Gemeente Beverwijk
Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest Toelichting, regels en analoge verbeelding
8 juli 2010
Kenmerk 0375-08-T06 Projectnummer 0375-08
Toelichting
Inhoudsopgave 1.
Inleiding 1.1. Aanleiding en doel 1.2. Ligging en begrenzing plangebied
1 1 1
2.
Analyse plangebied 2.1. Historische ontwikkeling 2.2. Functies 2.3. Verkeer
2 2 2 2
3.
Beleidskader 3.1. Rijksbeleid 3.2. Provinciaal beleid 3.3. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 3.4. Gemeentelijk beleid
4 4 5 8 9
4.
Het Opleidingscentrum
12
5.
Milieuaspecten 5.1. Algemeen 5.2. Geluid 5.3. Externe veiligheid 5.4. Bodem 5.5. Luchtkwaliteit 5.6. Flora en fauna 5.7. Water 5.8. Duurzaamheid 5.9. Cultuurhistorie en archeologie 5.10. Milieuzonering
14 14 14 15 17 18 20 22 24 24 26
6.
Juridische vormgeving 6.1. Algemeen 6.2. Bestemmingsplan 6.3. Regels
28 28 28 28
7.
Uitvoerbaarheid 7.1. Economische uitvoerbaarheid 7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.3. Overleg artikel 3.1.1 Bro 7.4. Handhaving
30 30 30 30 31
Afbeelding 1: Ligging in groter verband
1
1. 1.1.
Inleiding Aanleiding en doel In 2007 heeft de gemeenteraad van Beverwijk het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest vastgesteld. In dit bestemmingsplan was in de uiterste zuidwestelijke hoek Van de wijk Broekpolder een onderwijsvoorziening gedacht. Nu 2 jaar later zijn de plannen voor een onderwijsinstelling geconcretiseerd. In 1987 is de SSPB opgericht om aankomende vakkrachten in de bouw een goede opleiding te garanderen. Het werkgebied van de SSPB Praktijkopleiding Bouw valt in de regio IJmondKennemerland. Hieronder vallen Beverwijk, Wijk aan Zee, Heemskerk, Castricum, Uitgeest, Akersloot, IJmuiden, Velserbroek en Santpoort. De erkende bouwbedrijven in deze regio werken samen met de SSPB bij het opleiden van leerlingen/werknemers. InstallatieWerk Noord-Holland is voortgekomen uit een fusie tussen de opleidingsbedrijven ROI en ElektroWerk en is een samenwerkingsverband van installatiebedrijven. InstallatieWerk Noord-Holland verzorgt de instroom en opleiding van jeugdige werknemers voor ruim 570 bedrijven. SSPB IJmond zal in samenwerking met InstallatieWerk Noord-Holland een nieuw opleidingscentrum realiseren. Het opleidingscentrum zal een bebouwd oppervlak hebben van bijna 3.850 m2 (circa 3.500 m2 aan hoofdgebouw en circa 350 m2 aan bijgebouw) en onderdak bieden aan onder meer opleidingen voor machinale bankwerkers, metselaars, timmermannen en installateurs. Het belangrijkste doel van het voorliggende bestemmingsplan is het verkrijgen van een juridisch-planologisch kader voor het realiseren van het opleidingsinstituut en de bijbehorende parkeerfaciliteiten.
1.2.
Ligging en begrenzing plangebied Globaal gesproken ligt het plangebied ingesloten tussen de spoorlijn Haarlem-Alkmaar en rijksweg A22. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorlijn en het toekomstige woonwagenterrein. De noordelijke begrenzing wordt vervolgens gevormd door de nog te realiseren woonwijk. Tot slot vormt de groen- en waterstructuur, die Broekpolder afschermt van de A22, de oostelijke en zuidelijke begrenzing van het plangebied.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
2
2. 2.1.
Analyse plangebied Historische ontwikkeling De wijk Broekpolder, waarvan het nieuwe opleidingscentrum de zuidelijke afronding vormt, bestaat van oudsher uit twee delen, de Heemskerker Zuidbroekpolder noordelijk van de Kadijk en de Wijkerbroekpolder aan de zuidzijde hiervan. Deze laatste vormt het Beverwijkse deel van de polder. Oorspronkelijk wordt de polder begrensd door de Sint Aagtendijk, Zuidermaatweg en Hoflanderweg en heeft het een onregelmatige blokverkaveling, daterend uit de middeleeuwen. De bodem bestaat uit zeeklei op veen en de polder was tot voor kort in gebruik als weidegrond. Aan de oostzijde maakt de Sint Aagtendijk onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam. Door de aanleg van de spoorlijn Haarlem-Alkmaar is de Broekpolder aan het eind van de 19e eeuw in tweeën gedeeld. Het westelijk deel is op Beverwijks grondgebied geheel bebouwd. Gelijktijdig met het voltooien van de Velsertunnel werd aan de oostzijde van de spoorlijn de rijksweg A9 aangelegd. Na de bouw van de Wijkertunnel is de A9 in oostelijke richting verplaatst. Deze loopt nu parallel aan de Sint Aagtendijk. De verplaatsing van de A9 in oostelijke richting maakte de bouw mogelijk van de nieuwe woonwijk Broekpolder. De Broekpolder is in het midden van de negentiger jaren aangewezen als VINEX-locatie. De planontwikkeling heeft plaatsgevonden door de samenwerkende gemeenten Beverwijk en Heemskerk Het Beverwijkse deel van de nieuwe wijk bevat de deelplannen: De Lanen, een deel van De ladder en Waterwijk. De locatie van het opleidingscentrum vormt de zuidelijke begrenzing van De ladder.
2.2.
Functies Het noordelijk van de locatie van het onderwijscentrum gelegen gebied heeft grotendeels een woonfunctie. Daarnaast zijn groen- en watervoorzieningen, scholen, en een winkelcentrum in de wijk gesitueerd. In de driehoek tussen het spoor, de A22 en het woongebied, juist ten oosten en zuiden van de locatie, is een groot groengebied tot stand gekomen. Dit gebied heeft de functie van afschermend groen. Hierin worden langs de snelweg en het spoor geluidsschermen gerealiseerd. Naast de afschermende functie, is het gebied ingericht als parkachtige omgeving.
2.3.
Verkeer Het woongebied, en dus ook de locatie van het opleidingscentrum, wordt ontsloten via de woonstraten van De Ladder (Theo Uden Masmanlaan en Hans van Kilsdonklaan) op de ontsluitingsweg aan de oostzijde van deelplan De Ladder 4/5 van Broekpolder (het Verlengde van de Parallelweg). In noordelijke richting kan (via de Watermolen) vervolgens de rest van Broekpolder of de Laan der Nederlanden worden bereikt. In zuidelijke richting de Parallelweg, de Ringvaartweg, de A9, de A22 en de N246.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
3
De Laan der Nederlanden, de Parallelweg en de (Verlegde) Ringvaartweg maken onderdeel uit van de "Oostelijke Doorverbinding". De Oostelijke Doorverbinding is een verbinding aan de oostkant van Beverwijk waarmee een aantrekkelijke route voor het autoverkeer naar de rijksweg A9 is gerealiseerd. Delen van deze verbinding zijn reeds gerealiseerd, andere delen zijn in wording. Als gevolg van deze Oostelijke Doorverbinding krijgt het centrum van Beverwijk (met name de Alkmaarseweg, Breestraat en Viaductweg) aanzienlijk minder verkeer te verwerken en wordt de ontsluiting van de Broekpolder en de Beverwijkse Bazaar verbeterd. De Oostelijke Doorverbinding wordt gevormd door een combinatie van nieuwe infrastructuur en bestaande infrastructuur. De route loopt van de Westelijke Randweg (N197) via de Plesmanweg, Laan der Nederlanden (waar diverse kruispunten heringericht zijn en worden) de tunnel in het verlengde van de Laan der Nederlanden, de wegenstructuur in de Broekpolder (verlengde van Parallelweg) en een nieuwe Ringvaartweg aan de oostzijde van de parkeerterreinen van de Beverwijkse Bazaar. Parkeren Bij eventuele toekomstige bouwplannen worden de op dat moment geldende gemeentelijke parkeernormen gehanteerd. Ook voor het onderwijscentrum zal dit het geval zijn. De huidige parkeernormen zijn op 27 november 2006 door de raad vastgesteld1.
1
Raadsbesluit 2006/10326.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
4
3.
Beleidskader Op diverse bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken geformuleerd die relevant zijn voor het plangebied. In dit hoofdstuk volgt een korte samenvatting van de betreffende nota's.
3.1.
Rijksbeleid Nota ruimte Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld. De Nota Ruimte bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer ‘basiskwaliteit’: dat zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. De na te streven basiskwaliteit geldt uiteraard ook voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding zet de strategie door van integraal waterbeheer die is ingezet in de Derde Nota Waterhuishouding. De wateroverlast die in de negentiger jaren is ontstaan heeft echter tot het inzicht geleid dat maatregelen, die herhaling moeten voorkomen, meer inhouden dan het verhogen van dijken. De Vierde Nota Waterhuishouding pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Het beleid is gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van duurzame en veilige watersystemen. Nota mobiliteit Deze nota heeft samengevat de volgende beleidsdoelen: het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Deze nota bevat ook beleid met betrekking tot verkeer, vervoer en verkeersveiligheid voor de decentrale overheden en is daarom in dit kader van belang. Beverwijk heeft immers directe verbindingen met de A9 en de A22. Nota Belvedère In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
5
nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De gemeente Beverwijk behoort niet tot de aangewezen gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat er in de gemeente geen cultuurhistorische waarden zijn). De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valetta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988. Lenteakkoord, Energiebesparing In De Nieuwbouw Op 22 april 2008 is het convenant "Lente-akkoord , Energiebesparing In De Nieuwbouw", gesloten tussen de rijksoverheid en vertegenwoordigers van bouwend Nederland. Het "akkoord" kan worden samengevat in de volgende actiepunten: vanaf 2011 alle nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen 25% energiezuiniger; in 2015 alle nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen 50% energiezuiniger. het convenant beoogt bovendien te komen tot een betere norm voor de energieprestatie van nieuwbouw. Referentiepunt is de bouwregelgeving van januari 2007. Indien dit niet wordt gehaald, zal de aanscherping van de EPN, of een vervangende norm, in 2011 en 2015 conform het huidige rijksvoornemen vastgelegd in het programma Schoon & Zuinig, worden uitgevoerd.
