OPENBARE VERSIE
BESLUIT ONTHEFFING ZORGSPECIFIEKE CONCENTRATIETOETS (OPENBARE VERSIE)
Kenmerk: 71837/101363 Betreft: Parnassia Groep – Stichting Reakt
Verzoek 1.
Op 23 januari 2014 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) een aanvraag in de zin van artikel 49a, tweede lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) ontvangen voor de goedkeuring van een voorgenomen concentratie. Hierin is medegedeeld dat de Parnassia Groep B.V. (hierna ook: PG) een groot deel van het personeel en de ondernemingsactiviteiten en activa van de failliete Stichting Reakt (hierna ook: Reakt) wenst over te nemen. Door deze voorgenomen overname beoogt PG uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Mededingingswet, te verkrijgen over de onderneming Reakt. Hierna worden beide organisaties ook aangeduid als ‘partijen’. PG en de curator van Reakt hebben bij de aanvraag de NZa verzocht een ontheffing te verlenen in de zin van artikel 49d, eerste lid, Wmg van het verbod om een concentratie tot stand te brengen zonder daaraan voorafgaande goedkeuring van de NZa.
Partijen 2.
Parnassia Groep B.V. is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. PG biedt klinische GGZ en niet-klinische GGZ voor volwassen, ouderen, jeugdigen en kinderen aan. Daarnaast is PG actief op het gebied van verslavingszorg, forensische psychiatrie en woonbegeleiding in de regio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Noord-Holland.
3.
Stichting Reakt is een stichting naar Nederlands recht. Reakt biedt laagdrempelige opvang en dagbesteding en re-integratie en bemiddeling naar betaald werk, individuele trajecten naar arbeidsmatige ontwikkeling, sociale activering en omgevingsgerichte ondersteuning aan in de regio’s Den Haag, Haagrand/Midden-Holland, Noord-Holland en Rijnmond. Daarnaast heeft Reakt enkele commerciële leerwerkbedrijven.
Toepasselijkheid van de zorgspecifieke concentratietoets 4.
De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Mededingingswet. Door deze operatie beoogt PG uitsluitende zeggenschap te verkrijgen over de onderneming Reakt.
5.
PG en Reakt zijn zorgaanbieders. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens over het aantal in de organisaties werkzame personen blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 4 van de Wmg geregelde zorgspecifieke concentratietoezicht valt.
Argumenten partijen 6.
Partijen baseren het verzoek tot ontheffing als bedoeld in artikel 49d, eerste lid, Wmg op het feit dat zonder directe overname van de activiteiten van Stichting Reakt de continuïteit van de zorg voor de cliënten van Reakt in gevaar komt.
OPENBARE VERSIE
7.
Op 9 augustus 2013 hebben partijen melding gedaan van een concentratie tussen PG en Reakt bij de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM). Deze concentratie betrof de verkrijging van zeggenschap van PG over Reakt. Op 11 oktober 2013 heeft ACM besloten dat voor het tot stand brengen van deze concentratie geen vergunning is vereist. De daarna snel verslechterende financiële situatie van Reakt was voor PG aanleiding om van een volledige overname af te zien. Reakt heeft op 2 december 2013 surseance van betaling aangevraagd. De bewindvoerder heeft PG gevraagd een bod uit te brengen op de activiteiten van Reakt. Dat heeft PG gedaan, en dit bod is geaccepteerd. Reakt is op 21 januari 2014 failliet verklaard. PG wenst en is in staat om op 1 februari 2014 de activiteiten over te nemen.
8.
De curator van Reakt heeft aangegeven dat een snelle doorstart van Reakt van groot belang is. Op dit moment wordt aan de cliënten van Reakt nog steeds zorg verleend. Zorgkantoren en gemeenten zullen (achteraf) voor deze zorg betalen. De toeleveranciers worden sinds de surseance doorbetaald, omdat het immers ook in het belang van de schuldeisers van Reakt is, dat de dienstverlening wordt voortgezet, zodat Reakt kan worden verkocht aan PG en een doorstart kan worden gemaakt.
9.
De datum voor overdracht is op 1 februari gezet, omdat dat de snelst mogelijke datum is dat alle voorbereidingen voor overname konden worden getroffen. Tussen de dienstverlening van Reakt en de betaling hiervoor door gemeenten en zorgkantoren zit doorgaans een periode anderhalve maand. De periode daartussen wordt door de bank voorgefinancierd waardoor Reakt aan haar verplichtingen kan (blijven) voldoen. De bank was bereid tot 1 januari 2014 voor te financieren. Sinds die tijd doet de bank dat niet meer. Het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft nu de loonverplichting overgenomen. Het UVW dient vervolgens een vordering bij de curator in. De curator van Reakt wenst de huidige situatie niet langer voortzetten. Hij acht de voortzetting van de huidige situatie na 1 februari niet in het belang van de schuldeisers van Reakt. Zou PG Reakt niet overnemen, dan is de kans reëel dat op 31 januari a.s. liquidatie zou volgen.
Beoordeling 10.
