GEMEENTE EPE
augustus 2011 0232005
GEMEENTE EPE BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED, BERKENLAAN 8, EPE
BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED, BERKENLAAN 8, EPE
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Situering van het plangebied 1.3 Vigerende planregeling
7 7 7 7
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Huidige situatie 2.2 Nieuwe situatie
9 9 10
Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Rijks- en provinciaal beleid 3.2 Streekplan Gelderland 2005 3.3 Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel 3.4 Toekomstvisie Epe 2010 3.5 Structuurplan Epe 3.6 Epe, cultuurhistorisch centrum van de Veluwe
11 11 11 12 12 13 13
Hoofdstuk 4 Onderzoeken 4.1 Archeologie 4.2 Ecologie 4.3 Milieuaspecten
15 15 15 17
Hoofdstuk 5
Juridische aspecten
21
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
23
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
25
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Orienterend onderzoek (natuurtoets) in het kader van de natuurwetgeving Bijlage 2 Afschrift vergunning Natuurbeschermingswet
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 3
27 29 31
Regels
33
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
35 35 38
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4
Bestemmingsregels Bos Wonen
39 39 42
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Algemene regels Algemene bouwregels Anti-dubbeltelregel Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels Overige regels
45 45 46 47 48 50 51 52
Hoofdstuk 4 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht bouwwerken Overgangsrecht gebruik Slotregel
53 53 54 55
Vaststellingsbesluit
57
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 4
Toelichting
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 5
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 6
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Algemeen Het wijzigingsplan Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe is opgesteld om verplaatsing van een woning aan de Berkenlaan 8 te Epe mogelijk te maken. De bestaande woning op dit adres wordt gesloopt om ten noordoosten van de huidige woning een nieuwe woning mogelijk te maken. Voor deze ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid van het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied”. Met het wijzigingsplan wordt de verplaatsing van het bouwvlak geregeld. Het gedeelte van het huidige oppervlak dat niet overlapt met het nieuwe bouwvlak krijgt de bestemming bos.
1.2
Situering van het plangebied Het plangebied ligt aan de Berkenlaan 8 tussen de Berkenlaan, Rondeweg, Oude Elburgerweg en de Soerelseweg (N795) buiten de bebouwde kom van Epe. Het perceel is gelegen in het buurtschap Tongeren en wel circa 5 kilometer ten noordwesten van Epe.
1.3
Vigerende planregeling Het vigerende bestemmingsplan ''Buitengebied'' van de gemeente Epe is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 juni 2005. Op basis van dit plan heeft de locatie de bestemmingen ''Woondoeleinden'' en ''Bos/Beplantingsstrook''. De regels van het bestemmingsplan ''Buitengebied'' zijn gewijzigd bij de vierde partiële herziening van het bestemmingsplan ''Buitengebied'' die door de raad is vastgesteld op 4 juni 2009.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 7
In het bestemmingsplan "Buitengebied, 4e partiele herziening" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 42.1.1) om ten behoeve van een verbetering van de ruimtelijke inpassing van de woning het bestemmingsvlak ''Woondoeleinden'' te verschuiven. Voorwaarden voor gebruikmaking van deze bevoegdheid zijn: a. dat de bestaande woning wordt gesloopt; b. dat de nieuwe woning op ten hoogste 100 m afstand van de gesloopte woning wordt opgericht; c. dat de oppervlakte van het verschoven bestemmingsvlak ten hoogste bedraagt de oppervlakte van het bestaande bestemmingsvlak; d. dat de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is indien en voor zover de gronden zijn aangeduid met ''rijksmonument'' of ''gemeentelijk monument''. Bij toetsing aan deze voorwaarden is het volgende geconstateerd. ad a. De bestaande woning zal worden gesloopt. Bij de te verlenen omgevingsvergunning wordt dit meegenomen. Overigens dient op basis van de natuurbeschermingswetvergunning de oude woonlocatie eerst te worden ingericht voor natuur voordat de nieuwe woning mag worden gebouwd. ad b. De woning zal op ongeveer 11 meter afstand van de huidige woning gebouwd worden. ad c. Het verschoven bestemmingsvlak ''Woondoeleinden'' is circa 1.100 m2; het bestaande bestemmingsvlak is aanzienlijk groter (zie hierna onder 2.2). ad d. Het betreft hier geen monument. De verbetering van de ruimtelijke inpassing van de woning moet blijken uit het ontstaan van een betere woonsituatie en/of het verhogen van de landschappelijke kwaliteit en/of het dienen van de verkeersveiligheid en/of het dienen van natuurbehoud. Dat een betere woonsituatie ontstaat moge blijken uit Hoofdstuk 2 Planbeschrijving. Dat de wijziging ook het natuurbehoud ten goede komt moge blijken uit Hoofdstuk 4 Onderzoeken.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 8
Hoofdstuk 2 2.1
Planbeschrijving
Huidige situatie Het perceel Berkenlaan 8 te Epe ligt in een bosrijke omgeving aan een onverharde weg.
Sinds circa 1947 staat er een eenvoudige bungalow met een woonoppervlak van 180 m2. In 1970 is de bungalow uitgebreid met een kleine aanbouw. Het huis is nu in gebruik als deeltijdwoning (in weekenden en vakanties).
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 9
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Epe en Oene, sectie A, nummer 1927, groot 1 ha, 42 are, 20 ca.
2.2
Nieuwe situatie De woning die op dit moment op het perceel aanwezig is, zal worden gesloopt. De nieuw te bouwen woning zal op een open locatie 11 meter ten noordoosten van de huidige woning gerealiseerd worden. Hiervoor dient het bouwvlak te worden verplaatst.
Het totale bouwvlak beslaat nu 1.750 m2. Het nieuwe bouwvlak is aanzienlijk kleiner, namelijk (17 bij 65 m) 1.105 m2. Tussen het bestaande bouwvlak en het nieuwe bouwvlak is een overlap van 840 m2. De bestaande woning wordt gesloopt, waarna de natuurlijke waarden op deze locatie worden hersteld. Dit betekent dat het gedeelte van het huidige bouwvlak dat niet overlapt met het nieuwe bouwvlak, (1.750 – 840) 910 m2 de bestemming ''Bos/Beplantingsstrook'' krijgt en dat (1.105 – 840) 265 m2 de nieuwe bestemming ''Woondoeleinden'' krijgt. Aanleiding voor het verplaatsen van het woonhuis is de wens van de eigenaren om meer zonlichttoetreding tot het woonhuis te krijgen met zo min mogelijk kap van bomen. Op de huidige plek is te veel schaduw van bomen die deels in het perceel van de buren staan. Bij verplaatsing van het huis naar het noordoosten komt het huis centraler in het perceel te liggen. Hier bevinden zich al open plekken in de vegetatie, waardoor het aantal bomen dat moet worden gekapt om meer zonlicht op het huis te krijgen minder is dan op de huidige locatie. Er is dus sprake van een betere woonsituatie en verhoging van de landschappelijke kwaliteit door het plan. Het plan is om deze redenen ruimtelijk acceptabel en heeft mede door de omvang van de locatie geen onevenredige invloed op de omgeving van het plangebied.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 10
Hoofdstuk 3 3.1
Beleid
Rijks- en provinciaal beleid In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. "Ruimte voor ontwikkeling" is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het Rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het Rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen). Buiten de nationale RHS stelt het Rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het Rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu en dergelijke. De verplaatsing van het bouwvlak die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk en voldoet aan de doelen om het platteland en de groengebieden te versterken.
3.2
Streekplan Gelderland 2005 Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005 en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 11
Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling: sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen; versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland; bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei; de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken; de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren; de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en -afvoer en de benodigde waterkwaliteit; een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen; met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie; bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning. Het voorliggende bestemmingsplan maakt het verplaatsen van een bouwvlak mogelijk, waarbij geen sprake is van uitbreiding van bebouwd oppervlakte. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met het in het streekplan opgenomen provinciaal belang.
3.3
Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel Samen met de gemeenten Heerde en Voorst is het landschapsontwikkelingsplan (LOP) Van Veluwe tot IJssel opgesteld. Met het LOP willen de gemeenten in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en op ontwikkeling van landschappelijke samenhang. Tevens willen de drie gemeenten verdere ''verstening'' beperken en de karakteristieke kenmerken van het landschap verder ontwikkelen. Het LOP beoogt zo het inbrengen van het landschapsbelang in alle ruimtelijke veranderingsprojecten. Met het verplaatsen van het bouwvlak vindt er verbetering plaats van de ruimtelijke inpassing. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met het landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel.
3.4
Toekomstvisie Epe 2010 In de Toekomstvisie Epe 2010 is de gewenste situatie van de gemeente in 2010 beschreven. Uitgangspunt is de bestaande kwaliteiten in de gemeente te behouden of te versterken. In de toekomstvisie geeft de gemeenteraad aan dat het kiest voor een actieve opstelling in de ontwikkeling van het buitengebied en rekening houdt met de kwaliteit van natuur en landschap. De basis voor deze opstelling komt voort uit Europese, rijks- en provinciale wetgeving en beleid. Deze zaken hebben invloed op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, agrarische bedrijvigheid en recreatie en toerisme. Met het verplaatsen van het bouwvlak worden bestaande kwaliteiten versterkt, onderhavig bestemmingsplan past binnen deze toekomstvisie.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 12
3.5
Structuurplan Epe Het ruimtelijk "Structuurplan Epe" geeft de kaders voor het beheer en de ontwikkeling van dorpen en het landelijk gebied van de gemeente Epe. Het plangebied maakt deel uit van het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) bestaande uit aaneengesloten bossen en andere natuurterreinen. Water kan hier vrij infiltreren en het gebied is zo veel mogelijk obstakelvrij voor de migratie van groot wild. De landgoederen en de uit de Middeleeuwen daterende nederzettingen Gortel, Niersen en Tongeren maken deel uit van deze zone en zijn ruimtelijk en cultuurhistorisch van grote betekenis. Zie bijlage 4.1 voor de archeologische waarden in het plangebied. Nieuwe woningen in het buitengebied moeten te allen tijde bijdragen aan de oplossing van de reconstructievraagstukken. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van de ruimte voor ruimteregeling, hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. In onderhavig bestemmingsplan wordt de verplaatsing van een bouwvlak mogelijk gemaakt. Met het verplaatsen van het bouwvlak vindt er verbetering plaats van de ruimtelijke inpassing. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met het ruimtelijk "Structuurplan Epe".
3.6
Epe, cultuurhistorisch centrum van de Veluwe De gemeente Epe heeft een cultuurhistorisch beleidskader opgesteld. Met name door het aanwijzen van de Veluwe als Nationaal Landschap vestigt het Rijk de aandacht op de bijzondere combinatie van natuur en cultuur. Het besef dat de gemeente Epe trots en zuinig moet zijn op wat ze heeft, maakt dat er voor is gekozen een cultuurhistorisch beleidskader op te stellen. In dit beleidskader is onder meer gesteld dat bij bodemingrepen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, archeologisch onderzoek verplicht wordt gesteld. In onderhavig plan is sprake van een lage verwachtingswaarde. Er hoeft dan ook geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. Verderop in dit bestemmingsplan wordt daar nader op ingegaan. Het verplaatsen van het bouwblok past binnen het cultuurhistorisch beleidskader.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 13
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 14
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoeken
Archeologie Door de gemeente Epe is een Nota Archeologisch Beleid Epe opgesteld, ondersteund door een archeologische waardenkaart. Op deze kaart staat voor het gehele grondgebied aangegeven wat de kans is op het aantreffen van archeologische resten in de ondergrond. Voor het plangebied geldt een lage verwachtingswaarde.
Uit de Nota Archeologisch Beleid Epe, blijkt dat onderzoek, in gebieden met een lage verwachting niet nodig is, omdat de kans op aantreffen van sporen (zeer) laag is. Vanuit het oogpunt van archeologie bestaan er daarom geen belemmeringen voor de uitvoering van onderhavig plan.
4.2
Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Gebiedsbescherming Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 15
Soortbescherming Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Zorgplicht De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Door bureau Waardenburg is onderzoek gedaan naar beschermde soorten, alsmede een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en een EHStoetsing. Uit het onderzoek naar beschermde soorten is naar voren gekomen dat er beschermde planten- en dierensoorten voorkomen in het plangebied. Voor een aantal soorten is een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aan de orde. Ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van de Veluwe zijn de effecten als beperkt en zeer plaatselijk te beschouwen. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen zijn uitgesloten. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 kan desondanks nodig zijn, conform het stroomschema uit de Algemene Handreiking (LNV, 2005). De ingreep tast de wezenlijke kenmerken, kwaliteiten en waarden van het EHSgebied de Veluwe niet aan. Effecten zijn als zodanig dan ook niet als significant te beoordelen. De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt bij het bevoegd gezag. Uit de diverse onderzoeken blijkt dat er voor een aantal planten- en diersoorten mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Aangezien dit een omvangrijke opsomming betreft, is deze in de bijlage opgenomen. Het ecologisch onderzoek is als Bijlage 1 Orienterend onderzoek (natuurtoets) in het kader van de natuurwetgeving bij deze toelichting gevoegd. Op 14 februari 2011 is door de Gedeputeerde Staten van Gelderland de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend. De vergunning is als Bijlage 2 Afschrift vergunning Natuurbeschermingswet bij deze toelichting gevoegd.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 16
4.3
Milieuaspecten Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is in het kader van de milieuaspecten nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied overlast zouden kunnen veroorzaken dan wel invloed kunnen hebben op het plangebied. In milieuhygiënisch opzicht moet aandacht besteed worden aan het thema water; de mogelijke hinder van geluid en eventuele bodemverontreiniging, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
4.3.1
Water Het onderhavige plan valt onder de definitie ''postzegelplan'' zoals het waterschap deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het “standaard wateradvies” geldt. In het standaard wateradvies worden de waterhuishoudkundige aspecten genoemd, waarmee binnen het onderhavige plan rekening gehouden dient te worden. Met het in acht nemen van deze waterhuishoudkundige aspecten zoals veiligheid, wateroverlast, oppervlaktewater, riolering et cetera voldoet het aan de eisen die het waterschap stelt aan het onderhavige plan. Er is contact met waterschap Veluwe geweest. Er zijn geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het waterschap heeft wel aangegeven dat het water op eigen perceel moet infrilteren of geborgen worden. Verder heeft het waterschap aangegeven dat er een melding volgens Waterwet en Keur gedaan moet worden bij grondwateronttrekkingen met een hoeveelheid van 10 m3 water per uur of meer.
4.3.2
Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Alle wegen binnen een straal van 250 meter rondom de Berkenlaan 8 te Epe zijn onverhard. Hiervoor hoeft geen akoestisch onderzoek uitvoerd te worden. De dichtstbijzijnde verharde weg is de N795, maar het plangebied ligt niet in de geluidszone hiervan. Derhalve hoeft niet nader op het aspect geluid te worden ingegaan.
4.3.3
Bodem Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 17
Het totale bouwvlak beslaat nu 1.750 m2. Het nieuwe bouwvlak is aanzienlijk kleiner, namelijk 1.105 m2. Tussen het bestaande bouwvlak en het nieuwe bouwvlak is een overlap van 840 m2. Het gedeelte van het huidige bouwvlak dat niet overlapt met het nieuwe bouwvlak is 910 m2 en krijgt de bestemming ''Bos/Beplantingsstrook''. Het nieuwe bouwvlak is 1.105 m2, dit betekent dat 265 m2 de nieuwe bestemming ''Woondoeleinden'' krijgt. Het bestemmingsplan maakt dus een geringe wijziging mogelijk waarbij de bestemming ''Woondoeleinden'' wordt verkleind en de bestemming ''Bos/Beplantingsstrook'' wordt vergroot. Aangezien de woonbestemming wijzigt moet er wel worden aangetoond dat de bodem geschikt is of geschikt kan worden gemaakt voor de functie wonen. Daarom moet er een boedemonderzoek plaats vinden, deze zal bij de bouwaanvraag aangeleverd worden. 4.3.4
Luchtkwaliteit Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 18
Vooralsnog geldt dat: voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen. Het bestemmingsplan maakt een wijziging mogelijk, die van veel geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit ''niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan. 4.3.5
Externe veiligheid Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot: inrichting; vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen; vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Inrichtingen De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden: of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico; of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico. Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle inrichting. Buisleidingen In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2012 wordt voorzien van een wettelijke basis. Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 19
In de nabijheid van het plangebied zijn geen routes gevaarlijke stoffen aangewezen. Het plangebied vormt dan ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor risico van vervoer van gevaarlijke stoffen. De provinciale risicokaart geeft geen risico's in de nabijheid van het plangebied aan. Het aspect externe veiligheid hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling die middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 20
Hoofdstuk 5
Juridische aspecten
Het bestemmingsplan Buitengebied voorziet in een wijzigingsbevoegdheid om het bestemmingsvlak "Woondoeleinden" te verschuiven (artikel 42.1.1). Zie hiervoor onder 1.3 Vigerende planregeling. Inherent hieraan is dat als gevolg van het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid voor de verschoven bestemmingsvlakken de regels van de vigerende plannen gelden. Om het plan digitaal raadpleegbaar te kunnen maken, zijn deze regels in een daarbij passende vorm opgenomen.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 21
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 22
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Het uitvoeren van het plan heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Eventuele gevolgen die ontstaan als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid hoeft derhalve niet te worden aangetoond.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 23
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 24
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor wijzigingsplannen is de procedure vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan wordt met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd.
augustus 2011.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 25
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 26
Bijlagen bij toelichting
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 27
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 28
Bijlage 1
Orienterend onderzoek (natuurtoets) in het kader van de natuurwetgeving
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 29
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 30
Bouwplan Berkenlaan 8, Epe. Effecten op beschermde soorten en gebieden
Orienterend onderzoek natuurwetgeving
(natuurtoets)
D.E.H. Wansink E.H.P. Leusink A.D.G. Koopman
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345 - 512710, Fax 0345 - 519849 e-mail
[email protected]
website: www.buwa.nl
opdrachtgever: F. Spangenberg 7 juli mei2010 rapport nr. 10-086
in
het
kader
van
de
Status uitgave:
eindrapport
Rapport nr.:
10-086
Datum uitgave:
7juli 2010
Titel:
Bouvyplan Berkenlaan 8, Epe. Effecten op beschermde soorten en gebieden
Subtitel:
Orienterend onderzoek (natuurtoets) in het kader van de natuurwetgeving
Samenstellers:
D.E.H. Wansink E.H.P. Leusink A.D.O. Koopman
Aantal pagina's inclusief bijlagen:
81
Project nr.:
10-100
Projectleider:
A.D.G. Koopman
Naam en adres opdrachtgever:
Dhr. F. Spangenberg Noorderstraat 80 1017 TW Amsterdam
Referentie opdrachtgever:
E-mail van 18februari 2010
Akkoord voor uitgave:
ir. E.J.F. de Boer Teamleider
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / F. Spangenberg Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig anderwerk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:2001.
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus365, 4100AJ Culemborg Telefoon 0345 - 512710, Fax 0345 - 519849 e-mail
[email protected]
website: www.buwa.nl
Voorwoord De heer F. Spangenberg is voomemens om op Berkenlaan 8 te Epe nieuwbouw te realiseren. Op deze locatie staat sinds 1947 een huis, met een aanbouw uit begin jaren 1970. Dit huis wordt afgebroken. Het nieuwe huis wordt hier vlak naast gebouwd, deels buiten de huidige bouwkavel. De locatie ligt binnen het Natura 2000-gebied Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
'Veluwe' en is gelegen in de
Bij de vaststelting van het benodigde bestemmingsplan en bij de uitvoering zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet. Tevens zal met de wezenlijk waarden en kemmerken van de EHS en de instandhoudingsdoelen van de Natuurbeschermingswet 1998 rekening moeten worden gehouden. De heer Spangenberg heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om onderzoek te doen naar beschermde soorten in het perceel van Berkenlaan 8 te Epe, alsmede een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en een EHS-toetsing uitte voeren. In dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen. Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: Dennis Wansink Liesbeth Leusink Annelies Koopman
projectleiding, veldwerk, rapportage, fotografie. veldwerk, rapportage. rapportage.
Genoemde personen zijn door opleiding, werkervaring en zelfstudie gekwalificeerd voor de door hun uitgevoerde werkzaamheden. Het project is uitgevoerd volgens het Kwaliteitshandboek van Bureau Waardenburg. Het kwaliteitsmanagementsysteem is ISO gecertificeerd.
Inhoud Voorwoord
3
1
Inleiding
7
1.1
Aanleidingen doel
7
1.2
Aanpak natuurtoets
8
1.3
Het plangebied
9
1.4
Voorgenomen ingreep en mogelijke effecten
11
1.5
Bronnenonderzoek
12
Effecten op flora en fauna
15
2
3
4
5
6
2.1
Flora
15
2.2
Vissen
17
2.3
Amfibieen
17
2.4
ReptJelen
18
2.5
Grondgebonden zoogdieren
19
2.6
Vleermuizen
21
2.7
Vogels
23
2.8
Beschermde soorten ongewervelden
23
Beschermde gebieden - Natura 2000
25
3.1
Natura 2000-gebied Veluwe
25
3.2
Instandhoudingsdoelen en kemopgaven
26
3.3
Voorkomen van habitattypen en soorten in het plangebied
28
Effecten Natura 2000
35
4.1
Mogelijke effecten
35
4.2
Invloedsfeervan het project
36
4.3
Effecten op Habitattypen
37
4.4
Effecten op soorten van Bijlage II HR
37
4.5
Effecten op broedvogels
38
4.6
Significance van effecten
.41
4.7
Cumulatieve effecten
42
4.8
Algemene instandhoudingsdoelen en kemopgaven
43
Beschermde gebieden - EHS
45
5.1
Toetsingskader
45
5.2
Kernkwaliteiten Veluwe
.47
5.3
Natuurdoeltypen
48
Boswet
49
7
8
6.1
Beoordelingskader
49
6.2
Beoordeling
50
Conclusiesen aanbevelingen
53
7.1
Flora- en faunawet: conclusies ten aanzien van ontheffingsaanvraag
53
7.2
Natura 2000: conclusies ten aanzien van vergunningsaanvraag
56
7.3
Conclusies Ecologische Hoofdstructuuren Boswet
59
7.4
Aanbevelingen
61
Literatuur
63
Bijlage 1
Wettelijk kader
65
Bijlage 2
Veldformulier Quick scan
71
Bijlage 3
Richtlijn compensatie natuur en bos
73
1 Inleiding
1.1
Aanleiding en doel De heer Spangenberg is voornemens om nieuwbouw uit te voeren in het perceel Berkenlaan 8 te Epe, kadastraal bekend als gemeente Epe en Oene, sectie A, nummer 1927, groot 1 ha, 42 are, 20 ea. Op dit perceel staat reeds een woning. Deze wordt na realisatie van de nieuwbouw gesloopt. De locatie ligt in het Natura 2000-gebied 'Veluwe' en is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De nieuwe eigenaren willen in dit verband de bouw en sloop zo natuurvriendelijk mogelijk uitvoeren. Flora- en faunawet Bij de uitvoering van de sloop en de nieuwbouw zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van krachtens de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren. Als de voorgenomen ingreep naar verwachting leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen betreffende beschermde soorten, zal moeten worden nagegaan of een vrijstelling geldt of dat ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moet worden verkregen (zie Bijlage 1). De voorliggende rapportage beschrijft de resultaten van een orienterend veldonderzoek naar beschermde soorten. Deze rapportage geeft antwoord op de volgende vragen: Welke beschermde soorten zijn in het plangebied aanwezig en/of kunnen in het plangebied verwacht worden (Hoofdstuk 2)? Welke functie heeft het plangebied voor de aanwezige beschermde natuurwaarden (Hoofdstuk 2)1 Welke effecten op beschermde natuurwaarden heeft de ingreep (Hoofdstuk 2)? Worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden? Zo ja, welke (Hoofdstuk 2)1 Moet hiervoor ontheffing worden aangevraagd (Hoofdstuk 7)1 Is nader onderzoek nodig (Hoofdstuk 7)1 Zijn er mogelijkheden voor mitigatie (vermindering) en compensatie van schade aan beschermde natuurwaarden (Hoofdstuk 7)1 Deze rapportage kan dienst doen bij de onderbouwing van de ontheffingsaanvraag ex artikel 75 in het kader van de Flora- en faunawet. De beoordeling van het voorkomen van en effecten op beschermde soorten is opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen. Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied Berkenlaan 8 te Epe maakt deel uit van het Natura 2000-gebied
Veluwe. De Natuurbeschermingswet 1998 vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en
de
Habitatrichtlijn en
heeft als doel
het
beschermen en
instandhouden van bijzondere natuurgebieden in Nederland. Projecten en handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Hiervoor kan door het bevoegd gezag (meestal Gedeputeerde Staten, soms de minister van LNV) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door 'externe werking' kunnen optreden (zie Bijlage 1). In deze rapportage worden, in relatie tot de ingreep, de volgende vragen behandeld: Zijn negatieve effecten op het Natura 2000-gebied uit te sluiten (Hoofdstuk 4)? Zo nee, is vervolgonderzoek noodzakelijk (Hoofdstuk 4)? Zijn er mogelijkheden voor mitigatie of compensatie van schade aan beschermde natuurwaarden (Hoofdstuk 7)? Moet een vergunning worden aangevraagd (Hoofdstuk 7 )? Deze rapportage kan dienst doen bij de onderbouwing van een vergunning in het kadervan de Natuurbeschermingswet EHS Het plangebied is gelegen in het EHS-gebied Veluwe. In of in de nabijheid van EHSgebied geldt het 'nee, tenzij'-principe: nieuwe plannen of projecten zijn niet toegestaan als ze de wezenlijke (potentiele) waarden en kenmerken van het EHS-gebied significant aantasten, tenzij er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er geen reele alternatieven zijn. De schade dient in dat geval door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperktte worden. De restschade dient te worden gecompenseerd. Betreft de EHS-toetsing geeft de voorliggende rapportage antwoord op de volgende vragen: Welke effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS heeft de ingreep in het plangebied (Hoofdstuk 5)? Zijn deze effecten als significant te kwalificeren (Hoofdstuk 5)? Is voor uitvoering van de werkzaamheden een vergunning nodig (Hoofdstuk 7)1 Boswet De Boswet (1961) heeft tot doel bossen en andere terreinen met veel bomen te beschermen. Deze wet zorgt er voor dat de bossen in Nederland in stand blijven en waar mogelijk worden uitgebreid. ledereen die in bomen of bos wil gaan kappen, die onder de boswet vallen moet dit van te voren melden. Belangrijkste vraag met betrekking tot de boswet is: Wordt er bos gekapt en zo ja, dient die kap te worden gecompenseerd (Hoofdstuk 6)?
