Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor beperking & behandeling van afvalwater van raffinaderijen
Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor beperking & behandeling van afvalwater van raffinaderijen
C. Polders, S. Vanassche & D. Huybrechts
http://www.emis.vito.be
©
Academia Press – Gent Eekhout 2 9000 Gent
Deze uitgave kwam tot stand in het kader van het project ‘Vlaams kenniscentrum voor de Beste Beschikbare Technieken en bijhorend Energie en Milieu Informatie Systeem’ (BBT/EMIS) van het Vlaams Gewest. BBT/EMIS wordt begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Energie, Natuur en Openbare werken, het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en IWT, OVAM, VLM, VMM, ZG en de betrokken bedrijfstakorganisaties. Hoewel al het mogelijke gedaan is om de accuraatheid van de studie te waarborgen, kunnen noch de auteurs, noch Vito, noch het Vlaams Gewest aansprakelijk gesteld worden voor eventuele nadelige gevolgen bij het gebruik van deze studie. Specifieke vermeldingen van procédés, merknamen, enz. moeten steeds beschouwd worden als voorbeelden en betekenen geen beoordeling of engagement. De gegevens uit deze studie zijn geactualiseerd tot april 2008.
De uitgaven van Academia Press worden verdeeld door: Wetenschappelijke Boekhandel J. STORY-SCIENTIA NV Sint-Kwintensberg 87 9000 Gent Tel. (09) 225 57 57 - Fax (09) 233 14 09 Voor Nederland: Ef & Ef Eind 36 6017 BH Thorn Tel. 0475 561501 - Fax 0475 56 16 60 C. Polders, S. Vanassche & D. Huybrechts Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor beperking & behandeling van afvalwater van raffinaderijen Gent, Academia Press, 2008, xiv + 261 pp. Opmaak: proxess.be
ISBN: 978 90 382 1330 9 Wettelijk Depot: D/2008/4804/179 Bestelnummer U 1175 NUR 973 Voor verdere informatie, kan u terecht bij: BBT-kenniscentrum VITO Boeretang 200 B-2400 MOL Tel. 014/33 58 68 Fax 014/32 11 85 e-mail:
[email protected]
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
TEN GELEIDE
TEN GELEIDE
In opdracht van de Vlaamse Regering is bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in 1995 een kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (BBT) opgericht. Dit BBT-kenniscentrum heeft als taak informatie over milieuvriendelijke technieken te verspreiden. De doelgroepen voor deze informatie zijn de milieu- en bedrijfsverantwoordelijken in de bedrijven en de overheid. De uitgave van dit boek kadert binnen deze opdracht. Het BBTkenniscentrum wordt, samen met het zusterproject EMIS (http://www.emis.vito.be), het Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest, begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Energie, Natuur en Openbare werken, het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en IWT (het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen), OVAM (de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest), VEA (het Vlaams Energieagentschap), VLM (de Vlaamse Landmaatschappij), VMM (de Vlaamse Milieumaatschappij) en ZG (het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid). Milieuvriendelijke technieken zijn erop gericht de milieuschade die bedrijven veroorzaken, te beperken. Het kunnen technieken zijn om afval te verwerken, bodem en grondwater te saneren, afgassen en afvalwater te behandelen (zuiveren), … Veel vaker betreft het echter preventieve maatregelen die de uitstoot van vervuilende stoffen voorkomen en het energie-, grondstoffenen hulpstoffengebruik verminderen. Indien dergelijke technieken, in vergelijking met alle gelijkaardige technieken, het best scoren op milieugebied en indien ze bovendien betaalbaar zijn, dan spreken we over Beste Beschikbare Technieken (BBT). De vergunningsvoorwaarden die aan de bedrijven worden opgelegd, zijn in belangrijke mate gebaseerd op de BBT. Zo zijn de sectorale normen uit VLAREM II vaak een weergave van de mate van milieubescherming die met de BBT haalbaar is. Het bepalen van de BBT is daarom niet alleen nuttig als bron van informatie voor de bedrijven, maar ook als referentie op basis waarvan de Vlaamse Overheid nieuwe vergunningsvoorwaarden kan afleiden. In bepaalde gevallen verleent de Vlaamse Overheid ook subsidies aan de bedrijven als zij investeren in BBT. Het BBT-kenniscentrum werkt BBT-studies uit voor een bedrijfstak of voor een groep van gelijkaardige activiteiten. Deze studies beschrijven de BBT en geven bovendien de nodige achtergrondinformatie. De achtergrondinformatie laat de milieu-ambtenaren toe de dagelijkse bedrijfspraktijk beter aan te voelen en geeft de milieu- en bedrijfsverantwoordelijken aan wat de wetenschappelijke basis is voor de verschillende vergunningsvoorwaarden. De BBT worden getoetst aan de vergunningsvoorwaarden en de regels inzake ecologiepremie die in Vlaanderen van kracht zijn. Soms worden er aanbevelingen gedaan om de vergunningsvoorwaarden en de regels inzake ecologiepremie aan te passen. Het verleden heeft geleerd dat de Vlaamse Overheid de aanbevelingen vaak effectief gebruikt voor nieuwe milieuregelgeving en ecologiepremie. In afwachting hiervan moeten ze echter als niet-bindend worden beschouwd. BBT-studies zijn het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, bezoeken aan bedrijven, samenwerking met experten in de sector, bevraging van producenten en leveranciers, uitgebreide contacten met milieu- en bedrijfsverantwoordelijken en ambtenaren, etc. Het spreekt voor zich dat de geschetste BBT overeenkomen met een momentopname en dat niet alle BBT – nu en in de toekomst – in deze studie opgenomen kunnen zijn.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
i
LEESWIJZER
LEESWIJZER
Hoofdstuk 1 – Inleiding licht eerst het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT) en de invulling ervan in Vlaanderen toe en schetst vervolgens het algemene kader van de voorliggende BBT-studie “Raffinaderijen”. Ondermeer de doelstellingen, de inhoud, de begeleiding en de werkwijze van de BBT-studie worden verduidelijkt. Hoofdstuk 2 – Omschrijving, afbakening & milieu-juridische situering van de sector bevat een omschrijving en afbakening van de sector van de raffinaderijen. Daarnaast worden de voornaamste wettelijke bepalingen opgesomd die op de raffinaderijen van toepassing (kunnen) zijn. Hoofdstuk 3 – Processen & milieu-impact beschrijft de processen in de raffinaderijen en schetst de bijbehorende milieu-impact. De BBTstudie “Raffinaderijen” bestudeert in hoofdzaak de emissies (lozingen) naar (in) het (oppervlakte)water. Hoofdstuk 4 – Beschikbare milieuvriendelijke technieken beschrijft de milieuvriendelijke technieken die in de raffinaderijen geïmplementeerd zijn of geïmplementeerd kunnen worden om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater te beperken en anderzijds het afvalwater te behandelen (zuiveren). Hoofdstuk 5 – Selectie van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) evalueert de milieuvriendelijke technieken die in hoofdstuk 4 beschreven zijn naar hun technische haalbaarheid, hun impact op het milieu (in zijn geheel) en hun economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid en -effectiviteit). De geselecteerde technieken worden beschouwd als de Beste Beschikbare Technieken voor de raffinaderijen, haalbaar voor een gemiddeld bedrijf. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en/of (altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, worden in de BBT-studie “Raffinaderijen” als Beste Beschikbare Techniek weerhouden. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” niet (of niet altijd) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en niet (of niet altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, maar die mogelijks tot een verbetering van de kwaliteit van het effluent kunnen leiden, worden in het kader van deze BBT-studie opnieuw geëvalueerd. Hoofdstuk 6 – Aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) geeft aanbevelingen om de huidige milieuregelgeving aangaande emissies (lozingen) naar (in) het (oppervlakte)water aan te passen en/of aan te vullen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
iii
INHOUDSTAFEL
INHOUDSTAFEL TEN GELEIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
i
LEESWIJZER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
iii
SAMENVATTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
vii
SUMMARY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
xi
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.1. Definitie van Beste Beschikbare Technieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.2. Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.2.1. Achtergrond van het begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.2.2. Concretisering van het begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.3. Het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken. . . .
1 1 1 1 2 2
De BBT-studie “Raffinaderijen” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1. Doelstellingen van de BBT-studie “Raffinaderijen” . . . . . . . . . . . . . . 1.2.2. Inhoud van de BBT-studie “Raffinaderijen” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.3. Begeleiding en werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 3 4 5
Hoofdstuk 1. 1.1.
1.2.
Hoofdstuk 2.
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
2.1.
Omschrijving en afbakening van de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1.1. Omschrijving van de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1.2. Afbakening van de sector. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 7 7
2.2.
Milieu-juridische situering van de sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. Milieuvergunningsvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1.1. VLAREM I . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1.2. VLAREM II . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1.3. Bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. Overige Vlaamse wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.2.1. Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005 . . . . . . . . . . 2.2.2.2. Milieu-effect- en veiligheidsrapportage . . . . . . . . . . . . . . . .
8 8 8 10 12 15 15 17
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19
3.1.
Processen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19
3.2.
Milieu-impact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.1. De globale afvalwaterproblematiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.2. De afvalwaterproblematiek per deelproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
31 32 36
Hoofdstuk 3.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
v
INHOUDSTAFEL
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN . . .
43
4.1.
BREF “Mineral oil and gas refineries” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
43
4.2.
Beschikbare milieuvriendelijke technieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2.1. Eenheidsspecifieke technieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2.2. Niet-eenheidsspecifieke technieken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
43 44 49
Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5.
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
65
5.1.
Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken. . . . . . . . . . . . . .
65
5.2.
BBT-conclusies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
74
Hoofdstuk 6.
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
79
6.1.
Aanbevelingen voor milieuregelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
79
6.2.
Aanbevelingen voor verder onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
88
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
91
LIJST DER AFKORTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
93
BEGRIPPENLIJST. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
95
BIJLAGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
97
OVERZICHT VAN DE BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
98
Bijlage 1.
MEDEWERKERS BBT-STUDIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
99
Bijlage 2.
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN VOLGENS BREF “MINERAL OIL AND GAS REFINERIES” . . . . . . . . . . . . . . . . .
103
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
107
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
233
FINALE OPMERKINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
257
Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5.
vi
Vlaams BBT-Kenniscentrum
SAMENVATTING
SAMENVATTING
Het BBT-kenniscentrum, opgericht in opdracht van de Vlaamse Regering bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), heeft tot taak het verzamelen, verwerken en verspreiden van informatie over de beschikbare milieuvriendelijke technieken. Tevens moet het BBT-kenniscentrum de Vlaamse Overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT). Doelstellingen van voorliggende studie In voorliggende studie worden de lozingen van de Vlaamse raffinaderijen (dit zijn uitsluitend aardolie- en bitumenraffinaderijen) in het oppervlaktewater bestudeerd en worden de Beste Beschikbare Technieken om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater te beperken, en om anderzijds het afvalwater te behandelen (zuiveren) geselecteerd. De studie geeft tenslotte aanbevelingen in verband met de lozingsvoorwaarden (normen) voor raffinaderijen. De studie bestudeert enkel de lozingen van bedrijfsafvalwater, dit is alle afvalwater dat niet voldoet aan de bepalingen van huishoudelijk afvalwater en koelwater. Processen & Milieu-impact (afvalwaterproblematiek) Het raffineren bestaat uit een opeenvolging van processen waarin ruwe aardolie in verschillende fracties wordt gescheiden (scheiding), verschillende fracties van onzuiverheden worden ontdaan (zuivering) en eventueel tot andere fracties worden omgezet (conversie). Uiteindelijk worden de verschillende fracties gemengd tot bruikbare eindproducten (menging-blending). Het bedrijfsafvalwater van een raffinaderij bestaat uit o.a. afstromend (verontreinigd) hemelwater van installaties en van verharde en niet-verharde oppervlakken en proceswater. Het proceswater omvat o.a. afvalwater van de ontzouting, procescondensaten (condensaten van stoom die in contact is geweest met aardolieproducten), waaronder destillatiecondensaat (afkomstig van de atmosferische en vacuümdestillatie), zuur condensaat of zuur water (afkomstig van elk proces waar stoom gecondenseerd wordt in de aanwezigheid van H2S-houdende gassen) en verwarmingscondensaat (afkomstig van de verwarming van producten), en afvalwaters van specifieke raffinageprocessen zoals afvalwater van de productie van geblazen bitumen. Proceswater kan bovendien gegenereerd worden door het spuien van water uit de demineralisatie-eenheid (bij de regeneratie van de ionenwisselaar), het spuien van voedingswater uit de ketels en een “blowdown” van de ketels. Daarnaast is er ook nog het drainagewater van de opslagtanks, het ballasten schoonmaakwater van olietankers. De Vlaamse raffinaderijen lozen (en behandelen) momenteel echter geen ballast- en schoonmaakwater van olietankers. Polluenten die in het bedrijfsafvalwater van een raffinaderij aanwezig kunnen zijn, zijn vnl. koolwaterstoffen (in opgeloste en/of gesuspendeerde vorm) en andere organische componenten, zwavelhoudende componenten (sulfiden), ammoniak, ammoniakale componenten en hun derivaten, daarnaast ook sporen van metalen. Beste Beschikbare Technieken (BBT) In het totaal zijn er in de studie meer dan 30 technieken geselecteerd als Beste Beschikbare Techniek om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater te beperken en om anderzijds het afvalwater te behandelen (zuiveren) waarvan een aantal onder rand-
Vlaams BBT-Kenniscentrum
vii
SAMENVATTING
voorwaarden. De technieken omvatten een aantal eenheidsspecifieke technieken, veelal procesgeïntegreerde technieken, die van toepassing zijn op een specifieke eenheid (of proces), en een aantal niet-eenheidsspecifieke technieken, veelal end-of-pipe (waterzuiverings-) technieken, die van toepassing zijn op de raffinaderijen als geheel. Niet-eenheidsspecifieke technieken die in de studie geselecteerd zijn als Beste Beschikbare Techniek zijn o.a.: – De behandeling (zuivering) van zuur water in zuur water strippers (“sour water strippers”); – De voorbehandeling van afvalwater met een slibvanger (bezinker) en een olie-waterafscheider (API, CPI, PPI) en een egalisatiebekken (tank); – De fysico-chemische voorzuivering van afvalwater met een coagulatie-/flocculatie-eenheid in combinatie met een flotatie-eenheid (DAF, IAF) of een zandfilter; – De biologische hoofdzuivering van het afvalwater met een actief slib tank of een biofilter. De fysico-chemische nazuivering van afvalwater door zandfiltratie is enkel een Beste Beschikbare Techniek indien door de toepassing van de andere Beste Beschikbare Technieken de BBTgerelateerde emissiewaarden niet behaald kunnen worden. Nitrificatie/denitrificatie is een Beste Beschikbare Techniek (BBT) indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen). Voor een volledig overzicht van de Beste Beschikbare Technieken wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de studie. Een uitgebreide evaluatie van de technische haalbaarheid, het milieuvoordeel en de economische haalbaarheid van nitrificatie/denitrificatie is te vinden in bijlage 4 van de studie. Aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) In de studie wordt op basis van de Beste Beschikbare Technieken een voorstel voor de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor raffinaderijen (uitsluitend voor complexe raffinaderijen) geformuleerd. Het voorstel voor sectorale normen is van toepassing op alle eenheden (installaties) die zich “inside fence” van een raffinaderij bevinden, waarvan de werking “onlosmakelijk” verbonden is met de werking van de raffinaderij en waarvan het (bedrijfs)afvalwater gezamenlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt met het (bedrijfs)afvalwater van de raffinageprocessen. Het voorstel voor sectorale normen is dus niet van toepassing op (petro)chemische eenheden (installaties) waarvan het (bedrijfs)afvalwater afzonderlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt. Het voorstel voor sectorale normen is bovendien enkel van toepassing op de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige sectorale normen in bijlag 5.3.2, 33 ° van VLAREM II en het voorstel voor sectorale normen op basis van de Beste Beschikbare Technieken. Enkel de parameters waarvoor er reeds een sectorale norm bestaat en/of de parameters waarvoor er een voorstel voor sectorale norm wordt geformuleerd, zijn opgenomen in de tabel. In de studie werd een uitgebreider set van parameters bestudeerd.
viii
Vlaams BBT-Kenniscentrum
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 ° = sectorale lozingsvoorwaarde (norm)
Voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken (ogenblikkelijke waarde)
SAMENVATTING
Zwevende stoffen (ZS)
60,0
60,0
Bezinkbare stoffen (BS)
0,50
0,50
ml/l
Perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen
20,0
5,0
mg/l
n.v.w.b.
/ (g.g.)
mg/l
3,0
/ (g.g.)
mg/l
250,0
125,0
mg O2/l
35,0
25,0
mg O2/l
250,0
/ (g.m.)
mg C/l
/
0,4
mg Cl/l
Oliën en vetten Niet-ionische, anionische en kationische oppervlakteactieve stoffen Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Organische koolstof, totaal (TOC) Adsorbeerbare organohalogenen (AOX) Methyl-tert-butylether
mg/l
/
0,1
mg/l
1,0
0,4
mg/l
Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, individueel (BTEX, individueel)
/
5,0
µg/l
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16)
/
2,0
µg/l
Kjeldahlstikstof
30,0
/ (g.m.)
mg N/l
Stikstof, totaal
/
25,0
mg N/l
Fosfor, totaal
2,0
2,0
mg P/l
Som van opgelost sulfide en in zuur milieu oplosbare sulfide
1,0
0,2
mg S/l
Fenolen
Boor, totaal
/
2,00
mg B/l
Cadmium, totaal
/
0,005
mg Cd/l mg Cr/l
Chroom, totaal Chroom, zeswaardig Ijzer, totaal
0,50
/ (< BMKN)
0,050
0,05
mg Cr/l
/
3,50
mg Fe/l
Kobalt, totaal
/
0,02
mg Co/l
Kwik, totaal
/
0,001
mg Hg/l
Lood, totaal
0,050
/ (< BMKN)
mg Pb/l
Mangaan, totaal
/
0,50
mg Mn/l
Molybdeen, totaal
/
0,10
mg Mo/l
Seleen, totaal
/
0,15
mg Se/l
Vanadium, totaal
/
0,07
mg V/l
g.g. = geen gegevens (analyseresultaten) beschikbaar → huidige norm behouden g.m. = geen (of weinig) meerwaarde → huidige norm/parameter schrappen < BMKN = de analyseresultaten zijn kleiner dan de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1 → huidige norm/parameter schrappen n.v.w.b. = niet visueel waarneembaar
Vlaams BBT-Kenniscentrum
ix
SAMENVATTING
Voor een aantal parameters, met name perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen, chemisch zuurstofverbruik, biochemisch zuurstofverbruik, fenolen en som van opgelost sulfide en in zuur milieu oplosbare sulfide, wordt er in de studie een strengere sectorale norm voorgesteld dan de huidige sectorale norm. Een aantal sectorale normen, met name de sectorale normen voor organische koolstof, totaal, kjeldahlstikstof, chroom, totaal, lood, totaal, mogen volgens de studie geschrapt worden in bijlage 5.3.2, 33 ° van VLAREM II. De parameters bieden weinig (geen) meerwaarde of de analyseresultaten voor de parameters zijn kleiner dan de basismilieukwaliteitsnorm in bijlage 2.3.1 van VLAREM II. Daarnaast wordt er in de studie voor een aantal parameters waarvoor er nog geen sectorale norm is opgenomen in bijlage 5.3.2, 33 ° van VLAREM II een voorstel voor sectorale norm geformuleerd. Het betreft de parameters adsorbeerbare organohalogenen, methyl-tert-butylether, benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, individueel, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA, stikstof, totaal, boor, totaal, cadmium, totaal, ijzer, totaal, kobalt, totaal, kwik, totaal, mangaan, totaal, molybdeen, totaal, seleen, totaal en vanadium, totaal. Het voorstel voor sectorale norm voor stikstof, totaal is 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijk waarde). Indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, dan achten we een norm van 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van nitrificatie/denitrificatie. Omdat geen enkele raffinaderij in Vlaanderen momenteel al denitrificatie toepast, adviseren we om in dit geval een overgangstermijn voor implementatie te voorzien. In deze overgangsperiode kan een norm van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) gehanteerd worden. Met het oog op een progressieve vermindering en het halen van de basismilieukwaliteitsnormen, acht de Vlaamse Overheid voor een aantal parameters, met name polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA, kobalt, totaal, seleen, totaal en vanadium, totaal een strengere norm wenselijk dan wat in de studie op basis van de Beste Beschikbare Technieken wordt voorgesteld. De technische/economische haalbaarheid van een strengere norm is op dit moment echter niet aangetoond. Daarom wordt er verder onderzoek aanbevolen naar de haalbaarheid van bijkomende technieken en/of de haalbaarheid van een strengere norm. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen in de toekomst mogelijk bijkomende technieken als Beste Beschikbare Techniek geselecteerd worden en zal op basis van de Beste Beschikbare Technieken een strengere norm voorgesteld kunnen worden. Voor een volledig overzicht van de aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van de studie. De selectie van de Beste Beschikbare Technieken en de formulering van de aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken zijn het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, o.a. de BREF “Mineral oil and gas refineries”, bezoeken aan bedrijven, uitgebreide contacten met milieu- en bedrijfsverantwoordelijken en ambtenaren, etc. Het spreekt voor zich dat de geschetste Beste Beschikbare Technieken overeenkomen met een momentopname en dat niet alle Beste Beschikbare Technieken – nu en in de toekomst – in deze studie opgenomen kunnen zijn. Het formeel overleg met de sector en de overheid gebeurde in een begeleidingscomité, waarvan de samenstelling terug te vinden is in bijlage 1.
x
Vlaams BBT-Kenniscentrum
SUMMARY
SUMMARY
The Centre for Best Available Techniques (BAT) is founded by the Flemish Government and is hosted by the Flemish Institute for Technological Research (VITO). The BAT-Centre collects, evaluates and distributes information on available environment-friendly techniques. Moreover, it advises the Flemish authorities on how to translate this information into its environmental policy. Central in this translation is the concept “BAT” (Best Available Techniques). Objectives of this study In this study, the BAT-Centre studies waste water discharges into surface water by the Flemish refineries (which are mineral oil and bitumen refineries exclusively) and selects the Best Available Techniques (BAT) in order to minimize the quantity and the degree of pollution of the waste water on the one hand and to treat (purify) the waste water on the other hand. The BAT-Centre gives recommendations with respect to the discharge standards (emission limit values) for refineries. Only the discharges of industrial waste water, this is waste water that does not meet the definition of domestic waste water, nor the definition of cooling water, are studied. Processes and environmental impact (waste water problem) The refinery process consists of a succession of processes in which crude oil is separated into different fractions (i.e. separation), impurities are removed from the different fractions (i.e. purification) and the fractions are converted into other fractions (i.e. conversion). Finally the different fractions are blended into final products for the market (i.e. blending). The industrial waste water of a refinery consists, amongst others, of (polluted) rain water and process water. The process water consists, amongst others, of: – waste water from desalting; – process condensates (steam condensates that have been in contact with petroleum products) like distillation condensate (from the atmospheric and the vacuum distillation), sour condensate or sour water (from processes in which steam is condensed in the presence of hydrogen sulphide containing gasses) and heating condensate (from heating products); – and waste water from specific refinery processes like the production of blown bitumen. Process water can also be generated by draining off water from the demineralisation unit, by draining off boiler feed water and by a boiler blowdown. There is also the drain water from the storage tanks and the ballast water and the cleaning water from ships (tankers). The refineries in the Flemish region do, however, not treat nor discharge ballast and cleaning water at this moment. Pollutants that can be present in the industrial waste water of a refinery include hydrocarbons (dissolved and/or suspended), organic compounds (notably phenols), sulphur compounds (notably sulphides), ammonia/ammoniacal compounds and their derivatives. Traces of heavy metals are also likely to be present. Best Available Techniques (BAT) In total more than 30 techniques are selected as Best Available Techniques (some under certain conditions) to minimize the quantity and the degree of pollution of waste water on the one hand and to treat (purify) the waste water on the other hand. The techniques include some unit-spe-
Vlaams BBT-Kenniscentrum
xi
SUMMARY
cific techniques, mainly process-integrated techniques, applicable to a certain unit (process) and some general techniques, mainly end-of-pipe techniques, applicable to the refinery as a whole. General techniques that are selected as Best Available Techniques include amongst others: – The treatment (purification) of sour water in sour water strippers; – The treatment (pre-treatment) of waste water in a mud trap (settler), a hydrocarbon separator (API, CPI, PPI) and an equalization tank; – The physico-chemical treatment (pre-treatment) of waste water in a coagulation and flocculation unit in combination with a flotation unit (DAF, IAF) or sand filter; – The biological treatment (main treatment) of waste water in an active sludge tank or biofilter. The physico-chemical treatment (post-treatment) of waste water by means of sand filtration is only a Best Available Technique if the BAT-associated emission levels cannot be achieved by using other Best Available Techniques. Nitrification/denitrification is a Best Available Technique if the concentrations of nitrogen, total cannot be limited to values ≤ 30.0 mg N/l or if a further removal of nitrogen is necessary because of local conditions, this is to achieve the local environmental quality standards, and if this is not possible by using other techniques. For a complete survey of all Best Available Techniques we refer to chapter 5 of the study. A detailed analysis of the technical feasibility, the environmental benefit and the economic feasibility of nitrification/denitrification can be found in appendix 4 of the study. Recommendations based on the Best Available Techniques (BAT) In the study the BAT-Centre makes a proposal on discharge standards (emission limit values) for refineries (for complex refineries only). The proposal applies to all units (installations) inside fence of a refinery whose operation is inextricably connected to the operation of the refinery and whose waste water is treated and discharged together with the refinery waste water. The proposal is therefore not applicable to the (petro)chemical units (installations) where the waste water is treated and discharged separately (from refinery waste water). The proposal also only applies to the discharge of industrial waste water into surface water. The table below surveys the current emission limit values in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° and the proposal on emission limit values based on the Best Available Techniques. Only the parameters for which there is already a (sectoral) emissions limit value in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° and/or the parameters for which a proposal on emission limit values is formulated, are included in the table. The study examines a more extensive set of parameters.
xii
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Proposal on sectoral discharge condition (emission limit value) (instantaneous value)
VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° = sectoral discharge standards (emission limit value)
SUMMARY
Suspended solids
60.0
60.0
Settleable solids
0.50
0.50
ml/l
Perchloroethylene extractable apolar substances
20.0
5.0
mg/l
n.v.o.
/ (n.d.)
mg/l
3.0
/ (n.d.)
mg/l
250.0
125.0
mg O2/l mg O2/l
Oil and fat Non-ionic, anionic and cationic surface active agents Chemical oxygen demand (COD) Biochemical oxygen demand (BOD) Total organic carbon (TOC) Adsorbable organic halogens (AOX) Methyl tert-buthyl ether Phenols Benzene, toluene, ethylbenzene, xylene, individual (BTEX, individual) Polycyclic aromatic hydrocarbons, 16 of EPA (PAH-16) Kjeldahl nitrogen Nitrogen, total
mg/l
35.0
25.0
250.0
/ (n.a.v.)
mg C/l
/
0.4
mg Cl/l
/
0.1
mg/l
1.0
0.4
mg/l
/
5.0
µg/l
/
2.0
µg/l
30.0
/ (n.a.v.)
mg N/l
/
25.0
mg N/l
Phosphorus, total
2.0
2.0
mg P/l
Sum of dissolved sulphide and acid-soluble sulphide
1.0
0.2
mg S/l
/
2.00
mg B/l mg Cd/l
Boron, total Cadmium, total Chromium, total Chromium, six
/
0.005
0.50
/ (< BEQS)
mg Cr/l
0.050
0.05
mg Cr/l
Iron, total
/
3.50
mg Fe/l
Cobalt, total
/
0.02
mg Co/l mg Hg/l
Mercury, total
/
0.001
0.050
/ (< BEQS)
mg Pb/l
Manganese, total
/
0.50
mg Mn/l
Molybdenum, total
/
0.10
mg Mo/l
Selenium, total
/
0.15
mg Se/l
Vanadium, total
/
0.07
mg V/l
Lead, total
n.d. = no data (analytical results) available → keep current emission limit value (ELV) n.a.v. = no added value → delete current emission limit value (ELV)/parameter in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° < BEQS = analytical results smaller than basic environmental quality standard in VLAREM II, appendix 2.3.1 → delete current emission limit value (ELV)/parameter in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° n.v.o. = not visually observable
For a number of parameters, namely perchloroethylene extractable substances, chemical oxygen demand, biochemical oxygen demand, phenols and sum of dissolved sulphide and acidsoluble sulphide a more stringent emission limit value than the current emission limit value in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 ° is proposed. Vlaams BBT-Kenniscentrum
xiii
SUMMARY
Some emission limit values can be deleted in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33 °, namely those for total organic carbon, kjeldahl nitrogen, chromium, total and lead, total. The parameters have no (or little) added value or the analytical results are smaller than the basic environmental quality standards in VLAREM II, appendix 2.3.1. For some parameters that have currently no emission limit value in VLAREM II, appendix 5.3.2, 33°, an emission limit value is proposed, namely for adsorbable organic halogens, methyl tert-buthyl ether, benzene, toluene, ethylbenzene, xylene, individual, polycyclic aromatic hydrocarbons, 16 of EAP, nitrogen, total, boron, total, cadmium, total, iron, total, cobalt, total, mercury, total, manganese, total, molybdenum, total, selenium, total and vanadium, total. The proposed emission limit value for total nitrogen is 25.0 mg N/l (as instantaneous value). If a further removal of nitrogen is necessary based on local conditions, this is to achieve the local environmental quality standards, an emission limit value of 15.0 g N/l (as instantaneous value) is feasible by the application of nitrification/denitrification. As no refinery in the Flemish region already applies denitrification, a transition period for the implementation of denitrification needs to be foreseen. During the transition period an emission limit value of 25.0 mg N/l (as instantaneous value) can be applied. Given the progressive reduction and achievement of the basic environmental quality standards, the Flemish authorities consider a more stringent emission limit values than proposed based on the Best Available Techniques desirable for some parameters, namely polycyclic aromatic hydrocarbons, 16 of EPA, cobalt, total, selenium, total and vanadium, total. The technical and economic feasibility of more stringent emission limit values can however not be proven at this moment. Therefore additional research on the feasibility of additional techniques and/or the feasibility of a more stringent emission limit value is recommended by the BAT-Centre. Based on the results of this research additional techniques can be selected as Best Available Technique and a more stringent emission limit value can be proposed. For an overview of all the recommendations based on the Best Available Techniques, we refer to chapter 6 of the study. The selection of the Best Available Techniques and the formulation of the recommendations based on the Best Available Techniques are the results of an intensive search for literature (amongst others the BREF on mineral oil and gas refineries), company visits, extensive contacts with environmental and corporate responsibles and officials, … The selected Best Available Techniques are momentary representations at best and not all Best Available Techniques – now or in the future – can be included in this study. The formal consultation of the sector and the Flemish authorities took place in an advisory committee (a list of committee members is included in appendix 1 of the study).
xiv
Vlaams BBT-Kenniscentrum
INLEIDING
Hoofdstuk 1
INLEIDING
1.1.
Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen
1.1.1.
Definitie van Beste Beschikbare Technieken
Het begrip “Beste Beschikbare Technieken”, afgekort BBT, wordt in VLAREM I1, artikel 1, 29°, gedefinieerd als: “het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken; a) “technieken”: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld; b) “beschikbare”: op zodanige schaal ontwikkeld dat de technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van het Vlaamse Gewest worden toegepast of geproduceerd, mits ze voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn; c) “beste”: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel.” Deze definitie vormt het vertrekpunt om het begrip Beste Beschikbare Technieken concreet in te vullen voor de Vlaamse raffinaderijen.
1.1.2.
Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid
1.1.2.1.
Achtergrond van het begrip
Bijna elke menselijke activiteit (b.v. industriële activiteit, landbouw, …) beïnvloedt op de één of andere manier het leefmilieu. Vaak is het niet mogelijk in te schatten hoe schadelijk die beïnvloeding is. Vanuit deze onzekerheid wordt geoordeeld dat iedere activiteit met maximale zorg moet worden uitgevoerd om het leefmilieu zo weinig mogelijk te belasten. Dit stemt overeen met het zogenaamde voorzorgsbeginsel. In haar milieubeleid gericht op het bedrijfsleven heeft de Vlaamse Overheid dit voorzorgsbeginsel vertaald naar de vraag om de “Beste Beschikbare Technieken” toe te passen. Deze vraag wordt als zodanig opgenomen in de algemene voorschriften van VLAREM II2 (art. 4.1.2.1). Het toepassen van de BBT betekent in de eerste plaats dat iedere exploitant al wat technisch en economisch mogelijk is, moet doen om milieuschade te vermijden. Daarnaast wordt ook de naleving van de vergunningsvoorwaarden geacht overeen te stemmen met de verplichting om de BBT toe te passen. 1
2
VLAREM I: Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, herhaaldelijk gewijzigd. VLAREM II: Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van 1 juni 1995, herhaaldelijk gewijzigd.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
1
HOOFDSTUK 1
Ook in de meeste andere geïndustrialiseerde landen kan het BBT-principe worden teruggevonden in de milieuregelgeving, zij het soms met een andere klemtoon. Vergelijkbare begrippen zijn o.a.: BAT (Best Available Techniques), BATNEEC (Best Available Techniques Not Entailing Excessive Costs), de Duitse ‘Stand der Technik’, het Nederlandse ‘ALARA’-principe (As Low as Reasonably Achievable) en ‘Beste Uitvoerbare Technieken’. Binnen het Vlaamse milieubeleid wordt het begrip BBT in hoofdzaak gehanteerd als basis voor het vastleggen van vergunningsvoorwaarden. Dergelijke voorwaarden die aan inrichtingen in Vlaanderen worden opgelegd steunen op twee pijlers: • de toepassing van de BBT; • de resterende milieu-effecten mogen geen afbreuk doen aan de vooropgestelde milieukwaliteitsdoelstellingen. Ook de Europese “IPPC” Richtlijn (2008/1/EG) schrijft de lidstaten voor op deze twee pijlers te steunen bij het vastleggen van vergunningsvoorwaarden. 1.1.2.2.
Concretisering van het begrip
Om concreet inhoud te kunnen geven aan het begrip Beste Beschikbare Technieken, dient de algemene definitie van VLAREM I nader verduidelijkt te worden. Het BBT-kenniscentrum hanteert onderstaande invulling van de drie elementen. “Beste” betekent “beste voor het milieu als geheel”, waarbij het effect van de beschouwde techniek op de verschillende milieucompartimenten (afval, bodem en grondwater, lucht, (oppervlakte)water) wordt afgewogen; “Beschikbare” duidt op het feit dat het hier gaat over iets dat op de markt verkrijgbaar en redelijk in kostprijs is. Het zijn dus technieken die niet meer in een experimenteel stadium zijn, maar effectief hun waarde in de bedrijfspraktijk bewezen hebben. De kostprijs wordt redelijk geacht indien deze haalbaar is voor een “gemiddeld” bedrijf uit de beschouwde sector en niet buiten verhouding is tegenover het behaalde milieuresultaat; “Technieken” zijn technologieën en organisatorische maatregelen. Ze hebben zowel te maken met procesaanpassingen, het gebruik van minder vervuilende grondstoffen, end-of-pipe maatregelen, als met goede bedrijfspraktijken. Het is hierbij duidelijk dat wat voor het ene bedrijf een BBT is, dat niet voor een ander bedrijf hoeft te zijn. Toch heeft de ervaring in Vlaanderen en in andere regio’s/landen aangetoond dat het mogelijk is algemene BBT-lijnen te trekken voor groepen van bedrijven die dezelfde processen gebruiken en/of gelijkaardige producten maken. Dergelijke sectorale BBT of BBT per bedrijfstak maken het voor de Vlaamse Overheid mogelijk sectorale milieuvoorwaarden vast te leggen. Hierbij zal de overheid doorgaans niet de BBT zelf opleggen, maar wel de milieuprestaties die met de BBT haalbaar zijn als norm beschouwen. Het concretiseren van BBT voor sectoren vormt tevens een nuttig referentiepunt bij het toekennen van steun bij milieuvriendelijke investeringen door de Vlaamse Overheid. De regeling ecologiepremie bepaalt dat bedrijven die milieu-inspanningen leveren die verdergaan dan de wettelijke vereisten kunnen genieten van een investeringssubsidie.
1.1.3.
Het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken
Om de overheid te helpen bij het verzamelen en verspreiden van informatie over BBT en om haar te adviseren in verband met het BBT-gerelateerde vergunningenbeleid heeft VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) op vraag van de Vlaamse Overheid een 2
Vlaams BBT-Kenniscentrum
INLEIDING
Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken uitgebouwd. Dit BBT-kenniscentrum inventariseert informatie rond beschikbare milieuvriendelijke technieken, selecteert daaruit de Beste Beschikbare Technieken en vertaalt deze naar vergunningsvoorwaarden en ecologiepremie. De resultaten worden op een actieve wijze verspreid, zowel naar de overheid als naar het bedrijfsleven, onder meer via sectorrapporten, informatiesessies en het internet (http://www.emis.vito.be). Het BBT-kenniscentrum wordt gefinancierd door het Vlaamse Gewest en begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Energie, Natuur en Openbare werken, het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), de administratie Wetenschap en Innovatie (AWI), het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT), de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), het Vlaams Energieagentschap (VEA), de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid (AG).
1.2.
De BBT-studie “Raffinaderijen”
1.2.1.
Doelstellingen van de BBT-studie “Raffinaderijen”
De BBT-studie “Beperking & behandeling van afvalwater van raffinaderijen”, kortweg de BBTstudie “Raffinaderijen” genoemd, bestudeert de emissies (lozingen) van de Vlaamse raffinaderijen (uitsluitend aardolie- en bitumenraffinaderijen (zie § 2.1.2)) naar (in) het (oppervlakte)water en formuleert de Beste Beschikbare Technieken (BBT) om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater te beperken en anderzijds het afvalwater te behandelen (zuiveren). De BBT-studie geeft tenslotte aanbevelingen in verband met de lozingsvoorwaarden (normen) voor raffinaderijen. Er zijn in Vlaanderen enkel complexe raffinaderijen, geen basisraffinaderijen. De basisraffinaderijen (zie § 2.1.2 en § 2.2.1.2) zijn geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”. Ook de secundaire productie-eenheden (zie § 2.1.2 en § 2.2.1.2) zijn geen onderwerp van de BBTstudie “Raffinaderijen”. De tussentijdse opslag van aardolieproducten en gassen (incl. vulcentra) is geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”, althans voor zover deze plaatsvindt buiten de raffinaderijen (zie § 2.1.2). We bekijken in de BBT-studie “Raffinaderijen” enkel de lozingen van bedrijfsafvalwater, dit is alle afvalwater dat niet voldoet aan de bepalingen van huishoudelijk afvalwater3 en koelwater4. 3
4
Huishoudelijk afvalwater is afvalwater dat enkel bestaat uit het water afkomstig van: – normale huishoudelijke activiteiten; – sanitaire installaties; – keukens; – het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar groot- of kleinhandel wordt gedreven, zalen voor vertoningen, kazernen, kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, klinieken, hospitalen en andere inrichtingen waar niet besmettelijke zieken opgenomen en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankgelegenheden, kapsalons; – afvalwater afkomstig van wassalons, waar de toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf worden bediend. Koelwater is water dat voor afkoeling wordt gebruikt en dat niet in aanraking is gekomen met af te koelen stoffen of andere verontreinigende stoffen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
3
HOOFDSTUK 1
Verontreinigd hemelwater5 wordt beschouwd als zijnde bedrijfsafvalwater. Let wel, volgens art. 4.2.1.2 van VLAREM II wordt een mengsel van bedrijfsafvalwater met niet-verontreinigd hemelwater, koelwater, huishoudelijk afvalwater, dat via een niet-gescheiden rioleringsnet samen wordt geloosd en waarvan de verschillende deelstromen niet apart gecontroleerd kunnen worden, integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater. De BBT-studie “Raffinaderijen” is geen “volledige” BBT-studie in die zin dat de studie geen socio-economische situering en geen uitgebreide milieu-juridische situering van de sector bevat en niet alle milieu-aspecten van de raffinaderijen in detail bekeken worden. Dit geldt o.a. bij de oplijsting van beschikbare milieuvriendelijke technieken, de selectie van de Beste Beschikbare Technieken en de aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken.
1.2.2.
Inhoud van de BBT-studie “Raffinaderijen”
In hoofdstuk 2 trachten we de sector die het onderwerp is van de BBT-studie “Raffinaderijen” te omschrijven en zo precies mogelijk af te bakenen. Daarna gaan we dieper in op de belangrijkste milieu-juridische aspecten voor de raffinaderijen, althans voor het aspect afvalwater. In hoofdstuk 3 beschrijven we de processen in de raffinaderijen en schetsen we de bijbehorende emissies (lozingen) naar (in) het (oppervlakte)water. Op basis van de BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) en andere bronnen uit de literatuur, aangevuld met gegevens van de sector, geven we in hoofdstuk 4 een overzicht van de beschikbare milieuvriendelijke technieken om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater van de raffinaderijen te beperken en anderzijds het afvalwater van de raffinaderijen te behandelen (zuiveren). Vervolgens, in hoofdstuk 5, vindt voor deze technieken een evaluatie plaats, niet alleen van diens voordeel voor het milieu in zijn geheel, maar ook van diens technische en economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid en -effectiviteit). Deze grondige evaluatie laat ons toe de Beste Beschikbare Technieken voor de beperking van de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater en de behandeling (zuivering) van het afvalwater van de raffinaderijen te selecteren. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en/of (altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, worden in de BBT-studie “Raffinaderijen” als Beste Beschikbare Techniek weerhouden. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” niet (of niet altijd) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en niet (of niet altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, maar die mogelijks tot een verbetering van de kwaliteit van het effluent kunnen leiden, worden in het kader van deze BBT-studie opnieuw geëvalueerd. De Beste Beschikbare Technieken zijn op hun beurt de basis voor een aantal aanbevelingen om de huidige milieuregelgeving voor de raffinaderijen, althans voor het aspect afvalwater, aan te passen en aan te vullen (hoofdstuk 6).
5
4
Hemelwater is een verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
INLEIDING
1.2.3.
Begeleiding en werkwijze
Voor de wetenschappelijke begeleiding van de studie werd er een begeleidingscomité samengesteld met vertegenwoordigers van de industrie en de overheid. Dit comité kwam vier keer samen om de studie inhoudelijk te sturen (20/04/2007, 01/10/2007, 06/12/2007, 25/02/2008). De namen van de leden van dit comité zijn opgenomen in bijlage 1. Het BBT-kenniscentrum heeft, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de opmerkingen van de leden van het begeleidingscomité. Dit rapport is evenwel geen compromistekst, maar komt overeen met wat het BBTkenniscentrum op dit moment als de stand der techniek en de, daaraan gekoppelde, meest aangewezen aanbevelingen beschouwt.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
5
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
Hoofdstuk 2
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEUJURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
In dit hoofdstuk trachten we de sector die het onderwerp is van de BBT-studie “Raffinaderijen” te omschrijven en zo precies mogelijk af te bakenen. Daarna gaan we dieper in op de belangrijkste milieu-juridische aspecten voor de raffinaderijen, althans voor het aspect afvalwater.
2.1.
Omschrijving en afbakening van de sector
2.1.1.
Omschrijving van de sector ([EIPPCB, 2003])
Volgens de IPPC Richtlijn (2008/1/EC) is een raffinaderij: “een combinatie van proceseenheden, inclusief de ondersteunende eenheden en faciliteiten, om ruwe aardolie en aardgas om te zetten in volgende producten: – motorbrandstoffen; – brandstoffen voor de opwekking van elektriciteit en warmte; – grondstoffen voor de petrochemische en chemische industrie; – speciale producten zoals bitumen, paraffines/wassen en smeeroliën; – energie in de vorm van elektriciteit en warmte (stoom).” 2.1.2.
Afbakening van de sector ([Devoldere, K. et al., 2002])
In Vlaanderen zijn er vier raffinaderijen, aardolie- en bitumenraffinaderijen, gesitueerd in de Antwerpse haven: – Belgian Refining Corporation NV (BRC); ĺ Geen overlapping met de petrochemische en chemische industrie. – ESSO Raffinaderij BVBA, behorende tot ESSO Belgium, divisie van ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA; ĺ Overlapping met de petrochemische industrie: productie van alifatische vloeistoffen, aromatische vloeistoffen, naftenieke vloeistoffen, hogere olefinen en olefinen (ethyleen) (eenheden DAU 1, 2 en 3 en HO). De Performance Intermediates Plant is volledig geïntegreerd in de raffinaderij. Op het terrein bevindt zich ook een overslagterminal voor ethyleen. – Petroplus Refining Antwerp (Bitumen) NV (PRA en PRAB vormen één milieu-technische eenheid); ĺ Geen overlapping met de petrochemische en chemische industrie. – Total Raffinaderij Antwerpen NV (TRA). ĺ Overlapping met de petrochemische industrie: aromaten productie-eenheid (reformaat fractionering (eenheid 72-RFS) + hydrogenatie (eenheid 73-C6HT) + benzeen-extractie (eenheid 76)) + naftakraker nr. 3 (eenheid 91 + 92) + propaan/propeen (propyleen) splitter (eenheid 62) + biobrandstoffen (ethyl-tert-butylether) productie-eenheid (eenheid 36). Gezien de grote mate van integratie van sommige raffinaderijen met de petrochemische en chemische industrie is een strikte afbakening van de sector soms moeilijk te maken. Moderne, complexe raffinaderijen beschikken over een aantal eenheden (installaties) die strikt genomen Vlaams BBT-Kenniscentrum
7
HOOFDSTUK 2
tot de petrochemische en chemische industrie behoren zoals de eenheden (installaties) voor de productie van aromaten en olefines (naftakrakers), oplosmiddelen (solventen), smeermiddelen, … In deze studie opteren we ervoor om de analyseresultaten van het (bedrijfs)afvalwater van alle eenheden (installaties) die zich “inside fence” van een raffinaderij bevinden en waarvan de werking “onlosmakelijk” verbonden is met de werking van een raffinaderij in de studie op te nemen. Het (bedrijfs)afvalwater van de eenheden (installaties) die strikt genomen tot de (petro)chemische industrie behoren, wordt niet afzonderlijk behandeld (gezuiverd), met uitzondering van het (bedrijfs)afvalwater van de naftakraker n° 3 op de site van Total Raffinaderij Antwerpen. Het (bedrijfs)afvalwater van de naftakraker n° 3 wordt vóórbehandeld op de site van Total Raffinaderij Antwerpen en voor verdere behandeling en lozing afgevoerd naar de site van Fina Antwerp Olefins. De analyseresultaten van het (bedrijfs)afvalwater van de naftakraker n° 3 worden niet in de studie opgenomen. De tussentijdse opslag van aardolieproducten en gassen (incl. vulcentra), althans buiten de raffinaderijen, is geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”. De basisraffinaderijen zijn evenmin een onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen” (er zijn immers geen basisraffinaderijen in Vlaanderen) (zie § ˪2.2.1.2). Ook de secundaire productie-eenheden (zie § 2.2.1.2) zijn geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”.
2.2.
Milieu-juridische situering van de sector
2.2.1.
Milieuvergunningsvoorwaarden
2.2.1.1.
VLAREM I
In VLAREM I wordt er een onderscheid gemaakt tussen drie klassen van “hinderlijke inrichtingen” (activiteiten): – klasse 1: inrichtingen die als het meest hinderlijk worden beschouwd. Deze inrichtingen zijn vergunningsplichtig volgens de procedure van een klasse 1 inrichting; – klasse 2: inrichtingen die als hinderlijk worden beschouwd. Deze inrichtingen zijn vergunningsplichtig volgens de procedure van een klasse 2 inrichting; – klasse 3: inrichtingen die als het minst hinderlijk worden beschouwd. Deze inrichtingen zijn onderhevig aan de meldingsplicht van een klasse 3 inrichting. De milieuvergunning van een klasse 1 inrichting moet worden aangevraagd bij de deputatie van de provincieraad van de provincie waar de exploitatie zal plaatsvinden. Een klasse 2 of klasse 3 inrichting moet zich wenden tot het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de exploitatie zal plaatsvinden. Als een inrichting valt onder de toepassing van verschillende rubrieken uit bijlage 1 van VLAREM I (zie verder) die behoren tot verschillende klassen, dan geldt de procedure van de hoogste klasse. Alle hinderlijke inrichtingen zijn ondergebracht in een lijst, de zogenaamde indelingslijst uit bijlage 1 van VLAREM I. Op dit ogenblik telt de indelingslijst niet minder dan 61 (hoofd)rubrieken, die allemaal voorzien zijn van een rubrieknummer. In onderstaande tabel geven we een opsomming van de rubrieken uit de indelingslijst die van toepassing kunnen zijn voor de aardolie- en gasraffinaderijen. 8
Vlaams BBT-Kenniscentrum
16
Gassen
16.1
Installaties voor de productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd: a. Gasraffinaderijen
20
Industriële inrichtingen vallend onder 84/360/EEG
20.1
Energie-industrie (zie ook rubriek 6)
20.1.2
Raffinaderij van ruwe aardolie, met uitzondering van deze waarin uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie worden vervaardigd (zie ook rubriek 1.1.)
Jaarverslag
Niet in rubriek 20.1.2 begrepen inrichtingen voor de raffinage, voor de distillatie, het kraken, het vergassen of enige andere wijze van verwerking van aardolie of aardolieproducten (Raffinaderij van ruwe aardolie, met uitzondering van deze waarin uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie worden vervaardigd: zie rubriek 20.1.2)
Audit
Aardolie of aardolieproducten
1.1
Coördinator
1
Bemerkingen
Omschrijving en subrubrieken
Klasse
Rubriek
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
1
M, X
A
P
J, R
1
X
A
1
E, M, X, Yk
A
J, R
P
J, R
Kolom 4 “Bemerkingen”: – E = Inrichting waarvoor het Vlaams Energieagentschap advies verstrekt. – M = Inrichting waarvoor de afdeling van de Vlaame Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, advies verstrekt. – X = Inrichting die een GPBV-installatie betreft zoals gedefinieerd door sub 16° van artikel 1 van titel I van het VLAREM en die als dusdanig tevens onder de toepassing valt van de bepalingen van de titels I en II van het VLAREM inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging als bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24 september 1996. Dergelijke inrichting omvat telkens de vaste technische eenheid waarin de in de overeenkomstige tweede kolom vermelde activiteiten en processen alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden, die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging (zie ook artikel 5, § 7 van titel I van het VLAREM). – Y = een inrichting zoals gedefinieerd in artikel 1, 38°, van titel I van het VLAREM. Een dergelijke inrichting omvat telkens de vaste technische eenheid waarin de in de overeenkomstige tweede kolom van de indelingslijst vermelde activiteiten en processen, alsmede andere daarmee samenhangende activiteiten plaatsvinden, die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging (zie ook artikel 5, § 8, van titel I van het VLAREM). De subindexen hebben betrekking op het soort broeikasgas waarvoor de in titel I en II van het VLAREM gestelde verplichtingen gelden: Kolom 5 “Coördinator”: – A = inrichting waarvoor overeenkomstig VLAREM II een milieucoördinator van het eerste niveau moet worden aangesteld. Kolom 6 “Audit”: – P = inrichting waarvoor overeenkomstig VLAREM II door de vergunningverlenende overheid een periodieke milieuaudit kan worden opgelegd.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
9
HOOFDSTUK 2
Kolom 7 “Jaarverslag”: – J = inrichting waarvoor overeenkomstig VLAREM II een milieujaarverslag moet worden ingediend. Er zijn in Vlaanderen uitsluitend aardolie- en bitumenraffinaderijen, geen gasraffinaderijen. – R = Inrichting waarvoor de exploitant op grond van de Verordening nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 jaarlijks moet rapporteren op basis van metingen, berekeningen of ramingen voor de stoffen, vermeld in de verordening, overeenkomstig de in verordening vermelde drempelwaarden. Bron: VLAREM I, bijlage 1
Bovendien dient de exploitant van een raffinaderij vaak nog rekening te houden met een aantal andere rubrieken die verband houden met een aantal (neven)activiteiten van de raffinaderijen: – rubriek 2 – Afvalstoffen; – rubriek 3 – Afvalwater en koelwater; – rubriek 5 – Biociden; – rubriek 7 – Chemicaliën; – rubriek 17 – Gevaarlijke producten; – rubriek 39 – Stoomtoestellen en warmwatertoestellen; – … 2.2.1.2.
