Bestemmingsplan “Kom Boerdonk”
Documentatiepagina
Rapportnummer:
211x00023.023857_1
Datum:
09 september 2009
Contactpersoon opdrachtgever:
Gemeente Veghel De heer M. Douma
Projectteam BRO:
Jochem Rietbergen, Pascal Hendriks, Natasja de Vroom
Concept:
19 december 2005, 16 mei 2006
Voorontwerp:
16 januari 2007
Ontwerp:
14 januari 2009, 17 februari 2009, 9 september 2009
Vaststelling: Trefwoorden:
Bestemmingsplan, Boerdonk
Bron foto kaft:
Hollandse Hoogte 4
Beknopte inhoud:
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Toelichting
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Achtergrond en doel van het plan 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerende bestemmingsplannen
5 5 7 7
2. BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE 2.1 Een kenschets van het dorp Boerdonk 2.2 Functionele structuren 2.3 Deelgebieden
9 9 10 11
3. RUIMTELIJK-FUNCTIONELE OPZET 3.1 Inleiding 3.2 Visie beheergebied 3.3 Ruimtelijke ontwikkelingen 3.4 Beleidsinkadering
19 19 19 21 24
4. CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE 4.1 Monumenten en waardevolle elementen 4.2 Cultuurhistorische structuren 4.3 Archeologie
31 31 32 33
5. GROEN EN ECOLOGIE 5.1 Groenstructuur 5.2 Flora en fauna 5.3 Bodem en grondwater
37 37 37 43
6. WATER 6.1 Beleid 6.2 Watertoets
45 45 46
7. ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR 7.1 Kabels en leidingen 7.2 Radarverstoringsgebied
51 51 51
Inhoudsopgave
1
8. MILIEU-ASPECTEN 8.1 Bodemonderzoek 8.2 Geluid 8.3 Externe veiligheid 8.4 Luchtkwaliteit
53 53 55 57 57
9. WONEN 9.1 Beleid en randvoorwaarden 9.2 Plancapaciteit
61 61 64
10. BEDRIJVEN EN VOORZIENINGEN 10.1 Beleid en randvoorwaarden 10.2 Bedrijven en milieuzonering
67 67 69
11. VERKEER 11.1 Verkeersstructuur 11.2 Beleid 11.3 Verkeersaantrekkende werking 11.4 Parkeren
73 73 73 74 74
12. JURIDISCHE PLANOPZET 12.1 Opbouw van de bestemmingsregeling
75 75
12.1.1 Inleidende regels 12.1.2 Bestemmingen 12.1.3 Algemene regels 12.1.4 Overgangs- en slotregels 12.1.5 Lijst met bedrijfsactiviteiten 12.2 Specifieke bestemmingsregeling
13. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 13.1 Exploitatie 13.2 Handhaving
75 75 77 78 78 80
85 85 85
14. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 14.1 Inleiding 14.2 Inspraak 14.3 Wettelijk vooroverleg 14.4 Vaststellingsprocedure
87 87 87 88 88
BIJLAGE 1 Notitie inspraak- en (voor)overleg Bestemmingsplan “Kom Boerdonk”
Inhoudsopgave
89
3
1.
INLEIDING 1.1 Achtergrond en doel van het plan Het bestemmingsplan is het enige burgerbindende ruimtelijk plan in Nederland. Het bestemmingsplan 'Kom Boerdonk' is een actualisatie van 8 bestemmingsplannen in Boerdonk, waarin de gemeenteraad van Veghel haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling heeft geformuleerd en vertaald in voorschriften, die voor overheid en burgers bindend zijn. De vigerende bestemmingsplannen in Boerdonk zijn verschillend gedateerd. Dit betekent automatisch dat ten aanzien van bouwen in de kern Boerdonk verschillende bepalingen gelden. Bovendien voldoen sommige geldende bestemmingsplannen niet of onvoldoende aan de huidige inzichten. De plannen geven onvoldoende houvast om de karakteristiek dorpse (zoals benoemd in de structuurvisie) te behouden. Dit is voor de gemeenteraad van Veghel een belangrijke reden geweest om voor de kern Boerdonk een nieuw, totaal omvattend bestemmingsplan op te stellen en in procedure te brengen. Deze herziening maakt deel uit van een gemeentelijk programma om meerdere bestemmingsplannen aan te passen. Min of meer gelijktijdig met onderhavig bestemmingsplan worden voor de andere kerkdorpen in de gemeente Veghel en de kern Veghel een soortgelijk bestemmingsplan opgesteld. In het plan zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen meegenomen: • Toevoeging van een woning aan de Geluckweg 1; • Herbouw en toevoeging van een woning aan de Lekerweg 4; • Toevoeging van een woning aan de Lekerweg 9; • Toevoeging van een woning aan de Veerstraat 19; • Toevoeging twee woningen op twee locaties aan de Meester van Zutphenstraat; Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een plankaart waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, voorschriften waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De plankaart vormt samen met de voorschriften het bindende deel van het bestemmingsplan. In de 'toelichting' worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. Omdat zich nagenoeg geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, ligt de nadruk op beheer en behoud van de bestaande gebouwde omgeving.
Hoofdstuk 1
5
6
Hoofdstuk 1
1.2 Ligging en begrenzing plangebied Boerdonk is één van de kerkdorpen in de gemeente Veghel. De kern ligt aan de zuidoostrand van de gemeente en is daarmee het verste verwijderd van de kern Veghel. Boerdonk wordt in zijn geheel omsloten door het buitengebied. De grens van de bebouwde kom wordt aan de zuidzijde gevormd door de achterpercelen van de Veerstraat 4A-42 en de achterpercelen van de Tolentijnstraat en de Lekerweg. Aan de noordzijde zijn de achterpercelen van de Pastoor van Schijndelstraat 5-49 de begrenzing. Aan de westzijde wordt de begrenzing gevormd door agrarische percelen tussen de Pastoor van Schijndelstraat 8-8A en de Veerstraat 4A-25 en de Geluckweg. Aan de oostzijde komen de Tolentijnstraat en Pastoor van Schijndelstraat ter hoogte van de woning Pastoor van Schijndelstraat 49 bij elkaar. Hier gaat het lint verder als de Coxsebaan. Het veld voor de boerderij aan de Tolentijnstraat 17 valt nog binnen de begrenzing van de bebouwde kom. Verder vallen binnen de bebouwde kom de percelen aan de Lekerweg 1-9 (even en oneven) en Akkerweg 9 en 11.
1.3 Vigerende bestemmingsplannen Onderhavig bestemmingsplan 'Kom Boerdonk' is een herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen: Bestemmingsplan 1. 2.
Raadsbesluit
Goedkeuringsbesluit
Uitbreidingplan gemeente Erp
13-07-1960
30-08-1961
Herziening uitbreidingsplan in onderdelen kom
06-09-1988
08-11-1988
Boerdonk t.b.v. Kapelstraat 6 3.
BP Kom Boerdonk
23-04-1974
25-06-1975
4.
BP Kom Boerdonk 1982
21-07-1982
12-04-1983
5.
BP Kom Boerdonk herziening Hospesstraatje
30-03-1993
06-07-1993
BP Kom Boerdonk herziening Pastoor van
21-09-1993
07-12-1993
6.
Schijndelstraat 41 7.
BP Kom Boerdonk wijziging
-
24-03-1997
8.
BP Boerdonk- ‘t Binnenveld
29-05-1997
26-08-1997
Hoofdstuk 1
7
8
Hoofdstuk 1
2.
BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE 2.1 Een kenschets van het dorp Boerdonk Geschiedenis van Boerdonk1 Boerdonk is een oude nederzetting, die de afgelopen eeuwen in vergelijking met andere dorpen in de gemeente Veghel weinig is gegroeid. Oorspronkelijk was Boerdonk een gehucht met een verzameling boerderijen rond een knooppunt van zandwegen op de hoger gelegen dekzandrug. De bouw van de R.K. kerk in 1871 vormde de basis voor de huidige plattegrond van het dorp. Vanaf het einde van de 19e eeuw is het landschap rond Boerdonk aan grote veranderingen onderhevig. In eerste instantie ging het daarbij om de ontginning van de woeste gronden, waarbij uitgestrekte heidevelden en moerassen werden omgezet in agrarische cultuurgrond en bos. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de omgeving van Boerdonk door ruilverkavelingen en door de verstedelijking ten zuiden van Boerdonk, rondom de kern Beek en Donk. Boerdonk nu Het dorp Boerdonk had op 1 januari 2008 zo’n 800 inwoners, waarvan er ongeveer 600 in de dorpskern wonen. De kern heeft 211 woningen en 58 woningen in het buitengebied. De bevolking uit het buitengebied is voor wat betreft de basisschool en de kerk georiënteerd op Boerdonk. Voor de overige voorzieningen zijn de bewoners van het buitengebied als de kern aangewezen op de kernen Erp, Beek en Donk en Gemert. Boerdonk is een kleine maar hechte en actieve gemeenschap. Er is net als in de andere kerkdorpen van Veghel een bloeiend verenigingsleven. Spil hierin is het gemeenschapshuis Den Hazenpot. Het dorpse karakter van de kern is goed bewaard gebleven. De vrijstaande bebouwing die in de loop der jaren binnen de dorpsgrenzen is toegevoegd hebben dit karakter niet aangetast. Het dorpsbeeld wordt voornamelijk bepaald door de bebouwing rondom de driehoek Hospesstraatje, Pastoor van Schijndelstraat, Kapelstraat. Hoewel er veel voorzieningen in Boerdonk aanwezig zijn, functioneert een aantal onvoldoende of missen een aantal belangrijke voorzieningen. Zo is er geen geldautomaat in de kern aanwezig en er is geen steunpunt voor zorgverlening. Vervolg van dit hoofdstuk In het vervolg van dit hoofdstuk zoomen we in op het plangebied Boerdonk. Er wordt een analyse gegeven van de kern op zowel ruimtelijk als functioneel niveau. Na het vaststellen van een aantal deelgebieden wordt er voor een nadere beschrijving verder op deze deelgebieden ingezoomd.
1
Bron: Structuurvisie Boerdonk, Bureau B + B/Laagland’advies, november 2003
Hoofdstuk 2
9
2.2 Functionele structuren2 Detailhandel In Boerdonk zijn twee detailhandelsvestigingen aanwezig. Het gaat om de rijwielspeciaalzaak Van den Akker aan de Kapelstraat 11 en de detailhandelsfunctie van het elektrotechnisch bedrijf aan de Kapelstraat 9. Horeca Het dorp Boerdonk kent één horecavestiging. Het gaat om herberg ’t Mirakel op de hoek van de Pastoor van Schijndelstraat en Kapelstraat. Dit pand is recentelijk geheel verbouwd. Naast horeca is in het pand een winkel- en bedrijfsfunctie opgenomen en op de verdieping appartementen gerealiseerd. Maatschappelijke voorzieningen De maatschappelijke voorzieningen in Boerdonk zijn geconcentreerd aan de Pastoor van Schijndelstraat. In het centrum liggen basisschool Sint Nicolaas, het kerkgebouw van de Sint Servatiusparochie en het gemeenschapshuis Den Hazenpot met gymzaal. Bedrijven en kantoren Binnen het plangebied bevinden zich vier bedrijven. Het gaat daarbij om kleine bedrijven als: • Jos Kanters groenvoorziening aan de Kapelstraat 17 • Loods rijdende winkel (srv-bedrijf) van firma Kanters aan de Kapelstraat 3 • Van de Horst autoverkoop aan de Pastoor van Schijndelstraat 49 • Jan Coppens Electro aan de Veerstraat 24 Het bedrijf aan de Kapelstraat 3 zal op korte termijn op de huidige locatie te stoppen. Sportvoorzieningen Aan de Veerstraat, grenzend aan het plangebied, liggen sportvelden die in gebruik zijn door de plaatselijke voetbalvereniging. Het terrein valt buiten dit bestemmingsplan.
2
Peildatum voor de hier beschreven functionele structuren is 29 augustus 2005
10
Hoofdstuk 2
2.3 Deelgebieden Deelgebieden zijn eenheden die door een bepaalde ruimtelijke of functionele karakteristiek een samenhangend gebied vormen. Bij sommige deelgebieden is deze samenhang erg sterk, bij andere minder. Binnen Boerdonk zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden: • Dorpshart; • Linten (Pastoor van Schijndelstraat, Veerstraat, Tolentijnstraat, Lekerweg); • Planmatig aangelegd woongebied; In het vervolg van deze paragraaf wordt op de verschillende structuurdragers, deelgebieden en amorfe gebieden afzonderlijk ingezoomd. Op het niveau van de drager en het gebied wordt de specifieke functionele en ruimtelijke karakteristiek geanalyseerd; kwaliteiten en knelpunten worden aangegeven.
Hoofdstuk 2
11
12
Hoofdstuk 2
Deelgebied 1: Dorpshart Het dorpshart van Boerdonk wordt gevormd door de bebouwing rondom de driehoek Hospesstraatje, Kapelstraat en Pastoor van Schijndelstraat. De bebouwing is compact en ligt direct in de rooilijn van de linten die in het hart samenkomen. Centraal in de driehoek ligt het voormalige café/zaal ‘d’n Hospes’. De langgevelboerderij vormt een bebouwingswand voor zowel het Hospesstraatje als de Kapelstraat. Haaks op de boerderij ligt evenwijdig aan de Pastoor van Schijndelstraat het gebouw van basisschool Sint Nicolaas. In zijn verschijningsvorm sluit de massa aan op langgevelboerderijen die rondom het dorpshart en in de kern aanwezig zijn. De speelplaats ligt tussen de bebouwing van ‘d’n Hospes’ en de basisschool. Rondom het schoolterrein staan volgroeide bomen. Noordwand De noordwand van de Pastoor van Schijndelstraat wordt onder andere gevormd door de Sint Servatiuskerk met naastgelegen voormalige pastorie. Het kerkgebouw uit 1871 is kleinschalig van vorm en heeft een sobere architectuur. Aan de linkerzijde van de kerk ligt de parochiële begraafplaats. Voor het kerkgebouw en voormalige pastorie is een grote groenstrook aanwezig die doorloopt tot voor de levensloopbestendige (senioren) woningen aan het kloosterhof. Het plantsoen wordt doormiddel van een haag van de Pastoor van Schijndelstraat gescheiden. In de strook staan verschillende grote solitaire bomen. Verder is er een jeu-de-boulesbaan in het plantsoen aangelegd. Aan de rechterzijde van de voormalige pastorie ligt de nieuwbouw van gemeenschapshuis ‘Den Hazenpot’ en de gemeentelijke gymzaal. Delen van de voormalige pastorie zijn met het gemeenschapshuis verbonden en zijn als zodanig in gebruik. De nieuwbouw en de gymzaal hebben een eenvoudige hoofdvorm met traditioneel materiaalgebruik. Naast ‘Den Hazenpot’ liggen aan de Kloosterhof in een hofpatroon, vijf kleinschalige seniorenwoningen. De woningen hebben een bouwhoogte van één laag met een flauwhellend zadeldak. Kapelstraat De bebouwingswand van de Kapelstraat is gedifferentieerd. De (half-)vrijstaande bebouwing is georiënteerd op het lint en dateert uit verschillende tijdsperioden. Het agrarische en landelijke karakter van het lint wordt benadrukt door enkele langgevelboerderijen. De woonbebouwing heeft een bouwhoogte van één tot twee bouwlagen met kap. Het lint wordt op verscheidene plaatsen begeleidt door grote solitaire bomen. Tussen de bebouwing Kapelstraat 3 en 7 ligt de entree tot het ‘evenemententerrein’. Dit terrein bestaat uit een grasweide, grenzend aan de achterpercelen van de bebouwing aan de Kapelstraat, Tolentijnstraat en Pastoor van Schijndelstraat. Op dit moment zijn er plannen om dit terrein te ontwikkelen. Voor de realisatie van dit plan wordt een afzonderlijke planologische procedure gevolgd.
Hoofdstuk 2
13
14
Hoofdstuk 2
Parkeren Parkeren geschiedt in het dorpshart zowel in de openbare ruimte als op eigen terrein. Langs de linten, voor de percelen liggen stroken die te pas en onpas gebruikt worden als parkeerruimte. Alleen ter hoogte van de Kapelstraat 1 zijn duidelijke parkeervakken aangelegd. Deelgebied 2: Linten Dit deelgebied omvat de linten die de dorpskern aan de noord- en zuidzijde begrenzen. Tot de linten worden gerekend: de Pastoor van Schijndelstraat, Veerstraat, Tolentijnstraat en Lekerweg. De oost-west gerichte linten lopen vanuit de Boerdonksedijk (westzijde) naar het buitengebied aan de oostzijde. Hier komen de linten op de grens van de bebouwde kom samen om daarna als één lint verder oostwaarts te lopen. De linten hebben een breed profiel en sluiten qua beeld aan op de karakteristiek van de kern Boerdonk. De wegen bestaan uit een rijbaan met klinkers met aan beide zijden een zandstrook. De linten hebben een open en groen karakter. Dit wordt hoofdzakelijk benadrukt door de forse bomen die de linten (aan weerszijde) begeleiden. De bebouwing aan de linten bestaat uit (half-) vrijstaande woningen voornamelijk uit de na-oorlogse periode. Op enkele plaatsen in het lint staan nog (verbouwde) langgevelboerderijen. Aan de linten komen slechts twee niet woonfuncties voor, het elektrotechnisch bedrijf Jan Coppens aan de Veerstraat 24 en het autoverkoop bedrijf Van der Horst aan de Pastoor van Schijndelstraat 49. Woningtypen De (half-)vrijstaande woningen zijn in hoofdzaak georiënteerd op het lint. De woningen van één tot twee lagen met kap hebben een eenvoudige architectuur, passend bij de karakteristiek van het lint. De kapvorm wisselt sterk. Opvallend zijn de diepe voortuinen aan de Veerstraat. Door het toepassen van traditionele materialen in een natuurlijke kleurstelling is er sprake van een samenhangende dorpskarakteristiek en wordt de bebouwing in het landschap opgenomen.
Hoofdstuk 2
15
16
Hoofdstuk 2
Deelgebied 3: Planmatig aangelegd woongebied De woningen tussen de Geluckweg, Hospesstraatje, Veerstraat en Pastoor van Schijndelstraat worden gerekend tot het planmatig aangelegd woongebied. Geluckweg De Geluckweg verbindt de Pastoor van Schijndelstraat met de Veerstraat en vormt de westelijke begrenzing van het gebied. Langs het lint liggen aan de oostzijde vrijstaande woningen van één bouwlaag met kap. Door de diepte voortuinen en de onbebouwde wand aan de westzijde heeft de straat een ruim profiel. Ook hier wordt de rijbaan aan beide zijden geflankeerd door solitaire bomen. Janus van den Bergstraat Ten oosten van de Geluckweg loopt parallel aan deze weg de Janus van den Bergstraat die ook in verbinding met de Pastoor van Schijndelstraat en de Veerstraat. De straat heeft een breed profiel en een licht bochtig verloop. Net zo als de overige linten binnen Boerdonk zijn er solitaire bomen aan weerzijden van de straat geplaatst. Naast vrijstaande woningen zijn aan de straat traditionele rijen- en twee-onder-een-kapwoningen gesitueerd. Opvallend is het bouwblok met gestapelde starterswoningen. De massa wijkt af in vorm en materiaalgebruik. Parkeren vindt plaats in de openbare ruimte. Aan weerszijden van de rijbaan zijn stroken aangelegd. De smalle stroken zorgen er voor dat er half op de rijbaan wordt geparkeerd. Gezien de beperkte verkeersbewegingen in de straat en het brede profiel levert dit geen problemen op. Meester van Zutphenstraat/Huisakker Recent is het gebied ten oosten van de Janus van den Bergstraat en ten westen van de Hospesstraatje ingevuld met woningbouw. Vanuit de Veerstraat is een weg aangelegd die in verbinding staat met het Hospesstraatje. De straat heeft een ruim profiel. In het stratenpatroon zijn plantsoenen aangebracht. In het gebied zijn verschillende vrijstaande en halfvrijstaande woningen gesitueerd. De architectuur van de woningen grijpt in hoofdzaak terug naar architectuurstijl uit de 30-er jaren van de 20e eeuw. De dominante massa’s van twee bouwlagen hebben forse kappen en staan in een licht gebogen rooilijn langs de wegen. Het materiaalgebruik is ook hier traditioneel. Het donkere kleurgebruik bij enkele panden zorgt voor een afwijking in de heersende karakteristiek van de kern.
Hoofdstuk 2
17
18
Hoofdstuk 2
3.