3.2.
Provinciaal beleid Streekplan Noord-Holland Zuid, 17 februari 2003 Het vigerende Streekplan Noord-Holland Zuid, vastgesteld op 17 februari 2003 geeft voor de provincie het ruimtelijk beleid weer tot ca. 2020. In het streekplan is het plangebied aangeduid als stedelijk gebied en het ligt binnen de rode contour. Verstedelijking mag uitsluitend plaatsvinden binnen de aangegeven rode contouren. In het streekplan is voor de periode 2000-2020, voor het streekplangebied, een capaciteitstekort voor woningbouw aangeven. Deze is gedefinieerd als zoekopgave voor ruimtelijke capaciteit en bedraagt 54.000. Er wordt ingezet op het realiseren van 50% in bestaand stedelijk gebied door verdichting. Het voorgaande betekent dat het ruimtelijk beleid voor de bebouwde kom kan worden gekenmerkt door de trits Intensiveren, Combineren en Transformeren. Vrij vertaald betekent dit dat de nadruk zal komen te liggen op het zo veel mogelijk open houden van het landschap en het hergebruiken van binnenstedelijke terreinen. Binnen dit bestemmingsplan is het toevoegen van een opleidingscentrum aan het woongebied een goed voorbeeld van intensivering van het stedelijke gebied.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
6
Een belangrijke doelstelling in het streekplan is behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale waarden in Noord-Holland is weergegeven op de "Cultuurhistorische Waardenkaart". De inpassing van de in het gebied aanwezige waarden (Wijkerbroekse molen) zal voor het plangebied een uitgangspunt bij de ontwikkeling zijn. Afbeelding 2: Fragment streekplankaart Noord-Holland Zuid
Partiële herziening van het streekplan Noord-Holland Zuid (2007) Op 19 november en 17 december 2007 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de partiële herziening van het streekplan Noord-Holland Zuid en het Ontwikkelingsbeeld NoordHolland Noord vastgesteld. Met deze partiële herziening zijn de beide streekplannen in lijn gebracht met de Nota Ruimte van het Rijk en is ingespeeld op een aantal actuele ontwikkelingen. Deze herziening omvat 12 onderwerpen, onder andere: Begrenzing van vier nationale landschappen; Begrenzing van vier rijksbufferzones; Wijziging beschermings- en compensatieregime; Natuurbeschermingswetgebieden en PEHS; Strandzonering en Jaarrondstrandpaviljoens;
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
7
20 Ke-contour van Schiphol; Rode contouren (ligging en status); Traject 380 kV leiding Randstad; Woningbouw Legmeerpolders. De partiële herziening heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest. Provinciale ruimtelijke verordening Provinciale Staten hebben op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening 2009 vastgesteld. Deze verordening, die op 1 januari 2009 in werking is getreden, schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland. Het betreft onderwerpen waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Het plangebied valt binnen het in de verordening aangewezen stedelijke gebied en heeft geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan. Structuurvisie Noord-Holland 2040 In september 2009 heeft de provincie de "concept-ontwerp Structuurvise Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid" gepresenteerd. In de structuurvisie heeft de provincie de provinciale belangen uitgewerkt voor de thema's Klimaatbestendigheid, Ruimtelijke Kwaliteit en Duurzaam Ruimtegebruik. Ieder belang heeft een bijbehorende visiekaart. Ook wordt in de structuurvisie het uitvoeringsprogramma aangegeven met een overzicht van de rollen die de provincie Noord-Holland kan aannemen. Daarnaast is een overzicht opgenomen van de projecten en programma’s die voortvloeien uit de structuurvisie en de onderwerpen in de verordening, inclusief projectomschrijvingen van de 23 belangrijkste projecten en programma’s. Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de structuurvisie uit van de SERladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of er binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag er tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. En dan nog moeten de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen, want de nieuwe ontwikkelingen dienen de kwaliteit van natuur en landschap te respecteren en waar mogelijk te versterken. Het voorliggende plangebied valt binnen het BBG en is derhalve in lijn met het (toekomstige) ruimtelijke beleid van de provincie. Provinciale Milieubeleidsplan De provinciale milieudoelstellingen zijn nader uitgewerkt in het "Provinciale Milieubeleidsplan (2002-2006)". De provincie stelt zich onder andere ten doel duurzaam produceren en consume-
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
8
ren te bevorderen. Voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het PMP vormt samen met de streekplannen, het waterhuishoudingsplan en de Verkeers- en vervoersplannen het strategisch beleidskader van de provincie. Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen In oktober 2005 heeft de provincie Noord-Holland het “Toetsingskader groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen voor gemeente en provincie” gepubliceerd. Met dit toetsingskader geeft de provincie aan hoe de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico doorlopen kan worden. Tevens maakt dit kader duidelijk op welke wijze de provincie bij haar ingediende plannen zal toetsen aan het groepsrisico. Het toetsingskader kent een stappenplan om te bepalen in hoeverre het groepsrisico moet worden verantwoord. Waterplan 2006 -2010 Het waterplan is op 30 januari 2006 vastgesteld door Provinciale Staten. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders gaan waterschappen en gemeenten maatregelen treffen om ons te beschermen tegen wateroverlast en om de waterkwaliteit te verbeteren. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. Met het vaststellen van het waterplan vervallen de zoekgebieden voor waterberging uit het streekplan Noord-Holland Zuid. Het waterplan biedt geen starre blauwdruk voor waterberging, maar beschrijft aan welke eisen het watersysteem moet voldoen om pieken in neerslaghoeveelheden op te kunnen vangen. De provincie heeft de voorkeur voor kleinschalige oplossingen om aan deze normen te voldoen. Voor het noordelijk deel van Noord-Holland is dit uitgangspunt al vastgelegd in het nieuwe streekplan. Ook voor het zuiden ziet de provincie graag fijnmazige oplossingen zoals het verbreden van sloten. Door de sterke verstedelijking van dit gebied biedt dit echter niet voor de hele bergingsopgave een oplossing.
3.3.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Waterbeheersplan 4 Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft 14 oktober 2009 het "Waterbeheersplan 2010-2015 Van veilige dijken tot schoon water." (WBP4) vastgesteld. Hierin is het beleid vastgelegd voor het beheer van het water waarvoor het hoogheemraadschap verantwoordelijk is. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Bij elkaar gaat het om een oppervlak van ongeveer 12.000 hectare water in Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal. De agenda van het Hoogheemraadschap wordt de komende tijd sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft direct invloed op de kerntaken. Er moet geanticipeerd worden op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico. Het hoogheemraadschap wil met de klimaatverandering toekomstbewust omgaan.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
9
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig: Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. De komende jaren versterkt het hoogheemraadschap veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer en kades langs vaarten en kanalen. Ook realiseert het hoogheemraadschap extra ruimte voor water, past gemalen aan en verbreedt en automatiseert veel stuwen. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied van het hoogheemraadschap, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. Bovendien bereidt het hoogheemraadschap zich voor op periodes van watertekort. Een andere grote uitdaging is het uitvoeren van de maatregelen die de waterkwaliteit moeten verbeteren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. Deze maatregelen volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.
3.4.
Gemeentelijk beleid Beleid samenwerkingsverband IJmond Veelzijdig Beverwijk is onderdeel van de samenwerkingsregio IJmond Veelzijdig waartoe ook de gemeenten Heemskerk, Uitgeest, Velsen en Castricum en de Kamer van Koophandel, de Fed IJmond en Corus NV behoren. Deze partners zetten zich gezamenlijk in op het versterken van de regionale economie door het uitvoeren van bovenlokale, economische projecten. Dit doen zij op basis van een samenwerkingsprogramma voor vijf economische items: Ruimte voor bedrijven; Bereikbaarheid; Innovatie & Ondernemerschap; Scholing & Arbeidsmarkt; Toerisme & Recreatie. Structuurvisie Beverwijk Op het moment van schrijven van deze toelichting heeft de gemeente Beverwijk een structuurvisie voor haar grondgebeid in voorbereiding. Naar verwachting zal deze visie in 2010 worden vastgesteld. Tot die tijd wordt gewerkt met het programma Beverwijk Vitale Stad, waarin op projectbasis ruimtelijke ingrepen worden gedaan.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
10
Vigerend bestemmingsplan In het plangebied vigeert het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest (zie onderstaande afbeelding). In dit bestemmingsplan is aangegeven dat binnen de bouwgrens van de bestemming Woondoeleinden en ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" een onderwijsvoorziening met een oppervlakte van 3.000 m2 mag worden gerealiseerd. In de onmiddellijke nabijheid is de primaire dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied van toepassing, die de bescherming van de Wijkerbroekse molen beoogt. Afbeelding 3: Vigerend bestemmingsplan Broekpolder zuidwest.
