BESTEMMINGSPLAN HAAGSE BEEMDEN, ASTERDSE SLUIS 43-45
APRIL 2015
Bestemmingsplan Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45 April 2015
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Toelichting
Toelichting Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Ligging en plangrenzen 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Planvorm 1.5 Leeswijzer
3 3 3 5 5 5
HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Inleiding 2.2 Positionering plangebied 2.3 Ruimtelijke structuur 2.4 Functionele structuur
6 6 6 6 8
HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid
9 9 9 12 15
HOOFDSTUK 4 Doelstellingen van het bestemmingsplan 4.1 Doelstelling 4.2 Beschrijving plan
17 17 17
HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap 5.1 Inleiding 5.2 Milieueffectrapport 5.3 Bodem 5.4 Water 5.5 Ecologie 5.6 Bedrijven 5.7 Geluid 5.8 Luchtkwaliteit 5.9 Geur 5.10 Externe veiligheid
18 18 18 18 19 20 21 22 22 23 24
HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving 6.1 Inleiding 6.2 Hoofdopzet 6.3 Bestemmingen
26 26 26 26
HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Inleiding 7.2 Toepassing afdeling 6.4 Wro (Grondexploitatie) 7.3 Financiële haalbaarheid
28 28 28 28
HOOFDSTUK 8 Communicatie 8.1 Inleiding 8.2 Procedure
30 30 30
1
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
2
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel De oorspronkelijke twee kavels, Asterdse Sluis 43 en 45, zijn al een tijdje in de verkoop en zijn nog steeds onbebouwd. De twee kavels beslaan samen circa 3.300 m2 en dit is groter dan de gemiddelde kavelgrootte van de andere kavels aan de Asterdse Sluis. Door een splitsing in drie kavels worden de kavels ieder kleiner en gemiddeld 1000 m2, een oppervlaktemaat die beter aansluit op de kavels in de directe omgeving en op de vraag van de markt. Derhalve is verzocht de twee woningbouwkavels te splitsen in drie kleinere kavels. Het verzoek past niet in het geldende bestemmingsplan ‘Haagse Beemden’ omdat hierin is bepaald dat het aantal bouwpercelen niet mag worden vermeerderd. Ook wordt het maximaal aantal toegestane woningen, te weten twee, overschreden. Binnen deze bestemming is het toevoegen van een extra woning dus niet toegestaan. Omdat de voorgestelde kavelsplitsing qua situering en afmetingen past binnen de structuur en opzet van deze buurt wil de gemeente meewerken aan dit initiatief. Het doel van dit bestemmingsplan is de voorgenomen extra kavel met bouwmogelijkheid juridisch-planologisch mogelijk te maken.
1.2 Ligging en plangrenzen Het plangebied Asterdse Sluis 43-45 ligt in de wijk Haagse Beemden, nabij de Asterdplas, in het noordwesten van Breda (figuur 1.1). Het plangebied ligt in een bestaand, grotendeels bebouwd woongebied en sluit aan de noord- en oostzijde aan op de bestaande woonbebouwing. In het westen en zuiden grenst het plangebied aan een waterloop die grenst aan het buitengebied.
3
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Figuur 1.1a Globale ligging plangebied (plangebied met rood omcirkeld)
Figuur 1.1b Globale ligging plangebied ingezoomd (plangebied met rood omlijnd)
Figuur 1.1c Luchtfoto plangebied en omgeving
4
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
1.3 Vigerend bestemmingsplan Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Haagse Beemden, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 september 2012 en onherroepelijk vanaf 28 december 2012.
Figuur 1.2 Uitsnede uit bestemmingsplan Haagse Beemden
De betreffende percelen hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' (figuur 1.2, gele kleur). In het bestemmingsplan Haagse Beemden is binnen de bestemming 'Wonen' bepaald dat het aantal bouwpercelen niet mag worden vermeerderd. Op de bijbehorende verbeelding is aangegeven dat maximaal twee woningen op de locatie gebouwd mogen worden. Nu gevraagd wordt om de twee kavels te splitsen naar drie kavels en dus drie woningen te bouwen, is dit in strijd met het vigerende bestemmingsplan 'Haagse Beemden'.
1.4 Planvorm Voorliggend bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van drie vrijstaande woningen (één extra woning ten opzichte van vigerend bestemmingsplan). Daar dit bestemmingsplan gericht is op de mogelijkheid voor het bouwen van een extra woning, is sprake van een zogenoemd ontwikkelingsplan.
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 ‘Gebiedsanalyse’ is de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied, waaronder een analyse van de archeologie en het cultureel erfgoed, opgenomen. In hoofdstuk 3 ‘Beleid’ wordt het relevante ruimtelijke beleid van het rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 komen de doelstellingen van het bestemmingsplan aan bod en wordt de ontwikkeling beschreven. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 ‘Milieu en landschap’ de sectorale milieuaspecten zoals m.e.r., water, bodemkwaliteit, externe veiligheid, ecologie, enzovoorts aan bod. In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving opgenomen. In hoofdstuk 7 wordt de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. En tot slot is hoofdstuk 8 ‘Communicatie’ gereserveerd voor de uitkomsten van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, evenals een beschrijving van de verdere procedure.
5
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied uiteengezet.
2.2 Positionering plangebied Het plangebied ligt in de wijk Haagse Beemden, nabij de Asterdplas. Haagse Beemden ligt ten noordwesten van de binnenstad van Breda. Het plangebied ligt in het nieuwste deel van de Haagse Beemden; een aantal kavels is nog onbebouwd. De kavels rond de Asterdse Sluis zijn gemiddeld 1.000 m2 groot en zijn bebouwd met uitsluitend vrijstaande woningen. De woningen liggen aan de rand van het buitengebied.
2.3 Ruimtelijke structuur 2.3.1 Cultureel erfgoed Het Bredase erfgoed vormt de basis van de Bredase identiteit en vormt mede de basis van de ruimtelijke ontwikkeling van Breda. In de nota Erfgoedvisie Breda 2008-2013 is dit belang erkent en vastgelegd. Om het erfgoed in brede zin op herkenbare wijze te kunnen inpassen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprocessen is een goede inventarisatie noodzakelijk. In deze toelichting worden de aanwezige cultuurhistorische waarden (archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed) globaal in beeld gebracht en wordt aangegeven of en zo ja, hoe deze waarden beschermd moeten worden. Archeologie Op basis van de gegevens op de Beleidsadvieskaart “Breda’s Erfgoed, deel 1 Archeologie” blijkt dat voor het plangebied een lage archeologische verwachting geldt (figuur 2.1).