1.2
Aanpak natuurtoets De natuurtoets betreft een beoordeling van de huidige aanwezigheid van in het kader van de natuurwetgeving beschermde habitattypen en beschermde soorten planten en dieren in het plangebied. Verder zijn de functie van het plangebied en de directe
omgeving voor deze habitattypen en soorten beschreven en de te verwachten directe en indirecte effecten van de voorgenomen ingreep op deze habitattypen en soorten en het Natura 2000-gebied Veluwe. De natuurtoets vindt plaats op grond van: bronnenonderzoek; orienterend terreinbezoek; expert judgement. Bronnenonderzoek Het bronnenonderzoek gaat uit van bestaande en beschikbare gegevens. Voor een actueel overzicht van beschermde soorten die in de regio voorkomen, is het Natuurloket op internet (www.natuurloket.nl) bezocht en zijn diverse verspreidingsatlassen van relevante soortgroepen en (jaar)verslagen van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's) geraadpleegd (zie literatuurlijst). Orienterend terreinbezoek Het plangebied Berkenlaan 8 te Epe is op 8 maart 2010 bezocht. Tijdens het terreinbezoek is zoveel mogelijk concrete informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten (zicht- en geluidswaamemingen, sporenonderzoek naar de aanwezigheid van pootafdrukken, nesten, holen, uitwerpselen, haren, etc). Ook de zolder van het huis, dat momenteel bewoond wordt, is op de aanwezigheid van dieren en hun sporen onderzocht. Op basis van terreinkenmerken is beoordeeld of het terrein geschikt is voor de in de regio voorkomende beschermde soorten. Tevens is nagegaan of er beschermde habitats (voor NB-wet) op het terrein voorkomen. Expert judgement De quick scan is een momentopname en kan slechts in beperkte mate uitsluitsel geven over de afwezigheid van soorten. De quick scan betreft geen veldinventarisatie. Een veldinventarisatie omvat verscheidene opnamerondes die seizoensgebonden zijn en volgens standaardmethoden worden uitgevoerd. Daarom is expert judgement toegepast om de geschiktheid van het plangebied voor mogelijk voorkomende soorten te beoordelen.
1.3
Het plangebied L'gging Het perceel Berkenlaan 8 te Epe ligt in een bosrijke omgeving aan een onverharde weg. In het perceel ligt een woning. Het perceel wordt omgeven door andere percelen, eveneens met woningen en met dezelfde inrichting en hetzelfde gebruik (zie hieronder). De afscheiding tussen de percelen bestaat uit eenvoudig hekwerk of ijzerdraad. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Epe en Oene, sectie A, nummer 1927, groot 1 ha, 42 are, 20 ea. Het is in december 2006 door de heer Spangenberg aangeschaft.
. J I . " , . . ™JI
{'{
fct,r?an«;h
'»
v
..•r'A
^(BungalowpwJcW I F - T T ->t
H •
' "#
VL :_.- --•v'v-
y \
Cl
• - - . *
Figuur1.1.
Ligging van de planlocatie Piil).
-W>**»
- r - ^ l -
Berkenlaan 8 te Epe (blauwe
Inrichting en gebruik Het perceel heeft de bestemming 'Bos/Beplantingsstrook' en 'Woondoeleinden' (Gemeente Epe, Bestemmingsplan Buitengebied, 2008). De bestemming 'Bos/Beplantingsstrook' uit zich nog in de dominant aanwezige coniferen, aangeplant voor de houtproductie. In de kruidlaag domineert vooral blauwe bosbes. In een lager gedeelte van het naaldbos staat veel adelaarsvaren. Er komen ook open plekken in het bos voor, waar de bodem grotendeels met mos is bedekt. Op een van de open plekken zijn enkele jaren geleden fruitbomen geplant. Daarnaast staan er verspreid loofbomen als Amerikaanse eik, zachte berk, beuk en tamme kastanje en struiken als rhodondendron en brem. Het perceel wordt niet meer gebruikt voor houtproductie. Sinds ca. 1947 staat er een eenvoudige bungalow met een woonoppervlak van 180 m2. In 1970 is de bungalow uitgebreid met een kleine aanbouw. Het huis is nu in gebruik als deeltijdwoning (in weekenden en vakanties), maar het is de bedoeling van de eigenaren om zich hier permanent te vestigen in een nieuw te bouwen woning.
10
Figuur 1.2
1.4
Het huidige huis in netperceel Berkenlaan 8 te Tongeren.
Voorgenomen ingreep en mogelijke effecten De effecten op beschermde soorten zijn beoordeeld op basis van de voorgenomen ingreep. Deze bestaat uit het slopen van de huidige bebouwing en het bouwen van een nieuw woonhuis op enkele tientallen meters ten noordoosten van de huidige bouwlocatie (figuur 1.3). Hiervoor zal ook het bouwvlak worden verplaatst (figuur 1.4) Na de sloop worden de natuurlijke waarden op de locatie van de huidige bebouwing hersteld. Op de piek waar het nieuwe woonhuis komt bevinden zich fruitbomen, een enkele fijnspar en een rij hoge Dougiassparren. Naar verwachting moeten 30 Douglassparren worden gekapt(mond. med. eigenaren). Aanleiding voor de verplaatsing van het woonhuis is de wens van de eigenaren om meer zonlichttoetreding tot het woonhuis te krijgen met zo min mogelijk kap van bomen. Hierdoor is het bovendien mogelijk om zonnecollectoren te gebruiken voor de energievoorziening. Op de huidige plek is te veel schaduw van bomen die deels in het perceel van de buren staan. Bij verplaatsing van het huis naar het noordoosten komt het huis centraler in het perceel te liggen. Hier bevinden zich al gaten in de bomenvegetatie, waardoor het aantal bomen dat moet worden gekapt om meer zonlicht op het huis te krijgen minder is dan op de huidige locatie.
11
1.5
Bronnenonderzoek Het plangebied 'Berkenlaan 8, Epe' ligt in het kilometerhok x: 191 / y: 486 en een klein deel in x: 190 / y: 486. Een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten geeft het Natuurloket (www.natuurloket.nl zie tabellen 1.1 en 1.2). Het plangebied beslaat met een oppervlak van 1,42 ha slechts 0,7% van de twee kilometerhokken waarvan brongegevens beschikbaarzijn.
Tabell.l.
Rapportage Natuurloket Moor kilometerhok x: 191 I y: 486. FF1 -: Flora- en faunawet categorie 1 (vrijstelling); FF23 = Flora- en faunawet categorie 2 of 3 (strik(er) beschermd); H/V = Habitatrichtlijn I Vogelrichtlijn; RL = Rode Hist.
Soortgroep
FF1
FF23
H/V
RL
Detail
Actualiteit
matig
1975-1990
Mossen
slecht
1997-2007
Korstmossen
nietonderzocht
Paddenstoelen Zoogdieren
6
4
1992-2007
21
redelijk
0%
1992-2007
1
slecht
26-50%
1997-2007
Broedvogels
niet onderzocht
1996-2007
Watervogels
nietonderzocht
96/97-06/07
Reptielen
nietonderzocht 3
Amfibieen
3
3
1992-2007 51-100% 1992-2007
Vissen
nietonderzocht
Dagvlinders
redelijk
Nachtvlinders
nietonderzocht
Libeilen
goed
51-100% 1993-2007
Sprinkhanen
redelijk
26-50%
Overige ongewervelden
nietonderzocht
51-100% 1993-2007
label 1.2.
12
Volledigheid
Vaatplanten
1992-2007 0%
1998-2008 1980-2008
1993-2007
Rapportage Natuurloket voor kilometerhok x: 190 / y: 486. FF1 = Flora- en faunawet categorie 1 (vrijstelling); FF23 = Flora- en faunawet categorie 2 of 3 (strik(er) beschermd); H/V = Habitatrichtlijn I Vogelrichtlijn; RL = Rode lijst.
Soortgroep
FF1
Vaatplanten
1
FF23
H/V
RL
Volledigheid
Detail
Actualiteit 1991-2007
Mossen
niet onderzocht
1997-2007
Korstmossen
nietonderzocht
1992-2007
Paddenstoelen
nietonderzocht
Zoogdieren
slecht
0%
1997-2007
Broedvogels
goed
0%
1996-2007
1992-2007
Watervogels
niet onderzocht
Reptielen
goed
51-100% 1992-2007
Amfibieen
redelijk
51-100% 1992-2007
Vissen
niet onderzocht
1992-2007
Dagvlinders
niet onderzocht
1998-2008
Nachtvlinders
niet onderzocht
1980-2008
Libeilen
niet onderzocht
1993-2007
Sprinkhanen
niet onderzocht
1993-2007
Overige ongewervelden
niet onderzocht
1993-2007
96/97-06/07
Om een goed beeld te krijgen van in de regio voorkomende beschermde soorten is gebruik gemaakt van openbaar toegankelijke en betrouwbare bronnen, waaronder verspreidingsatlassen, recente artikelen en internetsites (zie literatuurlijst).
Figuur 1.3. Voorgenomen ingreep. Geel: huidige locatie woning. Groen: nieuwe locatie woning.
Figuur 1.4. Verschuiving van het bouwvlak. Onderbroken lijn huidig bouwvlak; rode lijn = toekomstig bouwvlak.
13
¥
•^ $;*v
?<^ *
•
*
*
•
*
4'
"
•\*cr »* v
4
- - • *'.-
t»-
"VI
x
li
\
Figuur1.5. De locatie waar het nieuwe huis moet komen. Bovenste foto: blik vanuit het noorden, met in de voorgrond konijnenholen. Onderste foto: blik vanuit het zuidoosten.
14
2 Effecten op flora en fauna
2.1
Flora Huidige functie plangebied voor beschermde pianten Het plangebied bestaat voornamelijk uit naaldbos, volgens de Vegetatie van Nederland in te delen bij het Leucobryo-Pinetum (Klasse der naaldbossen). De boomlaag bestaat uit: grove den, fijnspar en Douglasspar. In de kruidlaag domineert vooral blauwe bosbes. In een lager gedeelte van het naaldbos staat veel adelaarsvaren. Er komen ook plekken in het bos voor (met name aan de voorkant van het huisje) die opener zijn, waar de bodem grotendeels met een moslaag is bedekt, bestaande uit veel (gewoon/fraai) haarmos en in mindere mate groot laddermos, gewoon gaffeltandmos en bronsmos. Her en der staat er opslag van fijnspar en Douglasspar. Enkele loofbomen die vooral in de buurt van het huisje staan zijn: Amerikaanse eik, zachte berk, beuk en tamme kastanje. Ook staan hier aangeplante rhodondendronstruiken en e€n (al of niet aangeplante ) bremstruik. Aan de achterkant van het huisje is een open plek met veel haakmos in de moslaag en in de kruidlaag komen onder andere bochtige smele, kleine polletjes struikhei, en pilzegge voor. Deze laatste soort is kenmerkend voor heischraal grasland. Kruipend zenegroen en pitrus, die ook op deze open plek groeien, duiden op matig vochtige grond. In de regio komen voor zover bekend de volgende beschermde soorten pianten voor: brede wespenorchis, daslook, dennenorchis, jeneverbes, gevlekte orchis en drijvende waterweegbree (www.soortenbank.nl). De eerste soort is een zo genaamde tabel 1soort. Daslook, dennenorchis, jeneverbes en gevlekte orchis zijn tabel 2-soorten, drijvende waterweegbree is een tabel 3-soort. Zie bijlage 1 voor de betekenis van deze categorieen voor het aanvragen van ontheffingen inzake de Flora- en faunawet. Tijdens het veldbezoek in maart 2010 is alleen de brede wespenorchis daadwerkelijk waargenomen. De gevlekte orchis is door de eigenaren van het perceel tijdens het vorig groeiseizoen waargenomen. De standplaats bevond zich aan de rand van de tuin. Daslook komt bij de buren voor (mondelinge mededeling Menno Jonker). Dennenorchis, jeneverbes en drijvende waterweegbree zijn in het plangebied niet aangetroffen. Dennenorchis kan tijdens het veldbezoek gemist zijn en zou potentieel in klein aantal in het plangebied kunnen voorkomen. Geschikte groeiplaatsen in het plangebied vormen elementen waar de luchtvochtigheid hoog blijft, zoals tussen bosbessenstruiken en op plekken waar de strooisellaag van dennennaalden niet te dik (tot 2 cm) is. Dit type groeiplaatsen vormt een groot deel van het plangebied. Echter, op de plek waar de nieuwbouw is voorzien is goed gekeken en zijn geen dennenorchissen of restanten van het vorig groeiseizoen aangetroffen. Het is niet waarschijnlijk dat drijvende waterweegbree en jeneverbes tijdens het
15
veldbezoek over het hoofd gezien zijn. Voor de drijvende waterweegbree is namelijk geen geschikt habitat aanwezig, omdat in het plangebied geen open water voorkomt. De jeneverbes is zeer herkenbaar, ook als jonge plant. Bovendien is het een soort die zich in Nederland moeilijk voortplant; zelfstandige vestiging vanuit nabijgelegen terreinen - indien daar aanwezig - is daardoor onwaarschijnlijk. Op grond van de aangetroffen vegetaties en terreinkenmerken worden geen andere beschermde soorten verwacht. Vermeldenswaard is de vondst van enkele bosdroogbloemen; geen soort van de Flora- en faunawet, maar wel opgenomen in de Rode lijst van bedreigde vaatplanten in Nederland (Staatscourant 5 november 2004). Een kleine open plek binnen het plangebied bevat kenmerken van het beschermde habitattype Heischraal grasland. Het lijkt echterte weinig kenmerken te bevatten om tot het habitattype Heischraal grasland te worden gerekend. Wel moet met voorzichtigheid met deze plek worden omgegaan, omdat dit tevens de plek is waar de Rode lijst soort bosdroogbloem op verschillende plekken groeit en omdat dit ook de plek is waar de gevlekte orchis in het vorig voorjaar/zomerseizoen is waargenomen. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op natuurlijke habitats die op grond van de Habitatrichtlijn beschermd zijn.
Effeden en verbodsbepalingen De ingreep kan leiden tot vernietiging van groeiplaatsen van brede wespenorchis, gevlekte orchis en dennenorchis. Als gevolg van de ingreep worden ten aanzien van deze soorten verbodsbepalingen van artikel 8 van de Flora- en faunawet overtreden. Dit heeft geen negatieve invloed op hun gunstige staat van instandhouding, omdat het aantal planten dat hiermee gemoeid is relatief klein is. In de definitieve planvorming dient met deze soorten rekening te worden gehouden. In § 7.1.2 zijn maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te verminderen of te voorkomen.
Tabel 2.1 Te verwachten effeden op beschermde soorten planten, met in achtneming van de maatregelen genoemd in § 7.1.2.
16
Soort
Voorkomen
Effecten
Overtrading verbodsbepalingen
Gevlekte orchis Dennenorchis
mogelijk mogelijk
vernietiging groeiplaatsen vernietiging groeiplaatsen
artikel 8 artikel 8
2.2
Vissen Huidige functie plangebied voor beschermde vissen Door het ontbreken van water heeft het plangebied geen functie voor vissen. Effecten en
verbodsbepalingen
Vissen zullen door het ontbreken van water zeker niet voorkomen. Er worden ten aanzien van vissen dan ook geen verbodsbepalingen overtreden.
2.3
Amfibieen Huidige functie plangebied voor amfibieen Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieen waargenomen. De eigenaar zelf heeft wel metenige regelmaat gewone padden (Bufo bufo) in de tuin aangetroffen. In de bronnen (Creemers & Van Delft, 2009; www.telmee.nl) wordt het voorkomen van bruine kikker, kleine watersalamander, heikikker, poelkikker en kamsalamander in de directe omgeving van het plangebied genoemd. Gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander zijn beschermd conform in tabel 1 (algemene soorten) van de Flora- en faunawet, de overige drie soorten conform tabel 3 (streng beschermde soorten). Voor soorten van tabel 1 geldt voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling. Door het ontbreken van open water (ven, poel, plas) is het plangebied ongeschikt als voortplantingsgebied voor de genoemde amfibieen. Het is ook onwaarschijnlijk dat het plangebied door deze soorten als landbiotdop wordt gebruikt. De dieren verwijderen zich namelijk ook buiten het voortplantingsseizoen niet ver van het voortplantingswater. Uitzondering hierop is de gewone pad. Het perceel biedt verschillende schuilmogelijkheden voor padden om hierte rusten of de winterrust door te brengen, zoals de aanwezigheid van houtstapels. De betekenis van het plangebied voor de strikt beschermde soorten (heikikker, poelkikker en kamsalamander) is zeer beperkttot nihil. Effecten en
verbodsbepalingen
Als gevolg van de ingreep worden geen verbodsbepalingen overtreden, de gunstige staat van instandhouding is voor de genoemde soorten niet in het geding. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient wel de Zorgplicht in achtte worden genomen ten aanzien van de pad. Dit betekent dat in het najaar, voorafgaand aan de werkzaamheden, op en rond de bouwlocatie de vegetatie moet worden verwijderd of zeer kort moet worden gesnoeid en/of gemaaid. Deze locatie wordt daardoor onaantrekkelijk voor padden om te rusten en om de winter door te brengen. Andere plekken waar padden kunnen schuilen moeten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden gemeden.
17
2.4
Reptielen Huidige functie plangebied voor reptielen De volgende soorten reptielen zijn uit de regio bekend: hazelworm, zandhagedis, levendbarende hagedis en ringslang (Creemers & Van Delft, 2009; www.telmee.nl). De levendbarende hagedis is bescherrnd conform tabel 2 van de Flora- en faunawet, de andere drie zijn conform tabel 3. Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielen waargenomen. Ringslangen worden in het plangebied zelf niet verwacht vanwege het ontbreken van water. Ook voor zandhagedis en levendbarende hagedis zijn de leefomstandigheden in het plangebied niet gunstig. Deze soorten prefereren een meer open landschap en mijden bos. De waarnemingen uit de regio zijn zeer waarschijnlijk gedaan in of bij de heideterreinen die in de omgeving liggen. Hazelwormen daarentegen zouden wel kunnen voorkomen. Zij houden onder andere van bossen met open plekken en een gevarieerde structuur in lage vegetatie en bodemrelief. Dit habitattype is binnen het terrein aanwezig. Ook zijn er holen van konijnen en muizen waarin hazelwormen kunnen schuilen of de winter kunnen doorbrengen. Effecten en verbodsbepalingen
De bouw van de nieuwe woning kan negatieve gevolgen voor de hazelworm hebben. Op de nieuwe locatie bevinden zich konijnenholen die mogelijk door hazelwormen als (winter)rustplaats worden gebruikt. De konijnenholen verdwijnen. Omdat de huidige woning wordt geamoveerd ontstaat er weer nieuw terrein waar konijnen holen kunnen maken. Ertreedt daarom geen verlies van leefgebied voor hazelwormen op. Er treedt slechts een tijdelijke verstoring op. De ingreep heeft daarom geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de hazelworm. In de definitieve planvorming dient met de hazelworm rekening te worden gehouden. In § 7.1.2 zijn maatregelen opgenomen om de schade aan deze soort te verminderen of te voorkomen.
Tabel 2.2 Te verwachten effecten op beschermde soorten achtneming van de maatregelen genoemd in § 7.1.2.
reptielen,
met
Soort
Voorkomen
Effecten
Overtreding vcrbodsbppahngen
Hazelworm
mogelijk
vernietiging mogelijke verblijfplaatsen
artikel 11
in
2.5
Grondgebonden zoogdieren Huidige functie plangebied voor zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn sporen gevonden van: konijn: op verschillende plekken in het perceel bevinden zich konijnenholen, o.a. op de plek waar de nieuwbouw komt; ree: keutels en een slaapplek zijn aangetroffen in het oostelijk deel van het perceel; das: er bevindt zich een zeer oude, onbelopen burcht in het oostelijk deel van het perceel; muizen: langs het huis zijn aangevreten noten gevonden en op de zolder keutels. Zeer waarschijnlijk betreft het bosmuizen en rosse woelmuizen. De eigenaren zien ook wel eens wilde zwijnen in de tuin en een enkele keer een boommarter. Uit de directe omgeving zijn verder bekend: eekhoorn en edelhert (www.zoogdieratlas.nl).
. .r.
Figuur 2.1.
De oude dassenburcht in het oostelijk deel van het perceel.
Van de genoemde soorten zijn edelhert, eekhoorn en wild zwijn beschermd conform tabel 2 (beschermde soorten) van de Flora- en faunawet, das en boommarter conform tabel 3 (strikt beschermde soorten). De overige grondgebonden zoogdieren staan in tabel 1, waarvoor een vrijstelling geldt met betrekking tot ruimtelijke ingrepen. Van de (strikt) beschermde soorten (tabel 2 en 3) zijn tijdens het veldbezoek geen
19
aanwijzingen gevonden datzij het plangebied als vaste rust- of verblijfplaats gebruiken. De dassenburcht is, blijkens de vegetatie voor de ingangen, al jaren buiten gebruik. Het is echter mogelijk dat eekhoorn en boommarter hier af en toe verblijven. De eekhoorn kan nesten (voor slapen en/of voortplanting) in een van de bomen maken. De boommarter kan de dassenburcht of konijnenholen als rustplaats gebruiken; in de bomen zijn geen holten aangetroffen die door boommarters gebruikt kunnen worden. Edelhert en wild zwijn bezoeken het perceel waarschijnlijk alleen om te foerageren of als doortrekroute. Effeden en
verbodsbepalingen
De ingreep kan leiden tot een beperkt verlies van leefgebied en/of de vernietiging van verblijfplaatsen van eekhoorns en boommarters (artikel 11 van de Flora- en faunawet). Door het kappen van bomen verdwijnen potentiele locaties voor eekhoorns om nesten te bouwen. Het aantal bomen dat wordt gekapt is echter gering ten opzichte van het aantal aanwezige bomen. Bovendien geldt er een herplantplicht (zie hoofdstuk 6), zodat er weer nieuwe potentiele locaties voor eekhoornnesten ontstaan. Omdat er enige tijd zit tussen deze quick scan en het daadwerkelijke kappen van bomen is het raadzaam om de bomen voorafgaand aan de kap op de aanwezigheid van nesten te controleren. Op de plek waar het nieuwe huis komt bevinden zich konijnenholen. Het is mogelijk dat deze door een of meerdere boommarters als dagrustplaats worden gebruikt. De bouw leidt tot de vernietiging van deze verblijfplaatsen. Binnen en buiten het perceel zijn echter nog voldoende andere plekken met,konijnenholen aanwezig. Bovendien wordt het bouwvlak van het oude huis na de sloop geamoveerd, waardoor hier nieuwe mogelijkheden voor konijnen ontstaan om holen te maken. Het effect op de gunstige staat van instandhouding van de boommarter in het gebied is daardoor zeer gering. Wei dient er, voorafgaand aan de werkzaamheden, voor worden gezorgd dat boommarters, maar ook hazelwormen (zie § 2.4) en de konijnen zelf (conform de Zorgplicht), niet in de holen aanwezig zijn. De oude dassenburcht blijft intact, omdat deze buiten de invloedsfeer van de ingreep (sloop en nieuwbouw) ligt. In § 7.1.2 zijn maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te verminderen of te voorkomen.