VLAREM II
VLAREM II bevat o.a. de algemene en de sectorale milieuvoorwaarden waaraan vergunningsof meldingsplichtige bedrijven in Vlaanderen moeten voldoen. Deel 4 van VLAREM II bevat de algemene milieuvoorwaarden. De algemene milieuvoorwaarden zijn van toepassing op alle hinderlijke inrichtingen. De algemene milieuvoorwaarden zijn onderverdeeld in: – algemene voorschriften (hoofdstuk 4.1); – beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging (hoofdstuk 4.2); – beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging (hoofdstuk 4.3); – beheersing van luchtverontreiniging (hoofdstuk 4.4); – beheersing van geluidshinder (hoofdstuk 4.5); – beheersing van hinder door licht (hoofdstuk 4.6); – beheersing van asbest (hoofdstuk 4.7); – energieplanning (hoofdstuk 4.8); – emissies van broeikasgassen (hoofdstuk 4.9). In het kader van deze studie is vooral hoofdstuk 4.2 (Beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging) van belang. De bepalingen in hoofdstuk 4.2 van VLAREM II zijn van toepassing op bedrijfsafvalwater, water (effluent) afkomstig van waterzuiveringsinstallatie, koelwater en huishoudelijk afvalwater zoals bedoeld in rubriek 3 van bijlage 1 van VLAREM I (art. 4.2.1.1). Volgens art. 4.2.1.2 wordt een mengsel van bedrijfsafvalwater met niet-verontreinigd hemelwater, koelwater, huishoudelijk afvalwater, dat via een niet-gescheiden rioleringsnet samen wordt geloosd en waarvan de verschillende deelstromen niet apart gecontroleerd kunnen worden, integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater. De algemene voorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater zijn opgenomen in de afdeling 4.2.2 (bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat) en in de afdeling 4.2.3 (bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat). 10
Vlaams BBT-Kenniscentrum
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
De algemene voorwaarden gelden in principe voor alle lozingen van bedrijfsafvalwater, tenzij ze worden versoepeld/verstrengd door de sectorale milieuvoorwaarden. Daarnaast kan de vergunningsverlenende overheid bijzondere milieuvoorwaarden opleggen. Deel 5 van VLAREM II bevat de sectorale milieuvoorwaarden. De sectorale milieuvoorwaarden zijn van toepassing op een welbepaalde hinderlijke inrichting (activiteit), en primeren op de algemene milieuvoorwaarden. Deel 5 van VLAREM II is ingedeeld in 61 hoofdstukken (overeenkomstig bijlage 1 van VLAREM I). De sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor het bedrijfsafvalwater van petroleumraffinaderijen (= aardolieraffinaderijen) en secundaire productie-eenheden (inrichtingen bedoeld in de subrubrieken 1.1, 7.3 en 20.1.2 en bepaalde inrichtingen in subrubriek 7.1 en 17 van de indelingslijst) zijn opgenomen in bijlage 5.3.2-33 °. Er wordt hier een onderscheid gemaakt tussen basisraffinaderijen, complexe raffinaderijen en secundaire productie-eenheden. a) Basisraffinaderijen waar één of meer van de hierna vermelde bewerkingen plaatsvinden: opslag en menging van producten, atmosferische destillatie, vacuümdestillatie, ontzouting, katalytische ontzwaveling, reforming en/of productie van zwavel. b) Complexe raffinaderijen waar één of meer van de van de in sub a) vermelde elementaire bewerkingen plaatsvinden, evenals één of meer van de hierna vermelde bewerkingen: katalytische kraking, hydrokraking, visbreaking, productie van waterstof, gofining, coking, alkylatie, sweetening, productie van bitumen en asfalt, behandeling met zuren, productie van nafteenzuur, kwaliteitsverbetering van basisoliën, productie van methyl-tert-butylether en andere petrochemische processen, productie van basissmeeroliën, isomerisatie, polymerisatie, productie van solventen en/of mengen van oliën, vetten en additieven. c) Secundaire productie-eenheden (lube and grease plants) die niet geïntegreerd zijn in een petroleumraffinaderij en waar één of meer van de hierna vermelde elementaire bewerkingen plaatsvinden: lossen en opslaan van basisoliën, vetten en additieven, mengen, verpakken, reinigen van leidingen en tanks, opslaan en lossen van afgewerkte producten. In onderstaande tabel (Tabel 1) geven we een overzicht van de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolieraffinaderijen en secundaire productie-eenheden.
Lozing in oppervlaktewater Ondergrens zuurtegraad (pH) Bovengrens zuurtegraad (pH) Temperatuur (T) Zwevende stoffen (ZS) Bezinkbare stoffen (BS) CCl4 extraheerbare stoffen Oliën en vetten
Vlaams BBT-Kenniscentrum
6,5 9,0 30,0 60,0 0,50 20,0 n.v.w.b.
6,5 9,0 30,0 60,0 0,50 20,0 n.v.w.b.
Secundaire productieeenheid
Complexe raffinaderij
Basisraffinaderij
Tabel 1: Overzicht van de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolieraffinaderijen en secundaire productie-eenheden (ogenblikkelijke waarden)
6,5 9,0 30,0 60,0 0,50 30,0 n.v.w.b.
Sörensen Sörensen ° Celcius mg/l ml/l mg/l mg/l
11
Detergenten Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Organische koolstof, totaal (TOC) Fenolen Kjeldahlstikstof Fosfor, totaal Sulfide Chroom, totaal Chroom, zeswaardig Lood, totaal Lozing in riolering Ondergrens zuurtegraad (pH) Bovengrens zuurtegraad (pH) Temperatuur (T) Zwevende stoffen (ZS) Afmeting zwevende stoffen Petroleum ether extraheerbare stoffen Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Ammoniakale stikstof Specifiek referentievolume van effluent
Secundaire productieeenheid
Complexe raffinaderij
Basisraffinaderij
HOOFDSTUK 2
3,0 200,0 35,0 200,0 0,50 10,0 2,0 1,0 0,50 0,050 0,050
3,0 250,0 35,0 250,0 1,0 30,0 2,0 1,0 0,50 0,050 0,050
3,0 350,0 70,0 350,0 1,0 20,0 2,0 1,0 0,50 0,050 0,050
mg/l mg O2/l mg O2/l mg C/l mg/l mg N/l mg P/l mg S/l mg Cr/l mg Cr/l mg Pb/l
6,0 9,5 45,0 1.000,0 10,0 500,0 200,0 v.g.t.g.
6,0 9,5 45,0 1.000,0 10,0 500,0 200,0 v.g.t.g.
6,0 9,5 45,0 1.000,0 10,0 500,0 200,0 v.g.t.g.
Sörensen Sôrensen ° Celcius mg/l mm mg/l mg/l mg N/l
0,5
0,5 + 0,1 per bijkomende bewerking met max. van 1,2
-
m³/ton ruwe aardolie verwerkt
n.v.w.b. = niet visueel waarneembaar v.g.t.g. = van geval tot geval Er zijn in Vlaanderen enkel complexe raffinaderijen, geen basisraffinaderijen. De basisraffinaderijen zijn, bijgevolg, geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”. Ook de secundaire productie-eenheden zijn geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”. Bron: VLAREM II, bijlage 5.3.2-33 °
2.2.1.3.
Bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden
Overeenkomstig art. 3.3.0.1 van VLAREM II, kan de vergunningsverlenende overheid in de milieuvergunning bijzondere vergunningsvoorwaarden opleggen. Bijzondere vergunningsvoorwaarden vullen de algemene en/of sectorale vergunningsvoorwaarden aan of stellen bijkomende eisen. Ze worden opgelegd met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu en met het oog op het bereiken van de basismilieukwaliteitsnormen. In onderstaande tabel (Tabel 2) geven we een overzicht van de huidige voorwaarden voor de 12
Vlaams BBT-Kenniscentrum
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
lozing van (bedrijfs)afvalwater bij de verschillende Vlaamse raffinaderijen. De lozingsvoorwaarden (normen) verschillen voor de vier Vlaamse raffinaderijen.
Sectorale lozingsvoorwaarden (normen) – Complexe raffinaderijen – Lozing in oppervlaktewater
Lozingsvoorwaarden (normen) volgens vergunningen van Vlaamse raffinaderijen (min waarde – max waarde)
Tabel 2: Overzicht van de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolieraffinaderijen (voor complexe raffinaderijen en lozing in oppervlaktewater) en de lozingsvoorwaarden (normen) volgens de vergunning van de Vlaamse raffinaderijen (ogenblikkelijke waarden)
Ondergrens zuurtegraad (pH) Bovengrens zuurtegraad (pH) Temperatuur (T) Zwevende stoffen (ZS) Bezinkbare stoffen (BS) CCl4 extraheerbare stoffen Organofosforpesticiden Biociden Oliën en vetten Detergenten Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Organische koolstof, totaal (TOC) Organohalogenen, totaal (TOX) Adsorbeerbare organohalogenen (AOX) Monocyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal (MAK) Monocyclische aromatische koolwaterstoffen, individueel (MAK) Methyl-tert-butylether Fenolen Methanol Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX) Benzeen Ethylbenzeen Tolueen Xyleen Styreen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
6,5 9,0 30,0 60,0 0,50 20,0 / / n.v.w.b. 3,0 250,0 35,0 250,0 / /
6,50 9,00 30,00-35,00 60,00 0,50-3,00 5,00-20,00 0,003 0,003 /-0,00 3,00 175,00-250,00 25,00-35,00 250,00 0,50-1,00 0,20-0,40 20,00
Sörensen Sörensen ° Celcius mg/l ml/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg O2/l mg O2/l mg C/l mg Cl/l mg Cl/l µg/l
/
10,00
µg/l
/ 1,0 / / / / / / / /
1,00 1,00 5,00 20,00 10,00-50,00 10,00-700,00 10,00-140,00 10,00-700,00 10,00-700,00 5,00
mg/l mg/l mg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
13
Sectorale lozingsvoorwaarden (normen) – Complexe raffinaderijen – Lozing in oppervlaktewater
Lozingsvoorwaarden (normen) volgens vergunningen van Vlaamse raffinaderijen (min waarde – max waarde)
HOOFDSTUK 2
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal (PAK) Apolaire koolwaterstoffen Kjeldahlstikstof Nitraat Nitriet Nitraat + Nitriet Stikstof, totaal Fosfor, totaal Orthofosfaat Organofosforverbindingen Organosiliciumverbindingen Sulfide Sulfaat Sulfiet Cyaniden, totaal Chloride Fluoride Fosfide Arseen, totaal Boor, totaal Cadmium, totaal Chroom, totaal Chroom, zeswaardig Koper, totaal Kwik, totaal Lood, totaal Mangaan, totaal Molybdeen, totaal Nikkel, totaal Seleen, totaal Vanadium, totaal Zink, totaal Metalen, totaal Organotinverbindingen
/
0,60-10,00
µg/l
/ 30,0 / / / / 2,0 / / / 1,0 / / / / / / / / / 0,50 0,050 / / 0,050 / / / / / / / /
10,00 30,00 30,00 2,00-5,00 40,00 30,00-40,00 2,00 2,00 1,00 1,00 1,00 2.000,00 5,00 1,00 2.000,00-3.000,00 2,00-8,00 1,00 0,10 1,50 0,002-0,05 0,50 0,05 0,25 0,001-0,003 0,05 1,00 0,50 0,25-0,50 0,10 0,10-0,50 0,50 5,00 1,00
mg/l mg N/l mg N/l mg N/l mg N/l mg N/l mg P/l mg P/l mg/l mg/l mg S/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg As/l mg B/l mg Cd/l mg Cr/l mg Cr/l mg Cu/l mg Hg/l mg Pb/l mg Mn/l mg Mo/l mg Ni/l mg Se/l mg V/l mg Zn/l mg/l mg/l
Bron: VLAREM II, bijlage 5.3.2-33 °en vergunningen van de Vlaamse raffinaderijen
14
Vlaams BBT-Kenniscentrum
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
2.2.2.
Overige Vlaamse wetgeving
2.2.2.1.
Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005
Het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005 kadert de diverse elementen van het beleid voor gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater. Dit reductieprogramma was noodzakelijk om uitvoering te geven aan de Europese Richtlijn 76/464/EEG van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd. De richtlijn betrof een van de eerste Europese initiatieven om de wetgeving inzake water vast te stellen. Enerzijds wilde men het aquatische milieu beschermen tegen verontreiniging door bio-accumulerende, persistente en toxische stoffen. Anderzijds was men bezorgd over de ongelijke concurrentie die het gevolg kon zijn van een uiteenlopende aanpak in de verschillende lidstaten. De richtlijn bevatte een dubbele aanpak: enerzijds zou Europa voor de belangrijkste, meest gevaarlijke stoffen op Europees niveau emissiegrenswaarden en milieukwaliteitsnormen vaststellen (via zgn. dochterrichtlijnen), anderzijds dienden de lidstaten voor de overige gevaarlijke stoffen eigen reductieprogramma’s op te stellen. Als vangnet werd er opgelegd dat zolang er voor een stof nog geen dochterrichtlijn is (en er dus geen regelgeving op Europees niveau is), ook deze meest gevaarlijke stoffen door de lidstaten moeten worden opgevangen via de reductieprogramma’s. Deze opdeling is bekend als de lijst I-stoffen respectievelijk lijst II-stoffen, ook bekend als de zwarte lijst-stoffen en de grijze lijst-stoffen. Als ultieme doel gold het stopzetten van de lozingen van lijst I-stoffen en een steeds verder verminderen van de lozing van lijst II-stoffen. De vaststelling van de Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (de Europese Kaderrichtlijn Water) heeft hierin enige verandering gebracht. De problematiek van de zwarte lijst-stoffen wordt overgenomen onder de nieuwe naam prioritaire stoffen. De engagementen (normen, maatregelen, …) op Europees niveau zijn zeer gelijkaardig aan deze voor de lijst I-stoffen en vervangen deze dan ook. De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds eind 2000 van kracht. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat in 2015 de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa in orde is. Dit dient te gebeuren op stroomgebiedsniveau. Een stroomgebied is het gehele gebied dat op een bepaalde rivier afwatert. De lidstaten zullen hiervoor dus moeten samenwerken met hun buurlanden. De uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water vraagt een grote inspanning van vele partijen die een rol spelen in het waterbeheer en met name ook van de decentrale overheden. Zij moeten eraan bijdragen dat in 2015 het oppervlaktewater voldoet aan normen voor chemische stoffen en aan ecologische doelstellingen. Ook het grondwater moet voldoen aan normen voor chemische stoffen. Bovendien moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. De Europese Unie bepaalt de normen voor chemische stoffen, de lidstaten en regio’s zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van ecologische doelstellingen voor het oppervlaktewater. VLAREM II hanteert, in haar uitvoering van de Europese richtlijnen, volgende richtlijnen: lozingen van gevaarlijke stoffen in concentraties onder de (basis)milieukwaliteitsnormen zijn impliciet toegelaten indien men afvalwater mag lozen, lozingen van gevaarlijke stoffen in hogere concentraties moeten vermeld worden in de vergunning. Deze vermelding kan gebeuren via de sectorale milieuvoorwaarden (normen) en/of bijzondere milieuvoorwaarden (normen). Dit neemt niet weg dat een aantal sectorale milieuvoorwaarden, normen opleggen onder het niveau van de basismilieukwaliteitsnormen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
15
HOOFDSTUK 2
VLAREM schrijft bovendien voor hoe de vermelding in de vergunning moet gebeuren. Samengevat komt dit neer op: –
De Beste Beschikbare Technieken vormen steeds het minimale kader waarbinnen de vergunningsvoorwaarden moeten worden vastgesteld. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden uit VLAREM zijn hierbij alvast noodzakelijke, doch niet noodzakelijk voldoende voorwaarden (zie art. 4.1.2.1 en art. 4.2.3.1 van VLAREM II). art. 4.2.3.1 1. Onverminderd de in dit besluit vastgestelde emissiegrenswaarden dient de lozing van gevaarlijke stoffen van bijlage 2C maximaal te worden voorkomen door de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. 2. Voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen van bijlage 2C bevat gelden dezelfde algemene emissiegrenswaarden als in de afdeling 4.2.2. voorgeschreven voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat, behoudens het bepaalde onder 3° hierna. 3. Van de gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C, mogen in concentraties die hoger zijn dan de milieukwaliteitsnormen van toepassing voor de uiteindelijk ontvangende waterloop, enkel die stoffen worden geloosd waarvoor in de milieuvergunning emissiegrenswaarden zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in art. 2.3.6.1. Deze emissiegrenswaarden bepalen: a. de in de lozingen toelaatbare maximumconcentratie van een stof; in geval van verdunning moet de in dit besluit voor bedoelde stof vastgestelde emissiegrenswaarde worden gedeeld door de verdunningsfactor; b. de in de lozingen toelaatbare maximumhoeveelheid van een stof tijdens een of meer bepaalde perioden; zo nodig kan deze hoeveelheid bovendien worden uitgedrukt in een gewichtseenheid van de verontreinigende stof per eenheid van het element dat kenmerkend is voor de verontreinigende werkzaamheid (b.v. gewichtseenheid per grondstof of per eenheid product). c. indien het geloosde bedrijfsafvalwater afkomstig is van het gebruik van een gewoon oppervlaktewater en/of van grondwater kunnen deze waarden vastgelegd in sub a) en b) van dit artikel vermeerderd worden met het gehalte of de hoeveelheid in het opgenomen water.
–
Voor alle stoffen is sanering aan de bron het uitgangspunt.
–
Voor alle stoffen, en in het bijzonder voor gevaarlijke stoffen, is het halen van de basismilieukwaliteitsnormen het uitgangspunt (zie art. 3.3.0.1 van VLAREM II). art. 3.3.0.1 § 1. Onverminderd de milieuvoorwaarden vastgesteld door dit besluit, kan de vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een milieuvergunning, mits motivering, bijzondere vergunningsvoorwaarden opleggen met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu, en inzonderheid met het oog op de handhaving of het bereiken van de in deel 2 van dit besluit opgenomen milieukwaliteitsnormen. Desgevallend moet daarbij ondermeer rekening worden gehouden met de toxiciteit, de persistentie en de bio-accumulatie van de betrokken stoffen in het milieu waarin ze worden geëmitteerd. § 2. De bijzondere vergunningsvoorwaarden vullen de in dit besluit vastgestelde voorwaarden aan, of stellen bijkomende eisen. Ze kunnen slechts in minder strenge zin van dit besluit
16
Vlaams BBT-Kenniscentrum
OMSCHRIJVING, AFBAKENING & MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR
afwijken wanneer dit uitdrukkelijk in dit reglement is bepaald en in geval van de in de afdelingen 1.2.2. en 1.2.3. bedoelde toelating. –
Voor alle gevaarlijke stoffen is daarenboven een progressieve vermindering het uitgangspunt (zie art. 2.3.6.1 van VLAREM II). art. 2.3.6.1 § 1. Overeenkomstig de Richtlijn 76/464/EEG kan een vergunning tot lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat enkel worden verleend met in acht name van de volgende voorwaarden: 1. de verontreiniging van de wateren door de gevaarlijke stoffen als bedoeld in lijst I van bijlage 2C dient te worden beëindigd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit; 2. de verontreiniging van de wateren door de gevaarlijke stoffen als bedoeld in lijst II van bijlage 2C dient te worden verminderd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit; 3. de toepassing van dit besluit mag er in geen geval toe leiden dat de verontreiniging van de wateren direct of indirect toeneemt. Indien concrete debietgegevens ontbreken mag met het oog op het halen van de milieukwaliteitsnormen voor niet-meest gevaarlijke stoffen een tienvoudige verdunning van het afvalwater na lozing verondersteld worden (dit is vuistregel 10 * basismilieukwaliteitsnorm). Men moet echter voor ogen houden dat dit een erg ruime en dus maximale benadering is – de normen voor niet-gevaarlijke parameters zoals BZV, CZV, ZS, … impliceren doorgaans een kleinere verdunning (bv. BZV = 25 mg O2/l versus basismilieukwaliteitsnorm = 6 mg O2/l). Indien nadere debietsinformatie beschikbaar is, kan de vuistregel 10 * basismilieukwaliteitsnorm bijgesteld worden. De vuistregel 10 * basismilieukwaliteitsnorm kan eveneens worden bijgesteld in functie van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater.
–
Voor gevaarlijke stoffen die bio-accumuleerbaar, persistent en toxisch zijn, d.i. meest gevaarlijke stoffen, is daarenboven voorkomen en/of beëindiging van de verontreiniging het uitgangspunt (zie art. 2.3.6.1 van VLAREM II).
VLAREM verwijst voor de identificatie van de gevaarlijke stoffen rechtstreeks naar de lijst I en lijst II van de richtlijn (via bijlage 2 van VLAREM I). 2.2.2.2.
Milieu-effect- en veiligheidsrapportage
Het uitgangspunt van milieueffectrapportage (m.e.r.) is dat al in het stadium van de planning en de besluitvorming van bepaalde activiteiten de mogelijke schadelijke effecten voor mens en milieu in kaart worden gebracht, samen met die van de bestaande alternatieven voor die activiteiten. Deze regel volgt uit het voorzorgsbeginsel6 en het beginsel van preventief handelen7, ook wel het voorkomingsbeginsel genoemd. Hetzelfde geldt voor veiligheidsrapportage (v.r.) die erop gericht is de risico’s van zware ongevallen te identificeren, beoogt zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken.
6
7
De achterliggende idee is dat maatregelen reeds kunnen worden genomen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat een bepaalde activiteit ernstige gevaren inhoudt voor mens en milieu en men daartoe niet moet wachten tot daaromtrent een consensus bestaat in de brede wetenschappelijke kringen. De achterliggende idee is dat het beter is milieuverontreiniging te voorkomen, dan achteraf de schade te moeten herstellen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
17
HOOFDSTUK 2
Volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 zijn volgende categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage: – bijlage 1, categorie 1 “Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag”; – bijlage 2, categorie 6 “Chemische industrie”, c “Opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten”: • Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton tot 200.000 ton. De initiatiefnemer kan echter een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde administratie. Voor meer informatie in verband met m.e.r. verwijzen we naar: http://www.mervlaanderen.be. Voor meer informatie in verband met v.r. verwijzen we naar: http://www.mina.be/vr.
18
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
Hoofdstuk 3
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
In dit hoofdstuk beschrijven we de processen in de raffinaderijen en schetsen we de bijbehorende emissies (lozingen) naar (in) het (oppervlakte)water.
3.1.
Processen ([Couder, J. et al., 2006], [Devoldere, K. et al., 2002])
Het raffineren bestaat uit een opeenvolging van processen waarin ruwe aardolie in verschillende fracties wordt gescheiden (scheiding), verschillende fracties van onzuiverheden worden ontdaan (zuivering) en eventueel tot andere fracties worden omgezet (conversie). Uiteindelijk worden de verschillende fracties gemengd tot bruikbare eindproducten (menging – blending). – scheiding: zie a); – zuivering: zie b); – conversie: zie c); – behandeling: zie d); – behandeling van petroleum en (eind)producten (o.a. menging): zie e). Daarnaast zijn er in een raffinaderij een aantal ondersteunende eenheden en faciliteiten (zie f)), nutsvoorzieningen (zie g)) en milieuvoorzieningen (zie h)) aanwezig. Een aardolieraffinaderij is in wezen een zeer groot, complex geheel van een aantal “kleinere fabrieken” die ruwe aardolie omzetten naar (een groot aantal) bruikbare eindproducten. De belangrijkste eindproducten zijn motorbrandstoffen (b.v. auto- en vliegtuigbenzine, diesel, kerosine (jet-fuel) en een vloeibaar mengsel van butaan en propaan dat men liquified petroleum gas (LPG) noemt), brandstoffen voor de opwekking van warmte en elektriciteit (b.v. huisbrandolie, butaan, propaan en zware stookolie voor de industrie). Een aardolieraffinaderij produceert tevens (een klein aantal) tussenproducten, dit zijn grondstoffen voor de productie van aromaten, olefines, oplosmiddelen (solventen), smeermiddelen (smeeroliën en -vetten), … d.i. voor de petrochemische industrie, de bouwnijverheid (roofing), inclusief de wegenbouw (asfalt).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
19
HOOFDSTUK 3
In deze figuur ontbreken: ADSR (atmosferische residu desulfurisatie-eenheid) inclusief verwijdering van Mo (molybdeen), Ni (nikkel) en V (vanadium).
Figuur 1: Schematische voorstelling van een “typische” aardolieraffinaderij Bron: [Couder, J. et al., 2006]
Ruwe aardolie is een complex mengsel van verschillende individuele koolwaterstoffen, elk met een verschillend aantal koolstof- en waterstofatomen, een verschillende structuur en, als gevolg daarvan, verschillende fysico-chemische eigenschappen. De verschillende individuele koolwaterstoffen kunnen worden onderverdeeld in: – Olefines (CnH2n+2-2m met m = aantal onverzadigde verbindingen): niet-cyclische, onverzadigde koolwaterstoffen, al dan niet vertakt; – Paraffines (CnH2n+2): niet-cyclische, verzadigde koolwaterstoffen, al dan niet vertakt; – Naftenen (CnH2n-2m met m = aantal onverzadigde verbindingen): cyclische, verzadigde of onverzadigde koolwaterstoffen, al dan niet met zijketens op de ringstructuur; – Aromaten: cyclische, onverzadigde koolwaterstoffen met een aromatische ringstructuur. Daarnaast komen in ruwe aardolie nog tal van onzuiverheden voor: – Heteroatomen zoals zwavel (S) en stikstof (N), gebonden aan organische moleculen; – Metalen zoals nikkel (Ni) en vanadium (V), gebonden aan organische moleculen; – Water en zout, fysisch gemengd met ruwe aardolie. De samenstelling, zowel naar aandeel van de verschillende klassen van componenten, als naar zwavel-, stikstof- en metaalgehalte, van ruwe aardolie verschilt sterk naargelang de oorsprong ervan.
20
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
a. Scheiding Atmosferische destillatie De ruwe aardolie wordt eerst ontzout. Na het toevoegen van emulsiebrekende chemicaliën, wordt er een scheiding bewerkstelligd tussen de olie en het (in de olie aanwezige) water met daarin de opgeloste zouten. Het water wordt afgescheiden en voor verdere behandeling (zuivering) afgevoerd. Na de ontzouting volgt een eerste scheidingsstap. Deze eerste scheiding gebeurt d.m.v. destillatie onder atmosferische druk (atmosferische destillatie). De ruwe aardolie wordt in een reeks van warmtewisselaars en in een fornuis opgewarmd tot ca. 370 °C, waarna de ruwe aardolie in een destillatiekolom wordt geïnjecteerd. In de destillatiekolom heerst een temperatuursgradiënt (hogere temperatuur beneden in de kolom dan boven in de kolom). In de destillatiekolom doet zich een scheiding voor in verschillende fracties van componenten naargelang hun kookpunt. De belangrijkste zijn: gassen (d.i. de topfractie), nafta, kerosine (keroseen), diesel, (atmosferische) gasolie en atmosferisch residu. Al deze fracties kunnen aan verdere zuiverings- en conversieprocessen worden onderworpen. In de meeste Vlaamse raffinaderijen is voor de atmosferische destillatie een preflash geïnstalleerd. De ruwe aardolie wordt in een kleine destillatiekolom (preflash kolom) gescheiden in een gasfase en in een vloeistoffase. Enkel de vloeistoffase wordt nog opgewarmd in een fornuis, alvorens deze naar de atmosferische destillatiekolom gaat. De gasfase wordt elders in verschillende fracties gecondenseerd, waarna deze verder worden verwerkt of op een hoger niveau in de atmosferische destillatiekolom worden gebracht. Op deze manier daalt het energiegebruik van het fornuis en stijgt de doorzet van de raffinaderij. Vacuümdestillatie Het atmosferisch residu wordt opnieuw opgewarmd en in de vacuümdestillatiekolom onder sterk verlaagde druk verder gescheiden. Door de destillatie onder verlaagde druk uit te voeren, verlaagt het kookpunt van de verschillende componenten, waardoor de scheiding gemakkelijker wordt. Het principe van vacuümdestillatie is hetzelfde als dit voor atmosferische destillatie. In de vacuümdestillatie worden meestal de volgende stromen afgescheiden: – lichte vacuümgasolie (d.i. de topfractie); – zware vacuümgasolie; – vacuümresidu.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
21
HOOFDSTUK 3
Figuur 2: Schematische voorstelling van de preflash, de atmosferische destillatie en de vacuümdestillatie met de verschillende fracties Bron: [Devoldere, K. et al., 2002]
b. Zuivering Het zuiveren van de verschillende fracties richt zich vnl. op het verwijderen van de chemisch gebonden heteroatomen (stikstof (N) en vnl. zwavel (S)) en metalen uit de verschillende fracties. Het zuiveren kan zowel worden uitgevoerd op de fracties die uit de destillatie-eenheden komen, als op de fracties die reeds een conversie hebben ondergaan. Meestal wordt voor de zuivering gebruik gemaakt van één of meerdere reactoren in serie waarbij zowel de metalen, als de stikstof, als de zwavel worden verwijderd. De katalytische reacties gaan door bij een verhoogde druk en temperatuur, in aanwezigheid van een overmaat waterstof (H2). De katalysator bestaat meestal uit een mengsel van oxides van kobalt (Co), molybdeen (Mo) en/of nikkel (Ni) op een drager van aluminiumoxide (Al2O3). Naarmate de te behandelen fractie zwaarder is (hoger kookpunt, hoger moleculair gewicht), wordt er bij een hogere druk en temperatuur gewerkt. Enkel de zwaardere fracties (atmosferisch residu en vacuümgasolie) bevatten aanzienlijke hoeveelheden metalen. Bij zuivering van de zwaardere fracties bevat de eerste reactor een minder actieve katalysator die vnl. tot doel heeft de aanwezige metalen te binden en te verwijderen. Pas in de volgende reactoren worden stikstof en zwavel verwijderd. In deze reactoren worden de verbindingen die stikstof bevatten, omgezet tot ammoniak (NH3) en de verbindingen die zwavel bevatten, omgezet tot waterstof(di)sulfide (H2S). Naast het verwijderen van stikstof en zwavel, worden ook (in geringe mate) onverzadigde verbindingen (olefines, onverzadigde naftenen en aromaten) geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd en treden er krakingsreacties (d.i. omzetting tot lichtere componenten) op. Na de verschillende reactoren wordt de stroom dan ook d.m.v. destillatie in verschillende fracties gescheiden. De lichtste, gasvormige fractie bevat aanzienlijke hoeveelheden waterstof(di)sulfide en wordt in de zwavelherwinningseenheid verwerkt, alvorens bij het raffinaderijgas te worden gemengd.
22
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
Gasscheiding Het doel van gasscheiding is om, d.m.v. destillatie, C1-C5 en hogere componenten te recupereren en af te scheiden uit de verschillende afgassen van de raffinaderij (b.v. afgassen van de katalytische reformer, de katalytische kraker en de destillatie-eenheden). c. Conversie Thermische kraking, visbreaking, coking Thermisch kraken houdt in dat grote moleculen door warmte worden gebroken in kleinere moleculen. Visbreaking is een zwakke vorm van thermisch kraken. Het residu van de vacuümdestillatie kan worden behandeld in een visbreaker. Het residu van de vacuümdestillatie wordt daarom bij een druk van 8 bar op een temperatuur van 450-500 °C gebracht. Als gevolg van deze hoge temperatuur breken de grote, zware moleculen in kleinere, lichtere moleculen. Ongeveer 10-15% van de voeding wordt omgezet tot gassen en lichte nafta. Het overblijvende residu heeft een lagere viscositeit en wordt meestal gemengd bij de zware stookolie. Delayed coking is eveneens een vorm van thermisch kraken, waarbij het residu van de vacuümdestillatie wordt omgezet tot moleculen met een lager kookpunt (gas, lichte nafta, ...), die verder worden verwerkt, en cokes, die achter blijven in de reactor. Katalytische kraking Katalytisch kraken is het omzetten van een relatief zware voeding naar lichtere moleculen onder hoge temperatuur (500-550 °C), bij atmosferische druk en in aanwezigheid van een katalysator. Bij de katalytische kraking wordt al dan niet ontzwavelde vacuümgasolie, eventueel atmosferisch residu omgezet tot fracties rijk aan olefines en aromaten (atmosferische gasolie, diesel, kerosine (keroseen), lichte nafta, …) en cokes, die op de katalysator worden afgezet. Oorspronkelijk was katalytisch kraken een vastbedproces. Nu domineren de wervelbedprocessen (fluid catalytic cracking, FCC). Kleine deeltjes van de katalysator worden toegevoegd in een gas, waardoor het als een vloeistof kan worden behandeld. Tijdens het proces zetten, zoals eerder reeds vermeld, cokes zich af op de katalysator, waardoor de katalysator snel deactiveert. De cokes worden van de katalysator gebrand in een regenerator, waarna de katalysator weer in de reactor kan worden gebracht. Aangezien heel wat deeltjes van de katalysator worden meegesleurd door de verbrandingsgassen, worden de gassen door een ontstoffingsinstallatie (met interne cyclonen) geleid. De CO-verbrandingsgassen worden in een CO-naverbrandingsinstallatie omgezet tot koolstofdioxide (CO2). De gassen worden bijkomend gezuiverd van stof (in elektrostatische precipitator (ESP)) voor ze door de schoorsteen verdwijnen. De lichte olefines uit de katalytische kraker (C3-C4) worden gebruik als voeding voor de alkylatie- of de polymerisatie-eenheid of de ETBE-, MTBE-, TAME-productie-eenheid of als voeding voor de petrochemische industrie (productie van kunststoffen). Hydrokraking Hydrokraken is het omzetten van een relatief zware voeding naar lichtere moleculen met veel verzadigde verbindingen onder hoge temperatuur en druk, in aanwezigheid van een katalysator en bij toevoer van waterstof (H2). De katalysator is van hetzelfde type als de katalysator gebruikt bij ontzwaveling (kobalt (Co)/Molybdeen (Mo) op alumina (Al2O3)). In de hydrokraker wordt vacuümgasolie omgezet tot lichtere fracties (atmosferische gasolie,
Vlaams BBT-Kenniscentrum
23
HOOFDSTUK 3
diesel, kerosine (keroseen), lichte nafta, …) met een hogere H/C-verhouding (hoofdzakelijk (iso)paraffines en verzadigde naftenen). Het proces wordt uitgevoerd in opeenvolgende vastbedreactoren. Wanneer gewerkt wordt met een multibedsysteem, worden in de eerste reactor de metalen verwijderd, in de daaropvolgende reactoren zwavel (S) en stikstof (N) en tot slot vinden de hydrokrakingsreacties plaats. Katalytische reforming Katalytisch reformeren houdt in dat een deel van de lichte nafta, afkomstig van de atmosferische destillatie of de katalytische kraker, na verzadiging van de olefinen wordt omgezet naar een mengcomponent voor benzine met een hoog octaangetal (reformaat). Hiertoe worden verzadigde en onvertakte paraffinische koolwaterstoffen (C6-C8) omgezet tot verzadigde en vertakte paraffinische koolwaterstoffen en onverzadigde aromaten. Bij de omzetting komt waterstof (H2) vrij die gebruikt wordt in de zuiveringsprocessen. De katalytische reforming wordt uitgevoerd in drie tot vier reactoren die in serie zijn geplaatst. De reactoren zijn gevuld met een edelmetaalkatalysator (platina (Pt), Pt/renium (Re), Pt/tin (Sn), …) op een drager van aluminiumoxide (Al2O3). De edelmetaalkatalysator is gevoelig aan zwavel (S), daarom wordt de nafta vooraf ontzwaveld. Voor de eerste reactor en tussen twee reactoren in wordt de nafta in een fornuis opgewarmd. De reformingsreacties gaan door bij een temperatuur van ongeveer 500 °C en een verhoogde druk. Tijdens de reformingsreacties worden koolstofachtige residu’s op de katalysator afgezet. Deze worden op regelmatige tijdstippen (door afbranden) verwijderd. Dit afbranden kan zowel continu als op regelmatige tijdstippen (semi-regeneratief) gebeuren. Bij de continue regeneratie (CCR) beweegt de katalysator zich langzaam doorheen de opeenvolgende reactoren en valt uiteindelijk in de regenerator, waar de koolstofachtige residu’s worden verwijderd. Bij het semi-regeneratief proces worden de reactoren beurtelings uit dienst genomen, waarna de katalysator wordt geregenereerd. Het hoge octaangetal van de productstroom wordt in hoofdzaak bekomen door het hoge gehalte aan aromaten, waaronder benzeen. Gezien de strengere productnormen op het aromatengehalte en meer specifiek het benzeengehalte in benzine, wordt er meer en meer gebruik gemaakt van andere conversieprocessen om bepaalde stromen met hoog octaangetal en laag aromatengehalte te maken: isomerisatie, alkylatie en polymerisatie. In bepaalde gevallen wordt een deel van de aromaten verwijderd door distillatie en/of extractie. Isomerisatie Isomerisatie heeft hetzelfde doel als katalytisch reforming. Onvertakte of monovertakte paraffines en olefines uit de lichte nafta worden omgezet tot meer vertakte paraffines en olefines met een hoger octaangetal. Dit proces gaat eveneens door bij een verhoogde druk (20-30 bar) en temperatuur (200-300 °C) in aanwezigheid van een katalysator (zeoliet, gechloreerd aluminiumoxide (Al2O3) of zirkoniumoxide (ZrO2)). Om koolstofafzetting op de katalysator tegen te gaan, vindt de reactie plaats in een waterstofrijke atmosfeer. Het voornaamste verschil tussen isomersatie en katalytische reforming is dat bij isomerisatie enkel de structuur van de moleculen wijzigt, maar niet de aard van de bindingen. Bijgevolg komt er (bijna) geen waterstof (H2) vrij. Alkylatie en polymerisatie Alkylatie- en polymerisatieprocessen werken volgens hetzelfde principe: Olefines worden omgezet in langere (vertakte) en verzadigde benzinecomponenten. Alkylatie combineert de
24
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
moleculen met isobutaan. Bij polymerisatie worden buteen en propyleen samengevoegd tot langere, onverzadigde moleculen. De processen gaan door in een sterk zuur milieu, onder een gecontroleerde druk en temperatuur. Merox Een specifiek conversieproces is het Merox proces. Hierin worden de sulfidische componenten (R-SH, mercaptanen), die nog aanwezig zijn in keroseen, geoxideerd tot disulfiden. Reden voor deze additionele behandeling is om de geur van het product te verbeteren. Een volledige ontzwaveling van het keroseen wordt niet doorgevoerd omdat hierdoor de smerende eigenschappen van het keroseen, die net een gevolg zijn van de aanwezigheid van zwavelhoudende componenten, sterk zouden verminderen. Deze oxidatiereactie gaat door bij een licht verhoogde druk (8 bar) en temperatuur (40 °C) in aanwezigheid van lucht en een katalysator op basis van kobalt (Co). d. Behandeling Hydrotreating Hydrotreating is de algemene naam voor verschillende processen waarbij de voeding wordt “verbeterd” door ze over een katalysator te leiden, onder hoge druk en temperatuur, en in aanwezigheid van een overmaat waterstof (H2). Waterstof is afkomstig uit de eenheid voor katalytisch reformeren. De verbetering betreft hoofdzakelijk een kwaliteitsverbetering: reductie van het zwavel-, stikstof- en/of aromatengehalte en/of het verzadiging van alkenen. Er is ook een gedeeltelijke rendementsverbetering: omzetting naar lichtere producten. Het proces gaat door in één of meerdere reactoren die in serie worden geplaatst. De katalysator bestaat uit een mengsel van oxides van kobalt (Co), molybdeen (Mo) en/of nikkel (Ni) op een drager van aluminiumoxide (Al2O3). De reactietemperatuur en werkingsdruk hangen af van de te behandelen voeding: hoe zwaarder de te behandelen fracties, hoe hoger de druk en de temperatuur. Na de reactie worden de verschillende fracties van elkaar gescheiden. De lichtste fractie bevat aanzienlijke hoeveelheden zwavel (S) en stikstof (N) en wordt gezuiverd. Blazen van bitumen Bepaalde zwaardere types van ruwe aardolie leveren een vacuümresidu op geschikt voor de productie van bitumen. In sommige gevallen dient het vacuümresidu nog verder behandeld te worden om het meer geschikte eigenschappen voor bepaalde toepassingen (hogere hardheid en verwerkingspunt) te bezorgen. Hiervoor worden de bitumen “geblazen”. Het vacuümresidu wordt opgewarmd tot 220 °C en daarna wordt er lucht doorheen geblazen, waardoor zich dehydrogenerings- en polymerisatiereacties in het mengsel voordoen. De afgassen worden gewassen en daarna in een incinerator naverbrand. Eén van de Vlaamse raffinaderijen, nl. Petroplus Refining Antwerp Bitumen NV, produceert bitumen als hoofdproduct. Deze raffinaderij verwerkt enkel specifieke crudes. De lichtere fracties worden voor verdere verwerking verkocht aan andere raffinaderijen. e. Behandeling van petroleum en (eind)producten De laatste stap in het raffinageproces is het mengen (“blending”). Autobenzine kan b.v. een mengsel zijn van butaan (LPG-productie), reformaat (van het katalytisch reformeren), kraakbenzine (van het katalytische kraken), tussenproducten en toeslagstoffen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
25
HOOFDSTUK 3
f. Ondersteunende eenheden en faciliteiten Waterstofproductie/-recuperatie De katalytische reformer is een belangrijke bron van waterstof (H2). In kleine raffinaderijen produceert deze eenheid voldoende waterstof voor de ontzwaveling van de verschillende fracties. In meer complexe raffinaderijen moet men andere bronnen van waterstof aanboren. Eén mogelijkheid is stoomreforming of partiële oxidatie, waarbij koolwaterstoffen worden omgezet tot koolstofdioxide (CO2) en waterstof. De waterstof wordt afgezonderd en gezuiverd. Wanneer de raffinaderij beschikt over waterstofrijke stromen, kunnen kleinere hoeveelheden onzuiverheden worden verwijderd d.m.v. een drukgedreven scheiding over een bed met moleculaire zeven (Pressure Swing Adsorption). De kleine waterstofmoleculen passeren door het bed, de grotere moleculen van de onzuiverheden worden tegengehouden. Wanneer de bedden verzadigd zijn worden ze geregenereerd. De stroom onzuiverheden gaat naar het raffinaderijgasnet. Zwavelherwinning De lichte gassen (H2, C1-C2) afkomstig van de atmosferische destillatie, de visbreaker, katalytische kraker en de verschillende ontzwavelingseenheden komen samen in het restgasnet en bevatten aanzienlijke hoeveelheden waterstof(di)sulfide (H2S). Hierdoor kan het raffinaderijgas niet rechtsreeks als brandstof worden gebruikt omdat anders bij verbranding zwaveldioxide (SO2) zou ontstaan. Het raffinaderijgas wordt daarom eerst door absorptie in organische amines van waterstof(di)sulfide ontdaan. Meestal worden ook de afgassen van de zuur water strippers (zie verder) in deze absorptiekolommen behandeld. Waterstof(di)sulfide wordt uit de organische amines gedesorbeerd en de waterstof(di)sulfide rijke stroom wordt in een Claus-eenheid omgezet tot elementaire zwavel (S). Bij deze omzetting wordt een gedeelte van waterstof(di)sulfide verbrand tot zwaveldioxide, waarna waterstof(di)sulfide en zwaveldioxide over een katalysator reageren met vorming van elementaire zwavel. De omzetting tot zwavel is afhankelijk van het aantal katalysatorbedden en van het feit of al dan niet nog een restgasbehandeling (SCOT, SuperClaus) voorzien is. Het niet-gereageerde waterstof(di)sulfide wordt in een incinerator tot zwaveldioxide geoxideerd, alvorens in de atmosfeer te worden geloosd. Meestal worden ook de afgassen van de zuur water strippers (zie verder) in de Claus-eenheid verwerkt. Etherificatie Om het octaangetal van benzines verder te verhogen wordt vaak gebruik gemaakt van ethers (methyl-tert-butylether (MTBE), ethyl-tert-butylether (ETBE), tert-amyl-methylether (TAME)). Deze kunnen extern worden aangekocht, maar worden soms ook in de raffinaderij zelf geproduceerd omdat bepaalde grondstoffen (isobuteen, C5-olefines) in voldoende hoeveelheden aanwezig zijn. Enkel methanol of ethanol dient in dat geval aangekocht te worden. De reactie gaat door bij licht verhoogde druk (15 bar) en een temperatuur van 5070 °C. Een zuur ionen hars op moleculaire zeef wordt hiervoor als katalysator gebruikt. Benzeensaturatie Recente Europese regelgeving legt een strikte beperking op op het benzeengehalte in benzines. Eén mogelijkheid om aan deze strengere regelgeving te voldoen is om het benzeen in het reformaat (afkomstig van de katalytische reformer en één van de mengcomponenten van benzine) om te zetten (te hydrogeneren of te satureren) tot cyclohexaan. Hiervoor wordt het
26
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
reformaat, afkomstig van de katalytische reforming van nafta, in een destillatiekolom gescheiden in een benzeenrijke (lichte) stroom en een benzeenarme (zwaardere) stroom. De benzeenarme stroom wordt rechtsreeks voor bijmengen in de benzinepool gebruikt. De benzeenrijke stroom wordt in een reactor, in aanwezigheid van waterstof, bij verhoogde druk (20-35 bar) en temperatuur (180-240°C) over een katalysator tot cyclohexaan gehydrogeneerd. Na afscheiden van de lichte componenten kan de fractie cyclohexaan worden afgescheiden. De reststroom wordt voor de aanmaak van benzines gebruikt. De fractie cyclohexaan kan als basisproduct aan de petrochemische industrie verkocht worden of kan naar de isomeratie-eenheid gestuurd worden, waar het octaangetal verhoogd wordt en het mengsel geschikt wordt voor bijmengen in de benzinepool. Productie van aromaten De productie van aromaten behoort strikt genomen niet tot de sector van de raffinaderijen, maar is in de praktijk soms volledig geïntegreerd in de raffinaderij (b.v. bij Total Raffinaderij Antwerpen NV). De productie van aromaten behoort strikt genomen tot de petrochemische industrie. Een andere optie om aan de striktere specificaties voor het benzeen- en aromatengehalte in benzine te kunnen voldoen, is het plaatsen van een eenheid die volledig op de productie van basisproducten voor de petrochemische industrie (benzeen, xylenen) is gericht. Het reformaat, afkomstig van de katalytische reforming van nafta, wordt hiervoor door destillatie gescheiden in een C5, C6 (benzeenrijk), C7-, C8- (xyleenrijk) en C9-fractie. De C5-, C7- en C9-fracties worden opnieuw gemengd en voor bijmengen in de benzinepool gebruikt. De xyleenrijke fractie wordt nogmaals gedestilleerd tot een vrijwel zuivere xylenenstroom wordt geproduceerd, die voor verkoop als basisproduct voor de petrochemische industrie in aanmerking komt. De benzeenrijke fractie wordt via extractieve destillatie gescheiden in een aromatenarme stroom, die voor bijmengen in de benzinepool in aanmerking komt, en zuiver benzeen, dat als basisproduct voor de petrochemische industrie in aanmerking komt. Naftakraking Een naftakraker behoort strikt genomen niet tot de sector van de raffinaderijen, wel tot de petrochemische industrie. Eén van de naftakrakers van Fina Antwerp Olefins NV bevindt zich echter op de terreinen van Total Raffinaderij Antwerpen NV. In een naftakraker wordt ontzwavelde nafta omgezet tot petrochemische basisproducten (etheen (ethyleen), propeen (propyleen), buteen (butyleen), aromatenrijke kraakbenzine). Hiervoor wordt de nafta voorverwarmd en gemengd met stoom in buisvormige reactoren (kraakovens) die in fornuizen zijn opgehangen. Onder invloed van de hoge temperatuur breken de langere koolwaterstoffen en worden er lichte, olefinische koolwaterstoffen gevormd. Na de kraakovens wordt het effluent afgeschrikt, waardoor de kraakbenzine condenseert. De gasvormige fractie van het effluent wordt op hogere druk gebracht en door destillatie in de samenstellende individuele componenten gescheiden. De lichtste fractie bestaat uit een mengsel van methaan en waterstof (H2) waarin zich nog sporen olefines (ethyleen, propyleen, butenen, …) bevinden. Deze stroom is geschikt voor de productie van zuivere waterstof, waarna de reststroom als stookgas voor de kraakovens wordt gebruikt. Als gevolg van de kraakreacties, die in de in de kraakovens opgehangen buizen doorgaan, worden koolstofachtige residu’s op de wanden van de buizen afgezet. Deze koolstofachtige
Vlaams BBT-Kenniscentrum
27
HOOFDSTUK 3
residu’s worden op regelmatige tijdstippen door afbranden met een stoom/lucht-mengsel verwijderd. g. Nutsvoorzieningen Verschillende raffinaderijen beschikken over eigen nutsvoorzieningen. Total Raffinaderij Antwerpen NV en ESSO Raffinaderij BVBA beschikken beiden over een WKK-installatie voor de gelijktijdige productie van stoom en elektriciteit. Daarnaast beschikken raffinaderijen ook over meer klassieke stoominstallaties en koel(water)systemen. h. Milieuvoorzieningen Afvalwaterbehandeling: zie hfdst 4 Zuurwaterbehandeling: zie hfdst 4 Natronloogbehandeling In de grondstof van een katalytische kraker (vacuümgasolie) bevindt zich tussen 0,3% en 3% zwavel (S). In de reactor van de katalytische kraker wordt een gedeelte van de zwavel omgezet in waterstof(di)sulfide (H2S), een gedeelte van de zwavel gaat over in de producten en een gedeelte van de zwavel blijft in de cokes op de katalysator achter. Deze vervuilde katalysator wordt in een regenerator weer grotendeels schoongebrand, waarbij de zwavel in zwaveldioxide (SO2) wordt omgezet. Zwaveldioxide kan verwijderd worden met een natronloogwasser8. Deze verwijdert tevens fijn stof (katalysatordeeltjes). De afgewerkte loog kan, alvorens te worden geloosd, worden behandeld. Fakkels In een raffinaderij vinden er veel processen plaats bij een hoge druk en temperatuur, en zijn er olieproducten in gasvormige toestand aanwezig. Raffinaderijprocessen worden grotendeels door computers bestuurd. Bij afwijkingen van condities of kwaliteit, corrigeert de computer. Een temperatuurverlaging kan b.v. een (te hoog) oplopende druk corrigeren. Bij onvoldoende reactie op de correctie onderzoekt de procestechnicus andere mogelijkheden, b.v. doorzetverlaging. Indien ook dit niet baat, dan worden de gassen naar de fakkel gevoerd en daar uit veiligheidsredenen op grote afstand van de werknemers en de installaties verbrand. Naast noodsituaties (tijdelijke processtoringen) kunnen het opstarten en stilleggen of gecontroleerde procesveranderingen van bepaalde installaties brandbare gassen doen ontsnappen, die in de fakkel worden verbrand. In onderstaande paragrafen geven we een overzicht van de processen bij de Vlaamse raffinaderijen. a. Belgian Refining Corporation NV De raffinaderij Belgian Refining Corporation beschikt over een atmosferische destillatieeenheid (met preflash) en een vacuümdestillatie-eenheid. De nafta (straight run nafta) van de atmosferische destillatie-eenheid wordt ontzwaveld en vervolgens gesplitst in een lichtere stroom voor isomerisatie en een zwaardere stroom voor katalytische reforming. Het 8
28
Natronloog is een heldere, kleurloze, stroperige oplossing van natriumhydroxide in water.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
reformaat wordt in een benzeenverzadigingseenheid verder behandeld om het benzeengehalte te verlagen door omzetting van benzeen naar cyclohexaan. De gasolie uit de atmosferische en de vacuümdestillatie wordt ontzwaveld. Het residu van de vacuümdestillatie kan worden behandeld in een visbreaker. De raffinaderij beschikt over een zwavelrecuperatie-eenheid. b. ESSO Raffinaderij BVBA De ESSO Raffinaderij BVBA bestaat uit een atmosferische en een vacuümdestillatieeenheid. De gasolie, kerosine en nafta van de atmosferische destillatie-eenheid worden ontzwaveld. De vacuümgasolie wordt eveneens ontzwaveld, in de gofiner (hydrokraker) mild gekraakt, alvorens naar de katalytische kraker te worden gestuurd. Het vacuümresidu kan tot bitumen worden verwerkt. Verder is er een katalytische reformer, een alkylatie- en een polymerisatie-eenheid. Solventen worden geproduceerd door doorgedreven destillatie en desaromatie processen. De raffinaderij beschikt over een stoomreformer voor de aanmaak van waterstof en een zwavelrecuperatie-eenheid met restgasbehandelingseenheid. c. Petroplus Refining Antwerp NV De raffinaderij Petroplus Refining Antwerp beschikt over een atmosferische destillatieeenheid (met preflash). De nafta uit de atmosferische destillatie-eenheid wordt eerst ontzwaveld en daarna naar de katalytische reformer gestuurd. De dieselfracties van de atmosferische destillatie worden eveneens ontzwaveld. De raffinaderij beschikt over een zwavelrecuperatie-eenheid. d. Petroplus Refining Antwerp Bitumen NV De raffinaderij Petroplus Refining Antwerp Bitumen heeft vooral de productie van bitumen tot doel. De raffinaderij heeft een atmosferische destillatie-eenheid (met preflash) en een vacuümdestillatie-eenheid. De gasolie, diesel, en nafta die worden afgescheiden, worden aan andere raffinaderijen verkocht voor verdere upgrading. De vacuümresidu’s worden eventueel geblazen, onderling gemengd of gemengd met polymeren tot bitumen met de gewenste eigenschappen bekomen worden. Gezien vrijwel geen raffinaderijgas wordt geproduceerd, is er geen zwavelrecuperatie-eenheid aanwezig. e. Total Raffinaderij Antwerpen NV De Total Raffinaderij Antwerpen beschikt over twee atmosferische destillatie-eenheden, één waarin hoofdzakelijk laagzwavelige en één waarin hoofdzakelijk hoogzwavelige ruwe aardolie wordt gedestilleerd. Het atmosferisch residu van de kolom waarin de laagzwavelige crude wordt verwerkt, wordt eerst in een vacuümdestillate verder gescheiden en daarna in een visbreaker verwerkt. Het atmosferisch residu van de kolom waarin hoogzwavelige crude wordt verwerkt gaat naar een ontzwaveling/milde hydrokraking. De raffinaderij beschikt verder over een ontzwaveling voor gasolie, diesel, kerosine en nafta. De katalytische reforming met continue regeneratie werd uitgebreid met een aromatenextractie-eenheid. De olefines van de katalytische kraking kunnen in de alkylatie-eenheid verder verwerkt worden tot een fractie die geschikt is voor bijmengen in de benzinepool. De raffinaderij werd tevens uitgebreid met een ontzwavelingseenheid voor benzine van de katalytische kraker om te voldoen aan de strenge zwavelspecificaties voor benzine. De raffina-
Vlaams BBT-Kenniscentrum
29
HOOFDSTUK 3
derij beschikt over een eigen MTBE-/ETBE-productie-eenheid en verder over een zwavelrecuperatie-eenheid met restgasbehandelingseenheid. In onderstaande tabel (Tabel 3) geven we een overzicht van de aanwezigheid van de raffinageprocessen, ondersteunende eenheden en faciliteiten, nutsvoorzieningen en milieuvoorzieningen in de Vlaamse raffinaderijen.
