BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING OSS 2015 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss gelet op de artikelen 2, 11, derde lid, 12, 13, tweede lid, 14, vierde lid, 16, 17, tweede lid, en 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oss 2015 besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Oss 2015
HOOFDSTUK 1 PROCEDURE MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG
Artikel 1 Melding 1.
Een melding zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening is een melding waarin wordt gevraagd om maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wet wordt gevraagd. Niet alle vragen die binnen komen in een sociaal wijkteam of in het Wmo-loket zijn meldingen zoals bedoeld in de Verordening. Bijvoorbeeld een verzoek om informatie, een vraag om maatschappelijk werk en eenvoudige vraagverheldering behoren niet altijd tot de procedure van een maatwerkvoorziening. Deze vragen worden opgelost met algemene voorzieningen.
Artikel 2 Spoedprocedure Als er een melding wordt gemaakt van een situatie waar direct maatschappelijke ondersteuning nodig is en niet het onderzoek kan worden afgewacht, dan wordt een tijdelijke maatwerkvoorziening ingezet voor de duur van maximaal 8 weken. Gedurende deze periode wordt, indien er langer ondersteuning wordt gevraagd, naast de tijdelijke voorziening het reguliere onderzoek uitgevoerd om zo nodig te komen tot een maatwerkvoorziening.
Artikel 3 Cliëntondersteuning 1. Als cliëntondersteuning reeds heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening worden de resultaten hiervan meegenomen in het onderzoek als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. 2. Voor het onderzoek zoals bedoeld in de Verordening, kan cliëntondersteuning ingezet worden om de vraag helder te krijgen en mogelijke oplossingen te inventariseren. Een voorbeeld is het inzetten van een familieconferentie om duidelijk te krijgen hoe mantelzorg verdeeld kan worden. Cliëntondersteuning is bedoeld als middel om de situatie en behoeften van belanghebbende(n) in kaart te brengen. Mogelijk kan de belanghebbende hierdoor tot een eigen oplossing komen of de aanvullende ondersteuningsbehoefte helder krijgen.
Artikel 4 Beschikking Het verslag van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 7 lid 5, 6 en 7 van de Verordening wordt geacht onderdeel uit te maken van de beschikking.
HOOFDSTUK 2 MAATWERKVOORZIENING
Artikel 5. Persoonsgebonden budget
Artikel 2.3.6 van de Wmo regelt de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget (PGB) te verstrekken voor alle mogelijke maatwerkvoorzieningen in de Wmo. Een PGB dient daarbij altijd een bewuste en vrijwillige keuze van de aanvrager te zijn. Om voor een PGB in aanmerking te komen, moeten naast de verplichtingen en voorwaarden zoals opgenomen in de Verordening in artikel 12, aan de volgende voorwaarden in de Wmo worden voldaan: 1. De cliënt moet motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. a. Onderdeel van deze motivering (artikel 2.3.6, lid 2 onder b Wmo) is dat belanghebbende schriftelijke afspraken maakt met de PGB-aanbieder (het budgetplan PGB), waaruit blijkt dat het PGB veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt besteed (artikel 2.3.6, lid 2 onder c Wmo), dat het PGB in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het is verstrekt (artikel 2.3.6, lid 3 Wmo) en in voldoende mate bijdraagt aan het resultaat en kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning (artikel 12, lid 1 onder e van de Verordening). b. Het college toetst dit door middel van een beoordeling van het budgetplan PGB, dan wel andere ter goedkeuring van de het college aan te leveren gegevens. c. Het indienen van de motivering, waaronder de schriftelijke concept-zorgovereenkomst, is onderdeel van de onderzoeksfase zoals bedoel in artikel 7 van de Verordening. d. Bij inzet van het sociale netwerk moet in de onderzoeksfase zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening worden aangetoond dat wordt voldaan aan artikel 12, lid 1 onder g van de Verordening. e. Het is mogelijk om mensen uit het sociale netwerk te betalen met een PGB als: i. het aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan een maatwerkvoorziening in natura, en; ii. het gebruikelijke zorg overstijgt, en; iii. er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag, en; iv. in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van gebruikelijke zorg en mantelzorg doet. Bijvoorbeeld als iemand geheel of gedeeltelijk zijn/haar baan op moet zeggen om de zorg voor een naaste op zich te nemen. 2. De cliënt moet naar het oordeel van het college op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met behulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Artikel 6. Uitsluitingsgronden persoonsgebonden budget De algemene uitsluitingsgronden voor een maatwerkvoorziening gelden ook voor de verstrekking van een PGB: artikel 9 en 10 van de Verordening. Daarnaast zijn ook de uitsluitingsgronden in de Verordening artikel 12, lid 1 van toepassing. Naast bovengenoemde uitsluitingsgronden, wordt geen
PGB verstrekt indien: 1.