20
label 2.3 Te verwachten effeden op beschermde soorten zoogdieren, met in , w ;-,
Soort boommarter
2.6
Voorkomon _ zeker, maar incidenteel
J;
-7 i
-i
Effecten _ vernietiging mogelijke verblijfplaatsen
Overtrading verbodsbepalingcn artikel 11
wild zwijn
zeker
geen
geen
eekhoorn
mogelijk
vernietiging mogelijke verblijfplaatsen
artikel 11
edelhert
mogelijk
geen
geen
ree
zeker
geen
geen, vrijstelling
das
afwezig
geen
geen
konijn
zeker
vernietiging verblijfplaatsen
geen, vrijstelling
bosmuis
zeker
vernietiging verblijfplaatsen
geen, vrijstelling
rosse woelmuis
zeker
vernietiging verblijfplaatsen
geen, vrijstelling
Vleermuizen Voorkomen en functie plangebied De volgende beschermde soorten vleermuizen zijn uit de regio bekend en kunnen in het plangebied voorkomen (www.zoogdieratlas.nl): - gewone dwergvleermuis - ruige dwergvleermuis - baardvleermuis - franjestaart - laatvlieger - gewone grootoorvleermuis - bosvleermuis - rosse vleermuis Tijdens het veldbezoek bleken de zolderramen van de woning open te staan. Bij inspectie bleek aan de binnenzijde kippengaas gespannen te zijn, waardoor de toegang voor vleermuizen was geblokkeerd. Er zijn dan ook geen vleermuizen op de zolder van het huis aangetroffen, evenmin als sporen zoals keutels of vraatresten. Ook elders binnen het plangebied zijn geen (potentiele) verblijfplaatsen, zoals boomholten, van vleermuizen gevonden. De dieren hebben echter maar weinig nodig. Sommige verschuilen zich overdag achter loszittend schors of achter boeiborden. Bovendien maken vleermuizen binnen hun leefgebied meestal gebruik van meerdere verblijfplaatsen waar ze maar een of enkele dagen achtereen verblijven. Het valt daarom niet uit te sluiten dat exemplaren van deze soorten af en toe binnen het perceel rusten. Gebruik van het huis of de bomen door kraamkolonies (vrouwtjes met jongen) van vleermuizen wordt echter uitgesloten.
21
Alle genoemde vleermuissoorten kunnen het plangebied als foerageergebied gebruiken. Vanwege de geringe omvang van het perceel en met name het deel waar de ingreep plaatsvindt is het belang hiervan voor de lokale vleermuispopulaties gering. Alle vleermuissoorten zijn beschermd conform tabel 3 (strikt beschermd) van de Floraen faunawet. Effecten en verbodsbepalingen Het gebruik van het huis en de bomen als verblijfplaats voor kraamkolonies wordt uitgesloten, maar het gebruik als rustplaats door individuele vleermuizen kan niet worden uitgesloten. De sloop van het huis en het kappen van de bomen kan daarom tot het verlies van rustplaatsen leiden en is daarmee een overtrading van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Als de dieren tijdens de ingreep aanwezig zijn kan ook artikel 9 in het geding zijn. Dit laatste moet ten alle tijde worden voorkomen. De sloop van het bestaande gebouw betekent een tijdelijk verlies van rustplaatsen. De nieuwbouw biedt mogelijkheden om nieuwe rustplaatsen voor vleermuizen te creeren.
Tabel 2.4
Te verwachten effecten op beschermde soorten vleermuizen, achtneming van de maatregelen genoemd in § 7.1.2.
met in
Soort
Voorkomen
Effcctrn
Overtrading verbodsbepalingen
gewone dwergvleermuis ruige dwergvleermuis baardvleermuis
mogelijk
artikel 11
franjestaart
mogelijk
laatvlieger
mogelijk
gewone grootoorvleermuis bosvleermuis
mogelijk
rosse vleermuis
mogelijk
vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen vernietiging mogelijke verblijfplaatsen
mogelijk mogelijk
mogelijk
artikel 11 artikel 11 artikel 11 artikel 11 artikel 11 artikel 11 artikel 11
De kap van de bomen betekent een definitief verlies aan mogelijke rustplaatsen. Er blijven echter nog vele bomen in de directe omgeving aanwezig. Bovendien geldt er een herplantplicht (zie hoofdstuk 6), zodat er weer nieuwe locaties voor rustplaatsen ontstaan. Het verlies aan mogelijke rustplaatsen voor boombewonende vleermuizen is daarom minimaal en het effect op de gunstige staat van instandhouding zeer gering. Met name omdat geen sprake is van verblijfplaatsen voor kraamkolonies. Tijdens de uitvoering van de ingreep (sloop en kap) moet wel worden gecontroleerd of
22
het huis en de bomen op dat moment bij vleermuizen in gebruik zijn, om verstoring of per ongeluk doden te voorkomen. In § 7.1.2 zijn maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te verminderen of te voorkomen.
2.7
Vogels Voorkomen en functie Het plangebied biedt broedgelegenheid aan diverse algemene bosvogelsoorten. In de bruidsluier tegen de achtermuur van het huis bevindt zich een oud nest van een merel en in een van de Douglassparren aan de voorkant van het huis bevindt zich een oud nest van een roofvogel (mogelijk sperwer). Op het terrein zijn tijdens het veldbezoek braakballen van bosuil gevonden. De eigenaar heeft wel eens een bosuil gezien. In de bomen die worden gekapt zijn echter geen holten van spechten of uilen gevonden. Effeden en verbodsbepalingen De ingreep zal leiden tot vernietiging van nesten in de vegetatie tegen de muren van het huis of hier vlakbij groeiend (struiken en bomen). Ook in de bomen die worden gekapt kunnen nesten zitteri. Vernietiging van deze nesten in het broedseizoen is een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Nesten die niet in gebruik zijn mogen wel worden verwijderd, mits ze niet toebehoren aan soorten wiens nesten het hele jaar door zijn beschermd. Het nest in de Douglasspar aan de voorkant van het bestaande huis is zeer waarschijnlijk van zo'n soort, namelijk de sperwer. Sperwers maken jaar in jaar uit gebruik van hetzelfde nest. Dit nest is echter in zeer slechte staat en volgens de eigenaren van het perceel al minstens drie jaar niet gebruikt. Verwijderen van de boom is dan geen overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. In § 7.1.2 zijn maatregelen opgenomen om de schade aan deze soorten te verminderen of te voorkomen.
label 2.5 Te verwachten effeden op beschermde soorten vogels. Soort Voorkomen Effrctcn ' Oveitredin. verbodsbepalingen mogelijk vernietiging oud nest Nee, want al paar jaar sperwer buiten gebruik algemene vernietiging zeker artikel 11 bosvogels verblijfplaatsen
2.8
Beschermde soorten ongewervelden Huidige fundie plangebied voor beschermde ongewervelden Van de beschermde soorten ongewervelden komt alleen het vliegend hert in de omgeving van het plangebied voor. In de periode 2001 - 2007 zijn 12 waamemingen
23
van vliegend hert bekend uit de omgeving van Tongeren (Smit & Krekels, 2008). Daaronder bevindt zich een waarneming op minder dan 500 meter ten zuiden van net plangebied langs de Soerelse Weg (zie figuur 2.1). Binnen het plangebied zelf ontbreekt echter de voorkeursbiotoop voor deze soort, te weten oud, rijk loofbos, met oude eiken en het liefst dood en rottend eikenhout. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat deze soort nu in het plangebied voorkomt. Effecten en verbodsbepalingen De ingreep zal geen negatief effect hebben op beschermde ongewervelden, omdat deze niet in het plangebied voorkomen.
Figuur 2.2. Tien waarnemingen van vliegend hert rond Tongeren in de periode 20012007. Twee andere waarnemingen vallen net buiten de kaart. Nauwkeurigheid van de plaatsbepaling: grote cirkel = kilometerhok; kleine cirkel = hedarehok (bron: Smit & Krekels, 2008).
24
3
Beschermde gebieden - Natura 2000
3.1
Natura 2000-gebied Veluwe De Veluwe is aangewezen als Vogelrichtlijngebied (ministerie van LNV, 2000) en zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied conform de Natuurbeschermingswet 1998 (ministerie van LNV, 2006). In augustus 2009 is het concept beheerplan verschenen, De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP. Tot 1900 was de Noord-Veluwe een uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is in totaal nog 1.400 hectare stuifzand op de Veluwe aanwezig. Bij Kootwijk is een van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte (o.a. Leemputten bij Staverden) of droge (o.a. Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkemen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. Het plangebied ligt in het noordoosten van het Natura 2000-gebied Veluwe (nr. 57). De ligging van het gebied ten opzichte van het beschermde gebied is weergegev'en in figuur 3 . 1 .
Het Natura 2000-gebied Veluwe is 91.200 ha groot. Het plangebied Berkenlaan 8 te Epe beslaat nog geen 7,5 ha, ofwel <0,002 % van het Natura 2000-gebied.
fi-
Figuur 3.1 Ligging van het plangebied (rode stip) in het Natura 2000-gebied Veluwe. 25
3.2 3.2.1
Instandhoudingsdoelen en kernopgaven Instandhoudingsdoelen voor habitattypen De Veluwe zal worden aangewezen voor een aantal beschermde habitattypen van bijlage 1 van de Habitatrichtlijn (tabel 3,1), label 3.1 Habitattypen waarvoor de Veluwe is aangewezen en instandhoudingsdoelen (Bron: gebiedendocument, www.minlnv.nl) Doel omvang Naam Doel kwaliteit Uitbreiding Uitbreiding H2310 Stuifzandheiden met struikhei Behoud Behoud H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen Uitbreiding Uitbreiding H2330 Zandverstulvingen Behoud Behoud H3130 Zwakgebufferde vennen Behoud Uitbreiding H3160 Zure vennen Uitbreiding Uitbreiding H3260A Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) Uitbreiding Uitbreiding H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) Uitbreiding Uitbreiding H4030 Droge heiden Behoud Uitbreiding H5130 Jeneverbesstruwelen Uitbreiding Uitbreiding H6230 *Heischrale graslanden Uitbreiding Uitbreiding H6410 Blauwgraslanden Uitbreiding Uitbreiding H7110B *Actieve hoogvenen (heideveentjes) Uitbreiding Uitbreiding H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen Uitbreiding Behoud H9120 Beuken-eikenbossen met hulst Uitbreiding H9160A Eiken-haagbeukenbossen (hogere Behoud zandgronden) H9190 Oude eikenbossen Uitbreiding Uitbreiding H91E0C * Vochtige alluviale bossen Uitbreiding Uitbreiding (beekbegeleidende bossen)
hun
De met een asterisk aangegeven habitattypen zijn zogenaamde prioritaire habitats (zie bijlage 1). 3.2.2
Instandhoudingsdoelen voor soorten van Bijlage II HR Tabel 3.2 Soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn waarvoor de Veluwe is aangewezen en hun instandhoudingsdoelen (Bron: gebiedendocument, www.minlnv.nl) Naam Doel omvang Doel kwaliteit Doel leefgebied leefgebied populatie Gevlekte witsnuitlibel Uitbreiding Uitbreiding Uitbreiding Vliegend hert Uitbreiding Uitbreiding Uitbreiding Beekprik Uitbreiding Uitbreiding Uitbreiding Rivierdonderpad Uitbreiding Uitbreiding Behoud Kamsalamander Behoud Behoud Behoud Behoud Behoud Behoud Meervleermuis Drijvende waterw eegbree Behoud Behoud Behoud
26
3.2.3
Instandhoudingsdoelen voor broedvogels
Tabel 2.3 Soorten broedvogels waarvoor de Veluwe is instandh oudingsdoelen (Bron: gebiedendocument, Naam Doel omvang Doel leefgebied kwaliteit leefgebied Wespendief Behoud Behoud Nachtzwaluw Behoud Behoud Behoud Usvogel Behoud Draaihals Uitbreiding Uitbreiding Behoud Behoud Zwarte specht Boomleeuwerik Behoud Behoud Duinpieper Uitbreiding Uitbreiding Roodborsttapuit Behoud Behoud Uitbreiding Uitbreiding Tapuit Grauwe klauwier Uitbreiding Uitbreiding
3.2.4
aangewezen en bun www.minlnv.nl) Doel populatie (draagkracht voor ten minste) 150 paar 610 paar 30 paar 100 paar 430 paar 2400 paar 40 paar 1000 paar 100 paar 40 paar
Algemene instandhoudingsdoelen en kernopgaven Algemene instandhoudingsdoelen Daamaast gelden voor de Veluwe de volgende algemene instandhoudingsdoelen. Behoud van de bijdrage van het Natura 2000 gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura 2000 gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd.
Kernopgaven Voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen zijn in het Doelendocument (ministerie van LNV, 2006a) de volgende kernopgaven geformuleerd (zie gebiedendocument, ministerie van LNV, 2006b).
27
5.01 Waterplanten: Verbetering waterkwaliteit en rnorfodynamiek, inclusief toestroom van grondwater, tb.v, beken en riviertjes met waterplanten (waterranonkels) H3260_A en soorten als drijvende waterweegbree H1831. 6.03 Zure vennen: Kwaliteitsverbetering van zure vennen H3160. 6.04 Veentjes: Kwaliteitsverbetering van actieve hoogvenen (heideveentjes) *H7110_B in heideterreinen en bossen. 6.08 Structuurrijke droge heiden: Vergroting areaal stuifzand heiden met struikhei H2310, binnenlandse kraaiheibegroeiingen H2320, droge heiden H4030 en zandverstuivingen H2330 en verbeteren van de kwaliteit door vergroting van de variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos, mede t.b.v. vogelsoorten als duinpieper, korhoen, nachtzwaluw, draaihals en tapuit. 6.09 Intern verbinden: Verbinden heide- en stuifzandencomplexen met oog op fauna. 6.12 Stuifzandlandschappen: Vergroting areaal gevarieerde zandverstuivingen H2330 met overgangen naar droge heiden en open bossen. Mede als leefgebied van de draaihals, tapuit, duinpieper en nachtzwaluw. 6.13 Oude eikenbossen: Behoud areaal oude eikenbossen (H9190, m.n. strubbebossen) en verbeteren kwaliteit, ook als habitat voor vliegend hert. De kernopgaven zijn richtinggevend geweest bij het opstellen van de instandhoudingsdoelen, maarvormen zelf geen doel. Sense of Urgency
Voor dit gebied geldt geen Sence of Urgency ten aanzien van de waterkwaliteit. Wei geldt er een wateropgave voor Waterplanten, Zure vennen, Veentjes (zie hierboven bij de kernopgaven) (Ministerie van LNV, 2006a).
3.3
Voorkomen van habitattypen en soorten in het plangebied In deze paragraaf wordt het voorkomen besproken van de habitattypen, soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn en broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen. Vooral het voorkomen in het plangebied of de invloedssfeer van de ingreep is van belang. Ook wordt aangegeven wat de betekenis van het plangebied is voor de habitattypen en soorten planten en dieren.
3.3.1
Voorkomen van habitattypen waarvoor de Veluwe is aangewezen Voorkomen
Het plangebied bestaat voomamelijk uit naaldbos met een paar open plekken, waar de bodem grotendeels met een moslaag is bedekt. In de buurt van het huisje staan ook
28
enkele loofbomen: Amerikaanse eik, Zachte berk, Beuk en Tamme kastanje. Oude boselementen bestaande uit hoofdzakelijk beuk en eik komen niet voor. Een kleine open plek binnen het plangebied bevat kenmerken van net beschermde habitattype Heischraal grastand (nr. H6230). De soortensamenstelling sluit echter niet volledig aan op dit habitattype, waardoor het niet tot het habitattype Heischraal grasland gerekend kan worden. Binnen het plangebied bevinden zich geen kwalificerende habitattypen waarvoor binnen de Veluwe instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Betekenis terrein voor de Natuurbeschermingswet 1998 Natuurlijke ontwikkeling van beschermde habitattypen is weinig kansrijk binnen het plangebied. Dit kan in principe alleen op de zeer lange termijn tot ontwikkeling komen na actieve omvorming naar bijvoorbeeld soortenrijk loofbos of droge heide. 3.3.2
Voorkomen van soorten van Bijlage II waarvoor de Veluwe is aangewezen Soorten Er is geen oppervlaktewater in het perceel aanwezig. Het plangebied heeft daardoor geen betekenis voor de watergebonden doelsoorten gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander, meervleermuis en drijvende waterweegbree. Alleen voor het vliegend hert biedt het plangebied in potentie mogelijkheden. Voorkomen vliegend hert in (de regio van) het plangebied Het Veluwemassief vormt een van de zes locaties waar het vliegend hert in Nederland voorkomt. In Nederland is de soort sinds 2000 bekend van circa 170 kilometerhokken waarvan er circa 100 op de Veluwe liggen, en de andere verspreid over een beperkt aantal locaties in oostelijk en zuidelijk Nederland (Smit, 2004). In de periode 2001 2007 zijn 12 waarnemingen van vliegend hert bekend uit de omgeving van Tongeren (Smit & Krekels, 2008). Daaronder bevindt zich een waarneming op minder dan 500 meter ten zuiden van het plangebied langs de Soerelse Weg (zie figuur 2.1). Uit het plangebied zelf zijn geen recente en geen historische waarnemingen bekend. Betekenis van het plangebied voor het vliegend hert Binnen het plangebied ontbreekt de voorkeursbiotoop van het vliegend hert, te weten oud, rijk loofbos, met oude eiken en het liefst dood en rottend eikenhout. Ook solitaire oude en/of gehavende eikenbomen of -stobben komen niet voor. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat deze soort nu in het plangebied voorkomt. Voor de populaties van vliegend hert op de Veluwe is een beschermingsplan opgesteld (Smit & Krekels, 2008). De omgeving van Tongeren is een van de gebieden waarvoor maatregelen worden genoemd om de vliegend hertpopulatie uit te breiden (zie figuur 3.2). In het plangebied kunnen enkele van de genoemde maatregelen eenvoudig worden toegepast. Deze staan echter los van de geplande ingreep.
29
o o o 0
o o o cr";
6
c )
Figuur3.2.
3.3.3
• 0
N
dm
maatregelen voor vliegend hert bij Tongeren. Geel: voorlichting; rood: aanplant eiken. Zwarte cirkels: waarnemingen van vliegend hert in de periode 2001-2007 (bron: Smit & Krekels, 2008).
Voorkomen van broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen Algemeen Van de broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen zijn van broedgevallen van zwarte specht, draaihals, tapuit, nachtzwaluw, roodborsttapuit, boomleeuwerik en de wespendief in het atlasblok (gebied van 5x5 km) waarbinnen het plangebied ligt bekend (SOVON, 2002). Duinpieper en grauwe klauwier broeden in schrale heideterreinen van hoge kwaliteit. Dit landschapstype ontbreekt in het atlasblok en deze soorten zijn daarom niet als broedvogel aanwezig. Nachtzwaluw, boomleeuwerik, roodborsttapuit en tapuit zijn soorten van (half) open (heide)landschap. De draaihals heeft een voorkeur voor open loofbossen met grazige bodems en heidegebieden. Betreffende landschapstypen ontbreken in het plangebied. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat deze soorten in het plangebied, dat gedomineerd wordt door aaneengesloten naaldbos, hebben gebroed of tot broeden zullen komen. Wespendief Voorkomen wespendief in (de regio van) het plangebied De Veluwe vormt het grootste aaneengesloten broedgebied voor de Wespendief in Nederland met naar schatting 150 paren (SOVON, 2002). In de 20ste eeuw is het aantal paren geleidelijk aan toegenomen. In de jaren tachtig is deze trend omgeslagen
30
in gelijkblijvende populatieomvang en na de millenniumwisseling mogelijk in een lichte afname (Schoppers et al., 2008, Sierdsema et al., 2008). Veldwerk in 2007 duidt op een afname vanaf 1998-2000 waardoor de populatie op de Veluwe op 70-120 paar wordt geschat (Van Manen & Sierdsema, 2008). Dit is zeer recent nog naar beneden bijgesteld tot 70-90 paar (Sierdsema et al., 2008). Op de Veluwe worden dichtheden bereikt van ongeveer 0,1-0,2 p/100 ha boslandschap (Lensink, 1993) en in bossen van 0,1 tot 0,5 p/100 ha bos (Schoppers et al., 2008). Op grond van grootschalig soortgericht onderzoek in 2008 lijkt een gemiddelde dichtheid van 1,1 paar per 1000 ha boslandschap op grote delen van de Veluwe van toepassing, waarmee de bovengrens van de meest recente schatting het dichtst bij de realiteit uitkomt: 90 paar (Sierdsema et al., 2008). Dat betekent hoe dan ook dat de doelstelling van 150 paar in het kader van het Natura 2000 aanwijsbesluit in 2008 niet meer wordt gehaald. Wespendieven brengen de winter in tropisch Afrika door. Begin mei keren zij terug uit het zuiden en beginnen dan direct aan het broedproces. Eind mei zitten zij op eieren (meestal 2, soms 1, bij uitzondering 3). Nesten worden in kronen van oudere bomen gemaakt (vooral naaldbomen) met een voorkeur voor soorten met een dichte kroon zoals Douglas en fijnspar (Bijlsma, 1998). Jongen vliegen half augustus uit waarna zij nog twee weken door de ouders worden gevoerd. Daarna vertrekken de adulten zuidwaarts, enkele weken later gevolgd door de juvenielen. Wespendieven vertonen tot enkele honderden meters rond hun nest territoriaal gedrag. Hun home-range is vele malen groter (Bijlsma, 1998). Onderzoek in Nederland laat zien dat veel vogels tot enkele kilometers rond het nest foerageren (SOVON, 2002); soms tot meer dan vijf kilometer (Van Manen & Sierdsema, 2007). Wespendieven hebben als stapelvoedsel een voorkeur voor wespenraat. Het vinden van nesten gaat de soort eenvoudig af. In goede jaren worden jongen vrijwel uitsluitend op larven van wespen groot gebracht. In slechte jaren (weinig koninginnen, veel neerslag, etc.; Schoeters, 2004) wordt het menu aangevuld met jonge vogels, amfibieen en hagedissen (Bijlsma, 1998). Het stapelvoedsel bestaat voornamelijk uit Duitse wesp en gewone wesp. Deze soorten maken kolonies van vijf tot negen raten groot (Reemer et al., 2004). In de zomer kunnen hierin honderden larven bijeen verblijven. Deze soorten komen algemeen verspreid voor in Nederland en ook op de Veluwe. Wespennesten worden in gebouwen, bomen en in de grond gemaakt; in tuinen, op campings, bosranden, bossen, cultuurgronden, etc. (Reemer et al., 2004). Op de zolder van het huis in het plangebied is een groot wespennest gevonden. Door Van Manen & Sierdsema (2007) wordt de recente afname van de wespendief op de Veluwe in verband gebracht met de afname van de houtduif als broedvogel op de Veluwe. Deze vogelsoort, en ook andere zoals lijsterachtigen en spreeuw, zouden van belang zijn in de periode direct na aankomst uit Afrika en als altematieven in jaren dat wespenraat schaars is. Prooionderzoek dat laat zien dat deze soorten worden geconsumeerd, ontbreekt. De Werkgroep Roofvogels Nederland meldt dat op 10 nesten naast het stapelvoedsel van wespen (diverse soorten), tevens prooiresten van
31
amfibieen (bruine kikker, groene kikker en een juveniele ringslang), nestjongen en net vliegvlugge zangvogels (zanglijster en roodborst) zijn aangetroffen (Bijlsma, 2009). Een belangrijke voorwaarde dat voedsel geschikt maakt voor de wespendief lijkt dan ook dat de prooien niet te groot mogen zijn: wespendieven zijn veelal niet goed in staat om grotere prooien tot hapklare brokken te verscheuren (Bijlsma, 2009). De hypothese dat volwassen houtduiven als voedsel kunnen dienen (Van Manen & Sierdsema, 2007) lijkt daarmee in strijd. Betekenis van het plangebied voor de wespendief Broeden Uit de periode 1998-2000 zijn een of meerdere zekere broedgevallen uit het atlasblok (5x5 km), waarbinnen het perceel ligt, bekend. De dichtheid in die periode wordt geschat op 1-3 broedparen (SOVON, 2002). Nadien zijn nog wel wespendieven in hetzelfde atlasblok waargenomen (waameming.nl en telmee.nl), vermoedelijk zijn er ook nog broedgevallen geweest. In het perceel staan grote grove dennen en Douglassparren met een dichte kroonstructuur waarin een wespendief een nest zou kunnen maken. Er zijn tijdens het veldbezoek echter geen (restanten van) nesten aangetroffen. Wespendieven zijn erg gevoelig voor verstoring (Krijgsveld et a/., 2008; Sierdsema et al., 2008). Al sinds 1947 staat in het perceel een huis dat regelmatig in gebruik is, met name in de weekenden en de vakantieperioden. De vakantieperioden vallen samen met het broedseizoen van de wespendief. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat wespendieven hier in het verleden hebben gebroed. Daar komt bij dat het perceel onderdeel uitmaakt van een gebied van ongeveer 1 km2 waarbinnen ongeveer vijftig permanent bewoonde woningen liggen. Buiten dit gebied bevinden zich - binnen het atlasblok waar in het verleden een broedgeval is vastgesteld - aaneengesloten bospercelen (Scherpenberg en Eperholt) die veel rustiger zijn en daardoor geschikter broed habitat vormen. Foerageren Het stapelvoedsel van de wespendief bestaat uit wespenraat. De betrokken wespensoorten kunnen in het perceel onder de huidige omstandigheden nesten hebben. Tijdens het veldbezoek is ook een groot wespennest op de zolder van het huis gevonden. Om voedsel te zoeken verwijderen wespendieven zich ook in de broedtijd ver van het nest: van enkele tot wel vijf kilometer. Hoewel de populatie op de Veluwe afneemt (Provincie Gelderland, 2009) is het mogelijk dat het plangebied binnen het leefgebied van een broedpaar wespendieven valt. Bovendien blijkt uit de vondst van een wespennest in de bestaande woning dat het stapelvoedsel aanwezig is. Door de ligging (onderdeel van het dichtst bebouwde gebied binnen een groot bosgebied) en verstoring door bewoners tijdens weekenden en vakantieperioden is het geen optimaal foerageergebied.