RUIMTELIJK-FUNCTIONELE OPZET 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de ruimtelijke en functionele uitgangspunten die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan beschreven. Deze uitgangspunten vormen de basis voor de hieronder beschreven beheervisie op het plangebied en zijn gedestilleerd uit de navolgende hoofdstukken. Het bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ is, in principe, een beheerplan. Dat wil zeggen dat er zoveel mogelijk aangestuurd wordt op het behoud van de huidige functies en structuur. Echter, een gebied waarin gewoond, gewerkt en geleefd wordt, is altijd in beweging. Zowel functieveranderingen als ruimtelijke ingrepen komen veelvuldig voor. Binnen het plangebied kom Boerdonk is een aantal locaties bekend waar op dit moment ontwikkelingen plaatsvinden. Het gaat om: • Toevoeging van een woning aan de Geluckweg 1; • Herbouw en toevoeging van een woning aan de Lekerweg 4; • Toevoeging van een woning aan de Lekerweg 9; • Toevoeging van een woning aan de Veerstraat 19; • Toevoeging twee woningen op twee locaties aan de Meester van Zutphenstraat; Voor alle zijn rechtstreekse bouwmogelijkheden opgenomen. In paragraaf 3.3 zijn bovengenoemde ontwikkelingen kort beschreven.
3.2 Visie beheergebied Zowel in ruimtelijk als functionele zin zullen veranderingen in het grootste deel van het bestaande bebouwde gebied van Boerdonk – in de nabije toekomst – beperkt blijven tot incidenten. Bijvoorbeeld het inpassen van aan huis verbonden bedrijvigheid, een beperkte verkleuring van winkel naar dienstverlening en een beperkte aan- en verbouw van bestaande gebouwen. In onderhavig bestemmingsplan zijn de bestaande situatie en de in de bestaande situatie ontstane ruimtelijk-functionele knel- en verbeterpunten uitgangspunt geweest voor de opgenomen bestemmingsregeling. In onderstaande tabel wordt puntsgewijs de ruimtelijke en functionele uitgangspunten van het bestemmingsplan weergegeven. Deze zijn bepaald naar aanleiding van de sterktezwakte analyses uit de ruimtelijk-functionele analyse (hoofdstuk 2), de randvoorwaarden vanuit woon-, werk- en leefmilieu (hoofdstukken 4 tot en met 11) en de beleidskaders
Hoofdstuk 3
19
(paragraaf 3.4). De ruimtelijke en functionele uitgangspunten zijn gebundeld en toegelicht in onderstaande tekst. Functie
Uitgangspunt
Wonen
•
Behouden van het kleinschalige woon- en leefklimaat;
•
Heldere en eenduidige regeling voor aan- en bijgebouwen;
•
Nieuwbouw alleen mogelijk maken binnen de reeds bekende herstructureringsgebieden (zie paragraaf 3.3);
•
Aansluiten bij nota inwoning met betrekking tot mantelzorg.
•
Bedrijven
Op locaties waar bedrijven gevestigd zijn, in principe alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toestaan;
•
Logische regeling voor bebouwing op het perceel.
•
Detailhandel
De op te nemen regeling voor detailhandel richt zich op het beheer/behoud van de bestaande detailhandel.
•
Horeca
Koesteren/handhaven
bestaande
bedrijven
horecabedrijven en specificeren naar type horecavoorziening. Maatschappelijke voorzieningen
•
Bestaande
maatschappelijke
voorzieningen
koesteren/handhaven en worden positief bestemd. Verkeer en parkeren
•
Alle wegen binnen de bebouwde kom worden bestemd als ‘verblijfsdoeleinden’ en krijgen (of hebben reeds) het 30-km/u regime
•
Voor nieuwvestiging of uitbreiding van functies wordt als uitgangspunt genomen dat het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt.
•
Daarnaast is het aanleggen van parkeerplaatsen in als ‘verblijfsdoeleinden’ bestemde gebieden mogelijk gemaakt
•
Groen
Voor groenvoorzieningen geldt dat het beleid gericht is op het behoud en, waar mogelijk, verbeteren van groenvoorzieningen
20
Hoofdstuk 3
Niet woon-functies in woongebieden In de woongebieden zijn geen nieuwvestigingen van niet-woonfuncties voorzien. In deze gebieden zijn eventuele niet-woonfuncties gedetailleerd vastgelegd met specifieke regels. Er zal voor deze functies slechts zeer beperkte uitbreidingsruimte geboden worden. Bouwmogelijkheden op het perceel In ruimtelijke zin is het van belang dat het voor eenieder duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde delen van het perceel gebouw mag worden. Om deze duidelijkheid te verschaffen, is in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in verschillende bouwen tuinzones. Uitgangspunt hierbij is dat het bouwen van bijgebouwen mogelijk moet zijn volgens bepaalde regels. Het bouwen van extra woningen wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Het woningbouwprogramma van de kern Boerdonk is voor de komende jaren voldoende gevuld met de toevoeging van bebouwing tussen de Geluckweg en de sportterreinen, op de locatie Kapelstraat 1, locatie Lekerweg 9 en het evenemententerrein. Verkeer en parkeren In het gehele plangebied is de bestaande verkeersruimte maatgevend voor de afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten (voetgangers, fietsers, brommers, auto’s en vrachtverkeer).
3.3 Ruimtelijke ontwikkelingen Het bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ is in hoofdzaak een beheerplan, waarin een aantal ontwikkelingen wordt meegnomen. Dat wil zeggen dat er zoveel mogelijk aangestuurd wordt op het behoud van de huidige functies en structuren. Echter, een gebied waar gewoond, gewerkt en geleefd wordt, is altijd in beweging. Zowel functionele veranderingen als ruimtelijke ingrepen komen voor binnen de planperiode van dit bestemmingsplan. Binnen de kom van Boerdonk is een aantal locaties bekend waar ontwikkelingen plaatsvinden: • Toevoeging van een woning aan de Geluckweg 1; • Herbouw en toevoeging van een woning aan de Lekerweg 4; • Toevoeging van een woning aan de Lekerweg 9; • Toevoeging van een woning aan de Veerstraat 19; • Toevoeging twee woningen op twee locaties aan de Meester van Zutphenstraat; • Toevoeging van woningen op het voormalige evenemententerrein.
Hoofdstuk 3
21
22
Hoofdstuk 3
Locatie Geluckweg 1 Het perceel aan de Geluckweg 1 bestaat uit een woonhuis met aanliggende tuin. Langs de noordgrens van de kavel zijn volières gesitueerd, die gedeeltelijk nog in gebruik zijn. Ten oosten van het woonhuis ligt een geitenwei. De initiatiefnemers is van plan de kavel ter hoogte van de afrastering van het geitenweitje te splitsen. Op het nieuwe perceel is men voornemens een nieuwe woning te realiseren. Locatie Lekerweg 4 Het perceel aan de Lekerweg 4 is in gebruik als woonlocatie als woonhuis met sier- en moestuin. De initiatiefnemer is voornemens een gedeelte van de bestaande bebouwing op de kavel te verwijderen, tevens wordt splitsing van de kavel beoogt. Op de fundering van de gesloopte woning wordt een nieuwe woning herbouwd. Op het afgesplitste gedeelte van de kavel wordt ook een nieuwe woning beoogd. Uitgangspunt is dat de rooilijn gerespecteerd wordt en dat voldoende mogelijkheden voor parkeren op eigen terrein (parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning) blijven bestaan. Locatie Lekerweg 9 Het perceel aan de Lekerweg 9 ligt op de grens van de bebouwde kom en het buitengebied. Het perceel gekomen van de eigenaar van het perceel tot het oprichten van een woning. Hoewel het werd in de oude situatie gebruikt als tuin/groen/agrarisch erf. In 2005 is er een verzoek plan in strijd was met het vigerende bestemmingsplan heeft de gemeente Veghel middels het opnemen van een bouwmogelijkheid in onderhavig bestemmingsplan ingestemd met het bouwplan. Ruimtelijke en stedenbouwkundig is de woning goed inpasbaar. Toevoeging van een woning betekent een afronding van het lint. Er zijn geen knelpunten aanwezig ten opzichte van de Boerdonkse Aa; sterker nog het zou een kans zijn de grens tussen de hogere rug en het lagere dal te versterken. De volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn bij de bouw van de woning in acht genomen: bouwhoogte van één à twee lagen met kap, vrijstaande situering op het kavel, de weg volgende rooilijn aanhouden, zorgdragen voor een goede overgang dorp-landschap en parkeren op eigen terrein. Locatie Veerstraat 19 Op de kavel van de Veerstraat 19 is momenteel een woonhuis met twee schuren aanwezig. Ten westen van het huis is een stuk grasland gelegen in gebruik als weiland en groenstrook. De initiatiefnemer is voornemens dit stuk grasland af te scheiden van de bestaande kavel en er een nieuwe woning te realiseren. Locaties Meester van Zutphenstraat Aan de zuidzijde van de Meester van Zutphenstraat liggen tussen de bestaande woningen aan deze straat en de woningen aan de Veerstraat aan weerszijden van de straat twee achtertuinen. Gelet op de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur lenen beide plek-
Hoofdstuk 3
23
ken zich voor woningbouw. Gedacht wordt aan de invulling van beide plekken met één vrijstaande woning. Locatie voormalig evenemententerrein Centraal in de kern Boerdonk ligt het voormalige evenemententerrein. Het terrein beslaat een open ruimte tussen de bestaande bebouwing aan de Kapelstraat, Tolentijnstraat en Pastoor van Schijndelstraat. De planlocatie wordt ontsloten via de Kapelstraat door nieuw aan te leggen infrastructuur binnen het projectgebied. Op het terrein worden 15 grondgebonden woningen gebouwd, die als volgt verdeeld zijn • 4 twee-onder-eenkapwoningen; • 11 rijenwoningen op het binnenterrein; De 2-onder-een-kapwoningen worden gerealiseerd in 2 bouwlagen met kap. De goothoogte van de woningen is maximaal 6.0 meter, de nokhoogte maximaal 12.0 meter. Deze woningen sluiten in maat en schaal aan op de overige bebouwing in de Kapelstraat, waardoor een te herkennen eenheid ontstaat en er continuïteit is ontstaan in de bebouwingswanden die de centrale dorpsruimte bepalen. De rooilijn sluit eveneens aan op de omgeving. De rijenwoningen op het binnenterrein worden verdeeld in drie bouwblokken van vier en drie woningen. De goothoogte van de woningen is maximaal 4.5 meter. De nokhoogte bedraagt maximaal 9.5 meter. De mogelijke aanbouwen hebben een maximale goothoogte van 3.0 meter en zijn voorzien van een plat dak. De woningen verwijzen naar de bebouwingstypologie van een Brabantse langgevelboerderij. Ook de versprongen en gedraaide rooilijnen sluiten aan op de karakteristieke Brabantse verkavelingsvormen. Er is verder gekozen voor langskappen met wolfseinden en een eenvoudige, dorpse materialisering voor zowel de bebouwing als het openbare gebied. Voor de realisatie van dit plan wordt een afzonderlijke planologische procedure gevolgd.
3.4 Beleidsinkadering Nota Ruimte In de ‘Nota Ruimte’ (april 2004 door de ministerraad behandeld) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangs-
24
Hoofdstuk 3
punten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Ook de internationale context is van belang. Centraal element in het rijksbeleid is dat de maatschappij zich ontwikkelt tot een netwerksamenleving en een netwerkeconomie. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek streeft het rijk vier beleidsdoelen na: • Naar versterking van de concurrentiepositie van Nederland; • Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en • Borging van veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het rijk sprake als elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt. Het ruimtelijk beleid moet ervoor zorgen dat de verhouding tussen bouwen in stedelijke gebieden en in landelijke gebieden in balans blijft. Een precieze invulling van deze balans kan volgens het rijk het beste plaatsvinden door de provincie, de gemeenten hebben het voortouw bij het bepalen van het precieze aantal woningen. Bundeling van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) staat nog steeds voorop, echter geconstateerd wordt dat er zowel vraag is naar centrumstedelijke milieus, groenstedelijke milieus en naar meer ruimte in en om de woning. Voorkomen moet daarnaast worden dat de landelijke gebieden leeglopen doordat te beperkte ontwikkelingsruimte wordt geboden. Streven is een multifunctioneel en vitaal platteland. He bestemmingsplan ‘kom Boerdonk’ voldoet aan het hierboven geschetste rijksbeleid. Door ontwikkeling van inbreidingslocaties die in het bestemmingsplan zijn opgenomen wordt de ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied in de toekomst intensiever gebruikt. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten en wordt aandacht geschonken aan het aspect veiligheid.
Hoofdstuk 3
25
(interim) Structuurvisie ruimtelijke ordening en paraplunota Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie sinds de inwerkintreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervat in de ‘Interimstructuurvisie’ en de ‘paraplunota’. Interimstructuurvisie ruimtelijke ordening De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. Ook is hierin opgenomen hoe op hoofdlijnen het beleid wordt uitgevoerd. De uitwerking van het beleid is opgenomen in de Paraplunota ruimtelijke ordening. De structuurvisie bevat de visie op het provinciaal ruimtelijk beleid, geeft een overzicht met provinciale belangen en benoemt de hoofdlijnen van beleid. Het bestaande Streekplan 2002 vormt hiervoor de basis. Beleidsinhoudelijke wijzigingen ten opzichte van het huidige streekplan vloeien voort uit nieuwe wetgeving en bestuurlijke besluitvorming. Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger omgaan met de Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020: 1. meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie en de geomorfologie en de infrastructuur; 2. zuinig ruimtegebruik; 3. concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren. 4. zonering van het buitengebied; 5. grensoverschrijdend denken en handelen. De provincie Noord-Brabant maakt onderscheid tussen stedelijke en landelijke regio’s. Verstedelijkingsopgaven met een sterk bovenregionaal karakter worden geaccommodeerd in de stedelijke regio’s. In de landelijke regio’s mag gebouwd worden volgens migratiesaldo nul. Onderhavig bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt enkele op de rol staande ruimtelijke ontwikkelingen binnen de kern Boerdonk mogelijk. Omdat recent gerealiseerde ontwikkelingen, momenteel in ontwikkeling zijnde initiatieven én toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zijn meegenomen, draagt dit bestemmingsplan bij aan de hoofdprincipes 2 en 3 van het provinciale beleid. Paraplunota In de Paraplunota staat de uitwerking van het provinciaal ruimtelijk beleid uit de Interimstructuurvisie. Deze nota vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de paraplunota zijn de algemene beleidslijnen voor Ruimtelijke Ordeningsbeleid overgenomen uit hoofdstuk 3 van het Streekplan 2002 en is een uitwerking van het be-
26
Hoofdstuk 3
leid uit de Interimstructuurvisie. Er zijn wijzigingen ten opzichte van het Streekplan 2002 omdat er nieuwe wetgeving en besluitvorming van provincie en Rijk is. Uitwerkingen van de algemene beleidslijnen Ruimtelijke Ordening zoals deze voor 1 juli 2008 in verschillende (sectorale) beleidsnota’s is vastgelegd, blijven ook onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening uitgangspunt van hun beleid en handelen. De meeste sectorale nota's en beleidsregels maken dan ook deel uit van de Paraplunota. Belangrijk document voor het ruimtelijk beleid in het plangebied Kom Boerdonk, welke deel uitmaakt van de paraplunota, is het ‘Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken’. Het uitwerkingsplan Uden-Veghel e.o.3 beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken tot 2015 voor de regio. Om te kunnen bepalen waar in de toekomst nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen mogelijk zijn, is gekeken naar het beleid van de verschillende overheden voor bodem en water, natuur, cultuurhistorie en landschap. Voor de kernen Uden en Veghel geldt tot 2015 een aanzienlijke bouwopgave van circa 4.500 woningen. Daarvan kunnen ongeveer 2.700 woningen middels benutting van bestaande restcapaciteit en van inbreidingslocaties binnen het bestaand stedelijk gebied gebouwd worden. Het zoeken naar inbreidingslocaties binnen de bestaande stedelijke structuur wordt dan ook in het uitwerkingsplan als belangrijkste beleidsuitgangspunt gezien. De inbreidingen die geprojecteerd zijn in onderhavig plan passen binnen dit beleidsuitgangspunt. StructuurvisiePlus ‘Uden-Veghel’ De StructuurvisiePlus is een intergemeentelijke structuurvisie, die tevens diende als bouwsteen voor het provinciale Streekplan. De StructuurvisiePlus bestaat uit een programma voor de korte en middellange termijn en een duurzaam component, het ruimtelijk structuurbeeld. Het ruimtelijk structuurbeeld vormt het skelet, het afwegingskader, van de StructuurvisiePlus: de voorgestelde concrete maatregelen uit het programma passen binnen dit kader. Het programma is gericht op een periode van 10 tot 15 jaar en wordt zowel kwalitatief als kwantitatief benaderd. In de StructuurvisiePlus worden voornamelijk uitspraken gedaan over de twee hoofdkernen in de regio. De uitspraken die over de kerkdorpen gedaan worden, zijn erg summier. Vandaar dat de gemeente Veghel de afgelopen jaren voor al haar kerkdorpen aparte structuurvisies heeft opgesteld. Deze visies moeten gezien worden als een uitwerking van de StructuurvisiePlus van de regio.
3
Uitwerkingsplan Uden-Veghel e.o., ’s-Hertogenbosch, 21 december 2004
Hoofdstuk 3
27
Structuurvisie Boerdonk In de structuurvisie van Boerdonk is een uitgebreide sterkte-zwakte analyse opgenomen. Op een groot aantal thema’s is een analyse gemaakt. Het betreft hier zowel sociaalmaatschappelijke thema’s als ruimtelijke thema’s. Sommige aspecten liggen op het raakvlak van beiden. Wat duidelijk uit de structuurvisie naar voren komt, is de vraag hoe Boerdonk leefbaar gehouden kan worden. Om een dorp in stand te houden is een levende gemeenschap met gevarieerde bevolkingssamenstelling nodig. Een gevarieerde bevolkingssamenstelling vraagt ook om een gevarieerd huizenaanbod. Op dit moment ontbreekt het aan voldoende woningen voor jongeren aan het begin van hun wooncarrière en voor ouderen aan het einde van hun wooncarrière. Er zijn sowieso weinig huurwoningen. Het gevaar bestaat dat de jongeren Boerdonk zullen verlaten, waardoor de vergrijzing alleen maar toeneemt. Dit bestemmingsplan probeert dit probleem te keren, door flexibel om te gaan met de bestemmingen van de herstructurerings- en inbreidingsopgaven in het dorp. In stand houden leefbaarheid en voorzieningenniveau In de Structuurvisie is aangegeven dat voor het in stand houden en betaalbaar houden van de leefbaarheid in Boerdonk het clusteren van voorzieningen in een gebouw de meest voor de hand liggende oplossing is. Een voorbeeld hiervan is het gerealiseerde project ‘Het Mirakel’ aan de Kapelstraat 1, waar horeca, winkel, bedrijf en woningen in één gebouw zijn ondergebracht. Wonen Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van 7 nieuwe bouwtitels ten behoeve van het realiseren van een woning. De meeste van de nieuwe woningen worden gerealiseerd doormiddel van kavelsplitsing. Daarnaast is er recentelijk een vrijstellingsprocedure gevoerd voor het realiseren van 10 woningen in de kern en is er een procedure doorlopen voor de bouw van 15 woningen op het voormalige evenemententerrein (’t Veldje). De woningvoorraad in Boerdonk is tamelijk eenzijdig en bestaat voor het overgrote deel uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen. Er zijn nauwelijks (sociale) huurwoningen. De beperkte bouwruimte moet, zo staat in de Structuurvisie vermeld, vooral benut worden voor differentiatie van de woningvoorraad. Voor de toekomst van Boerdonk moet worden ingezet op een mix van kleine en grote bouwkavels en een mix van woningtypen met ten opzichte van de huidige situatie een zwaarder accent op appartementen en op levensloopbestendige woningen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het creëren van deze mix door verschillende woningtypes, waaronder appartementen toe te voegen aan de woningvoorraad van Boerdonk. Het plan Boerdonk Korstenhof en de procedure ten behoeve van het evenemententerrein zullen de woningvoorraad in Boerdonk verder differentiëren. Bovendien is de plek Kapelstraat 1 in de Structuurvisie aangegeven als locatie voor ‘jongerenhuisvesting’.
28
Hoofdstuk 3
Verder spreekt de structuurvisie vooral van beheer van de huidige situatie en behoud van het voorzieningenaanbod. Dat is ook de insteek die het bestemmingsplan kiest. Concluderend kan gesteld worden, dat het bestemmingsplan de structuurvisie voor Boerdonk op een correcte manier is vertaald in een juridisch kader zonder daarbij het karakter van het dorp te schaden.
Hoofdstuk 3
29
30
Hoofdstuk 3
4.
CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE 4.1 Monumenten en waardevolle elementen Monumenten en waardevolle gebouwen De gemeente Veghel hecht aan haar monumentale panden. Deze, veelal historische gebouwen, dragen bij aan een positieve belevingswaarde van de gemeente. In het plangebied komen de volgende gemeentelijke monumenten voor: Gemeentelijke monumenten Adres
Omschrijving
Kapelstraat 15
Dorpswoning
Pastoor Van Schijndelstraat 33
Boerderij, gemengd bedrijf
Pastoor Van Schijndelstraat 35
R.K. Kerk St. Servatius
Pastoor Van Schijndelstraat 37
Parochie-/ gemeenschapshuis
Verder zijn de onderstaande panden geïnventariseerd als M.I.P.-object: M.I.P.-objecten Kapelstraat 7
Woning
Pastoor Van Schijndelstraat ong.