Geconcludeerd kan worden dat het in dit plan mogelijk gemaakte onderwijscentrum zowel de maximale oppervlakte als de bouwgrens uit het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest overschrijdt. Stedelijk Verkeer- en Vervoersplan Het Stedelijk Verkeer- en Vervoersplan uit 1999 (SVVP) beschrijft de toekomstige verkeerssituatie in de gemeente Beverwijk. Voor dit plangebied is met name de Oostelijke Doorverbinding van belang. Deze verbinding is onderdeel van de ring van Beverwijk en vormt een directe schakel tussen de oostelijke delen van Beverwijk en Heemskerk met de snelwegen A9 en A22. Het SVVP wordt momenteel herzien in de vorm van een Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP). De voor dit plangebied relevante punten zijn in de conceptversie van het GVVP ten opzichte van het SVVP ongewijzigd. Groenstructuurplan Het gemeentelijk groenstructuurplan houdt een gebiedsindeling aan waarin zes stadsdelen worden onderscheiden. Het plangebied valt in ‘Stadsdeel 2 Vinex locatie Broekpolder’. Er wordt naar gestreefd in de directe omgeving van het plangebied recreatieve verbindingen te realiseren naar het strategisch groengebied IJmond-Zaanstad en de voormalige belten.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
11
Beleidsnota Cultuurhistorie Beverwijk, 2007 In deze nota, die op 29 mei 2009 is vastgesteld, wordt het archeologiebeleid van de gemeente Beverwijk uiteengezet. Het doel van het archeologiebeleid is op een effectieve, controleerbare en klantvriendelijk wijze met het archeologisch erfgoed om te gaan. Gebiedsgerichte differentiatie is hierbij uitgangspunt. De inpassing van de in het gebied aanwezige waarden (Wijkerbroekse molen) zal voor het plangebied dan ook een uitgangspunt bij de ontwikkeling zijn. Duurzaam bouwen De gemeenteraad van Beverwijk heeft recentelijk het Milieubeleidsplan 2008-2012 vastgesteld. Ten aanzien van duurzaam bouwen zijn doelstellingen opgenomen die in het Beleidskader Kwaliteit en Duurzaam Bouwen nader zijn uitgewerkt. In dit beleidskader is de ambitie voor duurzaam bouwen uitgedrukt in rapportcijfers gebaseerd op het software programma GPRgebouw. Het instrument GPR-gebouw is in feite een eenvoudig programma dat middels invullijsten de duurzaamheid van het te bouwen gebouw in rapportcijfers uitdrukt. Het toont rapportcijfers voor materiaalgebruik, energiegebruik, water, afval en gezondheid, voor woningen is ook het thema woonkwaliteit van toepassing. De rapportcijfers lopen van 1 tot 10. Het toepassen van alleen het bouwbesluit leidt tot een 6. De gemeente Beverwijk heeft de ambitie om bij nieuwbouwprojecten van woningen, scholen, kantoren en daarmee vergelijkbare gebouwen een GPR-gebouw rapportcijfer van minimaal een 7 te halen op het thema energie en gemiddeld een 7 op de overige thema's: materialen, afval, water en gezondheid (voor woningen is ook het thema woonkwaliteit van toepassing). Bij grotere nieuwbouwprojecten is het wenselijk dat de partijen die betrokken zijn bij het bouwproces een prestatieverklaring opstellen en ondertekenen om de partijen te motiveren de doelstellingen te bereiken.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
12
4.
Het Opleidingscentrum Het bouwplan De totale footprint van het hoofdgebouw beslaat ruim 3.300 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Het gebouw bestaat in hoofdzaak uit 2 bouwlagen. Uitzondering hierop vormt het uiterst oostelijk gesitueerde deel van het gebouw dat uit 3 lagen bestaat. In dit deel van het gebouw bevinden zich de theorielokalen, spreek- en vergaderkamers, administratieve ruimten, sanitaire groepen, archief en magazijn van SSPB IJmond-Kennemerland. Aansluitend aan het hogere deel van het gebouw, bevindt zich in de "oksel" van het gebouw de openbare ruimten van het gebouw, zoals de entree met receptie en kantine. Op de entresol bevindt zich boven de kantine een bar die gebruikt kan worden wanneer de theorielokalen worden gebruikt voor cursussen. Vanuit de kantine en vanaf de entresol is ruim zicht op de ten zuiden van de school gesitueerde parkzone. Aan de andere zijde van het gebouw -in het uiterst westelijke deel- zijn de ruimten van Installatiewerk NH gesitueerd. Ook hier bevinden zich theorielokalen, een kantine, een toiletgroep, administratieve ruimten, een vergaderruimte, alsmede een werkplaats en overige ruimten. Doordat het gedeelte van Installatiewerk NH een eigen entree heeft kan het geheel zelfstandig functioneren. Tussen de ruimten van Installatiewerk NH en de entree van SSPB IJmond-Kennemerland bevinden zich de werkplaatsen van SSPB. Deze ruimten hebben een hoogte die voldoende lucht en licht garandeert. Aan de westzijde zijn over twee verdiepingen instructielokalen en opslag in het programma opgenomen. Ook zijn er kleedkamers en sanitaire ruimten. Door de langgerekte vorm van het gebouw zal een goede afscherming van het geluid afkomstig van de A22 worden bewerkstelligd. Het gebouw draagt op deze wijze bij aan een goed woonen leefklimaat in het zuidelijk deel van De Ladder. Afbeelding 4: Gevels.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
13
Afbeelding 5: Impressie van het gebouw en de omgeving.
Parkeren De realisatie van het bouwplan brengt een parkeerbehoefte met zich mee. Voor een goede bereikbaarheid, inrichting en bruikbaarheid van het terrein is het van belang dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In de nu vigerende parkeernormen is een parkeernorm opgenomen voor MBO (ROC)onderwijsvoorzieningen van 6,0 parkeerplaatsen per leslokaal. Hierin is rekening gehouden met 30 zitplaatsen per lokaal. Binnen het gebouw worden 8 equivalente leslokalen gerealiseerd. Voor de ontwikkeling dient dan ook rekening te worden gehouden met een maximale totale parkeerbehoefte van 48 parkeerplaatsen. Aan de voorzijde van het gebouw wordt een parkeerplein gerealiseerd met in totaal 41 parkeerplaatsen. Naast de werkplaats van Installatiewerk NH worden nog eens 8 parkeerplaatsen gerealiseerd. Geconcludeerd kan worden dat het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de norm. Naast de parkeerplaatsen voor auto's worden er ook parkeerfaciliteiten voor fietsen en brommers gerealiseerd (circa 115 plaatsen). Dit leidt tot een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van circa 350 m2. De doelgroep van het opleidingscentrum bevindt zich immers in de leeftijdsklasse die veel gebruik maakt van deze transportvorm.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
14
5. 5.1.
Milieuaspecten Algemeen In dit hoofdstuk worden de milieu-aspecten in relatie tot het plangebied van het bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest beschreven. Daarbij is gebruik gemaakt van een integraal advies2 van de milieudienst IJmond.
5.2.
Geluid In 2007 is akoestisch onderzoek3 uitgevoerd met betrekking tot het gehele bestemmingsplan Broekpolder zuidwest. Rekening houdend met de gewijzigde uitgangspunten is voor het opleidingscentrum een actualisatie van dat onderzoek opgesteld4. Ten tijde van de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan zijn ook hogere waarden vastgesteld. Omdat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld zal ook een hernieuwd besluit hogere waarden worden genomen. Railverkeerslawaai Volgens het geactualiseerde geluidsonderzoek is de geluidsbelasting op de kopgevel van het schoolgebouw 1 dB hoger dan de vastgestelde hogere waarde van 63 dB. In het geactualiseerde onderzoek is voor de berekening van de geluidsbelasting gebruikt gemaakt van een prognose voor het jaar 2005, conform eerdere onderzoeken. Dit prognosejaar ligt in het verleden. De geluidsbelasting berekend met het huidige wettelijke instrument (akoestisch spoorboekje, ASWIN 2009) is ter plaatse van de kopgevel, in de dagperiode, meer dan 2 dB lager. Volgens de huidige prognose voor de treinintensiteit op het betreffende baanvak wordt ruimschoots aan de vastgestelde hogere waarde van 63 dB voldaan. Voor railverkeerslawaai hoeft dus niet opnieuw een hogere waarde te worden vastgesteld. Bij de geluidsgevoelige vertrekken aan de noordwest- en de noordgevel is, voor de bouwvergunning, vanwege de al vastgestelde hogere waarden, onderzoek naar de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie nodig. Wegverkeerslawaai De school ligt in de geluidzones van de Verlengde parallelweg en de A9/A22. In het geactualiseerde geluidsonderzoek is voor de berekening van de geluidsbelastingen uitgegaan van verkeersprognoses voor het jaar 2019.
2 3 4
Milieudienst IJmond, 30 oktober 2009. M+P raadgevend ingenieurs,rapport MIJM.07.01.1, 4 juni 2007. Onderzoek geluidsbelasting, Nieuwbouw opleidingsbedrijf SSPB te Beverwijk, 24 september 2009, M+P raadgevende ingenieurs. Rapportnummer M+P.STOL.09.01.1.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
15
Verlengde parallelweg: Volgens het geactualiseerde geluidsonderzoek wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Er hoeft geen hogere waarde vanwege het wegverkeer over de Verlengde Parallelweg te worden aangevraagd. Rijksweg A9/A22: De geactualiseerde geluidsbelasting op de zuid- en zuidoostgevel van het plan bedraagt 53 dB. De vastgestelde hogere waarde bedraagt 52 dB. Omdat de geactualiseerde geluidsbelasting 1 dB hoger is dan de vastgestelde geluidsbelasting, moet een hogere waardenprocedure worden gevoerd vanwege het buitenstedelijke wegverkeerlawaai van de Rijksweg A9/A22. Bij de geluidsgevoelige vertrekken aan de zuidoost- en de zuidgevel is voor de bouwvergunning onderzoek naar de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie noodzakelijk.