6
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Figuur 2.1 Uitsnede beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1 Archeologie (plangebied globaal met rood omlijnd)
Daarom is in het bestemmingsplan Haagse Beemden geen dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. Een archeologisch onderzoek ten behoeve van de extra woningbouwmogelijkheid is derhalve niet noodzakelijk. Wel geldt dat wanneer bij het ontgraven van het terrein toch archeologische sporen aan het licht komen, deze volgens de Monumentenwet 1988 binnen drie dagen dienen te worden gemeld bij de gemeente Breda. Historische geografie De Haagse Beemden was destijds één van de eerste wijken in Nederland waarbij het bestaande landschap als basis werd gebruiken voor de structuur van de wijk. Tot aan de jaren ‘80 verdween het landschap onder het ophoogzand en maakte plaats voor stedenbouwkundige stempels die op willekeurig elke andere plaats een plek zouden kunnen krijgen. De landschapsarchitecten L. Tummers en F. Maas maken in het Structuurplan voor de Haagse Beemden echter de keuze om de wijk rondom de landgoederen Burgst en IJzer Hek te bouwen. De Haagse Beemden staat in Nederland symbool voor het veranderend denken in de stedenbouw: ‘groen’ structureert ‘rood’ in plaats van andersom. Om deze reden is de Haagse Beemden in 2013 opgenomen in de Canon van de Ruimtelijke Ordening. In de CanonRO staan de 35 belangrijkste iconen uit de geschiedenis van de ruimtelijke ordening in Nederland. Twee terugkerende thema’s die in alle buurten van de Haagse Beemden zijn verwerkt, zijn zichtlijnen op de landgoederenzone of het buitengebied en de situering van de woningen met de achterkant naar deze gebieden, zodat er een zo geleidelijk mogelijke overgang van de woonwijk naar het landschap ontstaat. Ook in de Asterdse Sluis komen beide thema’s terug. De buurt heeft een ringvormige ontsluitingsweg en de woningen die aan de buitenkant van deze ring liggen – aan de buitenrand van de buurt - staan met de achterkant naar het landschap. Om de overgang zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen mogen deze woningen maximaal 5 meter hoog worden. Voor de woningen die aan de binnenring liggen zijn vier oost-westgerichte groenstructuren gecreëerd die zicht bieden op het landschap. Eén van deze zichtlijnen maakt onderdeel uit van het plangebied. Gezien de cultuurhistorische waarde van de stedenbouwkundige opzet van de Haagse Beemden en de rol die zichtlijnen op het omringende landschap daarin spelen, heeft deze zichtlijn cultuurhistorische waarde. Gebouwd erfgoed Binnen het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten en panden van cultuurhistorische waarde (perceel thans onbebouwd). Derhalve is het toekennen van een dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’ niet van toepassing.
2.3.2 Stedebouw Het eerste deel van de buurt Asterd is eind jaren ‘80 van de vorige eeuw gerealiseerd. De buurt ligt grotendeels aan de Asterdplas. De buurt bestaat uit een rechtlijnig stratenpatroon met aan de oostzijde enkele watergangen. De woningen zijn met de achterzijden veelal gelegen rond deze watergangen die vanuit de plas de buurt in lopen. Het stratenpatroon vertoont parallelle straten afgewisseld met de watergangen. Verschillende woningtypen zoals rijwoningen, twee-onder-een kap woningen, vrijstaande woningen en appartementen komen voor. Het plangebied maakt onderdeel uit van een deel van de Asterd dat bestaat uit geheel vrijstaande woningen op kavels van gemiddeld 1.000 m2 groot. De ruimtelijke opzet van de buurt wordt gekarakteriseerd door aan een ringvormige ontsluitingsweg gelegen vrijstaande woningen en vier
7
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
oost-west gelegen groenstructuren die zicht bieden op en de toegang mogelijk maken tot de omgeving. De woningen in de buurt hebben twee bouwhoogtes. In het centraal gelegen deel komen woningen met een goothoogte van 6 meter en bouwhoogte van 8 meter voor, terwijl voor de woningen die met hun perceel direct grenzen aan het buitengebied een bouwhoogte van 5 meter is toegestaan. De woningen hebben allen een individueel karakter, aangezien de kavels destijds als onbebouwd bouwperceel verkocht zijn. Kopers konden zelf hun woning bouwen binnen de gestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden.
2.3.3 Verkeer De percelen Asterdse Sluis 43 en 45 worden momenteel ontsloten via de Asterdse Sluis, Asterdkraag, Dwarsdijk naar de Emerparklaan en verder. De nieuwe woning zal uiteraard gericht zijn op de Asterdse Sluis en hierop ook ontsloten worden, aangezien de achterzijde van het perceel grenst aan een brede waterloop. Op deze straten en wegen rond het plangebied geldt een snelheid van maximaal 30 km/u. In deze straten is geen scheiding van verkeersvoertuigen, het gaat er om de aanwezige woningen te ontsluiten voor alle verkeerssoorten. De inrichting van deze wegen gaat uit van gelijkwaardigheid voor alle verkeerssoorten (voorrang van rechts). Voor wat betreft het parkeerbeleid geldt de Nota parkeer- en stallingsbeleid Breda (september 2004 en herijking op 20 juni 2013). In deze nota is het beleid rondom bijvoorbeeld de thema's parkeerregulering, parkeernormering en transferpunten benoemd. Bij nieuwbouw, verbouw, functieverandering en -uitbreiding geldt de gemeentelijke parkeernorm. De parkeerplaatsen dienen in principe op eigen terrein te worden gerealiseerd. In de planregels van onderhavig bestemmingsplan zijn de parkeernormen uit het parkeerbeleid van toepassing verklaard. In hoofdstuk 4 is de parkeerbehoefte van voorgenomen ontwikkeling verder uitgewerkt.
2.4 Functionele structuur In het gebied rond de Asterdplas is de woonfunctie de belangrijkste en meest voorkomende functie. De dichtstbijzijnde voorzieningen liggen rond winkelgebied Heksenwiel. Deze voorzieningen liggen op relatief korte loop- en fietsafstand van het plangebied. Dit geldt ook voor het buitengebied. Voor de toekomstige bewoner(s) van het perceel zijn op korte afstand dus diverse voorzieningen aanwezig. Het plangebied is momenteel onbebouwd. De direct aanliggende percelen zijn geheel in gebruik ten behoeve van wonen.
8
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante ruimtelijke beleid samengevat.
3.2 Rijksbeleid 3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Zo beschrijft het kabinet in de SVIR in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Het Rijk geeft daarbij meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn: 1. Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren; Nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie; Nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen; Nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond. 2. Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: Nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen; Nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg; Nationaal belang 7: het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen. 3. Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn: Nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s; Nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
9
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; Nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; Nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten. De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen: Nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. In de SVIR zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Bij toekomstige ontwikkelingen heeft inbreiding en herstructurering de voorkeur boven uitbreiding. Nieuwe ontwikkelingen vinden eerst plaats in het bestaande stedelijk gebied of binnen bestaande bebouwing. Wanneer uitbreiding buiten het stedelijk gebied noodzakelijk is dan is een optimale inpassing en bereikbaarheid van de ontwikkeling van belang. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Een groot deel van deze belangen is juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) (paragraaf 3.2.2), de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro) of het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Plangebied Onderhavig plan ligt in stedelijk gebied. Het betreft het toevoegen van één extra woning. Regionaal zijn afspraken gemaakt omtrent de woningbouwprogrammering. Elke gemeente mag, mede op basis van demografische gegevens, een bepaalde hoeveelheid woningen bouwen. De extra woning past binnen deze regionale afspraken. In het gemeentelijk woningbouwprogramma wordt maximaal één woning gereserveerd ten behoeve van deze ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling volgt derhalve de lijn van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast is geen ander nationaal belang in het geding, aangezien het een kleinschalige ontwikkeling is, die geen consequenties heeft op nationaal niveau. Conclusie Het plan is dus in overeenstemming met de SVIR en is niet in strijd met een van de nationale belangen.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, zijn in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (1 oktober 2012, hierna Barro) geborgd. In het Barro is een aantal projecten die van rijksbelang zijn, genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project zijn vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt, zijn: 1. de mainportontwikkeling van Rotterdam; 2. de bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren; 3. de bescherming en behoud van de Waddenzee; 4. de bescherming en behoud van enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam; 5. de uitoefening van defensietaken; 6. veiligheid rond rijksvaarwegen; 7. toekomstige uitbreiding van hoofd(spoor)wegennet; 8. de elektriciteitsvoorziening; 9. de ecologische hoofdstructuur (EHS); 10. de veiligheid en bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament; 11. toekomstige rivierverruiming langs de Maas; 12. verstedelijking in het IJsselmeer; 13. duurzame verstedelijking.