Het vermoeden bestaat dat de belanghebbende niet in staat is om zelf de besteding van het PGB of de verantwoording hiervoor te verzorgen. Dit wordt meegenomen in het onderzoek. Hierbij moet gekeken worden of er sprake is van de volgende situaties: a.
De belanghebbende is wilsonbekwaam.
b.
De belanghebbende is bekend met financiële problemen en/of problemen bij de afbetaling.
c.
De belanghebbende leidt een zwervend bestaan.
d.
De belanghebbende is bekend met een ziektebeeld waarbij beperkingen naar voren komen in het verantwoordelijkheidsbesef, ziekte-inzicht en/of regelvermogen (bv. dementie, verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel).
In deze gevallen heeft de belanghebbende de mogelijkheid de verantwoordelijkheid over te dragen aan een beheerder/curator. 2.
Als de belanghebbende bij een eerder toegekende PGB zich niet aan de geldende regels en verantwoordelijkheden heeft gehouden en als dit verwijtbaar is aan de belanghebbende.
3.
Er sprake is van een maatwerkvoorziening die naar verwachting binnen een kort tijdsbestek vervangen moet worden door een andere maatwerkvoorziening (bv. bij kindvoorzieningen, of als er sprake is van een zeer progressieve ziekte);
4.
Een PGB voor inzet van het sociaal netwerk niet aantoonbaar tot betere, effectievere en doelmatiger ondersteuning leidt, dan ondersteuning geleverd door een instelling of een ZZP-er;
5.
De belanghebbende verzuimt schriftelijke afspraken te overleggen zoals bedoeld in Artikel 12, lid 1 onderdeel e van de Verordening.
Artikel 7. De hoogte van het persoonsgebonden budget 1.
In alle gevallen geldt dat het PGB toereikend moet zijn om de benodigde hulp in te kunnen kopen.
2.
Het college hanteert bij het vaststellen van de hoogte van het PGB maximaal de tarieven uit de naturacontracten. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van het PGB is dat het PGB een adequate oplossing moet bieden en niet duurder mag zijn dan de oplossing in natura (artikel 12, lid 2 van de Verordening). Dit betekent dat de hoogte van het budget ook lager kan zijn, dan de naturatarieven. Daarbij wordt in de Verordening nog het onderscheid gemaakt in het vaststellen van de hoogte van een PGB voor het inkopen van de maatwerkvoorziening bij een organisatie, bij een ZZP-er en het betalen van het sociaal netwerk (artikel 12, lid 2 onderdeel c). De vaststelling van de hoogte van het PGB is maatwerk.
3.
De hoogte van het PGB is een bruto budget. In de beschikking wordt de hoogte van het bruto PGB vastgesteld. Een bruto budget wil zeggen dat de eigen bijdrage niet is ingehouden op het vastgestelde budget en dat het ook niet betaald mag worden uit het PGB. De budgethouder krijgt hiervoor een aparte beschikking en factuur van het CAK.
Artikel 8. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget 1.
