BRL K10001/02 2005-11-01
Beoordelingsrichtlijn voor het productcertificaat voor Substraatmaterialen
Klik hier voor het wijzigingsblad bij deze BRL Klik hier voor het Bijlagenboek bij deze BRL Klik hier voor het wijzigingsblad bij het Bijlagenboek
BRL K10001/02 2005-11-01
Beoordelingsrichtlijn voor het productcertificaat voor Substraatmaterialen
Klik hier voor het wijzigingsblad bij deze BRL Klik hier voor het Bijlagenboek bij deze BRL Klik hier voor het wijzigingsblad bij het Bijlagenboek ©2005 Copyright, Kiwa N.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het gebruik van deze Beoordelingsrichtlijn door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Bindend verklaring Deze beoordelingsrichtlijn is door de directeur Certificatie en Keuringen van Kiwa bindend verklaard per 01 november 2005.
Erkenning
Kiwa N.V Certificatie en Keuringen Sir Winston Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Telefoon 070 – 41 444 00 Telefax 070 – 41 444 20 Internet www.kiwa.nl
Voorwoord Deze Beoordelingsrichtlijn is opgesteld door het College van Deskundigen Substraatmaterialen en Bodemverbeteraars van Kiwa, waarin de belanghebbende partijen op het gebied van substraatmaterialen en bodemverbeteraars zijn vertegenwoordigd. Dit college begeleidt ook de uitvoering van certificatie en stelt zonodig deze Beoordelingsrichtlijn bij. Waar in deze Beoordelingsrichtlijn sprake is van “College van Deskundigen” is daarmee bovengenoemd college bedoeld. Deze Beoordelingsrichtlijn zal door Kiwa worden gehanteerd in samenhang met het Kiwa Reglement voor Productcertificatie, waarin de algemene spelregels van Kiwa bij certificatie zijn vastgelegd. Deze beoordelingsrichtlijn beoogt een constructieve bijdrage te zijn in de herkenbaarheid van kwaliteit van substraatmaterialen. Aangezien de normalisatie en ook de certificatie op dit terrein nog volop in ontwikkeling zijn, zal ook deze beoordelingsrichtlijn zich in de toekomst verder ontwikkelen. Dit betekent dat methoden en toepassingsgebied zoals in deze beoordelingsrichtlijn beschreven, zullen worden verbeterd respectievelijk uitgebreid. Dit document vervangt BRL K10001 dd 2003-01-01. De doorgevoerde wijzigingen betreffen o.a. een uitbreiding van de oorspronkelijke BRL met de productgroepen: § Natuurlijke organische substraten niet vormvast; § Natuurlijke organische substraten vormvast; § Geëxpandeerde kleikorrels. Verder zijn de eisen met betrekking tot traceerbaarheid aangescherpt. Ook zijn de eisen te stellen aan de gebruikersinstructies gewijzigd. De verplichting van het operationeel hebben van een externe bewaarmonsterprocedure, ongeacht of er wel of niet een aanvraag van een afnemer ligt, is in de nieuwe BRL niet meer opgenomen. Tevens is het bijbehorende Bijlagenboek bepalingsmethoden dd 2003-01-01 geactualiseerd.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-3-
1 november 2005
Inhoud Voorwoord.................................................................................................................................. 2 Voorwoord.................................................................................................................................. 3 Inhoud........................................................................................................................................ 4 1
2
Inleiding .............................................................................................................................. 8 1.1
Algemeen.................................................................................................................................. 8
1.2
Toepassingsgebied ................................................................................................................... 8
1.3
Begrippen................................................................................................................................. 8
1.4
Acceptatie van de geleverde onderzoeksrapporten.............................................................. 9
1.5
Certificaat ................................................................................................................................ 9
1.6
Termen en definities................................................................................................................ 9
1.7
Klachtenbehandeling door Kiwa ......................................................................................... 10
Monsternamemethode en – hoeveelheid .......................................................................... 11 2.1
Inleiding ................................................................................................................................. 11
2.2
Monsterneming...................................................................................................................... 11
2.2.1 2.2.2
2.3
Partij- en monstergrootte ..................................................................................................... 12
2.3.1 2.3.2
2.4
Niet-vormvast materiaal ................................................................................................................ 12 Vormvast materiaal........................................................................................................................ 12
Verzending monster .............................................................................................................. 12
2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4
Verpakking .................................................................................................................................... 12 Transport........................................................................................................................................ 13 Condities bij opslag en transport ................................................................................................... 13 Fytotoxiciteit en fytohygiëne ......................................................................................................... 13
2.5
Materialen monstername...................................................................................................... 13
2.6
Registratie monster ............................................................................................................... 13
2.7
Bewaarmonsters .................................................................................................................... 14
2.7.1 2.7.2
3
Niet-vormvast bulkmateriaal ......................................................................................................... 11 Vormvast materiaal........................................................................................................................ 11
Procedure voor bewaarmonsters op aanvraag van de afnemer ...................................................... 14 Procedure voor bewaarmonsters voor producenten ....................................................................... 14
Algemene bepalingsmethoden .......................................................................................... 15 3.1
Algemeen................................................................................................................................ 15
3.1.1
3.2
