Besluit
datum
Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding woonderzoeksmaster Letterkunde (r) van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Gegevens
15 juli 2013
Naam instelling Naam opleiding Besluit Accred¡tatie Datum aanvraag onderzoeksmaster Variant opleiding "Letterkunde' - Radboud Locatie opleiding Un¡vers¡teit Nijmegen (001 609) Datum goedkeuren commissie uw kenmerk Datum hoozitting mso/rg/'13U.003'123 Datum KNAW-advies ons kenmerk I nstellin gstoets kwaliteitszorg onderwerp
Radboud Universiteit Nijmegen wo-ondezoeksmaster Letterkunde (l 20 ects)
1maart2013 voltijd Nijmegen vaste KNAW-commissie Geesteswetenschappen
26 april2013 26 mei2013
ja, positief besluit d.d.21 november 2011
NVAO/2o1 3221 s/SL bijlagen 1
Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21523). De commissie heeft haar advies opgesteld aan de hand van de criteria van een beperkte opleidingsbeoordeling die zijn geformuleerd in het'Beoordelingskader ondezoeksmasters van 22 november 2011'. Op grond van het toepasselijke accreditatiekader heeft de commissie de opleiding beoordeeld aan de hand van drie standaarden, te weten Beoogde eindkwalificaties, Onderuvijsleeromgeving en Toetsing en gerealiseerde eindkwalifi caties.
Bevindingen De NVAO stelt vast dat in het KNAW-advies deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden de commissie de kwaliteit van de opleidingen (2) voldoende heeft bevonden en de accreditatietermijn na de herstelperiode verlengd kan worden.
'
ln 201 o heeft de ¡nstelling deze ople¡d¡ng onder de naam 'Letterkunde en Literatuurwetenschap:
Nieuwe F¡lologie'
aangevraagd.
2
Ge.iende toekomstige samenvoeg¡ng heeft de commiss¡e heeft de onderzoeksmasteropleidingen 'Kunst- en
Cultuurwetenschappen' en 'Letterkunde' gezamenlijk beoordeeld. De oordelen van belde opleidingen zijn gelijk, waar er verschillen z¡jn, worden ze in het advies aangeduid.
lnlicht¡ngen Astrid Koster +31 (0)70 3122305
[email protected]
Parkstraat 2812514 JK I Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag PO. Box 85498 | 2508 CD The Hague lThe Netherlands T + 31 (0)70 3122300 | F + 31 10)70 3122301 info@nvao. net I www.nvao.net
n e d erl a n
pagina 2 van 10
ds - v I a a mse a ccr e di tati e or ga n i s atí e
Advies van de KNAW-commissie Het advies van de KNAW-commissie maakt integraal deel uit van het besluit.
lnleiding Over de aanvraag van de opleidingen (toen nog 'Kunst- en Visuele Cultuur in historisch perspectief en'Letterkunde en Literatuunvetenschap: Nieuwe Filologie'geheten) van 15 juni 2010 heeft de commissie negatief geadviseerd. De commissie was van mening dat bij de opleidingen een aantal zwaanruegende aandachtspunten geformuleerd konden worden. Ten eerste noemde de commissie het geringe aantal studenten als een van de zwakke punten. Ook de Nederlandstaligheid van de opleidingen was naar de mening van de commissie een zwakte van de opleidingen. De commissie is mede op basis van de hoorzittingen tot de conclusie gekomen dat de drie (3) in 2010 aangevraagde opleidingen eigenlijk het beste samengevoegd zouden kunnen worden tot één brede onderzoeksmaster Historische, Literaire en Culturele Studies. Dan kan er volgens de commissie pas sprake zijn van een aanvaardbaar aantal studenten. De onvoldoende beoordeelde facetten betroffen de aansluiting op de eisen die het vakgebied stelt (facet 1.1), de kwaliteit van het docententeam (facet 3.1), de eisen aan het programma (facet2.1) en de relatie tussen de doelstellingen en het programma (lacet2.2). Deze negatief beoordeelde facetten hebben geleid tot een onvoldoende beoordeling op ondenverp 2 "Programma" en onderuverp 3 "lnzet personeel". Deze aspecten zullen nu vooral onder standaard 2 worden beoordeeld De commissie heeft geconcludeerd dat de opleidingen nog niet voldeden aan de basiskwaliteit en heeft de opleiding een negatief oordeel gegeven.