10
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de SVIR (paragraaf 3.2.1). Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en vermindering van de bestuurlijke drukte. De bedoeling is duidelijk: belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Dat zal inderdaad kunnen leiden tot een versnelde uitvoering van die projecten. Daar staat tegenover dat gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de projecten in het Barro, nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten checken. Gebeurt dat niet, dan kunnen Gedeputeerde Staten of de Minister een reactieve aanwijzing geven. Het effect daarvan is dat bepaalde onderdelen van het bestemmingsplan niet in werking treden. Plangebied Uitoefening van defensietaken In het Barro zijn regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden van toepassing die betrekking hebben op het plangebied. Het betreft het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht. In dergelijke gebieden gelden beperkingen ten aanzien van bestemmingsplannen ten behoeve van een goede werking van de radar op het radarstation. Deze beperkingen hebben betrekking op de maximale bouwhoogte van bouwwerken in het radarverstoringsgebied. Het plangebied is gelegen op circa 37 kilometer van de radarantenne. In de regels vanuit het Barro/Rarro is bepaald dat in het gebied vanaf 15 tot 75 kilometer van de radarantenne de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de antenne ten opzichte van NAP vermeerderd met 65 meter. De hoogte van de antenne van vliegbasis Woensdrecht bedraagt 45,2 meter +NAP. De maximale bouwhoogte in het voornoemde gebied mag dus niet meer bedragen dan 110,2 meter +NAP. Het bestemmingsplan staat geen bouwhoogtes toe die hoger zijn dan deze maat. De hoogst toegelaten bouwhoogte binnen de planregels bedraagt slechts 8 meter. Het plangebied is verder niet gelegen in het obstakelbeheergebied van het militaire luchtvaartterrein Gilze-Rijen en kent naar aanleiding hiervan dus geen beperkingen. Ladder voor duurzame verstedelijking In het Barro is ook het nationaal belang, 'ladder voor duurzame verstedelijking', opgenomen. Doel van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In dit geval betreft het een plan dat een toevoeging van één extra woning mogelijk maakt. Breda heeft wat betreft de vraag naar verschillende functies, zoals wonen, bedrijven en detailhandel, afspraken gemaakt met de regio (regionaal ruimtelijk overleg). In het regionaal ruimtelijk overleg wordt, onder andere op basis van demografische gegevens, voor elke gemeente de behoefte aan de diverse functies vastgelegd. Breda heeft deze afspraken verankerd in eigen beleidsstukken. Voor wat betreft de stedelijke programmering voor wonen heeft de gemeente Breda de koers geformuleerd in de Structuurvisie Breda 2030 (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2013), zie ook paragraaf 3.4.1. Hierin is aangegeven dat het regionaal afgestemde woningbouwprogramma voor Breda 6325 woningen bedraagt voor de periode tot 2023 en circa 5000 woningen voor de periode 2023-2030. Dit betekent dat de gemeente keuzes dient te maken in de te realiseren bouwplannen. Uitgangspunt bij deze keuze is of er door de voorgenomen ontwikkeling een kwaliteitsverbetering van de locatie optreedt. In dit geval is daar sprake van (zie ook hoofdstuk 4). Derhalve is besloten dat deze ontwikkeling doorgang mag vinden en dat deze woning gereserveerd wordt in het Bredase woonprogramma. Conclusie Gezien de maximale toegestane hoogtematen in het plangebied is voorliggend bestemmingsplan niet in strijd met het nationale belang 'uitoefening van defensietaken'. De voorgenomen bouwplan past dus binnen de regionale behoefte (trede 1) en ligt bovendien in stedelijk gebied (trede 2). De voorgenomen ontwikkeling volgt derhalve de lijn van de ladder voor duurzame verstedelijking. Overige nationale belangen zijn niet van toepassing op het plangebied. 11
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Onderhavig bestemmingsplan is dus in overeenstemming met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
3.3 Provinciaal beleid 3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening In de 'Structuurvisie 2010-partiële herziening 2014' (1 januari 2011 in werking getreden en op 7 februari 2014 partiël herzien) is het beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in Brabant op hoofdlijnen uiteengezet. De Structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Daarnaast houdt de Structuurvisie ruimtelijke ordening rekening met het provinciaal beleid op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Er gaat geen directe werking uit richting gemeentelijke besluitvorming. De Verordening ruimte (paragraaf 3.3.2) heeft wel een doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. De vier structuren zijn: de groenblauwe structuur; het landelijk gebied; de stedelijke structuur; de infrastructuur.
12
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Figuur 3.1 Uitsnede structurenkaart Structuurvisie 2010-partiële herziening 2014' (plangebied is globaal met zwart omcirkeld) [bron: www.brabant.nl]
Plangebied Het plangebied is als onderdeel van de bestaande stad op de bijbehorende kaarten aangegeven als 'stedelijk concentratiegebied' (zie figuur 3.1). In de stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken: 1. concentratie van verstedelijking; 2. zorgvuldig ruimtegebruik; 3. meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit; 4. betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur; 5. versterking van de economische kennisclusters. Binnen het stedelijk gebied is functiemenging, inbreiding, herstructurering en transformatie belangrijk, zodat er minder ruimte nodig is voor stedelijke uitbreidingen. Door de verstedelijking te concentreren, zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur. Onderhavig plangebied ligt in het stedelijk concentratiegebied. Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale overleggen. Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de ladder voor duurzame ontwikkeling zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken. Conclusie Onderhavige ontwikkeling voorziet in de toevoeging van één extra woning in het bestaand stedelijk gebied. Hierbij is sprake van herontwikkeling van een locatie in reeds bebouwd gebied. Daarmee voldoet dit plan aan het uitgangspunt van het provinciale beleid om zoveel mogelijk te herstructureren, inbreiden en intensiveren in het bestaand bebouwd gebied.
3.3.2 Verordening ruimte De 'Verordening ruimte 2014' (hierna: Verordening) (vastgesteld op 7 februari 2014 en per 19 maart 2014 in werking) is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de Verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal en rijksbeleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de Verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De Verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de Verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Belangrijke onderwerpen in de Verordening zijn: ruimtelijke kwaliteit; stedelijke ontwikkelingen; 13
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
natuurgebieden en andere gebieden met waarden; agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij; overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
In de Verordening zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, dienen te voldoen. De regels van de Verordening zijn, in lijn met het beleid uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening, erop gericht om het merendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. Plangebied Het plangebied ligt geheel in bestaand stedelijk gebied, 'stedelijk concentratiegebied' (figuur 3.2). De Verordening zegt over gebieden in stedelijk gebied dat 'bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend gelegen moeten zijn in het bestaand stedelijk gebied'. In het stedelijk concentratiegebied zijn de mogelijkheden om het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiding en herstructurering en intensief en meervoudig ruimtegebruik van belang. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen - zoals het bouwen in de hoogte en steeds vaker ook in de diepte (de ondergrondse ruimte) - bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In de stedelijke gebieden kan men denken aan het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Ook verwacht de provincie van gemeenten aangaande nieuwbouw van zelfstandige woningen dat zij bij de ontwikkeling en het opstellen van ruimtelijke plannen rekening houden met de afspraken, zoals die zijn gemaakt in het regionale planningsoverleg ('ladder van duurzame verstedelijking'). Het vereiste van regionale afstemming is gebaseerd op de constatering dat wezenlijke processen met betrekking tot het wonen zich meer en meer afspelen op het regionale schaalniveau. Het wonen moet dan ook steeds meer als een regionale opgave worden gezien en de noodzaak om met betrekking tot de woningbouw tot (meer en betere) regionale afstemming te komen en ook regionale afspraken te maken, wordt alleen maar groter. In lijn hiermee voorziet de Verordening ruimte erin dat, op basis van de door de provincie opgestelde bevolkings- en woningbehoefteprognose, in regionaal verband bestuurlijke afspraken worden gemaakt over de gemeentelijke woningbouwprogramma’s, in samenhang met de gemeentelijke plancapaciteit voor woningbouw. De gemeente Breda kent, op basis van de regionale afspraken, een maximum aantal woningen die tot 2023 gebouwd mag worden. Het toevoegen van één woning op deze locatie past binnen deze regionale afspraken. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt één extra woning gereserveerd in het gemeentelijke woonprogramma. De voorgenomen ontwikkeling is dus passend binnen de regionale afspraken en is zodoende voldoende onderbouwd volgens de ladder van duurzame verstedelijking.