Afrondingen................................................................................................................................... 15
Fysische bepalingsmethoden ................................................................................................ 15
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10 3.2.11
Gehalte organische stof en minerale rest ....................................................................................... 15 Bulkdichtheid voor aflevering ....................................................................................................... 15 Bulkdichtheid volgens fysische bepalingen................................................................................... 16 Bulkdichtheid voor chemische bepalingen .................................................................................... 16 Vochtgehalte.................................................................................................................................. 16 Fractieverdeling (bij bulk materialen) ........................................................................................... 16 Radioactiviteit................................................................................................................................ 16 Mechanische eigenschappen.......................................................................................................... 16 Lucht- en watergehalte .................................................................................................................. 16 Zinktijd .......................................................................................................................................... 17 Afmetingen .................................................................................................................................... 17
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-4-
1 november 2005
3.3
Chemische bepalingsmethoden ............................................................................................ 17
3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8
3.4
Biologische bepalingsmethoden ........................................................................................... 18
3.4.1 3.4.2 3.4.3
3.5
Flaplengte ...................................................................................................................................... 18 Waterdichtheid hoes ...................................................................................................................... 18 UV bestendigheid plastic folie....................................................................................................... 18 Lichtreflectie.................................................................................................................................. 19
Algemene eisen.................................................................................................................. 20 4.1
Veiligheidseisen ..................................................................................................................... 20
4.1.1 4.1.2
4.2
Intrinsieke veiligheid ..................................................................................................................... 20 Veiligheid voor mens, dier en milieu............................................................................................. 20
Transport ............................................................................................................................... 21
4.2.1 4.2.2
5
Plantverdraagzaamheid (Fytotoxische stoffen).............................................................................. 18 Onkruidzaden................................................................................................................................. 18 Plantpathogenen............................................................................................................................. 18
Bepalingsmethoden omhullingsfolie .................................................................................... 18
3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4
4
Wateroplosbare voedingselementen .............................................................................................. 17 Uitwisselbare kationen (Na, K, Ca, Mg, Fe, Mn, Zn, Cu, Mo)...................................................... 17 Mangaan actief .............................................................................................................................. 17 EC .................................................................................................................................................. 17 pH .................................................................................................................................................. 18 Zuur/Base capaciteit ...................................................................................................................... 18 CEC ............................................................................................................................................... 18 Stikstofbinding............................................................................................................................... 18
Niet vormvaste materialen ............................................................................................................. 21 Vormvaste materialen.................................................................................................................... 21
4.3
Gebruikersinstructies ........................................................................................................... 22
4.4
Traceerbaarheid.................................................................................................................... 22
Producteisen...................................................................................................................... 23 5.1
Producteisen minerale wol.................................................................................................... 23
5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6
5.2
Producteisen natuurlijke organische substraten niet vormvast........................................ 27
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6
5.3
Algemeen....................................................................................................................................... 27 Fysische eisen ................................................................................................................................ 27 Chemische eisen ............................................................................................................................ 28 Biologische eisen ........................................................................................................................... 29 Gebruikersinstructies ..................................................................................................................... 29 Onderzoekmatrix voor natuurlijke organische substraten niet vormvast....................................... 30
Producteisen natuurlijke organische substraten vormvast ............................................... 30