Artikel 49d, eerste lid, Wmg geeft de NZa de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen op verzoek van degene die een melding heeft gedaan, ontheffing te verlenen van het in artikel 49a, eerste lid, Wmg gestelde verbod indien de NZa een redelijk vermoeden heeft dat zij haar goedkeuring aan de concentratie niet zal onthouden. Hieronder zal achtereenvolgens worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend geval en of de NZa een redelijk vermoeden heeft dat zij haar goedkeuring aan de concentratie niet zal onthouden. A. Spoedeisendheid
11.
De Memorie van Toelichting bij de zorgspecifieke fusietoets (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 253, nr. 3) licht het begrip spoedeisendheid toe met een voorbeeld: “Een voorbeeld van spoedeisendheid is een op korte termijn dreigend faillissement van een bij de concentratie betrokken zorgaanbieder, dat kan worden voorkomen door in een dergelijk geval af te wijken van het concentratieverbod.”.
12.
In de onderhavige zaak is het faillissement reeds ingetreden. Partijen hebben echter aannemelijk gemaakt dat liquidatie van Reakt kan worden voorkomen door op zeer korte termijn een doorstart te maken. Deze benodigde zeer korte termijn kan enkel worden gehaald, door in deze specifieke zaak af te wijken van het concentratieverbod van artikel 49a, eerste lid, Wmg. Hierbij wijst de NZa op de volgende omstandigheden.
OPENBARE VERSIE
13.
De uitspraak door de rechter-commissaris van het faillissement van Reakt is gepubliceerd op http://insolventies.rechtspraak.nl1. Met de uitspraak staat het faillissement vast. De curator van Reakt dient de belangen van diens schuldeisers. De curator acht het in het belang van de schuldeisers van Reakt dat het bedrijf op zo kort mogelijke termijn een doorstart maakt en liquidatie van Reakt voorkomen wordt. Daarom blijft Reakt zorg verlenen. Op verzoek van de NZa heeft de curator van Reakt bevestigd dat op dit moment personeel en cliënten bij Reakt blijven, omdat zij ervan uitgaan dat op 1 februari Reakt zal worden voortgezet door PG. De curator acht de voortzetting van deze situatie na 1 februari niet houdbaar en tevens niet in het belang van de schuldeisers. Zorg kan nu nog geleverd worden, omdat het UWV de loonbetaling heeft overgenomen. Door het het beëindigen van de voorfinanciering door de bank, raken de financiële middelen op. Liquidatie van Reakt per 31 januari is dan ook reëel en zonder doorstart zal de continuïteit van zorg niet langer mogelijk zijn.
14.
Omdat de financiële middelen om de zorgverlening voort te kunnen zetten op zeer korte termijn uitgeput raken, vindt de NZa het voldoende aannemelijk dat een snelle overname van belang is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. B. Redelijk vermoeden van goedkeuring
15.
Voor de verlening van een ontheffing in de zin van artikel 49d, eerste lid, Wmg is tevens noodzakelijk dat de NZa een redelijk vermoeden heeft dat zij haar goedkeuring niet zal onthouden.
16.
De NZa acht het aannemelijk dat zij haar goedkeuring voor de voorgenomen concentratie tussen partijen niet zal onthouden. Daartoe is het volgende redengevend:
Raadpleging betrokkenen 17.
Zowel de centrale ondernemingsraad als de concerncliëntenraad van PG zijn in aanloop naar het uitbrengen van een bod door PG op de activiteiten van Reakt door PG geconsulteerd. Beiden hebben verklaard voorstander te zijn van het uitbrengen van een bod op de activiteiten van Reakt en de overname van Reakt door PG met dien verstande dat zij daarbij opmerkingen en voorbehouden hebben gemaakt.
18.
De centrale ondernemingsraad van PG heeft, kort samengevat, de volgende opmerkingen gemaakt:
19.
De centrale ondernemingsraad van PG verwacht dat PG tot een weloverwogen personeelsmix tracht te komen waarbij kwaliteit voorop staat, maar ook gedacht wordt aan een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand bestaande uit jonge, oude, ervaren of minder ervaren, mannen en vrouwen. Bij de werving van personeel van Reakt vraagt de centrale ondernemingsraad van PG er rekening mee te houden dat de activiteiten van Reakt mogelijk ook uitgevoerd kunnen worden door (toekomstige) boventalligen uit de eigen PG medewerkerspopulatie. Tot slot merkt de centrale ondernemingsraad op dat Track, dat onderdeel uitmaakt van Reakt Groep, op dit moment ingezet wordt als onafhankelijk bemiddelingsbedrijf bij trajecten van boventallige medewerkers bij PG. Na de overname verwacht de centrale ondernemingsraad dat er aandacht wordt besteedt aan het borgen van de onafhankelijke positie die een bemiddelingsbedrijf moet hebben bij de begeleiding van boventalligen.
20.
De concerncliëntenraad van PG heeft de voorbehoud gemaakt dat zij nader geconsulteerd wilt worden over de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de overname, en met name de kwaliteit waaronder de activiteiten en diensten van Reakt worden ingezet ten behoeve van patiëntenzorg. Tevens verwacht de concerncliëntenraad
1
Dit is de officiële site van de rechtbanken, gerechtshoven, CRvB, CBb, Hoge Raad en Raad voor de rechtspraak.