5.3.
Externe veiligheid Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het BEVI heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Bij de normstelling van het groepsrisico wordt rekening gehouden met de beleving van een ongeval, dat wil zeggen met de maatschappelijke ontwrichting die dat tot gevolg kan hebben. Om die reden is de oriënterende waarde (dit is de waarde die in principe niet mag worden overschreden) voor het groepsrisico niet evenredig met de kans op het aantal slachtoffers. Hoe groter de groep slachtoffers (N), hoe kleiner de kans (F) op N mag zijn. Een ongeval met gevaarlijke stoffen waarbij 10 slachtoffers vallen mag maximaal 1 maal in de 100.000 jaar voorkomen.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
16
Echter, een ongeval waarbij 100 slachtoffers voorkomen mag slechts 1 maal in de 10.000.000 jaar voorkomen. Dit toegestane risico is dus 100 keer zo laag, terwijl het aantal slachtoffers 10 keer zo laag is. De oriënterende waarde voor het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek, de zogenaamde FN-curve. In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriëntatiewaarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico. Naast de aanwezigheid van stationaire bronnen kan transport van gevaarlijke stoffen een rol van belang vormen bij externe veiligheid. De vigerende regels hiervoor vinden we in de circulaire RNVGS. Situatie Een opleidingsinstituut valt onder de definitie van een kwetsbaar object als genoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Het plangebied ligt in de toetsingszone van 200 meter van de spoorlijn Beverwijk – Uitgeest, de Spoorsingel (gemeentelijke routering, 2004) en de rijksweg A22. Verder ligt het beoogde plan in het invloedsgebied van het spoorwegemplacement Beverwijk en DSM Agro (gevestigd op het Corus-terrein). DSM Agro De planlocatie valt buiten de 10-6/jaar contour van DSM Agro en voldoet daarmee aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico als genoemd in het BEVI. De fN-curve in de vigerende veiligheidsrapportage van DSM Agro (februari 2002) laat zien dat het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriënterende waarde ligt. Geconcludeerd wordt dat de onderwijsvoorziening in de huidige situatie reeds voldoet aan de normering van het BEVI. In de toekomst, wanneer de ammoniaktransporten tussen IJmuiden en Geleen worden beëindigd, zal de situatie nog verder verbeteren. Rijksweg A22 (vervoer van LPG over de weg) In de CPR-18 (paarse boek) is aangegeven dat een snelweg geen 10-6 PR-contour heeft als het aantal transportbewegingen minder is dan 6.500 per jaar (LPG) en/of minder is dan 27.000 (alle gevaarlijke stoffen). Het beoogde plan voldoet daarmee aan het in acht nemen van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (art. 8 BEVI). Naar verwachting zal de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden. Met behulp van het softwarepakket Urbis-EV zal ter controle het groepsrisico voor en na realisatie van genoemd plan worden bepaald.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
17
Spoorlijn Beverwijk – Uitgeest (vervoer van ammoniak over het spoor) De treinen met gevaarlijke stoffen komen uit de richting Haarlem, door de Velsertunnel. Vervolgens wordt er kop gemaakt en gaan de spoorketelwagons met ammoniak door naar Corus. Het rangeren vindt plaats tussen 00.00-02.00 uur. Op dit tijdstip van de dag zijn er geen mensen aanwezig in het opleidingscentrum. Er komen sinds 2005 zo goed als geen treinen met ammoniak als lading meer over het spoorwegtracé Uitgeest-Beverwijk. Emplacement Beverwijk (rangeerhandelingen met ammoniak) Uit de rapportage Externe Veiligheid Emplacement Beverwijk5 blijkt dat: Het emplacement geen 10-6 PR-contour heeft; het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde blijft. Aangenomen wordt dat er met ingang van 1 januari 2010 geen ammoniak meer over het spoor naar Beverwijk zal worden vervoerd6. In de aanvraag, onderdeel van de wet milieubeheervergunning zoals die in juni 2009 door de Milieudienst IJmond voor het emplacement Beverwijk is afgegeven, zijn geen rangeerhandelingen met andere gevaarlijke stoffen dan ammoniak (B2) opgenomen. Spoorsingel (gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, 2003) Over de Spoorsingel gaan via de Laan der Nederlanden LPG-tankwagens naar Heemskerk (bestemmingsverkeer). Aan (het einde van) de route liggen in Heemskerk twee tankstations, waarvan het tankstation op de locatie Rijksstraatweg 170c de verkoop van LPG onlangs heeft gestaakt. Er loopt momenteel een procedure om de Wet milieubeheervergunning op dit punt te wijzigen. Aangenomen mag worden dat het aantal transportenbewegingen per jaar ver beneden de drempelwaarde van 8.000 /jaar ligt, zoals die genoemd wordt in de ‘Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen’. De Spoorsingel heeft derhalve geen 10-6 PR-contour. Bij een inwonerdichtheid van ten hoogste 100 personen/hectare (tweezijdige bebouwing) en 100 LPG-tankwagens/jaar wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Deze inwonerdichtheid wordt niet overschreden. Ook niet in het, inmiddels grotendeels aangelegde nieuwbouwplan Broekpolder (zuidwest).
5.4.
Bodem In 2007 is er voor het plangebied een bodemkwaliteitskaart beschikbaar gekomen. Hierdoor kan in veel gevallen worden volstaan met alleen historisch onderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Ook mag grond met een gelijke kwaliteit vrij worden hergebruikt binnen het gebied van de kaart.
5 6
Arcadis, Externe Veiligheid Emplacement Beverwijk, december 2007. Zie het integrale advies van de milieudienst IJmond, 30 oktober 2009.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
18
De bodemkwaliteit van het gehele plangebied Broekpolder is vastgesteld in de volgende bodemonderzoeksrapporten en documenten: Verkennend onderzoek op diverse deellocaties van de VINEX-locatie Broekpolder te Heemskerk en Beverwijk, (rapport De Straat d.d. 21 mei 2001, projectnummer B01A0898). Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan van het plangebied Broekpolder te Heemskerk en Beverwijk (rapport De Straat d.d. 8 augustus 2001, projectnummer B01A0053). De algemene kwaliteit ter plaatse van het gehele plangebied Broekpolder kan als schoon worden aangemerkt. De betreffende locatie kan als onverdacht worden beschouwd. De bodem is geschikt voor het toekomstig gebruik. Eventueel vrijkomende grond kan worden hergebruikt binnen het plangebied Broekpolder.
5.5.
Luchtkwaliteit De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat naar verwachting in 2009 in werking treedt. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in belangrijke mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tot aan de inwerkingtreding van het NSL gold voor die categorieën een grens van 1% van de betreffende grenswaarde, na de inwerkingtreding van het NSL geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Het NSL is met ingang van 1 augustus 2009 in werking getreden. Voor wat betreft de bescherming van kwetsbare groepen is het Besluit gevoelige bestemmingen van belang. Hierin is opgenomen dat binnen een zone van 300 meter van een snelweg of binnen een zone van 50 meter van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen (scholen voor onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen) mogen worden gesitueerd als sprake is van een (dreigende) overschrijding. Situaties waar de luchtkwaliteitnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
19
genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL). Het NSL heeft bovendien tot doel om derogatie (uitstel) van de stikstofdioxide en fijn stof normen te verkrijgen bij de Europese commissie. Samenvattend vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL. Luchtkwaliteitsnormen De luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen: Zwavel (SO2): 125 μg/m3; Stikstofdioxide: 40 μg/m3; Fijn stof (PM 10): 40 μg/m3; Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 6 mg/m3; Benzeen: 10 μg/m3; Lood: 0,5 μg/m3. In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang. Beoordeling bouwplan Er is bij het plan (een opleidingscentrum ruim 3.300 m2 bruto vloeroppervlak) geen sprake van industriële emissies. Van belang is of het project valt onder de criteria zoals die zijn geformuleerd in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen. In principe is een school te beschouwen als een kantoorfunctie en zou daarmee onder de criteria vallen zoals genoemd in paragraaf 2. Het betreft in feite een kleinschalige ontwikkeling (school met 8 leslokalen waarbij de doelgroep niet met de auto maar met de fiets naar school komt). De school is op echter op relatief korte afstand van rijksweg 22 gesitueerd. Dit betekent dat het hierboven genoemde Besluit gevoelige bestemmingen van toepassing is. Er mag dus geen sprake zijn van overschrijding van de normen of van een dreigende overschrijding van de normen. Luchtkwaliteit plangebied In verband met een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteitssituatie in het plangebied in grote lijnen beoordeeld. De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is voor het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest een WRO-procedure gevoerd. Voor dit bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek opgesteld (Bestemmingsplan Broekpolder zuidwest te Beverwijk van 14 februari 2007 met aanvulling van 20 september 2007). Uit dit onderzoek blijkt dat op drukke verkeerswegen in het zuidelijk gedeelte van de Broekpolder (namelijk de C. Stuartlaan en de Verbindingsweg) kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Uit de actuele versie van het model waarmee de concentraties van vervuilende stoffen worden
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
20
berekend (Car 2, versie 8.1) blijkt dat de in dit model opgenomen achtergrondconcentraties van fijn stof en stikstofdioxide lager zijn de achtergrondconcentraties van deze stoffen uit het luchtkwaliteitsonderzoek van 2007 (onderstaand zijn de achtergrondconcentraties zoals vermeld in het onderzoek van 2007 tussen haakjes vermeld). Volgens Car 2, versie 8.1 bedraagt de achtergrondconcentratie van fijn stof in het plangebied 23 microgram voor het jaar 2009, 23 microgram (26) voor 2010 en 22 microgram (25) voor 2015 (exclusief zeezoutcorrectie). De achtergrondconcentratie stikstofdioxide bedraagt in 2010, 19 microgram (22). Uit een rapportage van rijkswaterstaat over 2008 blijkt dat langs de wegrand van de A22 en A9 al kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De emissies van het verkeer als gevolg van technische maatregelen (katalysator, roetfilter) dalen langzaam en bovendien is volgens Car 2 versie 8.1 sprake van lagere achtergrondconcentraties van stikstofdioxide en fijn stof dan in 2007. Omdat geen wijzigingen in de verkeersintensiteiten optreden betekent dit dat in het plangebeid ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Conclusie In deze notitie zijn opmerkingen over de luchtkwaliteitsaspecten van het bestemmingsplan Opleidingscentrum te Beverwijk opgenomen. Uit berekeningen blijkt bovendien dat in en nabij het plangebied in 2009, 2010 en 2015 ruimschoots wordt voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit (en het Besluit gevoelige bestemmingen) geen knelpunt vormt voor de realisatie van dit plan.