Herstelperiode Op 20 mei 2011 heeft de NVAO van het College van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen het herstelplan ontvangen, met het vezoek om de opleidingen in aanmerking te laten komen voor een herstelperiode. Op 7 september 2011 heeft de NVAO de Radboud Universiteit een herstelperiode toegekend. Nieuwe aanvraag Op 28 februari 2013 heeft de Radboud Universiteit in Nijmegen twee nieuwe aanvragen ingediend. De KNAW-commissie Geesteswetenschappen heeft de aanvragen bestudeerd en heeft de in 2011 met een onvoldoende beoordeelde facetten vertaald naar het nieuwe beoordelingskader. Met name de aspecten die in 201 1 met een onvoldoende zijn beoordeeld zullen in de nieuwe aanvragen worden beoordeeld. Meer specifiek heeft de commissie beoordeeld in hoeverre de volgende voorgenomen maatregelen inderdaad de negatief beoordeelde aspecten in voldoende mate hebben verbeterd: - Met uitzondering van een aantal onderdelen zullen alle ondena/jsonderdelen in het Engels worden aangeboden. De opleiding zal streven naar het werven van meer, en een meer internationale, instroom. De eindtermen zullen helder worden geformuleerd en op de opleiding worden toegespitst. De instelling herziet het programma van de opleiding: o Er zal meer ruimte komen voor methoden en technieken, theoretische kaders alsmede theorievorming.
3
Naast de twee genoemde opleidingen ook de opleiding Historische Wetenschappen
n
pagina 3 van 10
ed er I a n ds - v I ø a mse a ccr e di
tati e or ga
n i s ati
e
o
Het aantal vakken specifìek voor onderzoeksmasterstudenten zal worden uitgebreid. o De relatie tussen het ondezoek en onderwijs zal worden versterkt. o Voor ondezoeksmasterstudenten zullen hogere eisen gelden dan voor reguliere masterstudenten. De bemensing van het docententeam dat de verschillende ondenvijsonderdelen verzorgt zal worden hezien; de opleiding zal beschikken over een staf die zichtbaar bestaat uit de beste docenten met ervaring in promotiebegeleiding. Tot slot ven¡vacht de commissie dat de twee opleidingen 'Kunst- en Cultuurwetenschappen' en'Letterkunde' zullen worden samengevoegd. Over andere aspecten zoals het gerealiseerde eindniveau heeft de commissie niet getwijfeld en deze zullen daarom geen onderdeel zijn van de nieuwe beoordeling, tenzij er signalen zijn dat de ondenrvijskwaliteit op deze punten onder druk zou staan. Voe¡taal Uit het informatiedossier blijkt dat de opleidingen vrijwel alle vakken sinds september 2011 in het Engels aanbiedt. ln 2012 is voor beide opleidingen de volledige website in het Engels vertaald, zodat ook potentiële internationale studenten toegang hebben tot voldoende informatie over de opleidingen. Daarnaast hebben de opleidingen docenten aangetrokken die meer ervaring hebben met doceren in het Engels.
Tijdens de gesprekken die de commissie tijdens de hoorzittingen met betrokkenen voerde heeft de commissie de indruk dat de overgang naar een Engelstalig programma relatief soepel verloopt: docenten en studenten hebben geen signalen gegeven dat zij er moeite hebben. De commissie is dan ook tevreden over de transformatie van het programma naar een programma met Engels als voertaal en is van mening dat het programma nu aansluit bij de eisen die de (internationale) beroepspraktijk aan het vakgebied stelt. Daarnaast is het nu mogelijk internationale studenten te werven, hetgeen voor een verdere verbreding van het eigen perspectief kan zorgen. Al met al oordeelt de commissie positief over dit aspect.