Begraafplaats
Binnen het plangebied komen geen Rijksmonumenten voor. In onderhavig bestemmingsplan is aan de gemeentelijke monumenten (aangeduid op de plankaart) een dusdanig bouwvlak en bouwhoogte toegekend dat de bestaande situering en hoogte gewaarborgd blijft. In het kader van het monumenten inventarisatie project4 (M.I.P.) is een groot aantal objecten aangemerkt als waardevol. Deze objecten zijn opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant, voor zover zij ten tijde van het opstellen van deze waardenkaart (2005) nog van bovenlokaal belang werden geacht. Deze M.I.P.-objecten zijn op de plankaart specifiek aangeduid als “cultuurhistorisch waardevol bouwwerk” en hieraan is een sloopverbod (met vrijstellingsmogelijkheid) gekoppeld. Waardevolle elementen Naast bebouwde monumenten hecht de gemeente Veghel ook waarde aan haar natuurlijk erfgoed. Binnen de gemeente komen een aantal waardevolle bomen voor die de status van gemeentelijk monument hebben.
4
Project is uitgevoerd door de provincie Noord-Brabant in de periode 1979-1991.
Hoofdstuk 4
31
Binnen de kern Boerdonk komen de volgende “natuurmonumenten” voor: Adres
Omschrijving
Pastoor van Schijndelstraat 37
2 Italiaanse populieren, 2 levensbomen, 5 taxussen en een hulst
Geluckweg 1
3 Leilinden in voortuin
Deze natuurmonumenten zijn op de plankaart specifiek aangeduid. Ter bescherming en instandhouding van deze bomen is een beschermingszone ter grootte van de kroon van de boom opgenomen waarbinnen het verboden is zonder aanlegvergunning werkzaamheden en werken uit te voeren die de levensduur voor de betreffende bomen kunnen schaden.
4.2 Cultuurhistorische structuren De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Brabant laat zien welke cultuurhistorische interessante en waardevolle patronen en objecten zich in het plangebied bevinden. Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbaar in het huidige (dorps)landschap. De CHW-kaart brengt deze cultuurhistorische waardevolle patronen en objecten in beeld. Bij de toekenning van een waardering van de patronen en objecten wordt gebruik gemaakt van criteria die betrekking hebben op: • Cultuurhistorische waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn in culturele, sociaal-economische, geografische, landschappelijke, technische of functionele zin; • Historisch-ruimtelijke of stedenbouwkundige waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn voor de geschiedenis van de ruimtelijke ordening en/of stedenbouw, wegens bijzondere samenhang van functies of hoogwaardige kwaliteiten op basis van een herkenbaar ruimtelijk/stedenbouwkundig concept, of wegens bijzondere inrichtingsprincipes (verkaveling, openbare ruimte); • Situationele waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn wegens bijzondere samenhang van kwaliteiten van bebouwde en onbebouwde ruimten in relatie tot hun stedelijke of landschappelijke omgeving en/of wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing en hun groepering; • Gaafheid/herkenbaarheid; het belang van de structuur, het vlak of de lijn wegens de herkenbaarheid van de (oorspronkelijke) historisch-ruimtelijke structuur, bebouwing en functionele opzet als geheel, wegens de architectonische gaafheid van de bebouwing en/of wegens de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke of landschappelijke omgeving; • Zeldzaamheid; het belang van de structuur, het vlak of de lijn vanwege de unieke verschijningsvorm en/of het uitzonderlijk belang van het gebied wegens één of meer van de genoemde kwaliteiten. De Boerdonksedijk is op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie NoordBrabant aangeduid als structuur met historische groen.
32
Hoofdstuk 4
4.3 Archeologie
Bron: Cultuurhistorische waardenkaart, provincie Noord-Brabant, versie april 2005
Het plangebied heeft op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie NoordBrabant voor het grootste deel de kwalificatie ‘lage verwachtingswaarde’. De zuidrand van de dorpskern heeft daarentegen de kwalificatie ‘middelhoge verwachtingswaarde’ In de op 28 april 2004 vastgestelde ‘Archeologische Verwachtingskaart gemeente Veghel’ ligt het noordelijke deel van de kern Boerdonk in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De zuidrand daarentegen (Geluckweg, Veerstraat en Tolentijnstraat) heeft op de verwachtingskaart van de gemeente Veghel een ‘hoge verwachtingswaarde’. De Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Veghel laat zien dat de omgeving van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft vanwege de lange bewoningsgeschiedenis van de dekzandrug langs de Aa. Om deze verwachtingen te vertalen naar archeologische waarde, moet inzicht worden verkregen in de gaafheid (mate van intactheid) van de bodem. Waar het bodemarchief nog niet is aangetast (door bijvoorbeeld eerdere ontgrondingen of bebouwing), hebben ingrepen in een dergelijk gebied kans op het aantreffen van archeologische vondsten. Indien een ruimtelijke ingreep wordt voorgesteld die het bodemarchief kan aantasten, zoals het effectueren van de wijzigingsbevoegdheid in het plangebied, dient nader onderzoek dan wel archeologische begeleiding plaats te vinden. Daarnaast dient aangegeven te worden dat voordat men kan starten met bodemverstorende activiteiten omdat het uitgevoerde selectieadvies (zie paragraaf nieuwe ontwikkelingen voor de uitkomsten van dit advies) eerst beoordeeld dient te worden door de bevoegde overheid, dat vervolgens een selectiebesluit neemt.
Hoofdstuk 4
33
Tevens kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig uitgesloten te worden. Bij bodemverstorende activiteiten dient men daarom alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RACM) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Nieuwe ontwikkelingen Locatie Geluckweg 1 De onderzoekslocatie aan de Geluckweg 1 bestaat uit een woning en een schapenweide. Het meest oostelijke gedeelte van het perceel is in gebruik als volière. De initiatieflocatie ligt binnen het gebied dat op de CHW-kaart (cultuurhistorische waardekaart) een middelhoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Hierdoor is verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden5 en hieronder worden kort de conclusies weergegeven. Gezien de lage verwachting om nog intacte archeologische vindplaatsen aan te treffen en de grootschalige en diep verstoringen (tot in de C-horizont) is de kans klein dat eventueel aanwezige archeologische resten worden bedreigd. Locatie Lekerweg 4 Het onderliggende plan voorziet in de kavelsplitsing aan de Lekerweg 4. Op de nieuwe kavel wordt een nieuwe woning gerealiseerd. De initiatieflocatie ligt in een gebied met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde. Omdat er een nieuwbouwwoning gerealiseerd wordt is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd6, hieronder worden kort de resultaten van het onderzoek weergegeven. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is het tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologisch verwachtingsmodel in het veld getoetst door middel van een booronderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat in het oostelijk deel van het perceel de kans klein is dat eventueel aanwezige archeologische resten worden bedreigd. In het westelijk deel is de kans groot, gezien de middelhoge verwachting om nog intacte archeologische vindplaatsen aan te treffen in de top van het aanwezige dekzand en de voorgenomen diepte van de bodemverstoring (een verstoring tot in de C-horizont), dat eventuele archeologische waarden bedreigd zullen worden. Bodemverstorende activiteiten dienen in het westelijke gedeelte van de Lekerweg 4 vermeden te worden. Indien dat niet mogelijk is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.
5
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Boerdonk 4 locaties, BAAC bv, juni 2008. Separaat bijgevoegd. 6 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Boerdonk 4 locaties, BAAC bv, juni 2008. Separaat bijgevoegd.
34
Hoofdstuk 4
Locatie Lekerweg 9 Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe woning aan de Lekerweg 9. De locatie ligt in het gebied met een ‘hoge archeologische verwachtingswaarde’. Het gebied is in het verleden in eerste instantie in agrarisch gebruik geweest. Aan de Lekerweg zijn in het verleden twee ‘vondsten’ gedaan. Het gaat om de ‘Helmontse hoeve’ (middeleeuwen/17e eeuw) en ‘Hoeve Kerveheester’ (middeleeuwen). Voor de ontwikkelingslocatie aan de Lekerweg is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd7. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is het tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologisch verwachtingsmodel in het veld getoetst door middel van een booronderzoek. Er zijn in het plangebied geen archeologische waarden aanwezig die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse. De top van het originele bodemprofiel inclusief eventueel aanwezige archeologische sporen zijn zeer waarschijnlijk door menselijke ingrepen verdwenen. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan voor het gehele plangebied de hoge archeologische verwachting worden bijgesteld naar een lage archeologische verwachting en is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Locatie Veerstraat 19 Het perceel aan de Veerstraat 19 bestaat uit een woning en daarnaast een braakliggend terrein. De initiatiefnemer is voornemens het perceel te splitsen in twee kavels. Het braakliggende terrein wordt zodoende een aparte kavel, waar men voornemens is een nieuwe woning te realiseren. Het perceel valt binnen een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Daarom heeft een verkennend archeologisch onderzoek plaatsgevonden8, hieronder is kort de conclusie van dit onderzoek weergegeven. Gezien de middelhoge verwachting om nog intacte archeologische vindplaatsen aan te treffen in de top van het aanwezige dekzand en de voorgenomen diepte van de bodemverstoring (tot in de C-horizont) is de kans groot dat eventuele archeologische waarden bedreigd zullen worden bij verwijdering van het esdek. Deze zone bevindt zich op circa 40 tot 75 cm onder het maaiveld. Indien bodemverstorende activiteiten niet vermeden kunnen worden is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Locaties Meester van Zutphenstraat Dit plan voorziet in de toevoeging van twee bouwkavels aan weerszijden van de Meester van Zutphenstraat als verlenging van deze woonstraat. De locatie ligt in het gebied met een ‘lage archeologische verwachtingswaarde’. Archeologisch vooronderzoek is hier niet noodzakelijk. Mochten er tijdens de bouwwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen dan zullen die bij de Rijksdienst voor oudheidkundige bodemonderzoek gemeld worden.
7
Inventariserend archeologisch veldonderzoek Lekerweg 9, BAAC bv, januari 2006. Separaat bijgevoegd. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Boerdonk 4 locaties, BAAC bv, juni 2008. Separaat bijgevoegd. 8
Hoofdstuk 4
35
36
Hoofdstuk 4
5.
GROEN EN ECOLOGIE 5.1 Groenstructuur De kern Boerdonk ligt in een relatief open landschap. Het kerkdorp wordt aan alle zijden omsloten door open akkercomplexen en graslanden. Kenmerkend voor de kern en zijn omgeving zijn de lanen. Vooral de oudere wegen en structuren worden veelal door forse bomen begeleid. In de kern Boerdonk zelf hebben vrijwel alle straten een groene uitstraling heeft. In de meer recente uitbreidingsgebieden van Boerdonk is een aanzet gemaakt om deze lanen te creëren. Deze gebieden hebben echter nog geruime tijd nodig voordat de bomen een belangrijke rol gaan spelen in het aanzien van de straat.
5.2 Flora en fauna De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968, 1998 en 2005 (de gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (de soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die Nederland heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora- en faunawet behorende besluiten en regelingen. Beschermingsniveaus in de Flora- en faunawet Sinds 22 februari jl. is een nieuwe AMvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het ‘Besluit beschermde dier- en plantensoorten’. Deze AMvB betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus: • niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig;
Hoofdstuk 5
37
•
•
niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten genoemd in tabel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, zoals b.v. Eekhoorn, Steenmarter en alle in het wild voorkomende vogelsoorten. In een op te stellen gedragscode9 moet worden aangegeven hoe bij nieuwe plannen en projecten omgegaan dient te worden met beschermde soorten. Onder deze voorwaarden, vooraf goedgekeurd door de minister van LNV, kan gebruik worden gemaakt van deze vrijstelling; niveau 3: streng beschermde soorten. Dit zijn de soorten genoemd in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten kan geen algemene vrijstelling worden gegeven en is voor ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Een ontheffingsaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van dwingende redenen van openbaar belang, 2) er zijn geen alternatieven voorhanden en 3) de ruimtelijke ingreep doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor een ontheffingsaanvraag moet aan alle drie de criteria worden voldaan.
Met betrekking tot beschermingsniveau 2 geldt het volgende: Op dit moment bestaat er nog geen, door het ministerie van LNV goedgekeurde, gedragscode voor een werkwijze bij ‘ruimtelijke ontwikkelingen’. Hierdoor kan nog geen gebruikt gemaakt worden van de mogelijke vrijstelling voor dier- en plantensoorten welke vallen onder beschermingsniveau 2. Dit houdt in dat op dit moment (tot op het moment dat de hiervoor benoemde gedragscode door de sector is opgesteld en goedgekeurd door het ministerie van LNV) nog altijd ontheffing moet worden aangevraagd voor: • Planten en dieren welke zijn opgenomen in tabel 2. Hiervoor moet de zogenaamde ‘lichte toets’ worden gehanteerd. Dit houdt in dat de ruimtelijke ingreep geen afbreuk mag doen aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. • Alle in Nederland voorkomende broedvogels. Hiervoor moet de zogenoemde “uitgebreide” toets worden gehanteerd, zoals hierboven beschreven bij beschermingsniveau 3. Tegen deze achtergrond moet nagegaan worden of de ruimtelijke ontwikkelingen die voorliggend plan mogelijk maakt, nadelige gevolgen heeft voor beschermde gebieden en/of beschermde planten en dieren in relatie tot hun natuurlijke leefomgeving. Bureau- en veldonderzoek ontwikkelingslocaties Bronnenonderzoek Natuurloket geeft informatie over de verspreiding van soortgroepen per km2 en of daarbij wettelijk beschermde soorten en/of soorten van de Rode lijst voorkomen. Alle ontwikkelingslocaties liggen in het geheel in km-vak 171-39610. Van dit km-vak zijn vaatplanten 9 10
De gedragscode moet door de sector of ondernemer zelf opgesteld worden. De getallen staan voor de x- respectievelijk y-coördinaat van de linker benedenhoek van het km-vak.
38
Hoofdstuk 5
goed onderzocht, broedvogels redelijk onderzocht en de overige soortgroepen (zoogdieren, amfibieën, vissen ed.) zijn niet onderzocht. Naast de soortinformatie kan vanuit Natuurloket ook de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden bekeken worden. De planlocaties liggen in de bebouwde kom van Boerdonk. In de omgeving van de locaties komen geen beschermde Habitat- of Vogelrichtlijngebieden voor. Met beschermde gebieden hoeft derhalve geen rekening mee te worden gehouden. Veldbezoek Op woensdag 9 november 2005 zijn de ontwikkelingslocaties in het plangebied bezocht. Het doel van dit verkennende terreinbezoek was een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken zoals grondgebruik en ecotopen, mogelijke sporen van dieren en de ecologische samenhang met de omgeving te onderzoeken. Het verkennende terreinbezoek had tevens tot doel na te gaan of aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is in de daarvoor geldende inventarisatieperioden. De planlocatie ‘voormalig evenemententerrein’ is op 14 maart 2007 door een (veld)ecoloog van het bureau Arcadis bezocht en beoordeeld op de habitatgeschiktheid voor beschermde en/of zeldzame soorten flora en fauna en op bijzondere vegetatietypen. Niet alle ontwikkelingslocaties zijn in het bovenstaande onderzoek bezocht. Daardoor heeft nog een oriënterend veldonderzoek plaatsgevonden op 8 mei 2008, daar werden de volgende locaties onderzocht: Geluckweg 1, Lekerweg 4 en de Veerstraat 19. Voor deze vier locaties geldt het volgende: er zijn twee aandachtspunten voor deze locaties: de mogelijke aantasting van de verblijfplaatsen van de gierzwaluw en de mogelijke aantasting van de habitat van vleermuizen bij sloop van gebouwen. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten is daarmee noodzakelijk. Tevens dient men er rekening mee te houden dat de uitvoering van nieuwbouw beschouwd dient te worden als vogel verstorende activiteit. Deze werkzaamheden dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Locatie Geluckweg 1 Het perceel aan de Geluckweg 1 bestaat uit een woonhuis met tuin. Ten oosten van het woonhuis is een weide gesitueerd met geitenhok, fruitbomen, schuurtje en kleine kippenren. De nieuwe grens van het perceel loopt ten hoogte van de afrastering van de geitenweide. Op het nieuwe perceel wordt een nieuwe woning gesitueerd. Locatie Lekerweg 4 en 9 Aan de zuidzijde van de kern Boerdonk loopt in noord-zuid richting de Lekerweg. Op het perceel aan de Lekerweg 4 wordt bestaande bebouwing gesloopt en op de gesloopte bebouwing wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Tevens wordt de kavel gesplitst. Op het nieuwe perceel wordt een nieuwe woning gebouwd.
Hoofdstuk 5
39
De ontwikkelingslocatie aan de Lekerweg 9 is het laatste perceel van de bebouwde kom. Dit perceel is momenteel in gebruik als grasland, en zal worden bebouwd met een woning. Het grasland bestaat voornamelijk uit een monocultuur van gras met verspreid enkele kruiden als boterbloemen, paardenbloemen en zuringsoorten. Langs de Lekerweg is een greppel aanwezig welke droog stond. Langs het perceel is verder een haag met Haagbeuk aanwezig. Locaties Veerstraat 19 Het perceel aan de Veerstraat 19 bestaat uit een woonhuis, met ten westen een grasland. Op dit graslandperceel wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Woningbouw Meester van Zutphenstraat De percelen waarop woningbouw is voorzien liggen aan weerszijden van de Meester van Zutphenstraat, ingeklemd tussen reeds bestaande bebouwing. Beide percelen zijn in gebruik als tuin. In beide gebieden die voor woningbouw in aanmerking komen, komen geen beschermde plantsoorten voor.11 In de achtertuinen broeden diverse algemene vogelsoorten en er komen een beperkt aantal algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren voor, waarvoor ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Deze vrijstelling geldt tevens voor vier algemene, beschermde amfibiesoorten die mogelijk in het plangebied voorkomen. Andere beschermde diersoorten komen in het de tuinen niet voor. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige flora en fauna geen belemmering vormt voor de geplande ontwikkeling. Wel dient bij de planning van de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels (15 maart t/m 15 juli). Beschermde soorten Uit de opgave van Natuurloket blijkt dat vaatplanten goed zijn onderzocht en broedvogels redelijk zijn onderzocht. Van de eerste soortgroep zijn twee wettelijk beschermde plantensoorten in het km-vak waarin de locaties liggen aangetroffen. Het gaat hierbij om soorten van beschermingsniveau 1 waarvoor een ontheffing geldt. Voor alle onderzochte locaties zijn in het aanwezige groen geen kruiden van betekenis aangetroffen. Gelet op de aanwezige kwaliteiten van het groen (het merendeel grasland) worden hier ook geen wettelijk beschermde vaatplanten verwacht. Het veldbezoek heeft geen beschermde vaatplanten opgeleverd, maar het bezoek vond buiten de daarvoor geldende inventarisatieperiode plaats. Er wordt echter geen aanvullend veldonderzoek noodzakelijk geacht. In de omgeving van de onderzochte locaties komen naar alle waarschijnlijkheid kleine grondgebonden zoogdieren voor. Het gaat hierbij om algemene soorten als Huisspitsmuis, Veldmuis, Egel en Mol. Deze soorten vallen onder beschermingsniveau 1, waarvoor een vrijstelling geldt ex art. 75 van de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. 11
Dit is geconstateerd op basis van veld- en bureauonderzoek, uitgevoerd door Van der Vleuten raadgevers, Sint-Oedenrode, d.d. 2 februari 2007 (kenmerk 2007C008-490 CvdV).
40
Hoofdstuk 5
Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd en vallen onder de Habitatrichtlijn. De twee meest algemeen voorkomende soorten zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Deze soorten verkiezen gebouwen voor hun verblijfplaatsen en kolonies. Hoewel de kans op het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen klein is, kunnen in de woning aan de Lekerweg 6 verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen. Er wordt derhalve geadviseerd een aanvullende vleermuisinventarisatie uit te voeren wanneer het woonhuis gesloopt gaat worden. De geschikte inventarisatieperiode voor vleermuizen is in mei-juni. Alle in Nederland voorkomende vogelsoorten zijn wettelijk beschermd. Omdat voor vogels nog geen gedragscode bij ruimtelijke ontwikkelingen voorhanden is, vallen alle vogelsoorten onder beschermingsniveau 3. Uit de opgave van Natuurloket blijkt dat in het km-vak waarin de drie locaties liggen, 1 wettelijk beschermde broedvogel voorkomt, welke tevens van de Rode lijst is. Opgemerkt moet worden dat deze gegevens van slechts een redelijke kwaliteit zijn en hierover derhalve geen conclusies getrokken kunnen worden. In zowel het openbaar groen als in de tuinen aan de Lekerweg 6 en 9 en de tuinen aan de Meester van Zutphenstraat, komen jaarlijks vogels nestelen en broeden in bomen en struiken. Het gaat hierbij om algemene soorten als Ekster, Koolmees, Roodborst, merel, Lijster, Spreeuw en Winterkoning. De genoemde Rode lijst soort kan mogelijk Huismus of Ringmus zijn. Bij het ruimtelijk plan dient derhalve rekening gehouden te worden met beschermde vogelsoorten. Amfibieën, reptielen en vissen zijn niet onderzocht in het km-vak. Er zijn in de directe nabijheid van de drie onderzochte locaties echter geen oppervlaktewateren, zoals sloten en vijvers aanwezig. Er hoeft derhalve geen rekening gehouden te worden met wettelijk beschermde amfibieën en vissen. Reptielen stellen zeer specifieke eisen aan hun leefmilieus. Deze leefmilieus zijn niet aanwezig in en rond de planlocaties in Boerdonk. Er hoeft derhalve geen rekening gehouden te worden met beschermde reptielen. Volgens de opgave van Natuurloket zijn de overige soortgroepen, zoals vlinders, libellen en sprinkhanen niet onderzocht in het km-vak waarin het plangebied ligt. De aanwezige ecotopen geven geen aanleiding op het voorkomen van wettelijk beschermde soorten uit de bovengenoemde soortgroepen, daar het type en de kwaliteit van het openbaar groen niet bijzonder geschikt is voor deze soortgroepen. Er hoeft derhalve geen rekening gehouden te worden met beschermde insectensoorten. Conclusie: Bij de ruimtelijk plannen dient rekening gehouden te worden met beschermde vleermuizen en vogelsoorten.