5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6
5.4
Algemeen....................................................................................................................................... 23 Fysische eisen ................................................................................................................................ 23 Chemische eisen ............................................................................................................................ 25 Biologische eisen ........................................................................................................................... 25 Onderzoekmatrix minerale wol ..................................................................................................... 26 Procedure voor bewaarmonsters blokken (minerale wol) voor producenten................................. 26
Algemeen....................................................................................................................................... 30 Fysische eisen ................................................................................................................................ 30 Chemische eisen ............................................................................................................................ 32 Biologische eisen ........................................................................................................................... 33 Gebruikersinstructies ..................................................................................................................... 33 Onderzoekmatrix voor natuurlijke organische substraten vormvast.............................................. 33
Producteisen geëxpandeerde kleikorrels............................................................................. 34
5.4.1 5.4.2
Algemeen....................................................................................................................................... 34 Fysische eisen ................................................................................................................................ 34
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-5-
1 november 2005
5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6
6
7
Merken............................................................................................................................... 38 6.1
Algemeen................................................................................................................................ 38
6.2
Kwaliteitsverklaring ............................................................................................................. 38
6.3
Labelling ................................................................................................................................ 38
6.4
Productkeurmerk.................................................................................................................. 40
6.5
Begeleidend document, vrachtbrief of connossement ........................................................ 40
Eisen aan het kwaliteitssysteem ....................................................................................... 41 7.1
Algemeen................................................................................................................................ 41
7.2
Beheerder van het kwaliteitssysteem................................................................................... 41
7.3
Interne kwaliteitsbewaking/kwaliteitsplan ......................................................................... 41
7.4
Procedures, werkinstructies en klachtenbehandeling........................................................ 41
7.5
Eisen aan het fabricageproces.............................................................................................. 41
7.5.1 7.5.2 7.5.3
8
9
Chemische eisen ............................................................................................................................ 35 Biologische eisen ........................................................................................................................... 36 Gebruikersinstructies ..................................................................................................................... 36 Onderzoekmatrix voor geëxpandeerde kleikorrels ........................................................................ 37
Probleemstelling ............................................................................................................................ 41 Werkwijze...................................................................................................................................... 42 Geldigheid ..................................................................................................................................... 43
Samenvatting onderzoek en controle ............................................................................... 44 8.1
Inleiding ................................................................................................................................. 44
8.2
Onderzoekmatrix certificatie-instelling .............................................................................. 44
8.3
Onderzoeksmatrix laboratorium ......................................................................................... 45
Afspraken over de uitvoering van certificatie .................................................................. 46 9.1
Algemeen................................................................................................................................ 46
9.2
Intern reglement certificatie-werkzaamheden ................................................................... 46
9.3
Eisen certificatiepersoneel .................................................................................................... 46
9.3.1 9.3.2 9.3.3
9.4
Toelatingsonderzoek ............................................................................................................. 47
9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.4.4 9.4.5 9.4.6 9.4.7
9.5
Algemeen....................................................................................................................................... 46 Kwalificatie-eisen .......................................................................................................................... 46 Kwalificatie ................................................................................................................................... 46 Algemeen....................................................................................................................................... 47 Monsteronderzoek ......................................................................................................................... 47 Beoordeling productieproces ......................................................................................................... 47 Beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema .......................................................... 48 Beoordeling van procedures .......................................................................................................... 48 Rapportage..................................................................................................................................... 48 Beslissing op de aanvraag.............................................................................................................. 48