5.6.
Flora en fauna Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
21
Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB) Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht. Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AmvB; vogels) Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3). Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB) Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer er: geen andere bevredigende oplossing bestaat; sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Onderzoek Ten tijde van de voorbereiding van het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest heeft in de zomer van 2004 een inventarisatie plaatsgevonden. Op basis van deze inventarisatie is een natuureffectrapportage7 opgesteld. Binnen Broekpolder zijn enkele beschermde planten en dieren aangetroffen. Het realiseren van de nieuwe woonwijk zal in geringe mate ten koste gaan van het leefgebied van de flora- en faunasoorten. De verstoring van de aanwezige soorten is niet te voorkomen, maar zal door effectieve mitigerende maatregelen zoveel mogelijk geminimaliseerd worden. Hierdoor is het voor (beschermde) soorten mogelijk zich te handhaven en/of terug te keren. Door natuurvriendelijke oevers en natuurlijk beheer, zal de eindsituatie zelfs een betere habitat kunnen bieden dan de toenmalige situatie.
7
Natuureffectrapportage Broekpolder, Procensus, projectnummer 10.441. Den Helder, september 2004.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
22
Door de zorgplicht goed te vervullen is het mogelijk de schade tot een minimum te beperken. Dit kan worden bereikt door de terreinwerkzaamheden niet in de broedperiode van broedvogels en de paaiperiode van vissen te verrichten. In het onderzoek was aangegeven dat ontheffing zou moeten worden aangevraagd voor plantensoort de 'kaardenbol'. De daaropvolgende wetswijziging heeft er echter toe geleid dat voor algemeen voorkomende soorten geen ontheffing meer behoefde te worden aangevraagd. Dit heeft betrekking op alle in het onderzoeksrapport genoemde soorten, behalve vogels. Het gevolg is dat voor dit project geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd. Er dient in het kader van de zorgplicht echter wel rekening gehouden te worden met in het gebied broedende vogels. Alle Nederlandse vogels zijn beschermd en verstoring tijdens het broedseizoen is niet zonder meer toegestaan. Dit mag alleen volgens een door het Ministerie van Landbouw goedgekeurde gedragscode of bij het ontbreken hiervan, het uitvoeren van werkzaamheden buiten het broedseizoen. Dit betekent dat ingrepen aan bomen, struiken en rietkragen in de periode van 15 maart tot 15 juli niet uitgevoerd worden.
5.7.
Water Watertoets In het kader van de voorbereiding van bestemmingsplannen dient de watertoets te worden doorlopen. De watertoets is een procesinstrument dat wettelijk is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en het Nationaal Bestuursakkoord Waterketen. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Hiervoor is in een zo vroeg mogelijk stadium overleg nodig met relevante partijen. Het doel van de watertoets is dat wateraspecten vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. Het gaat hierbij om de thema's: veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, afvalwaterketen en onderhoud. De watertoets moet worden toegepast bij ruimtelijke uitvoeringsinstrumenten die onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening vallen, zoals bestemmingsplannen, ontheffingen en projectbesluiten. Het instrument watertoets regelt vooroverleg, het opstellen van een waterparagraaf voor de watertoets-plichtige plannen en een moment waarop formeel advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder. De watertoets wordt afgesloten met een formele adviesaanvraag van de gemeente aan het hoogheemraadschap. De formele adviesaanvraag behandelt het plan, het proces en de gezamenlijke afspraken die zijn gemaakt over de wateraspecten. Bestaande en toekomstige situatie De Broekpolder is een polderwijk. Daardoor wijkt de wijk af van de overige woongebieden van Beverwijk. Dat zijn immers gebieden die zijn gebouwd op (of aansluitend op) strandwallen, terwijl de Broekpolder in het kleigebied ligt. 'Broek' duidt bovendien al op een nat en laag gebied. Deze voor de gemeente unieke positie van de Broekpolder daagt uit om er iets bijzonders van te maken. De Broekpolder is daarom vormgegeven als een duurzaam 'nat' woonmilieu.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
23
Waterhuishouding Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het plangebied valt onder de werking van de Keur. In deze speciale verordening van het Hoogheemraadschap zijn de regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken opgenomen. Het oppervlaktewater van de wijk Broekpolder vormt samen met het water van park Assumburg/Oud-Haerlem (gemeente Heemskerk) een gesloten, hoogwaardig en ingenieus watersysteem, waarbij het park vooral dient als waterbergingslocatie. Bij regenval wordt het water in het park Assumburg/Oud-Haerlem gebufferd. Nadat het water het helofytenfilter is gepasseerd, kan het water in droge tijden worden ingelaten in de Broekpolder, zodat daar het peil gehandhaafd kan blijven. Hierdoor komt er geen gebiedsvreemd water in het totale systeem, blijft de goede waterkwaliteit gewaarborgd en is er een buffer voor droge tijden. Het water wordt door een opvoergemaal vanuit de Broekpolder naar het park gepompt. Riolering In de gehele Broekpolder, dus ook ter plaatse van het opleidingscentrum, wordt het afvalwater en hemelwater van dakoppervlakken afgevoerd met behulp van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Uitgangspunt voor Broekpolder is het afkoppelen van regenwater. Daar waar het afkoppelen van regenwater op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden, zal dit enerzijds gebeuren door lokale buffering (gebruik voor toiletspoeling en sproeien). In andere gevallen wordt het hemelwater van dakoppervlakken van woningen en gebouwen grenzend aan oppervlaktewater direct geloosd op het oppervlaktewater. Door het afkoppelen van de hemelwaterafvoer vinden zo min mogelijk overstortingen plaats. Regenwater van overige verharde oppervlakten wordt afgevoerd richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Aangezien het opleidingsinstituut grenst aan een waterpartij zal het regenwater dat van het dakvlak afstroomt, direct op deze waterpartij worden geloosd. Inrichting en beheer Bij de inrichting van het watersysteem (watergangen e.d.) van Broekpolder is aandacht besteed aan ecologische verbindingen, bij de ligging en het ontwerp van oevers en kunstwerken. Op deze manier is de aansluiting gezocht met het natuurgebied langs de Vuurlinie en gebied Assumburg-Oud-Haerlem. Het beheer van water en groen, maar ook riolering en verhardingen zijn daarbij integraal beschouwd. Overleg met het Hoogheemraadschap Tijdens het vaststellen van de waterhuishouding voor Broekpolder is (ambtelijk) overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De door het Hoogheemraadschap ingebrachte randvoorwaarden zijn in het bestemmingsplan Broekpolder zuidwest geïntegreerd en behoeven in het kader van het voorliggende bestemmingsplan niet te worden aangepast.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
24
5.8.
Duurzaamheid Gemeente Beverwijk en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van de beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. De gemeente Beverwijk streeft naar een ontwikkeling die in eerste instantie voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder daarmee de toekomstige generaties de mogelijkheid te onthouden om ook in hun behoefte te voorzien. Een belangrijke doelstelling van de gemeente met betrekking tot duurzaam bouwen is de terugdringing van het energieverbruik. Lente akkoord Energiebesparing in Nieuwbouw Vele marktpartijen uit de bouwsector hebben zich recentelijk aangesloten bij de doelstelling van het Rijk om gebouwen te realiseren die in de gebruiksfase aanzienlijk minder energie nodig hebben. Op 22 april 2008 is het Lente-akkoord ondertekend door de koepels van projectontwikkelaars en bouwbedrijven (NEPROM, NVB, Bouwend Nederland) en ministerie van VROM. De essentie van het akkoord is dat in 2011 alle nieuwbouw, woningen en utiliteit, 25% energiezuiniger in gebruik is ten opzichte van de bouwregelgeving in 2007. In 2015 zal alle nieuwbouw 50% energiezuiniger zijn. Nu deze vrijwillige aanscherping in bouwkwaliteit is vastgesteld, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen energieneutraal zijn. GPR Gebouw 4.0 Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Beverwijk het gebruik van GPR Gebouw 4.0. GPR Gebouw 4.0 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPRlijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw 4.0 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Op 24 juni 2009 is de licentie voor GPR Gebouw 4.0 verleend aan Stol Architecten. De GPRberekening dient bij de aanvraag om bouwvergunning te worden aangeleverd. Op basis van de resultaten van GPR gebouw 4.0 kunnen maatregelen worden getroffen om duurzame bedrijven te realiseren. Omdat het een opleidingscentrum voor de installatietechniek betreft heeft de Milieudienst IJmond geadviseerd nader onderzoek te doen naar de toepassing van warmte-koude opslag.
5.9.