Figuur 3.2 Uitsnede Verordening ruimte 2014, kaart 'stedelijke ontwikkeling', plangebied globaal met zwart aangeduid [bron: www.ruimtelijkeplannen.nl]
14
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Conclusie Onderhavige ontwikkeling voorziet in het toevoegen van één extra woning in het bestaand stedelijk gebied conform regionale afspraken. Onderhavig bestemmingsplan past dus binnen de regels van de Verordening en is dus niet in strijd met een provinciaal belang.
3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1 Structuurvisie Breda 2030, Keuzes maken in een dynamische tijd De 'Structuurvisie Breda 2030' (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2013) geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030 weer en biedt een afwegingskader voor de stedelijke programmering. De structuurvisie dient als integrale basis voor bestemmingsplannen, ontwikkelingsvisies en beleidsdocumenten. Het fundament voor de ontwikkeling van Breda naar 2030 is het ontwikkelen van een compacte, duurzame stad, waarin ruimte is voor initiatief. Uitgangspunt in de Structuurvisie voor wat betreft woningbouw is een betere aansluiting van de nieuwbouw op de bestaande voorraad en de ontwikkelende woningvraag. Vraag en aanbod moeten beter op elkaar afgestemd worden. Het is dus van belang dat een herprogrammering plaatsvindt, waarbij prioriteiten gesteld worden welke woningbouwplannen wel en geen doorgang mogen vinden. Het afstemmen van het woningaanbod op de woonvraag is een opgave voor markt en overheid. De gemeente voert de regie op het programma en zal samen met andere partijen en bewoners richting geven aan de projecten waarop wordt ingezet. Zij heeft hierbij vooral een regisserende, stimulerende en faciliterende rol. Wanneer de bevolkingsontwikkeling, de woningmarkt en de ambities rond het wonen vertaald worden naar het woonbeleid, komen de volgende accenten naar voren: Realistisch programmeren; Bijstellen, doseren en faseren van lopende plannen; Schrappen van projecten die niet tot ontwikkeling komen; Faciliteren van vernieuwende, onderscheidende en unieke woonlocaties; Ondersteunen van initiatieven (zelfbouw); Aandacht voor de vitaliteit van de dorpen en wijken; Inzetten op duurzaamheid bestaande voorraad (o.a. particuliere woningverbetering); Aandacht voor vergrijzing (nul-trede-woningen, thuis wonen met zorg in de buurt); Huisvesten van jonge huishoudens; Huisvesten van kwetsbare groepen en de benodigde kernvoorraad aan sociale huurwoningen; GWI en bereikbaarheid voorzieningen; Arbeidsmigranten en studenten en regulering kamermarkt. Vertaald naar de bestaande en nieuwe woningvoorraad, geven de accenten voor het woonbeleid het volgende beeld: Bestaande voorraad: Verduurzaming; Bevorderen doorstroming; Beleid rond woningsplitsing/ kamerverhuur/ inwonen/ samenwonen; Renovatie en groot onderhoud in plaats van sloop (vooral op de langere termijn); Sloop/ vervanging (vooral op de lange termijn); Verdunnen in compact stedelijke woonmilieus en verdichten in centrum stedelijk en dorpse woonmilieu (nabij voorzieningen). Nieuwbouw: Kleinschalig en verspreid over alle woonsferen en woonmilieus; Ruimte voor zelfbouw; Inzetten op functiemenging; Versterken karakter bestaande woonmilieus (gemêleerd); Monitoring ontwikkeling vraagzijde en effecten realisatieteam; Faseren en doseren grootschalige locaties; Verzamelopgave vitaliteit dorpen.
15
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Woningvermeerdering kan worden toegelaten wanneer sprake is van verbetering van de (ruimtelijke) kwaliteit van de locatie door de woningbouwontwikkeling. Plangebied De locatie ligt in de wijk Haagse Beemden. Door het splitsen van de twee kavels ontstaan drie kavels van een meer vergelijkbare omvang (gemiddeld circa 1.000 m2) ten opzichte van de omliggende kavels. Het plan past binnen de (oorspronkelijke) stedenbouwkundige opzet van de wijk en voldoet met de kleinere kavels bovendien meer aan de vraag vanuit de markt. Door beter aan te sluiten bij de marktvraag, kan de woonbuurt sneller afgerond worden. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gemeentelijke kaders van de stedelijke programmering zoals vastgelegd in de Structuurvisie Breda 2030.
16
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 4 Doelstellingen van het bestemmingsplan 4.1 Doelstelling De doelstelling van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van de bouw van één extra woning op de percelen Asterdse Sluis 43-45. Zodoende ontstaan drie kavels in plaats van de oorspronkelijke twee kavels. Het plan sluit door het aanbieden van kleinere kavels beter aan op de marktvraag.
4.2 Beschrijving plan Karakter van de buurt De kavels liggen in Asterd, aan de noordzijde van de Haagse Beemden. Asterd is een waterrijke buurt in directe nabijheid van de Asterdplas en de Mark. De ruimtelijke opzet van de buurt wordt gekarakteriseerd door aan een ringvormige ontsluitingsweg gelegen vrijstaande woningen en vier oost-west gelegen groenstructuren die zicht bieden op en de toegang mogelijk maken tot de omgeving. Uitgangspunten Voor het bouwen aan de Asterdse Sluis wordt aangesloten bij de bestaande karakteristiek van de buurt. De bouwhoogte sluit aan bij de bouwhoogte van de bestaande woningen. Het zicht op de omgeving blijft in stand door de bestaande oost-west groenstructuur voort te zetten tot aan het nieuwe hoekkavel. Met dit bestemmingsplan wordt een juridisch-planologische basis gecreeërd om in het plangebied in totaal drie vrijstaande woningen te bouwen op kavels van circa 820 m2, 1020 m2 en 1280 m2. Voor de drie woningen is op dit moment nog geen bouwplan gemaakt. Wel geldt een aantal specifieke randvoorwaarden waar de woningen aan moeten voldoen. Samengevat gelden voor de woningen de volgende bouwregels: Er mogen uitsluitend drie vrijstaande woningen worden gebouwd; Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals op de verbeelding is aangeduid; Het hoofdgebouw dient in de voorgevelrooilijn gebouwd te worden of, indien specifiek is aangegeven, binnen het aangeduide vlak; Het hoofdgebouw dient op minimaal 5 meter van de zijdelingse bouwperceelgrenzen gesitueerd te worden; Elke kavel mag voor maximaal 40% bebouwd worden met een maximum oppervlakte van 400 m2; De maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag respectievelijk 6 en 8 meter bedragen voor het meest noordelijk gelegen kavel. Voor de overige twee kavels geldt een goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw van maximaal 5 meter. Deze hoogtes sluiten grotendeels aan bij de hoogtes van de omliggende woningen; Aan- en uitbouwen en bijgebouwen (ondergeschikt bouwvolume) mogen aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd en uiteraard binnen het bouwvlak. Deze bouwwerken mogen maximaal 3 meter zijn. Aan de andere zijde dienen de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 5 meter uit de zijdelingse erfgrens te liggen en uiteraard ook binnen het bouwvlak; Vrijstaande bijgebouwen mogen per kavel een gezamenlijk oppervlak hebben van maximaal 60 m 2. Bovengenoemde randvoorwaarden worden waar mogelijk vastgelegd in de planregels en op de verbeelding. Parkeren en ontsluiting Het parkeren dient op eigen terrein te geschieden. Voor een vrijstaande woning in dit gebied geldt een parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning. Er dienen dus op eigen terrein (afgerond) 2 parkeerplaatsen aangelegd te worden. Aangezien de percelen een oppervlakte hebben van meer dan 820 m2, is voldoende ruimte op het perceel aanwezig om deze parkeerplaatsen te realiseren. De gevraagde extra woning leidt dus niet tot een hogere parkeerdruk in de omgeving.