Hoofdstuk 5
41
Effectbeschrijving Vleermuizen Uit het voorgaande blijkt dat in het woonhuis aan de Lekerweg 6 mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. De vleermuissoorten Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger hebben veelvuldig kolonies in gebouwen. Wanneer de woning aan de Lekerweg 6 gesloopt wordt, zullen hierbij mogelijk ook de verblijfplaatsen van vleermuizen in het geding zijn. Omdat bij vernietiging van vaste vleermuisverblijfplaatsen een ontheffing ex art. 75 van de Flora en faunawet noodzakelijk is, wordt geadviseerd om eerst een aanvullende veldinventarisatie uit te voeren naar het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen. De geschikte inventarisatieperiode hiervoor is mei – juni. Indien verblijfplaatsen aanwezig zijn dan dient vervolgens een ontheffing te worden aangevraagd voor het vernietigen van verblijfplaatsen, waarbij tevens aangegeven moet worden welke mitigerende en compenserende maatregelen genomen zullen worden voor het verlies aan verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen. Vogels Bij het ruimtelijk plan zijn mogelijk een aantal beschermde broedvogels betrokken. Omdat op dit moment nog geen, door het ministerie van LNV goedgekeurde, gedragscode voor werkzaamheden aan ‘ruimtelijke ontwikkelingen’ bestaat, zal een eventuele ontheffingsaanvraag met betrekking tot vogels beoordeeld worden volgens de “uitgebreide” toets (zie toelichting beschermingsniveaus). Om aan deze eis te voldoen zullen ten minste de volgende maatregelen in acht moeten worden genomen: • Alle werkzaamheden die broedende vogels binnen het plangebied op enigerlei wijze kunnen verstoren, dienen buiten het broedseizoen (april – september) uitgevoerd te worden. • Om het broeden van vogels in het plangebied te voorkomen tijdens de bouwwerkzaamheden, dienen de mogelijke broedplaatsen van de verschillende aanwezige vogelsoorten voor aanvang van het broedseizoen (begin april) als zodanig ongeschikt gemaakt te worden. Daarnaast zal het plangebied tot aanvang van de bouwwerkzaamheden geregeld gecontroleerd moeten worden op broedende vogels en moet het broeden voorkomen worden. Ter voorkoming van overtreding van de Flora- en faunawet met betrekking tot vogels dienen ten minste bovengenoemde voorwaarden in acht genomen te worden. Daarnaast mag aangenomen worden dat alle in het plangebied voorkomende vogelsoorten voldoende mobiel zijn om, buiten het broedseizoen, bij ‘dreigende verstoring’ zich te verplaatsen naar beschikbaar geschikt habitat in de directe omgeving. Om deze reden zal bij werkzaamheden buiten het broedseizoen geen overtreding van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet met betrekking tot vogels plaatsvinden en is een ontheffing niet noodzakelijk.
42
Hoofdstuk 5
5.3 Bodem en grondwater De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging. Het terrein van het bestemmingsplan Boerdonk ligt gemiddeld 13 m boven N.A.P. Het moedermateriaal van de bovenlaag wordt gevormd door dekzand.
Hoofdstuk 5
43
44
Hoofdstuk 5
6.
WATER 6.1 Beleid Vierde Nota Waterhuishouding De ‘Vierde Nota Waterhuishouding’ (Ministerie V&W, september 1997) beschrijft de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de waterhuishouding. Hoofddoelstelling van het beleid is “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Voor de verschillende watersystemen, zoals stedelijk waterbeheer, is specifiek beleid ontwikkeld. Verder wordt nadere aandacht geschonken aan enkele onderwerpen, zogenaamde thema's, waaronder terugdringen van verdroging, reductie van emissies van diffusie bronnen en waterbodemsanering. In onderhavig bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen waarin is aangeven hoe in beheersituaties wordt omgegaan met de verschillende wateraspecten. Waterplan gemeente Veghel Recent heeft de gemeente Veghel het gemeentelijk waterplan vastgesteld. In dit waterplan is het beleid verwoord dat de gemeente wenst te voeren ten aanzien van het gemeentelijk waterbeheer. Het waterplan is gebaseerd op onder andere: • Het waterbeleid van het Rijk, de provincie en het waterschap; • Alsmede de gemeentelijke visie ten aanzien van water. In het waterplan heeft de gemeente streefbeelden verwoord voor de wijze waarop zij om wil gaan met water binnen de stedelijke omgeving. Op basis van de streefbeelden in het waterplan van de gemeente zijn de volgende uitgangspunten te benoemen voor de gewenste waterhuishouding in het plangebied: • Het watersysteem moet zo natuurlijk mogelijk kunnen functioneren; • De hydrologische invloed vanuit het plangebied op het regionale watersysteem is minimaal, ofwel er wordt hydrologisch neutraal gebouwd; • Er vindt zo min mogelijk vermenging plaats van schoon met vuil water; • Water is een belangrijke drager van ecologische waarden; • Water vormt een aantrekkelijk element. In de waterparagraaf (paragraaf 6.2) wordt ingegaan op wateraspecten in en in de omgeving van het plangebied.
Hoofdstuk 6
45
6.2 Watertoets 1. Korte karakterisering plangebied en bestemmingsplan Plangebied Boerdonk is één van de kerkdorpen in de gemeente Veghel en ligt circa 10 km ten zuidoosten van de kern Veghel. De kern wordt in zijn geheel omsloten door het buitengebied. Aard bestemmingsplan Het bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ is hoofdzakelijk een beheerplan, waarin een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dat wil zeggen dat er zoveel mogelijk aangestuurd wordt op het behoud van de huidige functies en structuur. Echter, een gebied waarin gewoond, gewerkt en geleefd wordt, is altijd in beweging. Zowel functieveranderingen als ruimtelijke ingrepen komen veelvuldig voor. Binnen het plangebied kom Boerdonk zijn een aantal locaties bekend waar op dit moment ontwikkelingen plaatsvinden. Het gaat om: • Locatie Geluckweg 1 • Locatie Lekerweg 4 • Locatie Lekerweg 9 • Locatie Veerstraat 19 • Locaties aan de Meester van Zutphenstraat In de waterparagraaf wordt ingegaan op deze ontwikkelingen. 2. Beleidskader en samenwerking met waterbeheerder Beleidskader Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant, het Waterbeheersplan van het Waterschap de Aa, de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend: • Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit) • Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit) Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de driestapsstrategieën. De twee meest relevante beleidsstukken zijn hieronder verder toegelicht.
46
Hoofdstuk 6
Waterplan gemeente Veghel Recent heeft de gemeente Veghel het gemeentelijk waterplan vastgesteld. In dit waterplan is het beleid verwoord dat de gemeente wenst te voeren ten aanzien van het gemeentelijk waterbeheer. Het waterplan is gebaseerd op onder andere: • Het waterbeleid van het Rijk, de provincie en het waterschap; • Alsmede de gemeentelijke visie ten aanzien van water. In het waterplan heeft de gemeente streefbeelden verwoord voor de wijze waarop zij om wil gaan met water binnen de stedelijke omgeving. Op basis van de streefbeelden in het waterplan van de gemeente zijn de volgende uitgangspunten te benoemen voor de gewenste waterhuishouding in het plangebied: • Het watersysteem moet zo natuurlijk mogelijk kunnen functioneren; • De hydrologische invloed vanuit het plangebied op het regionale watersysteem is minimaal, ofwel er wordt hydrologisch neutraal gebouwd; • Er vindt zo min mogelijk vermenging plaats van schoon met vuil water; • Water is een belangrijke drager van ecologische waarden; • Water vormt een aantrekkelijk element. Beleidsnota uitgangspunten Watertoets van het Waterschap Aa en Maas: • Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. • Het streefbeeld is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen het plangebied. • Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: ‘hergebruikinfiltratie-buffering-afvoer’. • Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De GHG mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden. • Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde zorgen. • Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de m² duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het ‘verlies’ van m² door de ruimtevraag van waterbeperkt worden. • Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.
Hoofdstuk 6
47
Nieuwe ontwikkelingen Geluckweg 1 De locatie aan de Geluckweg 1 is op het moment onbebouwd en in gebruik als tuin. Het toevoegen van een woning draagt bij aan het verharde oppervlak. Uit onderzoek12 blijkt dat door de aanleg van grintkoffers rond het huis of onder de opritten voldaan kan worden aan het uitgangspunt voor hydrologisch neutraal ontwikkelen. De mogelijkheid hiertoe is aanwezig door over een lengte van 40 meter grintkoffers te maken (grint op zand). Bij een breedte van 0,5 meter en een diepte van 0,6 meter is er zo een capaciteit van 12 m3 beschikbaar boven de GHG. De ontbrekende 4 m3 bergingscapaciteit kan gerealiseerd worden door de aanleg van een vijver in de tuin waarvandaan het water kan infiltreren. Bij extreme buien kan via een bovengrondse overloop en kolkje het water afgevoerd word ernaar het gemeentelijk riool. Op eigen terrein is dus voldoende ruimte en mogelijkheid om hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Een andere optie is het gebruik van halfverharding voor de oprit in plaats van volledige verharding. De benodigde capaciteit voor infiltratie neemt daarmee af. Lekerweg 4 Op het moment is de locatie aan de Lekerweg 4 gedeeltelijk bebouwd. Een gedeelte van de bebouwing wordt gesloopt en op dezelfde plek wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Tevens wordt het perceel gesplitst en wordt op het nieuwe perceel ook een nieuwe woning gerealiseerd. Dit betekent een toename van het verharde oppervlak van ongeveer 300 m² per woning. Uit onderzoek13 blijkt dat door de aanleg van grintkoffers rond het huis of onder de opritten kan voldaan worden aan het uitgangspunt voor hydrologisch neutraal ontwikkelen. De mogelijkheid hiertoe is aanwezig door over een lengte van 40 meter grintkoffers te maken (grint op zand). Bij een breedte van 0,5 meter en een diepte van 0,8 meter is er zo een capaciteit van 16 m3 beschikbaar boven de GHG, per woning. Bij extreme buien kan via een bovengrondse overloop en kolkje het water afgevoerd word ernaar het gemeentelijk riool. Op eigen terrein is dus voldoende ruimte en mogelijkheid om hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Lekerweg 9 De locatie is op dit moment onverhard. Het realiseren van een nieuwe woning betekent een toename van het verharde oppervlak. Ten aanzien van de nieuwbouwplannen in relatie tot duurzaam omgaan met water zijn de algemene beleidsuitgangspunten van toepassing. Omdat de toevoeging van bebouwing op de locatie Lekerweg 9 absoluut gezien beperkt is (circa 250 m²) is het niet nodig compenserende maatregelen - in de zin van toevoeging van oppervlaktewater - te treffen. Op de ontwikkelingslocatie wordt gestreefd naar het afkoppelen van het verhard oppervlak en het ter plekke infiltreren of opvangen van schoon hemelwater. Pas in laatste instantie zal het water worden afgevoerd via het gemengde rioleringsstelsel ter plaatse.
12 13
Waterparagraaf vier nieuwbouwlocaties Kom Boerdonk, Pro Advies, 2008. Separaat bijgevoegd Waterparagraaf vier nieuwbouwlocaties Kom Boerdonk, Pro Advies, 2008. Separaat bijgevoegd
48
Hoofdstuk 6
Veerstraat 19 De locatie is op het moment onverhard, het bouwen van een nieuwe woning voegt daardoor verhard oppervlak toe. Uit onderzoek14 blijkt dat door de aanleg van grintkoffers rond het huis/bijgebouw of onder de oprit kan voldaan worden aan het uitgangspunt voor hydrologisch neutraal ontwikkelen. De mogelijkheid hiertoe is aanwezig door over een lengte van 40 meter grintkoffers te maken (grint op zand). Bij een breedte van 0,5 meter en een diepte van 1 meter is er zo een capaciteit van 20m3 beschikbaar boven de GHG. Bij extreme buien kan via een bovengrondse overloop en kolkje het water afgevoerd worden ernaar het gemeentelijk riool. Op eigen terrein is dus voldoende ruimte en mogelijkheid om hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Meester van Zutphenstraat Beide locaties waarop woningbouw voorzien is, zijn onverhard. Het realiseren van nieuwe woningen betekent een toename van het verharde oppervlak. Ten aanzien van de nieuwbouwplannen in relatie tot duurzaam omgaan met water zijn de algemene beleidsuitgangspunten van toepassing. Omdat de toevoeging van bebouwing op de locatie Meester van Zutphenstraat absoluut gezien beperkt is (circa 2x250 = 500 m²) is het niet nodig compenserende maatregelen - in de zin van toevoeging van oppervlaktewater - te treffen. Op de ontwikkelingslocatie wordt gestreefd naar het afkoppelen van het verhard oppervlak en het ter plekke infiltreren of opvangen van schoon hemelwater. Pas in laatste instantie zal het water worden afgevoerd via het gemengde rioleringsstelsel ter plaatse. De waterparagraaf is voor (voor)advies) voorgelegd aan het waterschap Aa en Maas. Deze heeft laten weten te kunnen instemmen met de uitgangspunten voor wat betreft water en de voorgenomen wijze van verwerking van hemelwater in het plan. Het vooradvies van het waterschap is als separate bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
14
Waterparagraaf vier nieuwbouwlocaties Kom Boerdonk, Pro Advies, 2008. Separaat bijgevoegd
Hoofdstuk 6
49
50
Hoofdstuk 6
7.
ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR 7.1 Kabels en leidingen De aanwezigheid van kavels en/of leidingen in een gebied kunnen de realisatie van bouwplannen in de weg staan. In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de planontwikkeling.
7.2 Radarverstoringsgebied Het plangebied ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt in dat, teneinde het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter boven NAP, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de radar is afhankelijk van onder andere hoogte, breedte en opstelling van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel getoetst te worden door het Ministerie van Defensie, voor deze, de Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg.
Hoofdstuk 7
51
52
Hoofdstuk 7
8.
MILIEU-ASPECTEN 8.1 Bodemonderzoek In onderhavig bestemmingsplan wordt beoogd de bestaande situatie vast te leggen en de bestemmingsregeling te actualiseren. Dit betekent dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt geboden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen Geluckstraat 1 De locatie aan de Geluckstraat 1 is in het kader van de voorgestane ontwikkelingen onderzocht op eventuele bodemverontreiniging.15 Uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie als onverdacht kan worden beschouwd. Uit het veldonderzoek blijkt dat de grond tot op 2 meter diepte niet verontreinigd is met één van de componenten waarop is onderzocht. Het grondwater is licht verontreinigd met nikkel. De licht verontreiniging met nikkel vormt geen aanleiding tot het instellen van een vervolgonderzoek. Dit is het geval doordat de concentraties, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaar opleveren. Het is echter raadzaam om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden zoals het besproeien van gewassen en/of drenken van dieren. Op basis van de onderzoeksresultaten behoeven er geen restricties worden gesteld aan de beoogde ontwikkelingen op de onderzochte locatie. Lekerweg 4 Voor de locatie aan de Lekerweg 4 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.16 Uit het onderzoek blijkt dat de grond uit de bovenlaag (0-0,5m-mv) en onderlaag (0,5-2mmv) niet verontreinigd is met één van de componenten waarop is onderzocht. Het grondwater is evenmin verontreinigd met één van de componenten waarop is onderzocht. Op basis van de onderzoeksresultaten hoeven er geen restricties te worden gesteld aan de beoogde herontwikkeling op de onderzochte locatie. Lekerweg 9 Voor de locatie Lekerweg 9 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek17 blijkt dat visueel op de locatie geen verontreiniging is waargenomen. In het 15 16 17
Verkennend bodemonderzoek Geluckweg 1, Boerdonk, Archimil, 29 mei 2008, Verkennend bodemonderzoek Lekerstraat 4, Boerdoenk, Archimil, 30 mei 2008 Verkennend bodemonderzoek Lekerstraat 9, Boerdonk, Bijvelds milieutechnisch onderzoek, 6 maart 2006
Hoofdstuk 8
53
opgeboorde materiaal zijn bij de veldwerkzaamheden geen afwijkingen waargenomen. Uit de analyseresultaten van de grondmengmonsters blijkt dat geen van de gemeten parameters verhoogd zijn aangetroffen boven de streefwaarde. In het grondwatermonster zijn verhoogde concentraties chroom, koper en zink aangetroffen boven de streefwaarde. Voor de verhoogde concentraties zware metalen kan gesteld worden dat in Brabant in het grondwater plaatselijk verhoogde concentraties aan metalen, zonder een aanwijsbare reden, voorkomen. De aangetroffen concentraties op de locatie kunnen niet in verband worden gebracht met de activiteiten die op het perceel hebben plaatsgevonden. De aangetroffen verhoogde concentraties in het grondwatermonster overschrijden weliswaar de streefwaarde maar blijven beduidend beneden de tussenwaarde. Derhalve wordt een nader onderzoek niet nodig geacht. Veerstraat 19 Op de locatie aan de Veerstraat 19 te Boerdonk heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden.18 Uit dit onderzoek blijkt dat de grond uit de bovenlaag (0-0,5m-mv) licht verontreinigd is met PAK’s. De grond uit de onderlaag (0,5-2m-mv) is niet verontreinigd met één van de componenten waarop is onderzocht. Het grondwater is licht verontreinigd met zink. De lichte verontreiniging van de bovengrond en het grondwater vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek. De aanwezigheid van de hierboven genoemde verontreinigingen zijn gezien de concentraties, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaar. Het is raadzaam om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals het besproeien van gewassen en/of drenken van dieren. Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen restricties gesteld behoeven te worden aan de beoogde herontwikkelingen op de onderzochte locatie. Meester van Zutphenstraat Het betreft hier het bebouwen van gronden op een onverdachte locatie. Bescherming tegen bouwen op vervuilde grond wordt in dit geval gevonden in de Woningwet. In het kader van de bouwvergunning zal bodemonderzoek uitgevoerd worden. Voor het perceel Kapelstraat 3 is separaat een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de organoleptische waarnemingen en de analyseresultaten19 zijn de volgende conclusies getrokken: • zowel de bovengrond als de ondergrond van het onderzochte terreingedeelte zijn niet verontreinigd (< S-waarde) met de onderzochte componenten. Organoleptisch zijn in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen aangetroffen. 18 19
Verkennend bodemonderzoek Veerstraat 19, Boerdonk, Archimil, 29 mei 2008 Verkennend bodemonderzoek Promeco, rapportnr. 19122007/MB d.d. december 2007
54
Hoofdstuk 8
•
het grondwater is licht verontreinigd met arseen. De gehalten van de overige geanalyseerde componenten liggen beneden de S-waarde van de toetsingstabel en/of beneden de detectiegrens van de analyse-apparatuur.
Op basis van de gevonden concentratieniveaus in de grond en het grondwater is geen vervolgonderzoek noodzakelijk. De verkennende bodemonderzoeken zijn als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
8.2 Geluid Wegverkeerslawaai Door het in werking treden van de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd dat de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan met een akoestisch onderzoek gepaard dient te gaan. De Wet geluidhinder maakt evenwel een onderscheid in nieuwe en bestaande situaties voor wat betreft de normering en de te volgen procedure. Voor de bestaande situaties bestaat sinds maart 1986 een procedure, die geheel buiten het bestemmingsplan om verloopt. In het kader van dit bestemmingsplan is sprake van het in hoofdzaak vastleggen van de bestaande situatie. Akoestisch onderzoek is voor de beheergebieden in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bovendien geldt voor een aantal interne ontsluitingswegen een maximumsnelheid van 30 km/uur, waarvoor géén akoestisch onderzoek uitgevoerd behoeft te worden.