32
Relatieve belang plangebied voor een broedpaar Het relatieve belang ten opzichte van de rest van de home-range van een wespendief is beperkt, namelijk in totaal mfnder dan 1,5 ha ten opzichte van een leefgebied van een broedpaar wespendief van ongeveer 8000 ha. (op basis van een cirkelvormig territorium met een aangenomen doorsnee van 10 km rond het nest). Het oppervlak van het perceel maakt dan minder dan 0,2% uit van het potentieel leefgebied. De ligging van het plangebied in een villapark met regelmatige verstoring door geluid, maakt het plangebied ook niet aantrekkelijk als broed- en foerageergebied voor wespendieven. De wespendief broedt momenteel niet in het plangebied. Het is ook niet aannemelijk dat de wespendief de afgelopen 10 jaar in het plangebied heeft ge broed. Zwarte Specht Algemeen De Veluwe vormt het grootste aaneengesloten broedgebied van de zwarte specht in Nederland met een geschat aantal van 430 paren (SOVON, 2002). Na het eerste broedgeval in 1918 (Lensink, 1993) is het aantal paren geleidelijk aan toegenomen; vooral onder invloed van het ouder worden van de vele heidebebossingen aan het eind van de 19de en het begin van de 205te eeuw. In recente jaren is deze trend overgegaan in stabilisatie (Schoppers et al. 2008). Op de Veluwe worden dichtheden bereikt van ongeveer 0,5-1,3 p/100 ha boslandschap (Lensink, 1993) en in bossen op oude groeiplaatsen van 1,1-2,0 p/100 ha (Schoppers et al., 2008). De omvang van de populatie zwarte specht op de Veluwe wordt geschat op 350-400 broedparen (peiljaar 2005, Provincie Gelderland, 2009). De zwarte specht is een standvogel. Dat wil zeggen dat de vogels het hele jaar in hetzelfde gebied verblijven. Adulte vogels zijn de eerste helft van het jaar duidelijk territoriaal. In de tweede helft leven man en vrouw min of meer gescheiden in hetzelfde gebied en zijn de territoriale teugels minder strak aangehaald. Jongen zwerven hier tussendoor. Zwarte spechten hebben een voorkeur voor oudere bossen. De soort hakt zijn nestholten zelf uit, en faciliteert zo soorten als kauw, bosuil, holenduif en boommarter. Als nestboom heeft de soort een duidelijke voorkeur voor beuk gevolgd door zomereik en grove den; een oude beukenlaan door een naaldbos herbergt steevast een nestholte en een solitaire beuk in een naaldbos maakt ook een goede kans in gebruik te zijn (Lensink, 1993; Schoppers et al., 2008). Zwarte spechten maken met regelmaat nieuwe holten, maar het gebruik van oude boomholten is vrij gewoon (SOVON, 2002). Het stapelvoedsel van de soort bestaat uit poppen en larven van mieren, kevers en torren alsook de volgroeide fase van deze soorten. Voedsel kan tot enkele centimeters diepte uit bast en hout worden gehakt. Zwarte spechten kunnen op de grond ook in stobben en andere grote stukken dood hout foe rage re n. Territoria van de soort zijn 50 ha of groter waarbij vogels tot een kilometer van de nestboom komen. In de rand-
33
gebieden bestaat overlap tussen territoria, zeker in de tweede helft van het jaar. Betekenis van het plangebied voor de zwarte specht Broeden Uit de periode 1998-2000 zijn een of meerdere waarschijnlijke broedgevallen uit het atlasblok (5x5 km), waarbinnen het perceel ligt, bekend. De dichtheid in die periode wordt geschat op 1-3 broedparen (SOVON, 2002). Nadien zijn regelmatig zwarte spechten in de buurt van het plangebied waargenomen; ook in het kilometerhok waarin het perceel ligt (waarneming.nl en telmee.nl). Waarschijnlijk hebben ook na 2000 zwarte spechten in het atlasblok gebroed. De bomen in het plangebied van enige omvang voor het maken van een nest zijn grove dennen en Douglassparren. Dit zijn niet de meest favoriete boomsoorten van de zwarte specht. Holten zijn tijdens het veldbezoek in maart 2010 niet waargenomen. De soort broedt momenteel dus niet in het plangebied. Naast het ontbreken van de favoriete boomsoorten speelt waarschijnlijk ook mee dat zich, in ieder geval de afgelopen drie jaar, in de weekenden en de vakantieperioden mensen op het terrein bevinden. Buiten het plangebied (ten oosten van de N309 en ten zuiden van de 795) bevinden zich bovendien rustiger bospercelen en ook percelen waar meer loofbomen staan. Foerageren Het stapelvoedsel van de zwarte specht bestaat uit poppen en larven van mieren, kevers en torren alsook de volgroeide fase van deze soorten. Deze insectensoorten .kunnen in het perceel aan de Berkenlaan onder de huidige omstandigheden aanwezig zijn. De kwaliteit van het bos als foerageergebied is gemiddeld te noemen op grond van de huidige inrichting en de mate van begroeiing. Gezien de ligging van het perceel binnen het bekende verspreidingsgebied met broedzekerheid in dichtheden van 1-3 paren (SOVON, 2002) is het aannemelijk dat het terrein in de home-range van ten minste een paar ligt. Relatieve belang plangebied voor een broedpaar Een territorium van een zwarte specht is tussen de 50 en 315 ha groot, er vanuit gaande dat de actieradius tot een kilometer vanaf de nestboom kan zijn. Het relatieve belang van het perceel is beperkt: in totaal minder dan 1,5 ha ten opzichte van een leefgebied van ongeveer 50 tot 315 ha. van een broedpaar zwarte specht. Het oppervlak van het perceel maakt dan maximaal 3% uit van 50 ha leefgebied. Bij een leefgebied van 315 ha is dit 0,5%. De ligging van het plangebied in een villapark met regelmatige verstoring door geluid, maakt het plangebied ook niet aantrekkelijk als broed- en foerageergebied voor zwarte spechten. De zwarte specht broedt momenteel niet in het plangebied. Het is ook niet aannemelijk dat de zwarte specht de afgelopen 10 jaar in het plangebied heeft gebroed.
34
4 Effecten Natura 2000
4.1
Mogelijke effecten De volgende mogelijke effecten van de ingreep worden in dit hoofdstuk beschreven en hieronder toegelicht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen effecten tijdens de aanleg en effecten in de gebruiksfase. 1. Verlies van areaal / biotoop. 2. Achteruitgang van kwaliteit van het habitat of ieefgebied ten gevolge van de emissie van schadelijke stoffen naar lucht, water en/of bodem. 3. 4. 5.
Verstoring door beweging, licht en geluid gedurende de werkzaamheden. Verstoring door beweging, licht en geluid in de gebruiksfase. Verlies van samenhang van het areaal/leefgebied ofwel versnippering.
Effecten als gevolg van de volgende factoren zijn in dit orienterend onderzoek buiten beschouwing gebleven. 6. Veranderingen in verkeersintensiteiten buiten het plangebied. 7. Effecten als gevolg van trillingen (niet relevant), 8. 9.
Sterfte (niet relevant). Achteruitgang van kwaliteit van het habitat of Ieefgebied ten gevolge van veranderingen in grond- of oppervlaktewateren. De sloop en herbouw van een woningzal geen invloed hebben op de grond- of oppervlaktewaterhuishouding. 10. Veranderingen in recreatiestromen / recreatief gebruik. De realisatie en ingebruikname van een nieuwe woning zal geen invloed hebben op recreatiestromen of recreatief gebruik. 1. Verlies van areaal en/of biotoop
In het plangebied wordt een woning gesloopt en enkele meters verderop wordt een nieuwe woning gebouwd. Hierbij worden tevens enkele ingrepen in de bodem uitgevoerd (aanleg riolering, verhardingen, etc). Op de locatie van de nieuwe woning worden bomen gekapt en de woning zelf neemt ruimte in beslag. Hier staat tegenover dat het oude bouvlak wordt geamoveerd, waardoor zich op deze plek nieuwe vegetatie en biotopen kunnen ontwikkelen. Omdat het plangebied zich geheel binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied bevindt, wordt wel onderzocht wat het effect van de ingreep is op de instandhoudingsdoelen. 2. Emissies van schadelijke stoffen naar lucht, water en/of bodem. De bewoners van de woning zullen afval en afvalstoffen produceren. Dit wordt middels reguliere afvalcontainers en riolering gerealiseerd en zal het Natura 2000-gebied niet bemvloeden en blijft derhalve verder buiten beschouwing. Het plangebied wordt nu niet permanent bewoond. Na de realisatie van de nieuwbouw is dit wel het geval. Dit zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen richting het terrein en aan de rand van het terrein. Dit aantal is in
35
verhouding tot de bestaande verkeersdrukte in de directe omgeving te verwaarlozen. De verwachting is dat er geen meetbare toenames van emissies zullen plaatsvinden. Emissies door auto's worden dan ook verder buiten beschouwing gelaten. 3. Verstoring tijdens de werkzaamheden De ingreep zal tijdelijk verstoring veroorzaken dat bestaat uit verkeersbewegingen door gemotoriseerde voertuigen, menselijke bewegingen en geluid (menselijk en mechanisch). 4. Verstoring in de gebruiksfase Sinds ca. 1947 staat in het perceel een eenvoudige bungalow met een woonoppervlak van 180 m2. In de jaren 1970 uitgebreid met een kleine aanbouw. Voor de aanschaf door de huidige bewoners eind 2006 was de woning in gebruik als vakantiewoning door een gezin met kinderen. Het huis is nu in gebruik als deeltijdwoning in weekenden en vakanties, maar het is de bedoeling van de eigenaren om zich hier permanent te vestigen. De effecten ten opzichte van de huidige situatie zijn te benoemen als: toename verkeersbewegingen, toename menselijke aanwezigheid (bewoners), toename menselijke geluiden (bewoners) en toename verlichting. In alle gevallen gaat het om een toename in tijd: de storing zal vaker, namelijk dagelijks, optreden, terwijl de storing nu beperkt is tot weekenden en vakanties. 5. Samenhang / versnippering De toegang tot het perceel voor dieren blijft na uitvoering van de ingreep gelijk aan de huidige situatie. Bosvogels (spechten, mezen, boomklevers etc.) en zoogdieren kunnen ook in de nieuwe inrichting gebruik blijven maken van het terrein. Door de toename van verstoring door geluid en licht (zie hierboven) wordt de tijd dat de dieren het terrein ongestoord kunnen betreden en gebruiken beperkt. De nieuwe functie van het perceel zal geen invloed hebben op vogels en vleermuizen die hoog overvliegen.
4.2
Invloedsfeer van het project Voor het project in de voorliggende rapportage is het werkingsmechanisme in de onderstaande figuur weergegeven. Het plangebied en diens invloedsfeer liggen geheel in het Natura 2000-gebied (figuur 4.1).
Natura 2000-gebied Project •
Invloedsfeer Natura 2000-gebied Invloed project
Figuur 4.1
36
Mogelijke invloedsfeer van het project ten opzichte van het Natura 2000gebied (aangepast naar Checklist gewijzigde Nbwet 1998, LNV, 2007).
4.3
Effecten op Habitattypen Binnen het plangebied bevinden zich geen beschermde habitattypen, Er zijn dan ook geen effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen voor habitattypen van de Veluwe als gevolg van de werkzaamheden en het gebruik. Het plangebied heeft in potentie ook geen betekenis voor uitbreidingsdoelstellingen. Aan de uitbreidingsdoelstellingen wordt alleen bijgedragen als het perceel actief wordt omgevormd naar een van de beschermde habitattypen. Dat is hier niet aan de orde.
4.4
Effecten op soorten van Bijlage II HR Er is geen oppervlaktewater in het plangebied aanwezig. Het plangebied heeft daardoor geen betekenis voor de watergebonden doelsoorten gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander, meervleermuis en drijvende waterweegbree. Er zijn derhalve ook geen effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen voor deze soorten. Op het terrein bevinden zich ook geen winterverblijven van de meervleermuis. Vliegend hert De instandhoudingsdoelen voor deze soort zijn 'verbetering kwaliteit leefgebied', 'uitbreiding leefgebied' en 'uitbreiding populatie'. Het vliegend hert komt momenteel in het plangebied niet voor (Smit, 2004; Smit & Krekels, 2008). Het plangebied heeft ook geen betekenis als potentieel leefgebied voor het vliegend hert. In het terrein ontbreken dode en kwijnende eiken(stobben), het voorkeursbiotoop van het vliegend hert. De huidige bijdrage van het perceel aan het behoud van de soort is derhalve nihil. Het vliegend hert is niet gevoelig voor verstoring door geluid of recreatie (Provincie Gelderland, 2009). De soort is wel kwetsbaar als gevolg van het verdwijnen van leefgebied door het verwijderen van oude eikenbossen en rottende (ondergrondse) eikenstobben. Verder is de soort als larve en pop kwetsbaar voor predatie door wilde zwijnen. Het perceel aan de Berkenlaan wordt af en toe bezocht door wilde zwijnen. Omdat het vliegend hert (imago, pop of larve) momenteel zeer waarschijnlijk niet in het perceel voorkomt hebben de zwijnen geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor het vliegend hert. Voor de populaties van vliegend hert op de Veluwe is een beschermingsplan opgesteld (Smit & Krekels, 2008). De omgeving van Tongeren is een van de gebieden waarvoor maatregelen worden genoemd om de vliegend hertpopulatie uit te breiden (zie figuur 3.2). Voor het plangebied wordt voorlichting als maatregel genoemd. Die bestaat uit het verspreiden van een folder over het vliegend hert en diens habitateisen. Daarnaast wordt in de folder het belang van onbehandelde bielzen als alternatief voor oude, rottende eiken(stobben) genoemd. Dit is een maatregel die in het plangebied kan worden toegepast, zodat het gebied een bijdrage kan leveren aan het instandhoudingsdoel 'uitbreiding populatie'.
37
Concluderend kan gesteld worden dat de ingreep in het plangebied geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor het vliegend hert heeft. Door het plaatsen van onbehandelde bielzen in de tuin kan het plangebied zelfs een positieve bijdrage leveren aan de instandhoudingsdoelen.
Tabei 4.1
Overzicht (mogelijke) effeden op soorten van Bijlage II waarvoor de Veluwe is aangewezen. Effeden Effeden Effeden Opmerkingen Naam op op omvang op populatie leefgebied kwaliteit leefgebied Door het plaatsen van Vliegend hert Geen Geen Geen onbehandelde bielzen kan een bijdrage worden geleverd aan het instandhoudingsdoel uitbreiding van de populatie Gevlekte witsnuitlibel Geen Geen Geen Beekprik Rivierdonderpad Kamsalamander Meervleermuis Drijvende waterweegbree
4.5 4.5.1
Effecten op broedvogels Algemeen Van de voor het Natura 2000-gebied aangewezen beschermde soorten broedvogels kan het plangebied voor de zwarte specht en de wespendief een, zij het geringe, functie vervullen als onderdeel van hun leefgebied. Tijdens het veldbezoek in maart 2010 zijn geen (resten van) nesten of nestholten aangetroffen van wespendief respectievelijk zwarte specht. De kans dat in de toekomst broedgevallen in het plangebied plaatsvinden, is erg klein. Voor de overige soorten broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen heeft het bosperceel geen betekenis.
4.5.2
Aanlegfase In de aanlegfase zal tijdelijk verstoring door geluid en beweging plaatsvinden. In de huidige situatie is reeds sprake van enige verstoring op regelmatige basis door geluid en beweging van langsrijdende auto's. Tevens wordt het perceel gedurende delen van het jaar gebruikt als tuin. Tijdens de werkzaamheden zal de ondergroei op een deel van het terrein worden beschadigd of verwijderd. Op de plek waar het nieuwe huis komt worden bovendien bomen gekapt. Verder wordt plaatselijk de bodem vergraven (ten behoeve van aanleg
38
waterleiding, riolering e.d.). Erkomen geen verharde oprijlanen. Wespendief en zwarte specht Het verwijderen van bomen in het plangebied leidt tot een zeer beperkte afname van beschikbare foerageerlocaties van zwarte specht. Het (plaatselijk) verwijderen van de ondergroei heeft geen invloed op de potentiele aanwezigheid van zwarte spechten. Aanbevolen wordt eventuele dode staande (eiken)bomen als foerageerlocatie voor deze soort te handhaven. Voor wespendief zal als gevolg van het verwijderen van de ondergroei minder dekking aanwezig zijn, waardoor die locaties minder aantrekkelijk worden als foerageerlocatie binnen het perceel. Het is echter de vraag in hoeverre deze locaties in de huidige situatie door wespendieven worden gebruikt. Ze bevinden zich dicht bij de bestaande woning, waardoor al sprake is van regelmatige verstoring door de bewoners en hun huisdier. Het terrein zal op plaatsen waar de bodem ongestoord blijft even aantrekkelijk blijven voor wespen en andere prooidieren en -insecten van deze vogel als in de huidige situatie het geval is. De activiteiten die gepaard gaan met het herinrichten van het terrein zullen verder tijdelijk verstoring veroorzaken voor eventuele aanwezige foeragerende wespendieven en zwarte spechten. De duur hiervan is beperkt en tijdelijk, beide soorten kunnen eenvoudig uitwijken naar rustigere gebieden in de omgeving. Tijdens het veldbezoek in maart 2010 zijn geen nestholten en/of nesten van de zwarte specht respectievelijk wespendief aangetroffen. In de huidige situatie worden met de kap van bomen op de plek van de nieuwe woning geen bestaande verblijfplaatsen van de zwarte specht of wespendief verwijderd. Het is ook niet waarschijnlijk dat deze soorten hier in het recente verleden hebben gebroed of in de toekomst gaan broeden. Er is te veel verstoring door geluid (zie § 3.3.3). 4.5.3
Gebruiksfase De verstoring die tijdens de gebruiksfase zal plaatsvinden is: verstoring door beweging en geluid van de bewoners. Het gebruik zal jaarrond plaatsvinden, zoals bij woonhuizen gebruikelijk, met in de herfst en winter minder intensief tot weinig gebruik van de tuin. De verstoring zal met name rond de woning plaatsvinden. Het noordoostelijke deel van het perceel zal ook in de gebruiksfase relatief rustig blijven. Het gaat om een toename van de verstoring in tijd: de storing zal vaker, namelijk dagelijks, optreden, terwijl de storing nu beperkt is tot weekenden en vakanties. Zwarte specht en wespendief Het perceel vormt een (zeer) beperkt deel van de leefgebieden van zwarte specht en wespendief. Het perceel vormt 0,5-3% van het leefgebied van een eventueel in de nabijheid broedend paartje zwarte spechten en 0,02% van het leefgebied van een eventueel in de nabijheid broedend paartje wespendieven. Zwarte specht en wespendief zijn in principe verstoringsgevoelig (Krijgsveld et al., 2008; Sierdsema et al., 2008), hoewel zwarte specht ook wel broedend bekend is van
39
oude beukenlanen op de Veluwe. De gevoeligheid voor verstoring kan zeker voor de wespendief een verklaring zijn voor het huidige ontbreken als broedvogel. Er treedt al menselijke verstoring op, zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving. Het ontbreken van zwarte specht als broedvogel is in eerste instantie een gevolg van het ontbreken van beuken, de favoriete boomsoort voor het maken van nestholten. Daarnaast beperkt ook voor deze soort de verstoring de aantrekkelijkheid van het plangebied als broedgebied. De nieuwe situatie na de bouw van de nieuwe woning zal hierin geen verandering brengen: het blijft onaantrekkelijk als broedgebied voor wespendieven en zwarte spechten. De aantrekkelijkheid en de kwaliteit van het perceel als foerageergebied is al minimaal vanwege de verstoring door menselijke aanwezigheid binnen het perceel en de directe omgeving daarvan. In de nieuwe situatie neemt de verstoring in het perceel toe (in de tijd). Indien in de huidige situatie zwarte spechten of wespendieven het perceel als foerageergebied gebruiken, dan zal dit na de ingreep minder worden of geheel stoppen, Vanwege de geringe omvang van het plangebied ten opzichte van het leefgebied van een paartje wespendieven of een paartje zwarte spechten en het feit dat de omstandigheden in het plangebied in de huidige situatie niet optimaal zijn voor broedende, dan wel foeragerende wespendieven en zwarte spechten heeft de ingreep geen effect op de populatieomvang van de zwarte specht en de wespendief in het Natura 2000-gebied Veluwe. 4.5.4
Natuurbeschermingswet1998 Er zijn voor deze soorten instandhoudingsdoelen geformuleerd die betrekking hebben op behoud van omvang en kwaliteit van leefgebied en een draagkracht voor tenminste 150 paren wespendief en 430 paren zwarte specht. Effecten op kwaliteit leefgebied Ten aanzien van de kwaliteit van het leefgebied van zwarte specht en wespendief is er een zeer geringe achteruitgang te constateren, omdat na oplevering van de nieuwbouw het plangebied permanent wordt bewoond, terwijl het daar voor alleen in de weekenden en in vakantieperioden werd bewoond. Wanneer bewoners gebruik maken van de tuin (zomer, voorjaar, warme zomeravonden) zal het terrein verstoord zijn; wanneer de bewoners geen gebruik maken van de tuin (regen, herfst, winter, vroege ochtend, late avond) is het volledig beschikbaar als foerageergebied. Het plangebied vormt echter een zeer klein deel van het totale leefgebied van wespendief en zwarte specht. Bovendien is ook in de directe omgeving van het plangebied (de omliggende percelen met woningen) sprake van verstoring door menselijke activiteit, waardoor de kwaliteit van het plangebied als foerageergebied in de huidige situatie al laag is. Verder naar het oosten en het zuiden bevinden zich rustiger gebieden. Het verlies aan kwaliteit als foerageergebied is daarom te verwaarlozen ten opzichte van de huidige situatie. Desalniettemin wordt geadviseerd dode staande (eiken)bomen als foerageerlocatie voor zwarte spechten te hand haven.
40
De huidige betekenis van het terrein als broedgebied is te verwaarlozen: er wordt momenteel niet gebroed door een of beide soorten. Door de verplaatsing van de woning verdwijnt alleen potentieel geschikt broedgebied van lage kwaliteit (de te kappen bomen). Dit is tijdelijk, want er geldt een herplantplicht (zie hoofdstuk 6). Het perceel vormt 0,5-3% van het leefgebied van zwarte specht en 0,02% van het leefgebied van wespendief. De tijdelijke afname van leefgebied is, ten opzichte van het totaal beschikbare leefgebied, dus zeer beperkt. Omdat het tevens om broedgebied van lage kwaliteit gaat (ontbreken van de favoriete boomsoort van zwarte spechten en de aanwezigheid van menselijke verstoring) is het verlies aan kwaliteit als broedgebied ten opzichte van de huidige situatie zo goed als nihil, Effecten op draagkracht systeem Veluwe Zwarte specht en wespendief bevinden zich qua populatieomvang momenteel onder de instandhoudingsdoelen. De huidige omvang van de populatie wespendief op de Veluwe wordt geschat op 7090 paar, terwijl het instandhoudingsdoel 150 paar betreft. In paragraaf 3.3.3 wordt uiteengezet dat op de Veluwe een dichtheid van circa 1,1 paar per 1000 ha landschap op grote delen van de Veluwe van toepassing is, wat een maximale populatieomvang van maximaal 90 paar kan dragen. Het perceel aan de Berkenlaan betreft 1,42 ha. foerageer- en potentieel broedgebied van lage kwaliteit (er vindt reeds verstoring plaats). Het terrein vormt 0,02% van het leefgebied van wespendief. De soort broedt momenteel niet binnen het plangebied. De bijdrage van het plangebied aan het instandhoudingsdoel voor wespendief is derhalve marginaal tot verwaarloosbaar. De beperkte afname van de beschikbaarheid en kwaliteit als potentieel foerageergebied en broedgebied heeft derhalve geen effect op het instandhoudingsdoel van 150 broedparen voor wespendief. Het effect wordt niet als significant negatief beschouwd. De huidige omvang van de populatie zwarte specht is 350-400 (2005, Provincie Gelderland, 2009). Op de Veluwe worden dichtheden bereikt van ongeveer 0,5-1,3 p/100 ha landschap (Lensink, 1993) en in bossen op oude groeiplaatsen van 1,1-2,0 p/100 ha (Schoppers et al., 2008). Het perceel aan de Berkenlaan betreft 1,42 ha. foerageer- en potentieel broedgebied van lage kwaliteit (de favoriete boomsoort voor nestholten ontbreekt en er vindt reeds verstoring plaats). Het terrein vormt 0,5-3% van het leefgebied van zwarte specht. De soort broedt momenteel niet binnen het plangebied. De bijdrage van het plangebied aan het instandhoudingsdoel voor zwarte specht is derhalve marginaal tot verwaarloosbaar. De beperkte afname van de beschikbaarheid en kwaliteit als potentieel foerageergebied en broedgebied heeft derhalve geen effect op het instandhoudingsdoel van 430 broedparen voor zwarte specht. Het effect wordt niet als significant negatief beschouwd.