Instroom Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding 'Kunst- en cultuun¡vetenschappen' een gemiddelde instroom heeft van krap 3 studenten per jaar, en dat de opleiding 'Letterkunde' gemiddeld 6 studenten per jaar trekt. Deze cijfers zijn de laatste jaren stabiel gebleven, maar er lijkt sinds 2011 sprake van een lichte stijging. ln de reactie op de aanvullende vragen beschrijven de opleidingen de maatregelen die zij hebben genomen om het aantal studenten te verhogen. De meeste zijn erop gericht de zichtbaarheid van de ondezoeksmasteropleidingen te vergrolen. Zo zijn de opleidingen per 1 september 2013 verbonden met de Graduate School in Humanities (GSH) van de instelling en worden de opleidingen op internationale congressen beter onder de aandacht gebracht. Daarnaast hebben er zich een aantal personele wisselingen voorgedaan, waardoor er nu ook internationale docenten bij de opleiding betrokken zijn. De commissie constateert dat de opleidingen maatregelen hebben genomen om de instroom en met name de internationale instroom te verhogen. Hoewel de commissie concludeert dat het probleem van te lage instroom systematisch wordt aangepakt, en er sprake lijkt te zijn van enige verbetering, benadrukt de commissie dat de aandacht op dit punt niet mag verslappen: de instroomcijfers zijn immers nog steeds aan de lage kant. ln dit
n
pag¡na 4 van
ed e r I a n ds -
v Ia a
ms e a ccr e dîtati
e
or ga
n is
at í e
10 licht ziet de commissie samenvoeging van de opleidingen nog steeds als een potentieel instroomverhogende factor.
Eindtermen ln 2O11 was de commissie van mening dal: "Hoewel de commissie vindt dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij het mastemiveau en de oriëntatie van een ondezoeksmaster, acht de commissie de eindtermen erg omvangrijk en te breed. Op bepaalde punten zijn de eindtermen ongespecificeerd (wetenschapsgeschiedenis, theorie, debat, methoden en technieken) en op sommige punten suggereren de eindtermen een te hoog eindniveau (zelfstandig onderzoeker, publicabel wetenschappelijk artikel). De opleiding pretendeert daamaast studenten kennis en inzicht bij te brengen in het "bredere geesteswetenschappelijke discours", maar volgens de commissie is dit geen scherp afgebakend begrip en is het problematisch om hierbij te spreken van "de methoden en technieken in de geesfeswetenschappen", omdat de daardoor gesuggereerde methodologische eenheid niet bestaat." ln het informatiedossier heeft de opleiding een opsomming en beschrijving gegeven van de huidige doelstellingen van de opleidingen. De opleidingen hebben nu zeven eindkwalificaties geformuleerd die studenten een basis in de disciplinaire achtergrond van de opleiding verschaffen en de kennis en vaardigheden bijbrengen die noodzakelijk zijn om als promovendus binnen het vakgebied aan de slag te gaan. De commissie is van mening dat de vernieuwde eindtemen aan de eisen voldoen, ze zijn helderder geformuleerd en meer toegespitst op de opleidingen. Wel vindt de commissie dat sommige eindtermen wel erg ambitieus zijn geformuleerd, en dat het mogelijk onrealistisch zal blijken dat ze tijdens de nominale duur van de opleidingen door studenten kunnen worden gerealiseerd. De commissie is dus tevreden, maar adviseert de opleidingen bij het verder ontwikkelen van de toekomstige samengevoegde opleiding expliciet de haalbaarheid van de eindtemen in ogenschouw te nemen. Heniening programma De commissie heeft in 2011 een aantal kritiekpunten betreffende de programma's geformuleerd, die naar het oordeel van de commissie verbetering behoefden. Dit betrof onder meer het onderw'rjs op het terrein van methoden en technieken, het aantal onderzoeksmasterspecifìeke vakken, de relatie tussen het ondezoek en onderwijs, en de eisen aan onderzoeksmasterstudenten ten opzichte van reguliere masterstudenten. Uit de huidige informatiedossiers blijkt dat de opleidingen in 2011 de programma's volledig hebben vernieuwd. Sinds het academische jaar 2011-2012 is het programma opgebouwd uit de volgende onderdelen: een disciplinair onderdeel "Literary Studies" (40 EC), een interdisciplinair onderdeel Historische, Literaire en Culturele Studies in Humanities (HLCS; 25 EC) en een keuze-onderdeel (disciplinair of interdisciplinair). Tijdens het