Hoofdstuk 8
55
Industrielawaai Het plangebied Kom Boerdonk ligt niet binnen een zone rond industrieterrein zodat er ten aanzien van industrielawaai geen belemmeringen zijn. Nieuwe ontwikkelingen Geluckstraat 1 De geprojecteerde woning valt binnen het gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt. Er hoeft dan ook geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Lekerweg 4 De woningen valt binnen het gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt. De locatie ligt echter wel binnen de onderzoekszone van de Lekerweg, waarvoor een 60 km/uur regime van toepassing is. In het kader van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied” is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor vrijwel alle wegen in het buitengebied van Veghel. Ingevolge dit akoestisch onderzoek is de Lekerweg aangeduid als ‘landbouwweg B, asfalt’ met een intensiteit tot 500 motorvoertuigen per etmaal. De 50 dB(A)-contour is voor bebouwing op 1,5 meter hoogte bepaald op 5 meter uit de as van de weg. Voor bebouwing van 4,5 meter is dit 4 meter. De geprojecteerde woningen liggen op minimaal 5 meter uit de bestemming ‘Wegen’ en op circa 8 meter vanuit de as van de weg, waarmee gesteld kan worden dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Lekerweg 9 Aan de Lekerweg 9 wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Het perceel valt buiten de bebouwde kom en grenst aan wegvak waarvoor een 60 km/uur regime geldt. Dit betekent dat uit akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidbelasting binnen de wettelijke voorkeursgrenswaarden blijft. Indien dit niet mogelijk is, kunnen hogere waarden worden vastgesteld. In het kader van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied” is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor vrijwel alle wegen in het buitengebied van Veghel. Ingevolge dit akoestisch onderzoek is de Lekerweg aangeduid als ‘landbouwweg B, asfalt’ met een intensiteit van tot 500 motorvoertuigen per etmaal. De 50 dB(A)-contour is voor bebouwing op 1,5 meter hoogte bepaald op 5 meter uit de as van de weg. Voor bebouwing van 4,5 meter is dit 4 meter. De geprojecteerde nieuwbouwwoning ligt op minimaal 5,5 meter uit de bestemming ‘Wegen’ en op minimaal 14,5 meter vanuit de as van de weg, waarmee voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Veerstraat 19 De geprojecteerde woning valt binnen het gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt. Er hoeft dan ook geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
56
Hoofdstuk 8
Meester van Zutphenstraat De geprojecteerde woning valt binnen het gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt. Er hoeft dan ook geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
8.3 Externe veiligheid Externe veiligheid speelt een steeds belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening. Het is dan ook van belang inzicht te krijgen in de objecten en elementen in of nabij het plangebied die de externe veiligheid in het gebied kunnen beïnvloeden. Concreet gaat het om: • risicoveroorzakende leidingen in en nabij het plangebied; • andere risico-opleverende transportroutes over water-, spoor- en/of autowegen; • risicoveroorzakende inrichtingen zoals LPG-tankstations en bedrijven. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid van Inrichtingen (BEVI). De risico’s mogen een bepaald niveau niet te boven gaan. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is die risiconormering verwoord in de ‘Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (RNVGS20). Bij ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de vastgestelde risiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid. Wegtransport Door en langs Boerdonk zijn geen routes voor gevaarlijke stoffen gesitueerd, noch gepland. Inrichtingen Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen met opslag/verkoop van gevaarlijke stoffen gevestigd. Ook een benzineservicestation met LPG is niet in de omgeving van het plangebied gevestigd.
8.4 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze Wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.
20
RNVGS: Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen; Kamerstuk II, 1996, 24611, nrs. 1-2.
Hoofdstuk 8
57
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid.21 a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen Het Besluit NIBM Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBMgrens blijft: a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM. b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% of 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden. Als de 1% of 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. Bij de start van een project wordt onderzocht of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Artikel 2 uit het Besluit NIBM geeft aan dat aannemelijk gemaakt moet worden, dat de 3% respectievelijk 1% grens niet wordt overschreden. Als de grens niet wordt overschreden is het project NIBM. De Regeling NIBM geeft getalsmatige grenzen waarbinnen een project altijd NIBM is. In het Besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet
21
let wel op een zorgvuldige belangenafweging, en het (toekomstige) Besluit gevoelige bestemmingen
58
Hoofdstuk 8
de 1% of 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt, is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 1% of 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is. De Regeling NIBM geeft vooralsnog invulling aan de volgende categorieën: - woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan (artikel 3 en bijlage C) - Inrichtingen (artikel 1 en bijlage A). Hieronder vallen landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen. Veehouderijen van beperkte omvang zijn nog niet in de Regeling NIBM opgenomen, dit zal op een later moment wel gebeuren. Daarnaast is een voorschrift gereserveerd voor defensie-inrichtingen, maar hieraan is nog geen invulling gegeven. In de Regeling NIBM is opgenomen dat een plan van 500 woningen niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Conform het DHV-rapport “Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten”, Ministerie van VROM (december 2006) heeft een woning een verkeersaantrekkende werking van 2,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent dat een plan met minder dan 1.300 motorvoertuigbewegingen (500 woningen * 2,6 motorvoertuigbewegingen) niet in betekende mate aan de luchtkwaliteit bijdraagt. Onderliggend initiatieven houden de realisatie van circa 7 woningen in. Dit aantal blijft ruim onder de 500 woningen zoals gesteld in de Regeling NIBM. Dit betekent dat het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van een bepaalde stof. Een luchtkwaliteitonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Conform de Wet luchtkwaliteit 2007 kan het initiatief dan ook doorgang vinden.
Hoofdstuk 8
59
60
Hoofdstuk 8
9.
WONEN 9.1 Beleid en randvoorwaarden De Veghelse bevolking neemt de komende jaren toe. De huishoudensamenstelling zal sterk wijzigen. Er is een toename te verwachten van het aantal kleinere huishoudens en het aantal ouderen. Daarnaast treedt er een lichte ontgroening op. De woningvoorraad van de kern Veghel is redelijk eenzijdig opgebouwd en bestaat met name uit eengezinswoningen (90%). Om in de toekomst in te spelen op de veranderingen aan de vraagzijde zal het aanbod vooral in kwalitatieve zin aangepast moeten worden. In de Nota Wonen22 komt naar voren dat het accent verschuift van uitbreiding en nieuwbouw naar beheer van en kwaliteitsimpulsen geven aan de huidige voorraad. Hiertoe zullen de volgende (beleids)maatregelen ingezet worden: • aanpassing bestaande woningvoorraad: levert een bijdrage aan de mogelijkheden voor ouderen langer zelfstandig in zijn of haar huidige woning te wonen (project 'Blijvend thuis in eigen huis'23); • woningsplitsing, ombouw stallen, omzetten niet-woonbebouwing en boerderijsplitsing stimuleren. Deze vormen van aanpassing dragen bij tot een kwalitatieve (en kwantitatieve) toevoeging van de bestaande voorraad24; • slopen en vervangen. De gemeente Veghel is voornemens soepel omgaan met bouwvoorschriften en bestemmingsplannen inzake woon-werkpanden, waardoor de mogelijkheden voor aan huis verbonden beroepen verruimd worden. In de notitie 'Aan huis verbonden beroepen' staat opgenomen dat indien een ondergeschikt deel van de woning voor een aan huis gebonden beroep gewenst is, is dit mogelijk indoen aan bepaalde randvoorwaarden voldaan wordt. Zo dient de woonfunctie behouden te blijven en mag geen milieu en/of verkeersoverlast door de woon-werkcombinatie veroorzaakt worden. In het bestemmingsplan “Kom Boerdonk” is rekening gehouden met de mogelijkheden van de combinatie wonen en werken. Binnen de plangrens bevinden zich geen gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat. Daarnaast wordt het met onderhavig plan mogelijk gemaakt om D’n Hospes tot woongebouw te ontwikkelen.
22 23
24
Nota Wonen Gemeente Veghel, Laagland'advies, Amersfoort, april 2000 Aan het pilotproject 'Blijvend thuis in eigen huis' wordt door de gemeente Veghel deelgenomen. Binnen dit project wordt geïnventariseerd aan welk pakket zorg- en dienstverlening ouderen behoefte hebben. Omzetten van het pilotproject in een structureel aanbod van een dergelijk pakket kan een belangrijke bijdrage leveren aan het langer zelfstandig wonen van ouderen. De gemeente Veghel bekijkt van geval tot geval de mogelijkheden tot splitsing van woningen. Met de provincie wordt overleg gevoerd over de ruimere mogelijkheden van woningsplitsing zonder dat dit gevolgen heeft voor de bouwprogrammering.
Hoofdstuk 9
61
Nota Inwoning25 Met de beleidsnota Inwoning stelt de gemeente Veghel kaders waarbinnen zorgbehoevenden bij mantelzorgers gehuisvest kunnen worden. De nota heeft betrekking op bewoning in een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw. Doel van het inwoningsbeleid is te voorzien in mogelijkheden waarbinnen jongeren zorgbehoevende ouderen kunnen verzorgen of bijvoorbeeld onder andere hulpbehoevende kinderen door hun ouders verzorgd kunnen worden. Door woonruimte voor deze vormen van mantelzorg mogelijk te maken in aan- en bijgebouwen, kan de druk op de reguliere gezondheidszorg worden verminderd. Als ander belangrijk voordeel is dat door de mantelzorg de verzorgde in zijn vertrouwde omgeving kan blijven. Inwoning in een aan- of bijgebouw of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw wordt alleen toegestaan indien er sprake is van een zorgbehoefte waarin geheel of voor een belangrijk deel wordt voldaan door de mantelzorger(s) die inwoning aanbieden. De zorgbehoefte wordt geconcretiseerd door middels een medische indicering te bepalen aan welke zorg- en ondersteuningsfuncties in een concreet geval behoefte is. Nadat vast is komen te staan dat een aanvrager zorgbehoeftig is, zal aangetoond moeten worden dat de zorgbehoeftige op de locatie waar hij een afhankelijke woonruimte wil betrekken (wil gaan inwonen) ook die zorg ontvangt die hij nodig heeft. Bij inwoning ten behoeve van mantelzorg betrekt de zorgbehoeftige een afhankelijke woonruimte in of bij de woning van de mantelzorger. In de nota inwoning worden eisen gesteld aan het gebruiken van een aangebouwd bijgebouw, een gedeelte van bedrijfsgebouw c.q. hoofdgebouw of een vrijstaand bijgebouw voor inwoning: • de inwoning is noodzakelijk uit een oogpunt van mantelzorg; • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; • door de bewoners verklaard wordt dat zij de zorgbehoeftige de zorg verstrekken die nodig is. • inwoning dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de (bedrijfs)woning. Daartoe mag maximaal 60 m² aangewend worden. In uitzonderlijke situaties kan hiervan worden afgeweken. Alle aangebouwde bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan: • per woning kan maar één vrijstelling ten behoeve van inwoning van kracht zijn; • een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel hetzij aan een zijgevel, is niet toegestaan • een eigen huisnummer is niet toegestaan • alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bestemmingsplan, bouwbesluit, bouwverordening, etc.
25
Nota Inwoning, gemeente Veghel, 7 oktober 2004.
62
Hoofdstuk 9
•
•
•
ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik gemaakt worden van de reeds bestaande aansluiting. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend dient direct aan te sluiten aan de woning, een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend dient aan te sluiten bij de zorgbehoefte van de zorgbehoeftige en hier eventueel op te worden aangepast.
Inwoning in vrijstaande bijgebouwen is alleen toegestaan indien realisering van de inwoning voor de inwoner of (een) andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is. Van zwaarwegende belemmeringen of onredelijk bezwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien voor de inwoning in de hoofdmassa dermate grote investeringen gedaan moeten worden dat deze in redelijkheid niet van de aanvrager zijn te verwachten, terwijl een vrijstaand alternatief voorhanden is. De vrijstaande bijgebouwen dienen te voldoen aan: • Per woning kan maar één vrijstelling ten behoeve van inwoning van kracht zijn; • Alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bestemmingsplan, bouwbesluit, bouwverordening, etc. • Aan het vrijstaande bijgebouw mag geen eigen huisnummer worden toegekend. • Voor de afhankelijke woonruimte in het vrijstaande bijgebouw mag geen eigen in/uitrit worden gebruikt of aangelegd. In onderhavig bestemmingsplan is een vrijstellingsbepaling voor inwoning opgenomen. De ruimtelijke relevante voorwaarden voor inwoning zijn vertaald in onderhavig bestemmingsplan. Veilig wonen Het bieden van bescherming en veiligheid is een kerntaak van de overheid. Door toename van de criminaliteit is het algemene gevoel van veiligheid onder druk komen staan. Om deze onveiligheid aan te pakken is voor een nieuwe aanpak gekozen in de vorm van het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Dit keurmerk heeft als kern: een veilig gevoel begint bij een thuis en een veilige woonomgeving. De gemeente Veghel hecht veel waarde aan het creëren van een veilige woon- en leefomgeving. Bij nieuwbouwprojecten, maar ook bij aanpassingen in bestaande omgevingen zal aandacht besteed moeten worden aan Veilig Wonen. Sociale veiligheid is zoals aangegeven een belangrijk item voor het beheer en de ontwikkeling van woongebieden. Dit zal met name op het detailleringniveau een belangrijke rol spelen. Op structuurniveau wordt hiermee echter al een begin gemaakt. Bij nieuwbouwontwikkelingen speelt Bij de inrichting van de openbare ruimte verlichting een belangrijke rol. De openbare verlichting in Boerdonk moet duidelijk en helder zijn, waarbij het verlich-
Hoofdstuk 9
63
tingsplan en de straatbomen op elkaar afgestemd zijn. Het parkeren op eigen erf, zodat controle vanuit de woning mogelijk is, is (indien de stedenbouwkundige structuur dit mogelijk maakt) het meest wenselijk. Het straatmeubilair moet spaarzaam worden toegepast op goed gemotiveerde en zichtbare plaatsen; het mag geenszins aanleiding vormen tot vandalisme en/of overlast. Op het niveau van het individuele pand is het belangrijk dat er geen dode hoeken ontstaan in de rooilijn als gevolg van de architectonische/stedenbouwkundige vormgeving. Aan de overzichtelijkheid mag derhalve geen afbreuk worden gedaan. Daarnaast dient er rekening met de situering van aan- en bijgebouwen gehouden worden. Deze dienen niet aan de voorzijde van individuele panden geplaatst te worden. Hierdoor kunnen namelijk onoverzichtelijke situaties ontstaan.
9.2 Plancapaciteit De actualisatie van het bestemmingsplan Kom Boerdonk maakt de realisatie van 8 nieuwe woningen in de kern Boerdonk mogelijk, tevens wordt er 1 woning gesloopt. De ontwikkelingen betreffen allen grondgebonden woningen en de locaties liggen verspreid in de kern Boerdonk. De woningen komen ten laste van het woningbouwprogramma in de kern Boerdonk gedurende de jaren 2008 tot en met 2017. Volgens de afspraken in het vigerend bouwprogramma worden er 4 woningen per jaar gerealiseerd. Tevens heeft woningbouw op inbreidingslocaties heeft voorkeur op woningbouw op uitbreidingslocaties. Onderstaand wordt dit schematisch weergegeven voor de komende jaren. Er is tevens rekening gehouden met het andere uitbreidingsplan in de kern Boerdonk: Korstenhof. S D’n Hospes Evenemententerrein Overige ontwikkelingen -1 • Geluckweg 1 -1 • Lekerweg 4 • Lekerweg 9 • Veerstraat 9 • Veerstraat 19 • Meester van Zutphen straat e Korstenhof 1 fase
64
N 10 15 8 1 2 1 1 1
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 4 4 2 3 4 4 4 2 4
2 52
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Hoofdstuk 9
Uit het schema komt duidelijk naar voren dat de nieuwe woningbouwaantallen zeer ambitieus zijn voor de kern Boerdonk. Het richtgetal van 4 woningen per jaar wordt sterk overschreden. In Boerdonk heeft echter de afgelopen jaren minimaal woningbouw plaatsgevonden. Middels dit ambitieuze programma wordt dit rechtgetrokken.
Hoofdstuk 9
65
66
Hoofdstuk 9
10. BEDRIJVEN EN VOORZIENINGEN 10.1 Beleid en randvoorwaarden Het bestemmingsplan “Kom Boerdonk” voorziet in een actualisatie van de bestaande regeling. De huidige ruimtelijke situatie wordt juridisch vastgelegd. In het bestemmingsplan is geen ruimte voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voorzieningen mogelijk. Zeer beperkte uitbreiding van bestaande bedrijven, voorzieningen en het beoefenen van bepaalde bedrijfsactiviteiten aan huis is echter wel (beperkt) mogelijk. Onderstaand is per type voorziening aangegeven welk beleid gevoerd wordt en hoe dit vertaald is in onderhavig bestemmingsplan. Maatschappelijke voorzieningen In het bestemmingsplan is de school en een aantal maatschappelijke voorzieningen zoals de kerk en het gemeenschapshuis specifiek bestemd. Het verkleuren van deze specifieke maatschappelijke voorzieningen naar winkels, wonen of andere (centrum)functies is niet voorzien. Voor de maatschappelijke voorzieningen is een dusdanig bouwvlak opgenomen dat zij gedurende de planperiode redelijkerwijs voldoende uitbreidingsmogelijkheden hebben. Bedrijven Binnen het nieuwe bestemmingsplan is het (her)vestigen van bedrijven beperkt tot bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. De binnen het plangebied aanwezige bedrijven in de milieucategorieën 3 of hoger worden specifiek bestemd, waardoor het vestigen van een ander type bedrijf in dezelfde milieucategorie niet mogelijk is. Wel is het mogelijk ter plaatse een zelfde type bedrijf te vestigen. Uiteraard is een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 ter plaatse wel toegestaan. Horeca Ten aanzien van het horecabeleid streeft de gemeente Veghel naar een gezonde horecabranche binnen de gemeente Veghel. In ruimtelijke zin betekent dit dat als uitgangspunt aangehouden wordt dat de juiste vorm van horeca op de juiste locatie gevestigd is dan wel wordt. Dit is niet alleen goed voor de betreffende horeca maar geeft ook een meerwaarde aan de omgeving. Er dient ten aanzien van het functioneren van de horeca in Veghel een gedegen onderzoek te komen. Op grond hiervan kan een visie worden opgesteld waarbij een integrale afweging van de vestiging van horeca met andere functies in de gemeente Veghel plaatsvindt.
Hoofdstuk 10
67
De gemeente Veghel maakt ten aanzien van de bestemming Horeca een onderscheid in vijf categorieën Horeca, categorie 1: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant; Horeca, categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse. Daaronder worden begrepen: café, bar, pubs, juice- en healthbar; Horeca, categorie 3: een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede op het beiden van gelegenheid tot dansen, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Daaronder worden begrepen: grand-café, eetcafé, danscafé; Horeca, categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het beiden van vermaak en ontspanning (niet zijde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café (met nachtvergunning); Horeca, categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nacht verblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers. Met onderhavig bestemmingsplan worden (waar op de plankaart aangeduid) horeca categorieën 3 en 5 toegestaan. Het betreft uitsluitend ’t Mirakel. Gemengde doeleinden De hoeveelheid voorzieningen in Boerdonk is beperkt. Om deze bestaande voorzieningen te behouden voor de kern en nieuwe ondernemers te prikkelen om zich in de kern te vestigen, wordt in het dorpshart (kop van de Kapelstraat) een bestemming “Gemengde Doeleinden” voorzien. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te verkleuren naar verschillende functies als lichte horeca, kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en dienstverlenende bedrijven. Het pand aan de Kapelstraat 1 krijgt deze bestemming. Het pand ligt midden in het dorpshart van Boerdonk en is geschikt om verschillende functies/voorzieningen te herbergen.