Cultuurhistorie en archeologie In opdracht van de gemeenten Beverwijk en Heemskerk is in 1993 door de stichting RAAP te Amsterdam in de circa 150 hectare grote Broekpolder - een gebied waarvoor een intergemeen-
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
25
telijke structuurvisie werd voorbereid - een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI) uitgevoerd. In 1994 werd deze AAI gevolgd door een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO), dat werd uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Uit de onderzoeken en de geologische opbouw kan worden afgeleid dat de ondergrond van het gehele Broekpoldergebied in feite het landschap uit de Late IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen herbergt. Dit landschap is, als gevolg van afdekking met een in de Middeleeuwen afgezette kleilaag, zeer goed bewaard gebleven. In dit fossiele landschap liggen overblijfselen opgeslagen van samenhangende complexen, van woonplaatsen verbonden door perceleringssystemen. Het best geconserveerde deel van deze complexen, bestaande uit bewoningssporen uit de Midden-IJzertijd, de Late IJzertijd/Romeinse Tijd en de Midden Romeinse Tijd, met een omvang van circa 20 hectare is als representatief 'sample' voorgedragen voor bescherming ingevolge de Monumentenwet. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft het gebied bij besluit van 22 september 1997 aangewezen als beschermd archeologisch monument in de zin van de Monumentenwet. Dit monument valt buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft een onderzoek8 verricht naar de archeologische waarde van de Wijkerbroekse molen. De Wijkerbroekse molen was een windpoldermolen gelegen bij het Gat van den Dijk aan de Sint Aagtendijk. De voormalige molen blijkt te liggen ter plaatse van de geplande parkeerplaats. In principe zijn de resten behoudenswaardig. Het steunpunt heeft vervolgens een programma van eisen samengesteld9 voor een opgravend onderzoek. De gedachte hierachter was dat de definitieve inrichting van het gebied op dat moment nog niet bekend was, zodat de planrealisatie een bedreiging vormde voor de behoudenswaardige archeologische waarden. Primair is het beleid erop gericht om archeologische waarden in de bodem te behouden (in situ). De eerste optie tot behoud is het zichtbaar maken van de molenplaats als markant punt in de nieuwe wijk. De daadwerkelijke archeologische waarden dienen daarbij wel beschermd te worden door een extra laag opgebrachte grond. Gelet op de parkeerplaats die in het bouwplan op de locatie van de voormalige molen is voorzien (en in dit bestemmingsplan planologisch-juridisch is verankerd) is dit een reële optie. Het behoud van de archeologische (dan wel de eventuele bouwhistorische) resten onder het plaveisel van de parkeerplaats, kan worden bewerkstelligd door de archeologische resten met een laag opgebrachte grond te beschermen en het parkeerterrein iets verhoogd aan te leggen10. In
8
Bureauonderzoek naar de locatie en de archeologische waarde van De Wijkerbroekse molen te Beverwijk, juni 2005. Programma van Eisen opgravend onderzoek Wijkerbroekse molen, februari 2007. 10 In dit kader kan worden opgemerkt dat het gehele terrein integraal zal worden opgehoogd, zodanig dat het niveau van het parkeerterrein past bij het peil van het gebouw en de maaiveldinrichting van deelplan 4/5 van De Ladder. 9
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
26
de bestrating zal de onderliggende molen zichtbaar worden gemaakt door middel van variatie in bestratingsmateriaal, -kleur, of iets dergelijks. Om te voorkomen dat de grond zonder archeologisch onderzoek kan worden geroerd is een primaire dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen (zie paragraaf 6.3). Bovendien is in die bestemming een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Dit betekent dat bepaalde werken en werkzaamheden zonder een verkregen aanlegvergunning van burgemeester en wethouders niet mogen worden uitgevoerd. In het aanlegvergunningenstelsel geldt ter plaatse een streng regiem ten aanzien van grondbewerkingen. Voor zover bovenbeschreven optie bij planontwikkeling niet te realiseren blijkt, dient voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden een archeologische opgraving van de te verstoren bodemdelen plaats te vinden volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Daarbij dient de bodem tot 20 centimeter beneden de te verstoren diepte te worden onderzocht. Uitgangspunt daarbij zou moeten zijn, dat de opgravingswerkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat deze kunnen worden beëindigd indien na een eerste onderzoeksfase blijkt, dat er toch onvoldoende archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn.
5.10. Milieuzonering Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (uitgave 2009), het zogenaamde ‘groene boekje’, een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. In de directe omgeving van het opleidingscentrum worden in de toekomst woningen gerealiseerd, waarmee uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening dient te worden gehouden. Het plangebied ligt (in de toekomst) aan de rand van een rustige woonwijk. Het opleidingscentrum valt formeel in de sbi-omschrijving ‘scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs, 803,804’, maar zou qua omvang van het aantal leerlingen eerder passen binnen de sbiomschrijving ‘scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs, 801,802’. Aan beide is een adviesafstand van 30 meter tot aan woningen gekoppeld op grond van milieucategorie 2. Milieudienst IJmond heeft geadviseerd om in het stedenbouwkundig ontwerp van de toekomstige woningen rekening te houden met de hinderlijke aspecten van het opleidingscentrum. Het betreft met name hinder van de installaties en verkeersbewegingen. Wat betreft de situering van installaties van het opleidingscentrum is rekening gehouden met de toekomstige aanwezig-
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
27
heid van woningen. De afstand van deze installaties tot de toekomstige woningen zal veel meer bedragen dan de adviesafstand van 30 meter. In het dichtst bij de toekomstige woningen te realiseren gedeelte van het opleidingscentrum zijn slechts rustige functies (leslokalen en administratieve ruimten) geprojecteerd. De verkeersaantrekkende werking van het opleidingscentrum past, gelet op de beperkte leerlingdichtheid van de instelling, alsmede op basis van de leeftijdscategorie en de daarbij behorende vervoerskarakteristiek, binnen het normale verkeerspatroon van de woonwijk. De sbiomschrijving ‘scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs, 801,802’, die in dit opzicht het beste past bij de instelling, heeft een index 1 voor "verkeer", hetgeen betekent dat potentieel geen of gering sprake is van emissie of hinder.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
28
6. 6.1.
Juridische vormgeving Algemeen Het voorliggende bestemmingsplan is een gedetailleerd bestemmingsplan, waarbij de regeling is afgestemd op het ontwerp van het opleidingsinstituut en de voorgenomen inrichting van de buitenruimte. De gekozen planvorm maakt het mogelijk om ook de toekomstige ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig te beheren en te behouden.
6.2.
Bestemmingsplan Het digitale bestemmingsplan is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0375.BPopleidingscentr-VG01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan. Plankaart (analoge verbeelding van het bestemmingsplan) Met de invoering van het digitale bestemmingsplan bestaat de plankaart (zoals die tot 1 juli 2008 bekend stond) formeel niet meer. Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GMLbestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad (genummerd 00375-08-P01). De kaart geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
6.3.
Regels De fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de ruimtelijke ordening is op 1 juli 2008 in werking getreden. Vooruitlopend op deze inwerkingtreding heeft het ministerie VROM nu al het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op een groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008). Nu de invoering en uitwerking van bovenstaande richtlijnen een feit is, heeft de gemeente Beverwijk deze vertaald in het voorliggende bestemmingsplan. De inhoudelijke regeling zal zo veel mogelijk overeenkomen met de door de gemeente gebruikte regelingen in vigerende plannen. De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn: 1. Inleidende regels; 2. Bestemmingsregels; 3. Algemene regels: 4. Overgangs- en slotregels.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
29
1. Inleidende regels; In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1) en worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2). 2. Bestemmingsregels; De Bestemmingsbepalingen bevat slechts twee bestemmingen, te weten: artikel 3: Maatschappelijk; artikel 4: Waarde - Archeologie. Artikel 3 Maatschappelijk In deze bestemming zijn onderwijsvoorzieningen, met de bijbehorende parkeerterreinen en groenvoorzieningen, mogelijk gemaakt. Ook ondergeschikte horeca (kantines) is bij deze functies mogelijk. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. In de praktijk komt een uitwisseling van functies ook veelvuldig voor, bijvoorbeeld als bij een school lokalen in gebruik worden genomen als vergaderfaciliteit of expositieruimte. De bouwmassa is in een bouwvlak en met maatvoeringsaanduidingen vastgelegd. Buiten het bouwvlak is het mogelijk om een bijgebouw ten behoeve van een fietsenstalling te realiseren. Voorwaarde hierbij is dat het minimale aantal parkeerplaatsen gehandhaafd blijft. Dit aantal parkeerplaatsen is in het bestemmingsplan vastgelegd. Artikel 4: Waarde - Archeologie (primaire dubbelbestemming) Ter plaatse van de Wijkerbroekse molen is het mogelijk dat in de bodem archeologische waarden aanwezig zijn. Daarom hebben deze gronden een dubbelbestemming. Het is niet toegestaan op deze gronden, zonder archeologisch onderzoek te hebben verricht, bouwwerken op te richten. Bovendien is hieraan een aanlegvergunningstelsel gekoppeld, wat betekent dat bepaalde werken en werkzaamheden zonder een verkregen aanlegvergunning van burgemeester en wethouders niet mogen worden uitgevoerd. In het aanlegvergunningenstelsel geldt ter plaatse een streng regiem ten aanzien van grondbewerkingen. 3: Algemene regels: In het hoofdstuk Algemene regels worden algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels gegeven. Ook de in het Besluit ruimtelijke ordening verplicht gestelde antidubbeltelbepaling is opgenomen. De algemene ontheffingsregels (artikel 7) hebben betrekking op meetverschillen en een zogenaamde 10%-regeling. Voor het overschrijden van maten en percentages is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen van 10%. Hiermee is het bijvoorbeeld mogelijk bij vervanging van bestaande bebouwing, met een ontheffing, 10% hoger te bouwen dan de oorspronkelijke bebouwing. Het bouwen van hogere verdiepingshoogten dan ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan werd voorzien, is hiermee mogelijk. 4. Overgangs- en slotregels Tot slot zijn de Overgangs-, en slotregels opgenomen.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
30
7.