Controle.................................................................................................................................. 49
9.5.1 9.5.2 9.5.3
Controle algemeen ......................................................................................................................... 49 Uitvoering van controles................................................................................................................ 49 Rapportage..................................................................................................................................... 49
9.6
Maatregelen bij tekortkomingen ......................................................................................... 49
9.7
Beëindiging van het certificaat............................................................................................. 50
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-6-
1 november 2005
9.8
Beheer en onderhoud van de certificatieregeling ............................................................... 50
9.9
Frequentie van externe controles......................................................................................... 50
9.10
Rapportage aan het CvD................................................................................................... 50
9.11
Interpretatie van eisen ...................................................................................................... 50
9.12
Specifieke door het College van Deskundigen vastgestelde regels ................................ 51
10
Lijst van vermelde documenten..................................................................................... 52
10.1
Normen/normatieve documenten..................................................................................... 52
10.2
Literatuurverwijzingen..................................................................................................... 53
Bijlage 1. Toekomstige aanpassingen..................................................................................... 54 Bijlage 2. Voorbeeld Labels..................................................................................................... 55 Bijlage 2.1. Voorbeeld label minerale wol. ............................................................................. 55 Bijlage 2.3. Voorbeeld label natuurlijke organische substraten vormvast............................ 57 Bijlage 2.4. Voorbeeld label geëxpandeerde kleikorrels. ....................................................... 58 Bijlage 3. Toelichting gloeiverlies en minerale rest ............................................................... 59 Bijlage 4. Bijlagenboek bepalingsmethoden........................................................................... 60 Bijlage 5. Raam IKB Schema’s............................................................................................... 61 Bijlage 5.1.1. Raam IKB schema minerale wol productie halffabrikaat. ............................. 61 Bijlage 5.1.2. Raam IKB schema minerale wol confectie eindprodukt................................. 63 Bijlage 5.2. Raam IKB schema natuurlijke organische substraten niet vormvast. .............. 65 Bijlage 5.3. Raam IKB schema natuurlijke organische substraatmaterialen vormvast....... 71 Bijlage 5.4. Raam IKB schema geëxpandeerde kleikorrels. .................................................. 75 Bijlage 6. Formulier voor verbeteringsvoorstel voor eerstvolgende revisie .......................... 78 Bijlage 7. Voorbeeld certificaat............................................................................................... 79
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-7-
1 november 2005
1 Inleiding 1.1 Algemeen De in deze beoordelingsrichtlijn (BRL) opgenomen eisen worden door Kiwa gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag, en de instandhouding van een productcertificaat voor Substraatmaterialen. De kwaliteitsverklaringen die op basis van BRL K10001 dd 2003-01-01 zijn afgegeven verliezen in elk geval hun geldigheid op 1 april 2006. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden is Kiwa gebonden aan de eisen die in het hoofdstuk “Afspraken over de uitvoering van certificatie” zijn vastgelegd. Naast de eisen die in deze beoordelingsrichtlijn zijn vastgelegd, stelt Kiwa aanvullende eisen, in de zin van algemene procedure-eisen van certificatie, zoals vastgelegd in het Kiwa Reglement voor Productcertificatie 2004. Daar waar in deze BRL "Kiwa" staat, kan worden gelezen: "een door de Raad voor Accreditatie (RvA), of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten, op basis van de EN 45011 en deze BRL geaccrediteerde certificatie instelling". Toelichting: De bepalingen zoals in deze BRL opgenomen ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling, worden uitgevoerd op het product gereed voor aflevering. Na het in gebruik nemen van het substraat kunnen parameters veranderen. Dit is bijvoorbeeld het geval met de EC en de pH, die door het toepassen van de bemesting en de groei van de gewassen worden beïnvloed. Andere parameters veranderen minder, zoals het “lucht- en watergehalte” en de “mechanische eigenschappen”. Deze bepalingen geven niet alleen een indruk van de toestand van genoemde parameters op het moment van aflevering van het gereed product, maar ook hoe de situatie tijdens de teelt zal zijn. Het is echter voor de uitkomsten van dergelijke bepalingen niet altijd volledig bekend hoe ze geïnterpreteerd moeten worden in relatie tot de ontwikkeling van de parameters in het substraat op de langere duur tijdens de teelt. Onderzoek moet daaraan soms nog een verdere onderbouwing leveren. Hoewel een aantal parameters genoemd in deze BRL tijdens de teelt aan veranderingen onderhevig kan zijn, mogen deze veranderingen niet zodanig zijn dat zich storingen in de groei voor zullen doen. Ervaring heeft wel geleerd dat substraat dat voldoet aan de in de BRL gestelde eisen onder de gebruikelijke teeltomstandigheden geschikt is voor plantengroei gedurende de daarvoor gestelde teeltduur. 1.2 Toepassingsgebied De producten beschreven in deze beoordelingrichtlijn zijn bestemd als wortelmedia voor de productielandbouw. 1.3 Begrippen In deze beoordelingsrichtlijn wordt verstaan onder: · Beoordelingsrichtlijn: de in het College van Deskundigen gemaakte afspraken over het onderwerp van certificatie; · College van Deskundigen: het College van Deskundigen “Substraatmaterialen en Bodemverbeteraars”; · Leverancier: de rechtspersoon (partij) die er voor verantwoordelijk is dat producten bij voortduring voldoen aan de eisen waarop de certificatie is gebaseerd; Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
-8-
1 november 2005
· ·
IKB-schema: een beschrijving van de door de leverancier uitgevoerde kwaliteitscontroles, als onderdeel van zijn kwaliteitssysteem, zoals met Kiwa afgestemd en in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen; TC: Technische Commissie Substraatmaterialen.