68
Hoofdstuk 10
10.2 Bedrijven en milieuzonering In het plangebied worden enkele bedrijfsactiviteiten uitgeoefend, die in milieuhygiënisch opzicht invloed hebben op het onderhavige bestemmingsplan. In het algemeen zijn in een woonomgeving uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot milieucategorie 1 of 2 van de lijst van bedrijven (zie bijlage 1 van de voorschriften). Hieronder vallen onder andere scholen, verpleeghuizen, restaurants, detailhandel en kantoren (aan huis). Bedrijven die behoren tot milieucategorie 3 of meer zijn uit milieuhygiënisch opzicht in beginsel binnen een woonomgeving ongewenst. Dit kan ertoe leiden dat deze bedrijvigheid ter plaatse moet worden beëindigd. In en rondom het plangebied is in de huidige situatie geen bedrijf aanwezig dat op basis van de feitelijke milieuhinder valt in milieucategorie 3.1. De bedrijven ‘Installatiebedrijf Bosch’ en ‘Aannemersbedrijf Boerdonkse bouwonderneming’ zijn op grond van de VNGlijst weliswaar 3.1 bedrijven, maar gelet op de feitelijke activiteiten die ter plaatse uitgevoerd worden en de milieuvergunningen, vallen deze onder categorie 2. Indien in een concrete bestaande situatie de afstand tussen een bedrijf en een gevoelige functie te klein is, is de uitbreidingsruimte van het betreffende bedrijf beperkt en wordt het bedrijf aan voorwaarden gebonden. Dit betekent dan vaak een aanpassing van de milieuvergunning. Ontwikkelingen Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk worden gehouden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het instrument milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG26. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel (met bedrijven), die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de gewenste afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. Voor de toegestane functies in dit plan gelden de volgende indicatieve afstanden:
26
Bedrijven en milieuzonering, tweede druk, VNG, 2001
Hoofdstuk 10
69
Functie
Indicatieve
afstand Milieucategorie
Bepalend aspect
(VNG) Horeca (café)
30
2/3
Geluid
Horeca (herberg)
30
2
Geur
Detailhandel
10
1
Geluid
De genoemde afstanden betreffen de gewenste afstand tot een rustige woonwijk. Niet overal wordt voldaan aan de gewenste ideale afstanden uit de VNG-brochure: • de afstand tussen de horecafunctie (café, herberg) en de belendende geprojecteerde woningen aan de Kapelstraat 3 is feitelijk nihil, terwijl een indicatieve afstand van 30 aangehouden zou moeten worden; • de afstand tussen de winkel en de belendende panden aan de Pastoor van Schijndelstraat en de Kapelstraat is circa 5 – 10 meter, terwijl een indicatieve afstand van 10 meter aangehouden zou moeten worden. Overschrijding van indicatieve afstandsmaten wil niet per definitie betekenen dat ter plaatse milieuhinder aanwezig is. Op grond van de direct werkende normen uit de verschillende AmvB’s waaronder de bedrijfsonderdelen vallen dan wel op grond van de milieuvergunning van de bedrijfsonderdelen, kunnen maatregelen getroffen worden waarmee de milieuhinder teruggebracht is tot een aanvaardbaar niveau. De ruimtelijke ordening en de milieuwetgeving bieden echter geen absolute garantie tegen milieuhinder. In het kader van de milieuvergunning (melding) zal de aanvaardbare milieuhinder bepaald en vastgelegd worden. Een en ander is uitgewerkt in het uitgevoerde akoestische onderzoek27. Hierin is aangetoond dat de werkelijke geluidsbelasting, mits de bouw aan een aantal voorwaarden voldoet, op een aanvaardbaar niveau ligt. Geurhinder Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde ‘omgekeerde werking’ in het kader van de ruimtelijke ordening. De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Een goed woon-, leef en werkklimaat is een voorwaarde voor het ontwikkelen van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. Anderzijds is beleid vastgesteld om de agrarische sector ook op de langere termijn in de gelegenheid te stellen de bedrijfsvoering te continueren en uit te breiden. Beide aspecten hebben wel meegewogen bij het totstandkomen van de ‘gebiedsvisie geurverordening’, zoals deze op 21 februari 2008 door de gemeen27
Akoestisch onderzoek t.b.v. de vestiging van een horecabedrijf in het pand Kapelstraat 1 te Boerdonk, Adviesbureau Grouls, Roermond, juni 2003
70
Hoofdstuk 10
teraad is vastgesteld. De gemeente heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat zowel in bestaande als nieuw te ontwikkelen gebieden zo veel mogelijk een balans dient te worden gevonden tussen ontwikkelingen in de agrarische sector (reconstructie) enerzijds, en de situatie in bestaande en nieuw te ontwikkelen stedelijke gebieden. De Geurverordening vormt naast het bestemmingsplan een belangrijk instrument om deze balans te vinden.
Zoals blijkt uit de kaarten behorende bij de ‘gebiedsvisie geurverordening’ liggen de ontwikkelingslocaties allemaal binnen het gebiedstype ‘bestaand woongebied’. Binnen deze zone geldt de 3 ou/m3 contour als aan te houden afstand van een eventuele woningbouw tot een agrarisch bedrijf.
Uit bovenstaande kaart blijkt dat de ontwikkelingslocaties aan de Veerstraat en de Lekerweg alsmede het Evenemententerrein en D’n Hospes niet zijn geprojecteerd binnen
Hoofdstuk 10
71
de 3 ou/m3 contour van een nabijgelegen agrarisch bedrijf. Dit betekent dat deze woningen vanuit de garantie van goed woon- en leefklimaat en ook vanuit waarborging van de bedrijfstechnische mogelijkheden van de agrarische bedrijven in de omgeving, inpasbaar zijn. De woningbouwlocatie aan de Geluckweg 1 en het meest oostelijke puntje van het Evenemententerrein liggen wel binnen een geurhindercirkel van een nabijgelegen agrarisch bedrijf. Over het perceel Geluckweg 1 ligt alleen de 3 ou/m3 indicatieve geurhindercirkel. De locatie ligt buiten de 8 ou/m3 die van toepassing is op nieuwbouwlocatie Korstenhof en andere kernrandgebieden. Gezien de ligging van de bouwkavel (en in wezen de gehele bouwzone langs de Geluckweg) is het te billijken dat voor deze locatie de 8 ou/m3 van toepassing kan worden verklaard. Immers zal de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf door de bouw van de extra woning aan de Geluckweg en evenmin door de ontwikkeling van Korstenhof niet beperkt worden. Waarborging van een goed woon- en leefklimaat kan worden gevonden in bijstelling van de geurverordening voor wat betreft de randen van de bestaande bebouwde kommen.
72
Hoofdstuk 10
11. VERKEER 11.1 Verkeersstructuur De kern Boerdonk is door middel van een hoofdontsluitingsweg verbonden met de andere hoofdwegen in de gemeente Veghel. De hoofdontsluitingsweg Boerdonksedijk loopt ten westen van de kern Boerdonk en sluit in zuidelijke richting aan op de N279. Openbaar vervoer Boerdonk is slecht per openbaar vervoer bereikbaar. Alleen op werkdagen rijden enkele malen per dag een buurtbus die Boerdonk verbindt met Veghel en Gemert. In Veghel bestaan aansluitingen naar Oss-Eindhoven-Uden en ’s-Hertogenbosch. In Gemert kan men overstappen op de streekbus naar Helmond.
11.2 Beleid In het door Haskoning opgestelde concept Verkeersveiligheidsplan 200128 worden de beleidskaders ten aanzien van verkeer en vervoer beschreven. In dit document wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën wegen voor gemotoriseerd verkeer. Discussiepunten zijn die wegen die afhankelijk van de invalshoek een verkeersfunctie of een verblijfsfunctie toegewezen krijgen. Binnen enkele jaren is een besluit van het ministerie van Verkeer en Waterstaat te verwachten om alle erftoegangswegen in de bebouwde kom een snelheidsregime van 30 km/uur te geven. In de verblijfsgebieden wordt voorgesteld om de wegen in die gebieden uniform te voorzien van de strikt noodzakelijke maatregelen zoals poorten aan de randen van deze gebieden, maatregelen die noodzakelijk zijn om ongevallenconcentraties op te heffen of te voorkomen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden conform de hierboven geschetste beleidskaders. Binnen de bebouwde kom van Boerdonk geldt op dit moment voor alle wegen een 30 km/uur regime. Openbaar vervoer Beleid ten aanzien van het openbaar vervoer is met name gericht op een betere doorstroming van de streekbussen over de bestaande infrastructuur. Voor de kern Boerdonk is het behoud van de buurtbuslijn van groot belang.
28
Concept Verkeersveiligheidsplan 2001, Haskoning Ingenieurs- en architectenbureau, Nijmegen, juni 2001
Hoofdstuk 11
73
Fietsverkeer Ten aanzien van het fietsbeleid gaat speciale aandacht uit naar veiligheid van fietsroutes van en naar de scholen. Aandacht gaat zowel uit naar de snelheid van het gemotoriseerde verkeer als het verkeersgedrag van de scholieren. Het wensbeeld fietsverkeer van de gemeente Veghel is gericht op: • veiligheid: het fietsnetwerk waarborgt de verkeersveiligheid van fietsers en andere weggebruikers; • samenhang: het fietsnetwerk vormt een samenhangend geheel en sluit aan op alle herkomsten en bestemmingen; • directheid: het fietsnetwerk biedt steeds een zo direct mogelijke route; • aantrekkelijkheid: het fietsnetwerk is zodanig vormgegeven en in de omgeving gezet dat fietsen aantrekkelijk is; • comfort: het fietsnetwerk maakt een vlotte en comfortabele doorstroming van het fietsverkeer mogelijk.
11.3 Verkeersaantrekkende werking Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. De verkeersaantrekkende werking die uitgaat van de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen is dusdanig dat er geen aanpassingen in de verkeersintensiteit zijn voorzien. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden welke is afgestemd op de categorisering van wegen in het kader van Duurzaam Veilig.
11.4 Parkeren Met betrekking tot parkeren is het bepaalde in artikel 2.5.30 van de bouwverordening van toepassing. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeren in principe op eigen terrein wordt ondervangen. Voor alle ontwikkelingslocaties is hiertoe voldoende ruimte op eigen terrein beschikbaar.
74
Hoofdstuk 11
12. JURIDISCHE PLANOPZET
De planregels van het bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende bepalingen, de bestemmingsbepalingen, de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen aan de orde komen. In het onderstaande worden de opbouw en dergelijke kort toegelicht.
12.1 Opbouw van de bestemmingsregeling 12.1.1 Inleidende regels In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de voorschriften en die tot verwarring of meerdere uitleg vatbaar zijn. Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. 12.1.2 Bestemmingen (Enkel)bestemmingen In dit hoofdstuk komen allereerst alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger. Opbouw van elke bestemming De opbouw van elke (enkel)bestemming ziet er als volgt uit29: bestemmingsomschrijving; bouwregels; nadere eisen (facultatief) ontheffing van de bouwregels (facultatief); specifieke gebruiksregels (facultatief); ontheffing van de gebruiksregels (facultatief); aanlegvergunning (facultatief); 29
Duidelijk mag zijn, dat een bestemmingsplanbepaling niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
Hoofdstuk 12
75
sloopvergunning (facultatief) Wijzigingsbevoegdheid (facultatief). Hieronder volgt per (enkel)bestemmingsonderdeel een korte toelichting. Bestemmingsomschrijving De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. De hoofdfuncties worden als eerst genoemd. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin ‘met daarbij bijbehorende’. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten. Bouwregels In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Nadere eisen Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen-regeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden. Ontheffing van de bouwregels Door het opnemen van een ontheffingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Ontheffingen dienen niet opgenomen te worden voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. Dan dienen de bouwregels hierop aangepast te worden. Voor elke ontheffing wordt aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
76
Hoofdstuk 12
Ontheffing van de gebruiksregels Een ontheffing van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel ontheffing kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via ontheffing kunnen geen ‘nieuwe‘ functies worden toegestaan. Met andere woorden: de ontheffingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen dienen geregeld te worden via een wijzigingsbevoegdheid. Aanlegvergunning Een aanlegvergunning dient voor het binden van specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een aanlegvergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemming waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur. Wijzigingbevoegdheid Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels). Een gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid is op de plankaart aangegeven door middel van een aanduiding. 12.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelregel: Deze regeling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels Er kunnen zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de voorschriften. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een bedrijf hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat dit bedrijf moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene regeling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 12
77
Algemene ontheffingsregelingen In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om ontheffingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven. Algemene wijzigingsregelingen In deze regeling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om meerdere bestemmingen te wijzigen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven. Algemene procedureregelingen In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. 12.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsregels In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Slotregeling Als laatste wordt de slotregeling opgenomen. Deze regeling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsregeling. 12.1.5 Lijst met bedrijfsactiviteiten Als bijlage bij de voorschriften is een lijst met bedrijfsactiviteiten opgenomen. In de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstand van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. De lijst met bedrijfsactiviteiten heeft echter de navolgende nadelen: De lijst heeft een algemeen karakter. De milieuhygiënische kengetallen in de lijst houden nauwelijks rekening met het verschil in milieubelasting tussen individuele bedrijven (waardoor een specifiek bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit minder hinderlijk is dan de lijst aangeeft; bijvoorbeeld wanneer een bedrijf bereid is zich extra milieuhygiënische inspanningen te getroosten waardoor de feitelijke milieubelasting ge-
78
Hoofdstuk 12
ringer is dan van zijn soortgenoten die daartoe niet bereid zijn) en met technologische ontwikkelingen (waardoor een bepaald bedrijfstype tijdens de planperiode minder hinderlijk wordt). Als tweede nadeel kan genoemd worden dat de normen in de lijst niet van toepassing zijn op bestaande situaties, waarbij uiteraard de concrete informatie over bedrijven en omgeving prevaleert. Deze nadelen worden in het onderhavige plan ondervangen door: Een limitatief gebruik van de als bijlage toegevoegde lijst met bedrijfsactiviteiten, in combinatie met d.w.z. in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen aangegeven categorieën van bedrijven die zich binnen het plangebied(delen) kunnen vestigen, waarbij de als bijlage bij de voorschriften toegevoegde lijst als leidraad fungeert; Een vrijstellingsregeling voor de vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) uit de naast hogere categorie van de lijst, maar qua milieubelasting gelijkwaardig geacht kan worden aan de toegestane categorieën alsmede de vestiging van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten, die weliswaar gelijkwaardig zijn aan de toegestane categorieën maar die niet worden genoemd in de lijst met bedrijfsactiviteiten. Ad 1. Het limitatief karakter van de lijst met bedrijfsactiviteiten: In de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Bedrijf’ is aangegeven welke bedrijven zich binnen het plangebied kunnen vestigen. Op deze manier is aangegeven welke categorieën van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten, waarbij de als bijlage (bij de voorschriften) toegevoegde lijst als leidraad fungeert. Een en ander betekent, dat de lijst fungeert als limitatief toetsingskader bij de (directe) toelating van bedrijven. Om te voorkomen dat deze lijst niet een te limitatief karakter krijgt is enige flexibiliteit gewenst. Daarvoor is de hieronder bedoelde ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Ad 2. Ontheffingsbevoegdheid voor gelijkwaardige bedrijven: Teneinde een te starre en arbitraire toepassing van de lijst met bedrijfsactiviteiten te voorkomen is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen voor de uitoefening of vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) die gelijkwaardig is aan de direct toegelaten categorieën. Deze regeling maakt het mogelijk bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten toe te laten, die niet in de lijst zijn genoemd en waarvan de milieubelasting van een bepaald bedrijf of bepaalde bedrijfsactiviteit door ter plaatse aanwezige omstandigheden uit het oogpunt van hinder/overlast acceptabel is, dan wel dat het bedrijf zodanige beperkende maatregelen heeft genomen, dat de activiteit qua milieubelasting gelijkgesteld kan worden met bedrijfsactiviteiten uit de direct toegelaten categorieën. De milieubelasting wordt beoordeeld aan de hand van de in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemde milieubelastingscomponenten (geurproductie, stofuitworp, geluidhinder, e.d.).
Hoofdstuk 12
79
12.2 Specifieke bestemmingsregeling In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de verschillende bestemmingen. Agrarisch Gebruik De gronden Agrarisch zijn bestemd voor bedrijven met een agrarische bedrijfsvoering, recreatief medegebruik, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen. Bouwen Binnen de bestemming Agrarisch mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd. De maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de regels opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. Bedrijf Gebruik In de bestemmingsomschrijving is aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten binnen de bestemming ‘Bedrijf’ worden toegelaten. Bouwen Binnen de bestemming Bedrijf mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage op de plankaart is weergegeven. Indien op de plankaart geen bebouwingspercentage is weergegeven zijn de maximum percentages opgenomen in de regels. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is weergegeven. Bedrijfswoningen zijn enkel toegestaan ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart. Op de plankaart is ook de maximaal toegestane hoogte opgenomen. De regels bevatten het maximum aantal woningen en de maximum inhoud per woning. Voor bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn de maximale hoogtes in de regels opgenomen. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn de maximum eisen opgenomen in de regels. Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en/of ontheffing verlenen voor een bedrijf met een milieucategorie zoals opgenomen in de regels.
80
Hoofdstuk 12
Detailhandel Gebruik De op de plankaart voor Detailhandel aangewezen gronden zij bestemd voor onder andere detailhandel en wonen op een verdieping. Bouwen Binnen de bestemming Detailhandel mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Voor gebouwen zijn de maximale hoogtes op de plankaart opgenomen. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn de maximale hoogtes in de regels opgenomen. Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. Gemengd Gebruik De gronden Gemengd zijn bestemd voor detailhandel, kleinschalige bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, horeca categorie 3 en 5 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca categorie 3/5’, wonen op de verdieping, wegen en paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Bouwen Binnen de bestemming Gemengd mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Voor gebouwen zijn de maximale hoogtes op de plankaart opgenomen. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn de maximale hoogtes in de regels opgenomen. Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. Groen Gebruik De op de plankaart voor Groen aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, gazons, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, evenementen en waterlopen en waterpartijen. Bouwen Binnen de bestemming Groen mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van algemeen nut. De maximaal toegestane oppervlakte en hoogte van gebouwen is op genomen in de regels. Naast gebouwen zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan waarvan de maximale hoogte en oppervlakte in de regels zijn opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Hoofdstuk 12
81
Maatschappelijk Gebruik Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk‘ zijn maatschappelijke voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ een begraafplaats is toegestaan. Bouwen Binnen de bestemming Maatschappelijk mogen uitsluitend bouwwerken gebouwd worden passend binnen de bestemming. Voor gebouwen zijn de maximale hoogtes op de plankaart opgenomen. Op de gronden met de aanduiding ‘begraafplaats’ zijn gebouwen toegestaan waarvan de maximaal toegestane hoogte en oppervlakte in de regels zijn opgenomen. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn de maximale hoogtes in de regels opgenomen. Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. Verkeer – Verblijfsgebied Gebruik De gronden Verkeer- Verblijf zijn bestemd voor woonstraten, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en –partijen, speelvoorzieningen en evenementen. Bouwen Binnen de bestemming Verkeer – Verblijf zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De maximale hoogten en oppervlakten zijn in de regels opgenomen. Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. Wonen Gebruik De gronden die bestemd zijn als ‘Wonen’ zijn primair bedoeld voor wonen, aan-huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid, overeenkomstig de aanduiding ‘bedrijven kleinschalig’ op de plankaart. Bouwen Het bouwen van gebouwen is enkel in de bouwvlakken toegestaan. Zowel hoofd- als bijgebouwen zijn binnen de bestemming toegestaan. De maximale hoogte van gebouwen en zijn op de plankaart weergegeven. De maximale hoogte en oppervlakte van bijgebouwen zijn in de planregels opgenomen. Naast bouwwerken zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn de maximaal toegestane hoogten in de planregels opgenomen. Regels omtrent de situering van bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn in de planregels opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de afmeting en plaatsing van bouwwerken. Hiernaast kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de oppervlakte van het bijgebouw, het gebruik van een woning als afhankelijke
82
Hoofdstuk 12
woonruimte (inwoning) en de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten. Cultuurhistorisch waardevol bouwwerk Gebruik De op de plankaart als ‘Cultuurhistorisch waardevol bouwwerk’ aangeduide bouwwerken zijn bestemd voor de bescherming en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bouwwerken. Bouwen Het is niet toegestaan om een ‘cultuurhistorisch waardevol bouwwerk’ geheel of gedeeltelijk te slopen, te verbouwen en/of uit te breiden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen. Voordat deze wijziging uitgevoerd wordt dient advies ingewonnen te worden bij de monumentencommissie. Hiernaast zijn ze bevoegd om ontheffing te verleven voor het verbouwen en/of uitbreiden indien de werkzaamheden geen onevenredige beschadiging van het bouwwerk en/of wezenlijke aantasting van de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk tot gevolg hebben. Natuurmonument Gebruik De gronden aangeduid als ‘Natuurmonument’ zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van monumentale en beeldbepalende waarden van bomen. Bouwen Op de gronden Natuurmonument mag niet worden gebouwd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beschermingszone van het natuurmonument te verkleinen tot een minimale straal van 50% van de totale straal behoudens deze verkleining geen aantasting aan het monument veroorzaakt, of kan veroorzaken. Voor de werkzaamheden: het rooien of vellen van bomen, het aanbrengen van verhardingen, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; het uitvoeren van grondwerkzaamheden waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand en het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur is een aanlegvergunning vereist.
Hoofdstuk 12
83
Waarde – archeologie Gebruik De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden. Bouwen Bouwen is niet toegestaan. Enkel ver-/nieuwbouw, de bouw van een bijgebouw bij een bestaand hoofdgebouw en bouwwerken voor zover geen grondwerkzaamheden, zoals gespecificeerd in regels, worden uitgevoerd is toegestaan. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen. Voor de werkzaamheden zoals opgenomen in de regels is een aanlegvergunning benodigd.
84
Hoofdstuk 12
13. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 13.1 Exploitatie Het bestemmingsplan 'Kom Boerdonk' betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch en planologisch instrumentarium is geactualiseerd. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen (bouwplannen) betreffen particuliere initiatieven. De gemeente heeft met deze initiatiefnemers een anterieure overeenkomst gesloten, waardoor het kostenverhaal gegarandeerd is. Voor de gemeente Veghel zijn er, behoudens ambtelijke, geen kosten aan dit plan verbonden.