keuzeonderdeel kan de studenten kiezen uit reguliere, specifiek voor ondezoeksmasterstudenten aangepaste, masteronderdelen en uit andere nationale programma-onderdelen (25 EC). Het programma sluit af met een masterscr¡ptie. Deze kan betrekking hebben op een disciplinair ondenrverp, maar het interdisciplinaire kader van de opleiding wordt daarbij nadrukkelijk betrokken. Om de samenvoeging te vergemakkelijken, komt deze structuur terug in alle drie samenwerkende HLCS onderzoeksmasterprogramma's. De commissie is tevreden over de veranderingen die de commissie heeft doorgevoerd. De interdisciplinaire HLCS-cursussen vormen in toenemende mate een geheel. Dit wordt ook gewaardeerd door studenten en docenten zien dat de studenten steeds meer interdisciplinaire samenwerken. De commissie is wel van mening dat de onderlinge
n
ederIan
ds
- vI aamse accreditat
ie
orga nisati e
pagina 5 van 10 afstemming
tussen de drie HlCS-cursussen nog verder kan worden vergroot. Een sterk punt vindt de commissie dat de gemeenschappelijk met reguliere masterstudenten te volgen vakken een duidelijk hogere eisen worden gesteld aan onderzoeksmasterstudenten, die deze veranderingen ook zeer waarderen.
De commissie heeft gezien dat de opleiding geen programma-onderdeel heeft opgenomen waarin basis onderzoeksvaardigheden worden aangeleerd. Tijdens de hoorzittingen hebben docenten aangegeven dat de opleidingen veronderstellen dat studenten deze al in hun disciplinaire bacheloropleiding hebben aangeleerd. Meer specifieke onderzoeksvaardigheden worden al doende aangeleerd. De commissie accepteert dit, maar zou liever zien dat specifieke ondezoeksvaardigheden gestructureerd worden aangeboden en aangeleerd. Op deze wijze zullen ook de HLCS-cursussen aan diepgang winnen.
Daarnaast is de commissie van mening dat de opleidingen ook explicieter aandacht dienen te besteden aan de mogelijkheden voor en vaardigheden die nodig zijn voor een nietacademisch vervolgtraject. Nu is dit veelal impliciet ven¡rerkt in het programma, tenvijl er wellicht een aantal studenten zijn die geen academische onderzoeksplaats kunnen of willen bemachtigen, en die door expliciete aandacht voor een niet-academisch vervolgtraject , bijvoorbeeld in de vorm van stages, daar beter op worden voorbereid..
Al met al is de commissie van mening dat het aangepaste programma adequaat is vormgegeven en een goed startpunt vormt voor de verdere ontwikkeling van het programma bij samenvoeging van de drie opleidingen. De commissie beoordeelt het programma van ook met een voldoende. stell in g docente nte a m Uit het informatiedossier blijkt dat sinds academiejaar 2012-2013 de omvang van het personeel dat verbonden is aan beide opleidingen is gestegen van 1, 0 naar 1,35 fte voor onderwijs en 0,2 fte voor een algemeen coördinator. S am e n
De commissie is van mening dat de stafopbouw ten opzichte van 201'l verbeterd is. Er zijn minder docenten aan de opleiding verbonden, maar deze z'rjn goed gekwalificeerd en beschikken over ruime ervaring met onderzoeksbegeleiding. De commissie is van mening dat de opleidingen hiermee duidelijk hun focus laten zien. Tijdens de gesprekken die de commissie tijdens de hoozittingen voerde met de betrokkenen heeft de commissie ook de indruk gekregen dat de nieuwe docenten zorgen voor een nieuwe dynamiek in het gehele docententeam, die stimulerend werkt voor andere docenten en studenten. De commissie is hiermee overtuigd geraakt van de nieuwe aanpak van het opleidingsmanagement om de beste onderzoekers ook daadwerkelijk voor deze onderzoeksmasteropleidingen in te zetten. Daarmee zijn ook de opleidingen als geheel ingebed in een kwalitatief goede wetenschappelijke omgeving. Samenvoeging Hoewel de commissie dit had geadviseerd zijn de drie opleidingen 'Historische Wetenschappen: ldeologie, Mentaliteit en Maatschappelijke Praktijk', 'Kunst- en Visuele Cultuur in historisch perspectief en 'Letterkunde en Literatuurwetenschap: Nieuwe Filologie' nog niet samengevoegd. Wel zijn in de programma-opzet en samenstelling van het docententeam de eerste aanzetten tot een gemeenschappelijke opleiding Historische, Literaire en Culturele Studies duidelijk zichtbaar. Ook heeft de commissie vernomen dat de juridische obstakels om tot samenvoeging te komen zijn opgelost.