Het PGB wordt uitbetaald door de Sociale Verzekeringsbank via het trekkingsrecht. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert het PGB en verzorgt de betalingen aan de zorgverleners op declaratiebasis. Dit wordt het trekkingsrecht genoemd.
2.
De uitbetaling vindt alleen plaats aan hulpverleners waar de cliënt een contract mee heeft afgesloten. Het trekkingsrecht maakt het mogelijk om alle betalingen aan zorgverleners vooraf te controleren. De SVB maakt inzichtelijk wat de bestedingen zijn en wat het resterende budget is. Budget dat niet wordt besteed, betaalt de SVB na afloop van het jaar terug aan de gemeente.
3.
In de beschikking wordt vastgelegd of er een eenmalig bedrag wordt verstrekt of een periodiek bedrag. Een PGB voor hulpmiddelen is meestal een eenmalig bedrag. In het geval van dienstverlening zoals huishoudelijke verzorging of begeleiding is veelal sprake van periodebedragen.
Artikel 9. Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget Ter borging van de kwaliteit van de geleverde maatwerkvoorziening, wordt de volgende werkwijze gehanteerd: 1.
De cliënt maakt met de hulpverlener/aanbieder tenminste schriftelijke afspraken over het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit (Artikel 12 lid 1, onder e. Verordening). Dit sluit aan bij Artikel 2.3.6, lid 3 van de Wet, waarin is bepaald dat het college moet toetsen dat het PGB in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het budget wordt verstrekt. Het college kiest ervoor om dit middels een beoordeling van de schriftelijke concept-zorgovereenkomst tussen aanbieder en de budgethouder, danwel andere ter goedkeuring van de het college aan te leveren gegevens, te doen. Dit betekent dat de belanghebbende eerst een schriftelijke conceptzorgovereenkomst aan het college verstrekt, voordat het college deze toets uit kan voeren. Dit proces is onderdeel van het onderzoek.
2.
In de Verordening is in Artikel 11, lid 3 onder b. opgenomen dat de kwaliteitseisen die gelden voor verstrekking van het PGB in de beschikking dienen te worden opgenomen.
3.
De cliënt en de PGB-aanbieder zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening. Samen maken zij kwaliteitsafspraken over de maatwerkvoorziening. Er moeten ten minste afspraken zijn dat de maatwerkvoorziening: a. veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt gerealiseerd; b. is afgestemd op de persoonlijke situatie en behoeften van de cliënt en zijn omgeving; c. is afgestemd op andere vormen van ondersteuning en zorg, waaronder informele zorg; d. wordt geleverd door personen die beschikken over de competenties en vaardigheden die nodig zijn om de gevraagde dienstverlening uit te voeren;
4.
De gemeente kan periodiek controleren op de voortgang en kwaliteit van de resultaten van de maatwerkvoorziening.
5.
Bij een PGB hoger dan € 25.000, of een lager budget wanneer dat wenselijk geacht wordt, kan het college een aanvullend advies eisen van een inhoudelijk deskundige over het zorgplan en/of de uitvoering daarvan.
Bij hoge PGB’s is er vaak sprake van een complexe situatie. Het gaat om hoge budgetten waarvan het college wil weten of de resultaten worden behaald. Hierbij is het mogelijk de deskundige een check in de onderzoeksfase te laten doen, of om in een later stadium een controle te laten doen op de resultaten en een juiste inzet van het PGB. Artikel 10. Verantwoording van het persoonsgebonden budget 1.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank.
2.
Het college kan, in aanvulling op lid 1, een aanvullende controle uitvoeren op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van het PGB.
3.
In de beschikking wordt opgenomen aan welke verantwoordingseisen voldaan moet worden. Dit zijn in elk geval de voor het trekkingsrecht noodzakelijke bescheiden.