17
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap 5.1 Inleiding Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
5.2 Milieueffectrapport Gezien de beperkte grootte van het planvoornemen wordt het uitvoeren van een milieueffectrapportage niet noodzakelijk geacht. De activiteit komt voor in de bijlage van het Besluit m.e.r., maar omdat het beneden de drempelwaarde blijft, is een m.e.r. (beoordeling) niet verplicht. Een motivering betreffende de milieubeoordeling van planvoornemen is noodzakelijk. In de navolgende paragrafen worden de milieuaspecten beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
5.3 Bodem Algemeen Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater ter plaatse geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Regelgeving De tijd dat bodemverontreiniging geheel moet worden weggenomen is voorbij. Tegenwoordig hoeven alleen de zogeheten ‘ernstige’ verontreinigingen aangepakt te worden. De aanpak wordt afgestemd op de functie. De belangrijkste criteria voor de keuze van maatregelen zijn de risico’s voor gezondheid of milieu die de verontreiniging kan vormen. In de praktijk blijken er gelukkig niet vaak risico’s te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico’s komen wel voor in Breda, echter de ontwikkeling wordt afgestemd op eventueel aanwezige verontreiniging om risico’s te nivelleren. Om kansen te benutten en problemen te voorkomen, is het van belang dat bij bouw en ontwikkeling tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. Deels bewaakt de gemeente dit door in voorkomende gevallen een bodemtoets te verlangen. De gemeente toetst de uitkomsten hiervan aan de Wet bodembescherming, landelijke circulaires en het Bredase bodembeleid. Zo wordt bepaald waaraan de kwaliteit van de bodem moet voldoen en of er maatregelen als beheer of sanering nodig zijn. De uiteindelijke bodemkwaliteit moet steeds voldoen aan de functie. De bodem is een bepalende factor om tot een duurzame inrichting van een gebied te komen. De bodem moet daarvoor voldoen aan diverse wettelijke regelingen, maar meestal ook aan technische voorwaarden die gesteld worden vanuit de ontwikkeling. Onderzoek De natuurlijke kwaliteit van de bodem kan per gebied variëren. De gemeente Breda heeft een Bodemkwaliteit- en functiekaart vastgesteld, overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld op basis van lokale achtergrondgehalten. Op de functiekaart is het gemeentelijk grondgebied ingedeeld in de functies ‘wonen’, ‘industrie’ en ‘niet ingedeeld’(de schone stukken). De kwaliteit van de grond die op een locatie gebruikt wordt moet voldoende zijn voor de functie van het gebied. Het gaat hierbij om de natuurlijke achtergrondkwaliteit, verontreinigde locaties zijn van deze kaart uitgesloten. Voor locaties die (door menselijk handelen) zijn verontreinigd, geldt het gebruikelijke onderzoeks- en saneringstraject. De gemeente Breda beschikt over informatie omtrent de bodem kwaliteit. Deze informatie is te raadplegen via de website van de gemeente Breda.
18
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
In het kader van de ontwikkeling van de Asterdse Sluis is in 2001 een verkennend bodemonderzoek verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen bezwaren zijn tegen de geplande woningbouw rond de Asterdse Sluis. Vanaf 2001 tot nu hebben in het plangebied geen handelingen c.q. activiteiten plaatsgevonden die van invloed zijn op de bodem(kwaliteit). De resultaten uit het onderzoek zijn dus nog steeds van toepassing: de grond is geschikt voor de functie wonen. Het toevoegen van een extra woning (3 in plaats van de reeds toegestane 2 woningen) is derhalve vanuit het aspect 'bodem' niet van invloed. In het kader van de omgevingsvergunning dient aangetoond te zijn dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de betreffende (woon)functie. Conclusie Het toevoegen van een extra woning (3 in plaats van de reeds toegestane 2 woningen) is vanuit het aspect 'bodem' niet bezwaarlijk. De bodem was al geschikt voor de functie 'wonen'.
5.4 Water Algemeen Het overheidsbeleid is er op gericht om het watersysteem op orde te brengen en vervolgens op orde te houden. Dit betekent dat zo min mogelijk wateroverlast ontstaat en dat de waterkwaliteit voldoende is. Provincies en gemeenten dragen zorg voor een integrale afweging van de ruimtebehoefte en leggen deze vast in beleidsplannen, structuur- en/of bestemmingsplannen. Regelgeving De Europese en nationale richtlijnen op het gebied van water zijn door de provincie Noord-Brabant doorvertaald in een regionaal waterplan “Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2010-2015”. Hierin staan op hoofdlijnen de doelen die de provincie wil bereiken op het gebied van water en op welke wijze zij deze wil realiseren. Op punten waar de provincie meer in detail wil regelen hoe met water om te gaan, is dit vastgelegd in de provinciale verordeningen: de Verordening water, Verordening ruimte en de Provinciale Milieuverordening. Het Provinciaal waterhuishoudingsplan is door het waterschap Brabantse Delta geconcretiseerd in een Waterbeheerplan, de Beleidsregel toepassing Waterwet en de waterschapsverordening (Keur). Binnen het waterbeheerplan wordt aandacht gevraagd voor de reductie van wateroverlast in de stad. Waterschap Brabantse Delta stelt op basis van de Beleidsregel toepassing Waterwet en de Keur onder andere hydraulische randvoorwaarden aan het lozen, onttrekken, aan- en afvoeren van water van en naar het oppervlaktewater. De Structuurvisie Breda, het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan en het Hemelwater- en grondwaterbeleid vormen het beleidskader voor water op gemeentelijk niveau. Het beleid met betrekking tot de zorgplicht stedelijk afvalwater is vastgelegd in het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Breda. De zorgplichten hemel- en grondwater zijn in het door de gemeenteraad vastgestelde Hemel- en grondwaterbeleidsplan uitgewerkt. Het hemel- en grondwaterbeleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijk natuurlijke situatie. Hiervoor gelden eisen ter voorkoming van (hemel- of grond)wateroverlast (veiligheidseisen) en eisen ter voorkoming van achteruitgang van het natuurlijk (hemel- of grond)watersysteem (duurzaamheidseisen). In alle gevallen geldt zuiveren waar het moet vanuit de gewenste waterkwaliteit. Onderzoek Door de ontwikkeling in het plangebied zal het verhard oppervlak toenemen. Dit hoeft echter niet door middel van de aanleg van waterrretentie gecompenseerd te worden. Wel is het wenselijk het regenwater afkomstig van verhardingen zo min mogelijk aan te sluiten op de riolering en te infiltreren in de bodem. De aard van de toekomstige bebouwing is van dien aard dat de kwaliteit van het afstromende regenwater goed is. Het plangebied is gelegen in een volledig beschermd gebied. In een dergelijk gebied gelden hogere eisen voor het lozen en onttrekken van water om verdroging te voorkomen. Het is dan ook verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden.