+
+
+
+
Gasscheiding
+
+
Total Raffinaderij Antwerpen
+
Vacuümdestillatie
Petroplus Refining Antwerp Bitumen
Petroplus Refining Antwerp
Atmosferische destillatie (incl. ontzouting)
Proces
Belgian Refining Corporation
ESSO Raffinaderij
Tabel 3: Aanwezigheid van raffinageprocessen, ondersteunende eenheden en faciliteiten, nutsvoorzieningen en milieuvoorzieningen in de Vlaamse raffinaderijen
Scheiding en zuivering +
+
+
+
Conversie Thermische kraking – Visbreaking – Coking
+
Katalytische kraking
+ +
+
Hydrokraking Katalytische reforming
+
Isomerisatie
+
+
+
+
Alkylatie – Polymerisatie
+
+
Merox
+
+
Behandeling Hydrotreating
+
Blazen van bitumen
+
+
+
+ +
Behandeling van petroleum en (eind)producten Overslag
+
+
+
+
+
Opslag
+
+
+
+
+
Menging
+
+
+
+
+
Ondersteunende eenheden en faciliteiten Waterstofproductie/-recuperatie Zwavelherwinning
+ +
+
+ +
Etherificatie Benzeensaturatie Productie van aromaten
+ + +
Naftakraking
30
+
+ +
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Belgian Refining Corporation
ESSO Raffinaderij
Petroplus Refining Antwerp
Petroplus Refining Antwerp Bitumen
Total Raffinaderij Antwerpen
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
Stoomproductie
+
+
+
+
+
Koeling (koel(water)systeem)
+
+
+
+
+
+
Proces
Nutsvoorzieningen Cogeneratie (WKK)
+
+
Milieuvoorzieningen Afgasbehandeling
+
+
Afvalwaterbehandeling
+
+
Zuurwaterbehandeling
+
Natronloogbehandeling
+
+
+
+
+
+
+
Fakkel
+
+
+ +
+
+
Het (bedrijfs)afvalwater van Petroplus Refining Antwerp wordt behandeld (gezuiverd) bij Petroplus Refining Antwerp Bitumen. Bron: [Couder, J. et al., 2006]
Op basis van § 2.2.1.2 en § 3.1 kunnen we besluiten dat er in Vlaanderen enkel complexe raffinaderijen, geen basisraffinaderijen, (cf. VLAREM II) zijn.
3.2.
Milieu-impact ([BerBee, R.P.M., 1997], [EIPPCB, 2003], Het Water Informatie Netwerk)
Raffinaderijen zijn industriële bedrijven die enorm grote hoeveelheden grondstoffen en (tussenen eind)producten hanteren en daarnaast zijn het intensieve verbruikers van energie en water. Bij de opslag, de overslag en de verschillende raffinageprocessen ontstaan er emissies naar de lucht, de bodem, het grondwater en het (oppervlakte)water, zo zeer dat milieubeheer een belangrijke factor is geworden voor de raffinaderijen. De aard en de hoeveelheid van de emissies naar het milieu zijn over het algemeen bekend. Koolstof-, stikstof- en zwaveloxiden, stof (vnl. afkomstig van verbrandingsprocessen) en vluchtige organische stoffen zijn de belangrijkste polluenten voor de lucht. Er wordt, zoals eerder reeds vermeld, in de raffinaderijen intensief gebruik gemaakt van water, vnl. als proceswater en als koelwater. De belangrijkste polluenten voor het water zijn koolwaterstoffen, zwavelhoudende componenten, ammoniak, ammoniakale componenten en hun derivaten en enkele metalen. Vergeleken met de enorm grote hoeveelheden grondstoffen die zij verwerken, produceren raffinaderijen geen wezenlijke hoeveelheden afval. Het door de raffinaderijen geproduceerd afval bestaat vnl. uit bezinksel, niet-specifiek raffinaderijafval (b.v. huishoudelijk afval, sloopafval, ...) en afgewerkte chemicaliën (b.v. amines, katalysatoren, zuren, …).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
31
HOOFDSTUK 3
In deze paragraaf gaan we dieper in op de afvalwaterproblematiek bij aardolieraffinaderijen. Voor een uitgebreide beschrijving van de overige milieu-aspecten, zowel voor aardolie- als gasraffinaderijen, verwijzen we naar [EIPPCB, 2003] en [Devoldere, K. et al., 2003].
3.2.1.
De globale afvalwaterproblematiek
Het afvalwater van een raffinaderij omvat huishoudelijk afvalwater, koelwater en bedrijfsafvalwater. In de meeste processen komt er wel ergens warmte vrij, die moet worden afgevoerd om de processtroom of het product op de gewenste temperatuur te brengen. Veelal vindt deze warmteafvoer plaats via warmtewisselaars met water als koelvloeistof. Dit houdt in dat dit koelwater geen hoge temperatuur mag hebben en de proceswarmte moet kunnen opnemen, zonder dat er complicaties ontstaan in de warmtewisselaars. In veel gevallen wordt het water terug gekoeld via een koeltoren en hergebruikt (circulatiesysteem). De verliezen door verdampen en spuien (ter voorkoming van te hoge zoutgehaltes) moeten worden aangevuld met vers water. In een aantal gevallen is het koel(water)systeem een doorstroomsysteem, dat in zijn meest simpele vorm bestaat uit een toevoerleiding, een warmtewisselaar en een afvoerleiding. Om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan, wordt er een corrosie-inhibitor bestaande uit een fosfaat of een fosfaatverbinding en een organische polymeerverbinding, die dispergerende eigenschappen heeft, toegevoegd. Deze verbinding verhindert de vorming van neerslag van o.a. calciumverbindingen, ijzeroxides en zwevende stoffen. In koel(water)systemen kan aangroei optreden van micro-organismen. Het type organismen dat kan worden aangetroffen hangt uiteraard nauw samen met de organismen die van nature voorkomen in het ingenomen water. De aangroei van micro-organismen en de vorming van een biofilm belemmert een optimale warmte-overdracht. Om deze aangroei te beheersen en zo de warmte-overdracht te garanderen, maar ook om beschadigingen van het koel(water)systeem door b.v. sulfaatreducerende bacteriën te voorkomen, wordt er een biocide toegevoegd. Chloorbleekloog is veruit het meest gebruikte biocide. Het gebruik hiervan leidt tot de vorming en lozing van een grote vracht van verschillende gehalogeneerde (gechloreerde en gebromeerde) microverontreinigingen. Het meest bekend zijn de zogenaamde haloformen, ook wel trihalomethanen genoemd (onder meer CHCl3, CHCl2Br, CHClBr2, CHBr3). Chloorbleekloog bevat bovendien sporen van de verdacht carcinogene stof bromaat. In doorstroomsystemen wordt meestal alleen in de zomer chloorbleekloog gedoseerd. In (open) circulatiesystemen wordt chloorbleekloog gedurende het hele jaar toegepast. Meestal is er sprake van shockdosering. Soms vindt er ook continue dosering van chloorbleekloog plaats op een lager gehalte. Voor processturing is continue dosering het meest eenvoudig. Het is niet duidelijk bij welke vorm van dosering het minste chloor wordt verbruikt. Lozingen van koelwater vinden plaats door: – spuien van koelwater uit het koel(water)systeem (dit koelwater kan gecontamineerd zijn met koolwaterstoffen, corrosie-inhibitoren en biocides); – een “blowdown” van het koel(water)systeem. Het spuiwater en blowdown water worden samen met het bedrijfsafvalwater behandeld en geloosd. Het bedrijfsafvalwater bestaat uit o.a. afstromend (verontreinigd) hemelwater (van installaties en van verharde en niet-verharde oppervlakken) en proceswater.
32
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
Het proceswater omvat o.a.: – afvalwater van de ontzouting; – procescondensaten (= condensaten van stoom die in contact is geweest met aardolieproducten), waaronder destillatiecondensaat (afkomstig van de atmosferische en vacuümdestillatie), zuur condensaat of zuur water (afkomstig van elk proces waar stoom gecondenseerd wordt in de aanwezigheid van H2S-houdende gassen) en verwarmingscondensaat (afkomstig van de verwarming van producten); – afvalwaters van specifieke raffinageprocessen zoals afvalwater van de productie van geblazen bitumen. Proceswater kan bovendien gegenereerd worden door: – het spuien van water uit de demineralisatie-eenheid (bij de regeneratie van de ionenwisselaar); Wanneer het water volledig vrij moet zijn van ionen, dus gedemineraliseerd, worden stapsgewijs de ionen verwijderd in verschillende ionenwisselaars. In een kationfilter worden alle kationen (positief geladen ionen) zoals Ca2+, Mg2+, Na+, K+ verwijderd. Wanneer de filter volledig beladen is, wordt deze geregenereerd met een zuur. In een tweede filter, een anionfilter, worden de anionen (negatief geladen ionen) zoals Cl- en SO42– verwijderd. Wanneer de filter volledig beladen is, wordt deze geregenereerd met natronloog. – het spuien van voedingswater uit de ketels; Een veel gebruikte warmtebron is stoom. Voor de productie van stoom is ketelvoedingswater nodig dat meestal bestaat uit (retour)condensaat aangevuld met suppletiewater. Condensaat en water dienen daartoe op de juiste manier te worden voorbehandeld om geen problemen in de stoomketel te krijgen. Het ketelwater wordt gewoonlijk behandeld met de volgende chemicaliën: • anti-schuimmiddelen; • corrosie-inhibitors; • hardheidstabilisatoren; • ontvlokkingsmiddelen; • natronloog, ammonia, … (voor correctie van zuurtegraad); • zuurstofbindmiddelen (b.v. hydrazine). De toename van het zoutgehalte in het water van de ketel wordt bewaakt door het meten van de geleidbaarheid. Wanneer de maximale waarde van de geleidbaarheid bereikt is wordt er water uit de ketels gespuid. (Voedings)water met een laag zoutgehalte compenseert het verlies aan water in de ketel en vermindert de geleidbaarheid van het water in de ketel. Opgeloste zouten in het water kunnen immers onder invloed van temperatuurgradiënten afzettingen vormen op de wanden van apparatuur en in leidingen. De warmte-overdracht wordt daardoor sterk gehinderd en meestal zal er meer energie nodig zijn om de processtroom op een gewenste temperatuur te brengen. – een “blowdown” van de ketels. Daarnaast is er ook nog het drainagewater van de opslagtanks en het ballast- en schoonmaakwater van olietankers. De hoeveelheid ballastwater, evenals de concentratie oliën en zouten in dit water, kan aanzienlijk zijn. Dit kan leiden tot een verstoring van de waterzuiveringsinstallatie. Bijgevolg is het gebruik van een ballasttank die dienst doet als egalisatietank9 belangrijk om het ballastwater op een gecontroleerde manier aan de waterzuiveringsinstallatie te voeden. De 9
De voornaamste functie van de egalisatietank is het homogeniseren van het afvalwater, nl. het afvlakken van piekdebieten en piekconcentraties..
Vlaams BBT-Kenniscentrum
33
HOOFDSTUK 3
Vlaamse raffinaderijen lozen (en behandelen) momenteel geen ballast- en schoonmaakwater van olietankers. We kunnen een onderscheid maken tussen met olie verontreinigd en niet met olie verontreinigd afvalwater: – met olie verontreinigd afvalwater, waaronder: a. normaal met olie verontreinigd afvalwater zoals afstromend hemelwater (van installaties en verharde oppervlakken), afvalwater van de ontzouting, procescondensaten, afvalwaters van specifieke raffinageprocessen, drainagewater van de opslagtanks, ballast- en schoonmaakwater van olietankers en b. incidenteel met olie verontreinigd afvalwater zoals spuiwater van het koel(water)systeem (dat in contact is geweest met producten) of afstromend hemelwater van niet-verharde oppervlakken – niet met olie verontreinigd afvalwater, waaronder huishoudelijk afvalwater, spuiwater van de ketels, spuiwater van de demineralisatie-eenheid, water gebruikt voor het reinigen van bepaalde filters, … Gemiddeld wordt er zo’n 0,1-5,0 m³ afvalwater (koelwater + proceswater + huishoudelijk afvalwater) gegenereerd per ton ruwe olie, d.i. als het koelwater gerecycleerd (hergebruikt) wordt. Onderstaande tabel (Tabel 4) toont de samenstelling van het afvalwater na een olie-waterafscheider (API, CPI) en een zuur water stripper (SWS) en de samenstelling van het afvalwater na (volledige) zuivering10 en dit voor een aantal Europese (aardolie- en gas)raffinaderijen.
10
34
Voor de toegepaste waterzuiveringstechnieken zie hoofdstuk 4.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Vlaams BBT-Kenniscentrum 75
Mt = 1 * 10 ton
6
2
Bron: [EIPPCB, 2003]
1
10
Zware metalen, totaal
100
Chroom, totaal
60
5
15
50
Lood, totaal
0-30
5
Sulfide
Fluoride
5
Fosfaat
0-3
25
Kjeldahlstikstof
Cyaniden, totaal
25
Stikstof, totaal
0,01-0,1
0,5
0,1
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), Borneff
Benzo(a)pyreen
15
0-3
Methyl-tert-butylether
10
40
400
700
10
5
10 45
100
maximum
Benzeen
Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX)
12
150
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV)
Fenolen
300
40
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
Oliën en vetten
10-20
Temperatuur (T)
Zwevende stoffen (ZS)
7 25
Zuurtegraad (pH)
gemiddelde
Samenstelling na zuur water strippers (SWS) en oliewaterafscheider (API, CPI)
0,1-10
0,2-0,5
0,1-0,5
1-20
0,03-1,0
0,01-1,0
5-35
< 0,05
0,005-0,05
<1
< 0,001-1
< 0,001-3
0,03-1,0
2-50
30-225
0,05-9,8
2-80
10-35
6-9
Samenstelling (jaarlijks gemiddelde) na zuivering
0,5-25
mg/l
mg Pb/l
mg Cr/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg P/l
mg N/l
mg N/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
1-100
0,01-0,25
mg O2/l mg/l
3-125
mg O2/l
1-50 0,01-4,5
mg/l
mg/l
° Celcius
Sörensen
Lading
t/Mt voeding
t Pb/Mt voeding
t Cr/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t P/Mt voeding
t N/Mt voeding
t N/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
t O2/Mt voeding
t O2/Mt voeding
t/Mt voeding
t/Mt voeding
Tabel 4: Samenstelling van het (bedrijfs)afvalwater van een aantal Europese (aardolie- en gas)raffinaderijen na een olie-waterafscheider en een zuur water stripper en na (volledige) zuivering (aantal raffinaderijen onbekend)
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
35
HOOFDSTUK 3
Polluenten die (na zuivering) in het (bedrijfs)afvalwater aanwezig kunnen zijn, zijn vnl. koolwaterstoffen (in opgeloste en/of gesuspendeerde vorm) en andere organische componenten, zwavelhoudende componenten (sulfiden), ammoniak, ammoniakale componenten en hun derivaten, daarnaast ook sporen van metalen, afkomstig van de ontzouting van ruwe aardolie en van bijtende soda (“caustic soda” – natriumhydroxide).
3.2.2.
De afvalwaterproblematiek per deelproces
Onderstaande tabel (Tabel 5) toont het belang van de verschillende raffinageprocessen in de afvalwaterproblematiek. Tabel 5: Belang van de verschillende raffinageprocessen in de afvalwaterproblematiek Proces Scheiding en zuivering Atmosferische destillatie (incl. ontzouting)
+++
Vacuümdestillatie
+++
Gasscheiding
++
Conversie Thermische kraking – Visbreaking – Coking
+++
Katalytische kraking
+++
Hydrokraking
+++
Katalytische reforming
+++
Isomerisatie
+++
Alkylatie – Polymerisatie
++
Merox
+
Behandeling Hydrotreating
+++
Blazen van bitumen
+++
Behandeling van petroleum en (eind)producten Overslag
+(+)
Opslag
+(+)
Menging
+(+(+))
Ondersteunende eenheden en faciliteiten Waterstofproductie/-recuperatie
+++
Etherificatie
+++
Benzeensaturatie Productie van aromaten Naftakraking
36
+
Zwavelherwinning
++ ++ (extractie met solventen) + (extractie met moleculaire zeven) +
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
Proces Nutsvoorzieningen Cogeneratie (WKK)
+
Stoomproductie
+
Koeling (koel(water)systeem)
+++
Milieuvoorzieningen Afgasbehandeling
+++
Afvalwaterbehandeling
+++
Zuurwaterbehandeling
+++
Natronloogbehandeling
+
Fakkels
+
geen of zeer kleine bijdrage
+
kleine bijdrage
++
grote bijdrage
+++
Bron: [EIPPCB, 2003], Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)
a. Ontzouting De ontzouter levert een belangrijke bijdrage tot de hoeveelheid afvalwater van een raffinaderij (ca. 30-100 l/ton voeding). Tijdens het ontzouten ontstaat er een olie-achtig slib en een zout water met een hoge temperatuur (dit is mogelijks het meest verontreinigde afvalwater in een raffinaderij). Voor een overzicht van de samenstelling van het afvalwater verwijzen we naar [EIPPCB,2003], p. 112, tabel 3.14]. Tabel 6: Typische samenstelling van afvalwater van ontzouting Typische concentratie Temperatuur (T)
115-150 °Cl
Zwevende stoffen (ZS)
50-100 mg/l
Oliën (incl. emulsies van oliën)
>> mg/l 500-2.000 mg O2/l
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
>> mg O2/l
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Opgeloste koolwaterstoffen
50-300 mg/l
Fenolen
5-30 mg/l
Benzeen
30-100 mg/l
Sulfide (als H2S)
10 mg/l
Ammoniak
50-100 mg/l
Kjeldahlstikstof
15-20 mg N/l Bron: [EIPPCB, 2003]
Vlaams BBT-Kenniscentrum
37
HOOFDSTUK 3
b. Atmosferische en vacuümdestillatie De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt in de atmosferische destillatie-eenheid bedraagt ca. 0,08-0,75 m³/ton ruwe olie11. Het afvalwater heeft een verhoogde zuurtegraad en bevat zwevende stoffen, oliën, fenolen, chlorides, mercaptanen, waterstof(di)sulfide, ammoniak en bijtende soda (“caustic soda” – natriumhydroxide) en metalen. Het afvalwater wordt gegenereerd in de destillatiekolom en de condensors en kan ook gecontamineerd worden door lekkages. Afvalwater (zuur water) wordt daarnaast ook gegenereerd in de vacuümdestillatie-eenheid door de injectie van stoom in het fornuis en in de vacuümdestillatiekolom. Het afvalwater bevat opgeloste koolwaterstoffen, waterstof(di)sulfide en ammoniak. Wanneer stoomejectoren (aspirators) en barometrische condensors gebruikt worden in de vacuümdestillatieeenheid, kan er een aanzienlijke hoeveelheid olie-achtig afvalwater gegenereerd worden (ca. 10 m³/uur), die ook waterstof(di)sulfide en ammoniak bevat. c. Thermische kraking Geen informatie over de hoeveelheid, de samenstelling en het ontstaan van het afvalwater beschikbaar. d. Visbreaking De bovenste stroom van de destillatiekolom wordt deels gecondenseerd en vervolgens verzameld in een tank om deze te scheiden in drie fasen, een gasfasige stroom (koolwaterstoffen), een vloeibare stroom (koolwaterstoffen) en een zure water stroom. De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt bij visbreaking bedraagt ca. 56 l/ton voeding. Voor een overzicht van de samenstelling van het afvalwater verwijzen we naar [EIPPCB, 2003], p. 147, Tabel 3.74. Tabel 7: Typische samenstelling van afvalwater van visbreaking Typische concentratie Zuurtegraad (pH)
>> Sorensen
Oliën
50-100 mg/l 500-2.000 mg O2/l
Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Fenolen
5-30 mg/l
Kjeldahlstikstof
15-50 mg N/l
Sulfide (als H2S)
10-200 mg/l
Cyaniden, totaal (als HCN)
10-300 mg/l Bron: [EIPPCB, 2003]
e. Coking Het afvalwater wordt gegenereerd door de afscheiding van water bij de behandeling van de cokes (snijden van cokes), bij de injectie van stoom, bij de afscheiding van zuur water uit de destillatiekolom en bij koeling (koelen van cokes). De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt in de coker bedraagt ca. 25 l/ton voeding. Het afvalwater heeft een hoge 11
38
Volgens Total Raffinaderij Antwerpen eerder 0,02-0,10 m3/ton ruwe olie. Volgens Esso Raffinaderij eerder 0,020,75 m³/ton ruwe olie.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
zuurtegraad en een hoog chemisch zuurstofverbruik en bevat een hoge concentratie zwevende stoffen (fijne deeltjes afkomstig van de cokes met een hoog gehalte metalen), koolwaterstoffen, fenolen, cyanides, waterstof(di)sulfide, zwavelhoudende componenten, ammoniak en (vaste) deeltjes. f. Katalytische kraking De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt in de katalytische kraker bedraagt ca. 6090 l/ton voeding. Het water ontstaat door spillage van water uit de destillatiekolom (fractionator), heeft een hoge zuurtegraad en bevat o.a. zwevende stoffen, oliën (BZV, CZV), fenolen, cyanides, waterstof(di)sulfide en ammoniak. Voor een overzicht van de samenstelling en de lading verwijzen we naar [EIPPCB, 2003], p. 104, tabel 3.28. Tabel 8: Typische samenstelling van afvalwater van katalytische kraking Typische waarde Stoom gebruikt om te purgeren en katalysatoren te regenereren Destillatiekolom
Onzuiverheden van metalen in de olie % van voeding Debiet (Q) Oliën
7-10 % v/v 20-40 m³/uur 50-100 ppm
Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Fenolen
Behandeling van koolwaterstoffen met bijtende soda (“caustic soda” – natriumhydroxide)
niet beschikbaar ppm
500-2.000 ppm 5-30 ppm
Sulfide (als H2S)
10-200 ppm
Kjeldahlstikstof
15-50 ppm
Cyaniden, totaal (als HCN)
1-300 ppm
Debiet (Q)
128 m³/uur
“Phenolic caustics”
niet beschikbaar ppm
“Cresylic acids”
niet beschikbaar ppm
Bron: [EIPPCB, 2003]
g. Hydrokraking De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt in de hydrokraker bedraagt ca. 50110 l/ton. Het afvalwater heeft een hoog chemisch zuurstofverbruik en een relatief laag biochemisch zuurstofverbruik en bevat zwevende stoffen, waterstof(di)sulfide en ammoniak. Het zure water van de eerste trap van de hoge druk separator, de lage druk separator en de “overhead accumulator” worden behandeld in de zuur water strippers. Het effluent van waterstofconversieprocessen bevat occasioneel ook metalen als nikkel en vanadium. h. Katalytische reforming De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt in de katalytische reformer bedraagt ca. 1-3 l/ton voeding. Het afvalwater bevat een hoge concentratie zwevende stoffen en oliën (CZV) en een relatief lage concentratie chloride, waterstof(di)sulfide, ammoniak en mercaptanen. Deze componenten kunnen eveneens aangetroffen worden in stripper die wordt gebruikt voor de verwijdering van lichte deeltjes uit het effluent van de reactor. Volgens een studie van EPA bevat het afvalwater en “spent caustic” van de semi-regeneratieve reformer
Vlaams BBT-Kenniscentrum
39
HOOFDSTUK 3
een concentratie dioxines en furanen tussen 0,01 pg I-TEQ/l-57,2 ng I-TEQ/l. Bij continue katalytische reforming wordt er volgens ESSO Raffinaderij geen water gegenereerd. i.
Isomerisatie Potentiële emissies naar het water ontstaan door het lekken van koolwaterstoffen uit de “reflux drum boot” en spillage van bijtende soda (“caustic soda” – natriumhydroxide) uit de scrubbers. Het afvalwater heeft een hoge zuurtegraad en bevat chloridezouten, bijtende soda en een relatief lage concentratie waterstof(di)sulfide en ammoniak. Pekel12 van de “feed dryer” (ontwateringsmiddel, watervrij CaCl2) bevat opgelost calciumchloride en koolwaterstoffen.
j.
Hydrotreating De hoeveelheid afvalwater die gegenereerd wordt tijdens hydrotreating bedraagt ca. 3055 l/ton voeding13. Het afvalwater heeft een hoge zuurtegraad en bevat zwevende stoffen, koolwaterstoffen, fenolen, waterstof(di)sulfide en ammoniak. Emissies naar het water ontstaan door het lekken van koolwaterstoffen en stikstofhoudende en zwavelhoudende componenten. Bij destillatie worden afzettingen van ammoniumsulfiden en ammoniumchloride tijdens de afkoeling vermeden door het continue of het periodiek wassen met water.
k. Blazen van bitumen In de oxidatie-eenheid wordt zuur water gegenereerd (injectie van water en stoom) (ca. 5 m³/ton voeding). Het water bevat oliën, aromaten, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), geurende stoffen (aldehyden, ketonen, vetzuren (carbonzuren)), waterstof(di)sulfide, zwavelzuur en (vaste) deeltjes. Andere verliezen van zwavelhoudende componenten en koolwaterstoffen ontstaan door lekken en spillage. Volgens ESSO Raffinaderij wordt het afvalwater vnl. gegenereerd bij het wassen (zuiveren) van de afgassen. l.
Zwavelherwinning Geen informatie over de hoeveelheid, de samenstelling en het ontstaan van het afvalwater beschikbaar.
m. Etherificatie Polluenten die in het water aanwezig kunnen zijn, zijn koolwaterstoffen, ethers (methyl-tertbutylether (MTBE), ethyl-tert-butylether (ETBE)), ethanol en methanol door verliezen uit de ethanol/methanol recuperatie-eenheid. De hoeveelheid water die gegenereerd wordt bedraagt ca. 1-2 m³/ton voeding en heeft de volgende samenstelling: • chemisch zuurstofverbruik: 200-500 mg O2/l; • kjeldahlstikstof: 5-20 mg N/l.
12
13
40
Pekel is een mengsel van een zout en water. Calciumchloride reageert met water(damp) uit de te drogen omgeving, tot een pekel. Volgens Total Raffinaderij Antwerpen eerder 10-55 l/ton voeding. Volgens Esso Raffinaderij normaal +/- 1 à 2% van stripping stoom.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
PROCESSEN & MILIEU-IMPACT
n. Stoomproductie De voornaamste bronnen zijn het voorbereiden van het voedingswater van de boilers (ketels) (“BFW preparation rekgeneration wash”) (2-6% van geproduceerd voedingswater), het spuien van het voedingswater uit de boilers en een “blow-down” van de boilers (1-2% van ingenomen voedingswater). De voornaamste polluenten zijn het chemisch zuurstofverbruik (100 mg O2/l), kjeldahlstikstof (0-30 mg N/l) en fosfaten (0-10 mg PO4-/l). o. Koeling De voornaamste vervuilende stoffen die in koelwater aanwezig zijn, zijn anti-corrosieve additieven (corrosie-inhibitoren) en gechloreerde en/of gebromeerde additieven (tegen vervuiling van het systeem) en biociden. Voor een overzicht van de milieu-impact van verschillende koel(water)systemen verwijzen we naar [EIPPCB, 2003], p. 111, tabel 3.39. De belangrijkste polluenten en/of parameters in het afvalwater vóór (volledige) zuivering worden in onderstaande tabel (Tabel 9), per raffinageproces, aangegeven.
Ammoniak (NH3 (NH4+))
Waterstof(di)sulfide (H2S (RSH))
Cyaniden (CN- (CNS-))
Fenolen
(Bio)chemisch zuurstofverbruik (BZV/CZV) Organische koolstof, totaal (TOC)
Proces
Oliën en vetten
Zwevende stoffen (ZS)
Tabel 9: Belangrijkste polluenten en/of parameters in het afvalwater van raffinaderijen vóór (volledige) zuivering
Scheiding en zuivering Atmosferische destillatie (incl. ontzouting)
xx
xx
xx
x
g.g.
xx
xx
Vacuümdestillatie
xx
xx
xx
x
g.g.
xx
xx
Thermische kraking – Visbreaking – Coking
x
xx
xx
xx
x
xx
xx
Katalytische kraking
x
xx
xx
xx
x
xxx
xxx
Hydrokraking
g.g.
xx
x
g.g.
g.g.
xxx
xxx
Katalytische reforming
xxx
xxx
xxx
g.g.
g.g.
x
x
Isomerisatie
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
x
x
Conversie
Behandeling Hydrotreating
x
xx
x(x)
g.g.
g.g.
xx(x)
xx(x)
Blazen van bitumen
g.g.
xx
xx
g.g.
g.g.
xx
g.g.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
41
Ammoniak (NH3 (NH4+))
Waterstof(di)sulfide (H2S (RSH))
Cyaniden (CN- (CNS-))
Fenolen
(Bio)chemisch zuurstofverbruik (BZV/CZV) Organische koolstof, totaal (TOC)
Proces
Oliën en vetten
Zwevende stoffen (ZS)
HOOFDSTUK 3
Behandeling van petroleum en (eind)producten Menging
g.g.
x
x
x
g.g.
g.g.
g.g.
Ondersteunende eenheden en faciliteiten Waterstofproductie/-recuperatie
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
Zwavelherwinning
x
x
x
x
x
x
x
Etherificatie
g.g.
x
xx
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
Overig afvalwater Drainagewater
x
x
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
Ballastwater x Water van schoonmaken van olietankers
x
x
x
x
g.g.
g.g.
Hemelwater
g.g.
(x)
x
g.g.
g.g.
g.g.
g.g.
Koelwater
x
x
x(x)
x
g.g.
g.g.
x
Huishoudelijke afvalwater
xx
g.g.
x
g.g.
g.g.
g.g.
x
x = < 50 mg/l xx = 50-500 mg/l xxx = > 500 mg/l g.g. = geen gegevens
Bron: [EIPPCB, 2003], Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)
42
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
Hoofdstuk 4
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
Op basis van de BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) en andere bronnen uit de literatuur, aangevuld met gegevens van de sector, geven we in dit hoofdstuk een overzicht van de beschikbare milieuvriendelijke technieken om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater van de raffinaderijen te beperken en anderzijds het afvalwater van de raffinaderijen te behandelen (zuiveren).
4.1.
BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003])
Het toepassingsgebied van de BREF “Mineral oil and gas refineries” is gebaseerd op § 1.2 van bijlage I van de IPPC Richtlijn (2008/1/EG). In de BREF “Mineral oil and gas refineries” komen zowel de aardolieraffinaderijen als de gasraffinaderijen aan de orde. Andere aanverwante activiteiten zoals de exploratie, de productie, het transport of de marketing van producten, zijn er niet in opgenomen. De BREF “Mineral oil and gas refineries” heeft betrekking op alle soorten aardolieraffinaderijen, ongeacht hun capaciteit, en alle verwerkingsactiviteiten die daar gewoonlijk plaatsvinden. Bepaalde activiteiten die in de raffinaderijen aangetroffen (kunnen) worden, komen in het document niet aan de orde omdat zij in andere BREF’s reeds aan de orde komen (b.v. de productie van lage olefinen en oplosmiddelen (solventen) en de opwekking van elektriciteit met behulp van aardgas). Nog andere activiteiten worden niet volledig in het document beschreven omdat zij deels aan de orde komen in andere BREF’s (b.v. koeling, opslag, afvalwater- en rookgasbehandeling). Bij de uitvoering van IPPC-vergunningen voor een specifieke locatie dienen derhalve ook de andere BREF’s in overweging genomen te worden. De Beste Beschikbare Technieken voor een raffinaderij zijn een combinatie van niet-eenheidsspecifieke technieken, technieken die van toepassing zijn op de raffinaderij als geheel (= algemene Beste Beschikbare Technieken) en eenheidspecifieke technieken, technieken die van toepassing zijn op een specifieke eenheid (of proces). Waar van toepassing in hoofdstuk 5 zijn emissie- of verbruiksniveaus die gepaard gaan met de Beste Beschikbare Technieken” opgenomen. De BREF’s vormen echter geen wettelijk bindende norm; zij zijn bedoeld om informatie te verstrekken aan de bedrijfstak, de lidstaten en diens publiek over de realiseerbare emissie- en verbruiksniveaus bij het gebruik van bepaalde technieken. De niveaus zijn geen emissie- of verbruiksgrenswaarden en dienen dan ook niet als zodanig te worden opgevat.
4.2.
Beschikbare milieuvriendelijke technieken
In onderstaande paragrafen geven we een overzicht van de beschikbare milieuvriendelijke technieken om enerzijds de hoeveelheid en de verontreinigingsgraad van het afvalwater van de raffinaderijen te beperken en anderzijds het afvalwater van de raffinaderijen te behandelen (zuiveren). We beperken ons hier echter tot een korte oplijsting en omschrijving van de technieken. Voor meer informatie verwijzen we naar de BREF “Mineral oil and gas refineries”. De technieVlaams BBT-Kenniscentrum
43
HOOFDSTUK 4
ken omvatten een aantal eenheidsspecifieke technieken (veelal procesgeïntegreerde technieken, die van toepassing zijn op een specifieke eenheid (of proces)) en een aantal niet-eenheidsspecifieke technieken (veelal end-of-pipe technieken, die van toepassing zijn op de raffinaderijen als geheel). Opmerkingen: – “+” geeft aan dat de techniek een Beste Beschikbare Techniek is volgens EIPPCB; – “-” geeft aan dat de techniek geen Beste Beschikbare Techniek is volgens EIPPCB; – “±”, geeft aan dat de techniek van geval tot geval (onder voorwaarden) een Beste Beschikbare Techniek is volgens EIPPCB (de voorwaarden worden eventueel aangegeven in een voetnoot).
4.2.1.
Eenheidsspecifieke technieken
a. Technieken voor ontzouting ±
Het gebruik van meerfasige ontzouters [ontzouting 01]14 ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.9.1, p. 216 In de meerfasige ontzouters wordt een deel van het effluent van de tweede ontzouter naar de voorgaande ontzouter gestuurd om de hoeveelheid waswater te beperken.
+ Een goed beheer van het ontzoutingsproces [ontzouting 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.9.1-4.9.3, p. 216-218 Een goed beheer van het ontzoutingsproces omvat o.a. het gebruik van een “low shear” menger voor het mengen van de olie en het waswater en een beperking van de turbulentie in het ontzoutingsvat door de toepassing van een lagere water druk. Een goed beheer van het ontzoutingsproces omvat daarenboven een bevordering van de scheiding van de olie en het waswater, alvorens het waswater te behandelen (zuiveren) in de waterzuiveringsinstallatie. Ook de scheiding van de vaste deeltjes enerzijds, en de olie en het waswater anderzijds, wordt gemaximaliseerd (de vaste deeltjes trekken olie aan, waarbij er een slib ontstaat). + Het hergebruik van het afvalwater van de raffinaderij als ontzoutingswater maximaliseren [ontzouting 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.9.4, p. 218 Het (afval)water dat vrijkomt in andere processen kan gebruikt worden als ontzoutingswater (waswater in de ontzouters). Zo kan o.a. het water uit de zuur water strippers gebruikt worden als ontzoutingswater. De ammoniak, de sulfiden en de fenolen worden hierbij in zekere mate weer opgenomen door de olie.
14
44
Het gebruik van meerfasige ontzouters is volgens [EIPPCB, 2003] enkel voor nieuwe inrichtingen (installaties) een Beste Beschikbare Techniek (BBT). De omschakeling van een bestaande (eenfasige) ontzouter naar een meerfasige ontzouter is niet altijd economisch verantwoord.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
b. Technieken voor primaire destillatie +
Het gebruik van vacuümpompen (vloeistof ring vacuümpompen) en oppervlaktecondensors (i.p.v. stoomejectoren (aspirators) en barometrische condensors) maximaliseren [primaire destillatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.19.4, p. 294-295 In de meeste raffinaderijen in Europa werden de barometrische condensors inmiddels vervangen door oppervlaktecondensors (= condensors waarin de gassen worden gescheiden van het koelmedium d.m.v. wanden) om de vorming van olie-achtig afvalwater te vermijden. Barometrische condensors worden niet meer gebruikt in de vier Vlaamse raffinaderijen. Door de stoomejectoren (aspirators) te vervangen door vacuümpompen wordt de hoeveelheid zuur water gereduceerd van ca. 10 tot ca. 2 m³/uur. Vacuümpompen verbruiken immers geen water, … maar wel elektriciteit. Een “vacuüm” kan tevens gegenereerd worden door een combinatie van stoomejectoren en vacuümpompen, dit om de energie-efficiëntie te optimaliseren. In een raffinaderij zijn er een aantal processen waar er stoom gerecupereerd kan worden. Een analyse van het energieverbruik van de raffinaderij kan uitwijzen of het gebruik van de (gerecupereerde) stoom in stoomejectoren (i.p.v. van het gebruik van vacuümpompen) efficiënter is dan het gebruik van de (gerecupereerde) stoom voor andere doeleinden. Volgens de sector is het gebruik van vacuümpompen niet altijd te rechtvaardigen binnen het huidige design van een vacuümdestillatie-eenheid. Er is een gans ander ontwerp van vacuümdestillatie nodig om met vacuümpompen te werken (zogenaamd droge operatie). Vacuümpompen kunnen daarom alleen maar worden toegepast bij nieuwe installaties (dus niet bij bestaande installaties). De bestaande installaties werken met stoom (stoomejectoren). Bij gebruik van vacuümpompen moet men zoveel mogelijk droog, d.i. zonder stoom, werken).
c. Technieken voor visbreaking + De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de visbreaker in zuur water strippers [visbreaking 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.22.4, p. 322 d. Technieken voor coking +
Het hergebruik van behandeld (gezuiverd) afvalwater als koel- en/of snijwater [coking 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.7, p. 209-210. Het water dat gebruikt wordt als koel- en snijwater wordt continu gerecycleerd (een deel wordt gespuid naar de waterzuiveringsinstallatie). Door bezinking en filtratie (d.m.v. een vacuümfilter) is hergebruik van dit water mogelijk, wat resulteert in een gesloten circuit. Verschillende afvalwaterstromen van de raffinaderij kunnen als koel- en snijwater hergebruikt worden.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
45
HOOFDSTUK 4
+
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de coker in zuur water strippers vóór verdere behandeling (zuivering) [coking 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.10.1, p. 213
+
De afscheiding (onder invloed van de zwaartekracht) van de olie en de fijne deeltjes van de cokes uit het snijwater [coking 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.10.2, p. 213 Het water met fijne deeltjes van de cokes (die gegenereerd worden bij het snijden van de cokes) komt terecht in een bezinkingsbekken waar het water en de fijne deeltjes worden gescheiden onder invloed van de zwaartekracht. De oliedeeltjes vormen een drijflaag op het water.
e. Technieken voor katalytische kraking ±
Het voorbehandelen van de voeding van de katalytische kraker [katalytische kraking 01]15 ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.4, p. 182-184 Het hydrotreaten van de voeding van de katalytische kraker resulteert in een verlaagd zwavelgehalte in de producten van de katalytische kraker. Daardoor worden de merox processen (= nat procédé met verdund natriumhydroxide (bijtende soda – “caustic soda”) en vloeibare merox katalysator) die de zwavel uit de LPG-fractie verwijderen en de mercaptanen in de benzinefractie omzetten naar disulfiden, minder belast, wat tot een vermindering van de hoeveelheid “spent caustic” leidt. Andere processen om de voeding van de katalytische kraker te ontzwavelen zijn o.a. de milde hydrokraking (in de Gofiner) van vacuümgasolie (ook wax genoemd) en het ARDS (atmosferisch residu desulphurisation) proces. Deze technieken hebben als hoofddoel de rendementen van de katalytische kraker te verbeteren en de productie van hoogzwavelige zware stookolie te verminderen (dit laatste enkel bij het ARDS proces). Het vermijden of verminderen van de productie van “spent caustic” is slechts een neveneffect en kan volgens de sector nooit een dergelijke (grote) investering justifiëren. Sinds de wettelijke zwavellimiet in benzine werd verminderd naar 10 ppm hebben vele raffinaderijen, die over een katalytische kraker beschikken, een nieuwe productieeenheid gebouwd specifiek voor de ontzwaveling van de benzinefractie afkomstig van de katalytische kraker. Deze ontzwaveling gebeurt over een katalysatorbed in aanwezigheid van waterstof. Bij bestaande installaties, die de producten van de katalytische kraker nabehandelen, is een omschakeling naar een voorbehandeling van de voeding van de katalytische kraker niet technisch/economisch haalbaar (zeker niet om enkel de productie van “spent caustic” te vermijden/verminderen).
+ Het gebruik van water minimaliseren door hergebruik en gebruik van een cascadesysteem, rekening houdend met de beperkingen door corrosie [katalytische kraking 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.7, p. 185-186 Deze techniek is niet gekend in Vlaanderen.
15
46
Het “hydrotreaten” van de voeding van de katalytische kraker is volgens [EIPPCB, 2003] enkel een Beste Beschikbare Techniek (BBT) als dit technisch en economisch haalbaar is.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
+ Het hergebruik van het afvalwater van de FCCU (wervelbed katalytische kraker) o.a. in de ontzouters en, finaal, de behandeling (zuivering) van dit afvalwater in de waterzuiveringsinstallatie [katalytische kraking 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.7, p. 185-186 f. Technieken voor alkylatie Alkylatie met waterstoffluoride + De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de alkylatie-eenheid door precipitatie van AlF3 (aluminiumfluoride) en CaF2 (calciumfluoride). De concentratie F (fluor) in het afvalwater na precipitatie bedraagt: 20-40 ppm [alkylatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.2.1, p. 162-163 Het afvalwater van de waterstoffluoride alkylatie-eenheid kan sporen van waterstoffluoride bevatten. Het effluent kan behandeld worden met kalk, aluminiumchloride of calciumchloride of het kan geneutraliseerd worden d.m.v. kaliumhydroxide met de vorming van aluminiumfluoride en calciumfluoride als gevolg. Dit neerslag kan worden afgescheiden in een bezinkingstank/-bekken. Alkylatie met zwavelzuur + De neutralisatie van het afvalwater van de alkylatie-eenheid vóór verdere behandeling (zuivering) [alkylatie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.2.2, p. 163-165 g. Technieken voor de productie van basisolie + De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de aromatische extractie-eenheid in strippers vóór hergebruik in beschouwing nemen [productie van basisolie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.3.9, p. 172 De concentratie organische en zwavelhoudende componenten wordt gereduceerd. h. Technieken voor de productie van bitumen ±
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de oxidatie-eenheid (“overhead condensate collection drum”) in zuur water strippers vóór verdere behandeling (zuivering) [productie van bitumen 01]16 ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.4.3, p. 177 In de zuur water strippers wordt de concentratie zwavelzuur, waterstof(di)sulfide, oliën, aromaten, vluchtige polycyclische aromatische koolwaterstoffen en geurende stoffen (aldehyden, ketonen en vetzuren) in het afvalwater, dat vervolgens naar de centrale waterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, gereduceerd.
16
In bepaalde gevallen kan volgens [EIPPCB, 2003] de behandeling van het afvalwater (condensaat) uit de oxidatieeenheid in zuur water strippers omwille van de kwaliteit en de kwantiteit van het afvalwater en de aanpassing van het volume van de zuur water strippers, economisch niet verantwoord zijn.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
47
HOOFDSTUK 4
i.
Technieken voor etherificatie + Het gebruik van een bufferbekken (buffertank) en een goede planning van de productie ter beheersing van het afvalwater om toxische “shocks” in de biologische waterzuiveringsinstallatie te vermijden [etherificatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.11.2, p. 254 Het effluent van de MTBE- en TAME-productie-eenheden bevat methanol, mierenzuur (methaanzuur) en ethers. Deze componenten of diens afbraakproducten kunnen toxisch zijn voor de micro-organismen van de biologische waterzuiveringsinstallatie. Hoge concentraties van deze componenten moeten dus vermeden worden. Dit kan door het gebruik van een bufferbekken (buffertank) en/of een goede planning van de productie om de stromen naar de waterzuiveringsinstallatie te doseren. + Het vermijden van lekkages van in water oplosbare componenten (ethers) [etherificatie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.11.3, p. 254 De ethers die geproduceerd worden zijn goed oplosbaar in water. Lekkages kunnen leiden tot verontreiniging van bodem- en grondwater en oppervlaktewater en worden dus vermeden.
j.
Technieken voor energiebeheer ±
Het hergebruik van condensaat als voedingswater voor de ontgasser [energiebeheer 01]17 ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.10.3.2, p. 231-232 Bij gebruik van stoom in een raffinaderij ontstaat condensaat. Het is efficiënt om zoveel mogelijk condensaat op te vangen en te recycleren (hergebruiken). Het condensaat kan echter zeer corrosief zijn wanneer het geringe hoeveelheden zuurstof en/of koolzuur bevat die via een buffertank of onderweg in het retourleidingsysteem door beluchting zijn opgenomen. Corrosieschade aan de condensaatleidingen en een verhoogd ijzergehalte in het retourcondensaat zijn de gevolgen. Om de invloed van zuurstof te minimaliseren, is een goede ontgassing de eerste stap.
k. Technieken voor koeling + De beperking van het waterverbruik door koel(water)systemen [koeling 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2001] +
De beperking van de emissie van stoffen (o.a. olie) in het oppervlaktewater door koel(water)systemen [koeling 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2001] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.8.3, p. 215 Volgens de BREF “Industrial cooling systems” luiden de technieken voor terugdringing van de (oppervlakte)waterverontreiniging in volgorde van belangrijkheid: 1. keuze voor een koelconfiguratie met geringere emissies in het (oppervlakte)water;
17
48
Volgens [EIPPCB, 2003] is het hergebruik van condensaat als voedingswater voor de ontgasser geen Beste Beschikbare Techniek (BBT) als de condensatie en de ontgassing ver van elkaar plaatsvinden waardoor het hergebruik niet kosteneffectief is.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
2. gebruik van corrosiebestendiger materiaal voor de koelapparatuur; 3. voorkomen en beperken van het lekken van stoffen (o.a. olie) uit het productieproces naar het koelcircuit; Lekkages van olie kunnen o.a. geminimaliseerd worden door het toepassen van een leak detection and repair programma. 4. toepassing van alternatieve (niet-chemische) koelwaterbehandelingen; 5. keuze voor koelwateradditieven waarmee de gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt; Naast chloorbleekloog, een oxiderend biocide, bestaan er ook niet-oxiderende biocides, meestal organische verbindingen, op de markt gebracht door de waterbehandelingsfirma’s. Enkele bekende actieve stoffen zijn isothiazolines, glutaaraldehyde, methyleenbisthiocyanaat (MBT), quaternaire ammoniumverbindingen (quats). Deze verbindingen hebben meestal specifieke eigenschappen om de groei van algen, bacteriën, schimmels of gisten te bestrijden. 6. geoptimaliseerde toepassing (bewaking en dosering) van koelwateradditieven. Implementatie van de desbetreffende techniek moet economisch en technisch haalbaar zijn en daarvoor moet worden gekeken naar de koelbehoefte van het proces, de locatiespecifieke factoren en de milieueisen. +
Het gescheiden houden van het “once through” koelwater en proceswater, althans tot na de behandeling van dit laatste water [koeling 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.8.1, p. 214 Omdat proceswater meestal meer verontreinigd is dan koelwater, is het belangrijk om beide afvalwaterstromen gescheiden te houden. Enkel als het koelwater verder behandeld wordt, kunnen beide stromen samen behandeld worden. Het koelwater wordt dan op het juiste punt in de waterzuiveringsinstallatie (na voorbehandeling van het proceswater) gebracht.
l.
Technieken voor integraal management +
4.2.2.
Good housekeeping (plannen en uitvoeren van onderhoud, op regelmatige tijdstippen opruimen/kuisen van de apparatuur en het bedrijfsterrein, …) [integraal management 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.15.3, p 274-275
Niet-eenheidsspecifieke technieken
+ Het gescheiden houden van zwaar verontreinigd, licht verontreinigd en niet-verontreinigd afvalwater [afvalwater 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.1, p. 365-367 Het betreft hier het gescheiden houden van zwaar verontreinigd, licht verontreinigd en niet-verontreinigd afvalwater van een raffinaderij. De techniek heeft betrekking op het “volledige systeem” van – vers water (voeding); – proces-, drainage- en ballastwater; – koelwater; – hemelwater;
Vlaams BBT-Kenniscentrum
49
HOOFDSTUK 4
– huishoudelijk afvalwater en de inzameling en de opslag van het effluent van en de uiteenlopende afvalwaterzuiveringssystemen (primair, secundair en tertiair) in een raffinaderij. In bestaande installaties (raffinaderijen) kan, volgens [EIPPCB, 2003], de scheiding van de verschillende afvalwaterstromen zeer duur zijn. Bovendien vereist de scheiding, volgens [EIPPCB, 2003], de nodige fysieke ruimte. Het betreft hier eveneens een gecontroleerde opvang van potentieel verontreinigde deelstromen. Een v.b. hiervan is het afleiden van het effluent van de zuur water strippers. Teneinde mogelijke pieken te ondervangen, kan een conductiviteitsmeting op het effluent geplaatst worden, waarbij afvalwater – indien off spec – via een automatische valve wordt afgeleid naar een sloptank. + De integratie van waterstromen [afvalwater 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.15.7.1, p. 277-280 Het doel van de integratie van waterstromen is een reductie van de hoeveelheid water die finaal behandeld wordt in de waterzuiveringsinstallatie. Het principe berust op preventie, reductie, recyclage en hergebruik van proceswater, koelwater en hemelwater (en in bepaalde gevallen grondwater). +
De behandeling (zuivering) van het zure water in zuur water strippers (“sour water strippers”) [afvalwater 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.2, p. 367-370 Het zure water, dat in de uiteenlopende eenheden van een raffinaderij (b.v. in de ontzwavelingseenheid) wordt gegenereerd, wordt in zuur water strippers (“sour water strippers”) ontdaan van waterstof(di)sulfide (H2S) of ammoniak (NH3). Het behandelde water kan vervolgens worden ingezet als waswater bij de ontzouting van ruwe aardolie (d.i. als ontzoutingswater). Vóór het strippen, wordt het “ure water opgeslagen in een tank waar er zich een scheiding tussen het zure water en de aanwezige koolwaterstoffen voordoet. De koolwaterstoffen worden op regelmatige tijdstippen afgeroomd en in afzonderlijke tanks (= sloptanks) opgeslagen. Het zure water wordt daarna in een kolom gepompt waar onderaan stoom wordt ingeblazen. Door het inblazen van de stoom worden H2S en NH3 uit het zure water verwijderd (gestript). Door het inblazen van de stoom wordt het water in de kolom opgewarmd, wat de desorptie van H2S en NH3 eenvoudiger maakt. De afgassen van de kolom, die naast stoom, H2S en NH3 ook nog koolwaterstoffen kunnen bevatten, worden bijvoorkeur naar de zwavelrecuperatie-eenheid gestuurd. Een andere mogelijkheid is het afleiden van deze afgassen naar een naverbrander of naar een zure fakkel. De meeste zuur water strippers zijn één fase zuur water strippers, bestaande uit één enkele kolom. Bij twee fasen zuur water strippers zijn er twee kolommen. De eerste kolom werkt bij een zuurtegraad van ca. 6 Sörensen en verwijderd H2S langs de bovenzijde NH3 en water via de onderzijde. De tweede kolom werkt bij een zuurtegraad van ca. 10 Sörensen en verwijderd ammoniak via de bovenzijde en behandeld (gezuiverd) water via de onderzijde. Dit resulteert in nog lagere concentraties H2S en NH3. De recuperatie van H2S en NH3 kan oplopen tot 98% respectievelijk 95%. Twee fasen zuur water strippers worden zelden toegepast. In de Holborn raffinaderij in Duitsland werd een twee fasen zuur water stripper geïnstalleerd als alternatief voor een anoxische reactor (denitrificatie). Ook in de Mider raffinaderij werd een twee fasen zuur water stripper geïnstalleerd.