HOOFDSTUK 3
EIGEN BIJDRAGEN
Artikel 11. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of persoonsgebonden budgetten De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Artikel 12. Bijdrage voor algemene voorzieningen Voor de algemene voorziening in de vorm van huishoudelijke hulp is de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd.
Artikel 13 Bijdragen in de kosten 1. Als de gemeente een nieuwe algemene voorziening creëert, dan kan daarvoor een bijdrage in de kosten worden gevraagd die maximaal de kostprijs bedraagt. Als er een bijdrage in de kosten van toepassing is, dan wordt de voorziening en de hoogte van de bijdrage opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. 2. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald: a. door een aanbesteding; b. na een consultatie in de markt, of c. in overleg met de aanbieder. De kostprijs van maatwerkvoorzieningen wordt contractueel bepaald en is veelal gebaseerd op een gemiddeld klantbedrag. Dit wil zeggen dat voor elke klant hetzelfde bedrag wordt betaald waarover een bijdrage in de kosten kan worden geheven. 3. De kostprijs voor een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald op grond van artikel 12 lid 2 van de Verordening. 4. De kostprijs van de maatwerkvoorziening wordt opgegeven bij het CAK. 5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening door het CAK vastgesteld en geïnd. 6. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt zoals bedoeld in artikel 2.1.5 van de Wet.
HOOFDSTUK 4 RESULTAATVERPLICHTING HUISHOUDELIJKE VERZORGING
Artikel 14.
Vaststelling bedragen persoonsgebonden budgetten hulp bij het huishouden
1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden vindt plaats door het bepalen van aandachtgebieden waarbij ondersteuning nodig is aan de hand van onderstaand normenoverzicht.
PGB bij 1-persoonshuishouden of meerpersoonshuishouden in seniorenwoning/appartment Aandachtsgebied
PGB-bedrag/jaar
Zwaar huishoudelijk werk
1225,94
Licht huishoudelijk werk
817,29
De was en strijk
817,29
Boodschappen doen
817,29
Bereiden maaltijden
2043,23
Dagelijkse organisatie
408,65
Advies en instructie
408,65
Anderen helpen bij verzorging en maaltijden
Maatwerk
Twee of meer aandachtsgebieden
2043,23
PGB bij meerpersoonshuishouden én eengezinswoning of grote bungalow Aandachtsgebied
PGB-bedrag/jaar
Zwaar huishoudelijk werk
2043,23
Licht huishoudelijk werk
817,29
De was en strijk
817,29
Boodschappen doen
817,29
Bereiden maaltijden
2043,23
Dagelijkse organisatie
408,65
Advies en instructie
408,65
Anderen helpen bij verzorging en maaltijden Twee of meer aandachtsgebieden
Maatwerk 2043,23
2. Op basis van individueel maatwerk kan een PGB hoger of lager dan de normbedragen worden vastgesteld. 3. Over het gehele PGB moet verantwoording worden afgelegd aan de gemeente. 4. Het in 2014 door de gemeenteraad vastgestelde basistarief voor de huishoudelijke hulp is ongewijzigd en bedraagt in 2015 € 20,16 per uur.
HOOFDSTUK 5. RESULTAAT VERPLICHTING WONEN IN EEN GESCHIKT HUIS
Artikel 15. Woonvoorziening in natura Een individuele woonvoorziening welke in natura wordt verstrekt kan zowel in bruikleen als in eigendom worden toegekend. a. Een in het eerste lid genoemde voorziening in natura met een aanschafprijs beneden het bedrag van € 300,- wordt in de regel in eigendom verstrekt. b.
Een in het eerste lid genoemde voorziening in natura met een aanschafprijs van € 300,- of meer wordt in de regel in bruikleen verstrekt.
Artikel 16. a.
Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de goedkoopst compenserende voorziening, exclusief inkoopvoordeel, maar met aftrek van 10% standaardkorting/marge, inclusief onderhoud en reparatie.
b.
Het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 17.
Verhuiskostenvergoeding
Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van door cliënt in te leveren offertes.