1.4 Acceptatie van de geleverde onderzoeksrapporten De acceptatie van door de leverancier aangeleverde onderzoeksrapporten is geregeld in het Kiwa-Reglement voor Productcertificatie. De instelling wordt geacht aan deze acceptatiecriteria te voldoen wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overlegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Uitbesteden van onderzoek door de certificatie-instelling mag in beginsel uitsluitend plaatsvinden aan een instelling, die voldoet aan de relevante accreditatienorm. Voor laboratoria zijn NEN-EN-ISO 17025 en EN 45002 van toepassing. Indien de instelling niet geaccrediteerd is, moet haar kwaliteitsplan met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden beoordeeld worden op de relevante eisen uit de accreditatienormen. Deze relevante eisen hebben betrekking op: § geheimhouding, § onpartijdigheid en onafhankelijkheid, § organisatorische eisen die direct van invloed zijn op de beheersing van de uit te voeren werkzaamheden, § kwaliteit van personeel, § procesbeheersing en kwaliteitscontroles, § kwaliteit meetmiddelen/apparatuur, § identificatie, codering, behandeling en opslag van monsters, § rapportagevorm, § klachtbehandeling en corrigerende maatregelen. 1.5 Certificaat Het model van het op basis van deze beoordelingsrichtlijn af te geven certificaat is als bijlage bij deze BRL opgenomen. 1.6 Termen en definities Voor de toepassing van deze Beoordelingsrichtlijn gelden de volgende termen en definities. Batch:
Bulk: Charge:
Niet vormvast materiaal: Omhullingsfolie:
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Batches zijn een onderdeel van een charge, dus een homogene hoeveelheid goederen, die bijvoorbeeld verschillende nabehandelingen hebben gehad of op verschillende adressen zijn afgeleverd. Los gestort materiaal. Een partij goederen die in éénmaal uit één partij grondstoffen uit één samengevoegde partij van diverse grondstoffen of bij een dynamische productie uit een stroom gelijkwaardige grondstoffen is bereid. Materiaal dat niet in een vorm wordt afgeleverd waarin het ook als zodanig als substraat wordt gebruikt, bijvoorbeeld een partij veen in bulk, zakken veen voor opkweek e.d. Folie dat als omhulling om het substraat is aangebracht en daar tijdens de teeltfase ook omheen blijft.
-9-
1 november 2005
Partij: Productielandbouw: Steekmonster: Substraat: Substraateenheid: Verpakkingsfolie: Verzamelmonster: Vormvast materiaal: Verpakkingseenheden:
Hoeveelheid grondstof of substraat van dezelfde samenstelling en oorsprong die ter plaatse als zodanig is gedefinieerd Land- en tuinbouw ten behoeve van de zakelijke markt, d.w.z. niet voor de particuliere ofwel hobby markt. Een hoeveelheid ongestoord materiaal welke in één keer wordt genomen uit een partij. Een wortelmedium voor de landbouw anders dan grond in situ. De kleinste eenheid van een vormvast materiaal (b.v. een mat of een blok met eventuele omhulling). Folie dat dient om substraatmateriaal tijdens het transport te beschermen of bijeen te houden. Een monster bestaande uit een aantal steekmonsters. Materiaal dat een vaste vorm heeft of aangenomen heeft bij het in gebruik nemen en niet wezenlijk van vorm verandert tijdens de teelt, zoals matten, pluggen en blokken. Een hoeveelheid materiaal aangeboden bij een afnemer als een eenheid in één verpakking.