50
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
–
De reductie en de recuperatie van koolwaterstoffen uit koolwaterstofhoudende deelstromen [afvalwater 04] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.3, p. 370-372 Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX), fenolen en koolwaterstoffen in het algemeen kunnen vaak op een eenvoudigere en doeltreffendere manier gereduceerd worden wanneer het afvalwater gegenereerd wordt, dan wanneer het afvalwater in de waterzuiveringsinstallatie terecht komt en gemengd wordt met het andere afvalwater van de raffinaderij. De identificatie van de bronnen van koolwaterstoffen is dan ook een eerste maatregel die in beschouwing wordt genomen. Technieken voor de behandeling van dit type afvalwater zijn o.a.: – strippen met lucht of stikstof (voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX) en andere lage, aromatische componenten, maar ook voor methyl-tert-butylether (MTBE), vluchtige organische halogeenverbindingen (VOX)) De stripper bestaat uit een kolom waarin onderin lucht/stikstof wordt toegevoegd en bovenin het te behandelen afvalwater. Om verstoppingen van de kolom te voorkomen mag het afvalwater geen zwevende stoffen bevatten. Het afvalwater wordt zonodig voorbehandeld om de zwevende stoffen te verwijderen (b.v. met behulp van een zandfilter). Het principe van de stripper is gebaseerd op een stofoverdracht van de waterfase naar de gasfase voor koolwaterstoffen met een Henry constante > 10. De lucht die koolwaterstoffen bevat, wordt behandeld in een luchtbehandelingssysteem. Dit systeem kan (met het oog op recuperatie van de koolwaterstoffen) een actieve kool adsorptie-eenheid zijn. Strippen is een betrouwbare techniek die eenvoudig inzetbaar is. Over het algemeen wordt meer dan 90% van de koolwaterstoffen (vluchtige organische stoffen) verwijderd. Strippen met stikstof heeft verschillende voordelen ten opzicht van strippen met lucht. Door de afwezigheid van zuurstof is er minder aangroei van micro-organismen in de kolom (biological fouling) en is er een kleiner explosiegevaar in de recuperatie-eenheid. Een (niet nader gekende) Europese raffinaderij past deze techniek toe voor de behandeling (zuivering) van afvalwater verontreinigd met benzeen (concentratie = 50 ppm), tolueen en xyleen (concentratie = 100 ppm) en andere koolwaterstoffen (concentratie = 100 ppm). De concentratie benzeen wordt gereduceerd tot minder dan 500 ppb. Ca. 35.000 kg (vloeibare) koolwaterstoffen wordt jaarlijks gerecupereerd. –
vloeistof-vloeistof extractie (voor fenolen) Als een opgeloste verbinding in contact wordt gebracht met een andere niet-mengbare vloeistof, dan zal deze verbinding overgaan naar de tweede vloeistof tot er een evenwicht in concentratie is bereikt. Waar dit evenwicht ligt, is afhankelijk van de affiniteit van de verbinding voor beide vloeistoffen. Meestal worden er in een extractie-installatie twee niet-mengbare vloeistoffen door een kolom geleid, waarbij het (voor de overdracht) benodigde oppervlak wordt bereikt door één fase zeer fijn te verdelen in de andere. In een volgende stap worden vervolgens beide fasen weer van elkaar gescheiden. De reductie (en recuperatie) bedraagt meer dan 99%. Concentraties lager dan 1 ppm zijn haalbaar.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
51
HOOFDSTUK 4
+
–
hoge druk natte lucht oxidatie De organische componenten worden (door een intensieve menging van het afvalwater met lucht) geoxideerd en dit bij een hoge temperatuur en een druk (205 °C en 7 MPa). De zwavelhoudende componenten worden bovendien geoxideerd tot sulfiden en de stikstofhoudende componenten (amines en nitrillen) worden omgezet in moleculaire stikstof.
–
lage druk oxidatie De organische componenten worden (door een intensieve menging van het afvalwater met lucht) geoxideerd en vervolgens verder gemineraliseerd in een biologisch zuiveringssysteem.
–
superkritische water oxidatie De organische componenten worden (door een intensieve menging van het afvalwater met lucht) geoxideerd en dit bij een temperatuur en een druk waarbij het water superkritisch wordt (374 ºC, 218 bar).
De voorbehandeling, fysico-chemische voorzuivering en biologische hoofdzuivering van het afvalwater [afvalwater 05] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.4-4.24.6, p. 372-373 De behandeling van het afvalwater van een raffinaderij (na behandeling in de zuur water strippers) gebeurt doorgaans in drie stappen. In de eerste fase worden de ongebonden olie en de bezinkbare, vaste deeltjes uit het afvalwater verwijderd. Het grootste deel van de olie wordt gerecupereerd en terug naar de proceseenheden geleid. → Eerste fase: slibvanger (bezinker) + olie-waterafscheider (API, CPI, PPI) + egalisatiebekken (tank) Bezinking is het afscheiden van bezinkbare, vaste deeltjes onder invloed van gravitatie (zwaartekracht). Er zijn verschillende uitvoeringen van een slibvanger beschikbaar zoals de afzonderlijke slibvangers en de gecombineerde slib-, olie- en vetvangers. De techniek is eenvoudig en daardoor bedrijfszeker (een goede bezinking is in de meeste gevallen haalbaar). Wel dient het slib met enige regelmaat verwijderd te worden. Het doel van een olie-waterafscheider is het verwijderen van de ongebonden olie uit het afvalwater. Het principe van een olie-waterafscheider is gebaseerd op een scheiding door dichtheidsverschil. Een olie-waterafscheider bestaat in het algemeen uit een betonnen bak, die meestal verdeeld is in drie compartimenten. Vaak is één van de compartimenten voorzien van een platenpakket. Het afvalwater stroomt de oliewaterafscheider binnen in het eerste compartiment. Hier vindt meestal, zoals eerder aangegeven, een bezinking van de grovere bestanddelen als zanddeeltjes (= slibvanger) of een eerste flotatie van de lichtere bestanddelen als vetdeeltjes plaats. Daarna verplaatst het afvalwater zich naar het tweede compartiment. De kleinere oliedeeltjes komen in aanraking met het platenpakket en vormen grotere deeltjes die door de lagere soortelijke massa langs de platen omhoog gaan en een drijflaag vormen op het water. In het derde compartiment kan eventueel een laatste afscheiding plaatsvinden. Via een duikschot loopt het (deels) gereinigde water uit de olie-waterafscheider. De verwijdering van olie is over het algemeen vrij goed.
52
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
Bij het ontwerp van de waterzuiveringsinstallatie wordt er voldoende capaciteit voorzien om toxische “shocks” bij de biologische waterzuivering te vermijden. Dit kan o.a. door het gebruik van een bufferbekken (buffertank), een overgedimensioneerde reactor, … Het doel van een egalisatiebekken (bufferbekken) is het verkrijgen van een constant debiet en zo mogelijk een constante kwaliteit van het afvalwater. Dit is nodig om de verdere behandeling (zuivering) van het afvalwater zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.1.1 en § 3.3.4.1.6 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es De tweede fase beoogt de verwijdering van de gedispergeerde olie en de zwevende, vaste deeltjes uit het afvalwater. De toegepaste flotatietechnieken doen beroep op de zwakke bindingen die worden gevormd tussen de luchtbellen, de olie en de vaste deeltjes. De luchtbellen zorgen voor voldoende draagvermogen waardoor de olie en de vaste deeltjes kunnen worden afgeschuimd. → Tweede fase: coagulatie-/flocculatie-eenheid in combinatie met flotatie-eenheid (DAF, IAF) of zandfilter Het doel van flotatie is het verwijderen van de gedispergeerde olie en de zwevende, vaste deeltjes uit het afvalwater. Onder in de flotatie-eenheid worden hele kleine, fijnverdeelde luchtbelletjes ingeblazen die de deeltjes een specifiek drijfvermogen geven en hierdoor laten floteren. In het algemeen is de werking uit zichzelf niet toereikend om een voldoende flotatie-effect te bereiken. Om dit effect te versterken worden in het algemeen voorafgaand aan de flotatie coagulatiemiddelen en/of flocculatiemiddelen toegevoegd. Zodoende worden kleinere deeltjes omgevormd tot grotere deeltjes, die beter kunnen floteren. Vaak is in de flotatie-eenheid een pakket aangebracht, die de deeltjes gemakkelijker laat samenkomen en een beter stromingspatroon laat zien, die zorg draagt voor een afscheiding tussen de deeltjes en het water. Als laatste stap bezit een flotatie-eenheid vaak een schraper die de drijflaag afschraapt aan de bovenzijde. Deze ingedikte en afgeschraapte drijflaag wordt afgevoerd naar een bak of container die naast de flotatie-eenheid is gepositioneerd. Dit slib kan verder ingedikt en/of ontwaterd worden. Normaliter wordt bij flotatie de lucht onder druk opgelost in het water. Men spreekt daarom over dissolved air flotation (DAF). Bij ontspanning van het met lucht verzadigde water in de flotatieeenheid, worden kleine luchtbelletjes gevormd die voor het floterende effect zorgen. Het verzadigen van water met lucht wordt meestal bereikt door het water in een drukvat te verzadigen met lucht of door lucht te injecteren aan de zuigzijde van de pomp. Andere, minder gebruikte mogelijkheden, zijn het sproeien van water in een ongepakte of een gepakte verzadigingskolom (saturator). Naast flotatie kunnen deeltjes ook met behulp van filtratie worden verwijderd. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS
Vlaams BBT-Kenniscentrum
53
HOOFDSTUK 4
zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.2.1, § 3.3.4.2.2 en § 3.3.4.1.4 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es De derde fase beoogt de verwijdering van koolwaterstoffen en andere organische onzuiverheden. Dit gebeurt d.m.v. verschillende micro-organismen die de organische onzuiverheden als voeding gebruiken en ze converteren tot nieuw celmateriaal. Een biologische zuiveringsinstallatie bestaat meestal uit een actief slib tank of een biofilter. Voor een vergaande verwijdering van stikstof wordt nitrificatie/denitrificatie toegepast. In een aerobe fase zetten de micro-organismen ammoniak om in nitraat (= nitrificatie) en in een zogenaamde “anoxische” fase zetten de micro-organismen nitraat verder om in atmosferische stikstof (= denitrificatie). → Derde fase: actief slib tank of biofilter Een actief slib tank bestaat uit een beluchtingsbekken waarin de biologische afbraak plaatsvindt, een ontluchtingsbekken (put) en een nabezinkingsbekken waarin het slib wordt gescheiden van het behandelde influent. Soms wordt het beluchtingsbekken voorafgegaan door een mengtank waarin influent met slib en soms met neutraliserende stoffen en voedingsstoffen wordt gemengd. Het effluent kan geloosd worden of naar een volgende behandelingsstap geleid worden. Het slib wordt zoveel mogelijk teruggevoerd naar de actief slib tank (= retourslib), het overtollige slib (= spuislib) wordt afgevoerd, waarna het wordt behandeld. Het principe van een biofilter berust op het feit dat de micro-organismen op een drager vastzitten. Het influent stroomt langs de biofilter die de organische onzuiverheden omzet. Als dragermateriaal kan klei, kunststof, lava of zand gebruikt worden. De biofilter kan statisch of dynamisch uitgevoerd worden. In een statische biofilter bevindt het dragermateriaal zich in een tank of vat. Het influent loopt er opwaarts of neerwaarts doorheen. Typische voorbeelden zijn de statische zandfilter en de trickling filter. Bij deze laatste wordt een tank vol dragermateriaal (kunststofringen of lavastenen) gestopt en het influent bovenaan de filter verdeeld. De beluchting gebeurt door het contact tussen influent en omgevingslucht, terwijl het influent doorheen de filter sijpelt. Bij ondergedompelde biofilters wordt het water van beneden naar boven gepompt. Bij een dynamische biofilter is het filterbed continu in beweging. Een voorbeeld hiervan is de continue zandfilter, waarbij het zand continu geregenereerd wordt. Er bestaan ook verschillende gefluïdiseerde biofilters (fluidized bed reactor) waarbij actieve kool, zand of een ander (inert) materiaal als dragermateriaal dienen en door een voldoende opstroomsnelheid een gefluïdiseerd bed vormen. Een membraanbioreactor is een speciale uitvoering van een actief slib systeem. Een membraanbioreactor is een compact afvalwaterzuiveringssysteem waarbij het actief slib gekoppeld wordt met membraanfiltratie. De membranen worden gebruikt voor het scheiden van biomassa en behandeld (gezuiverd) afvalwater en vervangen de nabezinktank die bij klassieke actief slib systemen gebruikt wordt. De membraanbioreactor kan ingezet worden als alternatief voor klassieke actief slib systemen die tot doel hebben om CZV en/of stikstof (nitrificatie/denitrificatie) te verwijderen.
54
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
De membraanbioreactoren hebben echter de volgende voordelen t.o.v. conventionele actief slib systemen: – compacte installaties; – een lage (spui)slibproductie; – de bezinkingseigenschappen hebben geen invloed op het zuiveringsrendement; – relatief schoon effluent en dus een lage heffing of eventueel mogelijkheden voor hergebruik; – geurdichte installaties; – bacterie-vrij (-arm) effluent; – slibverblijftijd kan optimaal geregeld worden zodat ook traaggroeiende microorganismen (b.v. nitrificerende bacteriën) optimaal weerhouden worden; – het effluent is vrij van zwevende stoffen (en PAK die deels uitspoelen met zwevende stoffen). Bij voldoende verblijftijd in een aerobe reactor en een redelijke temperatuur kan nitrificatie optreden: de omzetting van ammonium naar nitraat. Algemeen wordt aanvaard dat de nitrificatie uitgevoerd wordt door twee groepen van bacteriën. De eerste groep van micro-organismen die hierbij betrokken is behoort tot het genus Nitrosomonas en oxideert ammonium tot nitriet. Nitriet wordt dan verder geoxideerd tot nitraat door een tweede groep van micro-organismen, behorende tot het genus Nitrobacter. Deze reactie kan als volgt beschreven worden: NH
4+
–
+
+ 1.5 O 2 → NO 2 + 2H + H 2 O (Nitrosomonas)
+
–
NO 2 + 0.5 O 2 → NO 3 (Nitrobacter) Er dient opgemerkt te worden dat naast de klassieke voorstelling van nitrificatie door Nitrosomonas en Nitrobacter er steeds meer aanwijzingen zijn dat ook andere micro-organismen een rol spelen in de omzetting van ammonium tot nitraat. Een reactor die zowel CZV-verwijdering als nitrificatie moet bereiken, wordt steeds laag belast bedreven. Het gevormde nitraat wordt in een anoxische reactor (anoxisch = afwezigheid van O2) omgezet tot het onschadelijke stikstofgas: –
–
NO 3 → NO 2 → NO → N 2 O → N 2 Om deze reactie te laten doorgaan is voldoende koolstofbron nodig. Er zijn twee opstellingen mogelijk nl.: een sequenching batch reactor (SBR) en een vier-fasen beluchtingssysteem (met een anoxische reactor). Zie bijlage 4 voor een diepgaande evaluatie van de technische haalbaarheid, het milieuvoordeel en de economische haalbaarheid van de verwijdering van stikstof uit het afvalwater van raffinaderijen. sequenching batch reactor (SBR) In een sequenching batch reactor (SBR) worden achtereenvolgens in de tijd de diverse behandelings- (zuiverings-) processen uitgevoerd in éénzelfde bekken. Vullen, intermitterend beluchten, bezinken en afvoeren is een standaard cyclus. Een SBR is daarom bij uitstek geschikt voor afvalwaterstromen die batchgewijs vrijkomen. In een SBR kunnen verschillende biologische processen zoals nitrificatie en
Vlaams BBT-Kenniscentrum
55
HOOFDSTUK 4
denitrificatie na elkaar uitgevoerd worden. Hierbij worden CZV, stikstof en eventueel fosfor verwijderd. Bij continue afvalwaterstromen wordt een buffering toegepast. Vanwege de sequentiële bezinkcyclus heeft een SBR over het algemeen een iets lager bezinkingsrendement in vergelijking met een conventioneel actief slib systeem. vier-fasen beluchtingssysteem (met een anoxische reactor) De eerste reactor is een anoxische reactor waar denitrificatie en CZV-verwijdering doorgaan. Daarna stroomt het afvalwater naar de aerobe reactor waar nitrificatie en verdere CZV-verwijdering plaatsvinden. Tussen de anoxische en aerobe reactor bevindt zich een reactor, die afwisselend anoxisch of aeroob kan bedreven worden. In de nabezinker wordt het slib gescheiden van het behandelde afvalwater. Het effluent kan geloosd worden of naar de volgende behandelingsstap gevoerd worden. Het slib wordt zoveel mogelijk teruggevoerd naar de actief slib tank (retourslib), het overtollige slib (spuislib) wordt afgevoerd, waarna het wordt behandeld. Normaal gesproken wordt bij een actief slib tank meer dan 95% van het biologisch afbreekbaar CZV verwijderd. De verwijdering van Kjeldahlstikstof kan eveneens meer dan 95% bedragen. De verwijdering van BZV en Kjeldahlstikstof bij een biofilter is gemiddeld meer dan 90% afhankelijk van de verhouding BZV:N in het afvalwater en de verblijftijd in het biofilmsysteem. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.3.3 en § 3.3.4.3.4 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es –
De fysico-chemische nazuivering van het afvalwater [afvalwater 06] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.7, p. 376-377 Bij het hergebruik van het effluent van de waterzuiveringsinstallatie als waswater (b.v. in de ontzouters) of als voedingswater voor de ketels of wanneer vergaande behandeling noodzakelijk is om te voldoen aan de opgelegde lozingsnormen, dan kan nazuivering d.m.v. zandfiltratie, gevolgd door ultrafiltatratie of actieve kool filtratie en omgekeerde osmose noodzakelijk zijn. → Zandfiltratie (voor verwijdering van zwevende stoffen en bezinkbare stoffen (en gedeeltelijk PAK)) Het afvalwater stroomt verticaal naar beneden door een bed van fijn zand of grind. De zwevende stoffen worden verwijderd d.m.v. adsorptie of fysische inkapseling. Het terugspoelen vindt plaats als de drukval over de zandfilter te groot is geworden. Er zijn ook continue filters waarbij het verontreinigde zand voortdurend verwijderd, gewassen en hergebruikt wordt zonder onderbreking van het proces. Het rendement van een zandfilter wordt deels bepaald door werking van de zandfilter, nl. oppervlaktefiltratie of dieptefiltratie. Bij oppervlaktefiltratie worden de deeltjes reeds boven op het bed van fijn zand afgevangen. De deeltjes vormen samen een macroporeuze koek, die nieuwe deeltjes op een zeer effectieve wijze kan afvangen. Bij
56
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
dieptefiltratie gaat het in het algemeen om kleinere deeltjes, die moeilijker af te vangen zijn en die door adsorptie aan het fijne zand hechten. Het vuil afkomstig van oppervlaktefiltratie is gemakkelijker te verwijderen (tijdens het terugspoelen) dan het vuil afkomstig van dieptefiltratie. Een belangrijk voordeel van een zandfilter is de betrekkelijk eenvoudige installatie waarmee in vele gevallen een aanzienlijk rendement kan worden verkregen. Het rendement hangt ook sterk af van de te verwijderen componenten. Het rendement voor de verwijdering van zwevende stoffen kan variëren van 50 tot 100%. Het rendement voor de verwijdering van metalen is afhankelijk van het voorkomen van deze metalen. Indien deze metalen zich vnl. bevinden in het doorgelaten slib (doorslag van de bezinker), dan zal dit rendement hoog zijn (60-90%). Zijn de metalen vooral aanwezig als oplosbare complexen, dan is het rendement (zeer) laag. Door toevoeging van hulpstoffen, zoals een beperkte hoeveelheid coagulant, kan het rendement van een zandfilter aanzienlijk worden verbeterd. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.1.4 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es → Membraanfiltratie (microfiltratie en ultrafiltratie) (voor verwijdering van zwevende stoffen en bezinkbare stoffen (en gedeeltelijk PAK)) Membraanfiltratie is een proces waarbij het afvalwater door de poriën van een membraan wordt geperst (het permeaat) en deeltjes door het membraan worden tegengehouden en geconcentreerd (het concentraat). Het transport doorheen het membraan vindt plaats onder invloed van een drijvende kracht, in dit geval een drukverschil. Afhankelijk van de diameter van de poriën is er sprake van micro-, ultra- of nanofiltratie. Nanofiltratie is echter (nog) geen stand der techniek. De membranen worden als vlakke membranen of als tubulaire membranen gemaakt. De vlakke membranen worden dan in configuraties aangeboden als vlakke-plaat membranen of spiraal-gewonden membranen. De tubulaire membranen worden als tubes, capillairen of holle vezels gemaakt, waarbij het verschil zich situeert in de diameters (tubes: 10 mm, capillairen: 0,5-10,0 mm en holle vezels: 0,5 mm). Hoe kleiner de diameter van de tubulairen, hoe groter de pakkingsdichtheid. De membranen zijn gewoonlijk opgesteld als een module of een set van modules, in serie of parallel gerangschikt. Membraanprocessen kunnen uitgevoerd worden in batch (recirculatie) of continu (een- of meertraps). De membranen kunnen van zowel organisch als anorganisch materiaal vervaardigd zijn. Het voordeel van organische membranen is dat ze goedkoper zijn. Het voordeel van anorganische membranen is dat ze bestand zijn tegen extremere condities (temperatuur, zuurtegraad, …). Een microfiltratiemembraan weerhoudt niet-opgeloste deeltjes (zwevende stoffen). Een ultrafiltratiemembraan weerhoudt, naast bacteriën en virussen, ook componenten met een hoge molecuulmassa. Ultrafiltratie wordt vaak gebruikt als voorbereidende stap op omgekeerde osmose bij de bereiding van water. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS
Vlaams BBT-Kenniscentrum
57
HOOFDSTUK 4
zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.1.5 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es → Membraanfiltratie (omgekeerde osmose) Omgekeerde osmose is ook een membraantechniek, maar wordt alleen nog maar voor de bereiding van water gebruikt. Omgekeerde osmose is b.v. geschikt voor het afscheiden van: – opgeloste metaalionen; – zouten; – opgeloste organische verbindingen. Een semi-permeabel membraan zorgt voor een scheiding die gebaseerd is op verschillen in oplosbaarheid en diffusie. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.2.8 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es → Actieve kool filtratie (voor verwijdering van benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX), fenolen, PAK, methyl-tert-butylether (MTBE), adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX)) Actieve kool filtratie is een effectieve behandeling voor de verwijdering van een brede variëteit aan organische componenten. Het principe van actieve kool filtratie is gebaseerd op de adsorberende capaciteit van het actieve kool dankzij het grote interne oppervlak. Tevens is de poriegrootteverdeling van belang. Deze wordt bepaald door het productieproces. Actieve kool wordt gemaakt uit hout, kolen, lignine, notendoppen of turf. Een actieve kool installatie bestaat meestal uit twee vast bed kolommen. De beide kolommen worden neerwaarts doorstroomd bedreven en beurtelings periodiek door terugspoeling gewassen. Na verloop van tijd raakt de actieve kool verzadigd en vermindert de werking tot de filter uiteindelijk niets meer opneemt en de vervuiling aan het einde met het afvalwater meekomt (doorslaat). Wanneer de actieve kool verzadigd is, kan deze worden geregenereerd door oxidatie van de organische fractie in een oven. Actieve kool adsorptie is een bewezen en veel toegepaste techniek vanwege de eenvoudigheid en de betrouwbaarheid van de techniek. De beladingsgraad die kan bereikt worden is o.a. afhankelijk van de adsorptiekarakteristieken van de te verwijderen polluenten, het type actieve kool, de bedrijfsvoering, etc. Realistische beladingsgraden variëren tussen 6 à 10%. Het zwevende stof-gehalte in het influent is beperkt en bij voorkeur niet hoger dan 1 mg/l, daarom zal eventueel eerst een voorfiltratie (zandfiltratie) plaatsvinden. Het rendement van actieve kool filters is goed. Door de contacttijd met het actieve kool te vergroten kan het gewenste rendement bijna in alle gevallen bereikt worden. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.1.4 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es
58
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
→ Chemische oxidatie (voor verwijdering van benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX), fenolen, PAK, methyl-tert-butylether (MTBE), adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX)) Chemische oxidatie wordt toegepast om “recalcitrante” (resterende en hardnekkige) CZV te verwijderen. Door gebruik te maken van chemische oxidantia worden de organische moleculen gesplitst en worden er zuurstofatomen ingebouwd in hun structuur. Hoe verder een organische molecule oxideert, hoe minder het bijdraagt tot het chemisch zuurstofverbruik. In het uiterste geval worden koolstofdioxide (CO2) en water gevormd, welke de onschadelijke eindproducten zijn. De sterkste chemische oxidantia zijn hydroxylradicalen. Deze worden gevormd uit ozon of waterstofperoxide na activering met een katalysator (Fe2+ of Cu2+) of UV-straling. Ozon of waterstofperoxide kunnen ook op zich gebruikt worden, maar zijn dan minder effectief. Het kan voorkomen in afvalwater dat bepaalde componenten van zichzelf zeer toxisch zijn en hierdoor in biologische afvalwaterzuivering niet (voldoende) kunnen worden afgebroken. Door deze stoffen (deels) af te breken tot minder toxische componenten, kan het afvalwater met veel minder problemen verder worden behandeld. Enkele voorbeelden zijn het omzetten van sulfiet naar sulfaat. De installatie bestaat in principe uit een bufferbekken (buffertank), een oxidatiereactor, een injectiesysteem (een doseersysteem) voor het oxidans en eventueel een UV-generator. Een voorbehandeling met beluchting en filtratie over een zandfilter is vaak noodzakelijk. Het rendement van oxidatie-installaties is over het algemeen goed tot zeer goed. Het energieverbruik is relatief hoog. Volgens de BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector” is chemische oxidatie niet kosteneffectief wanneer er een hoge organische belasting is omdat er dan een grote hoeveelheid oxidantia nodig is. Geadvanceerde oxidatie technieken (UV + waterstofperoxide, UV + ozon, UV + waterstofperoxide + ozon) brengen een hoge investeringsuitgave en operationele kosten met zich mee. Voor meer informatie: zie het waterzuiveringsselectiesysteem, te raadplegen op http://www.emis.vito.be/WASS zie BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”, § 3.3.4.2.3 te raadplegen op http://eippcb.jrc.es Onderstaande figuur (Figuur 3) is de schematische voorstelling van een typische waterzuiveringsinstallatie voor raffinaderijen (inclusief een aerobe en anoxische reactor).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
59
HOOFDSTUK 4
Figuur 3: Schematische voorstelling van een typische waterzuiveringsinstallatie voor raffinaderijen (inclusief een aerobe en anoxische reactor) Bron: [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel (Tabel 10) geeft, voor de belangrijkste parameters, de bereikbare concentraties in het effluent van een raffinaderij, bij gebruik van een goede combinatie van de in deze paragraaf beschreven afvalbehandelingen. Tabel 10: Overzicht van de bereikbare concentraties in het (bedrijfs)afvalwater van een raffinaderij, na behandeling (zuivering) in een goed beheerde waterzuiveringsinstallatie Ondergrens zuurtegraad (pH) Bovengrens zuurtegraad (pH) Temperatuur (T) Zwevende stoffen (ZS) Detergenten
6,5 Sörensen 8,5 Sörensen 30-35 ° Celcius 2-80 mg/l < 2 mg/l
Oliën en vetten
0,05-5 mg/l
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
30-160 mg O2/l
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV)
2-30 mg 02/l
Adsorbeerbare organohalogenen (AOX)
< 0,1 mg Cl/l
Fenolen Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX) Benzeen Methyl-tert-butylether
60
0,03-0,4 mg/l < 0,001-0,1 mg/l < 0,001-0,05 mg/l < 0,001-0,1 mg/l
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
Benzo(a)pyreen
< 0,05 mg/l
Stikstof, totaal
1-100 mg N/l
Ammoniakale stikstof
0,25-15 mg N/l
Nitraat
2-35 mg N/l
Nitriet
2-20 mg N/l
Fosfor, totaal
1-2 mg P/l
Fosfaten
0,1-1,5 mg P/l
Sulfide
0,01-0,6 mg/l
Sulfiet
< 2 mg/l
Cyanide, totaal
0,03-0,1 mg/l
Fluoride
1-10 mg/l
Arseen, totaal
0,00055-0,1 mg As/l
Cadmium, totaal
0,0009-0,05 mg Cd/l
Chroom, totaal
< 0,5 mg Cr/l
Chroom, zeswaardig
< 0,1 mg Cr/l
Kobalt, totaal
< 0,5 mg Co/l
Koper, totaal
0,003-0,5 mg Cu/l
Kwik, totaal
< 0,0001-0,05 mg Hg/l
Lood, totaal
0,024-0,5 mg Pb/l
Nikkel, totaal
0,006-0,5 mg Ni/l
Vanadium, totaal
< 1 mg V/l
Zink, totaal
< 0,5-1 mg Zn/l
Enkele van de concentraties, die in deze tabel worden gerapporteerd, hebben betrekking op verschillende periodes. Er werd echter, in deze tabel, geen onderscheid gemaakt tussen de concentraties. De gerapporteerde concentraties zijn de 95-percentielwaarden. Bron: [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel (Tabel 11) geeft, voor de vier Vlaamse raffinaderijen, een overzicht van de afvalwaterbehandelingen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
61
62
Flocculatie-eenheid
Membraanbioreactor (met CZV- en Kjeldahl N-verwijdering)
Biofilter (met CZV- en Kjeldahl N-verwijdering)
Nitrificerend/Denitrificerend actief slib tank (met CZV- en N-verwijdering)
Nitrificerend actief slib tank (met CZV- en Kjeldahl N-verwijdering)
Actief slib tank (met CZV-verwijdering)
– Biologische hoofdzuivering
Zandfilter
Flotatie-eenheid
7
4 (actief slib tank = bufferbekken)
6 (DAF)
5
7
6 (DAF)
5
4
4
– Fysico-chemische voorzuivering (vóór biologische zuivering)
Bufferbekken/Egalisatiebekken
3
2 3 (API)
2
1
Slibvanger/zandvanger
1
ESSO Raffinaderij
Olie-waterafscheider
– Voorbehandeling
Afvalwaterbehandeling
Zuur water strippers
Zuur waterbehandeling
Belgian Refining Corporationa
7 (echter nagenoeg geen Kjeldahl N-verwijdering)
6 (DAF)
5
4
3
2
1
Petroplus Refining Antwerp Bitumenb
Tabel 11: Overzicht van de afvalwaterbehandelingen bij de Vlaamse raffinaderijen
8 (echter nagenoeg geen Kjeldahl N-verwijdering)
7
6 (DAF)
5
4
3 (API)
2
1
Total Raffinaderij Antwerpenc
HOOFDSTUK 4
Vlaams BBT-Kenniscentrum
9?
Membraanfilter (microfiltratie/ultrafiltratie)
Membraanfilter (omgekeerde osmose)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Total Raffinaderij Antwerpenc
Bron: milieujaarverslagen en milieu-effectrapporten van de Vlaamse raffinaderijen
De cijfers geven de volgorde aan waarin de verschillende technieken worden toegepast. a: De nieuwe waterzuiveringsinstallatie zal uitgerust worden met een anoxische reactor, zandfilters (2) en membraanfilter (microfiltratie). Belgian Refining Corporation wenst te benadrukken dat er een anoxische reactor geïnstalleerd wordt omdat de raffinaderij een norm van 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) heeft opgelegd gekregen. b: Het (bedrijfs)afvalwater van Petroplus Refining Antwerp wordt gezuiverd bij Petroplus Refining Antwerp Bitumen. c: Het (bedrijfs)afvalwater afkomstig van de naftakraker (n° 3) wordt enkel vóórbehandeld door Total Raffinaderij Antwerpen, maar door het buurbedrijf Fina Antwerp Olefins (waar ook naftakraker n° 1 en 2 staan) verder behandeld.
Chemische oxidatie-eenheid
Actieve kool filter
9 9?
Zandfilter
– Verdere fysico-chemische nazuivering
9 10
Bezinkingsbekken 8
8
Petroplus Refining Antwerp Bitumenb
Flotatie-eenheid 8
ESSO Raffinaderij
Flocculatie-eenheid
– Fysico-chemische nazuivering (dus na biologische zuivering)
Belgian Refining Corporationa
BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN
63
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
Hoofdstuk 5
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
In dit hoofdstuk vindt voor elk van de beschikbare milieuvriendelijke technieken een evaluatie plaats, niet alleen van diens voordeel voor het milieu in zijn geheel, maar ook van diens technische en economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid en -effectiviteit). Deze grondige evaluatie laat ons toe de Beste Beschikbare Technieken voor de beperking en de behandeling van het afvalwater van de raffinaderijen te selecteren. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en/of (altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, worden in de BBT-studie “Raffinaderijen” als Beste Beschikbare Techniek weerhouden. De milieuvriendelijke technieken die in de BREF “Mineral oil and gas refineries” niet (of niet altijd) als Beste Beschikbare Techniek weerhouden werden en niet (of niet altijd) in de Vlaamse raffinaderijen worden toegepast, maar die mogelijks tot een verbetering van de kwaliteit van het effluent kunnen leiden, worden in het kader van deze BBT-studie opnieuw geëvalueerd.
5.1.
Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken
In Tabel 12 worden de beschikbare milieuvriendelijke technieken uit hoofdstuk 4 getoetst aan een aantal criteria. Deze multi-criteria analyse laat toe te oordelen of een techniek als Beste Beschikbare Techniek (BBT) kan beschouwd worden. De criteria hebben niet alleen betrekking op de milieucompartimenten (water, lucht, bodem, energie en geluid), maar ook de technische haalbaarheid en de economische haalbaarheid (rendabiliteit) worden beschouwd. Dit maakt het mogelijk een integrale evaluatie te maken, conform de definitie van BBT (cf. Hoofdstuk 1). Toelichting bij de inhoud van de criteria: Technische haalbaarheid: – –
– –
bewezen: geeft aan of de techniek zijn nut bewezen heeft in de industriële praktijk (-: niet bewezen; + wel bewezen); veiligheid: geeft aan of de techniek, bij correcte toepassing van de gepaste veiligheidsmaatregelen, aanleiding geeft tot een verhoging van de risico’s op brand, explosie en arbeidsongevallen in het algemeen (-: verhoogt risico, 0: verhoogt risico niet, +: verlaagt risico); kwaliteit: geeft aan of de techniek een invloed heeft op de kwaliteit van het eindproduct (-: verlaagt kwaliteit, 0: geen effect op kwaliteit, +: verhoogt kwaliteit); globaal: schat de globale technische haalbaarheid van de techniek in (+ als voorgaande alle + of 0, – als één van voorgaande –).
Milieuvoordeel: – – – –
afval: voorkomen en beheersen van de afvalstromen; grond- en hulpstoffen (incl. water): besparen van grond- en hulpstoffen (incl. besparen (hergebruiken) van water); energie: besparen van energie en het inschakelen van milieuvriendelijke energiebronnen; bodem en grondwater: inbrengen van verontreinigde stoffen in de bodem en het grondwater tengevolge van de exploitatie van de inrichting; Vlaams BBT-Kenniscentrum
65
HOOFDSTUK 5
– – – –
water: inbrengen van verontreinigde stoffen in het water tengevolge van de exploitatie van de inrichting; lucht: inbrengen van verontreinigde stoffen in de lucht tengevolge van de exploitatie van de inrichting; geluid- en trillingen: invloed op geluids- en trillingshinder; globaal: invloed op het gehele milieu.
Per techniek wordt voor elk van bovenstaande criteria een kwalitatieve beoordeling gegeven, waarbij: – “-”: negatief effect; – “0”: geen/verwaarloosbare impact; – “+”: positief effect; – “±”: soms een positief effect, soms een negatief effect. Economische haalbaarheid: – – –
–
een “+” betekent dat de techniek kostenbesparend werkt; een “0” duidt op geen/een verwaarloosbare invloed op de kosten; een “-” duidt op een relatief kleine verhoging van de kosten waardoor deze nog draagbaar zijn voor de sector en in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst; een “--” duidt op een grote stijging van de kosten zodat deze niet meer draagbaar zijn voor de sector of niet meer in verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst.
Bij het selecteren van de Beste Beschikbare Technieken op basis van de scores voor verschillende criteria, worden een aantal principes gehanteerd (zie Figuur 4): – Eerst wordt nagegaan of een techniek technisch haalbaar is, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van het product en de veiligheid. – Wanneer de techniek technisch haalbaar is, wordt nagegaan wat het effect is op de verschillende milieu-aspecten. Door een afweging van de effecten op de verschillende milieuaspecten te maken, kan een globaal oordeel over de invloed op het milieu geveld worden. Om dit laatste te bepalen worden de volgende elementen in rekening gebracht: • Zijn één of meerdere milieuscores positief en geen negatief, dan is het globale milieueffect steeds positief; • Zijn er zowel positieve als negatieve scores dan is het globaal milieu-effect afhankelijk van de volgende elementen: De verschuiving van een minder controleerbaar naar een meer controleerbaar milieu-aspect (b.v. van lucht naar afval); Een relatief grotere reductie in het ene compartiment ten opzichte van toename in het andere compartiment; De wenselijkheid van reductie gesteld vanuit het beleid; o.a. afgeleid uit de milieukwaliteitsdoelstellingen voor water, lucht,…(b.v. “distance-to-target” benadering). Technieken die een verbetering brengen voor het milieu (globaal gezien), technisch haalbaar zijn en met een rendabiliteit “-” of hoger worden weerhouden. Uiteindelijk wordt in de laatste kolom telkens beoordeeld of de beschouwde techniek als beste beschikbare techniek kan geselecteerd worden (BBT: ja of BBT: nee). Waar dit sterk afhankelijk is van de beschouwde instelling en/of lokale omstandigheden wordt BBT: vgtg (van geval tot geval) als beoordeling gegeven.
66
Vlaams BBT-Kenniscentrum
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
Figuur 4: Selecteren van Beste Beschikbare Technieken op basis van de scores voor de verschillende criteria Vlaams BBT-Kenniscentrum
67
HOOFDSTUK 5
Belangrijke opmerkingen bij het gebruik van Tabel 12 Bij het gebruik van onderstaande tabel mag men de volgende aandachtspunten niet uit het oog verliezen: – De beoordeling van de diverse criteria is onder meer gebaseerd op: • ervaring van exploitanten met de techniek; • BBT-selecties uitgevoerd in andere (buitenlandse) vergelijkbare studies; • adviezen gegeven door het begeleidingscomité; • inschattingen door de auteurs. Waar nodig, wordt in een voetnoot bijkomende toelichting verschaft. Voor de betekenis van de criteria en de scores wordt verwezen naar § 5.1. – De beoordeling van de criteria is als indicatief te beschouwen, en is niet noodzakelijk in elk individueel geval van toepassing. De beoordeling ontslaat een exploitant dus geenszins van de verantwoordelijkheid om b.v. te onderzoeken of de techniek in zijn/haar specifieke situatie technisch haalbaar is, de veiligheid niet in gevaar brengt, geen onacceptabele milieuhinder veroorzaakt of overmatig hoge kosten met zich meebrengt. Tevens is bij de beoordeling van een techniek aangenomen dat steeds de gepaste veiligheids/milieubeschermende maatregelen getroffen worden. – De tabel mag niet als een losstaand gegeven gebruikt worden, maar moet in het globale kader van de studie gezien worden. Dit betekent dat men zowel rekening dient te houden met de beschrijving van de milieuvriendelijke technieken in hoofdstuk 4 als met de vertaling van de tabel naar aanbevelingen en concretisering van de milieuregelgeving in hoofdstuk 6. – De tabel geeft een algemeen oordeel of de aangehaalde milieuvriendelijke technieken al of niet als Beste Beschikbare Techniek aanzien kunnen worden in raffinaderijen. Dit wil niet zeggen dat elk bedrijf uit deze sector ook zonder meer elke techniek die als Beste Beschikbare Techniek aangegeven wordt, kan toepassen. De bedrijfsspecifieke omstandigheden moeten steeds in acht genomen worden. – Het feit dat een milieuvriendelijke techniek volgens de tabel niet als Beste Beschikbare Techniek aanzien kan worden in raffinaderijen, betekent evenwel niet dat deze techniek in specifieke (bedrijfs)situaties niet zinvol/niet noodzakelijk kan zijn. – In de tabel zijn zowel eenheidsspecifieke als niet-eenheidsspecifieke technieken opgenomen. – De eenheidsspecifieke technieken zijn van toepassing op diverse deelprocessen van de raffinage. Voor (petro)chemische eenheden (installaties) die zich “inside fence” van een raffinaderij bevinden, zijn in de tabel geen eenheidsspecifieke technieken opgenomen. Voor een overzicht van de eenheidsspecifieke technieken voor dergelijke eenheden (installaties) wordt er verwezen naar o.a. de BBT-studie “Organische bulkchemie” (in voorbereiding). – De niet-eenheidsspecifieke technieken, in het bijzonder de technieken voor beheer en behandeling van (bedrijfs)afvalwater, zijn van toepassing op alle eenheden (installaties) die zich “inside fence” van een raffinaderij bevinden, waarvan de werking “onlosmakelijk” verbonden is met de werking van de raffinaderij en waarvan het (bedrijfs)afvalwater gezamenlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt met het (bedrijfs)afvalwater van de raffinageprocessen. Ze zijn dus niet van toepassing op (petro)chemische eenheden (installaties) waarvan het (bedrijfs)afvalwater afzonderlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt. Voor een overzicht van de niet-eenheidsspecifieke technieken voor dergelijke eenheden (installaties) wordt er verwezen naar o.a. de BBT-studie “Organische bulkchemie” (in voorbereiding).
68
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Vlaams BBT-Kenniscentrum +
De afscheiding (onder invloed van de zwaartekracht) van de olie, de fijne deeltjes van de cokes uit het snijwater [coking 03]
Het voorbehandelen van de voeding van de katalytische kraker [katalytische kraking 01] +
+
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de coker in zuur water strippers vóór verdere behandeling (zuivering) [coking 02]
Technieken voor katalytische kraking
+
+
+
Het hergebruik van behandeld (gezuiverd) afvalwater als koel- en/of snijwater [coking 01]
Technieken voor coking
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de visbreaker in zuur water strippers [visbreaking 01]
Technieken voor visbreaking
Het gebruik van vacuümpompen (vloeistof ring vacuümpompen) en oppervlaktecondensors (i.p.v. stoomejectoren (aspirators) en barometrische condensors) maximaliseren [primaire destillatie 01]
0
0
0
0
0
0
0
+
Technieken voor primaire destillatie
0
+
Een goed beheer van het ontzoutingsproces [ontzouting 02]
Het hergebruik van het afvalwater van de raffinaderij als ontzoutingswater maximaliseren [ontzouting 03]
Bewezen
0
Veiligheid
+
Het gebruik van meerfasige ontzouters [ontzouting 01]
Technieken voor ontzouting
Techniek
Technische haalbaarheid
Kwaliteit 0
0
0
0
0
0
0
0
0
+
+
+
+
+
+
+
+
0
0
0
0
0
0
-/0
+
Globaal
0
Afval
+
Grond- en hulpstoffen +
0
0
0
-
0
0
-/0
0
Energie -
0
-
0
-
-
0
0/+
+
Bodem en grondwater 0
0
0
0
0
0
0
0
0
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Water
Milieuvoordeel
Lucht +
0
0
0
0
0
0
0
0
Geluid- en trillingen 0
0
0
0
0
0
0
0
0
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Globaal
Tabel 12: Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken en selectie van de Beste Beschikbare Technieken
Kostenhaalbaarheid en kosteneffectiviteit -(-)2
-
-
+
-
-
+
-
-(-)1
vgtg2
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
vgtg1
BBT
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
69
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de oxidatie-eenheid (“overhead condensate collection drum”) in zuur water strippers vóór verdere behandeling (zuivering) [productie van bitumen 01]
Technieken voor productie van bitumen
De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de aromatische extractie-eenheid in strippers vóór hergebruik in beschouwing nemen [productie van basisolie 02]
+
+
+
De neutralisatie van het afvalwater van de alkylatie-eenheid vóór verdere behandeling (zuivering) [alkylatie 02]
Technieken voor productie van basisolie
+
+
De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de alkylatie-eenheid door precipitatie van AlF3 (aluminiumfluoride) en CaF2 (calciumfluoride). De concentratie F (fluor) in het afvalwater na precipitatie bedraagt: 20-40 ppm [alkylatie 01]
Technieken voor alkylatie
De behandeling van het afvalwater beladen met H2S- en N-componenten in een geschikte waterzuiveringsinstallatie [hydrokraking en hydrotreating 01] (zie ook [afvalwater 03])
Technieken voor waterstofverbruikende processen (hydrokraking, hydrotreating)
+
Het hergebruik van het afvalwater van de FCCU (wervelbed katalytische kraker) o.a. in de ontzouters en, finaal, de behandeling (zuivering) van dit afvalwater in de waterzuiveringsinstallatie [katalytische kraking 03]
Bewezen +3
Veiligheid 0
0
0
0
0
0
0
Kwaliteit 0
0
0
0
0
0
0
Globaal +
+
+
+
+
+
+3
Afval 0
0
0
0
0
0
0
Grond- en hulpstoffen 0
+
-
-
0
0
0
Energie -
+
0
-
+
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Bodem en grondwater
Milieuvoordeel
+
+
+
+4
+
+
+
Water
70
Het gebruik van water minimaliseren door hergebruik en gebruik van een cascadesysteem, rekening houdend met de beperkingen door corrosie [katalytische kraking 02]
Techniek
Technische haalbaarheid
Lucht 0
0
0
0
0
0
0
Geluid- en trillingen 0
0
0
0
0
0
0
Globaal +
+
+
+4
+
+
+
Kostenhaalbaarheid en kosteneffectiviteit -(-)5
-
-
-
-
+
+
vgtg5
ja
ja
ja4
ja
ja
ja3
BBT
HOOFDSTUK 5
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Vlaams BBT-Kenniscentrum +
+ + +
Het gescheiden houden van zwaar verontreinigd, licht verontreinigd en niet-verontreinigd afvalwater [afvalwater 01]
De integratie van waterstromen [afvalwater 02]
De behandeling (zuivering) van het zure water in zuur water strippers (“sour water strippers”) [afvalwater 03]
Technieken voor beheer en behandeling van afvalwater7
Good housekeeping (plannen en uitvoeren van onderhoud, op regelmatige tijdstippen opruimen/kuisen van de apparatuur en het bedrijfsterrein, …) [integraal management 01] +
+
Het gescheiden houden van het “once through” koelwater en proceswater, althans tot na de behandeling van dit laatste water [koeling 03]
Integraal management
+
De beperking van het waterverbruik door koel(water)systemen [koeling 01]
De beperking van de emissie van stoffen (o.a. olie) in het oppervlaktewater door koel(water)systemen [koeling 02]
Technieken voor koeling
Het hergebruik van condensaat als voedingswater voor de ontgasser [energiebeheer 01] +
+
Het vermijden van lekkages van in water oplosbare componenten (ethers) [etherificatie 02]
Technieken voor energiebeheer
+
Bewezen
Het gebruik van een bufferbekken (buffertank) en een goede planning van de productie ter beheersing van het afvalwater om toxische “shocks” in de biologische waterzuiveringsinstallatie te vermijden [etherificatie 01]
Technieken voor etherificatie
Techniek
Technische haalbaarheid
Veiligheid 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Kwaliteit 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Globaal
0
0
+ +
-/0
+
0
0
0
0
0
0
Afval
+
+
+
+
+
+
+
+
Grond- en hulpstoffen 0
0
-/0
+
0
0
+
0
0
0
Energie -
0
-
+
0
0
0
0
0
0
Bodem en grondwater 0
0
0
+
0
0
0
0
0
0
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Water
Milieuvoordeel
Lucht 0
0
+
+
0
0
0
0
0
0
Geluid- en trillingen 0
0
0
+
0
0
0
0
0
0
Globaal +
+
+
+
+
+
+
+
0
0
Kostenhaalbaarheid en kosteneffectiviteit -
+
-
0
0
-
+
--/+6
-
0
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
vgtg6
ja
ja
BBT
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
71
Veiligheid
Bewezen
Kwaliteit
0 0 0
9
-9 -9
– Hoge druk natte lucht oxidatie
– Lage druk oxidatie
– Superkritische water oxidatie 0
0
0
0
0
Globaal -9
-9
-
9
+
+
Afval 0
0
0
-
0
+ + +
– Coagulatie-/flocculatie-eenheid in combinatie met flotatie-eenheid (DAF, IAF) of zandfilter
– Actief slib tank of biofilter
– Nitrificatie/Denitrificatie
Vlaams BBT-Kenniscentrum
2:
0
0
0
0
0
0
0
0
0
-
+
16
+16
+
+
15
+14
0
-
-
-
-
-
+
+
-
-
+
+
-
-
-
-
-
-
-
-
0
Energie -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
Lucht 0
0
0
0
0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Geluid- en trillingen 0
0
0
-
0
-
-
-
-
-
0
0
0
-
Globaal +16
+
16
+
15
+14
+13
0/+
+
+
+
+
+
+
+
+
16
--16
--
--
15
--14
-(-) 13
-(-)
-
-
-
-(-)
-(-)
-(-)
nee16
nee16
nee15
nee14
vgtg13
vgtg11
ja
ja
ja
nee9
nee9
nee9
nee8 --
nee8 8
BBT
--8
Kostenhaalbaarheid en kosteneffectiviteit
Het gebruik van meerfasige ontzouters is volgens [EIPPCB, 2003] een Beste Beschikbare Techniek, enkel voor nieuwe inrichtingen (installaties). De omschakeling van een bestaande (eenfasige) ontzouter naar een meerfasige ontzouter is niet altijd economisch haalbaar. Het doel van de techniek is een verbetering van het rendement van de katalytische kraker en een verlaging van het zwavelgehalte van de producten van de katalytische kraker. Het vermijden of het verminderen van de productie van “spent caustic” is slechts een neveneffect en kan volgens de sector nooit een dergelijke (grote) investering justifiëren.
0
+16
– Chemische oxidatie
1:
0
+
– Actieve kool filtratie
0
16
15
+
0
– Membraanfiltratie (omgekeerde osmose)
0
+ +14
– Membraanfiltratie (microfiltratie en ultrafiltratie)
0
0
0
0
– Zandfiltratie
De fysico-chemische nazuivering van het afvalwater [afvalwater 06]12
+
– Slibvanger (bezinker) + olie-waterafscheider (API, CPI, PPI) + egalisatiebekken (tank) (voldoende groot om toxische shocks te vermijden)
10
-
-
-
-
-
Grond- en hulpstoffen
De voorbehandeling, fysico-chemische voorzuivering en biologische hoofdzuivering van het afvalwater [afvalwater 05]
0
+
– Vloeistof-vloeistof extractie
0
+
– Strippen met lucht of met stikstof
Bodem en grondwater
Milieuvoordeel
Water
72
De reductie en de recuperatie van koolwaterstoffen uit koolwaterstofhoudende deelstromen [afvalwater 04]
Techniek
Technische haalbaarheid
HOOFDSTUK 5
Vlaams BBT-Kenniscentrum
16:
15:
14:
13:
12:
11:
9: 10:
7: 8:
6:
3: 4: 5:
De techniek is niet gekend in Vlaanderen, maar is volgens [EIPPCB, 2003] wel een Beste Beschikbare Techniek. De concentratie F (fluor) in het afvalwater na precipitatie bedraagt volgens [EIPPCB, 2003]: 20-40 ppm. In bepaalde gevallen, is volgens [EIPPCB, 2003] de behandeling van het afvalwater (condensaat) uit de oxidatie-eenheid in zuur water strippers niet economisch haalbaar (dit omwille van de kwaliteit en de kwantiteit van het afvalwater en de aanpassing van het volume van de zuur water strippers). Volgens [EIPPCB, 2003] is het hergebruik van condensaat als voedingswater voor de ontgasser geen Beste Beschikbare Techniek als de condensatie en de ontgassing ver van elkaar plaatsvinden (hergebruik is dan niet kosteneffectief). De technieken worden geëvalueerd in functie van “lozing” van afvalwater, niet in functie van “hergebruik” van afvalwater. De techniek is gericht op de verwijdering van methyl-tert-butylether (MTBE), fenolen en benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX). De toepassing van de techniek wordt niet noodzakelijk geacht voor het behalen van de BBT-gerelateerde emissiewaarden (zie § 6.1). M.a.w. de BBT-gerelateerde emissiewaarden kunnen behaald worden door de toepassing van andere (goedkopere) technieken (die wel Beste Beschikbare Technieken zijn). Er zijn geen voorbeelden van toepassing in de sector van de raffinaderijen gekend. Volgens [EIPPCB, 2003] is het “BBT” is om de emissieniveaus uit bijlage 2 (bv. voor stikstof, totaal: 1,5-25 mg N/l als maandelijkse gemiddelde waarde) te respecteren door het toepassen van een “geschikte combinatie” (suitable combination) van slibvanger, olie-waterafscheider, coagulatie-/flocculatie-eenheid, … Nitrificatie/denitrificatie is een Beste Beschikbare Techniek (BBT) indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen). Zie bijlage 4 voor de onderbouwing van deze BBT-conclusie. De technieken zandfiltratie, membraanfiltratie, … worden in [EIPPCB, 2003] enkel vermeld in het kader van hergebruik van het effluent van de waterzuiveringsinstallatie als waswater (b.v. in de ontzouters) of als voedingswater voor de ketels. De technieken worden in [EIPPCB, 2003] niet geselecteerd als Beste Beschikbare Techniek. De techniek is gericht op de verwijdering van zwevende stoffen (ZS), bezinkbare stoffen (BS), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en andere verontreinigingen geadsorbeerd op zwevende en bezinkbare stoffen. De techniek is een Beste Beschikbare Techniek, enkel indien door de toepassing van de andere Beste Beschikbare Technieken de BBT-gerelateerde emissiewaarden niet behaald kunnen worden. De techniek is gericht op de verwijdering van zwevende stoffen (ZS), bezinkbare stoffen (BS), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en andere verontreinigingen geadsorbeerd op zwevende en bezinkbare stoffen. Er zijn geen toepassingen gekend bij raffinaderijen, tenzij in functie van hergebruik. De potentiële milieuwinst (bij toepassing in functie van lozing) is moeilijk in te schatten. We achten momenteel (voor raffinaderijen) de kosten niet in verhouding t.o.v. de gerealiseerde milieuwinst. Het doel van de techniek is het concentreren van afvalwater dat zouten bevat en het produceren van schoon water met oog op hergebruik. Er zijn geen toepassingen gekend bij raffinaderijen, tenzij in functie van hergebruik. De potentiële milieuwinst (bij toepassing in functie van lozing) is moeilijk in te schatten. We achten momenteel (voor raffinaderijen) de kosten niet in verhouding t.o.v. de gerealiseerde milieuwinst. De techniek is gericht op de verwijdering van adsorbeerbare organohalogenen (AOX), methyl-tert-butylether (MTBE), fenolen en benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Er zijn geen toepassingen gekend bij raffinaderijen, tenzij in functie van hergebruik. De potentiële milieuwinst (bij toepassing in functie van lozing) is moeilijk in te schatten. We achten momenteel (voor raffinaderijen) de kosten niet in verhouding t.o.v. de gerealiseerde milieuwinst.