Artikel 18.
Woonvoorzieningen in natura
Woonvoorzieningen als mobiele tilliften, badliften, douchebrancards en transferhulpmiddelen (glijzeil en draaischijf) worden bij voorkeur in natura verstrekt.
Artikel 19.
Tijdelijke huisvesting
Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening in de vorm van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. De werkelijke kosten met een maximum van € 638,81 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. b.
de werkelijke kosten met een maximum van € 319,93 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.
Artikel 20. Huurderving Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening voor de kosten van huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 onder a. van de Wet op de Huurtoeslag.
Artikel 21. Vervanging stoffering in verband met astmatische klachten en huisstofmijtallergie, en aanschaf rolstoeltapijt a.
Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening voor de kosten van het vervangen van stoffering in slaap en/of woonkamer in verband met ernstige, medisch objectiveerbare, astmatische klachten en huisstofmijtallergie wordt berekend aan de hand van de Nibud Prijzengids 2013-2014.
b.
Het persoonsgebonden budget bedrag voor de kosten van aanschaf en het leggen van rolstoeltapijt wordt berekend aan de hand van de Nibud Prijzengids..
HOOFDSTUK 6. RESULTAATVERPLICHTING HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 22. 1.
Persoonsgebonden budget individuele vervoersvoorzieningen
Met een persoonsgebonden budget voor een individuele vervoersvoorziening kan maximaal een afstand van 2000 kilometer per jaar worden gereisd. Het persoonsgebonden budget wordt afgestemd op de reisbehoefte.
2. a. Het persoonsgebonden budget dat verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt maximaal € 1.348,92 per jaar. b. Het persoonsgebonden budget dat verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 873,- per jaar. c.
Het persoonsgebonden budget dat verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 2.021,16 per jaar.
Artikel 23.
Persoonsgebonden budget autoaanpassing
Het persoonsgebonden budget voor autoaanpassingen wordt gesteld op de jaarlijks vast te stellen maximale bedragen bij aanpassingen van de referentieauto dan wel de referentie rolstoeltoegankelijke auto van de gemeente Oss. a.
Het maximale bedrag voor de aanpassing van een rolstoeltoegankelijke auto of rolstoelbus bedraagt € 10.558,26.
b.
Het maximale bedrag voor de aanpassing van een personenauto bedraagt € 10.558,26.
c.
Standaardaanpassingen bij auto’s: De genoemde kosten in onderstaande Bedragen voor standaardaanpassingen bij referentieauto’s zijn de maximale vergoedingen die in het kader van de Wmo verstrekt kunnen worden. Een eventuele meerprijs dient door de belanghebbende voor eigen rekening genomen te worden. Speciale aanpassingen (op maat, individueel) worden naar kostprijs vergoed.
Bedragen voor standaardaanpassingen bij referentieauto’s Hyundai
Renault
Renault
Accent
Twingo
Kangoo
Gaspedaal links/rechts opklapbaar
€
377,-
€
376,-
€
452,-
Gaspedaal rechts opklapbaar
€
164,-
€
146,-
€
110, -
Rempedaal opklapbaar
€
174,-
€
169,-
€
157,-
Handbedrijfsrem (exclusief opklapbaar rempedaal)
€
534,-
€
508,-
€
692,-
Handbedrijfsrem met segmentgas (exclusief opklapbare
€
645,-
€
671,-
€ 1.222,-
Bediening gas en rem
pedalen)
Stoelaanpassingen Verlengde stoelslede links onder originele autostoel
€
761,-
Verlengde stoelslede links onder originele autostoel met
€
727,-
€
936,-
€
728,-
€
932,-
€
932,-
hoogteverstelling Verlengde stoelslede rechts onder originele autostoel
€
775,-
op aanvraag
op aanvraag
op aanvraag
op aanvraag
op aanvraag
op aanvraag
Bediening overig Liften
HOOFDSTUK 7. RESULTAATVERPLICHTING DAGELIJKSE ACTIVITEITEN (BEGELEIDING) Artikel 25 1. a.