1.7 Klachtenbehandeling door Kiwa De leverancier moet een procedure hebben voor het behandelen van klachten van afnemers. Daarin moet geregeld zijn dat hij binnen redelijke termijn zorg draagt voor het onderzoek van een klacht en de uitslag van dat onderzoek aan de klager meedeelt. Wanneer Kiwa een klacht van een derde ontvangt over gecertificeerde producten, zal Kiwa contact opnemen met de leverancier over het uit te voeren onderzoek naar de aard en de oorzaak van de tekortkomingen en toezien op de afhandeling van de klacht binnen redelijke termijn. Kiwa behoudt zich het recht voor om naar aanleiding van een ontvangen klacht onafhankelijk onderzoek in te stellen. De daaraan verbonden kosten kan Kiwa op basis van ongelijk aan de klager of de leverancier in rekening brengen. Indien een klacht gegrond blijkt, kan dit voor Kiwa aanleiding zijn tot overleg met de leverancier over maatregelen ter verbetering, herziening van het IKB-schema, of tot het treffen van maatregelen als bedoeld in het Kiwa Reglement voor Productcertificatie, artikel 4.3.1. Voor de behandeling van klachten van afnemers over de geleverde producten en/of diensten door de leverancier wordt verwezen naar paragraaf 7.4.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 10 -
1 november 2005
2 Monsternamemethode en – hoeveelheid 2.1 Inleiding De wijze van monsterneming voor alle parameters uit deze beoordelingsrichtlijn vindt plaats op niet-vormvast of vormvast materiaal. Het niet-vormvaste materiaal kan bemonsterd worden volgens statische of dynamische monsterneming. Vormvast materiaal kan alleen bemonsterd worden volgens statische monstername. De procedures voor monsterneming gelden tevens voor de bewaarmonsters. Voor de monstername zijn de volgende regelingen geraadpleegd: "Regeling bemonstering en analyse overige meststoffen", gepubliceerd in de Staatscourant 1998, nr. 99 (28 mei 1998) en de CEN/TC 223 NEN-EN 12579:1999 "Soil improvers and growing media, part 1: sampling". 2.2 Monsterneming 2.2.1 Niet-vormvast bulkmateriaal Statische bemonstering De te bemonsteren partij dient op verschillende plaatsen aangeboord te worden, zodat een representatief steekmonster genomen wordt. Bij los gestort materiaal dient de eerste 25 cm van de buitenzijde van het product verwijderd te worden. Het steekmonster wordt dan genomen van 25 cm tot minimaal 120 cm diepte of de maximum diepte van de opslag. Als de opslag hoger dan 145 cm is en zowel de werkwijze als het gereedschap het toelaten, dient het steekmonster over de gehele diepte genomen te worden. Uit elk boorgat een steekmonster van minimaal 0,5 liter nemen. Van de verschillende steekmonsters kan een verzamelmonster gemaakt worden. Het aantal te nemen steekmonsters dient bepaald te worden aan de hand van de tabel in paragraaf 2.3.1. Voor de afzonderlijke laboratoriumonderzoeken kan volstaan worden met het nemen van één verzamelmonster. Het betreffende verzamelmonster kan na intensieve menging worden gesplitst in meerdere monsters. Zonodig kunnen de monsters worden teruggebracht tot de minimaal vereiste grootte. Dynamische bemonstering De monstername vindt plaats vanaf de lopende of stilstaande transportband. Het monster dient over de volledige breedte van de transportband genomen te worden. Elk steekmonster dient een volume van minimaal 0,5 liter te hebben. Het aantal te nemen steekmonsters dient bepaald te worden aan de hand van de tabel in paragraaf 2.3.1. Monsterneming niet-vormvast verpakt materiaal “Verpakkingseenheden” worden bemonsterd volgens paragraaf 2.2.2. Uit elke bemonsterde verpakkingseenheid wordt een steekmonster genomen. 2.2.2 Vormvast materiaal Uit de ad random gekozen verpakkingseenheden worden ad random één of meer “substraateenheden” genomen. Het aantal te bemonsteren verpakkingseenheden wordt vastgesteld op basis van de partijgrootte en het aantal substraateenheden dat wordt genomen per verpakkingseenheid. Bij kleine substraateenheden, zoals blokken en pluggen, zal dit doorgaans meer dan één eenheid zijn.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 11 -