Uitvoerbaarheid
7.1.
Economische uitvoerbaarheid Het project wordt gefinancierd door een samenwerkingsverband tussen de ontwikkelaars SSPB IJmond en Installatiewerk Noord-Holland. De verdeling van kosten en risico’s over de verschillende partijen, de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek met betrekking tot de realisering van het opleidingscentrum en de inschatting van planschaderisico’s geven een helder beeld van de financiële en economische haalbaarheid van het project. Doordat tussen de ontwikkelaars en de gemeente een exploitatieovereenkomst wordt gesloten (voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld), kan worden geconcludeerd dat er voor de gemeente geen nadelige financiële effecten te verwachten zijn. Een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro behoeft derhalve niet te worden opgesteld.
7.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan heeft op de voor de gemeente Beverwijk gebruikelijke wijze de inspraakprocedure doorlopen. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen (met ingang van 11 december 2009 tot en met 21 januari 2010). Gedurende die tijd konden belanghebbenden en ingezetenen van de gemeente een inspraakreactie geven. Op dinsdag 12 januari 2010 is in de raadzaal van het Stadskantoor een informatie-/inspraakavond gehouden. In het kader van de inspraakprocedure zijn geen reacties bekend gemaakt.
7.3.
Overleg artikel 3.1.1 Bro Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het overleg volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening bij de navolgende instanties onder de aandacht gebracht: Kamer van Koophandel; Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; VROM-Inspectie regio noord-west; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland; Provincie Noord-Holland; Nederlandse Gasunie; Cultureel Erfgoed Noord-Holland; VRK Brandweer Kennemerland; Milieufederatie Noord-Holland; NS-Reizigers; Prorail/Railinfrabeheer; Milieudienst IJmond; VRK/veiligheidsbureau; Gemeente Heemskerk. De ingediende reacties, alsmede de beantwoording daarvan, is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
31
7.4.
Handhaving Het bestemmingsplan heeft betrekking op een nieuwe ontwikkelingen. Als het plan van kracht wordt, gaat het om het toetsen van het bouwplan en vervolgens om de handhaving. Een belangrijk aspect van die handhaving is de naleving van de in het plan opgenomen spelregels. De gemeente ontwikkelt een handhavingsbeleid en heeft daarover nauwe contacten gehad met de Inspectie VROM. Er is een nota vervaardigd waarin de specifieke onderdelen van handhaving aan de orde komen. Deze onderdelen moeten nog in een praktijkvoorstel worden vertaald, waarbij afspraken gemaakt gaan worden wie wat doet. Het feit dat het handhavingsbeleid nog niet volledig is uitgestippeld wil niet zeggen dat er niet gehandhaafd zal worden. De handhaafbaarheid van het plan wordt overigens ook bevorderd door de gedetailleerde planregeling.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
Bijlage 1: Reacties vooroverleg/inspraak
2.
1.
2009/80439, d.d. 21-12-2009
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 130 1135 ZK Edam
VOOROVERLEG Kamer van Koophandel voor Amsterdam Afd. Arbidoc Dhr. M. Smit Postbus 2852 1000 CW Amsterdam
1
2.2. Visueel maakt het inderdaad geen verschil of er nu sprake is van een steiger of van een terras. De steiger was juist opgevoerd omdat op deze wijze meer ruimte voor water aanwezig zou zijn. Aangezien hierdoor wel problemen kunnen ontstaan met het onderhoud zal de “verbeelding” zodanig worden aangepast dat daar i.p.v. de specifieke functieaanduiding “ste” nu een specifieke aanduiding voor terras opgenomen zal worden. De uitvoering zal in overleg geschieden.
2.2. Functieaanduiding veranderen en voor de uitvoering tijdig contact opnemen met het Hoogheemraadschap. Brief registratie 09.37216.
2.1. Tekst aanpassen.
2.1. De tekst zal worden aangepast.
2.1. Op pagina 9 wordt het WBP4 genoemd. Wij wijzen er op dat dit niet langer in voorbereiding is, maar inmiddels is vastgesteld door ons bestuur. 2.2. Op de plankaart staat de aanduiding (ste) ten behoeve van de realisatie van een steiger, waarop het terras gehuisvest zal worden. Wij wijzen er op dat het hoogheemraadschap specifiek steigerbeleid heeft waarin beperkingen zijn opgenomen v.w.b. de afmetingen. Er wordt niet voldaan aan de maximale afmetingen en ontheffing kan hier niet verleend worden. Vanuit het steigerbeleid en het onderhoud van het watersysteem beredeneerd is het wenselijker om het terras niet als steiger uit te voeren, maar als terras te laten grenzen aan het water zonder dat er daadwerkelijk water onder het terras staat. De uitstraling van het
1. ---
1. ---
1. ---
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort
Rijkswaterstaat Dir. Noord-Holland t.a.v. mevr. J. van Es Postbus 3119 2001 DC Haarlem Provincie Noord-Holland Directie SHV/vergunningen /omgeving t.a.v. dhr. Gerlings Postbus 3007 2001 DA Haarlem
4.
5.
6.
Vrom inspectie Regio NoordWest te Haarlem Via e-mail adres wettelijke elektronische kennisgeving toegezonden.
3.
6.1. ---
5.1. ---
4.1. ---
2
terras blijft daarmee gelijk. Wij willen daarom verzoeken de aanduiding steiger te wijzigen in terras en het ontwerp van het terras en het aangrenzende water vroegtijdig af te stemmen met het hoogheemraadschap. 3.1. Ontvangstbevestiging ontvangen op 08-12-2009.
6.1. ---
5.1. ---
4.1. ---
3.1. ---
6.1. ---
5.1. ---
4.1. ---
3.1. ---
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
8.
7.
2009/67045 d.d. 21-10-2009
Cultureel Erfgoed NoordHolland Postbus 205 2000 AE Haarlem
2009/78341, d.d. 10-12-2009
N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 444 2740 AK Waddinxveen
3
8.2.Tevens kunnen wij ons vinden in de tekst in de regels bij het bestemmingsplan paragraaf 2.2. (archeologische waarden). Wel dient het gehele plangebied op de plankaart opgenomen te worden als archeologisch gebied van waarde.
7.1. Het plan is getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor de aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2010 in werking zal treden (AMvB Buisleidingen). Het plangebied valt buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. 8.1. Wij kunnen ons vinden in de conclusies die in onderdeel 5.9 getrokken worden wat betreft cultuurhistorie en archeologische waarden. Er wordt voldaan aan de vereisten om archeologie te betrekken bij het opstellen van een bestemmingsplan. 8.2. Er vindt nog extra onderzoek plaats voor wat betreft het aangegeven deel op de kaart waar de archeologische waarde van toepassing is. Onder verwijzing naar de archeologische waardenkaart kan gesteld worden dat de rest van de locatie deel uitmaakt van het grondgebied zonder hoge verwachtingswaarde. In dat kader is het niet noodzakelijk om het gebied met de dubbelbestemming waarde archeologie uit te breiden met de aanduiding archeologische waarde. Een dergelijke uitbreiding zou een
8.1. Voor kennisgeving aangenomen.
7.1. voor kennisgeving aangenomen.
8.2. ---
8.1. ---
7.1. ---
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
9.
Telefonisch op 1-2-2010 en per brief 2010/7523 d.d. 5-2-2010
VRK / Brandweer Kennemerland / post Beverwijk Dhr. K. Stugsen Spoorsingel 1 1947 LA Beverwijk
9.3. ---
9.4. Na
9.3. De brandweer is betrokken bij het bouwberaad en kan aldaar invloed uitoefenen op het bouwplan. In voorkomende gevallen kan de bouwondernemer separaat in overleg treden met de brandweer. Dit staat verder los van het bestemmingsplan. 9.4. Na besluitvorming worden alle
9.3. om bij de nadere invulling van het ruimtelijk plan in overleg te treden met de afdeling Proactie/Preventie van de Brandweer Kennemerland t.b.v. de benodigde ontsluitingswegen en bluswatervoorzieningen. 9.4. Graag verneemt de brandweer
4
9.2. ---
9.1. zie bij 14.
9.2 . Zie onder 14.1. (Is reeds doorgegeven).
9.1. Zie bij 14.
9.2. Op 5-2-2010 komt de schriftelijke reactie binnen met daarbij tevens het verzoek om de inrichting als kwetsbaar object op te nemen in het risicoregister (de risicokaart) en
9.1. Op 1-2-2010 de heer Stusgen gesproken. Brandweer is akkoord onder voorwaarde dat het opleidingscentrum op de risicokaart wordt geplaatst en dat ook als eventueel de spoorwegovergang bij de Aagtenpoort verdwijnt, het gebied via een extra ontsluiting toegankelijk blijft voor brandweer e.a. hulpverleningsdiensten.
onevenredige belemmering voor de realisering van het opleidingscentrum betekenen, die niet wordt gerechtvaardigd door de reeds verrichte onderzoeken. Er wordt derhalve van uitgegaan dat de thans aangegeven locatie de enige juiste is.
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
13.
Milieudienst IJmond Postbus 325 1940 AH Beverwijk
2010/3743 d.d. 20-01-2010 ProRail / Railinfrabeheer Regio Randstad Noord Beheer en Instandhouding Postbus 2520 1000 CM Amsterdam
NS reizigers Afd. bedrijfs- en productontwikk Hoofdgebouw IV, kamer 17.k.33 Postbus 2025 3500 HA Utrecht
11.
12.