4.6
Significantie van de effecten Het plangebied biedt geen (potentieel) voortplantingsbiotoop voor vliegend hert. Significante effecten zijn niet aan de orde.
41
label 4.2 Overzicht effecten op broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen. Naam
Effecten op omvang leefgebied
Effecten op kwaliteit leefgebied
Effecten op draagkracht / populatie Geen
Wespendief
Verlies van zeer beperkt oppervlak potentieel, maar marginaal broedgebied; verminderde geschiktheid als foerageergebied
Beperkte afname kwaliteit in een zeer klein deel van het totale foerageergebied.
Zwarte specht
Verlies van zeer beperkt oppervlak potentieel, maar marginaal broedgebied; verminderde geschiktheid als foerageergebied
Beperkte afname kwaliteit in een zeer klein deel van het totale foerageergebied.
Geen
Roodborsttapuit Boomleeuwerik Nachtzwaluw Grauwe klauwier Duinpieper Draaihals IJsvogel Tapuit
Geen
Geen
Geen
Zwarte specht en wespendief broeden momenteel niet in het perceel. Het perceel vormt voor deze soorten marginaal broedbiotoop. Door de kap van bomen en de toenemende verstoring wordt het nog iets minder geschikt. Dit geldt voor ongeveer de helft van het 1,42 ha grote perceel; veranderingen in de andere helft (alleen een zeer geringe toename van verstoring) zijn verwaarloosbaar. Beide soorten hebben volop de mogelijkheid om in de directe omgeving (beter geschikt) broedbiotoop te vinden. De huidige kwaliteit van het plangebied als foerageergebied voor zwarte specht en wespendief zal verminderen. Na uitvoering van de ingreep zal de tuin, op momenten dat deze niet door de bewoners wordt gebruikt, nog steeds als foerageergebied door beide vogelsoorten kunnen worden gebruikt. De bijdrage van het terrein aan de instandhoudingsdoelen is echter zeer beperkt vanwege het geringe oppervlak en de lage kwaliteit. Het effect van de ingreep (verplaatsen van de woning en de kap van bomen) heeft hierdoor een zeer klein (nagenoeg verwaarloosbaar) effect. Bovendien wordt het oude bouwvlak geamoveerd, zodat deze plek weer als foerageerplek beschikbaar komt. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen zijn niet aan de orde.
4.7
42
Cumulatieve effecten
De verwachte effecten zijn zeer klein tot verwaarloosbaar. Het is dan ook niet te verwachten dat op enige wijze een cumulatief effect aan de orde is.
4.8
Algemene instandhoudingsdoelen en kernopgaven Er zijn voor het plangebied geen negatieve effecten op de Veluwe in het licht van de algemene instandhoudingsdoelen te verwachten, noch op de realisatie van de kernopgaven.
43
5 Beschermde gebieden - EHS
5.1
Toetsingskader Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij beginsel': ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarde van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reele alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Indien geen reele alternatieven aanwezig zijn en er ook redenen van groot openbaar belang zijn, kunnen bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur alleen door de Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd, indien de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door compenserende maatregelen. Per saldo zal op planniveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. De natuurlijke kenmerken en kernkwaliteiten van de Veluwe zijn uitgebreid beschreven door Provincie Gelderland in het kader van de EHS (Provincie Gelderland, 2006). Gedeputeerde Staten van Provincie Gelderland beoordelen of een aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS als significant is te beschouwen. De provincie beschouwt een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten: 1.
Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die zijn aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
2.
Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen hetgehele bos- en natuurgebied van de Veluwe
3.
Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet.
4.
Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid). Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
5. 6. 7.
Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren. Een verandering van de grond- en oppervlaktewater-omstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en
45
oppervlaktewater situatie (verder) aantast. 8. 9.
Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).
Provincie Gelderland maakt op bovenstaande een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities.
label 5.1.
Effecten van het verplaatsen van de woning aan de Berkenlaan 8 te Epe op de provinciale toetsingscriteria voor de EHS zoals verwoord in Provincie Gelderland (2006).
Provinciaal toetsingscriterium Gelderse EHS 1
Minimaal effect. Een klein deel van de bestaande natuurlijke begroeiing wordt verwijderd. Omdat sprake is van een verplaatsing van een gebouw, waarbij de oude bouwlocatie vrijkomtvoor natuur, treedtgeen areaalverlies van de EHS op.
2
Geen effect. Uitwisselingsmogelijkheden worden niet meer belemmerd ten opzichte van de huidige situatie. De ingreep kan leiden tot (tijdelijk) verlies van vaste verblijf- en rustplaatsen van hazelworm, boommarter, eekhoorn en vleermuizen. Het verlies is tijdelijk omdat het oude bouwvlak wordt geamoveerd, waardoor ruimte voor nieuwe verblijfplaatsen ontstaat. Op het niveau van de EHS zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten.
3
4
Geen effect. Het bosrijke karakter blijft gehandhaafd.
5
Geen effect. De grootschalige en robuuste natuur ondervindt geen hinder van de ingreep. Geen effect. Er zijn geen HEN-wateren binnen of in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig.
6
46
Effect als gevolg van de ingreep
7
Geen effect. Er is geen waardevolle natte natuur binnen of in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig.
8
Geen effect. Erzijn geen stiltebeleidsgebieden binnen het plangebied aanwezig.
9
Geen effect. Erzijn geen stiltegebieden binnen het plangebied aanwezig.
5.2
Kernkwaliteiten Veluwe Ten aanzien van eventuele aantasting van de kernkwaliteiten van de Veluwe is de Provincie helder. In de streekplanuitwerking staat: 'Gedeputeerde Staten beschouwen een aantasting niet zonder meer als significant wanneer onderstaande kernkwaliteit voor de gehele EHS of de regiospecifieke kernkwaliteiten in het geding zijn. Gedeputeerde Staten zullen de significantie van deze aantastingen van geval tot geval beoordelen. Bij de beoordeling zullen Gedeputeerde Staten de wijze waarop aan mitigatie invulling is gegeven nadrukkelijk meewegen.' Kernkwaliteiten op de Veluwe: 1.
2.
3.
Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna. De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren binnen de hele Veluwe. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe. De verbinding van de Veluwe met de Usselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via verbindingszones en in de toekomst poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse-, Beekberger-, Soerense-, Haviker, Renkumse-, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze verbindingszones en poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
4.
De landschapppelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense Beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden, en kruidenrijke akkers en bossen.
5.
De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
6.
De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving. De eeuwenoude bosstandplaatsen met waardevol bos en ondergroei en de aanwezigheid van oorspronkelijke inheemse soorten bomen en struiken.
7.
47
label 5.2.
Effecten van het verplaatsen van de woning aan de Berkenlaan 8 te Epe op de kernkwaliteiten voor de Veluwe zoals verwoord in Provincie Gelderland (2006).
Kernkwaliteit
Effect als gevolg van de ingreep.
Veluwe 1 2 3 4 5 6 7
5.3
Geen effect. Geen effect. Uitwisselingsmogelijkheden worden niet meer belemmerd ten opzichte van de huidige situatie. Geen effect. Uitwisselingsmogelijkheden worden niet meer belemmerd ten opzichte van de huidige situatie. Geen effect. De locatie ligt niet in de nabijheid van de Hierdense beek. Geen effect. Geen effect. Erzijn geen waardevolle beken of sprengen binnen of in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig. Geen effect. De ingreep omvat geen oppervlakte uitbreidingen, noch kap van waardvolle eeuwenoude bosstandplaatsen.
Natuurdoeltypen Om voldoende natuurkwaliteit te garanderen heeft de provincie zowel binnen als buiten de EHS aangegeven welke natuur ze waar nastreeft in de vorm van de zogenoemde natuurdoeltypen. Bij natuurdoeltypen gaat het om een samenhangend geheel van planten en dieren die horen bij de omstandigheden van een bepaald gebied. Binnen de EHS is aan de hand van natuurdoeltypen de specifieke natuurdoelstelling van bestaande en te ontwikkelen bossen, natuurgebieden en cultuurlandschappen met natuurwaarden aangegeven. Op het plangebied en omgeving is geen natuurdoeltype van toepassing en wordt hier verder niet op ingegaan.
48
6 Boswet 6.1
Beoordelingskader Het doel van de Boswet (1961) is de instandhouding van het Nederlandse bos. ledereen die in bomen of bos wil gaan kappen, die onder de boswet vallen moet dit van te voren melden. Het gekapte bos moet vervolgens opnieuw worden ingeplant of op een andere plek worden gecompenseerd. Aan deze compensatie zijn een aantal voorwaarden verbonden. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verleent ontheffingen en uitstel in het kader van de Boswet, De provincie Gelderland doet alle uitvoerings- en handhavingstaken en adviseert het ministerie. Toezichthouders van de provincie Gelderland houden toezicht op de naleving van de wet. Hoe de provincie Gelderland omgaat met de uitvoering van de wet staat beschreven in de beleidslijn 'De Boswet in Gelderland' (provincie Gelderland, 2001). De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. Er zijn een reeks van uitzonderingen waarbij bomen niet onder de boswet vallen. De belangrijkste zijn: Houtopstanden binnen de bebouwde kom: Hier geldt de gemeentelijke kapverordening. In sommige gevallen is de Boswet wel binnen de bebouwde kom van toepassing. Erven en tuinen Wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen. Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg. Vruchtbomen en windschermen om boomgaarden. Fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaren, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen. Kweekgoed. Ook kan het zijn dat veiling op terreinen waar dit noodzakelijk is in het kader van een goedgekeurd bestemmingsplan en zelfstandige bosjes met een oppervlakte kleiner dan 10 are of in het geval van rijbeplanting van in totaal niet meer dan 20 bomen de Boswet niet van toepassing is of dat er geen meldings- en compensatieplicht is. Als bos moet wijken voor bouwwerken (huizen, wegen, parkeerplaatsen et cetera) die zijn goedgekeurd in een bestemmingsplan dan hoeft daarvoor geen kapmelding te worden gedaan. Dat geldt nadrukkelijk alleen voor de grond die nodig is om het bouwwerk te realiseren. Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet
49
worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Compensatie Natuur en Bos' (Provincie Gelderland, 1998) in werking. Voor bos binnen de Ecologische Hoofdstructuur dient bovendien het beieid volgens de Streekplanherziening 'Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur' (Provincie Gelderland, 2009b) te worden gevolgd. Hier zal alleen worden beoordeeld of het te kappen bos compensatieplichtig is, ofwel zijn de uitzonderingsregels al dan niet van toepassing op onderhavig project.
6.2
Beoordeling De ingreep (de bouw van de nieuwe woning) leidt tot een aantasting van ca. 5 are EHS. Het betreft een functieverandering van bos naar bebouwing. In totaal worden hiervoor enkele jonge fruitbomen en 30 grote oude naaldbomen gekapt. Volgens het compensatiebeginsel dat de provincie voor ingrepen binnen de EHS (bos en natuur) hanteert dient dit te worden gecompenseerd, Daar komt bij dat de nieuwe woning grotendeels buiten de bestaande bouwkavel komt te liggen (zie figuur 1.2). Er is dus sprake van een bestemmingswijziging1. In dat geval is niet de Boswet, maar de richtlijn 'Compensatie Natuur en Bos' (Provincie Gelderland, 1998) van toepassing (zie bijlage 3). Omdat het perceel binnen de Ecologische Hoofdstructuur ligt is hierop aanvullende de Streekplanherziening 'Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur' (Provincie Gelderland, 2009b) van toepassing. Tevens ligt het perceel binnen een Vogel- en Habitatrichtlijngebied (VHR-gebied). Als meerdere richt- of beleidslijnen van toepassing zijn, geldt hetzwaarste compensatieregime. De bestemmingswijziging en de verplichting tot compensatie heeft uitsluitend betrekking op het oppervlak van de nieuwe woning dat buiten de bouwkavel valt Alleen dit deel heeft de functie bos. Alles binnen de huidige bouwkavel heeft de functie bewoning, inclusief tuin en erf. Die functie verandert niet voor het deel van de woning dat binnen de bouwkavel valt. In de richtlijn 'Compensatie Natuur en Bos' staat aangegeven dat in gevai van compensatie een kwantitatieve compensatie de eerste keus is. Hiervoor dient aansluitend op een bestaande bos- of natuurkern te worden gecompenseerd, binnen dezelfde of een aangrenzende gemeente. In uitzonderingsgevallen is ook een financiele compensatie mogelijk. In VHR-gebieden is financiele compensatie niet mogelijk (Provincie Gelderland, 2009b). Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen alleen worden goedgekeurd als - naast het ontbreken van reele alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang - aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende
1
Het verplaatsen van de woning naar een locatie net buiten de bestaande bouwkavel is reeds door de gemeente goedgekeurd.
50
maatregelen. Compensatie van de resterende schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen. De verplaatsing van de woning leidt echter niet tot een significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden (zie hoofdstuk 5), Compensatie volgens de Richtlijn Compensatie Natuur- en Bos geldt nog wel. Voor de fysieke compensatie wordt een opslag gehanteerd, bovenop de verplichte 100% compensatie. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de ontwikkeltijd van het bos en is in de Streekplanherziening Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur (Provincie Gelderland, 2009b) voor gebieden binnen de EHS vastgesteld op: 33% voor makkelijk vervangbaar bos, ontwikkeltijd tot 25 jaar; 66% voor moeilijk vervangbaar, ontwikkeltijd meer dan 25 jaar. Per saldo zal op plan niveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Onttrekking dient te worden gecompenseerd op een locatie die in beeld komt in provinciale of lokale groenplannen, zoals het gebiedsplan natuur en landschap of een landschapsontwikkelingsplan. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het vastleggen van het natuur- en/of bosverlies en de natuur- en/ of boscompensatie in bestemmingsplannen en privaatrechtelijke overeenkomsten. Gemeenten dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan met natuur of bosverlies gelijktijdig de natuur- en boscompensatie te hebben geregeld. Dit kan in hetzelfde of een ander gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan plaatsvinden. De provincie heeft goedkeuringscriteria opgesteld waaraan zij bestemmingsplanwijzigingen toetst. Het gaat om de volgende voorwaarden: - Natuurgebieden en bos zijn als zodanig bestemd. - Alleen als er sprake is van een aan de specifieke locatie gebonden ontwikkeling waarvoor geen alternatieve locaties aanwezig zijn, kan natuur of bos plaatsmaken voor ander ruimtegebruik; er dient een duidelijke omschrijving van de redenen waarom hier sprake van is, gegeven te worden. -
Fysieke compensatie 1. Planologische compensatie wordt niet opgevat als zijnde natuur- of boscompensatie. Het is dus niet mogelijk om een bestaand bos met een andere bestemming (bijvoorbeeld camping) te bestemmen tot bos, indien bekend is dat de geldende bestemming niet gerealiseerd wordt. 2. Tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan ten gevolge waarvan natuur of bos verdwijnt, wordt het nieuw aan te leggen natuurgebied en/of bosgebied als zodanig bestemd; dit kan zowel in hetzelfde bestemmingsplan als in een apart, maar wel gelijktijdig ingediend bestemmingsplan. 3. Op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, is duidelijk dat verdwijnende natuur- en/of boswaarden 100% worden gecompenseerd. Indien compensatie nog moet plaatsvinden, is een privaatrechtelijke overeenkomst nodig waarin de initiatiefnemer zich verplicht tot daadwerkelijke aanplant.
51
4. Afhankelijk van de kwaliteit van het verloren gegane natuurgebied of bos wordt 33 of 66% extra fysieke compensatie toegepast als het natuurgebied of bos binnen de EHS ligt. Te ondememen stappen 1) Het team EHS van de provincie Gelderland wordt gevraagd of verschuiving van de bouwkavel binnen de EHS mogelijk is. 2) Zo ja, dan dient het exacte oppervlak van het te compenseren bos te worden bepaald. 3) Dit oppervlak wordt vermenigvuldigd met de factor 1,66, omdat de ontwikkeltijd van het bos meer dan 25 jaar is. 4) Er moet een compensatieplan worden gemaakt. Daarin staat aangegeven welk deel van het te compenseren oppervlak binnen het perceel Berkenlaan 8 wordt gecompenseerd. Er kan bijvoorbeeld gecompenseerd worden op de plek waar de huidige woning staat. Deze plek wordt geamoveerd. Als hier voor wordt gekozen dient ook hiervoor een bestemmingswijzing te worden aangevraagd, omdat deze locatie nu de bestemming bewoning heeft, in plaats van bos. Als dit niet mogelijk is, of er is onvoldoende ruimte voor het totale oppervlak dat gecompenseerd moet worden, dient in het compensatieplan te staan waar de (rest van de) compensatie wordt uitgevoerd 5) Het compensatieplan wordt aan de gemeente voorgelegd. Het is aan te bevelen om een plan op te stellen waarin zowel de compensatie voor het te kappen bos is opgenomen als de mitigerende maatregelen inzake de Flora- en faunaweten de Natuurbeschermingswet (zie hoofdstuk 7). Voorbeeldberekening Het huidige bouwvlak, zoals door de gemeente Epe verstrekt, bedraagt 35 bij 50 m = 1750 m2. De nieuwe bouwvlek is aanzienlijk kleiner, namelijk 17 bij 65 m = 1105 m2. De overlap tussen beide is ca. 840 m2. De huidige bebouwing wordt later afgebroken en de vrijgekomen bouwvlek wordt geamoveerd. Dit betekent dat: 1) 2)
1750 - 840 = 910 m2 de nieuwe bestemming bos krijgten 1105 - 840 = 265 m2 de nieuwe bestemming bewoning krijgt.
De 265 m2 moet met 166% worden gecompenseerd. Dat is 440 m2. Dat past ruim binnen de 910 m2 die de nieuwe bestemming bos krijgt. Compensatie zou volgens deze grove berekening (de oppervlaktes moeten in het veld nog nauwkeurig worden opgemeten) binnen het perceel kunnen plaatsvinden.
52
7 Conclusies en aanbevelingen De conclusies zijn opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen.
7.1 7.1.1
Flora- en faunawet: conclusies ten aanzien van ontheffingsaanvraag Voorkomen (strikt) beschermde soorten •
Bij de uitvoering van de werkzaamheden (met name betreding met voertuigen) zal rekening moeten worden gehouden met de beschermde plantensoorten brede wespenorchis, gevlekte orchis en dennenorchis. Andere beschermde planten zijn niet aangetroffen of worden niet verwacht.
•
Bij de uitvoering van de werkzaamheden (sloop en nieuwbouw woning, kappen bomen, betreding met voertuigen) zal rekening moeten worden gehouden met de beschermde diersoorten hazelworm, eekhoorn, boommarter, wild zwijn, edelhert en vleermuizen. Andere strikt beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Bij het verwijderen van de beplanting (kap bomen, heesters bij het te slopen huis) moet rekening worden gehouden met het broedseizoen. In de beplanting zijn algemene broedvogels aangetroffen. In een boom bij hette slopen huis is ook een oud nest van een vogelsoort aangetroffen wiens nesten het gehele jaar door beschermd zijn.
•
•
Verspreid over het terrein zijn verblijf- en rustplaatsen van algemene soorten amfibieen en zoogdieren aangetroffen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud. Wei geldt te alien tijde de Zorgplicht, wat betekent dat ze niet onnodig verstoord of gedood mogen worden.
•
Als gevolg van de ingreep wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen beschermde soorten.
Ontheffing Flora- en faunawet In de onderstaande tabel zijn de zeker of mogelijk in het plangebied voorkomende (strikt) beschermde soorten opgenomen. Aangegeven is of en zo ja welke verbodsbepalingen worden overtreden en of een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aan de orde is. Hierbij is er van uitgegaan dat de maatregelen zoals verwoord in de volgende paragraaf worden uitgevoerd.
53
Tabel 7.1
7.1.2
Beschermde soorten in net plangebied, overtredingen Flora- en faunawet
Soort
Voorkomen
Verbodsbepaling
Ontheffing nodig?
brede wespenorchis
zeker
artikel 8
nee
gevlekte orchis
mogelijk
artikel 8
dennenorchis
mogelijk
artikel 8
hazelworm
mogelijk
artikel 11
boommarter wild zwijn eekhoorn edelhert vleermuizen (meerdere soorten) sperwer
zeker zeker mogelijk mogelijk mogelijk
artikel 11 geen artikel 11 geen artikel 11
Ja, als planten verplaatst moeten worden: artikel 13 Ja, als planten verplaatst moeten worden: artikel 13 Ja, als dieren verplaatst moeten worden: artikel 13 nee nee nee nee nee
mogelijk
artikel 11
nee
Mitigatie Flora Voor de start van de werkzaamheden moeten de groeiplekken van de gevlekte orchis en dennenorchis in kaart worden gebracht. Deze plekken moeten bij de uitvoering van de werkzaamheden worden gemeden. Is dit niet mogelijk, dan moeten de planten verplaatst worden naar een minder kwetsbare plek binnen het perceel. Hiervoor is ontheffing nodig inzake artikel 13 van de Flora- en faunawet. Vanwege de Zorgplicht dient ook het beschadigen van (de standplaatsen van) de brede wespenorchis en Rode lijstsoorten zoals de Bosdroogbloem voorkomen te worden. Is dit niet mogelijk, dan hoeft geen ontheffing inzake de Flora- en faunawet te. worden aangevraagd. Voor de brede wespenorchis geldt een vrijstelling en de Rode lijstsoort Bosdroogbloem geniet geen bescherming conform de Flora- en faunawet. Amfibieen Er zijn geen strikt beschermde amfibiesoorten aangetroffen. Wei geldt de Zorgplicht voor de aangetroffen gewone pad, een soort van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Schade aan deze soort kan worden voorkomen door in het najaar, voorafgaand aan de werkzaamheden, op en rond de bouwlocatie de vegetatie te verwijderen of zeer kort te snoeien en/of maaien. Deze locatie wordt daardoor onaantrekkelijk voor padden om te rusten en om de winter door te brengen. Andere plekken waar padden kunnen schuilen moeten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden gemeden. Hazelworm Maatregelen ten aanzien van de hazelworm zijn: 1. Voorafgaand aan de werkzaamheden zogenaamde 'plaatjes' uitleggen binnen het werkgebied. Deze regelmatig controleren en bij aantreffen van hazelworm (of
54
amfibieen, zoals de gewone pad) deze verplaatsen naar geschikt biotoop op korte afstand, 2. Vervolgens de sloop- en bouwplaatsen voorzichtig van vegetatie ontdoen, bij aantreffen hazelworm (of amfibieen) deze verplaatsen, zie bij punt 1. 3. Het werkterrein uitrasteren met behulp van een amfibieenscherm, zodat (de verplaatste) hazelwormen hetterrein nietkunnen binnentrekken. Eekhoorn Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden de bomen die gekapt gaan worden controleren op eventuele eekhoornnesten (bolvormige nesten gemaakt van twijgen, meestal tegen de stam in de vork van hoge zijtakken). Indien deze aanwezig zijn, zijn aanvullende maatregelen en mogelijk ook een ontheffing noodzakelijk. Boommarter Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden de konijnenholen op de locatie van de nieuwbouw controleren op eventuele bewoning door boommarters. Indien deze aanwezig zijn, zijn aanvullende maatregelen en mogelijk ook een ontheffing noodzakelijk. Het verwijderen van de vegetatie, zoals aanbevolen voor gewone pad en hazelworm zal de locatie metde konijnenholen ook voor boommarters minder aantrekkelijk maken, waardoor de kans datzij hiertijdens de bouw gebruik van maken zeer klein is. Wild zwijn en edelhert Geen mitigerende maatregelen noodzakelijk. Beide soorten gebruiken het terrein slechts incidenteel om te foerageren of te rusten. De verstoring tijdens de werkzaamheden is niet meer dan nu al het geval is. Vleermuizen Voorafgaand aan de werkzaamheden controleren of het te slopen huis en de te kappen bomen in gebruik zijn bij vleermuizen. Sloop en kap kan dan pas worden uitgevoerd als deze objecten niet meer in gebruik zijn; meestal de winterperiode (november - maart), maar soms al eerder. Tevens zorgen voor nieuwe rust- en verblijfplaatsen. Bijvoorbeeld door voorzieningen in het nieuwe huis op te nemen en in het terrein vleermuiskasten op te hangen. Tevens kan er in de nieuwe situatie voor worden gezorgd dat de lichtverstoring laag is, bijvoorbeeld door tuinverlichting te voorzien van kappen, waardoor het licht niet naar boven schijnt. Sperwer Het nest in de Douglasspar naast het te slopen huis is de afgelopen drie jaar niet gebruikt. In principe mag de boom gekapt worden, maar als het voor de uitvoering van de werkzaamheden niet noodzakelijk is, dan laten staan. Algemene soorten broedvogels Uitvoeren van de kapwerkzaamheden en verwijderen ondergroei in de periode
55
September - februari, indien niet kan worden uitgesloten dat broedende vogels aanwezigzijn.