19
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en voor het onttrekken en/of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met het waterschap (afdeling vergunningen). Het rioleringssysteem bestaat uit een gescheiden systeem. Het afvalwater wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuivering Nieuwveer en het hemelwater naar open water. Bouwmaterialen dienen bij voorkeur milieuvriendelijk te zijn. Uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC dienen achterwege gelaten te worden. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water(bodem)systeem en hebben daardoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie. Conclusie Het plangebied ligt in een volledig beschermd gebied. Zonder vergunning is het verboden water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in het plangebied. Bij de uitwerking en uitvoering van de bouwplannen dient hier rekening mee te worden gehouden. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied vormt echter geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Het waterschap heeft, met inachtneming van de opmerking over het beschermde gebied, per brief van 26 september 2014, een positief wateradvies gegeven.
5.5 Ecologie Algemeen Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Veel mensen vertoeven in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang. Regelgeving Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998 en ecologische hoofdstructuur. De soortenbescherming (planten en dieren) komt voort uit de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. Onderzoek Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde gebied beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied “Ulvenhoutse Bos”. Dit beschermde gebied ligt op circa 8 km afstand. Gezien de zéér geringe toename van het aantal verkeersbewegingen, de grote afstand en het feit dat er veel grote verstorende tussenliggende elementen aanwezig zijn tot het Natura 2000-gebied (bebouwing, wegen), zijn directe en indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied geheel niet te verwachten. Voor dit plan is een vergunningsaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Soortenbescherming
20
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Eén van de uitvloeisels van deze regelgeving is dat de effecten van nieuwe plannen op de planten- en diersoorten die in een gebied aanwezig zijn beoordeeld dienen te worden. Verder wordt verwacht dat alleen algemeen beschermde soorten aanwezig zijn, die niet actief gedood mogen worden. Het gebied zal hooguit gebruikt worden door algemeen voorkomende soorten. Deze vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing. Het gebied kan gebruikt worden als foerageergebied door vleermuizen. Er is echter voldoende alternatief foerageergebied in de directe omgeving. Conclusie De invloed van onderhavig bestemmingsplan op de groenstructuur en de ecologische waarde is verwaarloosbaar. De aanwezige waarden worden middels dit bestemmingsplan voldoende beschermd. Er is dan ook geen ontheffing nodig in het kader van Flora en Faunawet.
5.6 Bedrijven Algemeen Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt. Regelgeving De mate en de ernst van de invloed van een bedrijf is mede afhankelijk van het type en de omvang van het bedrijf. In de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ worden op basis van onderzoeks- en ervaringsgegevens richtafstanden aanbevolen tussen bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld: Categorie 1: grootste afstanden 0 en 10 meter; Categorie 2: grootste afstand 30 meter; Categorie 3: grootste afstanden 50 (3.1) en 100 (3.2) meter; Categorie 4: grootste afstanden 200 (4.1) en 300 (4.2) meter; Categorie 5: grootste afstanden 500 (5.1), 700 (5.2) en 1000 (5.3) meter; Categorie 6: grootste afstand 1.500 meter. De afstanden gelden in principe tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen hinder van bedrijven/inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten. De bedrijven in de omgeving hebben conform de regelgeving al rekening te houden met geluidgevoelige woningen. Onderzoek In en in de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die een invloedsgebied hebben die tot in het plangebied reikt. Conclusie
21
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Het bestemmingsplan staat één extra woning toe in een grotendeels bestaand woongebied. Er zijn geen bedrijven in de directe omgeving aanwezig. Gesteld kan worden dat het aspect ‘Bedrijven en milieuzonering’ geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
5.7 Geluid Algemeen Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Regelgeving Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidsituatie in beeld gebracht te worden. De geluidniveaus op de gevel van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk: wegverkeerslawaai; railverkeerlawaai; industrielawaai; vliegtuiglawaai. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai en spoorlawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Verder is door de gemeente Breda het Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder vastgesteld. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Voor elke bron zijn specifieke geluidzones vastgesteld. Indien ontwikkelingen van geluidgevoelige objecten buiten deze zones plaatsvinden, kan er vanuit gegaan worden dat de geluidsituatie voldoende is. Indien nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone zijn gepland, dient met akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat een goede geluidsituatie gerealiseerd wordt. Onderzoek In dit bestemmingsplan is sprake van het toevoegen van één extra woning. De planlocatie ligt echter niet in een van de geluidzones en ook op ruime afstand daarvan. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De aangrenzende straten, zijnde de Asterdse Sluis en Asterdkraag en Dwarsdijk, kennen een maximum snelheid van 30 km/u. Formeel kennen wegen met deze snelheid geen wettelijke zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wél onderbouwd te worden dat een goede geluidsituatie ontstaat. In dit geval is het aannemelijk dat de geluidwaarden op de gevel van de nieuwe woning beduidend lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, vanwege een afschermende werking van de bestaande bebouwing en vanwege de beperkte verkeersintensiteiten in deze woonbuurt. Vanuit akoestisch oogpunt is sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Wel moet in het kader van de omgevingsvergunning worden aangetoond dat voldaan wordt aan een binnenwaarde conform het Bouwbesluit. De extra woning zelf zorgt voor een dermate geringe verkeersaantrekking, dat zonder nadere toelichting duidelijk is dat dit niet zal leiden tot verhoging van het geluiddrukniveau naar de omgeving. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'geluid' de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg staat.
5.8 Luchtkwaliteit Algemeen Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om dit te voorkomen dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. 22
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Regelgeving Op 15 november 2007 zijn in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen opgenomen. Luchtkwaliteiteisen is een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996, en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand gehouden moet worden. Behalve voor zwevende deeltjes en stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer. Vanaf 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking. Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is voor een ontwikkeling dat ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig en kan de ontwikkeling zonder toetsing aan de luchtkwaliteitseisen doorgang vinden. De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie koolstofdioxide of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Dit criterium is een 'of-benadering'. Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. Op 15 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in Staatsblad nr. 14 gepubliceerd, waarna het besluit op 16 januari 2009 in werking getreden is. Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo’n onderzoekszone de grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen. Met dit besluit is de bouw van zogenaamde ‘gevoelige bestemmingen’, zoals een school, in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Plangebied In het plangebied één extra woning mogelijk gemaakt. Deze ene woning genereert een zéér beperkte toename van het verkeer welke 'niet in betekenende mate' (grens ligt bij circa 1500 nieuwe woningen) is in het kader van luchtkwaliteit. Conclusie Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor voorgenomen initiatief.
5.9 Geur Algemeen De geur kan de beleving van de leefomgeving zowel positief als negatief beïnvloeden. De waardering van geur verschilt echter ook per persoon: wat de een vindt stinken, vindt de ander lekker ruiken. Hoewel de stoffen die de geur veroorzaken geen invloed hebben op de gezondheid, kan de hinder van geur toch een negatieve invloed hebben op de volksgezondheid.
