdown opnieuw, na 30 sec. knipperen de knipperlichten 1x en het alarmsignaal klinkt kort: het systeem is ingeschakeld. Automatisch opnieuw-inschakelen: Als de installatie uitgeschakeld wordt, maar binnen 60 sec. wordt geen portier geopend, dan schakelt zich het systeem automatisch weer in en sluit de centrale vergrendeling.
23
Programmering Automatisch inschakelen na het afgaan van een vooralarm: 1 seconde na de voormelding van een alarm klinkt de sirene en de knipperlichten knipperen 30 seconden lang. Daarna stopt de alarmsignalering voor 2 seconden om dan opnieuw voor 30 seconden af te gaan. Dit wordt 3x herhaald. Als binnen dit alarmcyclus (30 sec. alarm, 2 sec. pauze, 30 sec. alarm) het systeem niet meer gestoord wordt, stopt de alarmsignalering na het aflopen van een alarmcyclus en de alarminstallatie is weer ingeschakeld. Als het systeem nog een gestoord wordt, zal zich het alarm herhalen en daarna de installatie weer inschakelen. Het storende punt wordt dan overgeslagen. Automatisch ontgrendelen van de CV bij het starten: Als de ontsteking uitgeschakeld wordt opent de CV direct alle portieren. Kofferbak via handzender open maken: Als een stelmotor voor het openen van de kofferbak aangesloten is, druk toets 3 en de kofferbak gaat open, de knipperlichten knipperen langzaam. Als de alarminstallatie ingeschakeld is, is de schoksensor en alle andere alarmregistrerende functies uitgeschakeld, behalve voor de deurcontacten /ontstekingsregistratie. Zodra de kofferbak gesloten en op een willekeurige toets gedrukt wordt, of de ontsteking aan gezet wordt, stopt het knipperen. Afstandsbediening van de CV: Ontsteking aan of servicemodus aan, de handzenders kunnen alleen de CV aansturen, de alarmbesturing is uit. Toets 1 1x drukken, CV sluit. Toets 2 1x drukken, CV gaat open. Als de alarminstallatie zich in de servicemodus bevind, toets 1 drukken: de knipperlichten knipperen 1x, CV sluit. Toets 2 drukken, knipperlichten knipperen 2x, CV opent. Dubbele CV opener signaal (programmering): Indien geactiveerd, toets 2 drukken, zendt signaal voor 0,5 sec, dan 0,5 sec. pauze en opnieuw 0,5 sec. signaal. Zelf-check (open zones: deuren of kofferbak niet juist gesloten): Als de alarminstallatie ingeschakeld wordt, klinkt de sirene 1x kort en de knipperlichten knipperen 1x. Het systeem controleert alle contactpunten. Indien er een niet juist functioneert, knipperen de knipperlichten 4x en de sirene klinkt na 1 minuut 4x kort. Als er een andere punt niet juist functioneert, klinkt de sirene direct 5x en de knipperlichten knipperen 5x. Het systeem gaat verder checken, als de fouten verholpen zijn. Auto bypass: Het systeem omzeild (bypass) de foutieve zones (deuren of sensoren) en schakelt de alarminstallatie alsnog met de beschikbare middelen in.
24
Servicemodus Tijdelijke uitschakeling van de alarminstallatie als bv. het voertuig in een werkplaats/ garage staat of de installatie geprogrammeerd moet worden. Inschakelen van de servicemodus: a. Ontsteking inschakelen b. Toets 1x indrukken, vervolgens c. Toets 1 + 2 gelijktijdig indrukken tot de sirene 1x kort klinkt en de knipperlichten 1x knipperen, de LED blijft permanent branden. Het alarm is nu uit en de centrale deurvergrendeling is via handzender bedienbaar. Uitschakelen van de servicemodus: a. Ontsteking inschakelen b. Toets 1x drukken of 10x ontsteking aan/uit. De LED gaat uit, het alarm is actief.
Programmeerbare instellingen Indien optionele programmeringen uitgevoerd moeten worden, moet de servicemodus geactiveerd worden, daarna toets 1 + 2 indrukken, sirene klinkt, knipperlichten knipperen 3x. De LED knippert snel. Als binnen 10 sec. geen toets ingedrukt wordt zal de servicemodus automatisch beëindigd worden. Toets Aantal handelingen
Functie
1 1 2 2 3 3 4 4
Handmatig opnieuw inschakelen via handzender Alarminstallatie inschakelen Automatisch inschakelen zonder sluiten van de CV Automatisch inschakelen met sluiten van de CV Sluitimpuls voor de CV: 0,5 seconden Sluitimpuls voor de CV: 4 seconden Normale CV-openen-signaal Dubbele CV-openen-signaal
1x 2x 1x 2x 1x 2x 1x 2x
Bij stroomuitval wordt de systeemstatus in het geheugen bewaard. Het systeem bewaard de instellingstatus. Bij een plotselinge stroomonderbreking is de voorgaande toestand van het systeem geregistreerd. Bij een terugkerende stroomvoeding gaat het systeem in de toestand voor de stroomonderbreking. Als er een stroomonderbreking bij ingeschakeld alarm optreedt, wordt deze automatisch opnieuw ingeschakeld zodra weer spanning aanwezig is.