Het persoonsgebonden budget is afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd bij verstrekking in natura.
b. Voor de diensten begeleiding individueel, begeleiding groep, kortdurend verblijf en beschermd wonen, worden in 2015 de maximum PGB-tarieven overgenomen zoals het zorgkantoor deze in 2014 voor de AWBZ hanteert. 2. Er is sprake van een gedifferentieerde tariefstelling voor het persoonsgebonden budget begeleiding. a. Een PGB budgethouder die een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT), kan het maximum (100%) PGB-tarief ontvangen. b. Inschakeling van een zzp’er of zorgorganisatie die arbeidsvoorwaarden met lagere loonschalen hanteert, leidt als gevolg van aannemelijke minderkosten, tot een verlaging van het maximum PGB-tarief met 15%. c.
Bij inschakeling van iemand uit het sociaal netwerk door een PGB budgethouder geldt een korting op het PGB-tarief van 50%. Dit met een maximum van € 20,- per uur en bij kortdurend verblijf maximaal € 30,- per etmaal (zie overeenkomstig PGB tarief Wet langdurige zorg voor hulp van niet professionele zorgverleners).
d. De genoemde kortingspercentages gelden als uitgangspunt. Indien de PGB budgethouder kan aantonen dat in zijn situatie het PGB-tarief niet toereikend is om passende ondersteuning in te kopen, kan aanpassing plaatsvinden. Artikel 26 De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van individuele ondersteuning en dagbesteding vindt plaats door het bepalen van het type ondersteuning dat nodig is en door wie de zorg wordt verleend conform onderstaand overzicht. Type maatwerk-voorziening
PGB door professionele
PGB door ZZP
PGB voor zorg door sociaal
zorgverleningsinstantie*
(85%)
netwerk
(100%) Individuele ondersteuning
(50%)
€ 660
€ 561
€ 330
€ 6576
€ 5590
€ 3288
€ 9684
€ 8230
€ 4842
Dagbesteding basis
€ 7476
€ 6355
€ 3738
Dagbesteding extra
€ 14244
€ 12107
€ 7122
Dagbesteding toeslag
€ 130
€ 130
€ 130
waakvlam Individuele ondersteuning basis Individuele ondersteuning extra
rolstoelvervoer *Professionele zorgverleningsinstantie: een zorgorganisatie met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).
HOOFDSTUK 8. VEILIGHEID EN GEBORGENHEID IN DE EIGEN LEEFOMGEVING (BESCHERMD WONEN) Artikel 26.
Tarief persoonsgebonden budget beschermd wonen
Het persoonsgebonden budget voor de dienst beschermd wonen (ZZP-GGZ-C) is afgeleid van het maximum tarief zoals het zorgkantoor deze in 2014 voor de AWBZ hanteert.