7.2
Natura 2000: conclusies ten aanzien van vergunningsaanvraag Hieronder worden de conclusies ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van de Veluwe getrokken. Daarbij is rekening gehouden met het nemen van mitigerende maatregelen (§ 7.4).
7.2.1
Voorkomen habitattypen en soorten •
In het plangebied zijn geen beschermde habitattypen aangetroffen.
•
Nabij het plangebied zijn de volgende beschermde soorten aangetroffen: vliegend hert, zwarte specht en wespendief
7.2.2
Effecten op habitattypen De sloop en nieuwbouw van een woning aan de Berkenlaan 8 te Epe hebben geen effect op kemopgaven en instandhoudingsdoelen ten aanzien van habitattypen.
7.2.3
Effecten op soorten van Bijlage II De sloop en nieuwbouw van een woning aan de Berkenlaan 8 te Epe hebben geen effect op de kemopgaven en de instandhoudingsdoelen van soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn. Met betrekking tot het vliegend hert, welke in de nabijheid van het plangebied is aangetroffen, gelden specifiek de volgende conclusies: 1. Er vindt geen negatief effect plaats op de populatieomvang van vliegend hert. 2. Er is geen sprake van verlies aan voortplantingsgelegenheid. 3. Er is geen effect op de instandhoudingsdoelen voor deze soort op de Veluwe. Soort
Vliegend hert
7.2.4
Effect op omvang leefgebied Geen
Effect op kwaliteit leefgebied Geen
Effect op populatieomvang Geen
Is er kans op een significant effect? Nee
Effecten op broedvogels De sloop en nieuwbouw van een woning hebben een zeer klein effect op wespendief en zwarte specht, en is als verwaarloosbaar te beschouwen ten aanzien van de instandhoudingsdoelen zoals de kwaliteit van het leefgebied en het behoud van de omvang van het leefgebied en de populatie. Voor wespendief geldt een instandhoudingsdoel van 150 paar waarbij de huidige
56
stand beneden dit doel ligt (geschatte bovengrens 90 paar, Sierdsema et a/. 2008). De voorgenomen orttwikkeling van het perceel zal leiden tot een beperkte kwaliteitsafname van 0,02% foerageergebied van lage kwaliteit binnen een territorium. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein als broedgebied in gebruik is of is geweest. In de omgeving zijn voldoende alternatieve broedlocaties voorhanden. Het oppervlakteverlies aan potentieel broedbiotoop ten opzichte van de totale oppervlakte leefgebied van de wespendief op de Veluwe is dermate klein dat dit niet tot meetbare negatieve effecten zal leiden. Hetzelfde geldt voor hetfoerageerbiotoop. Voor de zwarte specht geldt een instandhoudingsdoel van 430 paar voor de hele Veluwe. De voorgenomen ontwikkeling van het perceel zal leiden tot een beperkte kwaliteitsafname van 0,5-3% geschikt foerageergebied van een territorium. Aanbevolen wordt eventuele dode staande (eiken)bomen als foerageerlocatie te hand haven. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein als broedgebied in gebruik is of is geweest. Het oppervlakteverlies aan potentieel broedbiotoop van lage kwaliteit (door het ontbreken van beuken) ten opzichte van de totale oppervlakte leefgebied van de zwarte specht op de Veluwe is dermate klein dat dit niet tot meetbare negatieve effecten zal leiden. Hetzelfde geldt voor het foerageerbiotoop. Het uitvoeren van mitigerende maatregelen voor beide soorten zal eventuele extra verstoring in de aanlegfase minimaliseren. Conclusies: 1. Er vindt geen effect plaats op de populatieomvang van wespendief en zwarte specht. 2. De kwaliteit van het perceel als foerageergebied neemt beperkt af. De kwaliteit als broedbiotoop is al marginaal voor beide soorten en zal nauwelijks slechter of beter worden. De effecten zijn strikt lokaal (geen uitstraling) en het betreft een zeer klein oppervlak ten opzichte van het leefgebied van een broedpaar zwarte specht of wespendief. Ten opzichte van de hele Veluwe (91.200 ha) en ten opzichte van de territoriagrootte van beide soorten (50 en 315 ha voor zwarte specht en 8000 ha voor wespendief), is de onderhavige oppervlakte (circa 1,42 ha) feitelijk verwaarloosbaar. 3. Er zijn geen effecten op de instandhoudingdoelen van beide soorten op de Veluwe. In onderstaande tabel worden de effecten weergegeven op de soorten broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen.
57
Soort
Effect op omvang leefgebied
Effect op kwaliteit leefgebied
Effect op populatieomvang
Is er kans op een significant effect?
Wespendief
Veriies van zeer beperkt oppervlak potentieel, maar marginaal broedgebied; verminderde geschiktheid als foerageergebied
Geen
Nee
Zwarte specht
Veriies van zeer beperkt oppervlak potentieel, maar marginaal broedgebied; verminderde geschiktheid als foerageergebied Ceen
Beperkte afname kwaliteit in een zeer klein deel van het totale foerageergebied. Beperkte afname kwaliteit in een zeer klein deel van het totale foerageergebied. Geen
Geen
Nee
Geen
Geen
Overige broedvogels
7.2.5
Algemene instandhoudingsdoelen en kemopgaven Er zijn voor dit perceel geen negatieve effecten op de Veluwe in het licht van de algemene instandhoudingsdoelen te verwachten, noch op de realisatie van de kemopgaven.
7.2.6
Cumulatieve effecten De verwachte effecten voor zwarte specht en wespendief zijn zeer klein tot verwaarloosbaar. Het is dan ook niet te verwachten dat op enige wijze een cumulatief effect aan de orde is. Voor andere soorten en habitats zijn geen effecten te verwachten, cumulatieve effecten zijn derhalve uitgesloten.
7.2.7
AAitigatie Ten aanzien van de sloop en nieuwbouw aan de Berkenlaan 8 te Epe worden de volgende mitigerende maatregelen aangeraden ten aanzien van het vliegend hert: Laten staan van de oude loofbomen (eiken). Ten aanzien van wespendief en zwarte specht worden de volgende mitigerende maatregelen aangeraden: . Behoud dode staande (eiken)bomen (voor zwarte specht) Ten aanzien van soorten broedvogels in het algemeen worden de volgende mitigerende maatregelen aangeraden. Uitvoeren van de kapwerkzaamheden en verwijderen ondergroei in de periode September - februari, indien niet kan worden uitgesloten dat broedende vogels aanwezig zijn.
58
Behoud bomen met spechtenholten. In de bovenstaande conclusies ten aanzien van de effecten is er van uit gegaan dat deze maatregelen worden genomen. 7.2.8
Nader onderzoek Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht,
7.2.9
Vergunning Er zijn zeer kleine effecten te verwachten van de sloop en nieuwbouw aan de Berkenlaan 8 te Epe, maar er worden geen effecten op de populatieomvang van vliegend hert, zwarte specht en wespendief verwacht. De effecten zijn als beperkt en zeer plaatselijk te beschouwen. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen zijn uitgesloten. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 kan desondanks nodig zijn, conform het stroomschema uit de Algemene Handreiking (LNV, 2005), zie afbeelding 6 . 1 . N.B. De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt bij het bevoegd gezag. De conclusie van Bureau Waardenburg heeft geen rechtskracht.
7.3
Conclusies Ecologische Hoofdstructuur en Boswet •
De ingreep aan de Berkenlaan 8 te Epe tast de wezenlijke kenmerken, kwaliteiten en waarden van het EHS-gebied de Veluwe niet aan. Effecten zijn als zodanig dan ook niet als significant te beoordelen.
•
De ingreep vindt plaats binnen EHS-gebied. Volgens de richtlijn Compensatie Natuur en Bos van de province Gelderland dient het oppervlaktebeslag op EHSgebied gecompenseerd te worden.
•
De ingreep betreft tevens een wijziging van de bestemming (van bos naar bebouwing). Ook hiervoor dient de richtlijn Compensatie Natuur en Bos van de provincie Gelderland te worden gevolgd.
•
De ingreep vindt plaats in Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Daardoor is geen financiele compensatie mogelijk.
•
Bij de Vaststelling van de kwantitatieve compensatieopgave dient een opslag van 66% te worden gehanteerd, omdat de ontwikkeltijd van het bos meer dan 25 jaar is.
Vergunning De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt bij het bevoegd gezag. Naar verwachting treden geen negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS op.
59
De meldings- en herplantplicht van de Boswet wordt niet van toepassing geacht omdat deze in dit geval wordt vervangen door de richtlijn Compensatie Natuur en Bos van de Provincie Gelderland. Er is sprake van een bestemmingsplanwijziging.
Project of handeling Is er een kans op een negarief effect?
Nee. zeker geen negatlef eft-jet
I'.i? hoifitauk 4
significant
Wei een moyelljk !ie-j.3tiet etfect. maar zeter geen ii gmfkant negatief efre.t
KfiHS cp *en iwrtticant negattet ertect
Geen vrigunmnq op iji or-J .suds NB .vet nodig
Is er een kans op een verslechtering of verstoring?
Onj£(Ti'c»dtdtof£ «eisl«Mennqof vsrstonng
Geen of jjnvaaidbar* v-r£tectlt=nr><j ofvertfonna
/s er een kans op een significant negatief effect?
•A'*! *«n n?g?nef effKt msji I9k*i geen winifiont ntMstief effeit
Kans op ten fignihum nW3ti-?f effect
Ne« ;et*ig«n ne-jstief effect
Touts aoixic ADC-cntena. alteinatitv'ii, (in-macndr- reden, (omfwf.satK'
A i t ' «.•!»'.«" •••;'•
'.'tig in rung
Figuur7.1
60
leiouiining veik-end lorcdei vooischnften of bep*ikinger>i
'.ei gunmnij c;w. i g e ' d
VofAs'"wtf»
Veigi;nnmo verteend 'ofiJiri voonchntten of bcpeidingeiii
Stroomschema Vergunningverlening Natuurbeschermingswet 1998. Bron: Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (LNV, 2005)
7.4
Aanbevelingen Mitigatie Aanbevolen wordt om in het nog op te stellen projectplan van de herinrichting van het perceel vast te leggen hoe de in dit onderzoek genoemde mitigerende maatregelen zullen worden uitgevoerd. Daarmee is duidelijk dat deze een integraal onderdeel van het project vormen. Vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet Aanbevolen wordt om de resultaten van dit onderzoek aan het bevoegd gezag voorte leggen. Het bevoegd gezag kan dan schriftelijk of in een vooroverleg aangeven of het zich in de bevindingen kan vinden. Op deze wijze kan zekerheid worden verkregen of verschuiving van de bouwkavel mogelijk is en of voor de ingreep een vergunningplicht geldt. Indien verschuiving van de bouwkavel is toegestaan moet een verzoek tot bestemmingswijziging worden ingediend. Dit verzoek moet vergezeld gaan van een compensatie- en mitigatieplan. Aanbevolen wordt om een integraal plan voor de mitigatie en compensatie inzake de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de EHS en de Boswet op te stellen.
61
8 Literatuur Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff (De Vlinderstichting), 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidotera: Hesperioidea, Papilionidea). - Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Bijlsma R.G. 1998. Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels. Schuyt & Co. Haarlem. Bijlsma, R.G., 2009. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2008. DeTakkeling 17 (1), 2009. Creemers, R.C.M. & JJ.C.W. van Delft (RAVON, red.), 2009. De amfibieen en reptielen van Nederland - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey- Nederland, Leiden. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 08-173. Bureau Waardenburg, Culemborg. Lensink R. & Vogelwerkgroep Arnhem 1993. Vogels in het Hart van Gelderland. Avifauna van Nederland dl.1. KNNV, Utrecht. LNV, 2006a. Doelendocument. LNV, 2006b. Gebiedendocument Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Provincie Gelderland, 2 0 0 1 . De Boswet in Gelderland. Handreiking aan boseigenaren en beheerders. Provincie Gelderland, 2006. Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur. Streekplanuitwerking, maart 2006. Provincie Gelderland, 2009. Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie). Provincie Gelderland, 2009b. Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur. Streekplanherziening juli 2009. Schoppers J., H. Sierdsema, C. de Vaan & P. Verburg (red). 2008. Vogels van de Veluwezoom; 25 jaar onderzoek aan vogels in hun leefgebied. VWG Arnhem eo., Arnhem. Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen. 2008. Factsheets van broedvogels in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14. SOVON, Beek-Ubbergen. Smit, J.T., 2004. Inhaalslag verspreidingsonderzoek vliegend hert Lucanus cervus, EIS. Rapportnr. EIS2004-22. SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Van Manen W. & H. Sierdsema 2008. Ruimtegebruik van wespendieven in Gelderland; veldonderzoek en kennislacunes. Rapport 2008/06, SOVON Vogelonderzoek, Beek-Ubbergen
63
Bijlage 1
1.1
Wettelijk kader
Inleiding In deze bijlage wordt in het kort beschreven wat de wettelijke kaders zijn voor opstellen van ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen. In de natuurbeschermingswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (§ 1.2 van deze bijlage), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (§ 1.3). Deze wetten vormen de Nederlandse invullingen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Ook wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten (§ 1.4) en de Ecologische Hoofdstructuur (§ 1.5) bij ecologische toetsingen.
1.2
Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te alien tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving, voor iedereen en in alle gevallen. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij' principe. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn (zie kader). Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8:
Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten.
Artikel 9:
Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde dieren.
Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde dieren. Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren.
Artikel 75 bepaalt dat vrijstellingen en ontheffingen van deze verbodsbepalingen kunnen worden verleend. Het toetsingskader hiervoor is vastgelegd in het Vrijstellingenbesluit. Er gelden verschillende regels voor verschillende categorieen werkzaamheden. Er zijn vier beschermingsregimes corresponderend met vier groepen beschermde
65
soorten (tabellen 1 t/m 3 en vogels). Tabel 1. De algemene beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is Clichte toetsing'). Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing. Tabel 3. De strikt beschermde soorten Dit zijn de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit of in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Uit recente jurisprudentie blijkt dat de regels voor de Habitatrichtlijnsoorten nog strikter zijn2 Voor bestendig gebruik en beheer geldt voor de soorten van Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing (zie onder). Voor de soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt hetzelfde regime, met een grote beperking. Ontheffing of vrijstelling kan niet worden verleend voor ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en gebruik, tenzij er (tevens) sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, of in het belang van het milieu, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van wilde flora en fauna. Voor deze groep soorten kan overigens geen vrijstellingen worden verleend voor artikel 10 (verontrusting). Vogels. Alle inheemse vogels Alle inheemse vogels zijn strikt beschermd. Ontheffing of vrijstelling kan alleen worden verkregen op grond van openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van flora en fauna. De Vogelrichtlijn noemt zelfs geen dwingende redenen van groot openbaar belang als grond 3 . Dat betekent dat in beginsel alle activiteiten die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Het ministerie heeft een lijst gemaakt van soorten die hun nest doorgaans het hele jaar door of telkens opnieuw gebruiken. Deze nesten zijn jaarrond beschermd4. De uitgebreide toetsing houdt in dat ontheffing alleen kan worden verleend als: 1. Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van 2
Zie uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 januari 2009 zaaknr. 200802863/1 en 13 mei 2009 nr. 200802624/1), en Rechtbank Arnhem, 27 oktober 2009 zaaknr. AWB 07/1013. Zie tevens de brief van het ministerie van LNV d.d. 26 augustus 2009 onder kenmerk ffw2009.corr.046 en de Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. 3 Zie de vorige voetnoot. 4 Zie de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingrepen, ministerie van LNV, augustus 2009.
66
2.
de soort; Er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
3.
Er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang (zoals ruimtelijke ontwikkeling en inrichting); 4. Er zorgvuldig wordt gehandeld. Zorgvuldig handelen betekent het actief optreden om alle mogelijke schade aan een soort te voorkomen, zodanig dat geen wezenlijke negatieve invloed op de relevante populatie van de soort optreedt. In veel gevallen kan voorkomen worden dat een ontheffing nodig is, als mitigerende maatregelen er voor zorgen dat de functionele leefomgeving van dieren in tact blijft. Vooral voor soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vogels is dit cruciaal (omdateralleen ontheffing kan worden verkregen nazwaretoetsing).
1.3
Natuurbeschermingswet 199856 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en. instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. Aanwijzing van gebieden De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingsdoelstellingen staan verwoord (zie www.minlnv.nl). In de " o u d e " aanwijzingsbesluiten van Staats- en Beschermde natuurmonumenten worden de natuurwetenschappelijke waarde en het natuurschoon als grond voor de bescherming aangevoerd. Deze meer abstracte waarden blijven van kracht in de nieuwe Natura 2000-gebieden, voor zover zij voormalige Staats- of Beschermde natuurmonumenten omvatten. Deze waarden dienen bij toetsingen nader te worden geconcretiseerd. Natura
2000-gebieden
Voor Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Voor een groot aantal gebieden is een beheerplan in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Voor het uitvoeren van projecten en handelingen, die negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, is een vergunning nodig. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de
5
Hierbij is in belangrijke mate gebruik gemaakt van de brochure 'Algemene handreiking natuurbeschermingswet 1998' (LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag.) Op 1 februari 2009 is een wetswijziging van kracht geworden. De strekking daarvan is in deze paragraaf verwerkt.
6
67
instandhoudingsdoelen, habitattypen of leefgebied van soorten verslechterd of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig. Bij een besluit om een plan (bijvoorbeeld bestemmingsplan, streekplan, waterhuishoudingsplan) vast te stelien, moet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en met het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door 'externe werking' kunnen optreden. Habitattoets Een vergunning kan pas worden afgegeven nadat een 'habitattoets 7 ' het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. In de 'orientatiefase' - voorheen ook wel 'voortoets' genoemd - wordt onderzocht of een activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten ('cumulatieve effecten'). Indien de orientatiefase uitwijst dat er geen effecten zijn, zijn er vanuit de Nbwet geen verdere verplichtingen of beperkingen voor de uitvoering van de activiteit. Wel kan het verstandig zijn om met het bevoegd gezag in overleg te treden, om te bezien of men zich in de conclusies van het uitgevoerde onderzoek kan vinden. Als de verslechtering van habitattypen of het leefgebied van soorten niet-significant is en er geen significante verstoring optreedt, volgt een nadere toetsing (voorheenf 'verslechterings- en verstoringstoets'). In zo'n nadere toetsing worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensate, zie onder) worden verbonden. Als er een kans is op significante effecten volgt een 'passende beoordeling'. De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdend met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat er slechts beperkte effecten zijn, dan dient vergunning te worden aangevraagd, die wordt verleend indien de effecten aanvaardbaar worden geacht. Als er significante effecten zijn, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria: Erzijn geen geschikte Altematieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. 7
De termen habitattoets en orientatiefase staan niet in de wet. De passende beoordeling wel.
68
Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitat of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Beschermde natuurmonumenten Hettoetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is zeer vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enkele ondergeschikte punten af. Zorgplicht Artikel 191 legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.
1.4
Rodelijsten Rode lijsten zijn geen wettelijke instrumenten, maar zijn sturend voor beleid. Zij dienen om prioriteiten in middelen en maatregelen te kunnen bepalen. Bij het beoordelen van maatregelen en ingrepen kunnen de Rode lijsten echter wel een belangrijke rol spelen. Er zijn nu landelijke Rode lijsten vastgesteld voor paddestoelen, korstmossen, mossen, vaatplanten, platwormen, land- en zoetwaterweekdieren, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, libellen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vissen, amfibieen, reptielen, zoogdieren en vogels (LNV 2009). Een aantal provincies heeft aanvullende provinciale Rode lijsten opgesteld. Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed. Bij niet-beschermde soorten of soortgroepen kunnen op grond van de zorgplicht extra maatregelen worden gevergd. Bij een aantal soortgroepen gaat het echter om tientallen of honderden moeilijk vast te stellen soorten, waardoor de waarde voor praktische toepassingen vaak beperkt is.
1.5
Ecologische Hoofdstructuur De Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema Groene Ruimte (LNV 1993) 8
!
Zie tevens de Nota Ruimte, ministerie van VROM, 2004.
69
bevat de doelstellingen, de hoofdlijnen en de belangrijkste maatregelen van het nationaal ruimtelijk beleid voor onder meer natuur en landschap. Onderdeel hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. De Ecologische Hoofdstructuur wordt in provinciale streekplannen uitgewerkt. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-regime9. Nieuwe plannen, projeden of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reele altematieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, liefst in of nabij het aangetaste gebied. Ook financiele compensatie is mogelijk.
Literatuur LNV, 1993. Structuurschema Groene Ruimte: het landelijk gebied de moeite waard. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2009. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. LNV, 2005a. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005b. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag. Freriks, A.A. (red.), 2009. Wetteksten Natuurbeschermingsrecht. Versie 19 februari 2009. Berghauseii Pont, Amsterdam.
9
Zie de Spelregels EHS. Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Een gezamenlijke uitwerking van Rijk en provincies; mei 2007.
70
Bijlage 2 Veldformulier Quick Scan '
Veldformulier Quick scan A<\ /..••,....>-A Bureau Waardenburg bv
Projector: 10-100
Naam Epe
plangebied:
Berkenlaan
Datum: 8 m a a r t 2 0 1 0
M e d e w e r k e r : Dennis Wansink,
8,
=»£=«-«. Liesbeth Leusink
Het gehele terrein v l a k d e k k e n d doorlopen? JA Foto's g e m a a k t ?
JA
Begintijd: 13.30
Eindtijd: 17.00
Gebruikte instrumenten/werktuigen: n.v.t. G e s p r o k e n m e t ( o m w o n e n d e / b e h e e r d e r ) : ja
Beschrijving plangebied
ja
beschrijving relatie plangebied m e t o m g e v i n g gemaakt?
X
beschrijving openheid terrein, verstoring gemaakt? mogelijkheden weidevogels, watervogels, wintervogels?
X
beschrijving verschillende vegetaties g e m a a k t ? samenstelling, structuur, voedselrijkdom
X
nee
deels
nvt
Grotendeels V o e d s e l a r m naaldbos met Grove den, Douglasspar, Fijnspar in b o o m l a a g en veel Blauwe bosbes in k r u i d l a a g
beschrijving vleermuislandschapselementen gemaakt? aanwezigheid (doorlopende) lanen, vaarten, dijken, bosschages
X
beschrijving bos g e m a a k t ? ouderdom, soorten, structuur mogelijkheden holbewoners
X
beschrijving w a t e r t y p e g e m a a k t ? sloot, ven, breedte, kwel, bodemtype tijdelijkheid enz. beschrijving schuurtjes/gebouwtjes g e m a a k t ? ouderdom, opbouw, tbv soorten mogelijkheden dierlijke bewoning
opmerkingen Plangebied ligt in Natura-2000 gebied ' V e l u w e ' en in EHS v e e l n a a l d b o s op h e t terrein m e t een o p e n plek achter h e t huis, ligt aan z a n d w e g , w e i n i g v e r s t o r i n g
X
Geen water aanwezig.
in
plangebied
X
Land- en watervegetatie controle beschermde planten let ook op (onbeschermde) Rode lijstsoorten
1 beschermde soort vaatplant (Gevlekte orchis) is d o o r b e w o n e r in de z o m e r w a a r g e n o m e n
X
controle waardplanten van beschermde vlinders, libellen, kevers
X
Seizoen (winter) voor w a a r n e m i n g
niet
X
Geen water aanwezig
in
Bosuil is waargenomen
door
optimaal
Wateren controle zoetwatermosselen (bittervoorn broedkamers) controle ei(sno)eren van salamanders, kikkers, padden, vissen bemonstering amfibieen,vissen,waterkevers,libellenlarven met schepnet b e m o n s t e r i n g p l a t t e schijfhoren waterplanten uit sloten meenemen
plangebied
X X X
Gebouwen, erven, verharding controle u i l e n , matters, z w a l u w e n geschiktheid , nesten, mest enz.