25
Aanduidingen van de sirene en knipperlichten na een alarm Na het afgaan van een alarm wordt deze in het geheugen bewaard en door een verandert knipperen via de LED aangeduid. Als er verschillende alarmen afgingen meldt dit het alarmgeheugen met een pauze van telkens 6 seconden. In de onderstaande tabel vindt u de sequenties van het alarmgeheugen: Sirene
Knipperlicht
Verklaring
klinkt 2x
-
aanleermodus, code-vernieuwingsmodus
klinkt 1x
knippert 1x
alarminstallatie ingeschakeld, overbruggingsmodus
klinkt 2x
knippert 2x
uitgeschakeld
klinkt 1x klinkt 2x
knippert 1x dan knippert 2x
alarm is tijdens afwezigheid afgegaan
klinkt 3x
knippert 3x
overbruggingsmodus beëindigd
klinkt 4x
knippert 4x
deur-/kofferbakcontact geactiveerd
klinkt 5x
knippert 5x
deur-/kofferbakcontact (andere contacten) open of niet goed gesloten
-
knippert 1x
stil inschakelen / alleen CV sluiten
-
knippert 2x
stil uitschakelen
knippert 1x, dan 2x
voordat stil uitgeschakeld werd is een alarm afgegaan
klinkt 3 s
knippert 3 s
car-finder / paniekalarm
klinkt 30 s
knippert 30 s
alarm is afgegaan
klinkt 90 s
knippert 90 s
alarm is afgegaan, deur-/kofferbakcontacten niet meer afgesloten
-
blijft knipperen
kofferbak via handzender geopend
26
LED-indicatie na een alarm Als na het uitschakelen van de alarminstallatie de sirene 3x klinkt en de knipperlichten 3x knipperen is tijdens u afwezigheid een alarm afgegaan. De LED wisselt na het uitschakelen in de aanduidingmodus. De onderstaande tabel geeft de knippercode weer volgens het alarmgeheugen: LED
Verklaring
uit
systeem is uitgeschakeld, er is geen alarm afgegaan
knippert langzaam
systeem is ingeschakeld
knippert snel
systeem bevind zich in de aanleer- of invoermodus
permanent aan
systeem bevind zich in de overbruggingsmodus
knippert 2x, pauze, knippert 2x
deur-/kofferbakcontact werd geopend zolang de alarminstallatie ingeschakeld was
knippert 3x, pauze, knippert 3x
alarm is afgegaan zolang de alarminstallatie ingeschakeld was (ontsteking aan, om de LED te resetten)
knippert 4x, pauze, knippert 4x
ontsteking ingeschakeld zolang de alarminstallatie ingeschakeld was (ontsteking aan, om de LED te resetten)
knippert 5x, pauze, knippert 5x
spanningsuitval zolang de alarminstallatie ingeschakeld was (ontsteking aan, om de LED te resetten)
Batterij van de handzender vervangen Na het vervangen van de batterij drukt u 2x op een willekeurige toets om de zender opnieuw aan te leren.
27
28
Inbouwhandleiding Spraakmodule voor F2 alarminstallatie Let op de voor uw land geldende voorschriften voor de ingebruikneming van de spraakmodule in een voertuig. Inbouw alleen door geschoold vakpersoneel
Omvang levering 1x spraakmodule
Technische gegevens Voedingsspanning Geluidssterkte sirene Geluidssterkte spraakweergave Ruststroom bij alarm uitgeschakeld Werktemperatuur Opslagtemperatuur Spraakgeheugen Opnametijd
: 12 Vcc (10V-16V) DC : ca. 115 dB +/- 6 dB : ca. 95 dB +/- 6 dB : < 10 mA : -20°C tot +60°C : -40°C tot +60°C :2 : 2x 18 seconden (max.)
Wettelijke bepalingen Let er op dat de ingebruikneming van de spraakmodule volgens de StVZO (in Duitsland) niet toegestaan is. Informeer u over de voor uw land geldende wettelijke bepalingen voor het gebruik van een spraakmodule in een voertuig.
Beschrijving van het apparaat Bij de voormelding van een alarm en bij een hoofdalarm geeft de spraakmodule telkens een van het twee max. 18 seconden lange spraakmelding weer (vanaf fabriek is er geen spraakmelding geprogrammeerd). U kunt de spraakmelding steeds veranderen en een willekeurige melding inspreken. Aan de zijkant van de spraakmodule bevindt zich een afdekking die verwijdert moet worden om de opnameknop te kunnen bedienen.
29
Opname: 1. 2. 3. 4.
5.
Verwijder de afdekking aan de zijkant van de spraakmodule. Schakel de ontsteking in. Voor het inspreken van de gesproken melding bij een vooralarm drukt u op de opnameknop en houdt u deze ingedrukt. Wacht 2 seconden en spreek dan de gewenste tekst (max. 18 seconden) in. Om de opname te beëindigen laat u de knop weer los. Voor het inspreken van de melding voor de afdekking hoofdalarm tipt u 1x kort op de opnametoets, voor opvervolgens houdt u deze ingedrukt. Wacht 2 nameknop seconden en spreek dan de gewenste tekst (max. 18 seconden) in. Om de opname te beëindigen laat u de knop weer los. Schakel de ontsteking uit. De gesproken melding is nu geprogrammeerd.
Elektrische aansluiting
30