Uitspraak van 24 januari 2014, publicatiekenmerk 09.dha.14.60.F.1306.1.14.
OPENBARE VERSIE
dat indien PG in de toekomst voornemens is wijzigingen door te voeren in de structuur van PG en deze wijzigingen afwijken van de thans voorgenomen structuur na de overname, deze wijzigingen ter advisering aan haar wordt voorgelegd. 21.
De NZa acht het aannemelijk dat zowel de centrale ondernemingsraad als de concerncliëntenraad van PG in het vervolg op een zorgvuldige wijze zullen worden betrokken bij het concentratieproces en hun opmerkingen en voorbehouden door PG op een overtuigende wijze en beargumenteerd zullen meegewogen worden in de besluitvorming. Zowel de centrale ondernemingsraad als de concerncliëntenraad van PG hebben immers positief geadviseerd over de eerdere voorgenomen concentratie zoals bij ACM was aangemeld maar door de financiële situatie waarin Reakt verkeerde niet is geeffectueerd. Het feit dat de centrale ondernemingsraad en de concerncliëntenraad met betrekking tot de eerdere voorgenomen concentratie positief hebben geadviseerd getuigt ervan dat zij door PG op een zorgvuldige wijze in dat proces zijn betrokken en hun overwegingen op een meegewogen in de besluitvorming van PG tot de eerdere voorgenomen concentratie. Dit maakt het aannemelijk dat PG ook in het thans voorgenomen concentratieproces zowel de centrale ondernemingsraad als de concerncliëntenraad op een zorgvuldige wijze zal betrekken en hun opmerkingen en voorbehouden op een overtuigende wijze en beargumenteerd zal meewegen in de besluitvorming.
22.
De NZa heeft van de curator van Reakt vernomen dat zowel de ondernemingsraad als de cliëntenraad van Reakt de thans voorgenomen concentratie en de doorstart van Reakt toejuichen. Tevens hebben partijen en de curator van Reakt aangegeven dat de betrokken banken positief staan tegenover de thans voorgenomen concentratie.
23.
Tot slot heeft de NZa kennisgenomen van verklaringen van diverse zorgkantoren en zorgverzekeraars die productieafspraken met Reakt hebben. Deze zorgkantoren en zorgverzekeraars hebben een verklaring van geen bezwaar afgegeven omtrent de thans voorgenomen concentratie en hebben zich ook bereid verklaard om, na de overname, de productieafspraken van Reakt, onder bepaalde voorwaarden, over te hevelen naar PG.
24.
Samenvattend: de NZa acht het onder deze omstandigheden aannemelijk dat de betrokkenen op een zorgvuldige wijze zijn en zullen worden geraadpleegd. Daarnaast acht de NZa het aannemelijk dat hun oordelen en aanbevelingen op een overtuigende en beargumenteerde wijze in de besluitvorming zijn en zullen worden betrokken.
Cruciale zorg 25.
De NZa heeft geen aanwijzingen dat door de voorgenomen concentratie cruciale zorg in gevaar komt. De NZa merkt echter het volgende op:
26.
Gezien de spoedeisendheid van de besluitvorming omtrent het ontheffingsverzoek heeft de NZa geen diepgaand onderzoek kunnen doen naar de vraag of de voorgenomen concentratie cruciale zorg in gevaar brengt. In dit soort situaties kan de NZa op grond van artikel 49d, tweede lid, Wmg binnen vier weken na het verlenen van de ontheffing voorwaarden of voorschriften verbinden aan de ontheffing. De NZa zal binnen vier weken na het verlenen van de ontheffing nader onderzoeken of door de voorgenomen concentratie cruciale zorg in gevaar komt. Indien dit het geval is, zal de NZa binnen de genoemde termijn voorwaarden of voorschriften verbinden aan de ontheffing.
Conclusie 27.
Gelet op het bovenstaande concludeert de NZa dat er in de onderhavige zaak sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 49d, eerste lid, Wmg, waarbij zij het redelijk vermoeden heeft dat zij haar goedkeuring aan de concentratie niet zal onthouden. Het verzoek om ontheffing zal derhalve worden toegewezen, met dien
OPENBARE VERSIE
verstande dat de NZa binnen vier weken na de verlening van de ontheffing voorwaarden of voorschriften aan deze ontheffing kan verbinden.
Datum: 30 januari 2014 De Nederlandse Zorgautoriteit,
dr. M.E. Homan plv. voorzitter Raad van Bestuur Ingevolge artikel 105 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) juncto artikel 7:1 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit een bezwaarschrift, per post of per fax (dus niet via email), indienen bij de Nederlandse Zorgautoriteit, unit Juridische Zaken, Postbus 3017, 3502 GA Utrecht. Het bezwaar moet volgens artikel 6:5 lid 1 Awb schriftelijk en ondertekend worden ingediend en moet ten minste de volgende gegevens bevatten: naam en adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar zich richt en de gronden van het bezwaar. Wij verzoeken u een kopie van het bestreden besluit bij te voegen.