Categorie
Indicatie
1
Beschermd wonen met gedeeltelijke begeleiding en gedeeltelijk op afroep beschikbaar
1DAG
Beschermd wonen met gedeeltelijke begeleiding en gedeeltelijk op afroep beschikbaar + dagbesteding Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid
2
Aandachtsgebieden Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren (Verzorging) Categorie 1 + 4 dagdelen dagbesteding Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren Begeleiding bij probleemgedrag
2DAG
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid + dagbesteding
Categorie 2 + 4 dagdelen dagbesteding
3
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid
3DAG
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid + dagbesteding
Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren Verzorging Begeleiding bij probleemgedrag Categorie 3 + 4 dagdelen dagbesteding
4
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid
4DAG
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid + dagbesteding
5
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid (eventueel besloten karakter)
Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren Verzorging Begeleiding bij probleemgedrag (Verpleging)
5DAG
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid + dagbesteding
5 + 5 dagdelen dagbesteding
6
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid (setting 24-uurs woonvoorziening)
6DAG
Beschermd wonen met voortdurend begeleiding in nabijheid (setting 24-uurs woonvoorziening) + dagbesteding
Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren Verzorging Verpleging Begeleiding bij probleemgedrag Categorie 6 + 4 dagdelen dagbesteding
Begeleiding sociale redzaamheid Begeleiding psychosociaal functioneren Verzorging Begeleiding bij probleemgedrag (Verpleging) Categorie 4 + 4 dagdelen dagbesteding
PGB-tarief/jaar € 19.645
€ 29.376 € 30.538 (incl. vervoer) € 31.439
€ 41.170 € 42.332 (incl. vervoer) € 34.411
€ 44.142 € 45.304 (incl. vervoer) € 42.527
€ 52.258 € 53.420 (incl. vervoer) € 45.747
€ 55.478 € 56.640 (incl. vervoer) € 60.998
€ 70.729 € 71.891 (incl. vervoer)
HOOFDSTUK 9. ZICH VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING Artikel 28. Persoonsgebonden budget sportrolstoel en sportvoorziening Een sportrolstoel of sportvoorziening voor gehandicapten wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget in de vorm van een forfaitair bedrag. a.
De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen persoonsgebonden budget voor de aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 2.840,19.
b.
De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen persoonsgebonden budget voor de aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 2.840,19.
c.
Het onder a. en b. genoemde bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.
HOOFDSTUK 10. VOORZIENINGEN/HULPMIDDELEN Artikel 29. a.
Het persoonsgebonden budget bij hulpmiddelen
Bij het vaststellen van een PGB voor hulpmiddelen gaan we in de regel uit van de prijzen zoals vastgelegd in onderstaande lijst van Pantein Thuiszorgwinkel – onze leverancier van hulpmiddelen. Genoemde bedragen zijn inclusief accessoires en individuele aanpassingen. Voor de genoemde bedragen kan een cliënt altijd een compenserend middel kopen. Dit hoeft niet nieuw te zijn.
Regulier tweewielfietsen met trapondersteuning vallen niet in de lijst en dus ook niet in categorie 15. Het PGB (een fiets met trapondersteuning is alleen via een PGB verkrijgbaar) wordt aan de hand van maatwerk bepaald;
Met betrekking tot groep 18 uit de lijst (fiets) geldt dat voor een kinderfiets een bedrag ad € 8.213,94 wordt toegekend (duur 5 jaar) en voor een fiets voor volwassenen een bedrag ad € 11.499,52 (duur 7 jaar);
Met betrekking tot groep 20 (tillift) geldt dat voor een tillift voor kinderen een bedrag ad
€ 2.962,81 wordt toegekend (duur 5 jaar) en voor een tillift voor volwassenen een bedrag ad € 4.197,43 (duur 7 jaar);
De PGB’s uit de groepen 14-15-16-17-18 zijn gebaseerd op driewielfietsen en hebben een laag btw-tarief van 6%. Indien het hulpmiddel een tweewieler betreft dan geldt het hoge btw-tarief van 21%. De berekening is dan PGB-bedrag / 1,06 x 1,21;
De PGB’s uit de groepen 21-22-23-24 zijn gebaseerd op een niet-verrijdbare voorziening en hebben een hoog btw-tarief (21%). Bij zelfvoortbewegers (grote wielen) is het lage btw-tarief (6%) van toepassing.