nederl an ds -
pagina 6 van
v I aa
mse
o
ccreditati eorgani satie
10 De commissie is tevreden met de ingeslagen weg en heeft er vertrouwen in dat de instelling de drie opleidingen op korte termijn samen zal voegen. De commissie is bovendien van mening dat de instelling de adequate voorbereidingen treft om de samenvoeging te bespoedigen. De commissie heeft bovendien de indruk dat studenten en docenten vanuit de individuele opleidingen steeds meer het gevoel hebben een gezamenlijk programma te volgen. De commissie is hier tevreden over. De verantwoordelijkheid van het gezamenlijke programma moet echter nog verder geformaliseerd worden. Al met al is de commissie tevreden over de stand van zaken met betrekking tot de samenvoeging. Eindniveau ln 2011 heeft de commissie het eindniveau van beide opleidingen met een voldoende beoordeeld. De commissie heeft tijdens het gehele beoordelingsproces geen signalen ontvangen dat het eindniveau momenteel niet in orde zou zìijn. De commissie is dan ook van mening dat het beoogde en gerealiseerde eindniveau, net als de toetsing en beoordeling nog steeds in orde zijn.
Advies De commissie komt op basis van de informatie uit het informatiedossier, de antwoorden op de schriftelijke vragen en de informatie verkregen tijdens de hoorzitting tot het oordeel dat de Radboud Universiteit Nijmegen de opleidingen 'Kunst- en Cultuunvetenschappen' en 'Letterkunde' voldoende heeft hersteld in de herstelperiode. Daarmee komt de commissie tot een positief eindoordeel over beide opleidingen en is zij van mening dat de resterende accreditatietermijn kan worden toegekend.
Concluderend is de commissie van oordeel dat de onderzoeksmasteropleiding 'Kunst- en Cultuun¡¡etenschappen' en 'Letterkunde' van de Radboud Universiteit Nijmegen te Nijmegen voldoen aan de door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie gestelde eisen aan onderzoeksmasters, zoals neergelegd in het'Beoordelingskader onderzoeksmasters' van 22 november 2011. Wel blijven de studentenaantallen van beide individuele opleidingen een zorg van de commissie. De commissie heeft er alle vertrouwen is dat in de resterende accreditatietermijn van vier jaar de drie opleidingen naar tevredenheid zullen worden samengevoegd. lndien dit bij de volgende beoordelingsronde niet het geval blijkt te zijn en/of de studentenaantallen nog steeds te laag zijn, moet getwijfeld worden aan een volgende verlenging van de accreditatietermijn.
n
pag¡na 7 van 10
ederl an ds -
u Ia a
mse
a
ccr e di tati
e o
r ga ni s ati e
Overwegingen NVAO De NVAO volgt de conclusie van de commissie. De NVAO is van mening dat de opleiding een kwaliteitsslag heeft gemaakt die aan de voorwaarden van een herstelperiode voldoet. De NVAO is dan ook van mening dat de accreditatietermijn met de resterende tijd verlengd kan worden. Wel benadrukt de NVAO de aanbeveling van de commissie om de aandacht voor de oorspronkelijk negatief beoordeelde aspecten niet te laten verslappen. Zo dient de opleiding, in het licht van de lage studentenaantallen, te blijven inzetten op het verhogen van de instroom en in het verlengde daarvan het samenvoegen van de drie historische onderzoeksmasters. Daarnaast onderschr'rjft de NVAO het advies van de commissie om ook de specifieke onderzoeksvaardigheden gestructureerd aan te bieden en aan te leren.