23
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Regelgeving Behalve voor veehouderijen is er is voor geur geen op een wet gebaseerd normenstelsel van kracht. Beleid kan zich baseren op de Herziene nota stankbeleid uit 1994, plus de aanpassingen daarop verwoord in een brief van de Minister van VROM uit 1995. Uitgangspunt is het voorkomen van (nieuwe) hinder. In het kort komt één en ander erop neer dat in het kader van de milieuvergunning het bevoegd gezag het acceptabel hinderniveau rond een bedrijf bepaalt. Planologische ontwikkelingen worden momenteel ook getoetst op het aspect geurhinder: zowel de toetsende overheid (provincie) door het vertalen van geuremissie in afstandseisen, als de industrie door het eisen van afstand aan oprukkende woonbebouwing. Onderzoek Invloed van geur afkomstig van bedrijven In (de omgeving van) het plangebied zijn geen geurrelevante bedrijven aanwezig. Invloed van geur afkomstig van veehouderijen In (de omgeving van) het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig waarvan de geurhindercontouren over het plangebied liggen. Geur is derhalve niet van invloed op de voorgenomen ontwikkeling. Conclusie Vanuit het oogpunt van geurhinder is sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
5.10 Externe veiligheid Algemeen In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen. Regelgeving Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico’s vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste regelingen zijn: Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Staatsblad 2004 nr. 250; Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Staatsblad 2010 nr. 686; Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen, Staatscourant 4/8/2004 nr. 147 / ontwerp Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip tenminste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, tenminste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De externe veiligheidsrisico’s worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) binnen het invloedsgebied: Binnen de plaatsgebonden risicocontour bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij bepaalde ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
24
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. Ontwikkelingen zijn niet toegestaan indien deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken. Onderzoek Risicovolle inrichtingen In of nabij het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er zijn derhalve geen relevante veiligheidscontouren waarmee rekening moet worden gehouden. Buisleidingen In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Er zijn derhalve geen relevante veiligheidscontouren waarmee rekening moet worden gehouden. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg en spoor Weg Het plangebied is gelegen op een afstand op meer dan 3000 meter van de rijksweg A16 (en A27). Over dit traject worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Het plangebied valt echter ruim buiten het invloedsgebied van gevaarlijke stoffen. Er zijn derhalve geen relevante veiligheidscontouren waarmee rekening moet worden gehouden. Spoor Het plangebied ligt op een afstand van ruim 3000 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde spoorweg (spoortraject Breda-Rotterdam). Over dit spoortraject worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Vanwege het vervoer van deze stoffen is er een invloedsgebied van 3000 meter. Het plangebied valt dus zelfs buiten het invloedsgebied. Een beschouwing van het groepsrisico is dan niet noodzakelijk. Conclusie In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen gevaar veroorzakende activiteiten of transportroutes aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'externe veiligheid' de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
25
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving 6.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de aanwezige karakteristieken en waarden van het plangebied en de omgeving en de voorgenomen ontwikkeling. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, dient deze juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en de bestemmingsregels aan bod komen.
6.2 Hoofdopzet 6.2.1 Bestemmingsplan algemeen Een bestemmingsplan bestaat uit planregels en de verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het plangebied en de omliggende gebieden.
6.2.2 Indeling planregels De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten: Inleidende regels; Bestemmingsregels; Algemene regels; Overgangs- en slotregels. In het eerste hoofdstuk ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe oppervlakte, hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. In het daaropvolgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemming en het gebruik (zie paragraaf 6.3). Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
6.3 Bestemmingen In de planregels zijn de bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming. Wonen (artikel 3) Het plangebied krijgt wederom de bestemming 'Wonen', waarbij drie woningen zijn toegestaan. Binnen deze bestemming mogen de gronden, naast wonen, tevens worden gebruikt voor het daarbij behorend groen, water en parkeren. Het plan bevat planregels voor de afmetingen van de woning en voor het mogelijk in de toekomst verbouwen, uitbreiden en vervangen van de dan aanwezige woning. Uitbreiding van de woning op het perceel is dus, rekeninghoudend met de betreffende bouwregels, mogelijk. Samengevat gelden voor de woningen de volgende bouwregels: Er mogen uitsluitend drie vrijstaande woningen worden gebouwd;
26
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals op de verbeelding is aangeduid; Het hoofdgebouw dient in de voorgevelrooilijn gebouwd te worden of, indien specifiek is aangegeven, binnen het aangeduide vlak; Het hoofdgebouw dient op minimaal 5 meter van de zijdelingse bouwperceelgrenzen gesitueerd te worden; Elke kavel mag voor maximaal 40% bebouwd worden met een maximum oppervlakte van 400 m2; De maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag respectievelijk 6 en 8 meter bedragen voor het meest noordelijk gelegen kavel. Voor de overige twee kavels geldt een goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw van maximaal 5 meter. Deze hoogtes sluiten grotendeels aan bij de hoogtes van de omliggende woningen; Aan- en uitbouwen en bijgebouwen (ondergeschikt bouwvolume) mogen aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd en uiteraard binnen het bouwvlak. Deze bouwwerken mogen maximaal 3 meter zijn. Aan de andere zijde dienen de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 5 meter uit de zijdelingse erfgrens te liggen en uiteraard ook binnen het bouwvlak; Vrijstaande bijgebouwen mogen per kavel een gezamenlijk oppervlak hebben van maximaal 60 m 2.
Naast de woonfunctie is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan in het hoofdgebouw. In de begripsbepaling van ‘aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit' is aangegeven wat hieronder verstaan wordt en onder welke voorwaarden deze activiteiten mogelijk zijn. Dergelijke activiteiten in een bijgebouw zijn via een afwijking van de gebruiksregels wel mogelijk als voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden in de planregels (art. 3.4 van de planregels). Verkeer (artikel 4) Het gebied dat geen onderdeel uitmaakt van de uit te geven kavels krijgt de bestemming ‘Verkeer’. Dit is openbaar gebied dat aansluit op de wegen en de woningen ontsluit.
27
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. In paragraaf 7.2 is beschreven of de grondexploitatiewet van toepassing is op (delen van) het bestemmingsplan en op welke wijze hier uitvoering aan is gegeven. In paragraaf 7.3 is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan uitgevoerd zal worden.
7.2 Toepassing afdeling 6.4 Wro (Grondexploitatie) In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijk regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (bro). In artikel 6.2.1 is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk: de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met een of meer woningen; de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bvo bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Indien de kosten minder dan € 10.000,- bedragen, kan ervoor gekozen worden deze middels andere wijze dan een exploitatieplan te verhalen. Voor gronden waarop al gebouwd mocht worden (onbenutte bouwruimte) hoeft ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
7.3 Financiële haalbaarheid De gronden zijn (nog) in eigendom van de gemeente. De kosten voor deze ruimtelijke procedure zitten verrekend in de verkoopprijs van de grond. Het verhalen van de kosten is dus anderszins verzekerd en er hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden. De kosten voor de bouw van de woningen zijn (uiteraard) voor rekening van de koper.
28
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Conclusie Gelet op bovenstaande bestaat er geen verplichting om tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen. De kosten worden verrekend met de verkoopprijs. Daarmee is de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan verzekerd.
29
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 8 Communicatie 8.1 Inleiding In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor het voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht. Als eerste is een concept-ontwerpbestemmingsplan opgesteld. In dat stadium vindt ook het wettelijke vooroverleg plaats met instanties als waterschap, diensten van het Rijk en provincie (paragraaf 8.2.1). Indien dit traject is afgerond, start de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan (paragraaf 8.2.2).