X
X controle vleermuizen invliegopeningen, verblijfplaatsen, mest, aanwezigheid controle daken op broedende meeuwen, sterns, steltlopers, eventueei navragen bij lokale groepen. controle p l a a t m a t e r i a a l , t e g e l s , boomstammen omkeren voor amfibieen, reptielen en zoogdieren X controle muurplanten
X
bewoner
Schuin d a k
X
71
1
1
1
1
I
Sporen e.d. controle holen en legers X in grond, oever of onder waterlijn controle nesten X vogel, dwerg/hazelmuis eekhoorn, mierenhopen, broeihopen X controle boomholten vleermuizen, marters, uilen, andere holenbroeders controle pootafdrukken, krabsporen X haren, veren, dode dieren controle uitwerpselen, braakballen X prooiresten, knaagsporen aan planten controle huidjes libellen, hagedissen, slangen controle huisjes wijngaardslak bemonstering strooisel korfslakken (nb: zelden van toepassing) Opmerkingen (bijv. in kader gebruikte ontheffing FFW) (o.a. materiaal uitveld meegenomenvoor determinate?) Dode muis
72
Oude, verlaten dassenburcht Nest van roofvogel of uil
X X X
Bijlage 3
Richtlijn compensatie natuur en bos.
provincie Prwincfaal Blad
Nr. 199B/04
GELDERLAND
2 Jutl 1998
ISSN: 0920-069X
HHBttHHHBHHHHHHHHHHHHHHHHHHHroHHHHHH8HH8HHHHHHHBHHHRBB8aBHHf«HHHHHHHHaHHHHH Richtlijn eampensatie natuur en bos HaHBHHHHHHHHHHHHHHHHHKHHHHHHHHHHHHaBHBHHHHHHHHHHHHBHHHHHHHHHHHHHHHHHHRHHHH
QEDEPUTEERDE STATEN VAN GELOERLAND maken overeenkomstlg de toezegging In het Streekplan Gelderland 1996 (pagina 88) bekend, dat zlj hebben vastgesteld de uitwerking van het baleid m.b.t. de natuur- en boscompensatle in een Richtlijn compensatie natuur en bos. De tekst van dezerichtlijnis als votgtr RICHTLUN COMPENSATIE NATUUR EN BOS Melding In het Streekplan Gelderland 1996 (SP), vastgesteld door Provinciate Staten op 25 September 1996, wordt op pagina 86 gesteld, dat het ultgangapunt dat de oppervlakta natuur en bos rtet varmlndert, uitgewerkt zal worden In esn provincials richtlijn. De notitie Handreiking bestemmingsplannen verwijst daar ook naar, Deze notitie gesft daar invulling aan. Achterarond Na de brief van 16 maart 1993 aan do colleges van burgemeestar en wethauders van de Gefclerse gemaenten, met als onderwarp "Interpretatle streekpianbelald voorbosinstandhouding en boscompensatie", is er ervaring opgedaan met de boscompensatle. Ten aanzlen van de boscompensatle Hep dit goed, maar er was ook behoefte aan natuurcornpensatie, Inmlddsis heeft de Dlrectle Groene Ruimte en Recreate van het Mlnisterie van Landbouvy, Natuurbeheer en Visserij een notitie opgasteid "Uitwerking compensatlebeginsal SGR" (oktobar 1995), waarmm het kablnet heeft Ingestemd. Daarbi) wordt een nadare uitwerking gegeven aan da haofdlijnen en uitgangspunten van het compensatiebeginsel u'rt het Structuursehema Qroene Ruimte. Het gaat dan om zowel natuur- ats boscompensatle. Ook in hat Streekplan Gelderland 1996 is de boscompensatle aangevuld met natuurcornpensatie, Een ander varschil van deze richtlijn met de richtlijn voor boscompensatle ult 1993 is geiegen In het feit, dat provinciate Staten te kennen hebben gegeven, dat er naast fysleke compensatie ook een geldeli|ke compensatie mogelijk moet zljn. Naast da 100% fysieke compensatie van natuur en bos in hectaren, dient daarbovenop ook ean geldelljke compensatie als kwaliteitstoesiag voot het verioren gegane natuur- of bosgebied gegeven te worden. Tevens Is er in uitzonderingsgevallen de mogelijkhaid geschapen om tot gedeeltelijke of gehele firmnciffle compensatie van natuur en bos over te kunnen gaan. Deze uitzonderingsgevallen zljn: als er gesn alternatlef Is, of als er onaanvaardbare procedurele vertragingen zouden optreden.
provincie
GELDERLAND
!n deze richtlijn Is het compensatiebegmsal van net Rijk vertaald naar de provincie Qelderland toe. Ten aanzlen van de thema's natuur art bos is dit concreet aangegeven. Ten aanzien van de gevolgen van fnfrastructuur op natuur en tandschap en de aantastlng door infrastructuur en bebouwlng van recreatiagabieden zal er tevens van geval tot geval onderhandald tnoeten worden om tot maatwerk te komen.
Streekolanbeleid Aantastlng van oppervlakte en kwalitett van natuur en bos is met acceptabel. Natuur en bos kunrten aileen plaatsmaksn voor sen ander rufmtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwlkkeling geert aiternatieve locaties aanwezig zijn. Onttrekktng dient altijd aansluitend aan een natuur- of boskern te worden gecompenseerd, binnen dezelfde of aangrenzende gemeentefji). Ultgangspunt bi| zowel de fysieke als definancial©compensate van natuur en bos is, dat da totals hoeveelheid natuur en bos niet verminderf. Andere punten van het streekpianbeleid zullen vender in deze richtlijn aan de orde komen. Om uifvoering aan dit streekpianbeleid te kunnen geven, volgt hlerna enige praktische toellchting, Definltias van natuur an bos Voor deze richtlijn compensatte natuur en bos gelden de voigende defimttes: Onder NATUUR wordt verstaan; grortden met de bestemming natuur en waarbij dat blijkt uit de doelelndenbeschrijvlng. Onder natuur zijn tevens gebieden gerangschlkt die niet als zodanig zijn bestemd, maar met feitelijk aanwezige rsatuurwetenschappelijke waarden, zoals provincials natuurbehoudswaarde (NBW) van vegetatle 6 ot hoger (gegevens en handleiding bij de provincie beschikbaar) en watematuur van het hoogste ecologische niveau (zle SP en WHP 1996). Uitzonderingen zijn gebieden waar de natuurwaarden gekoppeld zijn aan agrarisch gebrulk. Dit betreft o.a. de beheersgebleden aangewezen In het kader van de ReSatlenota. Onder BOS wordt verstaan: gebieden met de bestemming bos en waarbij dat blijkt uit de doeleindenomschrijving; tevens alle houtopstanden en gronden die herplantpiichtig zijn volgens criteria van de Boswet (rnmimaal 10 are of 20 bomen in rfjbeplanting) err bossen volgens dezelfde criteria binnen de bebouwde kom; bossen volgens dezelfde criteria binnen de bebouwde kom. Uitzonderingen zijn gebieden waar wel de bestemming bos getdt maar fysiek geen bos aanwezig is en er geen functionate relatie met het bos bestaat Sij de herzienlng van bestemmtngsplannen getdt tevens dat de planperiode In beechouwlng genomen dient te worden, dwz, dat deze ultzondertng aileen geldt voor bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar,
Vertioudino natuur en bos In prlncipe dient natuur door natuur (natuurdoeitypen) en bos door bos gecompenseerd te worden. Anders zou er immers sprake zijn van een functi'everandsring van natuur naar bos of van bos naar natuur, waarvaor rrteestal een andere bestemming geldt. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschrevert in de nota Inzake de toepassing van de 80s wet bij herstel en ontwikkeling van bljzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Katner d.d. 26 november 1992.
provincle,
GELDERLAND
Stnnen de Boswet wordt dan gebruBc gemaakt van de instrumenten vrijstellling, compensatle of ontbefflng van de herptantplicht. Meestel Is afhandellng binnen de Boswet mogelijk en is deze richtlljn niet van toepasstng. Indian er echter sprake i$ van ftmctteveranderlrtg dan Is ook sen RO-procedure nodlg. In geval er sprake Is van de toepassing van de Nota Open Bos Is daze richtlijn niet van toepasslng, Uitwissellng van natuur- en boseenheden Welner dan 5 ha, afhankelljk van de lokate situatie, Is bij uitzonderlng mogeltjk. Er is sprake van een uttzonderingssltuatle ate aangetoond wordt dat voldaan word! aar» de volgende criteria: er ter plaatse een specifieke situatie voor natuurontwlkkeling is; aangetoond wordt dat er geen mlddeien aanwezlg zijn om bijvoorbeeld een ecologische verbindingszone te reatiseren. Compensatle van bos door natuur dient dan we! volgens de Boswet mogelijk te zijn, bijvoorbeeld door ontheffingverfening van de herplantpiicnt. In doze gevallen van uitwlsseling van natuur en bos dient dan wel sprake te zijn van maatwerk en dat er per saldo voor natuur en bos een betere sttuatle ontstaat; vorenstaande bltjkt uit een onderzoek door deskundigen. Bij de evafuatie van derichtHjncompensatfe natuur en bos na ca. twee ]aar kan tevens bekeken worden inhoeverrs deze ultzonderingssttuatie zlnvol is, Een extra complicatie kan zijn dat een mogelljke goedkeuring via de Boswet nog geen goedkeuring betekent via de Wet op de Ruimteiijke Qrdertlng, waartoe het goedkeurlngsbeleld van Gedeputeerde Staten m.bi. bestemmingsplannen gerekend kan worden. Bij de vergunnlngverlening van de Boswet zal er op deze mogelijkheld gewezen moeten worden. Situates waarblj sprake Is van overgang van natuur naar bos zullen zloh waarscMjnlljk sporadisch voordoen, Bijvoorbeeld kan bomenopsiag op. heide dienert als compensatie van elders Happen van bomonopslag dat wear heide wordt Hlerbij varandert de bestemming niet aitijd. Ook dit voorbeeld komt in de Nota Open Bos aan de orde en kan dus binnen de Boswet afgehandeld worden, Een ander acceptabel voorbeeld is de compensatie van een bomenrij utt een bestemming natuurgebied tot bestemming bos bij de aanteg van ©en fietspad. Wettelike basis Het beleid van de boscompensatie, zoals beschreven in de brief van 16 maart 1993 van Qedeputeerde Staten aan de Gelderse gemeenten, heeft in de praktijk goed gewerkt. Ook was volgens de jurisprudents fysieke boscom pensatie van 120% via het goed keuringsbeleid van Gedeputeerde Staten mogelijk. In de Ontgrondingenwet is wel een mogelijkheid voor flnanclile compensatle aanwezig. Ook via de kapverardertlng kunnen gemeenten financiete compensatie elsen. In de Wet mllieubeheer is opgenomen dat het bevoegd gezag om een beschrijving van compensatlemaatregelen in het mllieueffectrapport kan vragen, Het treffen van da cornpenserende maatregelen als zodanlg is door bet bevoegd gezag niet afdwingbaar. Ten aanzlen van da genoemde kwaliteltstoeslag en afkoop van de fysieke compensatieverplichtlng van natuur en bos ontbreken jurisprudence en een wettelljke grondslag. Zowel In de Frovinclewet (artlkel 221) als In de Qrondwet (artikel t32, zesde ltd) Is explieiet opgenomen, dat zonder een wettelijke basis de provincie geen hefting mag Instellen. Het compensatiebeglnsel uit bet Structuurschema Qroene Ruimte, is wellswaar een kabinetsbesluit, maar nog geen wet. Gedeputeerde Staten wiert echter zo veal mogelijk tegemoet komen aan da wensen van Provtnciale Staten door een tweesporenaanpak. Enerzijds zullen Qedeputeerde Staten op diverse manieren bij het ftijk aandrtngen op een wettelijke basis voor het compensatiebeglnsel {o.a. via het Irterprovinclaal Overleg (IPO}). Anderzijds zullen Gedeputeerde Staten bij het goedkeurlngsbeleld van bestemmingsplannen erop toezien dat ten aanzten van de compensatie van natuur en bos er in principe gebrufk gemaakt wordt van de mogelijkheld van fysieke compensatie. De kwaliteltstoeslag zal ook dan in fysieke zin moeten plaatsvinden bijvoorbeeld door 20% extra compensatie.
provincie
GELDERLAND
In bet uitzonderli]ke geval, dat er onder de genoemde vooiwaarden geen fysieke compensatie mogetljk is, zal per geval door middel van sen prtvaatrschtelljks overeenkomst tussen gerneerrtert en initiatlefnemar een bedrag op rekerfng bij de gsmeente gestort moeten worden, om later de fysieke compertsatie toch mogelljkte maken. Hat een en ander zal door de gemaentefeljde vaststellfng van het bestemmlngsplan geregeld dienen te zijn. Vetvangtearrieldscategorlein Om de gemeerrte behulpzaam te zijn blf het vinden van een toetslngskader voor do grootte van de kwalfteitstoeslag en financiele compensatie worden hierna enige indicatleve criteria genoemd. Ter bepaling van de fysieke kwallteitstoeslag en financiele compensatie word* (waited van natuur en bos weergegeven In drie categorieen, die gebaseerd zijn op het overzfcht "Vervangbaarheid van natuurdoaltypen, een indafing ten behoove van de Compensatieregelng (Utwerking compensatlebeglnselSGR, 1995): categorie 1: gemakkeiijk vervangbaar; ontwikkellngstijd 25 jaar, categorie 2; matig vervangbaar; ontwikkelingsfjjd 25-100 Jaar; categorie 3; moellijk ot niet vervangbaar; ontwikkefingstild 100 jaar respectlevelijk geen geschikte tocaties buiten de begrensde EHS (ecologlsefie hoofdstructuur uit het NatutHtreleidsplan 1990} aanwezig, Qoedkeuringscrlteria Ala een bestemmlngsplan ter goedkeuring bij de provincie ligt, wordt getoetst of aan da volgende voorwaarden voldaan is: Natuurgebieden en bos zijn als zodanig bestemd. Alleen als er sprake Is van em aan de specifieke locatle gebonden ontwikkeitng waarvoor geen alternatieve locaties aanwezig zi)n, kan natuur of bos plaatsmaken voor ander ruimtegsbruik; er dient een duideHjka omsebrijvlng van de redenen waarom hier sprake van is, gegsven te worden. Fysieke compensatie 1 Planologfsche compensatie wordt niet opgevat als zijnde natuur- of boscompensatle. Het Is dus niet mogelifk om een bestaand bos met een andere bestemming Cbijvoorbeetd camping) te beatemmen tot bos, indien bekend is dat de geWende bestemming niet gerealiseerd wordt. 2 Tsgelijk met de vaststelling van een bestemmlngsplan ten gevolge waarvan natuur of bos verdw!)nt, wordt het nieuw aan te ieggen natuurgebied en/of bosgebied als zodanig bestemd; dlt kan zowel in hetzelfde bestemmtngsplan als In een apart, maar wel getijktijdig ingediend bestemmlngsplan; 3 Op het moment dat het bestemmlngsplan wordt vastgasteld. Is duideljkdat verdwljnende natuur- en/of boswaarden 100% fyslek worden gecompenseerd. trtdiert compensate nog moet plaatsvinden, is een privaatrechtelljke overeenkomst nodlg waarfn een Initiatiememer zlch verplicht tot daadwerkelijke aanplant. 4 Afhanketfk van de kwaliteft van het verloren gegane natuurgebied of bos wordt 20, 30 of 40% extra fysieke compensatie toegepast. Gedeelielijke of gehele financiele compensatie Slechts in uitzonderlijke situaties, waartn vorengenoemde criteria niet haalbaar zijn, kan gedeeltelijke of gehele financiele compensatie door de gsmeente overwogen worden, Dit is het geval indien: 1 fysieke compensate niet of maar gedeeltelijk mogelijk is {bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een gaschikte locatle};
provincie
GELDERLAND
2 3
onaanvaardbare procedurele vertraging drefgt op te treden {bijvoortoeeld I.v,m. de benodigde tljdsduur om een bepaaW terrain te verwerven}; Gefcft 1 en/of 2 dan dient, tegelljk met de vaststeling van een bestammlrtgsptan ten gevolge waarvan natuur en/of bos verdwijnt de gedeeltelijke of gehsle flnancille compensatie door de gemeente geregsld te zljn. Als voorbeelden kunnen hier genoemd worden sen privaatrechteljke overeenkomst tussen gemeente en Initlatfefnemer, het elsen van een bankgarartie door de gemeente aan de initiatiefnemer of de instelling van een (inter)gemeentelfk groenfonds dat o.a. fs ingesteld ten behoeve van de natuur en boseompensatse. In de "regellng* dlent vastgelegd te worden wte verantwoordet|k is voor de utteindelijke compensatie, blnnen welke termijn, bijvoerbeefd 3 Jaar, de compensatie za| pfaatsvinden, We het rtatuur- of bosgebled gait beberen en welke sancti© er bestaat op het nlet naleven van de regeling.
Voor de kap van bomen zou dtt ook via de kapverordening geregeld kunnen warden. Locattekeitze compensatie
Ten aan2len van de vaststeliing van de locatlekeuze bepaatt het streekpten dat: compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha dient ptaats te vinden; compensatie ptaatsvlndt blnnen de gemeente of aangrenzende gemeente(n); compensatie dezetfde oppervlakte heat als het onttrokken natuurgebied of bos; compensatie bij voorkeur plaats dlent te vinden ter verstarkino, van de ecotogtecbe hoofdstructuur (EHS), bulten de begrensde gebieden van de Belatienota en Natuurontwikkeling; Daarnaast is van toepassing dat: extra mogelijkheden voor compensatie llggen in de eeotogische verbindingszones (EVZ) en de stedelijke uitioopgebieden (3TUIT), zoals aangegeven op de streekpiankaart; de nleuwe locatle nlet beplant mag zijn of onderdeel uitmaken van een reeds bestaand project voor natuur- of bosaanleg, omdat tn dat concrete project reeds financlln beschikbaar zljn gesteld tb.v, natuurontwikkeling en/of bosaanleg; voor de uiteindelijke natuur of bosaanleg als gsvolg van de afkoop (financlele compensatie) is een ruimer zoekgebied van toepassing. Immers een van ds redenen kan zijn dat er in de gemeente of aangreraende gemeente geen locatie te vinden is. Wei dient dan zo veel mogell|k in de regio gezocht te warden, in gebieden waar moellijk een locatle voor compensatie van natuur en bos gevonden kan worden, een gezamenlijke locatie van enkele gemeerrten aanvaardbaar kan zijn; uitwissellng van natuur- en boseenheden klelner dan 5 ha, afhankeiijk van de lokale situatle, is blj uitzondering mogelljk, Er is sprake van een uftzondsringssituatle als aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de volgende criteria: * er ter pfaatse een specifteke stoatie voor natuurontwikkeling is; * aangetoond wordt dat er geen middelen aanwezig zijn om bljvoorbeeld een eeotogische verbindingszone te reallseren. Compensatie van bos door natuur dlent dan wei volgens de Boswet mogelijk te zijn, bljvoorbeeld door ontftefflngveriening van de herplantpllcht In deze gevallen van ultwisseitng van natuur en bos dient dan wet sprake te zijn van maatwerk en dat er per saldo voor natuur en bos een betere situatie ontstaat; * vorenstaanda blijkt uit een onderzoek door deskundigen. Bepaling ornvano compensatie Fysieke kwaliteitstoeslag 1 Voor ledere onttrekklng uit de vervangbaarheidscategorle 1 geidt bovenop de fysieke compensatie van 100% een fysieke compensatie van 20%;
provtncie
__
GELDERLAND
2
Voor te onttrekken gronden ult vervangbaartieidscategorte 2 met een hoge ecologische en/of landschappelijke kwalteit geidt een extra fysieke compensate van 30%; 3 Voor te onttrekken gronden ult vervangbaarheidscategoiie a met een zeer hoge ecologische en/of landschappelijke kwaliteft, met een ontwikkstlngstfd van rneer dan 1C» jaar, geldt een extra tysleke compensate van 40%, Hlerblj most worden gadacht aan gronden gelegen In de EHS, met provincials natuurbehoudswaarde fNBW) van vegafatle van 8 of rtoger, naiuurdoeltypen van natte, arms milieus «.d, Financials compensatie Voor gedeeltelljke (ingeval er maar een gedeelte fysiek gecompenseerd kan worden) of gehele financiile compensatie kan de gemeente met de initiatiefnemer ultgaan van sen bedrag per ha, dat kan variiren van de prijs voor fandbouwgrond tot de pri|s voor bouwgrond. De hoogte van het bedrag is afhankelijk wat van toepassing is per situaie. Van beteng hierbij is: waar vlndt compensatie plaats? de kwallteit van het verloren gegane natuurgebied of bosgebied (zle varvangbaarhafciseategorleen) en de toekomstlge beheerssituatle.
Posltie overioe ovaroaden/beheerssituatlB Aangezien in de doelelndenomschrijving van de bestemming Defensiedoeteinden veefai oak behoud van natuur en bos beschreven staat, zal hierbij fysieke compensatie op zljn plaats zijn. Dlt kan binnen dezelfde bestemmlng conform de richtlfjn voor 120, 130 of 140%, tmmers uitgangspuht blljft steeds datde totale hoeveelheid natuur er, bos niet vermlndert en er sprak© is van een zekere kwaliteitetoeslag. Indien er tevens spraks is van een bestemmtogspfanwljzlglng zat ook voor het te compenseren deel een niauwe bestemmlng conform da rtchtlijn moeten volgen. Ook hierbij bestaat de mogelijkheid van finaneiete compensatie conform de richtHjrt, Procedure vaststeHinq compensatie 1 2
De gemeente dlent, uiterlijk getijktljdig met de indlenlng van het (de) ontwerp-bestemmingsplan(nen) ten behoeve van het artikel 10 BRO-overleg, een voorstel b|| de provinci© in; Dlt voorstel dlent te omvatten: een ontwerp-bestemmingsptao met de nieuwe functle in plaats van natuur of bos; een ontwerp-bestemmingsplan met de compensatie van natuur of bos, inctuslef kwaHteitstoeslag (tysleke compensatie); een overzlcht van de kwallteitstoesiag in hectaren, gekoppeld aan de vervangbaarheldscategoriein; Indien van toepassing een overzlcht van de ffnanciale compensatie In hectaren, Incluslef privaatrechtalijke overeenkomst gemeente-initiatiefnemer; of kapvergunntng waarfn de compensatie is geregeld.
3 4 5
De provincie toetst dat voorstel aan het beleid en deze rlchtlljn compensatie natuur en bos, Voor de vaststelltng van het {de) best&mmingsplan(nen), die betrektang heeft {hebben) op de natuur- en bosonttrekklng en de compensatie, dient de gemeente de fysieke, en de eventual© financidle compensatie geregeld te hebben; De riehtlijn compensatie van natuur en bos is ook van toepassing bl| een aanvraag volgens artikel 19, van de Wet op de Ruimteiijke Ordening.