Milieufederatie NoordHolland Stationsstraat 38 1506 DH Zaandam
10.
13.1. ---
13.1. ---
5
12.1. ---
11.1. Voor kennisgeving aangenomen.
instanties die gereageerd hebben in kennis gesteld van de voortgang en de genomen besluiten. 10.1. ---
12.1. ---
11.1. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
10.1. ---
meer omtrent de te nemen besluiten.
Hogere waardenprocedure is opgevraagd bij de Milieudienst IJmond (11-2-2010).
12.1. ---
11.1. ---
10.1. ---
besluitvorming in kennis stellen.
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
14.
VRK / veiligheidsbureau t.a.v. dhr. A. Verheul Postbus 5514 2000 GM Haarlem
6
14.2. Kwestie is voor dit moment afdoende geregeld. Bij project Spoorlijn Beverwijk zal in voorkomende gevallen rekening worden gehouden met de toegankelijkheid.
14.2. In januari 2010 is gesproken over de bereikbaarheid van het FlorisparkAagtenpoort voor vrachtverkeer, in geval van het verdwijnen van de spoorwegovergang bij de Aagtenpoort. Ten behoeve van de inrichting wordt rekening gehouden met het zwaar en voldoende breed construeren van het fietspad tussen de Broekpolder en de Aagtenpoort zodat vrachtverkeer bij de spoorweg en bij de KPN-mast kan komen. De extra kosten zullen overigens betaald worden uit het project spoorkruising. (Door NS). Het gaat hierbij om circa € 80.000,-). Bij het bouwvergunningentraject is de brandweer betrokken via het reguliere bouwberaad.
14.2. Bij nadere invulling van het ruimtelijk plan dienen de benodigde ontsluitingswegen en blusvoorzieningen, in overleg met de afdeling Proactie/Preventie van de Brandweer Kennemerland, te worden gerealiseerd.
Daarvan uitgaande kan dus worden gesteld dat wellicht met aanpassingen de spoorlijn aan de oostzijde bereikt kan worden en dat het mogelijk moet zijn om een voorziening te realiseren om ook langs de spoorlijn te rijden met o.a. een brandweerauto. E.e.a. wordt echter pas
14.1. Opdracht is uitgezet.
14.1. Het team openbare orde en veiligheid van de gemeente Beverwijk zal bij een update van de provinciale registratie aandacht besteden aan het opnemen van de locatie op de risicokaart. De gegevens zijn bij de betreffende afdeling aangeleverd op 1-22010.
14.1. Met betrekking tot het voorliggende ruimtelijke plan zijn geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd. Geadviseerd wordt om de inrichting als kwetsbaar object op te nemen in het risicoregister (de risicokaart).
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
15.
AMBTELIJKE REACTIES
Geen reacties.
INSPRAAK
Gemeente Heemskerk (Ruimtelijke Ordening) Postbus 1 1960 AA Heemskerk
7
"…………De Ladder ( Theo Uden Masmanlaan en Hans van Kilsdonklaan) op de ontsluitingsweg…….."
14.4. Voor kennisgeving aangenomen. De gemeente heeft ook zelf contact gehad met de Brandweer. 15.1 Voor kennisgeving aangenomen.
14.4. Dit advies is afgestemd met de Brandweer Kennemerland, afd. Proactie/Preventie (dhr. Stusgen). 15.1 Op 19 januari 2010 heeft de gemeente per e-mail (dhr. M. de Jonge) laten weten geen opmerkingen te hebben over het bestemmingsplan.
Op pagina 2 van de toelichting onder 2.3 verkeer dient de ontsluiting nader gepreciseerd te worden. Tekstvoorstel staat hiernaast.
14.3. De vooroverlegpartners die gereageerd hebben krijgen een afschrift van de besluitvorming.
14.3. Graag verneem ik uw besluit met betrekking tot dit advies en adviseer ik u in de verdere procedure(s) tot vaststelling van het bestemmingsplan.
gerealiseerd als het project Spoorlijn Beverwijk met de extra rangeer- / opstelsporen alsnog in procedure is geweest en vooralsnog ziet het daar niet naar uit. (Februari 2010).
Tekstvoorstel over te nemen.
Informatieinspraakavond werd gehouden op 12 januari 2010.
15.1 ---
14.4. ---
14.3. Vooroverlegpartners informeren.
Reacties uit inspraak en vooroverleg bij voorontwerpbestemmingsplan “Opleidingscentrum Broekpolder Zuidwest”. Model d.d. 11-02-2010. Nr. NAW geg.+ registratie Samenvatting reactie Reactie gemeente Opmerking/ mutatie
Regels
Kenmerk: R0375-08-R03
Inhoudsopgave 1.
Inleidende bepalingen Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
1 1 4
2.
Bestemmingsregels 2.1. Bestemmingen Artikel 3 Maatschappelijk 2.2. Dubbelbestemmingen Artikel 4 Waarde - Archeologie
5 5 5 7 7
3.
Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling Artikel 6 Algemene bouwregels Artikel 7 Algemene ontheffingsregels Artikel 8 Algemene procedureregels
9 9 10 11 12
4.
Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsregels Artikel 10 Slotregel
13 13 14
1
1.
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze Regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld; 1.2 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.3 aan- of uitbouw: een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw; 1.4 archeologische waarde: de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis; 1.5 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde; 1.6 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.7 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0375.BPopleidingscentr-VG01 met bijbehorende regels; 1.8 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.9 bijgebouw: een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw; 1.10 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.11 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.12 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.13 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
2
1.14 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten; 1.15 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.16 cultuurhistorische waarde: de aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden; 1.17 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.18 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.19 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.20 horeca-activiteiten: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.21 maatschappelijke activiteiten: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten; 1.22 maatschappelijke voorzieningen: gebouwde en ongebouwde voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke activiteiten; 1.23 opslag: het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen; 1.24 peil (straatpeil): a. bij ligging op een afstand van minder dan 10 meter uit de as van de weg: de kruin van de weg; b. bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; 1.25 plan: het bestemmingsplan " Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest " van de gemeente Beverwijk;
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
3
1.26 plankaart: de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0375.BPopleidingscentr-VG01; 1.27 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.28 verkeers- en verblijfsactiviteiten: activiteiten die grotendeels betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen paden, parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
4
Artikel 2
Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; b. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
5
2.
Bestemmingsregels
2.1.
Bestemmingen
Artikel 3
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving 3.1 De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke activiteiten b. nutsvoorzieningen; c. parkeervoorzieningen. Bouwregels 3.2 Ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van: a. de in 3.3 t/m 3.5 genoemde bepalingen; b. de ter plaatse aangegeven aanduidingen. 3.3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. bijgebouwen ten behoeve van het stallen van (motor)fietsen en opslag zijn toegestaan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat: 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; 2. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 350 m2; c. het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen is toegestaan binnen het bouwvlak. 3.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel: maximale hoogte erfafscheidingen maximale hoogte lantaarnpalen maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
2,5 meter 6 meter 3 meter
3.5 Ter plaatse van de aanduiding "terras" mag een terras worden gerealiseerd. Specifieke gebruiksregels 3.6 Ter plaatse van de aanduiding "minimum aantal parkeerplaatsen" dient het aangegeven aantal parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en in stand gehouden. 3.7 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wro, wordt in ieder geval gerekend: het zodanig gebruik van de in 3.6 bedoelde gronden
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
6
zodat er minder dan het aangegeven aantal parkeerplaatsen (met een afmeting van minimaal 2,25 x 5 meter per parkeerplaats) in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
7
2.2.
Dubbelbestemmingen
Artikel 4
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving 4.1 De voor "Waarde - Archeologie" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden. Bouwregels 4.2 Het is verboden bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen te realiseren. 4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2 indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat: a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of c. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad. Aanlegvergunning 4.4 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning op basis van artikel 3.3, sub a van de Wet ruimtelijke ordening) op of in de in 4.1 bedoelde gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,35 m en een oppervlakte groter dan 50 m²; b. tot de grondbewerkingen worden ook gerekend het woelen en draineren c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 4.5 Het verbod als bedoeld in 4.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; c. de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de samenvallende bestemmingen.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
8
4.6 Een vergunning als bedoeld in 4.4 kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat: a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of c. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
9
3.
Algemene regels
Artikel 5
Anti-dubbeltelbepaling
5.1 Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
10
Artikel 6
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen 6.1 De op de plankaart aangegeven bouwgrens mag alleen door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat: a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,30 meter mogen overschrijden; b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1,00 meter mogen overschrijden; c. erkers de bouwgrens met ten hoogste 1,00 meter mogen overschrijden, met een maximale oppervlakte van 6 m², tenzij anders bepaald; d. toegangsportalen, balkons en trappen de bouwgrens met ten hoogste 1,50 meter mogen overschrijden en uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hoofdgebouwen; e. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,20 meter dient te worden aangehouden; f. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,20 meter dient te worden aangehouden.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
11
Artikel 7
Algemene ontheffingsregels
Meetverschillen 7.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1,00 meter mogen bedragen. 10%-regeling 7.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt. Nutsvoorzieningen 7.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
12
Artikel 8
Algemene procedureregels
Procedure ontheffingen 8.1 Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van deze regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
13
4.
Overgangs- en slotregels
Artikel 9
Overgangsregels
Bouwwerken 9.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 9.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1 met maximaal 10 %. 9.3 Het bepaalde in 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Gebruik 9.4 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 9.5 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 9.6 Indien het gebruik, bedoeld in 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 9.7 Het bepaalde in lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
14
Artikel 10
Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Beverwijk, gehouden op ............
...., voorzitter
...., griffier
vastgesteld Gemeente Beverwijk - Bestemmingsplan Opleidingscentrum Broekpolder zuidwest
Analoge verbeelding