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
73
HOOFDSTUK 5
5.2.
BBT-conclusies
Op basis van Tabel 12 kunnen onderstaande conclusies geformuleerd worden voor raffinaderijen. De Beste Beschikbare Technieken voor ontzouting zijn: –
Het gebruik van meerfasige ontzouters [ontzouting 01], enkel voor nieuwe inrichtingen (installaties) ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.9.1, p. 216
en –
Een goed beheer van het ontzoutingsproces [ontzouting 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003] § 4.9.1-4.9.3, p. 216-218
en –
Het hergebruik van het afvalwater van de raffinaderij als ontzoutingswater maximaliseren [ontzouting 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.9.4, p. 218
De Beste Beschikbare Techniek voor primaire destillatie is: –
Het gebruik van vacuümpompen (vloeistof ring vacuümpompen) en oppervlaktecondensors (i.p.v. stoomejectoren (aspirators) en barometrische condensors) maximaliseren [primaire destillatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.19.4, p. 294-295
De Beste Beschikbare Techniek voor visbreaking is: –
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de visbreaker in zuur water strippers [visbreaking 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.22.4, p. 322
De Beste Beschikbare Technieken voor coking zijn: –
Het hergebruik van behandeld (gezuiverd) afvalwater als koel- en/of snijwater [coking 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.7, p. 209-210.
en –
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de coker in zuur water strippers vóór verdere behandeling (zuivering) [coking 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.10.1, p. 213
en –
74
De afscheiding (onder invloed van de zwaartekracht) van de olie en de fijne deeltjes van de cokes uit het snijwater [coking 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.7.10.2, p. 213
Vlaams BBT-Kenniscentrum
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
De Beste Beschikbare Technieken voor katalytische kraking zijn: –
Het voorbehandelen van de voeding van de katalytische kraker [katalytische kraking 01], enkel met het oog op een verbetering van het rendement van de katalytische kraker en een verlaging van het zwavelgehalte van de producten van de katalytische kraker ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.4, p. 182-184
en –
Het gebruik van water minimaliseren door hergebruik en gebruik van een cascadesysteem, rekening houdend met de beperkingen door corrosie [katalytische kraking 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.7, p. 185-186 Opm.: De techniek is niet gekend in Vlaanderen, maar is volgens [EIPPCB, 2003] wel een Beste Beschikbare Techniek.
en –
Het hergebruik van het afvalwater van de FCCU (wervelbed katalytische kraker) o.a. in de ontzouters en, finaal, de behandeling (zuivering) van dit afvalwater in de waterzuiveringsinstallatie [katalytische kraking 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.5.7, p. 185-186
Een Beste Beschikbare Techniek voor waterstofverbruikende processen (hydrokraking, hydrotreating) is –
De behandeling van het afvalwater beladen met H2S- en N-componenten in een geschikte waterzuiveringsinstallatie [hydrokraking en hydrotreating 01] (zie ook [afvalwater 03])
De Beste Beschikbare Technieken voor alkylatie zijn Bij alkylatie met waterstoffluoride –
De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de alkylatie-eenheid door precipitatie van AlF3 (aluminiumfluoride) en CaF2 (calciumfluoride). Opm.: De concentratie F (fluor) in het afvalwater na precipitatie bedraagt: 20-40 ppm [alkylatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.2.1, p. 162-163
en bij alkylatie met zwavelzuur –
De neutralisatie van het afvalwater van de alkylatie-eenheid vóór verdere behandeling (zuivering) [alkylatie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.2.2, p. 163-165
De Beste Beschikbare Techniek voor de productie van basisolie is: –
De behandeling (zuivering) van het afvalwater van de aromatische extractie-eenheid in strippers vóór hergebruik in beschouwing nemen [productie van basisolie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.3.9, p. 172
De Beste Beschikbare Techniek voor de productie van bitumen is: –
De behandeling (zuivering) van het afvalwater (condensaat) van de oxidatie-eenheid (“overhead condensate collection drum”) in zuur water strippers vóór verdere behandeling
Vlaams BBT-Kenniscentrum
75
HOOFDSTUK 5
(zuivering) [productie van bitumen 01], enkel als dit economisch haalbaar is ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.4.3, p. 177 De Beste Beschikbare Technieken voor etherificatie zijn: –
Het gebruik van een bufferbekken (buffertank) en een goede planning van de productie ter beheersing van het afvalwater om toxische “shocks” in de biologische waterzuiveringsinstallatie te vermijden [etherificatie 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.11.2, p. 254
en –
Het vermijden van lekkages van in water oplosbare componenten (ethers) [etherificatie 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.11.3, p. 254
De Beste Beschikbare Techniek voor energiebeheer is: –
Het hergebruik van condensaat als voedingswater voor de ontgasser [energiebeheer 01], tenzij de condensatie en de ontgassing ver van elkaar plaatsvinden (hergebruik is dan niet kosteneffectief) ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.10.3.2, p. 231-232
De Beste Beschikbare Technieken voor koeling zijn: –
De beperking van het waterverbruik door koel(water)systemen [koeling 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2001]
en –
De beperking van de emissie van stoffen (o.a. olie) in het oppervlaktewater door koel(water)systemen [koeling 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2001] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.8.3, p. 215
en –
Het gescheiden houden van het “once through” koelwater en proceswater, althans tot na de behandeling van dit laatste water [koeling 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.8.1, p. 214
De Beste Beschikbare Techniek voor integraal management is: –
Good housekeeping (plannen en uitvoeren van onderhoud, op regelmatige tijdstippen opruimen/kuisen van de apparatuur en het bedrijfsterrein, …) [integraal management 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.15.3, p 274-275
De Beste Beschikbare Technieken voor beheer en behandeling (zuivering) van afvalwater zijn: –
Het gescheiden houden van zwaar verontreinigd, licht verontreinigd en niet-verontreinigd afvalwater [afvalwater 01] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.1, p. 365-367
en
76
Vlaams BBT-Kenniscentrum
SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
–
De integratie van waterstromen [afvalwater 02] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.15.7.1, p. 277-280
en –
De behandeling (zuivering) van het zure water in zuur water strippers (“sour water strippers”) [afvalwater 03] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.2, p. 367-370
en –
De voorbehandeling van het afvalwater met slibvanger (bezinker) en olie-waterafscheider (API, CPI, PPI) en egalisatiebekken (tank) [afvalwater 05] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.4-4.24.6, p. 372-373
en –
De fysico-chemische voorzuivering van het afvalwater met coagulatie-/flocculatie-eenheid in combinatie met flotatie-eenheid (DAF, IAF) of zandfilter [afvalwater 05] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.4-4.24.6, p. 372-373
en –
De biologische hoofdzuivering van het afvalwater met actief slib tank of biofilter [afvalwater 05] ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.4-4.24.6, p. 372-373
en –
Nitrificatie/denitrificatie [afvalwater 05] indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen). ĺ Zie bijlage 4 voor de onderbouwing van deze BBT-conclusie.
en –
De fysico-chemische nazuivering van het afvalwater door zandfiltratie [afvalwater 06], enkel indien door de toepassing van de andere Beste Beschikbare Technieken de BBTgerelateerde emissiewaarden niet behaald kunnen worden. ĺ Zie [EIPPCB, 2003], § 4.24.7, p. 376-377
Vlaams BBT-Kenniscentrum
77
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
Hoofdstuk 6
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
De Beste Beschikbare Technieken vormen een belangrijke basis voor het aanvullen en/of het aanpassen van de huidige milieuregelgeving. In § 6.1 van dit hoofdstuk vertalen we de Beste Beschikbare Technieken (zie hoofdstuk 5) naar aanbevelingen voor milieuregelgeving. Eerst formuleren we, met de geselecteerde Beste Beschikbare Technieken als uitgangspunt, een aantal opmerkingen. Daarna toetsen we de huidige sectorale vergunningsmilieuvoorwaarden (cf. VLAREM II) aan de Beste Beschikbare Technieken. Deze evaluatie kan, indien dit nuttig/nodig mocht blijken, door de wetgever gebruikt worden als basis voor het aanvullen en het aanpassen van de huidige milieuregelgeving. Zo formuleren we in § 6.1 aanbevelingen voor het aanvullen en het aanpassen van de huidige sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolie-/petroleumraffinaderijen (uitsluitend voor complexe raffinaderijen) uit bijlage 5.3.2-33° van VLAREM II. Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is van toepassing op alle eenheden (installaties) die zich “inside fence” van een raffinaderij bevinden, waarvan de werking “onlosmakelijk” verbonden is met de werking van de raffinaderij en waarvan het (bedrijfs)afvalwater gezamenlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt met het (bedrijfs)afvalwater van de raffinageprocessen. Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is dus niet van toepassing op (petro)chemische eenheden (installaties) waarvan het (bedrijfs)afvalwater afzonderlijk behandeld (gezuiverd) en geloosd wordt. Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is bovendien enkel van toepassing op de lozing van (bedrijfs)afvalwater naar (in) oppervlaktewater.18 In § 6.2 van dit hoofdstuk formuleren we aanbevelingen voor verder onderzoek.
6.1.
Aanbevelingen voor milieuregelgeving
Huidige milieuregelgeving18 Deel 5 “Sectorale milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen” van VLAREM II bevat geen sectorale milieuvoorwaarden inzake de beheersing van (oppervlakte)waterverontreiniging bij raffinaderijen. Hoofdstuk 5.1 “Aardolie en aardolieproducten” van VLAREM II bevat geen sectorale milieuvoorwaarden. Volgens hoofdstuk 5.1, art. 5.1.0.1 gelden voor inrichtingen bedoeld in de subrubriek 1.1 van de indelingslijst van VLAREM I (petroleumraffinaderijen = aardolieraffinaderijen) de bepalingen van hoofdstuk 5.20 “Industriële inrichtingen die luchtverontreiniging kunnen veroorzaken”, afdeling 5.20.2. “Petroleumraffinaderijen”. Deze afdeling bevat echter uitsluitend sectorale milieuvoorwaarden inzake de beheersing van luchtverontreiniging. 18
Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 1) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
79
HOOFDSTUK 6
De sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor het (bedrijfs)afvalwater van petroleumraffinaderijen (= aardolieraffinaderijen) zijn opgenomen in bijlage 5.3.2-33 °. Er wordt hier een onderscheid gemaakt tussen basisraffinaderijen, complexe raffinaderijen. a) Basisraffinaderijen waar één of meer van de hierna vermelde bewerkingen plaatsvinden: opslag en menging van producten, atmosferische destillatie, vacuümdestillatie, ontzouting, katalytische ontzwaveling, reforming en/of productie van zwavel. b) Complexe raffinaderijen waar één of meer van de van de in sub a) vermelde elementaire bewerkingen plaatsvinden, evenals één of meer van de hierna vermelde bewerkingen: katalytische kraking, hydrokraking, visbreaking, productie van waterstof, gofining, coking, alkylatie, sweetening, productie van bitumen en asfalt, behandeling met zuren, productie van nafteenzuur, kwaliteitsverbetering van basisoliën, productie van methyltertiairbutylether en andere petrochemische processen, productie van basissmeeroliën, isomerisatie, polymerisatie, productie van solventen en/of mengen van oliën, vetten en additieven. Er zijn in Vlaanderen enkel complexe raffinaderijen, geen basisraffinaderijen (zie § 2.1.2 en § 3.1). De basisraffinaderijen zijn, bijgevolg, geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen”. Ook de secundaire productie-eenheden zijn geen onderwerp van de BBT-studie “Raffinaderijen” (zie § 2.1.2).
Complexe raffinaderij
Tabel 13: Overzicht van de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolieraffinaderijen (ogenblikkelijke waarden)
Lozing in oppervlaktewater Ondergrens zuurtegraad (pH) Bovengrens zuurtegraad (pH)
6,5 Sörensen 9,0 Sörensen
Temperatuur (T)
30,0 ° Celcius
Zwevende stoffen (ZS)
60,0 mg/l
Bezinkbare stoffen (BS)
0,50 ml/l
CCl4 extraheerbare stoffen
20,0 mg/l
Oliën en vetten Detergenten Chemisch zuurstofverbruik (CZV) Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Organische koolstof, totaal (TOC) Fenolen Kjeldahlstikstof
n.v.w.b. mg/l 3,0 mg/l 250,0 mg O2/l 35,0 mg O2/l 250,0 mg C/l 1,0 mg/l 30,0 mg N/l
Fosfor, totaal
2,0 mg P/l
Sulfide
1,0 mg S/l
Chroom, totaal
0,50 mg Cr/l
Chroom, zeswaardig
0,050 mg Cr/l
Lood, totaal
0,050 mg Pb/l
80
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Complexe raffinaderij
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
Lozing in riolering Ondergrens zuurtegraad (pH)
6,0 Sörensen
Bovengrens zuurtegraad (pH)
9,5 Sôrensen
Temperatuur (T)
45,0 ° Celcius
Zwevende stoffen (ZS)
1.000,0 mg/l
Afmeting zwevende stoffen
10,0 mm
Petroleum ether extraheerbare stoffen
500,0 mg/l
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
200,0 mg/l
Ammoniakale stikstof
v.g.t.g. mg N/l
Specifiek referentievolume van effluent
0,5 + 0,1 per bijkomende m³/ton ruwe aardolie bewerking met max. van verwerkt 1,2
n.v.w.b. = niet visueel waarneembaar v.g.t.g. = van geval tot geval Bron: VLAREM II, bijlage 5.3.2-33 °
Overeenkomstig art. 3.3.0.1 van VLAREM II heeft de vergunningsverlenende overheid voor een aantal parameters bijzondere lozingsvoorwaarden (normen) opgelegd aan de raffinaderijen. Beste Beschikbare Technieken De Beste Beschikbare Technieken voor de beheersing van (oppervlakte)waterverontreiniging bij raffinaderijen worden gegeven in § 5.2. Aanbevelingen voor aanvullen/aanpassen van de huidige milieuregelgeving In deze studie formuleren we (op basis van de Beste Beste Beschikbare Technieken) een voorstel voor de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor aardolie-/petroleumraffinaderijen (uitsluitend voor complexe raffinaderijen) en voor lozing in oppervlaktewater uit bijlage 5.3.233° van VLAREM II. Omdat er geen basisraffinaderijen zijn in Vlaanderen, kunnen de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor dit type raffinaderijen in bijlage 5.3.2-33° van VLAREM II geschrapt worden. De sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor secundaire productie-eenheden (lube and grease plants) in bijlage 5.3.2-33° worden in deze BBT-studie niet bestudeerd. De sectorale lozingsvoorwaarden (normen) voor de secundaire productie-eenheden zijn voor de meeste parameters (met uitzondering van CCl4-extraheerbare stoffen, chemisch zuurstofverbruik (CZV), biochemisch zuurstofverbruik (BZV) en organische koolstof, totaal (TOC)) dezelfde als deze voor basisraffinaderijen en complexe raffinaderijen, niettegenstaande de processen minder complex (en dus vermoedelijk minder vervuilend) zijn (zie § 2.2.1.2). Tot nog toe werden er slecht twee secundaire productie-eenheden in Vlaanderen geïdentificeerd nl. Totalfina Belgium (Ertvelde) en Belgian Shell (Gent). Belangrijk is om deze sector eerst duidelijk af te bakenen. Vlaams BBT-Kenniscentrum
81
HOOFDSTUK 6
We geven (in onderstaande tabel) voor een reeks van parameters19, een overzicht van: – de sectorale lozingsvoorwaarde (norm) volgens VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 °; – de voorwaarden uit de vergunningen (incl. de bijzondere lozingsvoorwaarden (normen)); – de basismilieukwaliteitsnorm volgens VLAREM II, bijlage 2.3.1; – het haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie volgens [EIPPCB, 2003]; – het emissieniveau dat gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken (BBT) volgens [EIPPCB, 2003]; – het behaalde emissieniveau met de huidige technieken (Vlaanderen) (zie bijlage 3); – het haalbare emissieniveau mits optimalisatie van de bestaande installaties (v.b. installatie van extra buffervolume) (Vlaanderen) (zie bijlage 3); – het emissieniveau dat gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken (Vlaanderen); – het voorstel voor de sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken. Het voorstel voor de sectorale lozingsvoorwaarde (norm) werd getoetst aan de aantoonbaarheidsgrens (ook wel detectielimiet genoemd), de bepalingsgrens en de rapportagegrens, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn voor de betrokken parameter. De aantoonbaarheidsgrens is de laagste concentratie van een component in een monster die met een bepaalde en redelijk (statistische) waarschijnlijkheid met een analysemethode (referentiemeetmethode) kan worden aangetoond, met andere woorden waarvan de aanwezigheid met een bepaalde (on)zekerheid kan worden vastgesteld. Het is bijgevolg een kwalitatief criterium. De bepalingsgrens is de laagste concentratie van een component die met een bepaalde (en redelijke) precisie en juistheid met een analysemethode (referentiemeetmethode) kan gekwantificeerd worden, met andere woorden waarvan de meetwaarde nog met een bepaalde (on)zekerheid kan worden vastgesteld. In tegenstelling tot de aantoonbaarheidsgrens is de bepalingsgrens een kwantitatief criterium. De rapportagegrens is de waarde beneden welke een component als niet kwantificeerbaar (“<“) wordt gerapporteerd. Het voorstel voor lozingsnorm dient groter te zijn dan de rapportagegrens.20 Voor een aantal parameters werd er geen voorstel geformuleerd omdat: – er geen gegevens (analyseresultaten) beschikbaar zijn; – de parameters geen (of weinig) meerwaarde hebben; – de analyseresultaten kleiner zijn dan de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
19 20
82
Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 2) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 3) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Vlaams BBT-Kenniscentrum 0,100/1,000 30
3,00 175,00250,00 250,00 0,50-1,00
/ / n.v.w.b. 3,0 250,0 35,0 250,0 / /
Biociden
Organofosforpesticiden
Oliën en vetten
Niet-ionische, anionische en kationische oppervlakte-actieve stoffen2
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV)
Organische koolstof, totaal (TOC)
Organohalogenen, totaal (TOX)
Adsorbeerbare organohalogenen (AOX)
/ / /
Methanol
Monocyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal (MAK totaal)4
Monocyclische aromatische koolwaterstoffen, individueel (MAK individueel)
Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, totaal (BTEX, totaal) 20,00
10,00
20,00
5,00
/
Fenolen
1,00 1,00
/ 1,0
Methyl-tert-butylether
0,20-0,40
25,00-35,00
/-0,00
0,003
0,003
5,00-20,00
20,0
Perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen1
/
1
2
/
0,040
/
0,040
/
/
6
/
/
/
/
1-100
/
/
/
0,03-0,4
0,001-0,1
0,1
/
/
2-30
30-160
<2
0,05-5
/
/
/
2-80 /
50
Haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie ([EIPPCB, 2003])
/
60,00 0,50-3,00
60,0
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 ° = sectorale lozingsvoorwaarde (norm) 0,50
Voorwaarde uit vergunningen (incl. bijzondere lozingsvoorwaarde (norm))
Bezinkbare stoffen (BS)
VLAREM II, bijlage 2.3.1 = basismilieukwaliteitsnorm
Zwevende stoffen (ZS)
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken ([EIPPCB, 2003)] 2-50
/
/
/
/
/
/
/
/
/
2-25
30-125
/
/
/
/
/
/
< 60,0
Behaald emissieniveau met huidige technieken (Vlaanderen)* < 20,0
g.g.
g.g.
g.g.
< 1,0
< 0,5
< 0,4
g.g.
g.m.
< 35,0
< 200,0
g.g.3
g.g.
g.g.
g.g.
< 5,0
< 1,00
< 20,0
g.g.
g.g.
g.g.
< 0,4
< 0,1
< 0,4
g.g.
g.m.
< 25,0
< 125,0
g.g.3
g.g.
g.g.
g.g.
< 5,0
< 20,0
/
/
/
< 0,4
< 0,1
< 0,4
/
/
< 25,0
< 125,0
/
/
/
/
< 5,0
< 50,0 < 0,50
Haalbaar geacht emissieniveau mits verdere optimalisatie (Vlaanderen) < 50,0
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (Vlaanderen)
< 0,50
g.m.
/
/
/
0,4
0,1
0,4
/
/
25,0
125,0
/
/
/
/
µg/l
µg/l
µg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg Cl/l
mg Cl/l
mg C/l
mg O2/l
mg O2/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
ml/l 5,0
mg/l
60,0
Voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken (ogenblikkelijke waarde) 0,50
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
83
84 / / /
Fosfaten
Orthofosfaat
/
Nitriet + nitraat 2,0
/
Fosfor, totaal
2,00-5,00
/
Nitriet
Nitraat
Stikstof, totaal **
/
30,0 /
Kjeldahlstikstof
Ammonium
Vlaams BBT-Kenniscentrum 2,00
/
2,00
30,00-40,00
40,00
30,00
30,00
10,00
0,60-10,00
5,00
/
/
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) ****
VLAREM II, bijlage 2.3.1 = basismilieukwaliteitsnorm 0,30/0,05
/
/
/
10
/
/
1/5
6
/
/
0,100
10,00-700,00 1
10,00-700,00 1
10,00-140,00 1
/
/
Styreen
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 ° = sectorale lozingsvoorwaarde (norm)
Apolaire koolwaterstoffen
/
Xyleen
1
1
1
10,00-700,00 1
/
10,00-50,00
Voorwaarde uit vergunningen (incl. bijzondere lozingsvoorwaarde (norm))
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal (PAK)
/ /
/
Cumeen
Ethylbenzeen
/
Benzeen
Tolueen
/
Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, individueel (BTEX, individueel)
Haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie ([EIPPCB, 2003]) /
0,1-1,5
1-2
1-100
/
2-35
2-20
0,25-15
/
/
/
/
/
/
/
/
/
< 1-50
/
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken ([EIPPCB, 2003)] /
/
/
1,5-25
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
Behaald emissieniveau met huidige technieken (Vlaanderen)* g.m.
g.m.
g.g.
< 2,0
< 35,0
g.m.
< 30,0
< 2,0
< 30,0
< 35,0
g.m.
g.m.
g.g
< 2,0
< 30,0
g.m.
g.m.
g.m.
g.m.
g.m.
g.m.
g.m.
< 2,0
< 1,0 < BMKN
< 1,0 < BMKN < 3,5
g.m.
g.m.
g.m.
g.g.
g.m.
< 5,0
Haalbaar geacht emissieniveau mits verdere optimalisatie (Vlaanderen)
g.m.
g.m.
g.m.
g.g.
g.m.
< 5,0
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (Vlaanderen) /
/
< 2,0
< 30,0
/
/
/
/
/
/
/
< 2,0
/
/
/
/
/
/
< 5,0
Voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken (ogenblikkelijke waarde) /
/
mg P/l
mg P/l
mg P/l
mg N/l
25,06 2,0
mg N/l
mg N/l
mg N/l
mg N/l
mg N/l
mg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
/
/
/
/
/
/
/
2,05
/
/
/
/
/
/
5,0
HOOFDSTUK 6
Vlaams BBT-Kenniscentrum / / / /
Chloride
Fluoride
Fosfide
Arseen, totaal
0,050 / / /
Ijzer, totaal
Kobalt, totaal ****
Koper, totaal
Chroom, totaal
Chroom, zeswaardig
/ 0,50
Cadmium, totaal
/
/
/
/
Sulfiet
Cyaniden, totaal
Barium, totaal
5,00
/
Sulfaat
Boor, totaal
2.000,00
1,0
Som van opgelost sulfide en in zuur milieu oplosbare sulfide7
/
0,25
/
/
0,05
0,50
0,002-0,05
1,50
/
0,10
1,00
0,050
/
0,200
/
0,050
0,001
/
1,000
0,030
/
1,5
200
2.000,003.000,00 2,00-8,00
0,05
/
250/150
/
/
VLAREM II, bijlage 2.3.1 = basismilieukwaliteitsnorm
1,00
1,00
1,00 1,00
/ /
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 ° = sectorale lozingsvoorwaarde (norm)
Organosiliciumverbindingen
Voorwaarde uit vergunningen (incl. bijzondere lozingsvoorwaarde (norm))
Organofosforverbindingen /
Haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie ([EIPPCB, 2003]) 0,003-0,5
< 0,5
/
0,1
0,5
0,0009-0,05
/
/
0,00055-0,1
/
1-10
/
0,03-0,1
2
/
0,01-0,6
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
/
g.g.
Behaald emissieniveau met huidige technieken (Vlaanderen)* g.g
< 1,00 < BMKN
< 1,00 < BMKN
0,2
< 0,01 /
< 0,01 < 0,05 < BMKN
< 3,50
< 0,05
/
< 0,005
< 2,00
/
/
/
/
/
/
/
/
< 0,01
< 3,50
< 0,05
/ /
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (Vlaanderen)
< 0,05 < BMKN
< 3,50
< 0,05
< 0,005 < 0,05 < BMKN
< 0,005 < 0,05 < BMKN
< 2,00
< 0,03 < BMKN
< 0,03 < BMKN
< 2,00
g.g.
g.m. g.g.
g.m.
g.m.
< 0,05 < BMKN
g.m.
g.g
< 0,05 < BMKN
g.g
0,2
g.g
Haalbaar geacht emissieniveau mits verdere optimalisatie (Vlaanderen)
g.g.
g.g.
0,2
g.g.
/
Voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken (ogenblikkelijke waarde) mg/l
mg Cu/l
mg Co/l
0,025 /
mg Fe/l
mg Cr/l
mg Cr/l
mg Cd/l
mg B/l
mg Ba/l
mg As/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg S/l
mg/l
3,50
0,05
/
0,005
2,00
/
/
/
/
/
/
/
/
0,2
/
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
85
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken ([EIPPCB, 2003)]
86 5,00
0,50
0,10-0,50
0,10
0,25-0,50
/
0,200
/
0,010
0,050
/
0,200
0,050
0,0005
VLAREM II, bijlage 2.3.1 = basismilieukwaliteitsnorm /
0,5-1
1
/
0,006-0,5
/
/
0,024-0,5
0,0001-0,05
Haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie ([EIPPCB, 2003])
Vlaams BBT-Kenniscentrum
1:
/
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken ([EIPPCB, 2003)]
/
/
< 0,20 < BMKN < 0,20 < BMKN
g.m.
< 0,07
< 0,15
/
< 0,07
< 0,15
< 0,50 < 0,10
< 0,07
< 0,15
< 0,05 < BMKN
< 0,05 < BMKN
< 0,50 < 0,10
< 0,10
< 0,50
< 0,001 /
< 0,001
Behaald emissieniveau met huidige technieken (Vlaanderen)* < 0,05 < BMKN
Haalbaar geacht emissieniveau mits verdere optimalisatie (Vlaanderen)
< 0,001
Emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (Vlaanderen)
< 0,05 < BMKN
As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, g.m Pb, V, Zn: 0,1-4
/
/
/
/
/
/
/
5
/
/
0,075
0,15
/
0,10
0,50
/
0,001
Voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) op basis van Beste Beschikbare Technieken (ogenblikkelijke waarde) mg Hg/l
mg/l
mg Zn/l
mg V/l
mg Se/l
mg Ni/l
mg Mo/l
mg Mn/l
mg Pb/l
De parameter “CCl4-extraheerbare stoffen” werd in Vlaanderen inmiddels vervangen door de parameter “perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen” (ten gevolge van een wijziging in de referentiemeetmethode). De sectorale lozingsvoorwaarden (normen) blijven behouden. De analyseresultaten voor CCl4-extraheerbare stoffen mogen gebruikt worden als basis voor de emissieniveaus en het voorstel voor lozingsnorm voor perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen.
g.g.: geen gegevens (analyseresultaten) beschikbaar g.m.: geen (of weinig) meerwaarde < BMKN: de analyseresultaten zijn kleiner dan de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1
*: Zie bijlage 3. **: Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 4) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). ***: Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 5) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). ****: Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 7) van Total Raffinaderij Antwerpen.
/
Metalen, totaal
Vanadium, totaal *** / **** /
/ /
Seleen, totaal ****
Zink, totaal
/
Nikkel, totaal
0,50
1,00
/ /
Mangaan, totaal
Molybdeen, totaal
0,050
0,001-0,003 0,05
/
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33 ° = sectorale lozingsvoorwaarde (norm)
Lood, totaal
Voorwaarde uit vergunningen (incl. bijzondere lozingsvoorwaarde (norm))
Kwik, totaal
HOOFDSTUK 6
Vlaams BBT-Kenniscentrum
7:
6:
5:
2: 3: 4:
De benaming “detergenten” werd vervangen door de benaming “niet-ionische, anionische en kationische oppervlakte-actieve stoffen”. Er is momenteel (begin 2008) enkel een referentiemeetmethode voor de bepaling van anionische oppervlakte-actieve stoffen beschikbaar. Som van de volgende monocyclische aromatische koolwaterstoffen: benzeen, cumeen, ethylbenzeen, styreen, tolueen en xyleen. Voor cumeen zijn er vrijwel geen analyseresultaten beschikbaar. Dit voorstel is gebaseerd op wat op dit moment haalbaar wordt geacht met de Beste Beschikbare Technieken. Met het oog op een progressieve vermindering en het halen van de basismilieukwaliteitsnormen, acht de Vlaamse Overheid een strengere norm wenselijk. De technische/economische haalbaarheid van een strengere norm is op dit moment echter niet aangetoond. Daarom wordt er verder onderzoek aanbevolen naar de haalbaarheid van bijkomende technieken en/of de haalbaarheid van een strengere norm. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen in de toekomst mogelijk bijkomende technieken als Beste Beschikbare Techniek geselecteerd worden en kan op basis van de Beste Beschikbare Technieken een strengere norm voorgesteld worden. Nitrificatie/denitrificatie is een Beste Beschikbare Techniek (BBT) indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen). We achten dus meetresultaten 30,0 mg N/l in overeenstemming met de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken, tenzij een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is. Rekening houdend met de mogelijkheid tot verrekening van de voorziene nauwkeurigheideis (bijlage 4.2.5.2 van VLAREM II) bij de beoordeling van de meetresultaten bij controle door de toezichthoudende overheid (afdeling 4.2.6 van VLAREM II) achten we een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) voor stikstof, totaal van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. Als maandelijks gemiddelde waarde achten we 15,0 mg N/l haalbaar (een ogenblikkelijke waarde en een maandelijks gemiddelde waarde verhouden zich ten opzicht van elkaar verhouden met maximum een factor 2). We wensen hierbij echter te benadrukken dat een norm uitgedrukt als maandelijks gemiddelde waarde enkel controleerbaar is door middel van een zelfcontroleprogramma en dat een dergelijke norm niet door de toezichthoudende overheid gecontroleerd kan worden overeenkomstig afdeling 4.2.6 van VLAREM II. Indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, dan achten we een norm van 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van nitrificatie/denitrificatie. Omdat geen enkele raffinaderij in Vlaanderen momenteel al denitrificatie toepast, adviseren we om in dit geval een overgangstermijn voor implementatie te voorzien. In deze overgangsperiode kan een norm van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) gehanteerd worden. Zie bijlage 4 voor de onderbouwing van deze BBT-conclusie. De benaming “sulfiden” werd vervangen door de benaming “som van opgelost sulfide en in zuur milieu oplosbare sulfide”.
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
87
HOOFDSTUK 6
6.2.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
In deze paragraaf formuleren we aanbevelingen voor verder onderzoek.21 –
De aanwezigheid van cumeen in het afvalwater van raffinaderijen Cumeen behoort tot de familie van monocyclische aromatische koolwaterstoffen, waartoe ook benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen en styreen behoren. Cumeen komt voor in ruwe aardolie (0,1 tot 1 gewichtsprocent). Omdat er slechts weinig analyseresultaten beschikbaar zijn, lijkt het ons in eerste instantie zinvol om verder onderzoek te voeren naar de aanwezigheid van cumeen in het afvalwater van de raffinaderijen. Vervolgens kan worden nagegaan of een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) voor deze parameter nodig/nuttig is.
–
De aanwezigheid van oppervlakte-actieve stoffen in het afvalwater van raffinaderijen Momenteel (begin 2008) is er enkel een referentiemeetmethode voor de bepaling van anionische oppervlakte-actieve stoffen beschikbaar. Zodra de referentiemeetmethoden voor de bepalingen van niet-ionische en kationische oppervlakte-actieve stoffen beschikbaar zijn22, lijkt het ons zinvol om in eerste instantie verder onderzoek te voeren naar de aanwezigheid van oppervlakte-actieve stoffen in het afvalwater van raffinaderijen. Vervolgens kan worden nagegaan of het nodig/nuttig is om de huidige sectorale lozingsvoorwaarde (norm) voor detergenten aan te passen.
–
De verwijdering van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), seleen (Se), kobalt (Co) en vanadium (V) uit het afvalwater van raffinaderijen.23 Met het oog op een progressieve vermindering en het halen van de basismilieukwaliteitsnormen, acht de Vlaamse Overheid voor een aantal parameters een strengere norm dan wat in de studie op basis van de Beste Beschikbare Technieken wordt voorgesteld wenselijk. De technische/economische haalbaarheid van een strengere norm is op dit moment echter niet aangetoond. Daarom wordt er verder onderzoek aanbevolen naar de haalbaarheid van bijkomende technieken en/of de haalbaarheid van een strengere norm. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen in de toekomst mogelijk bijkomende technieken als Beste Beschikbare Techniek geselecteerd worden en kan op basis van de Beste Beschikbare Technieken een strengere norm voorgesteld worden. –
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen De hoogmoleculaire verbindingen (o.a. benzo(ghi)peryleen, dibenzo(a,h)antraceen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, …) komen voor een groot deel op zwevende stoffen voor. Om de emissie van PAK verder te reduceren, is in eerste instantie een doorgedreven verwijdering van de zwevende stoffen noodzakelijk. De verwijdering van zwevende stoffen kan gebeuren d.m.v. zandfiltratie (rendement o.a. afhankelijk van grootte van zandkorrels) of membraanfiltratie (rendement ca. 100%). Membraanfiltratie geeft meer zekerheid naar de verwijdering van zwevende stoffen dan
21 22
23
88
Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 6) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Een betrouwbare bepalingsmethode voor niet-ionische oppervlakte-actieve stoffen is beschikbaar, een betrouwbare bepalingsmethode voor kationische oppervlakte-actieve stoffen is bijna beschikbaar. Deze bepalingsmethoden worden referentiemeetmethoden na evaluatie via een ringonderzoek met erkende milieulaboratoria in de loop van dit jaar (2008). Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 7) van Total Raffinaderij Antwerpen (TRA).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN
zandfiltratie, maar de investeringsuitgave en de operationele en onderhoudskosten zijn veel hoger. Het rendement van (na)bezinking is relatief laag (ca. 30-50%). In het effluent komen naast hoogmoleculaire verbindingen ook laagmoleculaire verbindingen (o.a. naftaleen, acenaftyleen, acenafteen, …) voor (met uitzondering van naftaleen en fenanthreen zijn PAK slecht biologisch afbreekbaar in de biologische hoofdzuivering). De laagmoleculaire verbindingen komen slechts gedeeltelijk op zwevende stoffen voor. Het is duidelijk dat het rendement voor de verwijdering van PAK afhankelijk is van de samenstelling van het effluent (concentratie hoogmoleculaire verbindingen en laagmoleculaire verbindingen). Er zijn momenteel geen resultaten beschikbaar om na te gaan of een doorgedreven verwijdering van zwevende stoffen d.m.v. zandfiltratie voldoende is voor een verregaande verwijdering van PAK bij de Vlaamse raffinaderijen. Bijkomend onderzoek zal dus moeten uitsluiten of een verregaande verwijdering van PAK haalbaar is met zandfiltratie. Belgian Refining Corporation (BRC) zal in 2008 een nieuwe waterzuiveringsinstallatie in dienst nemen. Deze waterzuiveringsinstallatie zal uitgerust zijn met zandfiltratie. De analyseresultaten van het ingaande en uitgaande water van de zandfiltratie kunnen (indien deze beschikbaar zijn) gebruikt worden voor een (her)evaluatie van de sectorale norm voor PAK. Mogelijks moet er gekeken worden naar andere tertiaire zuiveringstechnieken (actieve kool filtratie en chemische oxidatie)24. Voor een aantal polycyclische aromatische koolwaterstoffen, zijnde de meest toxische polycyclische aromatische koolwaterstoffen, anthraceen, benzo[a]pyreen, benzo[b]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[g,h,i]peryleen, indeno[1,2,3c,d]pyreen werd een voorstel voor basismilieukwaliteitsnorm geformuleerd. Indien deze basismilieukwaliteitsnormen worden opgenomen in bijlage 2.3.1 van VLAREM II zal er noodzaak zijn om ook voor deze individuele polycyclische aromatische koolwaterstoffen een voorstel voor sectorale norm te formuleren. Bijkomend onderzoek naar een vermindering van deze individuele polycyclische aromatische koolwaterstoffen dringt zich inmiddels op. –
Seleen Seleen kan verwijderd worden d.m.v. actieve kool filtratie en ionen(uit)wisseling. Er is echter geen informatie beschikbaar over de toepassing van actieve kool filtratie en ionen(uit)wisseling voor de verwijdering van seleen uit het afvalwater van raffinaderijen. Er is evenmin informatie beschikbaar over het met deze technieken behaalde emissieniveau. Seleen kan in principe ook deels verwijderd worden door een fysico-chemische zuivering (coagulatie/flocculatie). Het is echter niet duidelijk of een lager emissieniveau voor seleen haalbaar is door een optimalisatie van de coagulatie/flocculatie bij de Vlaamse raffinaderijen. Bijkomend onderzoek zal moeten uitsluiten of een verregaande verwijdering van (en bijgevolg een strengere norm voor) seleen bij de Vlaamse raffinaderijen technisch/economisch haalbaar is.
24
Vóór actieve kool filtratie is een verwijdering van zwevende stoffen nodig om verstopping van de filter te voorkomen. Ook voor chemische oxidatie is een verwijdering van zwevende stoffen nodig om het verbruik aan oxidantia te beperken.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
89
HOOFDSTUK 6
–
Kobalt Het huidige voorstel voor rapportagegrens bedraagt 0,01 mg Co/l. De rapportagegrens is de waarde beneden de welke een component als niet kwantificeerbaar wordt gerapporteerd. Op één waarneming na, zijn echter alle analyseresultaten (dagresultaten) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2003-2006) kleiner dan 0,01 mg Co/l (zie bijlage 3), waaruit we kunnen besluiten dat kobalt wel kwantificeerbaar is beneden een waarde van 0,01 mg Co/l. Verder onderzoek naar de kwantificeerbaarheid van kobalt lijkt ons dan ook zinvol. Indien het voorstel voor rapportagegrens voor kobalt aangepast (verlaagd) wordt, kan desgevallend ook het voorstel voor sectorale norm voor kobalt aangepast (verlaagd) worden.
–
Vanadium25 Vanadium kan verwijderd worden d.m.v. actieve kool filtratie en ionen(uit)wisseling. Er is echter geen informatie beschikbaar over de toepassing van actieve kool filtratie en ionen(uit)wisseling voor de verwijdering van vanadium uit het afvalwater van raffinaderijen. Er is evenmin informatie beschikbaar over het met deze technieken behaalde emissieniveau. Vanadium kan in principe ook deels verwijderd worden door een fysico-chemische zuivering (coagulatie/flocculatie). Het is echter niet duidelijk of een lager emissieniveau voor vanadium haalbaar is door een optimalisatie van de coagulatie/flocculatie bij de Vlaamse raffinaderijen. Bijkomend onderzoek zal moeten uitsluiten of een verregaande verwijdering van (en bijgevolg een strengere norm voor) vanadium bij de Vlaamse raffinaderijen technisch/economisch haalbaar is.
25
90
Zie bijlage 5 Finale opmerkingen, opmerking 5) van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BIBLIOGRAFIE
BIBLIOGRAFIE
Berbee, R.M.P., ‘Hoe omgaan met actief chloor in koelwater?’, RIZA, (1997). Concawe, ‘Best available techniques to reduce emissions from refineries’,CONCAWE, Brussel, (1999). Zie: http://193.219.133.6/aaa/Tipk/tipk/4_kiti%20GPGB/43.pdf Couder, J., Brouwers, J. en Verbruggen, A., ‘Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006, Energie’, Vlaamse Milieumaatschappij, (2006). Zie: http://www.milieurapport.be/Upload/main/miradata/MIRAT/01_sectoren/01_04/AG_ 2006_energie_def.pdf Devoldere, K., Van Biervliet, K., Bogaert, G., Le Roy, D., ‘Evaluatie van het reductiepotentieel voor diverse polluentemissies naar het compartiment lucht in de sector van de petroleumraffinaderijen in Vlaanderen’, ECOLAS, (2003). Zie: http://lucht.milieuinfo.be/uploads/Eindrapport.pdf Het Water Informatie Netwerk Zie: http://www.waterland.net N.N., ‘Reference Document on Best Available Techniques for Industrial cooling systems’, EIPPCB, (2001). Zie: http://eippcb.jrc.es/pages/FActivities.htm N.N., ‘Reference Document on Best Available Techniques in Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector’, EIPPCB, (2003). Zie: http://eippcb.jrc.es/pages/FActivities.htm N.N., ‘Reference Document on Best Available Techniques for Mineral oil and gas refineries’, EIPPCB, (2003). Zie: http://eippcb.jrc.es/pages/FActivities.htm Vercaemst, P., ‘BAT: when do Best Available Techniques become barely affordable technology?’, VITO, (2002).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
91
LIJST DER AFKORTINGEN
LIJST DER AFKORTINGEN
AOX API AWI BAT BATNEEC BBT BREF BS BTEX BZV CPI CZV DAF
EC EEG EIPPCB EMIS ETBE EWI IAF
IMS IPPC IWT K.B. LNE LPG MAK m.e.r. MTBE PAK PPI OVAM SWS TAME TOC TOX UV VEA
adsorbeerbare organische hologeenverbindingen gravity separator (American Petroleum Institute separator) Administratie Wetenschap en Innovatie Best Available Techniques Best Available Techniques Not Entailing Excessive Cost Beste Beschikbare Technieken Reference Document on Best Available Techniques Belgisch Staatsblad benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen biochemisch zuurstofverbruik coalescing plate interceptor chemisch zuurstofverbruik dissolved air flotation (Bij DAF wordt er lucht in een watercirculatieloop onder druk opgelost. Deze, met lucht verzadigde, waterstroom wordt onderin de flotatietank gebracht, waar ten gevolge van drukverlaging, de lucht in de vorm van zeer fijne belletjes weer vrijkomt. Deze belletjes zorgen wederom voor het transport van de deeltjes naar boven.) European Commission Europese Economische Gemeenschap European Integrated Pollution Prevention and Control Bureau Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest ethyl-tert-butylether Departement Economie, Wetenschap en Innovatie induced air flotation (Bij IAF wordt lucht onderin de flotatietank gebracht en fijn verdeeld. De luchtbelletjes zorgen voor het transport van de deeltjes naar boven.) Integrale Milieustudies Integrated Pollution Prevention and Control Instituut voor de aanmoediging van innovatie door wetenschap en technologie in Vlaanderen Koninklijk Besluit Departement Leefmilieu, Natuur en Energie liquified petroleum gas monocylische aromatische koolwaterstoffen milieueffectrapportage methyl-tert-butylether polycyclische aromatische koolwaterstoffen parallel plate interceptor Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest zuur water strippers tert-amyl-methylether totaal organisch koolstofgehalte totaal organische hologeenverbindingen ultraviolet Vlaams Energieagenschap
Vlaams BBT-Kenniscentrum
93
LIJST DER AFKORTINGEN
VITO VLM VMM VOX v.r. ZS
94
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Milieumaatschappij vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen veiligheidsrapportage zwevende stoffen
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BEGRIPPENLIJST
BEGRIPPENLIJST
aantoonbaarheidsgrens
De laagste concentratie van een component in een monster die met een bepaalde en redelijk (statistische) waarschijnlijkheid met een analysemethode (referentiemeetmethode) kan worden aangetoond, met andere woorden waarvan de aanwezigheid met een bepaalde (on)zekerheid kan worden vastgesteld. Het is bijgevolg een kwalitatief criterium.
afvalwater
Verontreinigd water waarvan men zich ontdoet, zich moet ontdoen of de intentie heeft zich van te ontdoen, met uitzondering van hemelwater dat niet in aanraking is geweest met verontreinigende stoffen.
bepalingsgrens
De laagste concentratie van een component die met een bepaalde (en redelijke) precisie en juistheid met een analysemethode (referentiemeetmethode) kan gekwantificeerd worden, met andere woorden waarvan de meetwaarde nog met een bepaalde (on)zekerheid kan worden vastgesteld. In tegenstelling tot de aantoonbaarheidsgrens is de bepalingsgrens een kwantitatief criterium.
rapportagegrens
De waarde beneden welke een component als niet kwantificeerbaar (“<“) wordt gerapporteerd.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
95
Bijlagen
Vlaams BBT-Kenniscentrum
97
OVERZICHT VAN DE BIJLAGEN
Bijlage 1: Medewerkers BBT-studie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Bijlage 2: Beste Beschikbare Technieken volgens BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Bijlage 3: Bespreking van analyseresultaten van (bedrijfs)afvalwater . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Bijlage 4: Bespreking van verwijdering van stikstof uit afvalwater . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233 Bijlage 5: Finale opmerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
98
Vlaams BBT-Kenniscentrum
MEDEWERKERS BBT-STUDIE
Bijlage 1
MEDEWERKERS BBT-STUDIE
Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken Caroline Polders Stella Vanassche Diane Huybrechts BBT-kenniscentrum p/a VITO Boeretang 200 2400 MOL Tel: + 32 14 33 58 68 Fax: + 32 14 32 11 85 E-mail:
[email protected] Contactpersonen federaties België Dhr. Luk Deurinck Belgische Petroleum Federatie (BPF) Kunstlaan 39, bus 2 1040 Brussel Tel: + 32 2 508 30 06 Fax: + 32 2 511 05 91 E-mail:
[email protected] Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité voor deze studie. Contactpersonen administraties/overheidsinstellingen Dhr. Filip Decrick Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Dienst vergunningen bekken Beneden-Schelde Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen Tel: + 32 15 45 14 17 Fax: + 32 15 42 37 07 E-mail:
[email protected] Mevr. Lieve Gielis Afdeling Milieuvergunningen Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Graaf de Ferraris-gebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel Tel: + 32 2 553 79 89 Fax: + 32 2 553 79 95 E-mail:
[email protected]
Vlaams BBT-Kenniscentrum
99
BIJLAGE 1
Dhr. Yvo Porters Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Dienst vergunningen bekken Beneden-Schelde Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen Tel: + 32 15 45 14 10 Fax: + 32 15 42 37 07 E-mail:
[email protected] Bovenstaande personen vertegenwoordigden de administraties en andere overheidsinstellingen in het begeleidingscomité voor deze studie. Vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld Dhr. Mark Pauwels Hoofd milieu/Milieucoördinator Total Raffinaderij Antwerpen Scheldelaan 16 2030 Antwerpen Tel: + 32 3 545 51 62 Fax. + 32 3 545 51 69 E-mail:
[email protected] Mevr. Wendy Tyck Petroplus Refining Antwerp (Bitumen) Beliweg 20 2030 Antwerpen Tel: + 32 3 303 16 21 E-mail:
[email protected] Dhr. Van Berendock Luk SHE manager Belgian Refining Corporation Scheldelaan 49 2040 Antwerpen Tel: + 32 3 560 06 35 Fax: + 32 3 568 74 28 E-mail:
[email protected] Dhr. Wouter Van De Velde Petroplus Refining Antwerp (Bitumen) Beliweg 20 2030 Antwerpen Tel: + 32 3 303 16 26 E-mail:
[email protected] Dhr. Jan Vissers SH&E responsible care manager ExxonMobil Petroleum & Chemical Polderdijkweg 2030 Antwerpen
100
Vlaams BBT-Kenniscentrum
MEDEWERKERS BBT-STUDIE
Tel: + 32 3 543 37 45 Fax: + 32 3 543 33 06 E-mail:
[email protected] Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité voor deze studie. Bezochte bedrijven tijdens het uitvoeren van de studie Total Raffinaderij Antwerpen Scheldelaan 16 2030 Antwerpen Belgian Refining Corporation Scheldelaan 49 2040 Antwerpen Petroplus Refining Antwerp (Bitumen) Beliweg 20 2030 Antwerpen ExxonMobil Petroleum & Chemical Polderdijkweg 2030 Antwerpen
Vlaams BBT-Kenniscentrum
101
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN VOLGENS BREF “MINERAL OIL AND GAS REFINERIES”
Bijlage 2
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN VOLGENS BREF “MINERAL OIL AND GAS REFINERIES” ([EIPPCB, 2003])
In deze bijlage geven we een overzicht van de Beste Beschikbare Technieken en de emissieniveaus die volgens de BREF “Mineral oil and gas refineries” gepaard gaan met de Beste Beschikbare Technieken. –
“BAT for Reduction of Discharges to Water is to • apply a water management scheme (as part of the EMS) aimed at reducing – the volume of water used in the refinery by
–
water stream integration options including water optimisation studies (see Section 4.15.7.1) re-using as much as possible the cleaned waste water (see Section 4.15.8.1) applying techniques to reduce waste water generated within each specific process/activity (see Section 5.2) the contamination of water by segregation of contaminated, low-contaminated or non-contaminated water streams and, where possible, drainage systems (see Section 4.15.6, 4.24.1). This entails the complete system of fresh water supply, rainwater, ballast water, sanitary water, process water, boiler feed water, cooling water, groundwater as well as effluent collection, storage and the various (primary, secondary and tertiary) waste water treatment systems. Many of those waters end up in a single waste water treatment where they may be mixed after they have been appropriately (pre)treated. In existing installations, this segregation may be very costly and may require space for implementation. segregation of “once-through” cooling water from process effluent until after this has been treated (see Section 4.8.1) good housekeeping in operation and maintenance of existing facilities (as part of the EMS, see Section 4.15.3) spill prevention and control (see Section 4.25.1, 4.15.3) applying techniques to reduce contamination of waste water within each specific process/activity (see Section 5.2)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
103
BIJLAGE 2
•
achieve the following water parameters in the WWTP effluent (see Table 4.50 in Section 4.24.8)
–
104
by a suitable combination of a three-step waste water treatment plant consisting of gravity separation, advanced physical separation (e.g. FFU) and biotreater (See Section 4.24.4-6) a nitrification/denitrification process (See Section 4.24.6) ensure design of WWTP includes sufficient capacity to prevent toxic shock loads to the biotreater e.g. by the use of a buffer tank, diversion tank, oversized reactor, etc.(See Section 4.24.1) good process practices and housekeeping to prevent contamination of the waste water (see BAT above table)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN VOLGENS BREF “MINERAL OIL AND GAS REFINERIES”
combination of waste water from several processes with comparable qualities for pretreatment (e.g. treatment of sour water from primary distillation unit, catalytic cracker, coking and from other sour water sources by stripping; see Section 4.24.1)”
Vlaams BBT-Kenniscentrum
105
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Bijlage 3
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41.
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Zwevende stoffen (ZS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bezinkbare stoffen (BS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . CCl4 extraheerbare stoffen (vervangen door perchloorehyleen extraheerbare apolaire stoffen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliën en vetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Detergenten (vervangen door niet-ionische, anionische en kationische oppervlakte-actieve stoffen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Chemisch zuurstofverbruik (CZV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organische koolstof, totaal (TOC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fenolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kjeldahlstikstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fosfor, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sulfide (vervangen door som van opgelost sulfide en zuur milieu oplosbare sulfide) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Chroom, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Chroom, zeswaardig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lood, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Biociden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organofosforpesticiden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organische halogeenverbindingen, totaal (TOX) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) . . . . . . . . . . . . . . . . . Methyl tert-butyl ether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Methanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cumeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Styreen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) . . . . . . . . Nitriet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nitraat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nitriet + nitraat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stikstof, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Orthofosfaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organische fosforverbindingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organische siliciumverbindingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sulfiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sulfaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cyaniden, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Chloride . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fluoride. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fosfide . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Arseen, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Boor, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cadmium, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vlaams BBT-Kenniscentrum
110 113 114 116 117 118 122 125 126 127 129 132 133 135 136 139 140 141 142 145 146 147 154 155 157 172 175 177 180 184 187 188 189 190 191 193 195 198 199 201 203
107
BIJLAGE 3
42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54.