PGB Bedragen Noord Oost Brabant 2015 huurbedrag
toekenning 5 jaar
toekenning 7 jaar
per maand
incl onderhoud
incl onderhoud
incl btw
incl btw
8,26
€ 735,80
2 handbewogen rolstoel 2 :volwassen (semi) permanent gebruik)
16,53
€ 1.471,60
3 handbewogen rolstoel 3: volwassen permanent gebruik
34,61
€ 3.081,67
4 handbewogen rolstoel 4: volwassen actief continu gebruik
15,50
€ 2.084,05
5 handbewogen rolstoel 5: kinderen incidenteel
18,60
€ 1.182,96
6 handbewogen rolstoel 6: kinderen (semi) permanent actief gebruik
63,55
€ 4.041,78
7 handbewogen rolstoel 7: kinderen permanent gebruik kantelbaar aandrijfondersteuning: toevoeging op handbewogen rolstoel of hockey-aanpassingen op 8 electrische rolstoel
92,47
€ 5.881,09
1 handbewogen rolstoel 1: volwassen incidenteel gebruik
9 electrische rolstoel 1: volwassen 10 electrische rolstoel 2: kinderen
77,49
€ 6.899,71
101,77
€ 9.061,60
127,08
€ 8.082,29
11 scootmobiel 1 : 8 km
17,05
€ 1.518,13
12 scootmobiel2: alle snelheden / licht geveerd
23,25
€ 2.070,18
13 scootmobiel 3: alle snelheden/ extra geveerd
37,19
€ 3.311,40
14 fiets 1: volwassen
58,38
€ 5.198,16
127,08
€ 11.315,20
15 fiets 2: volwassen met trapondersteuning
41,33
€ 2.628,59
17 fiets 4: kinderen met trapondersteuning
111,59
€ 7.097,12
18 fiets 5: volwassen en kinderen met of zonder electr. Trapondersteuning
129,15
€ 8.213,94
19 vervoersvoorziening: kinderen
50,11
€ 3.637,99
20 tillift
40,81
€ 2.962,81
21 bad-douche-toiletvoorziening 1: volwassen minimale (zit)problematiek
13,94
€ 1.416,86
22 bad-douche-toiletvoorziening 2: volwassen complexe (zit)problematiek
57,34
€ 5.828,04
23 bad-douche-toiletvoorziening 3: kinderen minimale (zit)problematiek
35,65
€ 2.588,19
24 bad-douche-toiletvoorziening 4: kinderen complexe (zit)problematiek
66,13
€ 4.801,04
16 fiets 3: kinderen
€ 11.499,52 € 4.147,93
b.
De afschrijvingspercentages van de diverse voorzieningen om de restwaarde te berekenen zijn:
Afschrijvingspercentage per
0-6
7-12
13-
19-
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
product
mnd
mnd
18
24
3
4
5
6
7
mnd
mnd
Rolstoel incidenteel
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Rolstoel semi-permanent
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Rolstoel permanent
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Rolstoel actief
20%
25%
35%
50%
70%
85%
95%
Rolstoel elektrisch
20%
25%
35%
50%
70%
85%
95%
Scootmobiel
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Driewielfiets volwassenen met
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Fiets accu trapondersteuning
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Tillift
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Badlift
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Toilet/douchevoorziening
10%
20%
25%
35%
50%
70%
85%
90%
95%
Kinderrolstoel handbewogen
20%
30%
40%
60%
80%
95%
Kinderrolstoel elektrisch
20%
30%
40%
60%
80%
95%
Kinderdriewielfiets
20%
25%
35%
50%
70%
85%
95%
Kinderbuggy
20%
25%
35%
50%
70%
85%
95%
(kantelbaar)
(binnen/buiten)
trapondersteuning Driewielfiets volwassenen zonder trapondersteuning
c.
De berekening van de restwaarde bij inname van een voorziening of bij terugvordering vindt plaats door het vaststellen van de prijs van de bruto voorziening inclusief modulaire aanpassingen maar exclusief de specifiek voor de aanvrager aangebrachte aanpassingen. Het dan gevonden bedrag wordt verminderd met 10% korting en verhoogd met de wettelijk verschuldigde BTW. Het uiteindelijke bedrag wordt vervolgens verminderd met het van toepassing zijnde afschrijvingspercentage om de restwaarde vast te stellen.
Artikel 30.
Inwerkingtreding en citeertitel
1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015 2. Dit besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Oss. 3. Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Oss ingetrokken.