13.2 Handhaving In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling 4 van de IRO een handhavingsparagraaf te worden opgenomen. Deze handhavingsparagraaf bestaat uit een samenvatting van de, op 19 oktober 2004 door het college van burgemeester en wethouders, vastgestelde “Handhavingsnotitie Bestemmingsplannen” en voor het overgrote gedeelte uit de te handhaven zaken in het betreffende bestemmingsplan. Voor elk plan ligt dat anders; elk plan heeft zo zijn eigen bijzonderheden van bestemmingen en gebruik. Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving kan ook worden gezien als: • het stellen van normen c.q. grenzen; • het uitvoeren van normen (vergunningverlening) c.q. norm conform handelen; • het houden van toezicht; • het opleggen van sancties. Handhaving wordt om meerdere redenen door bestuursorganen toegepast. Genoemd kunnen worden: • handhaving levert een wezenlijke bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van beleid, door middel van wet- en regelgeving; • handhaving leidt tot toename van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid; • handhaving leidt tot toename van een grotere acceptatie van wet- en regelgeving;
Hoofdstuk 13
85
•
handhaving leidt tot toename van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van de overheid.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is een dergelijke inbreuk een aantasting van één van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten, veelal eisen, van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Bovendien tast het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van de bestemmingsplannen ter hand te nemen en blijven nemen. Het ruimtelijke beleid, zoals de gemeente Veghel dat voor haar grondgebied heeft vastgesteld, vindt voor het belangrijkste deel haar weerslag in de vastgestelde bestemmingsplannen. Hierin is voor het stedelijk- en landelijk gebied, de kernen, de industrieterreinen en de verschillende individuele percelen het juridische toetsingskader neergelegd die het gemeentebestuur in die gebieden wil verwezenlijken. Aan het vaststellen van een bestemmingsplan gaat een uitgebreide en zorgvuldige voorbereiding vooraf. Er wordt een “uitgebreide” inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie binnen het plangebied, teneinde deze, op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Bovendien vindt er uitgebreid overleg plaats met belanghebbenden, door middel van overleg- en inspraakrondes inzake het voorontwerp en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan. Deze uitgebreide voorbereidingen hebben een duidelijk doel. Het bestemmingsplan dient een zorgvuldig opgesteld plan te zijn, waarin de verworvenheden van de democratische rechtsstaat doorklinken. Het bestemmingsplan heeft immers, zodra het rechtskracht heeft, een enorme impact op het gemeentelijke grondgebied. Deze werking wordt, met name door burgers, nogal eens onderschat. Het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld het gebruik van in eigendom zijnde onroerende zaken zowel beperken als verruimen. Bovendien is het bestemmingsplan een criterium waaraan bouwplannen moeten worden getoetst en kan het een grondslag zijn voor het toepassen van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke dwangmiddelen, waarvan de kosten veelal verhaald kunnen worden op de overtreder. De juridische status van het bestemmingsplan kan dan ook het best verduidelijkt worden met de lekenterm: "gemeentelijke wet". In onderhavig bestemmingsplan is gekeken naar de bestaande situatie en zijn geen illegale activiteiten aangetroffen. De thans opgenomen bestemmingsregeling past in de ruimtelijke-functionele visie van de gemeente ten aanzien van dit gebied.
86
Hoofdstuk 13
14. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 14.1 Inleiding De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. De voorbereidingsprocedure is onder de vigeur van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingezet. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en hierin is bepaald dat ontwerpbestemmingsplannen die voor 1 juli in procedure gebracht zijn onder de vigeur van de WRO blijven vallen. Ontwerpbestemmingsplannen die pas na deze datum in procedure gebracht worden, zoals het bestemmingsplan “Kom Boerdonk” vallen onder de vigeur van de nieuwe Wro.
14.2 Inspraak Het voorontwerp bestemmingsplan “Kom Boerdonk” heeft in het kader van de inspraakprocedure, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, gedurende 4 weken van 25 januari 2007 tot en met 21 februari 2007 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn bestond de mogelijkheid om schriftelijk en mondeling een reactie in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Er zijn acht inspraakreacties ontvangen. In bijlage 1 is de inspraaknotitie opgenomen. In deze nota is ingegaan op de reacties en zijn deze van een standpunt van de gemeente voorzien. De reacties hebben aanleiding gegeven om het plan op de volgende punten aan te passen: • Opnemen van een bouwblok op de hoek van de Geluckweg/Veerstraat (sectie S nummer 686); • Verruiming van bouwstrook aan de Lekerweg Boerdonk tot op 3 m. vanaf de grens van het perceel Lekerweg 6; • In de voormalige pastorietuin, achter gemeenschapshuis ‘Den Hazepot’ een bouwmogelijkheid in de bestemming “Groen” een bouwmogelijkheid opnemen voor een gebouw met een maatschappelijke functie zodat de Corneliuskapel kan worden herbouwd. Op de plankaart wordt een bouwblok opgenomen met “Maatschappelijk”; • Toekennen bestemming ‘Detailhandel’ aan het perceel Kapelstraat 9, conform vergund en huidig gebruik; • Toevoegen bouwblok Pastoor van Schijndelstraat 47. Dit is in overeenstemming met bestaande bouwrechten uit het vigerend bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in onderdelen der gemeente Erp”;
Hoofdstuk 14
87
•
Opnemen van een bouwblok tussen de Pastoor van Schijndelstraat 45 en 49.
14.3 Wettelijk vooroverleg In het kader van de voorbereiding op de formele bestemmingsplanprocedure is overleg gevoerd met betrokken instanties. Naar aanleiding van dit vooroverleg zijn de volgende adviezen ontvangen: • Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkelingen en Handhaving; • Waterschap Aa en Maas, afdeling Integraal Beleid; • VROM-Inspectie Regio Zuid. Als bijlage 1 is de notitie inspraak en (voor)overleg opgenomen. In deze notitie zijn de reacties van deze instanties samengevat en van een standpunt van de gemeente voorzien. Naar aanleiding van het (voor)overleg is het bestemmingsplan op de volgende punten aangepast: • De waardevolle en monumentale bomen in het plan krijgen de aanduiding “gemeentelijk monument”; • Het vertalen van het gemeentelijke archeologiebeleid in het bestemmingsplan. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde krijgen een dubbelbestemming “Waarde – archeologie”; • De Kapelstraat 2 heeft de bestemming “Wonen” gekregen in plaats van “Gemengd”; • Plankaartgrens kent geen bestemmingen “Agrarisch” meer waarbinnen een agrarisch bouwblok wenselijk zou zijn; • De aanduiding “Patiowoning” is in de voorschriften komen te vervallen; • Aanpassing van het bestemmingsplan aan de geldende DURP-standaarden 2006, waaronder de standaarden zoals vastgelegd in de ‘ Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)’.
14.4 Vaststellingsprocedure De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader van 12 maart 2009 tot en met 22 april 2009 ter visie gelegd. Gedurende deze periode is aan eenieder gelegenheid geboden zijn of haar zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. In separaat bij dit plan gevoegde nota “zienswijzen en reacties op zienswijzen” zijn de ingediende zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Als de zienswijzen aanleiding hebben gegeven tot het aanpassen van het plan is dit in het bestemmingsplan verwerkt. Het plan is vervolgens ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.
88
Hoofdstuk 14
Bijlagen
Bijlage 1 Notitie inspraak- en (voor)overleg Bestemmingsplan “Kom Boerdonk”
NOTITIE INSPRAAK- EN (VOOR)OVERLEG Bestemmingsplan “Kom Boerdonk”
Februari 2009
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 1 van 13
INHOUD
NOTITIE INSPRAAK- EN (VOOR)OVERLEG ......................................................................................................1 Inleiding .................................................................................................................................................................3 Inspraakreacties ....................................................................................................................................................4 Vooroverlegreacties.............................................................................................................................................10 Ambtelijke opmerkingen en wijzigingen...............................................................................................................13
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 2 van 13
Inleiding In de periode van 25 januari 2007 tot en met 21 februari 2007 heeft het voorontwerp bestemmingsplan “Kom Boerdonk”, in het kader van de inspraakverordening van de gemeente Veghel voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen bovengenoemde periode zijn de volgende inspraakreacties bij de gemeente ingediend: 1. De heer T.M.G.M. van Lieshout, Geluckweg 17, 5469 NA Boerdonk (gedateerd d.d. 5 februari 2007, ingekomen d.d. 7 februari 2007); 2. De heer M.J. Biemans, Lekerweg 4, 5469 ND Boerdonk (gedateerd d.d. 12 februari 2007, ingekomen d.d. 16 februari 2007); 3. De heer M.A.S. van der Horst en mevrouw C.J.G.M. van der Horst- Haegens, Pastoor Van Schijndelstraat 49, 5469 PS Boerdonk (gedateerd d.d. 14 januari 2007, ingekomen d.d. 21 februari 2007); 4. Den Hollander Advocaten, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis, namens de heer A.L.J. Kanters, Kapelstraat 3, 5469 NC Boerdonk (gedateerd d.d. 16 februari 2007, ingekomen d.d. 21 februari 2007); 5. Stichting Dorpsraad Boerdonk p/a Veerstraat 4, 5469 PZ Boerdonk (gedateerd d.d. 16 februari 2007, ingekomen d.d. 21 februari 2007); 6. De heer H.B. van den Bergh, Tolentijnstraat 13, 5469 NE Boerdonk, (gedateerd d.d. 14 februari 2007, ingekomen d.d. 21 februari 2007); 7. Van den Boomen Advocaten, Postbus 193, 5580 AD Waalre, namens de heer S. van Bokhoven en mevrouw C. Rombouts, Kapelstraat 7, 5469 NC Boerdonk (gedateerd d.d. 21 februari 2007, ingekomen d.d. 22 februari 2007); 8. De heer J. P. Tielemans, Kapelstraat 9, 5469 NC Boerdonk (gedateerd d.d. 22 februari 2007, ingekomen d.d. 26 februari 2007). Tevens is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van artikel 10 Bro voor advisering voorgelegd aan: 1. Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkelingen en Handhaving, Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch; 2. Waterschap Aa en Maas, afdeling Integraal Beleid, Postbus 5049, 5201 GA ’s-Hertogenbosch: 3. VROM-Inspectie Regio Zuid, Postbus 850, 5600 AW Eindhoven. Tenslotte bevat deze inspraaknotitie nog enkele ambtelijke opmerkingen en wijzigingen. Onderstaand worden achtereenvolgens de ontvangen inspraakreacties, de (voor)overlegreacties en de ambtelijke wijzigingen kort samengevat en van een standpunt van de gemeente voorzien.
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 3 van 13
Inspraakreacties 1. De heer T.M.G.M. van Lieshout, Geluckweg 17, 5469 NA Boerdonk, gedateerd d.d. 5 februari 2007, ingekomen d.d. 7 februari 2007. Samenvatting reactie 1.1 Inspreker heeft geconstateerd dat het bouwblok op de hoek van de Geluckweg / Veerstraat Boerdonk is verdwenen. Het gaat om het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Erp sectie S nummer 686. Hij heeft dit bouwblok in 1980, na het betalen van de bouwrijpkosten aan de voormalige gemeente Erp, verkregen. Verder constateert hij dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel circa 757 m2 bedraagt. Gezien de huidige ontwikkelingen v.w.b. de oppervlakte van bouwpercelen vraagt hij om twee bouwblokken op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan die ontsloten worden aan de Veerstraat. Gemeentelijk standpunt 1.1 De heer Van Lieshout wijst er terecht op dat het bouwblok moet worden aangegeven. Dat zal ook worden aangepast. De plankaart en de voorschriften worden dienovereenkomstig aangepast. De heer Van Lieshout verzoekt verder feitelijk om een extra bouwblok op de hoek Geluckweg/Veerstraat. Dat verzoek kan echter niet worden gehonoreerd, aangezien dit ruimtelijk in het geheel niet gewenst is gezien de karakteristiek van de Veerstraat en Geluckweg, waar over het algemeen vrijstaande woningen staan. Er is in de door verzoeker gevraagde situatie dan namelijk geen sprake meer van een achtertuin. Bovendien is dit verzoek niet in de exploitatie van deze actualisering meegenomen.
2. De heer M.J. Biemans, Lekerweg 4, 5469 ND Boerdonk, gedateerd d.d. 12 februari 2007, ingekomen d.d. 16 februari 2007. Samenvatting reactie 2.1 Inspreker zou graag de toegekende bouwstrook aan de Lekerweg Boerdonk waarbinnen zijn woning (Lekerweg 4) is gelegen in zuidelijke richting verruimd zien tot op 3 m. vanaf de grens van het perceel Lekerweg 6. 2.2 De bijgebouwen achter zijn woning (Lekerweg 4) welke voorheen de bestemming, en naar zijn mening nu nog steeds, kantoorruimte hadden, deze als kantoorruimte te bestemmen. Tot voor enkele jaren terug was in deze bijgebouwen een accountantskantoor gevestigd, hetgeen bij de gemeente ook bekend is. Gemeentelijk standpunt 2.1 Aan het verzoek voor verruiming van bouwblok kan worden tegemoetgekomen. De ruimtelijke structuur aan de Lekerweg kenmerkt zich door vrijstaande woningen met in omvang verschillende perceelsgrootten. Het verlengen van de bouwstrook maakt het mogelijk om het bebouwingslint ter plaatse te versterken. Het bouwen van twee woningen is alleen dan mogelijk wanneer de bestaande woning Lekerweg 4 wordt gesloopt. Netto kan derhalve één woning worden toegevoegd. Deze woning past in principe binnen het woningbouwprogramma voor Boerdonk. 2.2 In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor het uitoefenen van beroepen aan huis. Deze regeling maakt het mogelijk dat het (vrijstaande) bijgebouw, voor een bepaald maximum oppervlak, mag worden benut als kantoorruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsmatige activiteit. Het plan behoeft hierop niet te worden aangepast. 3. De heer M.A.S. van der Horst en mevrouw C.J.G.M. van der Horst- Haegens, Pastoor Van Schijndelstraat 49, 5469 PS Boerdonk Samenvatting reactie
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 4 van 13
3.1 Insprekers hebben het perceel grond, gelegen tussen de panden Pastoor Van Schijndelstraat 45 en 49 Boerdonk, groot circa 800 m2 in eigendom. In het voorontwerp-bestemmingsplan is dit perceel grond opgenomen met de bestemming ‘Agrarisch’. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven. Bebouwing is niet toegestaan. In het kader van ‘inbreiding’ zijn insprekers ervan uitgegaan dat er wel een woning opgebouwd mocht worden voor één van hun kinderen. Zij vragen nu om de bestemming van het betreffende perceel grond te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’. Gemeentelijk standpunt 3.1 Aan het verzoek om de bestemming “Agrarisch” te wijzingen in de bestemming “Wonen” kan tegemoet worden gekomen. De bouw van een woning op basis van het vigerende bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in onderdelen der gemeente Erp” blijkt reeds mogelijk. Het bestemmingsplan Kom Boerdonk wil de bestaande rechten handhaven. Aan het perceel wordt derhalve een bouwblok toegekend overeenkomstig de bepalingen in het vigerende plan. De planologisch-juridische regeling veranderd daarmee niet. De plankaart en de voorschriften worden dienovereenkomstig aangepast. 4. Den Hollander Advocaten, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis, namens de heer A.L.J. Kanters, Kapelstraat 3, 5469 NC Boerdonk Samenvatting reactie 4.1 Aan de heer Kanters is op 8 juni 2006 een reguliere bouwvergunning fase 1 verleend voor de bouw van een woning op het perceel Kapelstraat 5 te Boerdonk. De aanvraag voor fase 2 is in voorbereiding en zal op korte termijn worden ingediend. In het voorontwerpbestemmingsplan is geen, althans volstrekt onvoldoende, rekening hiermede gehouden. 4.2 De heer Kanters exploiteert ter plaatse van het perceel Kapelstraat 3 Boerdonk een detailhandel. Op de plankaart ontbreekt de bestemming ‘Detailhandel’ op genoemd perceel. Wel is aan het perceel de bestemming ‘Bedrijf’ toegekend. Op grond daarvan is het echter niet toegestaan een detailhandel in voedings- en genotmiddelen te exploiteren. De bij de bestemming opgenomen bepalingen bieden geen solaas nu de door de heer Kanters geëxploiteerde detailhandel niet valt onder de in de bijlage opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten. 4.3 Op de plaats waaraan nu de bestemming ‘Bedrijf’ is toegekend, is de vergunde woning gedacht. Deze zou bij het ongewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan direct onder het overgangsrecht worden gebracht. Dit is voor de heer Kanters onaanvaardbaar. 4.4 De percelen met de kadastrale aanduiding gemeente Erp, sectie S, nummers 1288 en 1289 hebben geen specifieke detailhandelbestemming toegekend gekregen. Wel staat erop een loods waarvoor destijds bouwvergunning is verleend en die is gebouwd en in gebruik is ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten. Dit zelfde geldt voor het bouwwerk tussen de loods en de woning. 4.5 De heer Kanters verzoekt de omliggende bestemmingen nog eens goed te heroverwegen zodat geen met zijn belangen strijdige situatie ontstaat. De bestemming ‘Woongebied uit te werken’ is te abstract om daarop inhoudelijk te kunnen reageren. Ook staat de heer Kanters erop dat er een voldoende ruimtelijke scheiding wordt aangehouden tussen zijn eigendommen en het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Erp, sectie S, nummer 1145 (het ‘voormalige evenemententerrein). Samenvattend wordt verzocht om bij de verdere voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan “Kom Boerdonk” rekening te houden met de bovengenoemde opmerkingen. Gemeentelijk standpunt 4.1 De terreinen van inspreker zijn betrokken bij de planontwikkeling van het Evenemententerrein. Voor dit deelgebied zal een afzonderlijke planologische procedure doorlopen worden. Hiervoor wordt gekozen omwille van de snelheid waarmee het komplan in procedure wordt gebracht en het premature status van de plannen op het Evenemententerrein waardoor planologische verankering in een bestemmingsplan nog niet aan de orde is.
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 5 van 13
5. Stichting Dorpsraad Boerdonk p/a Veerstraat 4, 5469 PZ Boerdonk Samenvatting reactie 5.1 De Stichting Dorpsraad verzoekt om bij de vaststelling van het bestemmingsplan een bouwblok in de voormalige pastorietuin, achter gemeenschapshuis ‘Den Hazenpot’ in Boerdonk op te nemen zodat de uit 1483 gedateerde Corneliuskapel ter plaatse herbouwd kan worden. Gemeentelijk standpunt 5.1 Naar aanleiding van deze inspraak is in de bestemming “Groen” een bouwmogelijkheid opgenomen voor een gebouw met een maatschappelijke functie zodat de Corneliuskapel kan worden herbouwd. Op de plankaart zal een bouwblok worden opgenomen met “Maatschappelijk”. Op de plankaart en in de voorschriften wordt deze bestemming toegevoegd. In de voorschriften zal de bestemming “Maatschappelijk” worden omschreven waarbij de gegevens van de te herbouwen Corneliuskapel als kader dienen.
6. De heer H.B. van den Bergh, Tolentijnstraat 13, 5469 NE Boerdonk Samenvatting reactie 6.1 De heer Van den Berg verzoekt om de bestemming van het perceel, gelegen tussen de panden Tolentijnstraat 9 en 13 Boerdonk, die in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen is met de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’. De open ruimte in de straatwand heeft momenteel de bestemming ‘GB’ (Gemengde bebouwing). De voormalige gemeente Erp heeft schriftelijk, op 13 mei 1977 medewerking verleend aan de bouw van een viertal woningen aan de Tolentijnstraat in Boerdonk. Van deze vier woningen zijn er inmiddels drie gerealiseerd, te weten Tolentijnstraat 7, 9 en 13 Boerdonk. Voor de te realiseren woning Tolentijnstraat 11 Boerdonk op de betreffende locatie is nog geen bouwvergunning ingediend en ook nog geen procedure gevoerd. Voor de OZB is de economische waarde van het betreffende perceel aangemerkt als een bouwperceel. Gemeentelijk standpunt 6.1 Aan het verzoek om de bestemming “Agrarisch” te wijzingen in bestemming “Wonen” kan niet worden tegemoet gekomen aangezien dit noch op basis van het vigerende bestemmingsplan, noch op basis van de Structuurvisie Boerdonk (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 2-10-2003) mogelijk is. In de Structuurvisie Boerdonk (p. 38) is ter plaatse van het perceel Tolentijnstraat tussen nrs. 9 en 13 een ‘zichtlijn naar het landschap’ opgenomen. Deze zones zijn van belang om vanaf de straten in het dorp af en toe het buitengebied kunt inkijken. Dit beeld past bij een dorpse woonkarakteristiek. In de huidige situatie kan dat nog op verschillende plaatsen en om die ‘vensters op het landschap’ te behouden, zouden deze in het bestemmingsplan verankerd worden. In het voorontwerp bestemmingsplan hebben de bewuste percelen een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden gekregen. Op deze manier blijven de doorzichten gevrijwaard van bebouwing. Het schrijven van het college van B&W van de voormalige gemeente Erp heeft betrekking op de principemedewerking van de gemeente aan de mogelijkheid om ter plaatse van onder andere het perceel Tolentijnstraat tussen nrs. 9 en 15 een viertal woningen te bouwen. Echter is in het schrijven aangegeven dat nog wel een zogenaamde ‘verklaring van geen bezwaar’ van de provincie Noord-Brabant benodigd is. Deze verklaring van geen bezwaar was tot 1 juli 2008 gekoppeld aan een vrijstellingsprocedure zoals bedoeld in artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Bij een vrijstellingsprocedure moet het project onderbouwd worden middels een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ en hierin moet verwezen worden naar het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid zoals verwoord in een structuurvisie. De door de voormalige gemeente Erp geschapen mogelijkheid impliceert derhalve geen directe bouwtitel voor de woningen, maar is nog aan nadere besluitvorming en afweging onderhevig. Deze afweging kan, 30 jaar later, anders uitvallen. Het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid voor de kern Boerdonk is vastgelegd in de Structuurvisie Boerdonk. Deze visie
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 6 van 13
voorziet juist in het open houden van de Tolentijnstraat tussen de panden Tolentijnstraat 9 en 13. In het kader van de OZB wordt 900 m2 van het perceel aangeslagen als ‘tuin en ondergrond’ bij woning. De rest van het perceel (5.436 m2) wordt aangeslagen als “agrarisch of tuin onbebouwd”. Er behoeft dus geen bijstelling van de WOZ-taxatie plaats te vinden.