Koper, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwik, totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mangaan, totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Molybdeen, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nikkel, totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Seleen, totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vanadium, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zink, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ammonium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fosfaten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kobalt, totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Barium, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ijzer, totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
205 207 209 211 213 215 217 219 222 224 225 228 230
In onderstaande paragrafen bespreken we de analyseresultaten (dagresultaten) van het bedrijfsafvalwater die werden aangeleverd door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en vergelijken we de analyseresultaten met de huidige sectorale lozingsvoorwaarden (normen) (uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater) en de basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (uit VLAREM II, bijlage 2.3.1). De analyseresultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij hebben betrekking op de jaren 2003-2006. Bij de bespreking van de analyseresultaten geven we, in de vorm van een tabel, een overzicht van het aantal analyseresultaten (waarnemingen), de gemiddelde waarde, de mediaan waarde, de minimum waarde, de maximum waarde en een aantal percentiel waarden (70, 80, 90 en 95 percentiel waarde). Bij de vergelijking van de analyseresultaten met de huidige sectorale lozingsvoorwaarden (normen) en de basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater geven we, eveneens in de vorm van een tabel, een overzicht van het aantal analyseresultaten groter dan, gelijk aan, kleiner dan de norm zijnde de sectorale lozingsvoorwaarde (norm) en/of de basismilieukwaliteitsnorm. Indien nodig/nuttig stellen we de analyseresultaten voor in een figuur. Iedere figuur wordt door middel van 3 verticale rechten verdeeld in 4 delen (segmenten), ieder deel (segment) bevat de analyseresultaten van één van de vier Vlaamse raffinaderijen. De analyseresultaten zijn per raffinaderij chronologisch geordend. De horizontale rechten geven de huidige sectorale lozingsvoorwaarde (norm) uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater, de basismilieukwaliteitsnorm voor oppervlaktewater uit VLAREM II, bijlage 2.3.1 en het emissieniveau dat gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken uit de BREF on mineral oil and gas refineries ([EIPPCB, 2003]) weer. Tot slot bepalen we het met de huidige technieken behaalde emissieniveau voor de vier Vlaamse raffinaderijen (de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden worden niet mee in rekening genomen). Hierbij houden we eveneens rekening met de analyseresultaten die door de raffinaderijen zelf werden aangeleverd. Deze analyseresultaten worden echter omwille van vertrouwelijkheid niet opgenomen in de figuren en dienen dus enkel ter ondersteuning van het emissieniveau. Indien er voor een bepaalde parameter geen analyseresultaten beschikbaar zijn bij de Vlaamse Milieumaatschappij of bij de raffinaderijen, dan formuleren we een emissieniveau op basis van analyseresultaten die werden aangeleverd door de afdeling Milieu-inspectie (MI) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Omdat deze analyseresultaten door de afdeling Milieu-inspectie geanonimiseerd werden, kunnen we echter geen link leggen tussen de toegepaste milieuvriendelijke techniek(en) en het behaalde emissieniveau. Indien we voor een bepaalde parameter een lager emissieniveau haalbaar achten dan geven we dit aan. B.v. wanneer de raffinaderijen de Beste Beschikbare Technieken uit de BREF 108
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
on mineral oil and gas refineries nog niet toepassen (voor zover hierover informatie beschikbaar is) of wanneer er bijkomende milieuvriendelijke technieken beschikbaar zijn. De overheid (vergunningsverleners/wetgevers) kan onze adviezen gebruiken om de sectorale lozingsvoorwaarden (normen) (uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater) te herzien en/of bijzondere lozingsvoorwaarden (normen) op te leggen.
We bekijken eerst de analyseresultaten van de parameters waarvoor er reeds sectorale lozingsvoorwaarden (normen) bestaan.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
109
BIJLAGE 3
1.
Zwevende stoffen (ZS)
De parameter zwevende stoffen is een parameter die aangeeft welke concentratie zwevende stoffen (deeltjes) er in het water voorkomen. Deze stoffen (deeltjes) kunnen zeer divers van aard zijn: actief slib, bodemdeeltjes, levende of dode organismen (b.v. plankton), … Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 14: Overzicht van de normen en de emissieniveaus voor zwevende stoffen (ZS) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
60,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
50 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
2-80
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
2-50 (maandelijkse gemiddelde waarde)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 15: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor zwevende stoffen (ZS) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
362
gemiddelde [mg/l]:
14,80
mediaan [mg/l]:
10,00
minimum [mg/l]:
2,00
maximum [mg/l]:
595,00
70 percentiel [mg/l]:
16,00
80 percentiel [mg/l]:
20,00
90 percentiel [mg/l]:
24,00
95 percentiel [mg/l]:
32,00
norm [mg/l]:
60,0
50
aantal waarnemingen > norm:
2
4
% van waarnemingen > norm:
1%
1%
aantal waarnemingen <= norm:
360
358
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
110
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 5: Analyseresultaten (dagresultaten) voor zwevende stoffen (ZS) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Figuur 6: Analyseresultaten (dagresultaten) voor zwevende stoffen (ZS) – in detail (Vlaanderen, 2003-2006) bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
111
BIJLAGE 3
Volgens de BREF on mineral oil and gas refineries bedraagt het emissieniveau dat gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken 2-50 mg/l (= maandelijkse gemiddelde waarde). De maximum waarde van dit emissieniveau is gelijk aan de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. 358 van de 362 waarnemingen, d.i. 99% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 50,0 mg/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen (20052007) overschrijden echter regelmatig een niveau van 50,0 mg/l en af en toe een niveau van 60,0 mg/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, dit bij langdurige en hevige regen, sneeuw en/of hagel (schommeling van voedselaanbod voor bacteriën in biofilter). Door een uitbreiding van het buffervolume zou de concentratie zwevende stoffen in het effluent moeten dalen. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 60,0 mg/l. We achten echter een lager emissieniveau (< 50,0 mg/l) haalbaar door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume. Volgens de BREF on mineral oil and gas refineries bedraagt het emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) bovendien: 2-50 mg/l. Het gaat hier weliswaar om een maandelijkse gemiddelde waarde.
112
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
2.
Bezinkbare stoffen (BS)
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 16: Overzicht van normen en emissieniveaus voor bezinkbare stoffen (BS) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [ml/l]1: 2
0,50
basismilieukwaliteitsnorm [ml/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [ml/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Volgens gegevens van de afdeling Milieu-inspectie (2003-2006) zijn 68 van de 72 waarnemingen, d.i. 94% van de waarnemingen, kleiner dan 0,50 ml/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen (20052007) overschrijden regelmatig de huidige sectorale lozingsnorm van 0,50 ml/l, dit bij langdurige en hevige regen, sneeuw en/of hagel. Door een uitbreiding van het buffervolume zou de concentratie bezinkbare stoffen in het effluent moeten dalen. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 1,00 ml/l. We achten echter een lager emissieniveau (< 0,50 ml/l) haalbaar door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
113
BIJLAGE 3
3.
CCl4 extraheerbare stoffen (vervangen door perchloorehyleen extraheerbare apolaire stoffen)
De parameter CCl4 extraheerbare stoffen omvat de apolaire koolwaterstoffen extraheerbaar met tetrachloorkoolstof (CCl4). De parameter wordt vervangen door perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen. Onder met perchloorethyleen extraheerbare stoffen wordt verstaan het geheel van verbindingen die met perchloorethyleen extraheerbaar zijn en die straling met een golfgetal van 2.925 cm–1 en/of 2.958 cm–1 en/of 3.030 cm–1 absorberen. De term met perchloorethyleen extraheerbare stoffen dekt de in de milieuwetgeving voorkomende termen oliën en vetten, extraheerbare lipofiele stoffen, chloroform extraheerbare stoffen, opgeloste koolwaterstoffen, geëmulgeerde koolwaterstoffen en extraheerbare koolwaterstoffen. Onder met perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen wordt verstaan het geheel van verbindingen die met perchloorethyleen extraheerbaar zijn, die niet adsorberen aan florisil en die straling met een golfgetal van 2.925 cm–1 en/of 2.958 cm–1 en/of 3.030 cm–1 absorberen. De term met perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen dekt ook de in de milieuwetgeving voorkomende termen minerale oliën, met CCl4 extraheerbare stoffen, alifatische en naftische koolwaterstoffen. Vanuit milieu-oogpunt is de bepaling van het gehalte aan extraheerbare apolaire stoffen veel belangrijker. Minerale oliën zijn veel moeilijker biodegradeerbaar dan oliën en vetten van plantaardige of dierlijke oorsprong en dus langer als verontreiniging aanwezig. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 17: Overzicht van normen en emissieniveaus voor CCl4 extraheerbare stoffen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
20,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Volgens gegevens van de afdeling Milieu-inspectie (2003-2006) zijn 65 van de 66 waarnemingen, d.i. 98% van de waarnemingen, kleiner dan 20,0 mg/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De waarnemingen zijn bovendien kleiner dan 5,0 mg/l, d.i. de strengste norm die in Vlaanderen aan een raffinaderij, met name Petroplus Refining Antwerp (Bitumen), werd opgelegd.
114
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Op basis van de gegevens van de afdeling Milieu-inspectie kunnen we besluiten dat het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen kleiner is dan 5,0 mg/l. Dit besluit is echter gebaseerd op waarnemingen bij drie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen. Waarnemingen bij de vierde raffinaderij ontbreken bij de afdeling Milieu-inspectie.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
115
BIJLAGE 3
4.
Oliën en vetten
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 18: Overzicht van normen en emissieniveaus voor oliën en vetten sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
niet visueel waarneembaar
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
0,05-5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
116
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
5.
Detergenten (vervangen door niet-ionische, anionische en kationische oppervlakte-actieve stoffen)
Detergenten worden gebruikt bij het reinigen van de installaties. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 19: Overzicht van normen en emissieniveaus voor detergenten sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
3,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
anionische: 0,100 (mediaan) niet-ionische en kationische: 1,000 (mediaan)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
<2
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) voor detergenten beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij (ook niet voor niet-ionische, anionische en kationische detergenten afzonderlijk). Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er wel analyseresultaten beschikbaar uit de interne meetprogramma’s. Bij één raffinaderij variëren de analyseresultaten voor niet-ionische detergenten tussen < 0,52,1 mg/l, voor anionische detergenten tussen < 0,1 en 0,2 mg/l en voor kationische detergenten tussen < 0,5 en 0,7 mg/l in de periode 2003-2006. Voor een andere raffinaderij variëren de analyseresultaten voor niet-ionische detergenten tussen 0,3-1,3 mg/l, voor anionische detergenten tussen 0,5 en 6,4 mg/l en voor kationische detergenten tussen 0,3 en 1,4 mg/l in de periode 2003-2006. Er is echter momenteel (begin 2008) geen referentiemeetmethode voor de bepaling van nietionische en kationische detergenten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten en een referentiemeetmethode voor de bepaling van niet-ionische en kationische detergenten, geen behaald emissieniveau (voor detergenten) bepalen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
117
BIJLAGE 3
6.
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Ook in natronloog (“spent caustic”) kunnen hoge concentraties van CZV aangetroffen worden. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 20: Overzicht van normen en emissieniveaus voor chemisch zuurstofverbruik (CZV) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg O2/l]1:
250,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg O2/l]2:
30 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg O2/l]3:
30-160
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg O2/l]4:
30-125 (maandelijks gemiddelde waarde)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 21: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor chemisch zuurstofverbruik (CZV) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
352
gemiddelde [mg O2/l]:
79,82
mediaan [mg O2/l]:
72,60
minimum [mg O2/l]:
10,00
maximum [mg O2/l]:
1.100,00
70 percentiel [mg O2/l]:
91,70
80 percentiel [mg O2/l]:
102,76
90 percentiel [mg O2/l]:
129,50
95 percentiel [mg O2/l]:
147,25
norm [mg O2/l]:
250,0
30
aantal waarnemingen > norm:
5
293
% van waarnemingen > norm:
1%
83%
aantal waarnemingen <= norm:
347
59
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
118
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 7: Analyseresultaten (dagresultaten) voor chemisch zuurstofverbruik (CZV) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
347 van de 352 waarnemingen, d.i. 99% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 250,0 mg O2/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm doen zich enkel voor bij raffinaderij n° 1. De overschrijdingen zijn volgens raffinaderij n° 1 toe te schrijven aan procestechnische incidenten (b.v. slibdoorslag). De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 1 zijn kleiner dan 125,0 mg O2/l. Bij raffinaderij n° 2 is het chemisch zuurstofverbruik (gemiddelde waarde = 30,1 mg O2/l) kleiner dan bij de andere drie raffinaderijen (gemiddelde waarde = 84,9-105,7 mg O2/l). Volgens de raffinaderij ligt een goed beheer van de verschillende processen (incl. de waterzuivering zelf) aan de basis van het lage chemisch zuurstofverbruik. De richtinggevende effluentnorm voor lozing in oppervlaktewater is 125,0 mg O2/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 3 (2005-2007) overschrijden regelmatig het niveau van 125,0 mg O2/l. De raffinaderij slaagt er wel in om op jaarbasis een lozingsnorm van 125,0 mg O2/l te respecteren. Voor raffinaderij n° 4 bedraagt de lozingsnorm vanaf januari 2009 125,0 mg O2/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat deze lozingsnorm haalbaar is. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 122,0 mg O2/l. Onderstaande figuur toont aan dat er een lineair verband is tussen het biochemisch en het chemisch zuurstofverbruik.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
119
BIJLAGE 3
Figuur 8: Correlatie tussen biochemisch zuurstofverbruik (BZV) en chemisch zuurstofverbruik (CZV) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Wanneer we in Figuur 7 de analyseresultaten waarbij het biochemisch zuurstofverbruik groter is dan 25,0 mg O2/l schrappen (zie Figuur 9) dan merken we bovendien dat alle analyseresultaten kleiner zijn dan 250,0 mg O2/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. Dit wijst erop dat de hoge waarden voor CZV grotendeels zijn toe te schrijven aan een onvoldoende verwijdering van de biologisch afbreekbare CZV in de biologische hoofdzuivering (de hoge waarden voor CZV zijn minder toe te schrijven aan “recalcitrante” (resterende en hardnekkige) CZV). Een optimalisatie van de biologische hoofdzuivering zal dan ook leiden tot een daling van het chemisch zuurstofverbruik.
120
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 9: Analyseresultaten (dagresultaten) voor chemisch zuurstofverbruik (CZV) (excl. analyseresultaten waarbij BZV > 25,0 mg O2/l) (Vlaanderen, 2003-2006) Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 200,0 mg O2/l. Drie raffinaderijen (raffinaderij n° 1, raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 4) slagen er echter in om (met de bestaande waterzuiveringsinstallatie) een lager emissieniveau te halen (< 125,0 mg O2/l). Op basis van de analyseresultaten van deze drie raffinaderijen aangevuld met informatie uit de BREF on mineral oil and gas refineries achten we een lager emissieniveau (< 125,0 mg O2/l) dan ook haalbaar voor alle vier raffinaderijen door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
121
BIJLAGE 3
7.
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV)
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Ook in natronloog (“spent caustic”) kunnen hoge concentraties van BZV aangetroffen worden. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 22: Overzicht van normen en emissieniveaus voor biochemisch zuurstofverbruik (BZV) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg O2/l]1:
35,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg O2/l]2:
6 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg O2/l]3:
2-30
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg O2/l]4:
2-20 (maandelijkse gemiddelde waarde)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 23: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor biochemisch zuurstofverbruik (BZV) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
361
gemiddelde [mg O2/l]:
9,33
mediaan [mg O2/l]:
6,00
minimum [mg O2/l]:
2,00
maximum [mg O2/l]:
80,00
70 percentiel [mg O2/l]:
10,00
80 percentiel [mg O2/l]:
13,00
90 percentiel [mg O2/l]:
19,00
95 percentiel [mg O2/l]:
29,00
norm [mg O2/l]:
35,0
6
aantal waarnemingen > norm:
10
176
% van waarnemingen > norm:
3%
49%
aantal waarnemingen <= norm:
351
185
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
122
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 10: Analyseresultaten (dagresultaten) voor biochemisch zuurstofverbruik (BZV) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
349 van de 361 waarnemingen, d.i. 97% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 35,0 mg O2/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 1 (7 van de 10 overschrijdingen). De overschrijdingen zijn volgens raffinaderij n° 1 toe te schrijven aan procestechnische incidenten (bv. slibdoorslag). Bij raffinaderij n° 2 doen er zich geen overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm voor. Bij raffinaderij n° 2 is het biochemisch zuurstofverbruik (gemiddelde waarde = 3,4 mg O2/l) kleiner dan bij de andere drie raffinaderijen (gemiddelde waarde = 10,0-11,8 mg O2/l). Volgens raffinaderij n° 2 ligt een goed beheer van de verschillende processen (incl. de waterzuivering zelf) aan de basis van het lage biochemisch zuurstofverbruik. De richtinggevende effluentnorm voor lozing in oppervlaktewater is 25,0 mg O2/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 3 (2005-2007) overschrijden regelmatig het niveau van 25,0 mg O2/l. Raffinaderij n° 3 slaagt er wel in om op jaarbasis een lozingsnorm van 25,0 mg O2/l te respecteren. Voor raffinaderij n° 4 bedraagt de lozingsnorm sinds december 2006 25 mg O2/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat deze lozingsnorm haalbaar is. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 10,0 mg/l (dit o.a. door een doorgedreven reiniging van de buffertanks begin 2006). In een actief slib tank (zoals geïnstalleerd bij raffinaderij n° 1 en n° 2) wordt meer dan 95% van het biologisch afbreekbaar CZV verwijderd. Een biofilter (zoals geïnstalleerd bij raffinaderij
Vlaams BBT-Kenniscentrum
123
BIJLAGE 3
n° 3, maar ook bij raffinaderij n° 1 en n° 4) is geschikt voor de behandeling van afvalwaters met een relatief lage concentratie CZV. Bij een biofilter kunnen hydraulische pieken en hoge concentraties dus leiden tot een vermindering van de kwaliteit van het effluent. Dit kan echter vermeden worden door de installatie van extra buffervolume. De verwijdering van BZV in een biofilter bedraagt gemiddeld meer dan 90%. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 35,0 mg O2/l. Drie raffinaderijen (raffinaderij n° 1, raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 4) slagen er echter in om (met de bestaande waterzuiveringsinstallatie) een lager emissieniveau te halen (< 25,0 mg O2/l). Op basis van de analyseresultaten van deze drie raffinaderijen aangevuld met informatie uit de BREF on mineral oil and gas refineries achten we een lager emissieniveau (< 25,0 mg O2/l) dan ook haalbaar voor alle vier raffinaderijen door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume.
124
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
8.
Organische koolstof, totaal (TOC)
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Ook in natronloog (“spent caustic”) kunnen hoge concentraties van TOC aangetroffen worden. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 24: Overzicht van normen en emissieniveaus voor organische koolstof, totaal (TOC) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg C/l]1:
250,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg C/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg C/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg C/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
We bepalen geen behaald emissieniveau voor organische koolstof, totaal (TOC) daar de parameter weinig meerwaarde biedt t.o.v. de parameter chemisch zuurstofverbruik (CZV).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
125
BIJLAGE 3
9.
Fenolen
Belangrijke bronnen van fenolen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker en de katalytische kraker. Ook in natronloog (“spent caustic”) (natronloog wordt gebruikt voor de verwijdering van waterstof(di)sulfide en fenolen uit tussen- en eindproducten) kan een hoge concentraties van fenolen aangetroffen worden. Een andere bron is het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 25: Overzicht van normen en emissieniveaus voor fenolen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
1,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
0,040 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
0,03-0,4
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij, althans niet voor fenolen, totaal. Volgens gegevens van de afdeling Milieu-inspectie (2003-2006) zijn alle 26 waarnemingen kleiner dan 1,0 mg/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De waarnemingen zijn zelfs kleiner dan 0,1 mg/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen (20062007) uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden zijn kleiner dan 1,0 mg/l. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 0,8 mg/l. Fenolen zijn over het algemeen goed afbreekbaar in een actief slib tank. Bij een biofilter kunnen hydraulische pieken en hoge concentraties leiden tot een vermindering van de kwaliteit van het effluent. Dit kan echter vermeden worden door de installatie van extra buffervolume. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 1,0 mg/l. We achten echter een lager emissieniveau (< 0,4 mg/l) haalbaar door verdere optimalisatie van de bestaande installaties.
126
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
10.
Kjeldahlstikstof
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 26: Overzicht van normen en emissieniveaus voor kjeldahlstikstof sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
30,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
6 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 27: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor kjeldahlstikstof (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
250
gemiddelde [mg N/l]:
11,97
mediaan [mg N/l]:
9,90
minimum [mg N/l]:
2,00
maximum [mg N/l]:
47,00
70 percentiel [mg N/l]:
17,00
80 percentiel [mg N/l]:
20,00
90 percentiel [mg N/l]:
25,10
95 percentiel [mg N/l]:
31,00
norm [mg N/l]:
30,0
6
aantal waarnemingen > norm:
14
155
% van waarnemingen > norm:
6%
62%
aantal waarnemingen <= norm:
236
95
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
127
BIJLAGE 3
Figuur 11: Analyseresultaten (dagresultaten) voor kjeldahlstikstof (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
231 van de 250 waarnemingen, d.i. 92% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 30,0 mg N/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 4 (11 van de 14 overschrijdingen) (geen nitrificatie en enkele procestechnische incidenten zoals het slecht functioneren van de zuur water strippers, het overlopen van het waterslot van de fakkel, …). Bij raffinaderij n° 2 doen er zich geen overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm voor (wel nitrificatie). Bij raffinaderij n° 2 is de concentratie kjeldahlstikstof (gemiddelde waarde = 2,4 mg N/l) kleiner dan bij de andere drie raffinaderijen (gemiddelde waarde = 8,1-20,8 mg N/l). De basismilieukwaliteitsnorm van 6 mg N/l uit VLAREM II, bijlage 2.3.1 wordt door de verschillende raffinaderijen, met uitzondering van raffinaderij n° 2, op regelmatige basis overschreden. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 35,0 mg N/l. We formuleren geen haalbaar emissieniveau voor kjeldahlstikstof, wel voor stikstof, totaal (zie verder).
128
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
11.
Fosfor, totaal
Fosfor kan aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door het gebruik van inhibitors bestaande uit een fosfaat of een fosfaatverbinding om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan (o.a. gebruikt in voedingswater van ketel en koelwater van koelwatersyteem). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 28: Overzicht van normen en emissieniveaus voor fosfor, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg P/l]1:
2,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg P/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg P/l]3:
1-2
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg P/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 29: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor fosfor, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
362
gemiddelde [mg P/l]:
0,76
mediaan [mg P/l]:
0,47
minimum [mg P/l]:
0,07
maximum [mg P/l]:
14,84
70 percentiel [mg P/l]:
0,70
80 percentiel [mg P/l]:
0,83
90 percentiel [mg P/l]:
0,99
95 percentiel [mg P/l]:
1,21
norm [mg P/l]:
2,0
aantal waarnemingen > norm:
7
% van waarnemingen > norm:
2%
aantal waarnemingen <= norm:
355
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
129
BIJLAGE 3
Figuur 12: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fosfor, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Figuur 13: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fosfor, totaal – in detail (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
130
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
355 van de 362 waarnemingen, d.i. 98% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 2,0 mg P/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 4 (6 van de 7 overschrijdingen). De overschrijdingen zijn mogelijks toe te schrijven aan een overdosering van fosfaathoudende additieven. Bij raffinaderij n° 4 is sinds midden 2005 het gebruik van fosfaathoudende additieven fors gedaald door een lagere koelwater- en stoombehoefte (wegens de uitdienstname van een aantal installaties). Bij raffinaderij n° 2 en n° 3 doen er zich geen en bij raffinaderij n° 1 vrijwel geen overschrijdingen van de huidige sectorale lozingsnorm voor. Raffinaderij n° 3 gebruikt geen fosfaathoudende additieven. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 2,0 mg P/l.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
131
BIJLAGE 3
12.
Sulfide (vervangen door som van opgelost sulfide en zuur milieu oplosbare sulfide)
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder zwavel, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 30: Overzicht van normen en emissieniveaus voor sulfide (som van opgelost sulfide en zuur milieu oplosbare sulfide) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg S/l]1:
1,0
basismilieukwaliteitsnorm [mg S/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg S/l]3:
0,01-0,6
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg S/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Volgens gegevens van de afdeling Milieu-inspectie (2003-2006) zijn alle 68 waarnemingen kleiner dan 1,0 mg S/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. De waarnemingen zijn zelfs kleiner dan 0,2 mg S/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma’s van drie raffinaderijen zijn eveneens kleiner dan (of gelijk aan) 0,2 mg S/l. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan of gelijk aan 0,2 mg S/l.
132
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
13.
Chroom, totaal
Chroom kan aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door het gebruik van chroomhoudende inhibitors om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan (o.a. gebruikt in voedingswater van ketel en koelwater van koelwatersyteem). In ruwe aardolie (“crude”) komen bovendien tal van onzuiverheden, waaronder chroom, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 31: Overzicht van normen en emissieniveaus voor chroom, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cr/l]1:
0,50
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cr/l] :
0,050 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cr/l]3:
< 0,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cr/l]4
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 32: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor chroom, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
326
gemiddelde [mg Cr/l]:
0,01
mediaan [mg Cr/l]:
0,02
minimum [mg Cr/l]:
0,01
maximum [mg Cr/l]:
0,05
70 percentiel [mg Cr/l]:
0,02
80 percentiel [mg Cr/l]:
0,02
90 percentiel [mg Cr/l]:
0,02
95 percentiel [mg Cr/l]:
0,02
norm [mg Cr/l]:
0,50
0,050
aantal waarnemingen > norm:
0
1
% van waarnemingen > norm:
0%
0%
aantal waarnemingen <= norm:
326
325
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
133
BIJLAGE 3
Figuur 14: Analyseresultaten (dagresultaten) voor chroom, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Alle 326 waarnemingen zijn kleiner dan 0,50 mg Cr/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°. 325 van de 326 waarnemingen, d.i. ca. 100% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,05 mg Cr/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg Cr/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
134
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
14.
Chroom, zeswaardig
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder chroom, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 33: Overzicht van normen en emissieniveaus voor chroom, zeswaardig sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cr/l]1:
0,050
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cr/l]2:
– (0,050 voor chroom, totaal (absolute waarde))
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cr/l]3:
< 0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cr/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Volgens gegevens van de afdeling Milieu-inspectie (2003-2006) zijn alle 35 waarnemingen kleiner dan de detectielimiet (detectielimiet volgens VITO = 0,01 mg/l). Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg Cr/l. Dit wordt tevens bevestigd door de analyseresultaten uit de interne meetprogramma’s van twee raffinaderijen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
135
BIJLAGE 3
15.
Lood, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder lood, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 34: Overzicht van normen en emissieniveaus voor lood, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Pb/l]1:
0,050
basismilieukwaliteitsnorm [mg Pb/l]2:
0,050 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Pb/l]3:
0,024-0,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Pb/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 35: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor lood, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
326
gemiddelde [mg Pb/l]:
0,02
mediaan [mg Pb/l]:
0,02
minimum [mg Pb/l]:
0,00
maximum [mg Pb/l]:
0,13
70 percentiel [mg Pb/l]:
0,02
80 percentiel [mg Pb/l]:
0,02
90 percentiel [mg Pb/l]:
0,02
95 percentiel [mg Pb/l]:
0,02
norm [mg Pb/l]:
0,050
0,050
aantal waarnemingen > norm:
1
1
% van waarnemingen > norm:
0%
0%
aantal waarnemingen <= norm:
325
325
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
136
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 15: Analyseresultaten (dagresultaten) voor lood, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
324 van de 325 waarnemingen, d.i. ca. 100% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,05 mg Pb/l, d.i. de huidige sectorale lozingsnorm uit VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33° en de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1). Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg Pb/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
137
BIJLAGE 3
We bekijken bijkomend de analyseresultaten van de parameters waarvoor reeds bijzondere lozingsvoorwaarden (normen) bestaan, maar waarvoor er momenteel geen sectorale lozingsvoorwaarden (normen) zijn.
138
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
16.
Biociden
In het relatief warme water van het koel(water)systeem (dat in de koeltoren wordt belucht en wordt blootgesteld aan daglicht) willen micro-organismen makkelijk groeien. Om de groei van micro-organismen tegen te gaan, wordt er meestal een biocide (ontsmettingsmiddel) aan het koelwater toegevoegd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 36: Overzicht van normen en emissieniveaus voor biociden sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor biociden een norm van 0,003 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor biociden geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
139
BIJLAGE 3
17.
Organofosforpesticiden
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 37: Overzicht van normen en emissieniveaus voor organofosforpesticiden sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [ng/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [ng/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [ng/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [ng/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Een van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor organofosforpesticiden een norm van 0,003 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor organofosforpesticiden geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
140
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
18.
Organische halogeenverbindingen, totaal (TOX)
De organische halogeenverbindingen bestaan voornamelijk uit koolstof, waterstof en broom- of chloorionen. De aanwezigheid van organische halogeenverbindingen kan gerelateerd worden aan het gebruik van brak (dok) en leidingwater en het gebruik van biociden (o.a. chloorbleekloog). In het relatief warme water van het koel(water)systeem (dat in de koeltoren wordt belucht en wordt blootgesteld aan daglicht) willen micro-organismen makkelijk groeien. Om de groei van micro-organismen tegen te gaan, wordt er meestal een biocide (ontsmettingsmiddel) aan het koelwater toegevoegd. Het meest gebruikte biocide (ontsmettingsmiddel) is chloorbleekloog, ook wel natriumhypochloriet genoemd. De BREF for Mineral oil and gas refineries vermeldt ook het gebruik van gebromeerde additieven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 38: Overzicht van normen en emissieniveaus voor organische halogeenverbindingen, totaal (TOX) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cl/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cl/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cl/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cl/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Twee van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 4) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor organische halogeenverbindingen, totaal een norm (0,50-1,00 mg Cl/l) staan. De twee andere raffinaderijen hebben voor organische halogeenverbindingen, totaal geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er weinig tot geen analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
141
BIJLAGE 3
19.
Adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX)
De adsorbeerbare organische halogeenverbindingen bestaan voornamelijk uit koolstof, waterstof en broom- of chloorionen. De aanwezigheid van adsorbeerbare organische halogeenverbindingen kan gerelateerd worden aan het gebruik van brak (dok) en leidingwater en het gebruik van biociden (o.a. chloorbleekloog). De initiële concentratie adsorbeerbare organische halogeenverbindingen in brak water (dokwater) kan volgens raffinaderij n° 3 sterk variëren en oplopen tot maar liefst 5.000 µg Cl/l. In het relatief warme water van het koel(water)systeem (dat in de koeltoren wordt belucht en wordt blootgesteld aan daglicht) willen micro-organismen makkelijk groeien. Om de groei van micro-organismen tegen te gaan, wordt er meestal een biocide (ontsmettingsmiddel) aan het koelwater toegevoegd. Het meest gebruikte biocide (ontsmettingsmiddel) is chloorbleekloog, ook wel natriumhypochloriet genoemd. De doseerfrequentie hangt sterk af van de eigenschappen van het systeem en kan variëren van 3 x per etmaal tot enkele malen per week. De doseerpomp is dan meestal tijdgestuurd. In plaats van deze zogenaamde “stootdosering”, wordt ook wel eens continu chloorbleekloog gedoseerd. Dosering is dan vaak gekoppeld aan een chloor-analyser. De BREF for Mineral oil and gas refineries vermeldt ook het gebruik van gebromeerde additieven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 39: Overzicht van normen en emissieniveaus voor adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cl/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cl/l]2:
0,040 (mediaan)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cl/l]3:
0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cl/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Drie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1, raffinaderij n° 3 en raffinaderij n° 4) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor adsorbeerbare organische halogeenverbindingen een norm (0,20-0,40 mg Cl/l) staan. Eén raffinaderij heeft voor adsorbeerbare organische halogeenverbindingen geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen.
142
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Tabel 40: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
78
gemiddelde [µg Cl/l]:
153,92
mediaan [µg Cl/l]:
81,50
minimum[µg Cl/l]:
6,00
maximum [µg Cl/l]:
2.000,00
70 percentiel [µg Cl/l]:
129,00
80 percentiel [µg Cl/l]:
188,00
90 percentiel [µg Cl/l]:
230,20
95 percentiel [µg Cl/l]:
342,50
norm [µg Cl/l]:
40
aantal waarnemingen > norm:
59
% van waarnemingen > norm:
76
aantal waarnemingen <= norm:
19
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 16: Analyseresultaten (dagresultaten) voor adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
59 van de 78 waarnemingen, d.i. 76% van de waarnemingen, zijn groter dan 40 µg Cl/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Met uitzondering van de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden (toe te schrijven aan slibdoorslag en overdose-
Vlaams BBT-Kenniscentrum
143
BIJLAGE 3
ring van chloorbleekloog) zijn de waarnemingen kleiner dan 400 µg Cl/l. Overdosering van chloorbleekloog moet in ieder geval vermeden worden door een optimalisering van de dosering. Raffinaderij n° 1 gebruikt sinds 2003 geen chloorbleekloog meer als biocide (wel een alternatief biocide zonder chloor of ander halogeen). Ook daar worden concentraties tot 300 µg Cl/l waargenomen. Het gebruik van chloorbleekloog is dus zeker niet de enige bron van adsorbeerbare organische halogeenverbindingen in het effluent van de raffinaderijen (dit werd trouwens al eerder aangegeven). De toepassing van alternatieve (niet-chemische) koelwaterbehandelingen, de toepassing van alternatieve koelwateradditieven en de optimalisering van de toepassing van koelwateradditieven zijn dus technieken die zeker in beschouwing moeten worden genomen (zie BREF on industrial cooling systems), maar zijn op basis van de waarnemingen bij raffinaderij n° 1 onvoldoende om de concentratie adsorbeerbare organische halogeenverbindingen terug te brengen tot een waarde van 100 µg Cl/l (= haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie volgens de BREF on mineral oil and gas refineries ≠ BBT-gerelateerd emissieniveau). Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van de raffinaderijen (uit de interne meetprogramma’s) kunnen we besluiten dat het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen kleiner dan 0,40 mg Cl/l is. Om een lager emissieniveau te halen, moet er gekeken worden in de richting van tertiaire zuiveringstechnieken (= fysico-chemische nazuivering).
144
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
20.
Methyl tert-butyl ether
Methyl tert-butyl ether is een vluchtige, kleurloze, sterk polaire vloeistof die aan benzine wordt toegevoegd als loodvervanger. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 41: Overzicht van normen en emissieniveaus voor methyl tert-butyl ether sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
< 0,001-0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor methyl tert-butyl ether een norm van 1,0 mg/l staan, daar er bij de betrokken raffinaderij etherificatie plaats vindt. De drie andere raffinaderijen hebben voor methyl tert-butyl ether geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van de betrokken raffinaderij (2005-2007) zijn kleiner dan 0,5 mg/l (uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden). Een belangrijk deel van methyl tert-butyl ether wordt met oliën en vetten verwijderd tijdens een voorbehandeling en een fysico-chemische voorzuivering. Methyl tert-butyl ether wordt echter (zowel onder aerobe als anaerobe omstandigheden) langzaam afgebroken (de etherbinding is zeer moeilijk te breken, zeker in aanwezigheid van andere eenvoudiger afbreekbare componenten). Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,5 mg/l. We achten echter een lager emissieniveau (< 0,1 mg/l) haalbaar door verdere optimalisatie van de bestaande installaties.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
145
BIJLAGE 3
21.
Methanol
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 42: Overzicht van normen en emissieniveaus voor methanol sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 3) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor methanol een norm van 5,00 mg/l staan, daar er bij de betrokken raffinaderij etherificatie plaats vindt. De drie andere raffinaderijen hebben voor methanol geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
146
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
22.
Benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX)
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Ook in natronloog (“spent caustic”) kunnen hoge concentraties van BTEX (vnl. benzeen) aangetroffen worden. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 43: Overzicht van normen en emissieniveaus voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
totaal: 0,002 (= benzeen + tolueen, ethylbenzeen + xyleen + styreen) (mediaan) individueel: 0,001
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
< 0,001-0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Één van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 4) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor de som van de parameters benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen een norm van 0,02 mg/l (= 20 µg/l) staan en voor de individuele parameters een norm van 0,01 mg/l (= 10 µg/l). De drie andere raffinaderijen hebben voor de som van de paramaters geen norm opgelegd gekregen, wel voor elk van de parameters afzonderlijk. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
147
BIJLAGE 3
Tabel 44: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen (BTEX) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
4,26
mediaan [µg/l]:
2,15
minimum [µg/l]:
1,80
maximum [µg/l]:
30,10
70 percentiel [µg/l]:
2,30
80 percentiel [µg/l]:
3,60
90 percentiel [µg/l]:
10,80
95 percentiel [µg/l]:
14,70
norm [µg/l]:
2
aantal waarnemingen > norm:
48
% van waarnemingen > norm:
98%
aantal waarnemingen <= norm:
1
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 17: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (BTEX) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
48 van de 49 waarnemingen, d.i. 98% van de waarnemingen, zijn groter dan 2 µg/l (= 0,002 mg/l), d.i. weliswaar de basismilieukwaliteitsnorm voor monocyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De grootste overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 4. Bij raffinaderij n° 4 is de concentratie
148
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen (gemiddelde waarde = 10,0 µg/l) dan ook groter dan bij de andere drie raffinaderijen (gemiddelde waarde = 2,2 µg/l). Raffinaderij n° 4 heeft inmiddels maatregelen getroffen om de concentratie benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen in het effluent te verlagen en voorziet (in de nabije toekomst) nog een aantal bijkomende maatregelen “up-stream” waardoor de concentratie benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen in het effluent nog verder zal dalen. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat de huidige lozingsnorm (20,0 µg/l) haalbaar is. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 17,5 µg/l. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, totaal in Vlaanderen is kleiner dan 20,0 µg/l. Het is niet duidelijk of een lager emissieniveau haalbaar is. Wanneer we de waarnemingen van benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen afzonderlijk bekijken dan merken we … • voor benzeen dat 2 van de 49 waarnemingen, d.i. 4% van de waarnemingen, groter zijn dan 1 µg/l (= 0,001 mg/l), d.i. de basismilieukwaliteitsnorm voor monocyclische aromatische koolwaterstoffen, individueel uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich enkel voor bij raffinaderij n° 4. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat een emissieniveau van 5,0 µg/l haalbaar is. De maximum waarde bedraagt 4,4 µg/l. Tabel 45: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor benzeen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
0,38
mediaan [µg/l]:
0,26
minimum [µg/l]:
0,10
maximum [µg/l]:
4,60
70 percentiel [µg/l]:
0,26
80 percentiel [µg/l]:
0,26
90 percentiel [µg/l]:
0,26
95 percentiel [µg/l]:
0,47
norm [µg/l]:
1
aantal waarnemingen > norm:
2
% van waarnemingen > norm:
4%
aantal waarnemingen <= norm:
47
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
149
BIJLAGE 3
Figuur 18: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzeen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
• voor tolueen dat 5 van de 49 waarnemingen, d.i. 10% van de waarnemingen, groter zijn dan 1 µg/l (= 0,001 mg/l). De overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 4. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat een emissieniveau van 5,0 µg/l haalbaar is. De maximum waarde bedraagt 3,5 µg/l. Tabel 46: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor tolueen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
0,64
mediaan [µg/l]:
0,25
minimum [µg/l]:
0,25
maximum [µg/l]:
8,60
70 percentiel [µg/l]:
0,34
80 percentiel [µg/l]:
0,62
90 percentiel [µg/l]:
1,04
95 percentiel [µg/l]:
1,30
norm [µg/l]:
1
aantal waarnemingen > norm:
5
% van waarnemingen > norm:
10%
aantal waarnemingen <= norm:
44
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
150
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 19: Analyseresultaten (dagresultaten) voor tolueen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
• voor ethylbenzeen dat 3 van de 49 waarnemingen, d.i. 6% van de waarnemingen, groter zijn dan 1 µg/l (= 0,001 mg/l). De overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich enkel voor bij raffinaderij n° 4. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat een emissieniveau van 5,0 µg/l haalbaar is. De maximum waarde bedraagt 3,1 µg/l. Tabel 47: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor ethylbenzeen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
0,46
mediaan [µg/l]:
0,36
minimum [µg/l]:
0,20
maximum [µg/l]:
2,30
70 percentiel [µg/l]:
0,36
80 percentiel [µg/l]:
0,40
90 percentiel [µg/l]:
0,48
95 percentiel [µg/l]:
1,12
norm [µg/l]:
1
aantal waarnemingen > norm:
3
% van waarnemingen > norm:
6%
aantal waarnemingen <= norm:
46
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
151
BIJLAGE 3
Figuur 20: Analyseresultaten (dagresultaten) voor ethylbenzeen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
• voor xyleen dat alle waarnemingen groter zijn dan 1 µg/l (= 0,001 mg/l). Opvallend is dat voor raffinaderijen n° 1, n° 2 en n° 3 de waarnemingen allen gelijk zijn aan 1,287 µg/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat een emissieniveau van 5,0 µg/l haalbaar is. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 4,1 µg/l. Tabel 48: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor xyleen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
2,78
mediaan [µg/l]:
1,29
minimum [µg/l]:
0,80
maximum [µg/l]:
16,50
70 percentiel [µg/l]:
1,29
80 percentiel [µg/l]:
2,70
90 percentiel [µg/l]:
8,96
95 percentiel [µg/l]:
10,84
norm [µg/l]:
1
aantal waarnemingen > norm:
48
% van waarnemingen > norm:
98%
aantal waarnemingen <= norm:
1
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
152
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 21: Analyseresultaten (dagresultaten) voor xyleen (BTEX) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen, individueel in Vlaanderen is kleiner dan 5,0 µg/l. Het is niet duidelijk of een lager emissieniveau haalbaar is.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
153
BIJLAGE 3
23.
Cumeen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 49: Overzicht van normen en emissieniveaus voor cumeen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
0,001
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Enkel bij raffinaderij n° 2 zijn er analyseresultaten beschikbaar (steeds kleiner dan 0,5 µg/l). We kunnen, wegens een gebrek aan voldoende analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
154
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
24.
Styreen
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 50: Overzicht van normen en emissieniveaus voor styreen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
0,001
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Twee van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 3) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor styreen een norm (0,01-0,700 mg/l) staan. De twee andere raffinaderijen hebben voor styreen geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 51: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor styreen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
49
gemiddelde [µg/l]:
0,62
mediaan [µg/l]:
0,63
minimum [µg/l]:
0,20
maximum [µg/l]:
0,70
70 percentiel [µg/l]:
0,63
80 percentiel [µg/l]:
0,66
90 percentiel [µg/l]:
0,70
95 percentiel [µg/l]:
0,70
norm [µg/l]:
1
aantal waarnemingen > norm:
0
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
49
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
155
BIJLAGE 3
Figuur 22: Analyseresultaten (dagresultaten) voor styreen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Alle 49 waarnemingen zijn kleiner dan 1,0 µg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 1,0 µg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
156
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
25.
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16)
Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker, de hydrokraker en de hydrotreater. Andere bronnen zijn het afstromend hemelwater, het drainagewater en het ballast- en schoonmaakwater. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 52: Overzicht van normen en emissieniveaus voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [ng/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [ng/l]2:
100 (mediaan)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [ng/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [ng/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 3) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA een norm van 5,0 µg/l (of 5.000 ng/l) staan. De drie andere raffinaderijen hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, totaal een norm van 0,6 µg/l (of 600 ng/l)-10,0 µg/l (of 10.000 ng/l) opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
157
BIJLAGE 3
Tabel 53: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
54
gemiddelde [ng/l]:
1.551,91
mediaan [ng/l]:
227,50
minimum [ng/l]:
158,50
maximum [ng/l]:
43.400,00
70 percentiel [ng/l]:
506,30
80 percentiel [ng/l]:
1.219,24
90 percentiel [ng/l]:
1.819,80
95 percentiel [ng/l]:
3.185,80
norm [ng/l]:
100
aantal waarnemingen > norm:
54
% van waarnemingen > norm:
100%
aantal waarnemingen <= norm:
0
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 23: Analyseresultaten (dagresultaten) voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
158
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 24: Analyseresultaten (dagresultaten) voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA (PAK-16) – in detail (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Alle 54 waarnemingen zijn groter dan 100 ng/l (= 0,1 µg/l), d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 1 zijn kleiner dan 1,0 µg/l. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 2 (2003-2006) zijn kleiner dan de detectielimiet (< 0,6 µg/l voor naftaleen en kleiner dan 0,1 µg/l voor de andere PAK). De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 3 zijn niet beschikbaar. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 0,4 en 4,0 µg/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 0,4-1,6 µg/l. Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van de raffinaderijen (uit de interne meetprogramma’s) kunnen we besluiten dat het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen kleiner dan 3,5 µg/l is. We achten echter een lager emissieniveau (< 2,0 µg/l) haalbaar door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume. Om een lager emissieniveau te halen, moet er vermoedelijk gekeken worden in de richting van tertiaire zuiveringstechnieken (= fysico-chemische nazuivering).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
159
BIJLAGE 3
Wanneer we de waarnemingen van anthraceen, benzo[a]pyreen, benzo[b]fluorantheen benzo[g,h,i]peryleen, benzo[k]fluorantheen, fluorantheen, indeno[1,2,3-c,d]pyreen, naftaleen (= prioritaire gevaarlijke stoffen) afzonderlijk bekijken dan merken we … • voor anthraceen dat 12 van de 112 waarnemingen, d.i. 11% van de waarnemingen, groter zijn dan 100 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde en dat 3 van de 112 waarnemingen, d.i. 3% van de waarnemingen, groter zijn dan 400 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm gemiddelde waarde. Tabel 54: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor anthraceen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
112
gemiddelde [ng/l]:
39,69
mediaan [ng/l]:
1,50
minimum [ng/l]:
1,50
maximum [ng/l]:
800,00
70 percentiel [ng/l]:
15,70
80 percentiel [ng/l]:
54,00
90 percentiel [ng/l]:
105,10
95 percentiel [ng/l]:
161,75
norm [ng/l]:
100
400
aantal waarnemingen > norm:
12
3
% van waarnemingen > norm:
11%
3%
aantal waarnemingen <= norm:
100
109
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
160
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 25: Analyseresultaten (dagresultaten) voor anthraceen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 10 en 700 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 10 en 100 ng/l. • voor benzo[a]pyreen dat 50 van de 111 waarnemingen, d.i. 27% van de waarnemingen, groter zijn dan 50 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde en dat 21 van de 111 waarnemingen, d.i. 19% van de waarnemingen, groter zijn dan 100 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm gemiddelde waarde.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
161
BIJLAGE 3
Tabel 55: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[a]pyreen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
111
gemiddelde [ng/l]:
61,38
mediaan [ng/l]:
6,00
minimum [ng/l]:
5,00
maximum [ng/l]:
1.200,00
70 percentiel [ng/l]:
24,00
80 percentiel [ng/l]:
98,00
90 percentiel [ng/l]:
157,00
95 percentiel [ng/l]:
235,00
norm [ng/l]:
50
100
aantal waarnemingen > norm:
30
21
% van waarnemingen > norm:
27%
19%
aantal waarnemingen <= norm:
81
90
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 26: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[a]pyreen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
162
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 27: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[a]pyreen (in detail) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 10 en 700 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 10 en 100 ng/l. • voor benzo[b]fluorantheen + benzo[k]fluorantheen dat 11 van de 95 waarnemingen, d.i. 12% van de waarnemingen, groter zijn dan 30 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
163
BIJLAGE 3
Tabel 56: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[b]fluorantheen + benzo[k]fluorantheen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
95
gemiddelde [ng/l]:
77,64
mediaan [ng/l]:
10,00
minimum [ng/l]:
10,00
maximum [ng/l]:
5.200,00
70 percentiel [ng/l]:
24,80
80 percentiel [ng/l]:
26,00
90 percentiel [ng/l]:
41,20
95 percentiel [ng/l]:
101,20
norm [ng/l]:
30
aantal waarnemingen > norm:
11
% van waarnemingen > norm:
12%
aantal waarnemingen <= norm:
84
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 28: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[b]fluorantheen + benzo[k]fluorantheen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
164
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 29: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[b]fluorantheen + benzo[k]fluorantheen (in detail)(Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 20 en 1.400 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 20 en 200 ng/l. • voor benzo[g,h,i]peryleen + indeno[1,2,3-c,d]pyreen dat alle waarnemingen groter zijn dan 2 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
165
BIJLAGE 3
Tabel 57: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[g,h,i]peryleen + indeno[1,2,3-c,d]pyreen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
112
gemiddelde [ng/l]:
116,14
mediaan [ng/l]:
31,00
minimum [ng/l]:
6,00
maximum [ng/l]:
6.200,00
70 percentiel [ng/l]:
52,70
80 percentiel [ng/l]:
101,60
90 percentiel [ng/l]:
169,70
95 percentiel [ng/l]:
221,10
norm [ng/l]:
2
aantal waarnemingen > norm:
112
% van waarnemingen > norm:
10%
aantal waarnemingen <= norm:
0
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 30: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[g,h,i]peryleen + indeno[1,2,3c,d]pyreen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
166
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 31: Analyseresultaten (dagresultaten) voor benzo[g,h,i]peryleen + indeno[1,2,3c,d]pyreen (in detail) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 20 en 1.400 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 20 en 200 ng/l. • voor fluorantheen dat 6 van de 86 waarnemingen, d.i. 7% van de waarnemingen, groter zijn dan 100 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde en dat 3 van de 86 waarnemingen, d.i. 2% van de waarnemingen, groter zijn dan 1.000 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm gemiddelde waarde.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
167
BIJLAGE 3
Tabel 58: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor fluorantheen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
86
gemiddelde [ng/l]:
139,35
mediaan [ng/l]:
15,00
minimum [ng/l]:
15,00
maximum [ng/l]:
7.600,00
70 percentiel [ng/l]:
38,00
80 percentiel [ng/l]:
38,00
90 percentiel [ng/l]:
74,00
95 percentiel [ng/l]:
155,00
norm [ng/l]:
100
1.000
aantal waarnemingen > norm:
6
2
% van waarnemingen > norm:
7%
2%
aantal waarnemingen <= norm:
80
84
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 32: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fluorantheen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
168
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 33: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fluorantheen (in detail) (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 10 en 700 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 10 en 100 ng/l. • voor naftaleen dat alle waarnemingen kleiner zijn dan 2.000 ng/l, d.i. het huidige voorstel voor de basismilieukwaliteitsnorm-gemiddelde waarde.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
169
BIJLAGE 3
Tabel 59: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor naftaleen (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
76
gemiddelde [ng/l]:
64,14
mediaan [ng/l]:
35,00
minimum [ng/l]:
10,00
maximum [ng/l]:
2.000,00
70 percentiel [ng/l]:
35,00
80 percentiel [ng/l]:
35,00
90 percentiel [ng/l]:
35,00
95 percentiel [ng/l]:
108
norm [ng/l]:
2.000
aantal waarnemingen > norm:
0
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
76
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 34: Analyseresultaten (dagresultaten) voor naftaleen (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
170
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2006-2007) variëren tussen 10 en 700 ng/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) variëren tussen 10 en 100 ng/l. Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij kunnen we besluiten dat het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen – voor anthraceen kleiner is dan 200 ng/l; – voor benzo[a]pyreen kleiner is dan 250 ng/l; – voor benzo[b]fluorantheen + benzo[k]fluorantheen kleiner is dan 200 ng/l; – voor benzo[g,h,i]peryleen + indeno[12,3-c,d]pyreen kleiner is dan 400 ng/l; – voor fluorantheen kleiner is dan 100 ng/l; – voor naftaleen kleiner is dan 100 ng/l.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
171
BIJLAGE 3
26.
Nitriet
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 60: Overzicht van normen en emissieniveaus voor nitriet sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
2-20
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Drie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2, raffinaderij n° 3 en raffinaderij n° 4) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor nitriet een norm (2,0-5,0 mg N/l) staan. Eén raffinaderijen heeft voor nitriet geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 61: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor nitriet (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
255
gemiddelde [mg N/l]:
0,54
mediaan [mg N/l]:
0,14
minimum [mg N/l]:
0,10
maximum [mg N/l]:
5,20
70 percentiel [mg N/l]:
0,54
80 percentiel [mg N/l]:
0,84
90 percentiel [mg N/l]:
1,60
95 percentiel [mg N/l]:
2,03
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
172
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 35: Analyseresultaten (dagresultaten) voor nitriet (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Volgens de afdeling Milieuvergunningen zou het een verkeerd signaal geven om deze parameter te schrappen, verwachtende dat er een Europese norm voor nitriet zal komen. Bij raffinaderij n° 1 bedraagt de concentratie nitriet gemiddeld 0,66 mg N/l (er is een gedeeltelijk omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie)). De concentratie nitriet varieert tussen 0,10 en 5,20 mg N/l. 95% van de waarnemingen is kleiner dan 1,91 mg N/l. Bij raffinaderij n° 2 bedraagt de concentratie nitriet gemiddeld 0,14 mg N/l (eigenlijk 0,10 mg N/l als de piek op 25/04/03 niet in rekening wordt gebracht), d.i. de laagste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (er is vrijwel een volledige omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie)). Bij raffinaderij n° 3 bedraagt de concentratie nitriet gemiddeld 1,11 mg N/l, d.i. de hoogste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (er is vrijwel geen omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie)). De concentratie nitriet varieert tussen 0,10 en 3,60 mg N/l. 95% van de waarnemingen is kleiner dan 2,78 mg N/l. Wanneer we enkel de laatste 2 jaren (2005-2006) bekijken, dan zijn alle waarnemingen op één na kleiner dan 2,00 mg N/l. 95% van de waarnemingen is kleiner dan 1,24 mg N/l. Bij raffinaderij n° 4 bedraagt de concentratie nitriet gemiddeld 0,15 mg N/l (er is geen omzetting van ammonium naar nitriet). De concentratie nitriet varieert tussen 0,10 en 0,97 mg N/l. 95% van de waarnemingen is kleiner dan 0,34 mg N/l. In een actief slib tank treedt er bij een voldoende lange verblijftijd vrijwel volledige nitrificatie op. Een biofilter is geschikt voor de behandeling van afvalwaters met een relatief lage concentratie stikstof. Bij een biofilter kunnen hydraulische pieken en hoge concentraties dus leiden tot
Vlaams BBT-Kenniscentrum
173
BIJLAGE 3
een vermindering van de kwaliteit van het effluent. Dit kan echter vermeden worden door de installatie van extra buffervolume. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 2,0 mg N/l (= minimum waarde voor haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie volgens BREF on mineral oil and gas refineries). Om een lager emissieniveau te halen is nitrificatie nodig.