Slotopmerkingen
1
Er bestaat een nauwe relate mat de Boswet en kapverordening; voortdurende afstemming is daarvoor noodzakelijk;
provincie
GELDERLAND
2
3
4
Veranderingen in de Boswat bljvoorbeetd in de sftuatie dat artikef 5, i d 1, vervatt (feen boscompensatte voor werken uitgevoerd in net kader van ©en gosdgekeurd besteromingspteti), Natuurbeschermfngswet en Wet op de Ruimt©)i}ke Qrdening kunnen gevofgen hebbert voor de toepasslng en mogelijke herzienirtg van deze richtlijn compensate natuur en bos, Aangezien er steeds sprake is van toepassing van de Boswet zal aanwezig bos In sen goedgekeurde bestemming in een Plan In Hootdzaak van bijvoortoeeld 1948 ©ok fysiek gecompenseerd dienen te worden. Ten behoeve van overieg met betrokkenen en onderzoek voor mogelijke Mjsturing van de richtlijn zal de provincie zorgen voor monitoring van de richtlijn,
Gegeven te Arnhem, 30 juni 1998 - nr. RE97.28372 Gedeputeerde Staten voornoemd J, Kamminga - voorzltter C. Crasborn - griffier
Uitgegeven 2 juli 1998 Oe griffter C. Crasborn
cotl. b/j/e code: EZ/bv/9805942
Bijlage 2
Afschrift vergunning Natuurbeschermingswet
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 31
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 32
Gedeputeerde
provincie
Staten
GELDERLAND
S
Bezoekadres Huis tier Provincie Markt11 6811 CGArnhem
Postadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem
telefoonnummer (026) 359 9111 telefaxnummer (026) 359 94 80 e-mailadres
[email protected] internetsite www.gelderland.nl
De heer F. Spangenberg Noorderstraat 80 1017 TW AMSTERDAM
datum
zaaknummer
14februari2011
2010-019510
onderwerp
Natuurbeschermingswet 1998, nieuwbouw woning aan de Berkenlaan 8 te Epe
Geachte heer Spangenberg, Hierbij zenden wij u een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 art.19d toe voor de nieuwbouw van een woning op het perceel Berkenlaan 8 te Epe. Wij gaan ervan uit u hiermee voidoende te hebben geTnformeerd. Hoogachtend, namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,
mr. H. Boerdam teammanager Vergunningverlening Water Ontgrondingen en Natuur
bijiage: Besluit Gedeputeerde Staten van Gelderland inlichtingen bij ITIW. A.S.E. Hoekstra
telefoonnummer ( 0 2 6 ) 3 5 9 9 0 2 3
e-maiiadres
BNG 's-Gravenhage, rekeningnummer 28.50.10.824 Rabobank, rekeningnummer 14.39.37.529 ING, rekeningnummer 869762 btw-nummer N L001825100.B03
[email protected]
code: 0 1 0 6 8 7 8 6 . d o c / H 1 5 7
IBAN-nummer NL74BNGH0285010824 SWIFT/BIC: BNGHNL2G
provincie
GELDERLAND 15 FEI, 2011 kopie + bijlage^an:™ " " ' Ministerie van EZL&I, Directie Regionale Zaken, Vestiging Oost, Postbus 554, 7400 AN Deventer Gemeente Epe, Postbus 600, 8160 AP Epe Gelderse Milieufederatie, Jansbuitensingel 14, 6811 AB Arnhem Bureau Waardenburg B.V., t.a.v. D.E.H. Wansink, Postbus 365, 4100 AJ Culemborg HH/BWON: dhr. G. Pannekoek Dis-post-W/KCC/NAT
M.
*2011-03801*
Ml MM II llll 11 HI 11|
If)
N ^ U ) | _provincie
?mmS
GELDERLAND
BESCHIKKING D.D. 14 februari 2011 - ZAAKNUMMER 2010-019510 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Natuurbeschermingswet 1998 vergunningaanvraag artikel 19d
Aartvraag en procesverloop Bij brief van 11 november 2010 heeft F. Spangenberg, Noorderstraat 80 te Amsterdam (hierna te noemen aanvrager), een aanvraag ingediend voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna te noemen Nbw 1998). De aanvraag omvat de bouw van een woning aan de Berkenlaan 8 te Epe. Dit perceel is gelegen binnen het Natura 2000-gebied Veluwe. Rondom het perceel liggen andere percelen met woningen. Op dit moment is op het perceel een woning aanwezig die zal worden gesloopt. Deze woning betreft een vakantiewoning die hoofdzakelijk tijdens vakanties en in de weekenden wordt gebruikt. De nieuw te bouwen woning is enkele tientallen meters ten noordoosten van de huidige woning gepland en is bedoeld voor permanente bewoning. Tussen het bestaande bouwvlak en het nieuwe bouwvlak is een overlap van 840 m2. Het totale bouwvlak beslaat nu 1750 m2. In de nieuwe situatie is dit 1105 m2. Op de locatie van de bestaande woning worden de natuurlijke waarden hersteld, wat inhoudt dat het gedeelte van het huidige bouwvlak dat niet overlapt met het nieuwe bouwvlak de bestemming bos krijgt. Het oppervlak van dit gedeelte is 910 m2. De aanvraag bestaat naast het aanvraagformulier uit de volgende gegevens: Bouwplan Berkenlaan 8, Epe. Effecten op beschermde soorten en gebieden. Orienterend onderzoek in het kader van de natuurwetgeving. (Te lezen als passende beoordeling) Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Epe en de Gelderse Milieufederatie zijn op de hoogte gebracht van de aanvraag en in gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Bevoeqdheid Op grand van artikel 2 lid 1 Nbw 1998 zijn wij bevoegd om op de aanvraag te beslissen. Wettelijk kader Bij beoordeling van de aanvraag aan de Nbw 1998 is getoetst aan artikelen 1n, 10a, 19d tot en met 19 h, 39, 41 tot en met 43 en het besluit vergunningen Nbw 1998. Aanwijzinq en aanmelding De Veluwe is op 24 maart 2000 door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna te noemen LNV en tegenwoordig EL&I) aangewezen als Vogelrichtlijngebied. In 2003 is de Veluwe aangemeld als Habitatrichtlijngebied bij de Europese Commissie. Natura 2000-doelen Door de Minister van LNV zijn voor alle aangewezen Natura 2000-gebieden algemene doelen en concept-instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Deze instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in ontwerp-aanwijzingsbesluiten.
code: 01068790.doc
provincie
GELDERLAND
Algemene doelen (Bron: Ontwerpbesluit Veluwe) • Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. • Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. • Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten. • Behoud en waar nodig herstei van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. • Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Instandhoudingsdoelstellingen Tabel 1 Instandhoudingsdoelstellingen (Bron: Ontwerpbesluit Veluwe) (= behoudsdoelstelling; > ontwikkelingsdoelstelling)
Habitattypen H2310 Stuifzandheiden met struikhei H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen H2330 Zandverstuivingen H3130 Zwakgebufferde vennen H3160 Zure vennen H3260A Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkel) H4010A Vochtige heiden op zandgronden H4030 Droge heiden H5130 Jeneverbesstruwelen H6230 Heischrale graslanden ' H6410 Blauwgraslanden H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes)1 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen H9120 Beuken-Eikenbossen met hulst H9160A Eiken-Haagbeukenbossen H9190 Oude eikenbossen H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 1 1 Prioritair habitattype Soorten
H1042 Gevlekte witsnuitlibel H1083Vliegendhert H1096 Beekprik H1163 Rivierdonderpad H1166 Kamsalamander H1813 Meervleermuis
Doelstelling verspreiding leefgebied > > > =
Doelstelling verspreiding = = = = = >
Doelstelling oppervlakte > = .. > = = >
Doelstelling kwaliteit > = > = > >
= = = = = =
> > = > > > > > > > >
> > > > > > > = = > >
Doelstelling omvang leefgebied > > > > = =
Doelstelling kwaliteit leefgebied > > > = = =
Doelstelling populatie > > > > = =
provinge
GELDERLAND
H1831 Drijvende waterweegbree Broedvogels A072 Wespendief A224 Nachtzwaluw A229 Usvogel A233 Draaihals A236 Zwarte specht A246 Boomleeuwerik A255 Duinpieper A276 Roodborsttapuit A277 Tapuit A338 Grauwe klauwier
=
Doelstelling omvang leefgebied = = = > = = > = > >
= Doelstelling kwaliteit leefgebied = = = > = = > = > >
= Omvang populatie van "x" paren 150 610 30 100 430 2400 40 1000 100 40
In de brief aan de Tweede Kamer van 26 januari 2010 geeft de Minister van LNV aan een aantal wijzigingen op het ontwerpbesluit te zullen doorvoeren. De voorgenomen wijzigingen voor het Natura 2000-gebied Veluwe zijn: H9120 Beuken-Eikenbossen met hulst: aanpassing van de doelstelling behoud kwaliteit naar verbetering kwaliteit. H9160A Eiken-Haagbeukenbossen: doelstelling wordt verwijderd. De bossen die tot dit habitattype werden gerekend behoren tot het habitattype beuken-eikenbossen met hulst (H9120). H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen): aanpassing van de doelstelling uitbreiding oppervlakte naar behoud oppervlakte. H1042 Gevlekte witsnuitlibel: aanpassing van de doelstelling uitbreiding populatie naar behoud populatie. A072 Wespendief: aanpassing van de doelstelling omvang populatie van 150 paar naar 100 broed paren. A233 Draaihals: aanpassing van de doelstelling omvang populatie van 100 paar naar 50 broedparen. A236 Zwarte specht: aanpassing van de doelstelling omvang populatie van 430 paar naar 400 broedparen. A255 Duinpieper: aanpassing van de doelstelling omvang populatie van 40 paar naar 33 broedparen. Beoordelinq van de aanvraaq Bepalen van de natuurwaarden Het plangebied is secundair leefgebied van Zwarte specht en Wespendief. Er zijn geen op grond van de Nbw 1998 aangewezen habitattypen of soorten in het plangebied aanwezig. Bepalen van voor de natuurwaarden relevante factoren Doordat er sprake is van nieuwbouw op een andere locatie dan de huidige woning, is er sprake van oppervlakteverlies van secundair leefgebied van Zwarte specht en Wespendief. In de nieuwe situatie is er sprake van een toename van de verstoring, deze verstoring zal niet meer gebonden zijn aan vakanties en weekenden. Effecten van de gevraagde activiteiten Oppervlakteverlies van secundair leefgebied van Zwarte specht en Wespendief maakt dat het foerageergebied van deze soorten kleiner wordt. Permanente bewoning zorgt voor een toename van de verstoring, dus voor een afname van de kwaliteit van het leefgebied.
provincie
GELDERLAND
Beoordeling effecten op de instandhoudingsdoelstellingen De aantallen voor Zwarte specht (430 paar) en Wespendief (150 paar) zitten onder hun doel. Hierdoor is iedere afname van leefgebied significant. in de huidige situatie is de kwaliteit als foerageergebied minimaal doordat er reeds sprake is van verstoring door mensen. Het kwaliteitsveriies dat optreedt door permanente bewoning is verwaarloosbaar, Mitigerende Maatregelen Op het gedeelte van het huidige bouwviak dat geen onderdeel uitmaakt van het nieuwe bouwvlak zullen de natuurlijke waarden worden hersteld. Doordat het nieuwe bouwviak kleiner is dan het huidige bouwviak is er netto geen sprake van oppervlakteverlies van leefgebied van Zwarte specht en Wespendief. Behandeling zienswijzen De gemeente Epe heeft in een brief d.d. 3 januari 2011 aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het rapport of de aanvraag. De Gelderse Milieufederatie heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het verzoek om zienswijze.
Conclusie Een vergunning op grond van artikel 19d kan worden verleend. Beschikkinq Gedeputeerde Staten van Gelderland HEBBEN BESLOTEN, op grond van de artikelen 19d en 43 van de Nbw 1998, F. Spangenberg, Noorderstraat 80 te Amsterdam een vergunning conform de beschrijving in de aanvraag te verlenen voor de bouw van een woning op het perceel Berkenlaan 8 te Epe en daaraan de volgende voorschriften te verbinden: 1 2
Voordat wordt begonnen met de bouw van de nieuwe woning dient de locatie van de oude woning te worden ingericht als natuur; Twee weken voor aanvang van de werkzaamheden moet melding worden gedaan bij de afdeling handhaving, team Bodem Water Ontgrondingen en Natuur, via e-mailadres
[email protected], onder vermelding van het zaaknummer van dit besluit.
Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,
mr. H. Boerdam teammanager Vergunningverlening Water Ontgrondingen en Natuur
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na dagtekening van het besluit hiertegen een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan Gedeputeerde Staten, secretariaat Commissie van Advies voor Bezwaarschriften en Klachten, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem. Op envelop en brief duidelijk "bezwaarschrift" vermelden.
provincie
GELDERLAND
Degene die een bezwaarschrift heeft ingediend, kan bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage) een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de Raad van State, telefoonnummer (070) 426 44 26. Informatie over de bezwarenprocedure en de mogelijkheid van mediation is te vinden op de website van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl>Loket>Gld.Loket). U kunt die informatie, vervat in de brochure "Niet eens met een besluit van de provincie Gelderland? Bezwaarschrift of mediation" ook opvragen bij het provinciate Informatiecentrum via telefoonnummer (026) 359 93 60.
Regels
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 33
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 34
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1
plan het wijzigingsplan 'Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe' van de gemeente Epe;
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.BG017Berkenlaan8-VWP1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3
aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4
aan huis verbonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5
ander-werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.6
bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;
1.7
bebouwingspercentage: de bebouwde oppervlakte der gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;
1.8
bestemmingsgrens: een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.9
bestemmingsvlak: een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding één bouwperceel vormend met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.10
bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist; een aan- en/of uitbouw worden hieronder mede begrepen;
1.11
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 35
1.12
gastenverblijf een (gedeelte van een) gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in kamers;
1.13
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.14
hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.15
landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.16
natuurlijke waarden: aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;
1.17
normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden: werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.18
(plan)kaart: a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0232.BG017Berkenlaan8-VWP1 en legenda; b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe;
1.19
paardenbak: een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.20
perceelgrens: een grens van een bouwperceel;
1.21
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.22
uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 36
1.23
woning een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouden;
1.24
woonhuis een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 37
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
Gebouwen en bouwwerken
2.1.1
De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens: vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
2.1.2
De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3
De breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.1.4
De dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5
De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6
De inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.7
De oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3
Maatvoering Alle maten zijn tenzij anders aangegeven: a. voor lengten in meters (m); b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²); c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); d. voor verhoudingen in procenten (%); e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4
Meten Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 38
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Bos
3.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting ten behoeve van de houtproductie; b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de hoogopgaande beplanting en het (micro-)reliëf; c. de waterhuishouding, uitsluitend voor sloten, sprengen en beken en andere watergangen, zoals die bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan alsmede waterstaatkundige doeleinden; d. het behoud, beheer en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bosecosysteem; e. het behoud en herstel van archeologische waarden; a. kleine akkers, heidevelden, (wild)weiden, vennen en plassen, voor zover deze kleiner zijn dan 2 hectare; b. extensief recreatief medegebruik; alsmede voor: a. voet-, fiets en ruiterpaden, zoals die bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan; b. parkeerplaatsen en parkeerterreinen; c. in- en uitvaartwegen; d. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten, sprengen en beken en andere watergangen zoals die bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, alsmede voor de opvang en opslag van water; met daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.
3.2
Bouwregels Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m.
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Afwijken Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: a. 3.1 en 3.2.1 ten behoeve van niet voor bewoning geschikte gebouwtjes ten behoeve van de hondendressuursport, met dien verstande dat: 1. de afwijking voor niet meer dan 2 terreinen mag worden toegepast; 2. niet meer dan 200 m2 terrein mag worden gebruikt voor deze activiteit; 3. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwtjes per terrein bedraagt niet meer dan 35 m2; 4. de hoogte van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 3 m;
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 39
b. 3.2.1 ten behoeve van jachthutten, met dien verstande dat: de oppervlakte niet meer dan 4 m2 mag bedragen; de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen; het nut en de noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond; c. 3.2.1 ten behoeve van hoogzitters, met dien verstande dat: de oppervlakte niet meer dan 6 m2 mag bedragen; de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen; d. 3.2.1 ten behoeve van aanzetladders, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. 3.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1
Verbod a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanleggen en/of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden; 2. het aanleggen van parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen; 3. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden; 4. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen; 5. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen of vlonders. b. Ter bescherming van de archeologische waarden is het in aanvulling op het bepaalde in 3.4.1 onder a tevens verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden; 2. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 3. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld; 4. het verrichten van exploratieboringen en seismologisch onderzoek.
3.4.2
Uitzonderingen op verbod Het bepaalde in 3.4.1 is niet van toepassing indien het werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden betreft: a. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van rechtskracht worden van dit plan; b. waarvoor een vergunning (te verlenen door de Minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet; c. die worden uitgevoerd krachtens een krachtens artikel 25a van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan.
3.4.3
Toelaatbaarheid a. De werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien: 1. door die werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bosbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; 2. deze geen significante gevolgen heeft voor de waarde van gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt;
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 40
3. de verkeersveiligheid wordt geschaad, voor zover het betreft het aanleggen van parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen. b. De werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 onder b zijn slechts toelaatbaar indien: 1. door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van de archeologische waarden; 2. een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord. 3.5
Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden: a. als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud; b. als sport-, wedstrijd-, speel- en/of kampeerterrein; c. voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport; d. voor doeleinden van handel- en/of bedrijf met uitzondering van het bosbouwbedrijf.
3.6
Uitsluiting Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6a van de Wet ruimtelijke ordening kan niet worden verleend.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 41
Artikel 4
Wonen
4.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de kaart is aangegeven; b. praktijk- of studioruimte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits hierdoor de woonfunctie als overwegende functie van het bouwperceel niet wordt aangetast; met daarbijbehorende: c. gebouwen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden; f. tuinen; g. erven.
4.2
Bouwregels Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1 uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1
Woonhuizen Voor woonhuizen geldt dat: a. deze vrijstaand worden gebouwd, tenzij anders op de kaart is aangegeven; b. de inhoud van een woonhuis ten hoogste 600 m3 bedraagt dan wel, indien een groter woonhuis aanwezig is, de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan; c. voor woonhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding villa' geldt dat de inhoud ten hoogste 1.100 m3 bedraagt dan wel, indien een grotere villa aanwezig is, de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan; d. de goothoogte niet meer bedraagt dan ter plaatse van de maatvoeringaanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven, dan wel indien een grotere goothoogte aanwezig is, de goothoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan; e. de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt dan wel indien een grotere bouwhoogte aanwezig is, de bouwhoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan; f. de breedte ten minste 5 m bedraagt; g. de dakhelling ten minste 30° bedraagt.
4.2.2
Aanbouwen en bijgebouwen Voor aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen per woonhuis bedraagt ten hoogste 60 m2 dan wel indien een grotere oppevlakte aanwezig is, de oppervlakte zoals die per bijgebouw bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan; b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m; c. de bijgebouwen op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn van het woonhuis en het verlengde daarvan worden geplaatst en op geen grotere afstand dan 30 m ten opzichte van het woonhuis.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 42
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste bedraagt: a. indien de bouwwerken voor de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd 1 m; b. in overige gevallen 2,50 m.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Afwijken Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: a. 4.1 juncto artikel 1.23 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één hoofdgebouw woonhuis, met dien verstande dat: 1. hierdoor het aantal woningen niet vergroot wordt; 2. de inhoud van het hoofdgebouw niet minder dan 800 m3 mag bedragen; 3. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd dient te blijven; 4. per huishouden in totaal 60 m2 aan bijgebouwen is toegestaan dan wel indien een grotere oppervlakte aanwezig is, de oppervlakte zoals die per bijgebouw bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; b. 4.2.2 onder a, voor de bouw van aan- en bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2 mits de noodzaak is aangetoond; c. 4.2.2 onder a, voor vermeerdering van de toegestane oppervlakte ten behoeve van een agrarisch hobbybedrijf tot ten hoogste 200 m2, mits de noodzaak is aangetoond en het bouwperceel, eventueel in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee één eigenomseenhied vormende gronden, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van ten minste 5.000 m2, en de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad; d. 4.2.2 onder a ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 60 m2 door één of meerder bijgebouwen, met dien verstande dat: 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse; 2. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte, voor zover die meer bedraagt dan 60 m2 plaatsvindt tot een oppervlakte van niet meer dan 50% van het meerdere tot een oppervlakte van niet meer dan 200 m2; e. 4.2.2 onder c voor wat betreft het bouwen achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 5.1 in acht wordt genomen.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik: a. van vrijstaande bijgebouwen en gastenverblijven voor bewoning; b. van bijgebouwen voor recreatieve bewoning; c. van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil en afvalstoffen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 43
4.4.2
Toegestaan gebruik Een aan huis verbonden beroep wordt niet gerekend tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, met dien verstande dat: a. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis met de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nimmer meer bedraagt dan 50 m2; b. de uitstraling als woning intact blijft; c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu; d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt; e. geen detailhandel is toegestaan.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 44
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 5
Algemene bouwregels
5.1
Bebouwingsgrenzen Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:
5.1.1
bestemming
afstand
Verkeersdoeleinden klasse A
100 m
Verkeersdoeleinden klasse B
50 m
Verkeersdoeleinden klasse C
30 m
Verkeersdoeleinden overige wegen
15 m
Afwijken bebouwingsgrenzen Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
5.2
geluidszones langs wegen Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze planregles gelden ten aanzien van de gronden gelegen binnen een zone van 250 m ter weerszijden van een weg: a. indien en voorzover door middel van de in de planregels opgenomen (de bouw van) geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, mag de geluidsgevoelige functie uitsluitend wordne gerealiseerd met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde op de gevel vanwege de weg als genoemd in artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder; b. indien en voor zover een op het tijdstip van tervisielegging van het plan aanwezig woning op hetzelfde bouwperceel vervangen wordt door een andere woning, zal de afstand van de nieuwe woning tot de weg waarlangs zich de zone bevindt, ten opzichte van de afstand van de te vervangen woning tot deze weg, niet mogen verminderen.
5.3
Afwijken geluidszones Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a, met dien verstande dat de nieuwe woning uitsluitend gerealiseerd mag worden met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege de weg als genoemd in artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 45
Artikel 6
Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 46
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
7.1
Strijdig gebruik Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming; b. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 47
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
8.1
Afwijkingsbevoegdheid
8.1.1
Afwijken Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels: a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juitste verwezenlijking van het plan; b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze planregels genoemde, dan wel op de kaart aangewezen of ddarvan te herleiden maten, dit evenwel met uitzondering van de op de kaart aangegeven oppervlaktes; c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat: 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt; 2. in afwijking van het bepaalde onder a de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation niet meer dan 15 m3 bedraagt; 3. de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt; d. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijk alarmeringsnet, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste bedraagt 20 m en de belangen van de gebruikers en/of de eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad; e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan; f. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor een kampeerterrein ten behoeve van kampeermiddelen, evenwel met uitzondering van stacaravans; g. ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak, met dien verstande dat: 1. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat: de paardenbak dient te worden geplaatst op een perceel waar sprake is van een woonfunctie (al dan niet als bedrijfswoning dan wel als recreatiewoning), en wel achter de voorgevelrooilijn van de woning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel indien het gestelde onder 1 ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs/recreatie) woning; de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs/recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m; 2. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat: per woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd; de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen bij een aaneengeslotem peceelsoppervlakte van meer dan 0,5 ha dan wel, bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte van meer dan 1 ha, niet meer dan 1.200 m2;
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 48
3. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat: een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha; de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m; de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen; 4. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen; 5. voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat: de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen; de afstand tot gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt ten minste 100 m dient te bedragen; 6. de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de landschappelijke en/of natuurlijke waarden; in aanvulling op het bepaalde onder 1, van de natuurlijke waarden van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden waarvoor bovendien geldt dat boscompensatie aan de orde is; in aanvulling op het bepaalde onder 1 en 2, van de natuurlijke waarden van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt, waarbij geen sprake mag zijn van mogelijk (significant) negatieve gevolgen; de archeologische waarden, waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met een archeologisch waardevolle bestemming dan wel met een aanduiding voor archeologisch monument; geldt dat omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord; en uitsluitend indien: de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluiden lichthinder; sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan kleurstelling (donker) en materiaalgebruik (zo mogelijk hout) van de omheining alsmede aan de beplantingssoorten (inheems); sprake is van een goede drainage; geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het milieu.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 49
Artikel 9
Algemene wijzigingsregels
9.1
Verschuiven bestemmingsvlak Wonen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, ten behoeve van een verbetering van de ruimtelijke inpassing van een woning, een bestemmingsvlak Wonen te verschuiven, met dien verstande dat: a. de bestaande woning wordt gesloopt; b. de nieuwe woning op ten hoogste op 100 m afstand van de gesloopte woning wordt opgericht; c. de oppervlakte van het verschoven bestemmingsvlak ten hoogste bedraagt de oppervlakte van het bestaande bestemmingsvlak.
9.1.1
Ruimtelijke inpassing van een woning Met de wijziging als bedoeld in 9.1 wordt een verbetering van de ruimtelijke inpassing van een woning bereikt, wat moet blijken uit: a. het ontstaan van een betere woonsituatie en/of; b. het verhogen van de landschappelijke kwaliteit en/of; c. het dienen van de verkeersveiligheid en/of; d. het dienen van het natuurbehoud.
9.2
Toelaatbaarheid Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: a. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad; b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen gronden worden geschaad; c. de uitvoerbaarheid - waaronder begrepen de milieutechnis; d. he toelaatbaarheid - en de landschappelijke en natuurlijke waarden; e. de mogelijke (significante) gevolgen voor de waarde van gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt.
9.3
Geen toepassing aan wijzigingsbevoegdheid Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 9.2 onevenredig worden geschaad, de ingreep significante gevolgen heeft en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de in 9.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 50
Artikel 10
Algemene procedureregels
10.1
Nadere eisen Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn; d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 51
Artikel 11
Overige regels
11.1
Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 52
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 12
Overgangsrecht bouwwerken
12.1
Bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
12.2
Afwijken Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
12.3
Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 53
Artikel 13
Overgangsrecht gebruik
13.1
Gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
13.2
Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.3
Verbod Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.4
Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 54
Artikel 14
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe.
augustus 2011.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 9 augustus 2011.
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 55
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 56
Vaststellingsbesluit
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 57
wijzigingsplan "Buitengebied, Berkenlaan 8, Epe" (vastgesteld) 58