7. Van den Boomen Advocaten, Postbus 193, 5580 AD Waalre, namens de heer S. van Bokhoven en mevrouw C. Rombouts, Kapelstraat 7, 5469 NC Boerdonk Samenvatting reactie 7.1 Insprekers wonen direct naast het voormalige evenemententerrein en hebben kennis genomen van het voornemen om ter plaatse 24 woningen te realiseren. Dit terrein is in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen met de bestemming ‘Woongebied uit te werken’. Aan de hand van de opgenomen doeleindenomschrijving van deze bestemming constateren zij dat deze te vrijblijvend zijn geformuleerd. Het voorontwerp biedt onvoldoende inzicht in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling. 7.2 Er bestaat het voornemen om in totaal circa 148 woningen te bouwen in Boerdonk. De heer Van Bokhoven en mevrouw Rombouts zijn van mening dat de behoefte aan woningbouw wordt overschreden. Deze overschrijding is niet te verenigen met de uitgangspunten die in dit kader zijn geformuleerd in het Streekplan d.d. 22-2-2002 (gedeeltelijk herzien op 3-12-2004) van de provincie Noord-Brabant. In het uitwerkingsplan ‘Uden-Veghel’ moeten in de periode tussen 2002 tot 2015 bijna 9000 woningen worden bijgebouwd. Naast het benutten van inbreidingslocaties zal in alle gemeenten ook nieuwe uitbreidingsruimte nodig zijn om aan de woningbehoefte te voldoen. De heer Van Bokhoven en mevrouw Rombouts constateren dat gepland is dat de kernen van Uden en Veghel voor het grootste gedeelte gaan voorzien in de woningbehoefte. Daarnaast is het van belang dat voor de overige dorpen naast inbreidingsmogelijkheden met name gekeken moet worden naar de uitbreidingsmogelijkheden aan de rand van het dorp. Het ligt voor de hand dat voor woningbouwplannen van deze totale omvang wordt uitgeweken naar de uitbreidingslocaties aan de rand van Boerdonk. De geplande 24 woningen in combinatie met het plan Korstenhof is, gelet op het huidige inwonersaantal van Boerdonk van circa 900 inwoners (op 1-1-2003, 795 inwoners) te omvangrijk. Het ‘vol bouwen’ van het voormalige evenemententerrein staat haaks op het in de structuurvisie Boerdonk nagestreefde behoud van het dorpskarakter. De oorspronkelijke dorpsstructuur wordt verdicht en het contact met het landschappelijke karakter verdwijnt. Op basis van de structuurvisie ligt het tevens voor de hand dat in een eventuele behoefte aan woningbouw wordt voorzien aan de rand van Boerdonk. Zoals reeds in de structuurvisie wordt aangegeven verdient het de voorkeur om allereerst de inbreidingslocaties A en B, Geluckwegsportvelden te realiseren. Dit betekent dat op die locaties reeds 100 woningen worden gerealiseerd, die ruimschoots voorzien in de woningbehoefte voor de komende 12-13 jaar. Indien besloten wordt om naast bovengenoemde locaties A en B het voormalige evenemententerrein (locatie C) aan te wenden voor woningbouw dan wordt de woningbouwbehoefte ruim overschreden. De heer Van Bokhoven en mevrouw Rombouts zijn bekend met het gegeven dat de geplande woningen op het voormalige evenemententerrein rijtjeshuizen betreffen. Zoals in de Structuurvisie reeds wordt aangegeven bestaat het overgrote deel van de woningen in Boerdonk uit vrijstaande huizen of twee-onder-een-kappers. Juist gelet op de bevolkingssamenstelling van Boerdonk hebben de heer Van Bokhoven en mevrouw Rombouts hun twijfels over de vraag of voor de geplande rijtjeswoningen op het voormalige evenemententerrein wel voldoende vraag is vanuit de markt. Uit de structuurvisie blijkt dat de woningbehoefte met name zou bestaan bij de jongeren in Boerdonk. Daarnaast is in de structuurvisie geconstateerd dat de aanwas van jongeren afneemt. De heer Van Bokhoven en mevrouw Rombouts vragen zich af of het realiseren van een hoeveelheid woningen zoals thans gepland wel aansluit op de huidige markt. Zij geven aan dat eerst adequaat onderzoek moet plaatsvinden in dit kader, om een goede afweging te kunnen maken met betrekking tot het al dan niet toekennen van de bestemming ‘Woongebied uit te werken’ ten behoeve van de geplande woningbouw. 7.3 Insprekers wijzen op de aanwezige bedrijven om en nabij het voormalige evenemententerrein. Aan de Kapelstraat 3 – 5 Boerdonk is een SRV-bedrijf gevestigd. Ten behoeve van de bedrijfsvoering wordt het
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 7 van 13
pand gelegen aan de Kapelstraat 3 gebruikt als magazijn. Aan de Kapelstraat Boerdonk is een horecainrichting gevestigd genaamd D’n Hospes. Op dit moment is voornoemende inrichting gesloten. In de structuurvisie wordt echter aangegeven dat handhaving van een commerciële horecafunctie ter plaatse wel wenselijk wordt geacht. Aan de Pastoor Van Schijndelstraat 41 Boerdonk is een schildersbedrijf gevestigd. De in de directe omgeving aanwezige bedrijven kunnen een belemmering zijn voor het bestemmen van de gronden van het voormalige evenemententerrein ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’. Met name schildersbedrijven kunnen een lastig obstakel zijn in verband met de opslag van verf voor de vestiging van een ‘gevoelige’ woonbestemming. De aanwezigheid van bedrijven en de planologische consequenties hiervan dienen nader onderzocht te worden. Samenvattend wordt verzocht om de bestemming ‘Woongebied uit te werken’ niet op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan “Kom Boerdonk” en geen medewerking te verlenen aan de bouw van woningen op het voormalige evenemententerrein gelegen aan de Kapelstraat Boerdonk. Gemeentelijk standpunt 7.1 Voor het deelgebied ‘Evenemententerrein’ zal een afzonderlijke planologische procedure doorlopen worden. Hiervoor wordt gekozen omwille van de snelheid waarmee het komplan in procedure wordt gebracht en het premature status van de plannen op het Evenemententerrein waardoor planologische verankering in een bestemmingsplan nog niet aan de orde is. Aan de inspraakreactie wordt tegemoet te komen. 7.2 De actualisatie van het bestemmingsplan Kom Boerdonk behelst de realisatie van circa 17 woningen in de kern Boerdonk. In de actualisatie zijn meegenomen: het plan d’n Hospes (10 woningen) en diverse particuliere kleinere ontwikkelingen (7 woningen). Daarnaast zijn woningbouwprojecten voorzien aan de westzijde van Boerdonk (plan Korstenhof, circa 100 woningen), aan de noordwestzijde (nog nader te bepalen aantal ruimte voor ruimtewoningen, deze woningen worden niet ten laste gebracht van het woningbouwprogramma) en op het evenemententerrein (15 woningen). Voor de laatst genoemde projecten zal separate planvorming plaatsvinden. Dit houdt in dat er afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld worden voor de grootschaligere nieuwbouwprojecten. De woningbouwplannen die wel met onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt passen op hoofdlijnen in het beeld zoals deze in de Structuurvisie Boerdonk is geschetst. De woningen komen ten laste van het woningbouwprogramma in de kern Boerdonk gedurende de jaren 2009 tot en met 2017. Volgens de afspraken in het vigerend bouwprogramma worden er 4 woningen per jaar gerealiseerd. Tevens heeft woningbouw op inbreidingslocaties heeft voorkeur op woningbouw op uitbreidingslocaties. Zoals door inspreker opgemerkt zijn de nieuwe woningbouwaantallen zeer ambitieus zijn voor de kern Boerdonk. Het richtgetal van 4 woningen per jaar wordt sterk overschreden. Ruimte voor andere initiatieven dient bovendien nog gecreëerd te worden. Motivering om toch dit programma te handhaven ligt in het feit dat er in Boerdonk de afgelopen jaren minimaal woningbouw heeft plaatsgevonden. Middels dit ambitieuze programma wordt dit rechtgetrokken. Daarnaast kan worden opgemerkt dat alle woningprojecten die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden betrekking hebben op inbreidingslocaties. Deze gaan voor op het ontwikkelen van uitbreidingslocaties. Afhankelijk van de concrete behoefte kan de woningbouwproductie gefaseerd worden. 7.3 Zie reactie 7.1
8. De heer J. P. Tielemans, Kapelstraat 9, 5469 NC Boerdonk Samenvatting reactie 8.1 Vanaf 1965 is hij ingeschreven als elektronische installateur, winkelier en reparateur van elektrotechnische installaties en apparatuur. In 1969 en 1970 heeft hij van de voormalige gemeente Erp een bouwvergunning gekregen om een winkel met woonhuis, magazijnen en werkplaats op te richten. Nadien heeft hij nog een paar keer een vergunning gekregen om het geheel uit te breiden zodat hij nu meer vierkante meters heeft als bij een normaal woonhuis het geval is. Door de voormalige gemeente Erp en de
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 8 van 13
huidige gemeente Veghel is aan hem steeds verteld dat wanneer er een nieuw bestemmingsplan zou komen zijn pand hierin meegenomen zou worden als zijnde detailhandel in ambacht. 8.2 Wat betreft de geplande bebouwing op het voormalige evenemententerrein geeft hij aan dat hij hiertegen geen bezwaren heeft mits dat het geen belemmering betekent voor de uitoefening van zijn beroep en zijn zaak aan de Kapelstraat 9 Boerdonk. 8.3 Ten aanzien van de plangrens van het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ zou inspreker graag, ter hoogte van het pand Lekerweg 12 Boerdonk, een aanpassing wensen zodat een gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Erp, Sectie S, nummer 952 binnen het betreffende plangebied is gelegen. Gemeentelijk standpunt 8.1 Behoud van de leefbaarheid in kleine kernen is belangrijk. Het toekennen van bestemmingen die een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in kleine kernen, zoals een detailhandelsfunctie met (ambachtelijke) bedrijvigheid, is in overeenstemming met deze beleidslijn. Daarom wordt aan het pand en perceel aan de Kapelstraat 9 de bestemming ‘Detailhandel’ toegekend. Binnen deze bestemming kunnen de activiteiten als omschreven door inspreker onveranderd worden voortgezet. 8.2 Voor het deelgebied ‘Evenemententerrein’ zal een afzonderlijke planologische procedure doorlopen worden. Hiervoor wordt gekozen omwille van de snelheid waarmee het komplan in procedure wordt gebracht en het premature status van de plannen op het Evenemententerrein waardoor planologische verankering in een bestemmingsplan nog niet aan de orde is. Aan de inspraakreactie wordt tegemoet te komen. 8.3 Aan dit verzoek kan niet worden tegemoet gekomen. Het betreft hier een actualisering van het vigerende bestemmingsplan. Er is ruimtelijk-stedenbouwkundig geen aanleiding het perceel kadastraal bekend als gemeente Erp, Sectie S, nummer 952 mee te nemen in het plangebied. De Structuurvisie Boerdonk voorziet niet in een verlenging van het bebouwingslint aan de Lekerweg. Ook vanuit de fysieke en feitelijke situatie is er onvoldoende aanleiding de bebouwingsgrens op te rekken in zuidelijke richting.
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 9 van 13
Vooroverlegreacties 1. Provincie Noord Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkelingen en Handhaving, Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch Samenvatting reactie 1.1 Uit provinciaal optiek is het van belang dat het aantal te bouwen woningen in de landelijke regio in de pas blijft met de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2005. De provincie adviseert aan te geven hoe deze beoogde nieuwbouw van woningen in het plangebied binnen dit uitgangspunt past, rekening houdend met de andere woningbouwplannen in de landelijke regiodeel van de gemeente Veghel (10 jaar-periode). 1.2 De provincie vraagt om de toelichting van het bestemmingsplan op inhoud en consistentie na te lopen. 1.3 In het plan is de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aan de Kapelstraat 7 via een dubbelbestemming “Cultuurhistorisch waardevol bouwwerk” beschermd. De overige historische waardevolle bouwwerken zijn aangewezen als “gemeentelijk monument” en hebben een aanduiding op de plankaart gekregen. Ook hebben meerdere monumentale bomen een vermelding als “waardevolle boom” op de plankaart gekregen. Deze bomen zijn al gemeentelijk monument en hebben daarom geen beschermde voorschriften nodig. Echter niet duidelijk is hoe in de voorschriften (bij de doeleindenomschrijving) is omgegaan met de aanduiding “gemeentelijk monument”. Daarnaast merkt de provincie op met betrekking tot de plankaart dat de dubbelbestemming “Natuurmonument” niet op de plankaart voorkomt. Zij adviseren in verband met de doorwerking en de duidelijkheid een en ander in de voorschriften en op de plankaart duidelijk te maken. 1.4 Met uitzondering van het zuidelijke deel heeft de kom van Boerdonk een lage archeologische verwachtingswaarde. Alleen bij de nieuwe woning en de te herbouwen woning aan de Lekerweg 9 geldt een hoge kans archeologische waarden aan te treffen. De gemeente heeft de daadwerkelijke archeologische waarden aan de Lekerweg in beeld laten brengen (BAAC, januari 2006). Het bodemarchief blijkt ter plaatse verstoord te zijn. Verder onderzoek is niet nodig. Ten overvloede merkt de provincie op dat tijdens het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. Bij het aantreffen van deze waarden dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 47 van de monumentenwet 1988. De melding kan ook plaatsvinden bij het provinciaal Meldpunt Archeologische Bodemvondsten Noord-Brabant. Telefoon 06-18303222. 1.5 In de waterparagraaf van de plantoelichting dient tot uiting te komen op welke wijze over de wateraspecten overleg is gevoerd en afstemming heeft plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders. Aangegeven moet worden welke opmerkingen / adviezen in het kader van dit overleg / afstemming door de betrokken waterbeheerders zijn gemaakt en op welke wijze met deze opmerkingen / adviezen in het plan rekening is gehouden. In geval de gemeente afwijkt van het door de waterbeheerders gegeven watertoetsadvies dient de motivering hiervoor aangegeven te worden. 1.6 Vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het nodig dat het plan inzicht biedt of er ter plaatse van de gewenste ontwikkelingen sprake is van een aanvaardbaar woon / leef /verblijfsklimaat. Dienaangaande wijst de provincie erop dat per 1 januari 2007 de Wet Geurhinder veehouderijen in werking is getreden. Voor het inzichtelijk maken of er ter plaatse van de gewenste ontwikkelingen sprake is van een aanvaardbaar woon / leef / verblijfsklimaat, adviseert de provincie om gebruik te maken van de werkwijze en instrumentarium die de Wet Geurhinder biedt (Quick scan, gebiedsvisie). 1.7 In het plan is aangegeven dat de ontwikkelingen aan de Kapelstraat 1 en de Lekerweg gefinancierd zullen gaan worden door particulieren, de gemeente heeft daarbij geen kosten. Niet duidelijk is welke rol de gemeente heeft bij de financiering van de overige ontwikkelingen en of deze ontwikkelingen ook economisch uitvoerbaar zijn. 1.8 De voorschriften en plankaart dienen, naar aanleiding van de opmerkingen en voor zover van toepassing en voor zover noodzakelijk te worden aangepast. In deze fase van het planproces is door de provincie niet onderzocht of de gedetailleerde regelgeving en bestemmingen op correcte wijze zijn vertaald. De provincie benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de gemeente blijft om zorg te dragen voor een adequate en
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 10 van 13
correcte toepassing van de desbetreffende juridische regelgeving. Vanuit het oogpunt van duidelijkheid en rechtzekerheid zijn enkele aandachtspunten in deze fase te benoemen. Er ontbreekt een arcering bij de aanduiding “wonen” bij de bestemming “Gemengd” voor het perceel Kapelstraat 2 op de plankaart. Artikel 3 – Agrarisch. De provincie adviseert om bouwblokken op te nemen voor de bestemmingen. Artikel 10, lid 3.b.: de aanduiding patiowoning komt niet voor op de plankaart en op de legenda. 1.9 De provincie wijst op de op stapel staande herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de nieuwe wet wordt verplicht bestemmingsplannen digitaal te maken. Daarvoor gelden de DURPstandaarden 2006. Onderdeel van deze standaarden is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). De provincie adviseert met onderhavig bestemmingsplan hierop te anticiperen. Gemeentelijk standpunt 1.1 Voor kennisgeving aangenomen. 1.2 Voor kennisgeving aangenomen. 1.3 De aanduiding “gemeentelijk monument” is ter informatie opgenomen op de ondergrond van de plankaart. De dubbelbestemming “Natuurmonument” is abusievelijk niet op de plankaart opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan wordt dit hersteld en zullen de voorkomende waardevolle en monumentale bomen in het plan worden opgenomen. 1.4 Het in ontwikkeling zijnde gemeentelijke archeologiebeleid zal een vertaling krijgen in het bestemmingsplan. Dit houdt in dat gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde een dubbelbestemming ‘Waarde – archeologie’ krijgen toegekend. Ter bescherming van het archeologisch bodemarchief is een aanlegvergunningstelsel opgenomen waarbij bodemingrepen met een bepaalde omvang en graafdiepte slechts zijn toegestaan wanneer uit archeologisch onderzoek is gebleken dat op een verantwoorde manier met het archeologisch bodemarchief wordt omgegaan. Voor alle ontwikkelingslocaties – voor zover gelegen in een gebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde – is archeologisch onderzoek verricht. De conclusies en aanbevelingen staan vermeld in de bestemmingsplantoelichting. 1.5 In de waterparagraaf van de plantoelichting is opgenomen op welke wijze over de wateraspecten overleg is gevoerd en afstemming heeft plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders. 1.6 De gemeente onderkent het standpunt dat het vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is dat het plan inzicht biedt of er ter plaatse van de gewenste ontwikkelingen sprake is van een aanvaardbaar woon-, leef- en verblijfsklimaat. De ontwikkelinglocaties zijn getoetst aan het gemeentelijke geurbeleid als vastgelegd in de Geurverordening (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 21 februari 2008). De gemeente heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat zowel in bestaande als nieuw te onwikkelen gebieden zo veel mogelijk een balans dient te worden gevonden tussen ontwikkelingen in de agrarische sector (reconstructie) enerzijds, en de situatie in bestaande en nieuw te ontwikkelen stedelijke gebieden. 1.7 Alle in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen worden gefinancierd zullen door particulieren.. Met alle ontwikkelaars zijn overeenkomsten gesloten met betrekking tot verhaal van kosten waaronder plankosten, kosten voor aanleg infrastructuur en realisatie, planschade e.d. Daarmee is voldoende aangetoond dat de ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn. 1.8 De voorschriften en plankaart zullen naar aanleiding van de opmerkingen en voor zover van toepassing en voor zover noodzakelijk worden aangepast. De regeling en plankaart zullen op elkaar worden afgestemd. 1.9 Het bestemmingsplan zal worden aangepast aan de geldende DURP-standaarden 2006, waaronder de standaarden zoals vastgelegd in de ‘ Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)’.
2. Waterschap Aa en Maas, afdeling Integraal Beleid, Postbus 5049, 5201 GA ’s-Hertogenbosch Samenvatting reactie 2.1. Het Waterschap merkt het volgende op. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor her- en nieuwbouw. Bij de uitwerking van deze ontwikkelingsplannen wordt gevolg gegeven aan de beleidsuitgangspunten van het waterschap waarbij
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 11 van 13
wordt ingezet op infiltratie op eigen perceel. Het Waterschap heeft dan ook geen opmerkingen en gaan akkoord met de waterparagraaf in het bestemmingsplan. Gemeentelijk standpunt 2.1 Voor kennisgeving aangenomen.
3. VROM-Inspectie Regio Zuid, Postbus 850, 5600 AW Eindhoven De inspecteur heeft niet afzonderlijk gereageerd op het voorliggende plan.
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 12 van 13
Ambtelijke opmerkingen en wijzigingen -
Aanpassing van het plan conform vereisten Wro Actualisering van het bestand gemeentelijke monumenten en MIP-panden Implementeren van het in ontwikkeling zijnde gemeentelijke archeologiebeleid
Notitie inspraak en (voor)overleg bestemmingsplan ‘Kom Boerdonk’ februari 2009
Pagina 13 van 13