174
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
27.
Nitraat
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 62: Tabel 62: Overzicht van normen en emissieniveaus voor nitraat sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
2-35
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor nitraat een norm van 30,00 mg N/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor nitraat geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 63: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor nitraat (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
255
gemiddelde [mg N/l]:
7,30
mediaan [mg N/l]:
3,20
minimum [mg N/l]:
0,50
maximum [mg N/l]:
68,00
70 percentiel [mg N/l]:
8,98
80 percentiel [mg N/l]:
12,20
90 percentiel [mg N/l]:
19,00
95 percentiel [mg N/l]:
22,30
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
175
BIJLAGE 3
Figuur 36: Analyseresultaten (dagresultaten) voor nitraat (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 30,0 mg N/l. We formuleren geen haalbaar emissieniveau voor nitraat stikstof, wel voor stikstof, totaal (zie verder).
176
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
28.
Nitriet + nitraat
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 64: Overzicht van normen en emissieniveaus voor nitriet + nitraat sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
10 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
nitriet: 2-20 nitraat: 2-35
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor nitriet + nitraat een norm van 40,00 mg N/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor nitriet + nitraat geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
177
BIJLAGE 3
Tabel 65: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor nitriet + nitraat (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
187
gemiddelde [mg N/l]:
6,87
mediaan [mg N/l]:
4,70
minimum [mg N/l]:
0,60
maximum [mg N/l]:
30,77
70 percentiel [mg N/l]:
8,38
80 percentiel [mg N/l]:
12,10
90 percentiel [mg N/l]:
19,20
95 percentiel [mg N/l]:
21,40
norm [mg N/l]:
10
aantal waarnemingen > norm:
46
% van waarnemingen > norm:
25%
aantal waarnemingen <= norm:
141
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 37: Analyseresultaten (dagresultaten) voor nitriet + nitraat(Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
178
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
De basismilieukwaliteitsnorm van 10 mg N/l uit VLAREM II, bijlage 2.3.1 wordt door de verschillende raffinaderijen, met uitzondering van raffinaderij n° 3 en n° 4, op regelmatige basis overschreden. We formuleren geen haalbaar emissieniveau voor nitriet + nitraat stikstof, wel voor stikstof, totaal (zie verder).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
179
BIJLAGE 3
29.
Stikstof, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 66: Overzicht van normen en emissieniveaus voor stikstof, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
1-100
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
1,5-25 (maandelijks gemiddelde waarde)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 67: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor stikstof, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
357
gemiddelde [mg N/l]:
16,87
mediaan [mg N/l]:
14,20
minimum [mg N/l]:
0,00
maximum [mg N/l]:
67,40
70 percentiel [mg N/l]:
19,30
80 percentiel [mg N/l]:
23,60
90 percentiel [mg N/l]:
30,62
95 percentiel [mg N/l]:
35,82
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
180
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 38: Analyseresultaten (dagresultaten) voor stikstof, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gemiddelde, minimum en maximum concentratie voor kjeldahlstikstof, ammonium stikstof, nitriet stikstof, nitraat stikstof en stikstof, totaal en dit per raffinaderij. Tabel 68: Gemiddelde, minimum en maximum concentratie voor kjeldahlstikstof, ammonium stikstof, nitriet stikstof, nitraat stikstof en stikstof, totaal per raffinaderij (Vlaanderen, 2003-2006) Raffinaderij
gemiddelde concentratie (minimum-maximum) [mg N/l]
n° 1
n° 2
n° 3
n° 4
kjeldahlstikstof
8,1 (2,0-47,0)
2,4 (2,0-5,9)
13,7 (5,2-30,0)
20,8 (8,0-46,0)
ammonium stikstof
4,6 (0,1-42,0)
0,2 (0,0-1,7)
9,0 (1,8-21,0)
16,9 (4,6-39,0)
nitriet stikstof
0,7 (0,1-5,2)
0,1 (0,1-2,0)
1,1 (0,1-3,6)
0,2 (0,1-1,0)
nitraat stikstof
18,3 (1,4-68,0)
7,8 (0,9-19,0)
1,7 (0,5-7,4)
0,6 (0,5-2,0)
stikstof, totaal
23,1 (6,3-67,4)
9,5 (3,8-21,1)
14,7 (7,6-32,1)
19,8 (0,0-46,7)
nitrificatie
ja (gedeeltelijk)
ja
verwaarloosbaar
verwaarloosbaar
denitrificatie
nee
nee
nee
nee
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
181
BIJLAGE 3
Bij raffinaderij n° 1 bedraagt de concentratie ammonium gemiddeld 4,61 mg N/l. De concentratie nitriet bedraagt gemiddeld 0,66 mg N/l, de concentratie nitraat gemiddeld 18,34 mg N/l (hoogste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen). De concentratie stikstof, totaal bedraagt gemiddeld 23,06 mg N/l (hoogste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen). Het overgrote deel van de stikstof in het afvalwater van de raffinaderij is aanwezig onder de vorm van nitraat. Er is een gedeeltelijke omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie). Door de installatie van een anoxische reactor zal de concentratie stikstof, totaal dalen tot een waarde kleiner dan 15 mg N/l. Bij raffinaderij n° 2 bedraagt de concentratie ammonium gemiddeld 0,19 mg N/l (laagste concentratie van vier raffinaderijen in Vlaanderen). De concentratie nitriet bedraagt gemiddeld 0,14 mg N/l (laagste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen), de concentratie nitraat gemiddeld 7,84 mg N/l. De concentratie stikstof, totaal bedraagt gemiddeld 9,45 mg N/l (laagste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen). Het overgrote deel van de stikstof in het afvalwater van de raffinaderij is aanwezig onder de vorm van nitraat. Er is vrijwel een volledige omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie). Volgens de raffinaderij ligt een goed beheer van de verschillende processen, o.a. van zuur water stripping, aan de basis van de lage concentratie stikstof, totaal. De concentratie stikstof, totaal is steeds kleiner dan 25 mg/l, het emissieniveau dat volgens de BREF on mineral oil and gas refineries gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken (zijnde een voorbehandeling, fysico-chemische voorzuivering en biologische hoofdzuivering en desgevallend nitrificatie en denitrificatie). Bij raffinaderij n° 3 bedraagt de concentratie ammonium gemiddeld 8,89 mg N/l. De concentratie nitriet bedraagt gemiddeld 1,11 mg N/l (hoogste concentratie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen), de concentratie nitraat gemiddeld 1,73 mg N/l. De concentratie stikstof, totaal bedraagt gemiddeld 14,65 mg N/l. Het overgrote deel van de stikstof in het afvalwater van de raffinaderij is aanwezig onder de vorm van ammonium. Er is vrijwel geen omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie). Voor raffinaderij n° 3 bedragen de lozingsvoorwaarden (normen) 35 mg N/l (op uurbasis), 30 mg N/l (op dagbasis) en 15 mg N/l (op jaarbasis). De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 3 (2005-2007) tonen aan dat deze lozingsnormen haalbaar zijn. Bij raffinaderij n° 4 bedraagt de concentratie ammonium gemiddeld 16,92 mg N/l (hoogste concentratie van vier raffinaderijen in Vlaanderen). De concentratie nitriet bedraagt gemiddeld 0,15 mg N/l, de concentratie nitraat gemiddeld 0,59 mg N/l (laagste concentratie van de vier raffinaderijen uit Vlaanderen). De concentratie stikstof, totaal bedraagt gemiddeld 19,77 mg N/l. Het overgrote deel van de stikstof in het afvalwater van de raffinaderij is aanwezig onder de vorm van ammonium. Er is vrijwel geen omzetting van ammonium naar nitriet en van nitriet naar nitraat (nitrificatie). Voor raffinaderij n° 4 bedraagt de lozingsnorm sinds december 2006 30 mg N/l. De meest recente analyseresultaten uit het intern meetprogramma van raffinaderij n° 4 (2007) tonen aan dat deze lozingsnorm haalbaar is. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 30 mg N/l. Bij raffinaderij n° 4 werden er een aantal andere maatregelen “up stream” getroffen en werd de werking van de zuur water strippers geoptimaliseerd.
182
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 35,0 mg N/l. Twee raffinaderijen (raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 4) slagen er echter in om (met de bestaande waterzuiveringsinstallatie) een lager emissieniveau te halen (< 30,0 mg N/l). Volgens de BREF on mineral oil and gas refineries is het emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT): 1,5-25 mg N/l. Het betreft hier echter een maandelijks gemiddelde waarde, geen ogenblikkelijke waarde. Op basis van de analyseresultaten van de raffinaderijen n° 2 en n° 4 aangevuld met informatie uit de BREF on mineral oil and gas refineries achten we een lager emissieniveau (< 30,0 mg N/l) dan ook haalbaar voor alle vier raffinaderijen door o.a. optimalisatie van de werking van de zuur water strippers en installatie van extra buffervolume.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
183
BIJLAGE 3
30.
Orthofosfaat
Orthofosfaat kan aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door het gebruik van inhibitors bestaande uit een fosfaat of een fosfaatverbinding om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan (o.a. gebruikt in voedingswater van ketel en koelwater van koelwatersyteem). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 69: Overzicht van normen en emissieniveaus voor orthofosfaat sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg P/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg P/l]2:
stromend water: 0,30 (absoluut), stilstaand water: 0,05 (absoluut)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg P/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg P/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor orthofosfaat een norm van 2,00 mg P/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor organofosfaat geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen.
184
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Tabel 70: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor orthofosfaat (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
255
gemiddelde [mg P/l]:
0,31
mediaan [mg P/l]:
0,19
minimum [mg P/l]:
0,10
maximum [mg P/l]:
1,80
70 percentiel [mg P/l]:
0,41
80 percentiel [mg P/l]:
0,55
90 percentiel [mg P/l]:
0,69
95 percentiel [mg P/l]:
0,84
norm [mg P/l]:
0,05
aantal waarnemingen > norm:
255
% van waarnemingen > norm:
100%
aantal waarnemingen <=norm:
0
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Figuur 39: Analyseresultaten (dagresultaten) voor orthofosfaat (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
185
BIJLAGE 3
Alle 255 waarnemingen zijn groter dan 0,05 mg P/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 1,0 mg P/l. We formuleren geen haalbaar emissieniveau voor de parameter orthofosfaat daar de parameter weinig meerwaarde biedt t.o.v. de parameter fosfor, totaal.
186
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
31.
Organische fosforverbindingen
Organische fosforverbindingen kunnen aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door het gebruik van inhibitors bestaande uit een fosfaat of een fosfaatverbinding om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan (o.a. gebruikt in voedingswater van ketel en koelwater van koelwatersyteem). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 71: Overzicht van normen en emissieniveaus voor organische fosforverbindingen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg P/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg P/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg P/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor organische fosforverbindingen een norm van 1,00 mg P/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor organische fosforverbindingen geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er weinig tot geen analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
187
BIJLAGE 3
32.
Organische siliciumverbindingen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 72: Overzicht van normen en emissieniveaus voor organische siliciumverbindingen sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor organische siliciumverbindingen een norm van 1,00 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor organische siliciumverbindingen geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
188
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
33.
Sulfiet
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder zwavel, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 73: Overzicht van normen en emissieniveaus voor sulfiet sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
<2
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor sulfiet een norm van 5,00 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor sulfiet geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
189
BIJLAGE 3
34.
Sulfaat
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder zwavel, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 74: Overzicht van normen en emissieniveaus voor sulfaat sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
250 mg/l (SO42-) (absolute waarde), 150 mg/l (gemiddelde waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor sulfaat een norm van 2.000,00 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor sulfaat geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
190
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
35.
Cyaniden, totaal
Cyaniden ontstaan door het kraken van natuurlijk aanwezig stikstofhoudende componenten vnl. ter hoogte van de regenerator katalytische kraker. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 75: Overzicht van normen en emissieniveaus voor cyaniden, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
0,05 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
0,03-0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Een van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor cyaniden, totaal een norm van 1,00 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor cyaniden, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 76: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor cyaniden, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
119
gemiddelde [mg/l]:
0,01
mediaan [mg/l]:
0,01
minimum [mg/l]:
0,00
maximum [mg/l]:
0,04
70 percentiel [mg/l]:
0,02
80 percentiel [mg/l]:
0,02
90 percentiel [mg/l]:
0,03
95 percentiel [mg/l]:
119
norm [mg/l]:
0,05
aantal waarnemingen > norm:
0
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
119
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
191
BIJLAGE 3
Figuur 40: Analyseresultaten (dagresultaten) voor cyaniden, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Alle 119 waarnemingen zijn kleiner dan 0,05 mg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De analyseresultaten uit het intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen zijn echter groter dan 0,05 mg/l. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 1,0 mg/l. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
192
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
36.
Chloride
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 77: Overzicht van normen en emissieniveaus voor chloride sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
200 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Drie van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1, raffinaderij n° 3 en raffinaderij n° 4) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor chloride een norm van 2.000,003.000,00 mg/l staan. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 78: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor chloride (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
255
gemiddelde [mg /l]:
1.301,89
mediaan [mg /l]:
1.070,00
minimum [mg /l]:
50,00
maximum [mg /l]:
3.720,00
70 percentiel [mg /l]:
1.726,00
80 percentiel [mg /l]:
2.042,00
90 percentiel [mg /l]:
2.638,00
95 percentiel [mg /l]:
3.006,00
norm [mg /l]:
200
aantal waarnemingen > norm:
254
% van waarnemingen > norm:
100%
aantal waarnemingen <= norm:
1
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
193
BIJLAGE 3
Figuur 41: Analyseresultaten (dagresultaten) voor chloride (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
254 van de 255 waarnemingen, d.i. +/-100% van de waarnemingen, zijn groter dan 200 mg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De verschillen in concentratie tussen de bedrijven onderling zijn toe te schrijven aan het al dan niet gebruiken van brak water (dokwater) (concentratie chloridegehalte > 600 mg Cl/l). Raffinaderij n° 1 gebruikt naast dokwater ook een kleine hoeveelheid leidingwater. Raffinaderij n° 2 gebruikt vrijwel uitsluitend leidingswater (het dokwater wordt gebruik als bluswater en via de waterzuiveringsinstallatie geloosd). Raffinaderij n° 3 gebruikt naast leidingswater ook een grote hoeveelheid dokwater (het dokwater wordt vnl. gebruikt als koelwater en een deel van dit water wordt via de waterzuiveringsinstallatie geloosd). Raffinaderij n° 4 gebruikt uitsluitend leidingswater. Het behaalde emissieniveau is afhankelijk van het zoutgehalte van het ingenomen water (chlorides zijn van nature aanwezig in het ingenomen water, vnl. in dokwater). We formuleren in het kader van deze BBT-studie geen haalbaar emissieniveau voor chlorides.
194
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
37.
Fluoride
De aanwezigheid van fluoride kan gerelateerd worden aan het gebruik van leidingswater en het gebruik van blusschuim. In een alkylatie-eenheid wordt waterstoffluoride bovendien gebruikt als katalysator, waarvan er sporen in het afvalwater terecht kunnen komen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 79: Overzicht van normen en emissieniveaus voor fluoride sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l]2:
1,5 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
1-10
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Twee van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2 en raffinaderij n° 3) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor fluoride een norm (2,00-8,00 mg/l) staan. Twee raffinaderijen (raffinaderij n° 1 en raffinaderij n° 4) hebben voor fluoride geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 80: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor fluoride (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
206
gemiddelde [mg /l]:
1,27
mediaan [mg /l]:
1,01
minimum [mg /l]:
0,13
maximum [mg /l]:
11,00
70 percentiel [mg /l]:
1,30
80 percentiel [mg /l]:
1,50
90 percentiel [mg /l]:
2,06
95 percentiel [mg /l]:
2,44
norm [mg /l]:
1,5
aantal waarnemingen > norm:
40
% van waarnemingen > norm:
19%
aantal waarnemingen <= norm:
166
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
195
BIJLAGE 3
Figuur 42: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fluoride (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Figuur 43: Analyseresultaten (dagresultaten) voor fluoride – in detail (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
196
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
160 van de 206 waarnemingen, d.i. 78% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 1,5 mg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 2. Bij raffinaderij n° 1 doen er zich geen overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm voor (gebruik van kleine hoeveelheden leidingswater). Het, met de huidige technieken, behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 3,0 mg/l. We formuleren in het kader van deze BBT-studie geen haalbaar emissieniveau voor fluorides (fluorides zijn aanwezig in het ingenomen (leidings)water).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
197
BIJLAGE 3
38.
Fosfide
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 81: Overzicht van normen en emissieniveaus voor fosfide sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg/l]1: 2
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor fosfide een norm van 1,00 mg/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor fosfide geen norm opgelegd gekregen. Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
198
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
39.
Arseen, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder arseen, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 82: Overzicht van normen en emissieniveaus voor arseen, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg As/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg As/l]2:
0,030 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg As/l]3:
0,00055-0,1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg As/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor arseen, totaal een norm van 0,10 mg As/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor arseen, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 83: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor arseen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
326
gemiddelde [mg As/l]:
0,01
mediaan [mg As/l]:
0,01
minimum [mg As/l]:
0,00
maximum [mg As/l]:
0,04
70 percentiel [mg As/l]:
0,01
80 percentiel [mg As/l]:
0,01
90 percentiel [mg As/l]:
0,01
95 percentiel [mg As/l]:
0,01
norm [mg As/l]:
0,030
aantal waarnemingen > norm:
1
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
325
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
199
BIJLAGE 3
Figuur 44: Analyseresultaten (dagresultaten) voor arseen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
325 van de 326 waarnemingen (analyseresultaten), d.i. 99% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,030 mg As/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,03 mg As/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
200
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
40.
Boor, totaal
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 84: Overzicht van normen en emissieniveaus voor boor, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg B/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg B/l] :
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg B/l]3:
<2
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg B/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor boor, totaal een norm van 1,50 mg B/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor boor, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 85: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor boor, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg B/l]:
1
mediaan [mg B/l]:
0,55
minimum [mg B/l]:
0,07
maximum [mg B/l]:
10,00
70 percentiel [mg B/l]:
0,71
80 percentiel [mg B/l]:
0,82
90 percentiel [mg B/l]:
0,99
95 percentiel [mg B/l]:
1,16
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
201
BIJLAGE 3
Figuur 45: Analyseresultaten (dagresultaten) voor boor, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van Milieu-inspectie (eveneens voor 2003-2006) en de raffinaderijen (intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen) kunnen we besluiten dat een emissieniveau kleiner dan 2,00 mg B/l behaald wordt met de huidige technieken. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 2,00 mg B/l.
202
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
41.
Cadmium, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder cadmium, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 86: Overzicht van normen en emissieniveaus voor cadmium, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cd/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cd/l]2:
0,001
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cd/l]3:
0,0009-0,05
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cd/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
De vier raffinaderijen in Vlaanderen hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor cadmium, totaal een norm van 0,002-0,05 mg Cd/l staan. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 87: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor cadmium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
0,0060
gemiddelde [mg Cd/l]:
0,0050
mediaan [mg Cd/l]:
0,0002
minimum [mg Cd/l]:
0,0100
maximum [mg Cd/l]:
0,0100
70 percentiel [mg Cd/l]:
0,0100
80 percentiel [mg Cd/l]:
0,0100
90 percentiel [mg Cd/l]:
0,0100
95 percentiel [mg Cd/l]:
0,0060
norm [mg Cd/l]:
0,001
aantal waarnemingen > norm:
235
% van waarnemingen > norm:
72%
aantal waarnemingen <= norm:
91
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
203
BIJLAGE 3
Figuur 46: Analyseresultaten (dagresultaten) voor cadmium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
235 van de 326 waarnemingen (analyseresultaten), d.i. 72% van de waarnemingen, zijn groter dan 0,001 mg Cd/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,005 mg Cd/l.
204
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
42.
Koper, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder koper, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 88: Overzicht van normen en emissieniveaus voor koper, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Cu/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Cu/l]2:
0,050 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Cu/l]3:
0,003-0,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Cu/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor koper, totaal een norm van 0,25 mg Cu/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor koper, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 89: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor koper, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
319
gemiddelde [mg Cu/l]:
0,01
mediaan [mg Cu/l]:
0,02
minimum [mg Cu/l]:
0,01
maximum [mg Cu/l]:
0,23
70 percentiel [mg Cu/l]:
0,02
80 percentiel [mg Cu/l]:
0,02
90 percentiel [mg Cu/l]:
0,02
95 percentiel [mg Cu/l]:
0,02
norm [mg Cu/l]:
0,050
aantal waarnemingen > norm:
1
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
318
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
205
BIJLAGE 3
Figuur 47: Analyseresultaten (dagresultaten) voor koper, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
318 van de 319 waarnemingen, d.i. 99% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,050 mg Cu/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg Cu/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
206
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
43.
Kwik, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder kwik, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 90: Overzicht van normen en emissieniveaus voor kwik, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Hg/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Hg/l]2:
0,0005
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Hg/l]3:
< 0,0001-0,05
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Hg/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
De vier raffinaderijen in Vlaanderen hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor kwik, totaal een norm van 0,001-0,01 mg Hg/l staan. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 91: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor kwik, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
298
gemiddelde [mg Hg/l]:
0,0008
mediaan [mg Hg/l]:
0,0005
minimum [mg Hg/l]:
0,0001
maximum [mg Hg/l]:
0,0120
70 percentiel [mg Hg/l]:
0,0010
80 percentiel [mg Hg/l]:
0,0010
90 percentiel [mg Hg/l]:
0,0010
95 percentiel [mg Hg/l]:
0,0010
norm [mg Hg/l]:
0,0005
aantal waarnemingen > norm:
131
% van waarnemingen > norm:
44%
aantal waarnemingen <= norm:
167
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
207
BIJLAGE 3
Figuur 48: Analyseresultaten (dagresultaten) voor kwik, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
131 van de 298 waarnemingen, d.i. 44% van de waarnemingen, zijn groter dan 0,0005 mg Hg/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,005 mg Hg/l. De maximum waarde uitgezonderd de pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden bedraagt 0,001 mg Hg/l.
208
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
44.
Mangaan, totaal
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 92: Overzicht van normen en emissieniveaus voor mangaan, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Mn/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg Mn/l] :
0,200 (opgelost) (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Mn/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Mn/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 2) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor mangaan, totaal een norm van 1,00 mg Mn/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor mangaan, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 93: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor mangaan, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg Mn/l]:
0
mediaan [mg Mn/l]:
0,11
minimum [mg Mn/l]:
0,01
maximum [mg Mn/l]:
1,01
70 percentiel [mg Mn/l]:
0,15
80 percentiel [mg Mn/l]:
0,18
90 percentiel [mg Mn/l]:
0,23
95 percentiel [mg Mn/l]:
0,31
norm [mg Mn/l]:
0,200
aantal waarnemingen > norm:
19
% van waarnemingen > norm:
13%
aantal waarnemingen <=norm:
129
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
209
BIJLAGE 3
Figuur 49: Analyseresultaten (dagresultaten) voor mangaan, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
129 van de 148 waarnemingen (analyseresultaten), d.i. 87% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,200 mg Mn/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van Milieu-inspectie (eveneens voor 2003-2006) kunnen we besluiten dat een emissieniveau kleiner dan 0,50 mg Mn/l behaald wordt met de huidige technieken. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,50 mg Mn/l.
210
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
45.
Molybdeen, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder molybdeen, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 94: Overzicht van normen en emissieniveaus voor molybdeen, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Mo/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Mo/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Mo/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Mo/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 3) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor molybdeen, totaal een norm van 0,50 mg Mo/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor molybdeen, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 95: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor molybdeen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg Mo/l]:
0
mediaan [mg Mo/l]:
0,01
minimum [mg Mo/l]:
0,00
maximum [mg Mo/l]:
0,09
70 percentiel [mg Mo/l]:
0,02
80 percentiel [mg Mo/l]:
0,02
90 percentiel [mg Mo/l]:
0,02
95 percentiel [mg Mo/l]:
0,04
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
211
BIJLAGE 3
Figuur 50: Analyseresultaten (dagresultaten) voor molybdeen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van Milieu-inspectie (eveneens voor 2003-2006) en de raffinaderijen (intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen) kunnen we besluiten dat een emissieniveau van kleiner 0,10 mg Mo/l behaald wordt met de huidige technieken. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,10 mg Mo/l.
212
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
46.
Nikkel, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder nikkel, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 96: Overzicht van normen en emissieniveaus voor nikkel, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Ni/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Ni/l]2:
0,050 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Ni/l]3:
0,006-0,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Ni/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4) (maandelijkse gemiddelde waarde)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Twee van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1 en raffinaderij n° 3) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor nikkel, totaal een norm (0,25-0,50 mg Ni/l) staan. De twee andere raffinaderijen hebben voor nikkel, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 97: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor nikkel, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
326
gemiddelde [mg Ni/l]:
0,03
mediaan [mg Ni/l]:
0,02
minimum [mg Ni/l]:
0,01
maximum [mg Ni/l]:
0,53
70 percentiel [mg Ni/l]:
0,03
80 percentiel [mg Ni/l]:
0,03
90 percentiel [mg Ni/l]:
0,03
95 percentiel [mg Ni/l]:
0,03
norm [mg Ni/l]:
0,050
aantal waarnemingen > norm:
9
% van waarnemingen > norm:
3%
aantal waarnemingen <= norm:
317
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
213
BIJLAGE 3
Figuur 51: Analyseresultaten (dagresultaten) voor nikkel, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
317 van de 326 waarnemingen (analyseresultaten), d.i. 97% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,050 mg Ni/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De overschrijdingen van de basismilieukwaliteitsnorm doen zich vooral voor bij raffinaderij n° 4 (6 van de 9 overschrijdingen). Er is geen directe verklaring voor de overschrijdingen. We nemen echter aan dat het hier gaat om pieken ten gevolge van abnormale bedrijfsomstandigheden. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,05 mg Ni/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
214
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
47.
Seleen, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder seleen, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 98: Overzicht van normen en emissieniveaus voor seleen, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Se/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Se/l]2:
0,010 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Se/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Se/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor seleen, totaal een norm van 0,10 mg Se/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor seleen, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 99: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor seleen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde[mg Se/l]:
0,05
mediaan [mg Se/l]:
0,05
minimum [mg Se/l]:
0,00
maximum [mg Se/l]:
0,15
70 percentiel [mg Se/l]:
0,06
80 percentiel [mg Se/l]:
0,08
90 percentiel [mg Se/l]:
0,10
95 percentiel [mg Se/l]:
0,11
norm [mg Se/l]:
0,010
aantal waarnemingen > norm:
126
% van waarnemingen > norm:
85%
aantal waarnemingen <= norm:
22
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
215
BIJLAGE 3
Figuur 52: Analyseresultaten (dagresultaten) voor seleen, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
126 van de 148 waarnemingen, d.i. 85% van de waarnemingen, zijn groter dan 0,010 mg Se/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Bij raffinaderij n° 4 is de concentratie seleen (gemiddelde waarde = 0,01 mg Se/l) kleiner dan bij de andere drie raffinaderijen (gemiddelde waarde = 0,05-0,09 mg Se/l). Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van Milieu-inspectie (eveneens voor 2003-2006) en de raffinaderijen (uit intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen) kunnen we besluiten dat een emissieniveau kleiner dan 0,15 mg Se/l behaald wordt met de huidige technieken. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,15 mg Se/l. Het is niet duidelijk of een lager emissieniveau haalbaar is door optimalisatie van de bestaande installaties en installatie van extra buffervolume.
216
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
48.
Vanadium, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder vanadium, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 100: Overzicht van normen en emissieniveaus voor vanadium, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg V/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg V/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg V/l]3:
<1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg V/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Twee van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1 en raffinaderij n° 3) hebben in hun bijzondere milieuvoorwaarden voor vanadium, totaal een norm van 0,10-0,50 mg V/l staan. De twee andere raffinaderijen hebben voor vanadium, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 101: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor vanadium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg V/l]:
0,01
mediaan [mg V/l]:
0,01
minimum [mg V/l]:
0,00
maximum [mg V/l]:
0,18
70 percentiel [mg V/l]:
0,01
80 percentiel [mg V/l]:
0,02
90 percentiel [mg V/l]:
0,03
95 percentiel [mg V/l]:
0,04
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
217
BIJLAGE 3
Figuur 53: Analyseresultaten (dagresultaten) voor vanadium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Op basis van de gegevens van Vlaamse Milieumaatschappij aangevuld met gegevens van Milieu-inspectie (eveneens voor 2003-2006) en de raffinaderijen (uit intern meetprogramma van één van de vier raffinaderijen) kunnen we besluiten dat een emissieniveau kleiner dan 0,07 mg V/l behaald wordt met de huidige technieken. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,07 mg V/l.
218
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
49.
Zink, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder zink, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 102: Overzicht van normen en emissieniveaus voor zink, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Zn/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Zn/l]2:
0,200 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Zn/l]3:
< 0,5-1
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Zn/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Éen van de vier raffinaderijen in Vlaanderen (raffinaderij n° 1) heeft in zijn bijzondere milieuvoorwaarden voor zink, totaal een norm van 0,50 mg Zn/l staan. De drie andere raffinaderijen hebben voor zink, totaal geen norm opgelegd gekregen. Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 103: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor zink, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
319
gemiddelde[mg Zn/l]::
0,05
mediaan [mg Zn/l]::
0,04
minimum [mg Zn/l]::
0,02
maximum [mg Zn/l]::
1,02
70 percentiel [mg Zn/l]::
0,05
80 percentiel [mg Zn/l]::
0,05
90 percentiel [mg Zn/l]::
0,07
95 percentiel [mg Zn/l]::
0,08
norm [mg Zn/l]:
0,200
aantal waarnemingen > norm:
2
% van waarnemingen > norm:
1%
aantal waarnemingen <= norm:
317
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
219
BIJLAGE 3
Figuur 54: Analyseresultaten (dagresultaten) voor zink, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
317 van de 319 waarnemingen (analyseresultaten), d.i. 99% van de waarnemingen, zijn kleiner dan 0,200 mg Zn/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,20 mg Zn/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
220
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
We bekijken bijkomend de analyseresultaten van de parameters waarvoor emissieniveaus na behandeling (zuivering) in een goed beheerde waterzuiveringsinstallatie en emissieniveaus die gepaard gaan met de Beste Beschikbare Technieken zijn opgenomen in de BREF on mineral oil and gas refineries ([EIPPCB, 2003]), maar waarvoor er momenteel geen sectorale lozingsvoorwaarden (normen) of bijzondere lozingsvoorwaarden (normen) zijn.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
221
BIJLAGE 3
50.
Ammonium
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder stikstof, voor. Belangrijke bronnen zijn het proceswater van de destillatie-eenheden, de visbreaker, de katalytische kraker en de hydrokraker. Bovendien wordt er in een raffinaderij diethanolamine (DEA) gebruikt voor de absorptie van waterstof(di)sulfide (H2S) uit de afgassen. Ook worden er in een raffinaderij stikstofhoudende additieven (b.v. corrosie-inhibitors) gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 104: Overzicht van normen en emissieniveaus voor ammonium sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg N/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg N/l]2:
1(gemiddelde waarde), 5 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg N/l]3:
0,25-15
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg N/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 105: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor ammonium (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
238
gemiddelde [mg N/l]:
8,28
mediaan [mg N/l]:
6,15
minimum [mg N/l]:
0,10
maximum [mg N/l]:
42,00
70 percentiel [mg N/l]:
12,00
80 percentiel [mg N/l]:
15,00
90 percentiel [mg N/l]:
20,00
95 percentiel [mg N/l]:
25,15
norm [mg N/l]:
5
aantal waarnemingen > norm:
126
% van waarnemingen > norm:
53%
aantal waarnemingen <= norm:
112
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
222
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 55: Analyseresultaten (dagresultaten) voor ammonium (Vlaanderen, 2003-2006) bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
De basismilieukwaliteitsnorm van 5 mg N/l uit VLAREM II, bijlage 2.3.1 wordt door de verschillende raffinaderijen, met uitzondering van raffinaderij n° 2, op regelmatige basis overschreden. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 30,0 mg N/l. We formuleren geen haalbaar emissieniveau voor ammonium, wel voor stikstof, totaal (zie eerder).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
223
BIJLAGE 3
51.
Fosfaten
Fosfaten kunnen aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door het gebruik van inhibitors bestaande uit een fosfaat of een fosfaatverbinding om corrosie van leidingen en andere apparatuur tegen te gaan (o.a. gebruikt in voedingswater van ketel en koelwater van koelwatersyteem). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 106: Overzicht van normen en emissieniveaus voor fosfaten sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg P/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg P/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg P/l]3:
0,1-1,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg P/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Er zijn geen analyseresultaten (dagresultaten) beschikbaar bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Ook bij de afdeling Milieu-inspectie zijn er geen analyseresultaten beschikbaar. Bij de raffinaderijen zijn er evenmin analyseresultaten beschikbaar. We kunnen, wegens een gebrek aan analyseresultaten, geen behaald emissieniveau bepalen.
224
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
52.
Kobalt, totaal
In ruwe aardolie (“crude”) komen tal van onzuiverheden, waaronder kobalt, voor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 107: Overzicht van normen en emissieniveaus voor kobalt sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Co/l]1:
–
basismilieukwaliteitsnorm [mg Co/l]2:
–
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Co/l]3:
< 0,5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Co/l]4:
– (metalen, totaal (As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, V, Zn): 0,1-4)
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 108: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor kobalt, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg Co/l]:
0,0016
mediaan [mg Co/l]:
0,0010
minimum [mg Co/l]:
0,0009
maximum [mg Co/l]:
0,0200
70 percentiel [mg Co/l]:
0,0013
80 percentiel [mg Co/l]:
0,0018
90 percentiel [mg Co/l]:
0,0030
95 percentiel [mg Co/l]:
0,0032
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
225
BIJLAGE 3
Figuur 56: Analyseresultaten (dagresultaten) voor kobalt, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Op één waarneming na zijn alle waarnemingen kleiner dan 0,01 mg Co/l. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 0,01 mg Co/l.
226
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Andere metalen waarvoor er analyseresultaten (dagresultaten) werden aangeleverd door de Vlaamse Milieumaatschappij zijn barium en ijzer. Voor deze metalen zijn er geen sectorale lozingsvoorwaarden (normen) (VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor een complexe raffinaderij en voor een lozing in oppervlaktewater), maar wel basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (VLAREM II, bijlage 2.3.1).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
227
BIJLAGE 3
53.
Barium, totaal
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 109: Overzicht van normen en emissieniveaus voor barium, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Ba/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg Ba/l] :
1,000 (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Ba/l]3:
–
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Ba/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 110: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor barium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg Ba/l]:
0,16
mediaan [mg Ba/l]:
0,15
minimum [mg Ba/l]:
0,03
maximum [mg Ba/l]:
0,45
70 percentiel [mg Ba/l]:
0,20
80 percentiel [mg Ba/l]:
0,23
90 percentiel [mg Ba/l]:
0,29
95 percentiel [mg Ba/l]:
0,33
norm [mg Ba/l]:
1,000
aantal waarnemingen > norm:
0
% van waarnemingen > norm:
0%
aantal waarnemingen <= norm:
148
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
228
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 57: Analyseresultaten (dagresultaten) voor barium, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
Alle 148 waarnemingen zijn kleiner dan 1,000 mg Ba/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 1,00 mg Ba/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
229
BIJLAGE 3
54.
Ijzer, totaal
Ijzer kan aanwezig zijn in het afvalwater van een raffinaderij door corrosie van leidingen en andere apparatuur (verouderde apparatuur). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige normen (zijnde de sectorale lozingsnorm en/of de basismilieukwaliteitsnorm) en de emissieniveaus uit de BREF on mineral oil and gas refineries. Tabel 111: Overzicht van normen en emissieniveaus voor ijzer, totaal sectorale lozingsvoorwaarde (norm) [mg Fe/l]1:
–
2
basismilieukwaliteitsnorm [mg Fe/l] :
0,200 (opgelost) (absolute waarde)
haalbaar emissieniveau na behandeling (zuivering) in goed beheerde waterzuiveringsinstallatie [mg Fe/l]3:
< 3-5
emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken (BBT) [mg Fe/l]4:
–
1: 2: 3: 4:
VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor complexe raffinaderijen en voor lozingen in oppervlaktewater VLAREM II, bijlage 2.3.1 [EIPPCB, 2003], tabel 4.50 [EIPPCB, 2003]
Onderstaande tabel vat de voornaamste bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) (incl. pieken) van de Vlaamse Milieumaatschappij samen. Tabel 112: Bevindingen bij de analyseresultaten (dagresultaten) voor ijzer, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) aantal waarnemingen:
148
gemiddelde [mg Fe/l]:
0,48
mediaan [mg Fe/l]:
0,32
minimum [mg Fe/l]:
0,07
maximum [mg Fe/l]:
3,11
70 percentiel [mg Fe/l]:
0,52
80 percentiel [mg Fe/l]:
0,61
90 percentiel [mg Fe/l]:
0,93
95 percentiel [mg Fe/l]:
1,37
norm [mg Fe/l]:
0,200
aantal waarnemingen > norm:
113
% van waarnemingen > norm:
76%
aantal waarnemingen <= norm:
35
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
230
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN ANALYSERESULTATEN VAN (BEDRIJFS)AFVALWATER
Figuur 58: Analyseresultaten (dagresultaten) voor ijzer, totaal (Vlaanderen, 2003-2006) Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (analyseresultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (figuur)
113 van de 148 waarnemingen, d.i. 76% van de waarnemingen, zijn groter dan 0,200 mg Fe/l, d.i. de basismilieukwaliteitsnorm uit VLAREM II, bijlage 2.3.1. De waarnemingen zijn evenwel kleiner dan 3,50 mg Fe/l. Het (met de huidige technieken) behaalde emissieniveau in Vlaanderen is kleiner dan 3,50 mg Fe/l.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
231
BIJLAGE 3
Andere metalen waarvoor er analyseresultaten (dagresultaten) werden aangeleverd door de Vlaamse Milieumaatschappij zijn aluminium, antimoon, tellurium, tin, titaan en zilver. Voor deze metalen zijn er geen sectorale lozingsvoorwaarden (normen) (VLAREM II, bijlage 5.3.2, 33°, voor een complexe raffinaderij en voor een lozing in oppervlaktewater) en geen basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (VLAREM II, bijlage 2.3.1). In de BREF on mineral oil and gas refineries wordt er evenmin melding gemaakt van deze parameters. Daarom worden de analyseresultaten van deze parameters niet besproken in deze studie.
232
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
Bijlage 4
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
I. Inleiding De BREF “Mineral oil and gas refineries” ([EIPPCB, 2003]) stelt dat het “BBT” is om voor stikstof, totaal een emissieniveau van 1,5-25 mg N/l (als maandelijks gemiddelde waarde) te respecteren, zonodig door inzet van nitrificatie/denitrificatie. Er zijn in de BREF “Mineral oil and gas refineries” echter een aantal opmerkingen (“split views”) genoteerd vanwege een aantal leden van de technische werkgroep (TWG). – Eén lidstaat stelt dat de emissiewaarden dagelijks gemiddelde waarden zouden moeten zijn omdat de emissiewaarden eenvoudig bereikt kunnen worden met een goed ontworpen en beheerde waterzuiveringsinstallatie. De industrie stelt dat de emissiewaarden jaarlijks gemiddelde waarden zouden moeten zijn omdat de emissiewaarden gebaseerd zijn op analyseresultaten uitgedrukt als jaarlijks gemiddelde waarden. – De industrie stelt dat, daar waar stikstof geen probleemparameter is voor het ontvangende water, denitrificatie geen Beste Beschikbare Techniek kan zijn omdat het milieuvoordeel voor het ontvangende water zeer klein is, terwijl de kosten (uitgedrukt in €) en de bijbehorende CO2-emissies groot zijn. Voor een letterlijke weergave van de BBT-conclusie en de bijbehorende opmerkingen (“split views”) verwijzen we naar bijlage 2. Er is in de technische werkgroep (TWG) en in de BREF “Mineral oil and gas refineries” dus geen consensus over de BBT-conclusie i.v.m. de verwijdering van stikstof. Daarom maken we, in deze bijlage, op basis van bijkomende informatie (aangeleverd na de vergadering van het begeleidingscomité van 06/12/2007) een diepgaandere evaluatie van de technische haalbaarheid, het milieuvoordeel en de economische haalbaarheid van de verwijdering van stikstof (uit het (bedrijfs)afvalwater van raffinaderijen). Voor een algemene beschrijving van nitrificatie/denitrificatie wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (§ 4.2.2). II. Technische haalbaarheid (en toepassing) van nitrificatie/denitrificatie In deze paragraaf voeren we een evaluatie uit van de technische haalbaarheid van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen. We gaan ook in op de (effectieve) toepassing van nitrificatie/denitrificatie in de raffinaderijen in Vlaanderen en in Europa. a) Technische haalbaarheid van nitrificatie/denitrificatie Nitrificatie/denitrificatie is in principe technisch haalbaar. Er worden geen technische beperkingen geformuleerd in de BREF “Mineral oil and gas refineries” en ook de leden van het begeleidingscomité formuleerden geen technische beperkingen. Er moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van componenten die inhiberend werken bij nitrificatie (bv. sulfides). b) Toepassing van nitrificatie/denitrificatie in raffinaderijen in Vlaanderen Er is momenteel geen praktische ervaring in de toepassing van nitrificatie/denitrificatie bij de raffinaderijen in Vlaanderen. Belgian Refining Corporation (BRC) installeert momenteel wel een anoxische reactor, die dit jaar (2008) nog in dienst zal worden genomen.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
233
BIJLAGE 4
c) Toepassing van nitrificatie/denitrificatie in raffinaderijen in Europa De BREF “Mineral oil and gas refineries” vermeldt drie raffinaderijen waarvan de waterzuiveringsinstallatie is uitgerust met nitrificatie/denitrificatie nl. één raffinaderij in Harburg (Duitsland), één in Godorf (Duitsland) en één in Gothenburg (Zweden). We voerden (bijkomend) een bevraging uit bij de leden van de technische werkgroep (TWG) van de BREF (enkel bij de vertegenwoordigers van de lidstaten). In de bevraging informeerden we naar de lozingsvoorwaarden (normen) voor raffinaderijen, de analyseresultaten van het (bedrijfs)afvalwater van raffinaderijen en de toepassing van nitrificatie/denitrificatie in raffinaderijen. We bevroegen dertien landen en we ontvingen van vijf landen een antwoord (al dan niet op al onze vragen). In onderstaande tabel (tabel 1) geven we een overzicht van de lozingsvoorwaarden (normen) voor ammoniak, nitriet, nitraat en stikstof, totaal, voor enkele raffinaderijen in Europa, gebaseerd op de antwoorden van de vijf landen nl. Duitsland, Finland, Oostenrijk, Portugal en Zweden. • In Duitsland wordt voor stikstof, totaal een (sectorale) norm van 40 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) gehanteerd. • In Finland zijn er twee raffinaderijen, één in Naantali en één in Porvoo. Beide raffinaderijen hebben voor stikstof, totaal een norm uitgedrukt in vracht (in kg N/dag) opgelegd gekregen. De (huidige) norm voor stikstof, totaal bedraagt voor één raffinaderij 333 kg N/dag (als maandelijks gemiddelde waarde), d.i. omgerekend ca. 17 mg N/l (als maandelijks gemiddelde). Voor de andere raffinaderij bedraagt de (huidige) norm voor stikstof, totaal 70 kg N/dag (als maandelijks gemiddelde waarde), d.i. omgerekend ca. 16 mg N/l (als maandelijks gemiddelde). Eén raffinaderij heeft recent een nieuwe norm voor stikstof, totaal van 200 kg N/dag (als maandelijks gemiddelde waarde), d.i. omgerekend ca. 10 mg N/l (als maandelijks gemiddelde), opgelegd gekregen. Deze norm gaat normaliter van kracht in 2009. De raffinaderij heeft inmiddels beroep aangetekend tegen deze norm. Geen van beide raffinaderijen past nitrificatie/denitrificatie toe. • In Oostenrijk is er maar één raffinaderij. De raffinaderij heeft voor stikstof, totaal een norm van 40 mg N/l (als daggemiddelde waarde) opgelegd gekregen. • In Portugal zijn er twee raffinaderijen. Hun (huidige) norm voor stikstof, totaal bedraagt 15 mg N/l (als maandelijks gemiddelde waarde). Geen van beide raffinaderijen past nitrificatie/denitrificatie toe. • In Zweden zijn er vijf raffinaderijen. Voor één raffinaderij zijn er geen gegevens beschikbaar. Voor de andere vier raffinaderijen zijn er wel gegevens beschikbaar. Eén (van de vier raffinaderijen) heeft voor de verschillende stikstofparameters geen norm opgelegd gekregen. Twee raffinaderijen hebben enkel voor ammoniak een norm (als maandelijks gemiddelde waarde) in hun vergunning. Eén raffinaderij heeft voor ammoniak en voor stikstof, totaal een norm (als maandelijks gemiddelde waarde) opgelegd gekregen. De (huidige) norm voor stikstof, totaal bedraagt 15 mg N/l (als maandelijks gemiddelde waarde). Twee van de vijf raffinaderijen passen, zonder enige twijfel, nitrificatie/denitrificatie toe. Voor de overige drie raffinaderijen is geen informatie beschikbaar over het al dan niet toepassen van nitrificatie/denitrificatie. In onderstaande tabel (tabel 1) geven we eveneens een overzicht van de lozingsvoorwaarden (normen) voor kjeldahlstikstof, ammonium, nitriet + nitraat en stikstof, totaal voor enkele Totalraffinaderijen in Europa. De normen voor stikstof, totaal zijn ogenblikkelijke waarden en variëren tussen 18 mg N/l en 50 mg N/l.
234
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Vlaams BBT-Kenniscentrum
Kjeldahl [mg N/l]
Nitraat [mg NO3-/l]
[mg N/l]
[mg NH4+/l]
Ammonium
Luena
Duitsland
Feyzin
nee
40 (o.)
Grand Puits
nee
nee
nee
[mg N/l]
Denitrificatie
70 (m.)
Nitrificatie
huidig: 333 (m.), nieuw: 200 (m.)
15,9 (m.)1
40 (o.)
Finland Oostenrijk Portugal Zweden
30 (o.)
nee
nee
15 (m.)
50 (m.)
10 (m.)
Normandië
Frankrijk Donges
g.g.
g.g.
40 (d.)
5
30 (o.)
Provence
TOTAL
nee
nee
15 (m.)
50 (m.)
10 (m.)
30 (o.)
Duinkerken
g.g.
g.g.
ja
ja
15 (m.)
15
8 (m.)
10 (o.)
Milford
Groot-Brittanië Lindsey
g.g.
g.g.
5 (m.)
Italië Rome 15 (o.)
ja
ja
5 (m.)
Vlissingen
Nederland
g.g.
g.g.
Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij Raffinaderij n° 1 n° 2 n° 1 n° 1 n° 2 n° 1 n° 2 n° 3 n° 4 n° 5
huidig: 16,8 (m.), nieuw: 10,1 (m.) 1
[ton N/jaar]
[kg N/dag]
Stikstof, totaal
Nitraat [mg NO3-/l]
[mg N/l]
[mg NH4+/l]
Ammonium
Duitsland (algemeen)
Tabel 1: Overzicht van de lozingsvoorwaarden (normen) voor stikstof voor een aantal raffinaderijen in Europa
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
235
236
nee
nee
nee
Nitrificatie
Denitrificatie
nee
nee nee
nee nee
nee
30 (o.) nee
nee nee
nee nee
nee nee
nee
18 (o.) nee
nee
20 (o.) nee
nee
50 (o.)
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), op basis van een bevraging van Federal Environment Agency (Duitsland), Uusimaa Regional Environment Centre (Finland), Umweltbundesamt (Oostenrijk), Environmental Portuguese Agency (Portugal) en Swedish Environmental Protection Agency (Zweden) en Total Raffinaderij Antwerpen
g.g.: Geen gegevens beschikbaar. o.: Ogenblikkelijke waarde. m.: Maandelijks gemiddelde waarde. 1: Berekend op basis van gemiddeld debiet.
nee
30 (o.)
40 (o.)
[mg N/l]
[ton N/jaar]
[kg N/dag]
Stikstof, totaal
BIJLAGE 4
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
In onderstaande tabel (tabel 2) geven we een overzicht van de concentratie ammoniak, nitriet, nitraat en stikstof, totaal in het (bedrijfs)afvalwater van enkele raffinaderijen in Zweden. Opvallend is de eerder lage concentratie stikstof, totaal bij de verschillende raffinaderijen. Het is voor een aantal raffinaderijen (raffinaderij n° 1, n° 2 en n° 5) echter niet geweten of zij nitrificatie/denitrificatie toepassen. Bovendien is het niet duidelijk of het hier gaat om ogenblikkelijke waarden, dan wel om maandelijks gemiddelde waarden, dan wel om jaarlijks gemiddelde waarden (vermoedelijk gaat het hier om maandelijks gemiddelde waarden). Tabel 2: Overzicht van de concentratie stikstof in het (bedrijfs)afvalwater van enkele raffinaderijen in Zweden, na behandeling (zuivering) Raffinaderij n° 1
Raffinaderij n° 2
Ammoniak – Belasting [ton N/jaar] Ammoniak – Concentratie [mg N/l]
Raffinaderij n° 3
Raffinaderij n° 4
2,1 (2005) -5,6 (2006)
5,8 2004)
3,8 (2004)
Raffinaderij n° 5
8,6 (2004)
Nitriet – Belasting [ton N/jaar]
0,3 (2004)
Nitriet – Concentratie [mg N/jaar]
0,4 (2004)
Nitraat – Belasting [ton N/jaar]
2,2 (2004)
Nitraat – Concentratie [mg N/l]
2,9 (2004)
Stikstof, totaal – Belasting [ton N/jaar]
4,4 (2004)
7,8 (2004)
4,4 (2005) -14,4 (2006)
10,5 (2004)
Stikstof, totaal – Concentratie [mg N/l]
4 (2004)
6,6 (2004)
4,4 (2006)
14
Nitrificatie
g.g.
g.g.
ja
ja
g.g.
Denitrificatie
g.g.
g.g.
ja
ja
g.g.
g.g.: Geen gegevens beschikbaar.
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), op basis van een bevraging van Swedish Environmental Protection Agency (Zweden)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
237
BIJLAGE 4
Besluiten –
Nitrificatie/denitrificatie is in principe technisch haalbaar en wordt effectief toegepast in een beperkt aantal raffinaderijen in Europa.
–
Nitrificatie/denitrificatie is evenwel geen gangbare techniek bij de raffinaderijen in Vlaanderen en de andere raffinaderijen in Europa.
–
De lozingsvoorwaarden (normen) voor stikstof, totaal (voor de raffinaderijen) in Europa zijn doorgaans minder streng dan de richtinggevende norm voor lozing van (bedrijfs)afvalwater in oppervlaktewater in Vlaanderen, nl. 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde).26
–
De lozingsvoorwaarden (normen) voor stikstof, totaal (voor de raffinaderijen) in Europa liggen binnen de range van 1,5-25 mg N/l (als maandelijks gemiddelde waarde), d.i. het emissieniveau dat volgens de BREF “Mineral oil and gas refineries” gepaard gaat met de Beste Beschikbare Technieken.
–
De normen voor stikstof, totaal (voor de raffinaderijen) in Europa zijn, doorgaans, niet zodanig laag (streng) dat nitrificatie/denitrificatie noodzakelijk is.
III. Milieuvoordeel van nitrificatie/denitrificatie26 In deze paragraaf maken we een inschatting van het milieuvoordeel van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen in Vlaanderen. Eerst schatten we de haalbare reductie in vracht stikstof, totaal (in ton N/jaar) door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen en dit voor een aantal (hypothetische) referentieinstallaties. Daarna vergelijken we de emissie (lozing) van stikstof, totaal (in kg N/jaar) door de raffinaderijen in Vlaanderen met de emissie (lozing) van stikstof, totaal (eveneens in kg N/jaar) door andere bronnen in Vlaanderen. We vergelijken ook de haalbare reductie in vracht stikstof, totaal voor de (hypothetische) referentie-installaties met de emissie (lozing) van stikstof, totaal door andere bronnen in Vlaanderen. Vervolgens beoordelen we hoe het met de (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde en de Scheldedokken (waarin het (bedrijfs)afvalwater van de raffinaderijen wordt geloosd) is gesteld. Tot slot gaan we na of denitrificatie/denitrificatie bij de raffinaderijen in Vlaanderen een significante verbetering van deze kwaliteit met zich mee kan brengen. a) Inschatting van haalbare reductie door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen In onderstaande tabel (tabel 3) definiëren we een aantal (hypothetische) referentie-installaties met uiteenlopende initiële concentraties stikstof, totaal (d.i. concentraties stikstof, totaal vóór nitrificatie/denitrificatie) (in mg N/l) en debieten (in m³/dag). Het debiet van de referentie-installaties A.1-A.7, nl. 1.500 m³/dag, is het minimum debiet dat in de raffinaderijen in Vlaanderen in een anoxische reactor zou worden behandeld. Het debiet van de referentie-installaties C.1-C.7, nl. 7.500 m³/dag is het maximum debiet dat in de raffinade-
26
238
Uit de analyseresultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2003-2006) blijkt dat, wat betreft stikstof, totaal, een ogenblikkelijke waarde en een maandelijks gemiddelde waarde zich ten opzicht van elkaar verhouden met maximum een factor 2.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
rijen in Vlaanderen in een anoxische reactor zou worden behandeld. Het debiet van de referentie-installaties B.1-B.7, nl. 4.500 m³/dag is een gemiddeld debiet. Op basis van de BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector”27 veronderstellen we dat door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie de concentratie stikstof, totaal gereduceerd kan worden tot 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde-maximum), d.i. tot 7,5 mg N/l (als jaarlijks gemiddelde waarde). Op basis van deze aannames berekenen we in onderstaande tabel (tabel 3) voor de verschillende (hypothetische) referentie-installaties de haalbare reductie in vracht stikstof, totaal (in ton N/jaar) door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie.