8.2 Procedure 8.2.1 Vooroverleg In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is onderhavig concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties: 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch; 2. Waterschap Brabantse Delta, Breda; 3. Brandweer Midden en West-Brabant, Pro-actie en Preventie, Tilburg; 4. BEKOM, wijkraad van de Haagse Beemden. De instanties hebben van 1 september tot en met 1 oktober 2014 de gelegenheid gehad om een reactie te geven. De instanties onder 1 en 2 hebben gereageerd op het plan. De provincie heeft aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben over het plan. Het waterschap had wel een inhoudelijke reactie over de toelichting van het bestemmingsplan. Hieronder is deze reactie samengevat en van antwoord voorzien. 1. Waterschap Brabantse Delta Samenvatting: Het plangebied is, anders dan in de toelichting wordt gesteld, wel gelegen in een volledig beschermd gebied. In een dergelijk gebied gelden hogere eisen voor het lozen en onttrekken van water om verdroging te voorkomen. Het is dan ook verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden. Daarnaast geldt dat voor werkzaamheden op en of in de nabijheid van oppervlaktewaterlichamen en voor het onttrekken en/of retourneren van grondwater op basis van de Keur een melding of vergunning benodigd kan zijn. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met het waterschap (afdeling vergunningen). Beantwoording: In paragraaf 5.4 van de toelichting is de opmerking van het waterschap verwerkt. Conclusie: Paragraaf 5.4 van de toelichting is aangepast naar aanleiding van deze reactie.
8.2.2 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan 'Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45' heeft van 27 november 2014 tot en met 7 januari 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) is de formele vaststellingsprocedure gestart. De samengevatte zienswijzen zijn in het raadsvoorstel (nr. 43198) van commentaar voorzien. De zienswijzen zijn beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Het college stelt hiermee de raad voor het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
30
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
8.2.3 Beroep Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
31
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Planregels Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
2 2 7
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer Artikel 4 Wonen
9 9 10
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Artikel 6 Algemene bouwregels Artikel 7 Algemene gebruiksregels Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Artikel 9 Overige regels
12 12 12 12 12 12
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10 Overgangsrecht Artikel 11 Slotregel
14 14 14
1
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan Het bestemmingsplan 'Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2014040002-0401 van de gemeente Breda. 1.2 Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 Aan- en uitbouwen Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt. 1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5 Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6 Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 Afhankelijke woonruimte Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.8 Ambachtelijke bedrijvigheid Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht. 1.9 Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10 Bed & Breakfast Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning. 1.11 Begane grond De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau. 1.12 Belwinkel Elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons. 1.13 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
2
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning. Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.15 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16 Bevoegd gezag Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.17 Bijgebouw Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.18 Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.19 Bouwgrens De grens van een bouwvlak. 1.20 Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder. 1.21 Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 Bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. 1.23 Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.24 Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 Dak Iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.26 Dakopbouw Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw. 1.27 Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.28 Groen Bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en ander daarmee vergelijkbaar groen.
3
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
1.29 Grondgebonden woning Woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. 1.30 Groothandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.31 Groothandel in smart-, grow- en/of headproducten Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen. 1.32 Growshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden. 1.33 Headshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden. 1.34 Hoekperceel Een perceel, gelegen aan twee wegen of aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied. 1.35 Hoofdgebouw Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.36 Huisvesting in verband met mantelzorg Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan en ontvangt van een bewoner van de woning. 1.37 Kamerverhuur Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door een eigenaar (hospita) die in dezelfde woning woont niet als kamerverhuur wordt aangemerkt. 1.38 Kap De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°. 1.39 Lessenaarsdak Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde.
4
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
1.40 Mantelzorg Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. 1.41 Nok Het snijpunt van twee hellende vlakken. 1.42 Nutsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie. 1.43 Onderbouw Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen. 1.44 Permanente bewoning Bewoning door een of meerdere personen van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf. 1.45 Prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.46 Seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.47 Smartshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen. 1.48 Voorgevel De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.49 Voorgevelrooilijn a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. 1.50 Vrijstaande woning Een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen. 1.51 Woning
5
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. 1.52 Woonunit Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning. 1.53 Zolder Een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt.
6
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel. 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen. 2.3 Bebouwingspercentage Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden. 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 Dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6 Diepte van een gebouw De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd. 2.7 Goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.8 Hoogte van een dakopbouw Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.9 Hoogte van een kap Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.10 Inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.11 Lessenaarsdak In afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte. 2.12 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt. 2.13 Oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
7
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
2.14 Peil Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
8
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden; b. parkeren; c. groen; d. nutsvoorzieningen; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
9
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
Artikel 4 Wonen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan; met daarbij behorend(e): b. groen; c. nutsvoorzieningen; d. parkeren; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag bebouwing worden gerealiseerd. b. Uitsluitend maximaal 3 vrijstaande woningen mogen worden gebouwd c.q. aanwezig zijn. c. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40%, met een maximum van 400 m2. 4.2.2 Hoofdgebouwen a. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan zoals is aangegeven. b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan zoals is aangegeven en geldt geen maximum goothoogte. c. Het hoofdgebouw dient in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - flexibele voorgevelrooilijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw binnen de aanduidingsgrenzen worden gebouwd. d. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 meter. 4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een minimum afstand van 1 meter van deze grens; aan de andere zijde dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 5 meter uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd. b. De bouwhoogte mag respectievelijk 3 meter bedragen of maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning. c. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m². 4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd. b. De hoogte van carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter. c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen. d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 4.3 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7: a. voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat: 1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt; 2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat; 3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
10
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn; b. voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als huisvesting in verband met mantelzorg, met dien verstande dat: 1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend; 2. de huisvesting niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving; 3. geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmeringen ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven; 4. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als huisvesting in verband met mantelzorg moet worden beëindigd.
11
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehndhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vvergroot.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: 1. het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; 2. het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of huisvesting in verband met mantelzorg; 3. het gebruik van bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit; 4. het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast; 5. het gebruik van een woning voor kamerverhuur. c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Overige regels 9.1 Parkeren a. Bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van functies op grond van deze planregels dient, overeenkomstig het door de gemeente Breda vastgestelde parkeer- en stallingsbeleid, voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd. b. De in lid a. bedoelde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
12
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. overeenkomstig het door de gemeente Breda vastgestelde parkeer- en stallingsbeleid, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning (financiële) voorwaarden verbonden kunnen worden. 9.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10 Overgangsrecht 10.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%. c. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder lid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 10.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 11 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan 'Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45".
14
25
s ui Sl se rd te As
s ui Sl se rd 28
8
27
5 6
75
30
29
3 4
32
69
s ui Sl se rd te As
71
g aa kr rd te As
73
8
2
67
10
31
g aa kr rd te As 63
65
9 11
59
12
57
w eu Ni
2
36
g er nb te ar Zw
1
40
Verkeer
W
Wonen
26
6
00 1
Bouwvlak
8
41 24
V bouwvlak
37
31
35
W [sba-fvr]
Bouwaanduidingen
5
27
rd te As
[sba-fvr]
33
w eu Ni
29
p oo l rd te s A
V
39
04 1
39
g aa kr rd te As
98
s ui l eS s rd te As
47
06 1
4 1 1
rd te As
0 1 1 08 1
2 1 1
35
6 1 1
w eu Ni
43
Bestemmingen
38
8 1 1
45
20 1
42
47
02 1
s ui Sl se rd te As
49
51
94
33
s ui Sl se rd te As
34
61
3
uw
Plangebiedgrens
55 53
49
96
Plangebied
specifieke bouwaanduiding - flexibele voorgevelrooilijn
Maatvoeringaanduidingen
25
22
rd te As
maatvoeringsvlak
20
8 1 B
A B
maximum bouwhoogte (m)
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
Afdeling Ruimte Schaal
1:1000
Getekend
09-03-2015
Gewijzigd Vervangt
A2
Verbeelding
hdam
Bestemmingsplan
hdam
Haagse Beemden, Asterdse Sluis 43-45 NL.IMRO.0758.BP2014040002-0401
bureau Juridische Plannen
File: RO-BES-HB-0032
Directie Ontwikkeling
H. Damen
Teknr. 294031