Besluit lngevolge het bepaalde in artikel 5a.10, tweede lid, van de WHW heeft de NVAO het college van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen te Nijmegen in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot besluit van 3 juni 2013 naar voren te brengen. Bij email van 26 juni 2013 heeft de instelling gereageerd op het voornemen tot besluit. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in het besluit. De NVAO besluit accreditatie te verlenen aan de ondezoeksmasteropleiding 'Letterkunde' (120 ECTS;variant:voltijd; locatie: Nijmegen) van de Radboud Universiteit Nijmegen te Nijmegen. De NVAO beoordeelt de kwaliteit van de opleiding als voldoende. Dit besluit treedt dit besluit in werking op 30 juni 2013 en is van kracht tot en met 6 jaar na afloop van het oorspronkelijke accreditatietermijn, dat wil zeggen tot en met 29 juni 2017. Den Haag, 15 juli 2013 De NVAO
Voor
R.P. Zevenbergen (bestuurder)
Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.
n
pagina B van
ed erl
an
ds -
u Ia a
mse
a
ccr e ditati
e o
r ga
n is
ati e
10 Bijlage 1: Overzicht van beoordelingen door de KNAW-commissie Geesteswetenschappen betreffende de onderzoeksmaster' Letterku nde' van de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Beoordeling door de KNAW-
Standaard
commissie
1.
Beoogde eindkwalificaties
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.
2.
Onderwijsleeromgeving
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voozieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.
3.
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd.
Eindoordeel
V
De standaarden krijgen het oordeel onvoldoende (O), voldoende (V), goed (G) of excellent (E). Het eindoordeel over de opleiding als geheel wordt op dezelfde schaal gegeven.
n
pagina
I
van
ed erl a n ds - v I a a mse a ccr e d i tati
e
or ga
n i
sati e
10 Bijlage 2: Feitelijke gegevens
Docent-student
1:'11
ratio docenten
Alle docenten zijn gepromoveerd. Een enkele keer wordt een programmaonderdeel door promovendi vezorgd. 81% beschikt over een Basiskwalificatie onderwiis (BKO).
Studielast
35 uur per week
Contacturen
Onqeveer 7 uur per week
Kwalificatie
Rendement
Cohort
Omvang cohort
binnen 2
Meer dan 3
2006
þ
2007
4
0%
100% 75%
2008
5
600/o
80%
lOOo/o
7
57o/o
lOOo/o
lOOo/o
6
5Oo/o
67o/o
67o/o
46%
86%
93o/oo/o
2010
Gewogen de
50%
binnen 3 r
100% 1
n
pagina 10van
eder I an ds -
v Ia a
ms e a
co editati
e o
rga ni s ati e
to Bijlage 3: Samenstelling van de KNAW-commissie: prof. dr. M.J.B. Stokhof (voorzitter), hoogleraar Taalfilosofie aan de Universiteit van
Amsterdam prof. dr. H.J.M.L. De Ridder-Symoens, Emeritus hoogleraar Vroege Moderne Geschiedenis van de Universiteit Gent en emeritus hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam prof.dr. J.W. Bertens, Hoogleraar lntellectuele en literaire geschiedenis van de twintigste eeuw aan de Universiteit Utrecht prof.dr. M.B.H. Everaert, hoogleraar Taalwetenschap aan de Universiteit Utrecht prof.dr. R.B. ter Haar Romeny, Hoogleraar Oude Testament en Oosterse christelijke Tradities aan de Universiteit Leiden. P. Sperber, MSc. (studentlid). PhD-student Filosofie aan de Universiteit Utrecht Drs. A.N. Koster, beleidsmedewerker NVAO, voerde het secretariaat van de commissie