27
Volgens de BREF “Common waste water and waste gas treatment/management systems in the chemical sector” bedraagt het emissieniveau (voor stikstof, totaal) na nitrificatie/denitrificatie 10,0-20,0 mg N/l, d.i. gemiddeld 15,0 mg N/l.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
239
240
50,0
B.1
45,0
C.2
20,0
Vlaams BBT-Kenniscentrum
2:
10,0
12,5
15,0
17,5
20,0
22,5
25,0
10,0
12,5
15,0
17,5
20,0
22,5
25,0
10,0
12,5
15,0
17,5
20,0
22,5
25,0
Jaarlijks gemiddelde waarde1
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
15,0
Ogenblikkelijke waardemaximum
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
Jaarlijks gemiddelde waarde1
Concentratie stikstof, totaal na nitr./denitr. [mg N/l]
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
Debiet (jaarlijks gemiddelde waarde)2 [m3/dag]
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
365
Aantal dagen/jaar [dagen/jaar]
27,4
34,2
41,1
47,9
54,8
61,6
68,4
16,4
20,5
24,6
28,7
32,9
37,0
41,1
5,5
6,8
8,2
9,6
11,0
12,3
13,7
Vracht stikstof, totaal vóór nitr./denitr. [ton N/jaar]
20,5
20,5
20,5
20,5
20,5
20,5
20,5
12,3
12,3
12,3
12,3
12,3
12,3
12,3
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
6,8
13,7
20,5
27,4
34,2
41,1
47,9
4,1
8,2
12,3
16,4
20,5
24,6
28,7
1,4
2,7
4,1
5,5
6,8
8,2
9,6
Vracht Reductie in stikstof, totaal vracht stikstof, na nitr./denitr. totaal [ton N/jaar] [ton N/jaar]
25,0
40,0
50,0
57,1
62,5
66,7
70,0
25,0
40,0
50,0
57,1
62,5
66,7
70,0
25,0
40,0
50,0
57,1
62,5
66,7
70,0
Reductie in vracht stikstof, totaal [%]
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)
Uit de analyseresultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (2003-2006) is gebleken dat, wat betreft stikstof, totaal, een ogenblikkelijke waarde en een jaarlijks gemiddelde waarde zich ten opzicht van elkaar verhouden met maximum een factor 2. Debiet behandeld in anoxische reactor (kan verschillen van totale debiet van de raffinaderij).
C.7
1:
30,0
25,0
C.5
C.6
40,0
50,0
C.1
35,0
20,0
B.7
C.3
25,0
B.6
C.4
35,0
30,0
B.4
B.5
45,0
20,0
A.7
40,0
25,0
A.6
B.2
30,0
A.5
B.3
40,0
35,0
A.3
A.4
50,0
45,0
A.1
A.2
Ogenblikkelijke waardemaximum
Concentratie stikstof, totaal vóór nitr./denitr. [mg N/l]
Tabel 3: Overzicht van de concentraties stikstof, totaal (vóór en na nitrificatie/denitrificatie), de debieten, de vrachten stikstof, totaal (vóór en na nitrificatie/denitrificatie) en de haalbare reducties in vracht stikstof, totaal (na nitrificatie/denitrificatie) voor een aantal (hypothetische) referentie-installaties
BIJLAGE 4
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
Figuur 1: De haalbare reducties in vracht stikstof, totaal (na nitrificatie/denitrificatie) voor een aantal (hypothetische) referentie-installaties Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), eigen berekeningen (zie tabel 3)
Bovenstaande figuur (figuur 1) is een grafische voorstelling van de haalbare reducties in vracht stikstof, totaal na nitrificatie/denitrificatie (in ton N/jaar) in functie van de (maximum) concentratie stikstof, totaal vóór nitrificatie/denitrificatie (als ogenblikkelijke waarde) en dit bij een debiet van 1.500 m³/dag, 4.500 m³/dag en 7.500 m³/dag. Hoe groter de initiële concentratie stikstof, totaal en hoe groter het debiet (dat in de anoxische reactor wordt behandeld), hoe groter de reductie in vracht stikstof, totaal. Besluit bij a) –
Bij raffinaderijen die door de toepassing van andere technieken (maatregelen) de concentratie stikstof, totaal in hun (bedrijfs)afvalwater kunnen reduceren tot 30,0 mg N/l is de haalbare (bijkomende) reductie (in%) door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie eerder beperkt ( 50,0%).
b) Vergelijking van de emissies (lozingen) van stikstof, totaal door de raffinaderijen en door andere bronnen in Vlaanderen In onderstaande tabel (tabel 4) geven we een overzicht van de (huidige) emissies (lozingen) van stikstof, totaal in het oppervlaktewater door: – de raffinaderijen (d.i. de subsector “vervaardiging van geraffineerde aardolieproducten”); – de grote puntbronnen, met name de bedrijven; – alle bronnen (d.i. sectoren “industrie”, “energie”, “landbouw”, “handel & diensten”, “huishoudens”).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
241
BIJLAGE 4
Tabel 4: Emissies (lozingen) van stikstof, totaal en aandeel van raffinaderijen hierin (Vlaanderen, 2003-2006) Emissie [kg N/jaar] RAFFINADERIJEN
INDUSTRIE
ENERGIE1
LANDBOUW2
HANDEL & DIENSTEN
HUISHOUDENS
GROTE PUNTBRONNEN-BEDRIJVEN3
TOTAAL (ALLE BRONNEN)
242
2003
195.747
2004
203.078
2005
230.872
2006
190.781
2003
3.323.456
2004
3.032.179
2005
2.700.240
2006
2.765.838
2003
239.434
2004
248.704
2005
274.500
2006
234.812
2003
16.551.255
2004
18.293.015
2005
17.370.856
2006
18.565.273
2003
386.650
2004
387.635
2005
356.931
2006
387.038
2003
12.410.983
2004
11.549.918
2005
11.126.927
2006
10.484.162
2003
3.950.333
2004
3.669.021
2005
3.332.174
2006
3.387.688
2003
32.911.778
2004
33.511.451
2005
31.829.454
2006
32.437.123
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
Aandeel raffinaderijen [%] T.O.V. ENERGIE
T.O.V. GROTE PUNTBRONNENBEDRIJVEN
T.O.V. TOTAAL (ALLE BRONNEN)
1: 2: 3:
2003
81,8
2004
81,7
2005
84,1
2006
81,2
2003
5,0
2004
5,5
2005
6,9
2006
5,6
2003
0,6
2004
0,6
2005
0,7
2006
0,6
De raffinaderijen behoren tot de sector “energie”. Som van emissies door puntbronnen (= directe emissies) en diffuse bronnen in de sector “landbouw”. Som van emissies door sectoren “industrie”, “energie”, “landbouw” (enkel directe emissies) en “handel & diensten”.
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (resultaten) en Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) (bevindingen)
De emissie (lozing) van stikstof, totaal door de raffinaderijen varieerde in de periode 2003-2006 tussen 191 en 231 ton N. Het aandeel van de raffinaderijen in de emissie van stikstof, totaal door de sector “energie” varieerde in de periode 2003-2006 tussen 81 en 84% en is bijgevolg groot. De sector “energie” omvat naast de vervaardiging van geraffineerde aardolieproducten, de vervaardiging van splijt- en kweekstoffen en de productie en distributie van elektriciteit, gas, … Het aandeel van de raffinaderijen in de emissie van stikstof, totaal door alle grote puntbronnenbedrijven varieerde in de periode 2003-2006 tussen 5 en 7% en is bijgevolg klein, maar niet verwaarloosbaar. Het aandeel van de raffinaderijen in de emissie van stikstof, totaal door alle bronnen bedroeg in de periode 2003-2006 ca. 1% en is bijgevolg (zeer) klein. De verhouding van haalbare reductie in vracht stikstof, totaal (zie tabel 3) tot de emissie (lozing) van stikstof, totaal door alle grote puntbronnen-bedrijven (in 2006) varieert voor de verschillende referentie-installaties tussen 0,0 en 1,4% en is dus zeer klein. De verhouding van de reductie in vracht stikstof, totaal en de emissie van stikstof, totaal door alle bronnen (in 2006), varieert voor de verschillende referentie-installaties tussen 0,0 en 0,1% en is dus zeer klein. Dit betekent dat toepassing van nitrificatie/denitrificatie in raffinaderijen slechts een beperkte bijdrage kan leveren tot de reductie van de totale emissies van stikstof, totaal in Vlaanderen. In het MER van Total Raffinaderij Antwerpen (TRA) d.d. juli 2001 (MER/CAH/01/460) werd de bijdrage van de lozing van (bedrijfs)afvalwater door Total Raffinaderij Antwerpen aan de verontreiniging van en effecten in de Schelde in detail behandeld. Het toenmalige lozingsdebiet bedroeg ca. 24.700 m³/dag, het huidige lozingsdebiet bedraagt ca. 30.000 m³/dag. Uit onderstaande tabel (tabel 5), uit het MER van Total Raffinaderij Antwerpen, blijkt dat de (toenmalige) bijdrage van Total Raffinaderij Antwerpen voor de parameters kjeldahlstikstof, nitriet en nitraat respectievelijk 0,3%, 1,1%, 0,2% bedraagt.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
243
BIJLAGE 4
Tabel 5: Vergelijking van de lozingsvrachten van Total Raffinaderij Antwerpen (TRA) en de lozingsvrachten in Schelde (2001) Vracht Schelde vóór lozing [kg/dag]
Vracht TRA [kg/dag]
Bijdrage TRA [%]
Kjeldahlstikstof
28.368
75
0,26
Nitriet
2.074
23
1,12
33.984
65
0,19
Nitraat
Bron: Fina Raffinaderij Antwerpen – MER/CAH/01/460
In het MER van Total Raffinaderij Antwerpen wordt gesteld dat de (toenmalige) bijdrage van Total Raffinaderij Antwerpen tot de verontreiniging van en de effecten in de Schelde klein tot verwaarloosbaar is. Ook bij een eventuele capaciteitsuitbreiding (stijging van lozingsdebiet tot ca. 28.800 m³/dag) zou de bijdrage van Total Raffinaderij Antwerpen klein tot verwaarloosbaar zijn. Besluit bij b) –
Het aandeel van de raffinaderijen in de emissie (lozing) van stikstof, totaal door alle grote puntbronnen-bedrijven in Vlaanderen is klein (maar niet verwaarloosbaar).
–
De haalbare reductie door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen (op niveau van één referentie-installatie) is zeer klein in vergelijking met de emissie (lozing) van stikstof, totaal door alle grote puntbronnen-bedrijven in Vlaanderen.
c) Beoordeling van de (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde en de Scheldedokken en inschatting (kwalitatief) van de verbetering van deze kwaliteit door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie bij de raffinaderijen in Vlaanderen De vier raffinaderijen in Vlaanderen lozen hun (bedrijfs)afvalwater in de Schelde en/of in de Scheldedokken. – Belgian Refining Corporation (BRC) loost zijn (bedrijfs)afvalwater in de dokken (kanaaldok B2-B3); – Petroplus Refining Antwerpen (Bitumen) (PRA(B)) loost zijn (bedrijfs)afvalwater eveneens in de dokken (5de havendok); – Esso Raffinaderij Antwerpen loost zijn (bedrijfs)afvalwater in de Schelde; – Total Raffinaderij Antwerpen (TRA) loost een deel van zijn afvalwater in de dokken (Hansadok) (enkel koelwater) en een deel van zijn afvalwater in de Schelde. De huidige kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde en de Scheldedokken, voor wat betreft stikstof, kan aan de hand van de analyseresultaten van het immissiemeetnet van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (zie: http://www.vmm.be/geoview/) en de milieukwaliteitsnormen beoordeeld worden. De parameters kjeldahlstikstof, ammonium, nitriet en nitraat worden hiervoor vergeleken met de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater. De volgende meetpunten werden bestudeerd: – 154100: ZEESCHELDE – BENEDEN-ZEESCHELDE – Zandvliet, grens Doel, vaargeul midden Schelde t.h.v. P boei;
244
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
– – – – – – – – –
157000: ZEESCHELDE – BENEDEN-ZEESCHELDE – Lillo, vaargeul t.h.v. Fort Liefkenshoek en Fort van Lillo; 159000: SCHELDE (RINGVAART) – Vaargeul, Scheldebocht t.h.v. Kallosluis; 160000: ZEESCHELDE – BENEDEN-ZEESCHELDE – vaargeul afwaarts SintAnnastrand; 160500: ZEESCHELDE – BENEDEN-ZEESCHELDE – Polderbos, FC, vaargeul t.h.v. Ytong, BIOafw Barbierbeek & industrie Hoboken; 160800: ZEESCHELDE – BENEDEN-ZEESCHELDE – Hoboken; aanlegsteiger veerpont Hoboken-Kruibeke; 803800: SCHELDE RIJNVERBINDINGSKANAAL – Zandvliet; t.h.v. zwaaikom Berendrechtsluis; (geen gegevens voor 2007 beschikbaar) 804000: KANAALDOK B1 – KANAALDOK B2 – Blauwhoefstraat, t.g.o. Degussa, kaai 406; 805000: KANAALDOK B1 – KANAALDOK B2 – Scheldelaan, t.h.v. ACS Bayer; 806000: HANSADOK – Petroleumweg, t.h.v. kaai 419.
De geografische ligging van http://www.vmm.be/geoview/.
de
meetpunten
is
eveneens
te
raadplegen
op
Tabel 6: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 154100 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L] 1,4 1,2 < 0,9 < 0,9 1,4 < 0,9 0,99 < 0,9 < 0,9 < 0,9 1,1 < 0,9 < 0,9
NH4+ [mg N/L] 0,22 0,23 < 0,085 < 0,085 < 0,17 < 0,085 0,18 0,44 0,38 < 0,085 < 0,17 < 0,17 0,38
NO3[mg N/L] 4,8 4 3,3 3,2 3,3 3,6 3,7 3,8 4,5 6 5,7 5,5 4,8
NO2[mg N/L] 0,06 0,03 < 0,006 < 0,003 0,03 0,03 0,07 0,05 0,05 0,03 0,07 0,02 0,05
Milieukwaliteitsnorm KjN NO3- + NO2NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
245
BIJLAGE 4
Tabel 7: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 157000 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L]
<2 < 0,76 3,16 <2 <2 <2 < 0,76 <2 <2 <2 < 0,76 <2
NH4+ [mg N/L]
< 0,1 0,302 < 0,06 < 0,06 < 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,06 < 0,2 0,495 < 0,2 0,59
NO3[mg N/L]
1,78 3,24 3,12 4,94 3,55 3,71 4,15 4,6 6,04 5,26 5,9 4,95
NO2[mg N/L]
0,019 0,0187 0,0151 0,0348 0,034 0,0725 0,041 0,033 0,044 0,126 0,075 0,0918
Milieukwaliteitsnorm NO3- + NO2KjN NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
Tabel 8: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 159000 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L] <2 <2 <2 <2 <2 <2 <2 < 0,76 <2 <2 2,23 <2 2,07
NH4+ [mg N/L] 0,688 < 0,1 < 0,1 < 0,06 < 0,06 < 0,2 < 0,2 < 0,06 < 0,06 < 0,2 0,675 0,253 1,01
NO3[mg N/L] 4,6 4,66 3,8 3,73 5,33 3,9 4,35 4,7 5,02 6,47 5,23 5,82 5,29
NO2[mg N/L] 0,0949 0,0384 0,0141 0,0145 0,0143 0,0282 0,0485 0,037 0,033 0,062 0,148 0,0882 0,112
Milieukwaliteitsnorm KjN NO3- + NO2NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
246
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
Tabel 9: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 160000 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 30/10/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L]
NH4+ [mg N/L]
NO3[mg N/L]
NO2[mg N/L]
<2 <2
0,7 0,175
4,69 4,96
0,115 0,0547
< 0,76 <2 2,14 2,26 <2 < 0,76 <2 <2 2,07 <2 2,24
< 0,1 < 0,06 < 0,06 < 0,2 < 0,2 < 0,06 < 0,06 < 0,2 0,735 0,522 1,28
4,72 4,37 5,44 3,98 4,82 5,05 5,87 6,23 4,99 5,86 5,26
0,0218 0,0202 0,0174 0,0485 0,0532 0,068 0,082 0,077 0,147 0,112 0,134
Milieukwaliteitsnorm NO3- + NO2KjN NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
Tabel 10: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 160500 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L] 2,21 2,51 <2 3,06 <2 <2 <2 <2 <2 <2 2,31 <2 2,3
+
NH4 [mg N/L] 0,709 0,113 < 0,1 < 0,06 < 0,06 < 0,2 < 0,2 < 0,06 < 0,06 < 0,2 0,73 0,699 1,13
-
NO3 [mg N/L] 4,64 5,13 4,99 4,57 5,24 4,05 4,86 5,13 5,74 6,24 5,07 5,78 5,23
-
NO2 [mg N/L] 0,134 0,0807 0,0449 0,0323 0,02 0,139 0,124 0,095 0,15 0,138 0,142 0,144 0,144
Milieukwaliteitsnorm KjN NO3- + NO2NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
Vlaams BBT-Kenniscentrum
247
BIJLAGE 4
Tabel 11: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 160800 (2007) Concentratie Datum 12/12/2007 26/11/2007 29/10/2007 28/09/2007 28/08/2007 30/07/2007 02/07/2007 31/05/2007 02/05/2007 02/04/2007 05/03/2007 05/02/2007 04/01/2007
KjN [mg N/L] < 2,00 2,65 < 2,00 3,64 < 2,00 2,14 < 2,00 < 0,76 < 2,00 < 2,00 2,23 < 2,00 2,28
NH4+ [mg N/L] 0,84 < 0,10 0,19 < 0,20 < 0,06 < 0,20 < 0,20 < 0,06 < 0,06 0,25 0,74 0,85 1,17
NO3[mg N/L] 4,58 5,63 4,99 4,55 4,99 4,01 4,77 5,14 5,63 6,13 5,05 5,58 5,09
NO2[mg N/L] 0,11 0,08 0,06 0,03 0,04 0,21 0,20 0,13 0,21 0,18 0,14 0,17 0,14
Milieukwaliteitsnorm NO3- + NO2KjN NH4+ (absolute) (absolute) (absolute) [mg N/L] [mg N/L] [mg N/L] <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10 <6 <5 ื 10
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 (milieukwaliteitsnormen)
Tabel 12: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 804000 (2007) Concentratie Datum 19/12/2007 29/11/2007 24/10/2007 26/09/2007 30/08/2007 25/07/2007 26/06/2007 30/05/2007 25/04/2007 27/03/2007 27/02/2007 31/01/2007
KjN [mg N/L] <2 <2 < 0,76 2,16 <2 <2 <2 < 0,76 <2 <2 < 0,76 < 0,76
NH4+ [mg N/L] 0,161 0,166 0,126 < 0,2 < 0,2 < 0,06 < 0,2 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06
NO3[mg N/L] 2,97 2,77 2,89 2,43 2,54 2,84 2,95 3,19 3,71 3,68 3,84 3,41
NO2[mg N/L] 0,446 0,311 0,0987 0,0475 0,0555 0,0863 0,0796 0,0555 0,03 0,059 0,052 0,275
KjN (absolute) [mg N/L] <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6
Milieukwaliteitsnorm NO3- + NO2NO2NH4+ [mg (absolute) [mg N/L] NO2-/L] [mg N/L] ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10
Opmerking: Voor de Scheldedokken zijn de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater met bestemming viswater van toepassing.
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 en 2.3.4 (milieukwaliteitsnormen)
248
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
Tabel 13: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 805000 (2007) Concentratie Datum 26/09/2007 30/08/2007 25/07/2007 26/06/2007 30/05/2007 25/04/2007 27/03/2007 27/02/2007 31/01/2007
KjN [mg N/L] < 2,00 < 2,00 < 2,00 2,84 < 0,76 < 2,00 < 2,00 < 2,00 < 0,76
NH4+ [mg N/L] < 0,20 < 0,06 < 0,20 < 0,20 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06
NO3[mg N/L] 2,43 2,60 2,87 2,95 3,18 3,75 3,78 3,78 3,47
NO2[mg N/L] 0,05 0,06 0,09 0,09 0,05 0,01 0,05 0,05 0,23
KjN (absolute) [mg N/L] <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6
Milieukwaliteitsnorm NO3- + NO2NO2NH4+ [mg (absolute) [mg N/L] NO2-/L] [mg N/L] ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10 ื 1 0,03 ื 10
Opmerking: Voor de Scheldedokken zijn de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater met bestemming viswater van toepassing.
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 en 2.3.4 (milieukwaliteitsnormen)
Tabel 14: Waterkwaliteit ter hoogte van meetpunt 806000 (2007) Concentratie Datum
19/12/2007 29/11/2007 24/10/2007 26/09/2007 30/08/2007 25/07/2007 26/06/2007 30/05/2007 25/04/2007 27/03/2007 27/02/2007 31/01/2007
Milieukwaliteitsnorm
KjN
NH4+
NO3-
NO2-
KjN (absolute)
NH4+
[mg N/L]
[mg N/L]
[mg N/L]
[mg N/L]
[mg N/L]
[mg N/L]
0,12 0,11 < 0,05 < 0,20 < 0,20 < 0,20 < 0,20 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06 < 0,06
3,18 2,91 2,97 2,42 2,62 2,83 2,98 3,20 3,74 3,72 3,85 3,46
0,40 0,28 0,08 0,04 0,06 0,09 0,08 0,05 0,01 0,06 0,04 0,22
<6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6 <6
ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
NO2[mg NO2/L] 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03
NO3- + NO2(absolute) [mg N/L] ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื ื
10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10
Opmerking: Voor de Scheldedokken zijn de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater met bestemming viswater van toepassing.
Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (concentraties) en VLAREM II, bijlage 2.3.1 en 2.3.4 (milieukwaliteitsnormen)
Uit de analyseresultaten van het immissiemeetnet van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) besluiten we dat de (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde (BenedenSchelde) voldoet aan de (basis)milieukwaliteitsnormen (voor oppervlaktewater) voor de verschillende stikstofparameters. De (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde-
Vlaams BBT-Kenniscentrum
249
BIJLAGE 4
dokken voldoet niet steeds aan de milieukwaliteitsnormen voor nitriet (voor oppervlaktewater met de bestemming viswater). Besluiten bij c) –
de (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde (Beneden-Schelde) voldoet aan de gestelde milieukwaliteitsnormen voor de verschillende stikstofparameters.
–
De (huidige) kwaliteit van het oppervlaktewater van de Scheldedokken voldoet niet steeds aan de gestelde milieukwaliteitsnormen voor nitriet.
–
Een verdere reductie van de emissie (lozing) van stikstof, totaal door de raffinaderijen in Vlaanderen kan mogelijks resulteren in een verdere verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde en de Scheldedokken, maar is niet noodzakelijk om de milieukwaliteitsnormen te behalen (eventueel met uitzondering van nitriet bij lozing in de Scheldedokken).
IV. Economische haalbaarheid van nitrificatie/denitrificatie In deze paragraaf maken we een evaluatie van de economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid en kosteneffectiviteit) van nitrificatie/denitrificatie bij raffinaderijen. a) Investeringsuitgave en operationele kosten van nitrificatie/denitrificatie In onderstaande tabel (tabel 15) geven we een overzicht van de investeringsuitgaven en de operationele kosten voor de verwijdering van stikstof. Bij een debiet van 50-500°m³/dag bedraagt de investeringsuitgave (0,1-0,2) * 106 €. Bij een debiet van 500-5.000 m³/dag bedraagt de investeringsuitgave (0,2-1,0) * 106 €. De operationele kosten (dit zijn de kosten excl. de kosten voor de afvoer en de verwerking van slib) variëren tussen 0,02-0,08 €/m³. Tabel 15: Overzicht van de investeringsuitgaven en de operationele kosten voor de verwijdering van stikstof Debiet [m³/dag]
Investeringsuitgave [106 €]
Operationele kosten [€/m³]
50-500
0,1-0,2
0,02-0,08
500-5.000
0,2-1,0
0,02-0,08
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), globale kostenraming op basis van literatuur, offerten en praktijkervaringen
We brengen, bij het evalueren van de economische haalbaarheid, enkel de investeringsuitgave die specifiek gericht is op de verwijdering van stikstof in rekening. De investeringsuitgaven voor aanpassingen van het zuiveringsconcept (bv. de vervanging van een biofilter door een actief slib tank) en andere uitgaven worden niet in rekening gebracht. Deze aanpassingen zijn immers niet (enkel) gericht op een verwijdering van stikstof, maar ook op een verwijdering van o.a. BZV/CZV. We willen echter benadrukken dat de investeringsuitgave voor de verwijdering van stikstof sterk beïnvloed kan worden door de aanwezigheid van componenten die inhiberend werken voor nitrificatie. Wij rekenen daarom met de hoogste investeringsuitgave van 0,2 * 106 € bij een debiet van 50-500 m³/dag en 1,0 * 106 € bij een debiet van 500-5.000 m³/dag en de hoogste operationele kost van 0,08 €/m³. Concawe (1999) geeft echter aan dat de prijzen aangeleverd 250
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
door leveranciers van emissiereducerende technologieën vaak slechts een relatief kleine fractie van de totale investeringsuitgave vertegenwoordigen. In de studie wordt een voorbeeld aangehaald waarbij de kosten voor een emissiereducerende uitrusting slechts 20% van de totale kosten van het project uitmaken. Kosten die vaak over het hoofd worden gezien zijn o.a. engineeringskosten van het projectontwerp, kosten voor bodemonderzoeken, kosten voor het vernieuwen of het verplaatsen van bestaande pijpleidingen en pompen, …. Op aangeven van de sector en het voorbeeld uit Concawe (1999) voegen we bij de analyse van de economische haalbaarheid een scenario toe waarbij de investeringsuitgaven van de (hypothetische) referentie-installaties 5 keer hoger zijn dan de investeringsuitgaven gebaseerd op de gegevens in tabel 15. In onderstaande tabel (tabel 16) geven we een overzicht van de investeringsuitgaven en de operationele kosten voor drie (hypothetische) referentie-installaties. We berekenen de totale jaarlijkse kosten aan de hand van onderstaande formule: r ( 1 + r ) + OK totale jaarlijkse kost = I0 --------------------------n (1 + r) – 1 waarbij: – I0: totale investeringsuitgaven in het aanschaffingsjaar – OK: jaarlijkse netto operationele kosten – r: discontovoet (5%) – n: verwachte levensduur (10 jaar) Tabel 16: Overzicht van de investeringsuitgaven, de operationele kosten en de totale jaarlijkse kosten voor de verwijdering van stikstof bij een aantal (hypothetische) referentie-installaties Totale jaarlijkse kosten
Investeringsuitgave Debiet
Laag scenario
[106 €]
[m³/dag]
Operationele kosten
Hoog scenario
Laag scenario
[€/m³]
[€/dag]
[103 €/jaar]
Hoog scenario
[103 €/jaar]
A
1.500
1,0
5
0,08
120
43,8
173
691
B
4.500
1,0
5
0,08
360
131,4
261
779
C
7.500
1,7
8,5
0,08
600
219,0
439
1.320
Opmerking: Er is enige onzekerheid over de investeringsuitgave voor de verwijdering van stikstof, vandaar dat wij er in deze studie voor opteren om met twee scenario’s te rekenen.
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), eigen berekeningen
b) Kostenhaalbaarheid van nitrificatie/denitrificatie Door de totale jaarlijkse kosten en de investeringsuitgave te relateren aan de indicatieve referentiewaarden voor een aantal financiële parameters, kan de economische haalbaarheid (kostenhaalbaarheid) van technieken worden ingeschat.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
251
BIJLAGE 4
Tabel 17: Indicatieve referentiewaarden voor de economische haalbaarheid van technieken Aanvaardbaar
Verder te bespreken
Onaanvaardbaar
Totale jaarlijkse kosten van de techniek in verhouding tot … Omzet
< 0,5%
0,5-5%
> 5%
Bedrijfswinst
< 10%
10-100%
> 100%
Toegevoegde waarde
< 2%
2-50%
> 50%
Investeringsuitgave van de techniek in verhouding tot … Totale investeringen
< 10%
10-100%
> 100%
Bron: [Vercaemst, P., 2002]
Bij deze methode bekijken we de totale jaarlijkse kosten van de techniek in verhouding tot een aantal financiële kengetallen van de onderneming: de omzet, de bedrijfswinst en de toegevoegde waarde. Wij bekijken ook de verhouding van de (absolute) investeringsuitgave van de techniek t.o.v. de (gemiddelde) totale investeringen van de voorbije jaren. Om variaties uit te middelen maken we een gemiddelde van de financiële kengetallen over de laatste vier beschikbare boekjaren, nl. 2002-2005. Voor elk van de raffinaderijen berekenen we de verhoudingen uit bovenstaande tabel (tabel 17) op basis van de totale jaarlijkse kosten en de investeringsuitgave (zie tabel 16) en op basis van financiële gegevens voor de Vlaamse raffinaderijen uit de Bel-First databank. Tabel 18 geeft de ranges weer waarin de verhoudingen voor de vier raffinaderijen vallen. In de laatste kolom zijn de bijhorende beoordelingen gegeven. Tabel 18: Tabel 18: Toetsing van de totale jaarlijkse kosten en de investeringsuitgave voor de verwijdering van stikstof bij de vier raffinaderijen in Vlaanderen aan de indicatieve referentiewaarden voor de economische haalbaarheid van een techniek Laag scenario Range
Hoog scenario
Beoordeling
Range
Beoordeling
Totale jaarlijkse kosten /Omzet
0,003%-0,2%
aanvaardbaar
0,01%-0,7%
aanvaardbaar – te bespreken
Totale jaarlijkse kosten /Bedrijfswinst
0,1%-1,9%28
onaanvaardbaar – aanvaardbaar
0,2%-5,7%28
onaanvaardbaar – aanvaardbaar
Totale jaarlijkse kosten /Toegevoegde waarde
0,03%-0,5%
aanvaardbaar
0,1%-2,2%
aanvaardbaar – te bespreken
Investeringsuitgave /Totale investeringen
1,8%-5,1%
aanvaardbaar
9,0%-26,6%
aanvaardbaar – te bespreken
Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), eigen berekeningen op basis van Bel-First28
28
252
Twee ondernemingen hebben een gemiddeld negatief bedrijfsresultaat in de periode 2002-2005. Voor deze ondernemingen kan geen percentage weergegeven worden en is de beoordeling van de verhouding “onaanvaardbaar”.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
De meeste verhoudingen uit bovenstaande tabel bevinden zich in de aanvaardbare zone, met uitzondering van de totale jaarlijkse kosten/bedrijfswinst voor twee ondernemingen. Uit deze resultaten kunnen we afleiden dat de kosten voor de verwijdering van stikstof, globaal gezien, haalbaar zijn voor de raffinaderijen in Vlaanderen. Besluit bij b) –
De kosten voor de verwijdering van stikstof zijn, globaal gezien, haalbaar voor de raffinaderijen in Vlaanderen.
c) Kosteneffectiviteit van nitrificatie/denitrificatie Om de kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof in te schatten, berekenen we de kost per eenheid van reductie (in €/kg N) bij de verschillende (hypothetische) referentie-installaties. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande figuur (figuur 2).
Curve voor een debiet van 4.500 m³/dag en curve voor een debiet van 7.500 m³/dag vallen ongeveer samen.
Figuur 2: Kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof bij een aantal (hypothetische) referentie-installaties Bron: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), eigen berekeningen
Er zijn relatief weinig referentiepunten om de redelijkheid van de kosten voor de verwijdering van stikstof te kunnen inschatten. De kosteneffectiviteit van verwijdering van stikstof in rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) is de meest voor de hand liggende mogelijkheid die als referentie kan dienen. Een rioolwaterzuiveringsinstallatie – in de veronderstelling dat deze uitsluitend gebouwd is voor de verwijdering van stikstof – wat niet het geval is vermits er nog andere componenten worden verwijderd – heeft bij benadering een kostprijs van 11 tot 31 €/kg N (bron: T. Van de Peer, Aquafin).29
29
Voor de meerkost voor de verwijdering van 1 kg N in een rioolwaterzuiveringsinstallatie met voldoende restcapaciteit en waarbij enkel de verhoogde operationele kost wordt gerekend, komt men op een kostprijs van 0,87 €/kg N (bron: T. Van de Peer, Aquafin).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
253
BIJLAGE 4
Nemen we dit als vergelijkingspunt, dan blijkt dat voor het “lage scenario” enkel bij een hoge initiële concentratie de kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof bij raffinaderijen beter is dan de kosteneffectiviteit van de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend voor de verwijdering van stikstof (zie rode lijnen in figuur 2): – bij een initiële concentratie >= ca. 45,0 mg N/l, bij een debiet van 4.500 m3/dag en 7.500 m³/dag – indien we toetsen aan een kostprijs van 11 €/kg N; – bij een initiële concentratie >= ca. 35,0 mg N/l, bij een debiet van 1.500 m³/dag en bij een initiële concentratie >= ca. 25,0 mg N/l, bij een debiet van 4.500 m³/dag en 7.500 m³/dag – indien we toetsen aan een kostprijs van 31 €/kg N. – bij een initiële concentratie >= ca. 45,0 mg N/l, bij een debiet van 1.500 m³/dag en bij een initiële concentratie >= ca. 30,0 mg N/l, bij een debiet van 4.500 m³/dag en 7.500 m³/dag – indien we toetsen aan een gemiddelde kostprijs van 21 €/kg N. Voor het “hoge scenario” is de kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof bij raffinaderijen over het algemeen slechter dan de kosteneffectiviteit van de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend voor de verwijdering van stikstof. Tenzij – bij een initiële concentratie >= ca. 45,0 mg N/l bij een debiet van 4.500 m³/dag en 7.500 m³/dag – indien we toetsen aan een kostprijs van 31 €/kg N. Besluiten bij c) –
Bij een lage initiële concentratie stikstof, totaal is de kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof bij raffinaderijen (aanzienlijk) slechter dan de kosteneffectiviteit van de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend voor de verwijdering van stikstof.
V. Algemeen besluit Alvorens we een algemeen besluit aangaande nitrificatie/denitrificatie formuleren, zetten we nog even de belangrijkste besluiten uit paragrafen II-IV (dit zijn de besluiten die doorslaggevend zijn bij de formulering van ons algemeen besluit) op een rijtje. Voor een overzicht van alle besluiten verwijzen we naar de paragrafen zelf. – Nitrificatie/denitrificatie is in principe technisch haalbaar en wordt effectief toegepast in een beperkt aantal raffinaderijen in Europa. Nitrificatie/denitrificatie is evenwel geen gangbare techniek bij de raffinaderijen in Vlaanderen en de andere raffinaderijen in Europa. – De lozingsvoorwaarden (normen) voor stikstof, totaal (voor raffinaderijen) in Europa zijn doorgaans minder streng dan de richtinggevende norm voor lozing van (bedrijfs)afvalwater in oppervlaktewater in Vlaanderen, nl. 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde). De normen zijn bovendien, doorgaans, niet zodanig streng dat nitrificatie/denitrificatie noodzakelijk is. – In raffinaderijen die door de toepassing van andere technieken (maatregelen) de concentratie stikstof, totaal in hun (bedrijfs)afvalwater kunnen reduceren tot 30,0 mg N/l is de haalbare (bijkomende) reductie (in %) door de toepassing van nitrificatie/denitrificatie eerder beperkt (≤ 50,0%). – Een verdere reductie van de emissie (lozing) van stikstof, totaal door de raffinaderijen in Vlaanderen kan mogelijks resulteren in een verdere verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Schelde en de Scheldedokken, maar is niet noodzakelijk om de milieukwaliteitsnormen te behalen (eventueel met uitzondering van nitriet bij lozing in de Scheldedokken).
254
Vlaams BBT-Kenniscentrum
BESPREKING VAN VERWIJDERING VAN STIKSTOF UIT AFVALWATER
– –
De kosten voor de verwijdering van stikstof zijn, globaal gezien, haalbaar voor de raffinaderijen in Vlaanderen. Bij een lage initiële concentratie stikstof, totaal is de kosteneffectiviteit van de verwijdering van stikstof bij raffinaderijen (gelijk aan of) slechter dan de kosteneffectiviteit van de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend voor de verwijdering van stikstof.
Ons algemeen besluit aangaande nitrificatie/denitrificatie is bijgevolg: “Nitrificatie/denitrificatie is een Beste Beschikbare Techniek (BBT) indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen).” We achten dus meetresultaten 30,0 mg N/l in overeenstemming met de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken, tenzij een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is. Rekening houdend met de mogelijkheid tot verrekening van de voorziene nauwkeurigheideis (bijlage 4.2.5.2 van VLAREM II) bij de beoordeling van de meetresultaten bij controle door de toezichthoudende overheid (afdeling 4.2.6 van VLAREM II) achten we een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) voor stikstof, totaal van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. Indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, dan achten we een norm van 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van nitrificatie/denitrificatie. Omdat geen enkele raffinaderij in Vlaanderen momenteel al denitrificatie toepast, adviseren we om in dit geval een overgangstermijn voor implementatie te voorzien. In deze overgangsperiode kan een norm van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) gehanteerd worden. We gaan er van uit dat bij de raffinaderijen in Vlaanderen meetresultaten < 30,0 mg N/l, en dus een norm van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde), haalbaar zijn zonder toepassing van nitrificatie/denitrificatie, door o.a. de optimalisatie van de werking van de zuur water strippers en de installatie van extra buffervolume (zie bijlage 3).
Vlaams BBT-Kenniscentrum
255
FINALE OPMERKINGEN
Bijlage 5
FINALE OPMERKINGEN
Dit rapport komt overeen met wat het BBT-kenniscentrum op dit moment als de BBT en de daaraan gekoppelde aangewezen aanbevelingen beschouwt. De conclusies van de BBT-studie zijn mede het resultaat van overleg in het begeleidingscomité maar binden de leden van het begeleidingscomité niet. Deze bijlage geeft de opmerkingen of afwijkende standpunten die leden van het begeleidingcomité en de stuurgroep namens hun organisatie formuleerden op het voorstel van eindrapport. Volgens de procedure die binnen het BBT-kenniscentrum van VITO gevolgd wordt voor het uitvoeren van BBT-studies, worden deze opmerkingen of afwijkende standpunten niet meer verwerkt in de tekst (tenzij het kleine tekstuele correcties betreft), maar opgenomen in deze bijlage. In de betrokken hoofdstukken wordt door middel van voetnoten verwezen naar deze bijlage. 1) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 79 “Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is enkel van toepassing op de lozing van (bedrijfs)afvalwater in oppervlaktewater. Voor gevaarlijke stoffen wordt er echter normaliter geen onderscheid gemaakt tussen lozingen in oppervlaktewater en lozingen in riolering.” Reactie van BBT-kenniscentrum Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is enkel van toepassing op de lozing van (bedrijfs)afvalwater in oppervlaktewater. Voor de lozing van (bedrijfs)afvalwater in riolering werd, in samenspraak met de leden van het begeleidingscomité, geen voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) geformuleerd, aangezien geen enkele van de vier Vlaamse raffinaderijen in riolering loost. De Vlaamse raffinaderijen lozen hun bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater, nl. in de Schelde of in de Scheldedokken. 2) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 82 “Er is een tendens om af te stappen van lozingsvoorwaarden (normen) voor groepsparameters en om de parameters individueel te normeren (naar analogie met de nieuwe (ontwerp) milieukwaliteitsnormen (MKN)). Naast polycyclische aromatische koolwaterstoffen, is er ook nood aan een individuele normering van de parameters binnen de andere groepsparameters, zoals adsorbeerbare organohalogenen, fenolen, … en bijgevolg verder onderzoek.” Reactie van BBT-kenniscentrum De parameters waarvoor er een voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) werd geformuleerd, werden in samenspraak met de leden van het begeleidingscomité geselecteerd. Het BBT-kenniscentrum geeft in § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek” reeds aan dat indien er basismilieukwaliteitsnormen voor de individuele polycyclische aromatische
Vlaams BBT-Kenniscentrum
257
BIJLAGE 5
koolwaterstoffen anthraceen, benzo[a]pyreen, benzo[b]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[g,h,i]peryleen, indeno[1,2,3-c,d]pyreen worden opgenomen in bijlage 2.3.1 van VLAREM II, er noodzaak zal zijn om voor de individuele polycyclische aromatische koolwaterstoffen een voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) te formuleren en er bijgevolg noodzaak zal zijn om verder onderzoek uit te voeren. Deze opmerking kan doorgetrokken worden naar de andere groepsparameters, zoals adsorbeerbare organohalogenen, fenolen, … 3) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 82 “Gesteld wordt dat het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) groter dient te zijn dan de rapportagegrens. Vanuit de Beste Beschikbare Technieken kan er moeilijk een voorstel voor lozingsvoorwaarde (norm) geformuleerd worden voor een parameter die niet kwantificeerbaar is. Anderzijds kan dit wel conflicteren met de uitgangspunten van het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005, nl. in het geval dat de gewenste lozingsvoorwaarde (norm) (op basis van de milieukwaliteitsnorm (MKN)) lager ligt dan de rapportagegrens. Om in te spelen op het probleem van evoluerende rapportagegrenzen (de huidige voorgestelde rapportagegrenzen zijn een soort “grootste gemene deler” van wat alle labo’s aankunnen en zijn afgestemd op de oude milieukwaliteitsnormen (MKN)) zou hierbij best toegevoegd worden: “Als de rapportagegrens verlaagd wordt, dient de lozingsvoorwaarde (norm) desgevallend ook aangepast (verlaagd) te worden.” Zoals ook in de aanbevelingen voor verder onderzoek voor de parameter kobalt, totaal werd opgenomen.” Reactie van BBT-kenniscentrum Het BBT-kenniscentrum kan akkoord gaan met deze opmerking van de Vlaamse Milieumaatschappij. 4) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 86 en bijlage 4 “Bespreking van verwijdering van stikstof uit afvalwater” “Voor de parameter stikstof, totaal acht de Vlaamse Milieumaatschappij een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) van 15,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar. Eventueel is een gemiddelde op dagbasis (24h uur) bespreekbaar. – Een vermindering van de nutriëntenvracht is nodig om de kwaliteitsobjectieven voor oppervlaktewater te bereiken en om tegemoet te komen aan de afspraken van de Derde en Vierde Noordzeeconferentie, waarin gesteld wordt dat er een significante reductie (50% of meer) moet bereikt worden in de inbreng van de nutriënten stikstof (N) en fosfor (P). Daarom hebben de betrokken lidstaten zich ertoe verbonden maatregelen te nemen naar de verschillende doelgroepen toe. Voor de industrie luiden deze maatregelen als volgt: “Het nutriëntgehalte van relevante industriële lozingen in oppervlaktewater moet beperkt worden door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken.” – De toepassing van de Beste Beschikbare Technieken komt minimaal overeen met eenzelfde saneringsinspanning inzake nutriëntverwijdering als opgelegd aan de rioolwaterzuiveringsinstallaties. – De selectie van de Beste Beschikbare Technieken is gebaseerd op een evaluatie van beschikbare milieuvriendelijke technieken, meer bepaald van hun technische haalbaar-
258
Vlaams BBT-Kenniscentrum
FINALE OPMERKINGEN
–
–
–
–
–
heid, hun voordeel voor het milieu en hun economische haalbaarheid. Op basis van de geselecteerde technieken, de Beste Beschikbare Technieken, wordt er een voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm), die bovendien controleerbaar is door Afdeling Milieu-inspectie, geformuleerd. Een toetsing van de huidige kwaliteit van het ontvangende water (hier Schelde en Scheldedokken) met de milieukwaliteitsnormen (MKN) maakt geen deel uit van deze evaluatie. Er is reeds één raffinaderij in Vlaanderen die (op termijn) voor stikstof, totaal een norm van 15,0 mg N/l heeft opgelegd gekregen. Cfr. het verslag van 06/12/07 installeert een andere raffinaderij in Vlaanderen momenteel een anoxische reactor om te kunnen voldoen aan een norm van 15,0 mg N/l voor stikstof, totaal. Een norm van 15,0 mg N/l wordt reeds zeer vele jaren in het kader van milieuvergunningsaanvragen door de Vlaamse Milieumaatschappij geadviseerd voor relevante (prioritaire) in oppervlaktewater lozende bedrijven en maakt bijgevolg deel uit van een beleidslijn waarop niet kan worden teruggekomen. Ogenblikkelijke waarden (concentraties) zijn zeer makkelijk controleerbaar op eender welk tijdstip. VLAREM voorziet hiertoe bovendien een beoordeling van de analyseresultaten bij controle door de toezichthoudende overheid. De BREF Mineral oil and gas refineries ([EIPPCB, 2003]) beschrijft o.a. de toepassing van zuurwaterstrippers als voorzuivering (zie p. 367-370). Eéntraps zuurwaterstrippers reduceren de concentratie ammoniak (NH3) tot minimum 75 mg/l en maximum 150 mg/l (concentratie ammoniak in het effluent van de stripper). Om als ontzoutingswater ingezet te kunnen worden mag deze concentratie maximum 150 mg/l (ppm) bedragen. Tweetraps zuurwaterstrippers (dus één extra stripper voor ammoniak) reduceren de concentratie ammoniak tot 1-10 mg/l (concentratie ammoniak in het effluent van de stripper). De gerecupereerde ammoniakoplossing kan mogelijks worden ingezet voor de-NOx doeleinden in het kader van het beheersen en terugdringen van de emissies naar de lucht. Met betrekking tot het emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken ([EIPPCB, 2003]) stelt één lidstaat dat de emissiewaarden dagelijks gemiddelde waarden zouden moeten zijn, temeer omdat de emissiewaarden eenvoudig bereikt kunnen worden met een goed ontworpen en beheerde waterzuiveringsinstallatie. Het is niet omdat de ruwe aardolie (crude) mogelijks schommelingen veroorzaakt in de stikstofbelasting van het afvalwater, dat er daarom een hogere norm gehanteerd moet worden.”
Reactie van BBT-kenniscentrum Het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) is gebaseerd op de Beste Beschikbare Technieken. De selectie van de Beste Beschikbare Technieken is, op zijn beurt, gebaseerd op een evaluatie van de technische haalbaarheid, het milieuvoordeel en de economische haalbaarheid van de beschikbare milieuvriendelijke technieken. De selectie van de Beste Beschikbare Technieken gebeurt op sectorniveau (in dit geval: specifiek voor raffinaderijen). Vergelijkingen met andere sectoren (in dit geval: rioolwaterzuiveringsinstallaties) kunnen een onderdeel vormen van de evaluatie, maar de Beste Beschikbare Technieken en de met Beste Beschikbare Technieken haalbare emissiewaarden kunnen verschillen van sector tot sector.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
259
BIJLAGE 5
In bijlage 4 werd een diepgaande evaluatie van de technische haalbaarheid, het milieuvoordeel en de economische haalbaarheid van de verwijdering van stikstof (uit het (bedrijfs)afvalwater van raffinaderijen) gemaakt. Ook een toetsing van de huidige kwaliteit van het ontvangende water (in dit geval: Schelde en Scheldedokken) met de milieukwaliteitsnormen maakt deel uit van deze evaluatie. Een toetsing van de huidige kwaliteit van het ontvangende water met de milieukwaliteitsnormen laat ons toe om de “wenselijkheid” van de reductie te bepalen. Op basis van deze evaluatie kunnen we besluiten dat nitrificatie/denitrificatie een Beste Beschikbare Techniek is indien de meetresultaten voor stikstof, totaal door toepassing van andere technieken (maatregelen) niet gereduceerd kunnen worden tot waarden 30,0 mg N/l of indien een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is omwille van lokale omstandigheden, d.i. om de lokale milieukwaliteitsnormen te behalen, en dit niet mogelijk is door toepassing van andere technieken (maatregelen). We achten dus meetresultaten ≤ 30,0 mg N/l in overeenstemming met de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken, tenzij een verdergaande verwijdering van stikstof noodzakelijk is. Rekening houdend met de mogelijkheid tot verrekening van de voorziene nauwkeurigheideis (bijlage 4.2.5.2 van VLAREM II) bij de beoordeling van de meetresultaten bij controle door de toezichthoudende overheid (afdeling 4.2.6 van VLAREM II) achten we een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) voor stikstof, totaal van 25,0 mg N/l (als ogenblikkelijke waarde) haalbaar door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. De behandeling (zuivering) van zuur water in zuur water strippers (“sour water strippers”) werd geselecteerd als een Beste Beschikbare Techniek. Zuur water strippers worden reeds door de verschillende raffinaderijen in Vlaanderen toegepast. Twee fasen zuur water stripper worden zelden toegepast bij raffinaderijen. Er zijn slechts twee raffinaderijen gekend die twee fasen zuur water strippers toepassen nl. de Holborn raffinaderij en de Mider raffinaderij ([EIPPCB, 2003]). Er is in de technische werkgroep (TWG) en in de BREF “Mineral oil and gas refineries” geen consensus over de BBT-conclusie i.v.m. de verwijdering van stikstof. Met betrekking tot het emissieniveau dat gepaard gaat met Beste Beschikbare Technieken stelt de industrie dat de emissiewaarden jaarlijks gemiddelde waarden zouden moeten zijn omdat de emissiewaarden gebaseerd zijn op analyseresultaten uitgedrukt als jaarlijks gemiddelde waarden. 5) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 86 “Ten aanzien van het voorstel voor sectorale lozingvoorwaarde (norm) voor vanadium van 0,07 mg/l wenst de Vlaamse Milieumaatschappij een minderheidsstandpunt in te nemen. De Vlaamse Milieumaatschappij kan akkoord gaan met een sectorale lozingsvoorwaarde (norm) van maximaal 0,05 mg/l aangezien dit 10 * maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) en ook 10 * de nieuwe (ontwerp) milieukwaliteitsnorm (MKN) is.” Reactie van BBT-kenniscentrum Het BBT-kenniscentrum acht voor vanadium, totaal een lozingsvoorwaarde (norm) van 0,07 mg/l haalbaar met de Beste Beschikbare Technieken. Het BBT-kenniscentrum geeft in § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek” aan dat bijkomend onderzoek zal moeten uitsluiten of een verregaande verwijdering van (en bijgevolg een strengere norm voor) vanadium, totaal bij de Vlaamse raffinaderijen technisch/economisch haalbaar is.
260
Vlaams BBT-Kenniscentrum
FINALE OPMERKINGEN
6) Opmerking van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bij hoofdstuk 6, § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek”, p. 88 “Voor de meest gevaarlijke stoffen, zoals cadmium, totaal en kwik, totaal is het voorkomen en/of het beëindigen van de verontreiniging het uitgangspunt. Ook hier dringt verder onderzoek naar de vermindering van deze stoffen zich op.” Reactie van BBT-kenniscentrum Het BBT-kenniscentrum kan akkoord gaan met deze opmerking van de Vlaamse Milieumaatschappij. De parameters die vermeld worden in § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek” zijn in eerste instantie die parameters waarvoor het voorstel voor sectorale lozingsvoorwaarde (norm) groter is dan 10 * (ontwerp) basismilieukwaliteitsnorm. 7) Opmerking van Total Raffinaderij Antwerpen (TRA) bij hoofdstuk 6, § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving”, p. 86 en § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek”, p. 88 “Zoals gesteld in de studie wordt de technische/economische haalbaarheid voor een aantal strengere lozingsvoorwaarden (normen) (met name voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen en zware metalen) niet aangetoond. Ook wegens de beperkte beschikbaarheid van meetgegevens maken we dan ook voorbehoud voor deze geformuleerde voorstellen tot normering. De door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) geformuleerde aanbevelingen voor verder onderzoek onderschrijven we ten volle.” Reactie van BBT-kenniscentrum De technische/economische haalbaarheid van strengere lozingsvoorwaarden (normen) (dan de voorstellen voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) op basis van de Beste Beschikbare Technieken) voor de parameters polycyclische aromatische koolwaterstoffen, 16 van EPA, seleen, totaal, kobalt, totaal en vanadium, totaal kan momenteel (2008) inderdaad niet worden aangetoond (zie § 6.2 “Aanbevelingen voor verder onderzoek”). Het BBT-kenniscentrum acht verder onderzoek bijgevolg noodzakelijk. De voorstellen voor sectorale lozingsvoorwaarden (normen) in § 6.1 “Aanbevelingen voor milieuregelgeving” worden door het BBT-kenniscentrum evenwel haalbaar geacht bij toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. 8) Algemene opmerking van Total Raffinaderij Antwerpen (TRA) “De Vlaamse BBT-studie Raffinaderijen is onder andere gebaseerd op de analyseresultaten van vier Vlaamse raffinaderijen wat de beperktheid van dit document aangeeft ten aanzien van de Europese BREF Mineral oil and gas refineries.” Reactie van BBT-kenniscentrum De Vlaamse BBT-studie Raffinaderijen is inderdaad sterk gericht op de Vlaamse context. Bij de inbreng van de Vlaamse BBT-studie Raffinaderijen als informatie voor de herziening van de Europese BREF Mineral oil and gas refineries, zal het BBT-kenniscentrum dit uitdrukkelijk aangeven.
Vlaams BBT-Kenniscentrum
261