1 november 2005
2.3 Partij- en monstergrootte 2.3.1 Niet-vormvast materiaal De grootte van het in te zenden monster wordt bepaald door het type onderzoek dat plaats vindt; hetgeen afhankelijk is van de gebruikte methoden op het laboratorium. In algemeenheid geldt dat het verzamelmonster minimaal 5,0 liter groot is per type onderzoek. Voor bepaling van de handelsbulkdichtheid is 30 l materiaal nodig. Als het verzamelmonster van de steekmonsters belangrijk groter is dan het in te zenden monster, mag na intensieve menging, een deelmonster van het verzamelmonster verstuurd worden. Het aantal minimaal te nemen steekmonsters is afhankelijk van de partijgrootte. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel. TABEL 2.3.1: Het aantal minimaal te nemen steekmonsters (niet-vormvast materiaal). PARTIJGROOTTE MINIMAAL AANTAL STEEKMONSTERS Tot 500 m³ 12 500 m³ - 2000 m³ 20 2000 m³ - 5000 m³ 30 N.B.
Een te bemonsteren partij mag niet groter zijn dan 5000 m³ (bulk, verpakt of onverpakt materiaal).
2.3.2 Vormvast materiaal Bij vormvast materiaal wordt de grootte van het monster per geval vooraf vastgesteld. Dit vindt plaats op basis van het aantal eenheden dat nodig is voor het uitvoeren van het onderzoek. Het monster dient een representatief beeld te geven van de partij waarop het betrekking heeft. De monstergrootte voor vormvast materiaal is opgenomen in de beschrijving van de bepalingsmethode. Hierbij dient rekening te worden gehouden met eventuele herhalingen van analyses. Als richtlijn wordt gegeven dat bij kleine substraateenheden, zoals blokken en pluggen, het aantal eenheden in een monster 50% groter moet zijn dan direct voor de analyses nodig is. Bij grote substraateenheden, zoals matten, kunnen vaak meer (verschillende) analyses in een eenheid worden uitgevoerd, zodat het aantal eenheden in een monster dan minder groot kan zijn. Overleg met het laboratorium dat de analyses uitvoert over de vereiste afmetingen van het te bemonsteren materiaal, is hierbij noodzakelijk. Toelichting: In principe zou het aantal steekmonsters bij vormvast materiaal gelijk moeten zijn aan dat bij niet-vormvast materiaal. Omdat bij vormvast materiaal niet kan worden gemengd, heeft het verzamelen van een groot aantal steekmonsters geen zin als toch “slechts” enkele blokken of matten op het laboratorium in onderzoek worden genomen. De nauwkeurigheid moet dan worden gevonden door een voldoende aantal herhalingen van de analyse uit te voeren. Nu deze nauwkeurigheid nog onvoldoende bekend is, zal het laboratorium nauwlettend toe moeten zien op het aantal herhalingen. In aanvang hanteert het laboratorium 5 herhalingen, dat na gebleken nauwkeurigheid naar 3 herhalingen kan worden teruggebracht. Voor vormvast materiaal is het aantal steekmonsters dus gelijk aan het aantal eenheden dat nodig is voor het onderzoek op het laboratorium en wordt zoals gezegd in goed overleg vastgesteld. Steekmonsters worden ad random genomen en een steekmonster bestaat uit een verpakkingseenheid. In voorkomende gevallen wanneer wel kan worden gemengd is het aantal steekmonsters gelijk aan dat bij niet-vormvast materiaal, zie Tabel 2.3.1. 2.4 Verzending monster 2.4.1 Verpakking Het in te zenden monster wordt in zijn geheel in een stevige, licht dichte, plastic zak verpakt en verzegeld. De lucht moet zoveel mogelijk uit de zak worden verwijderd. Tijdens het Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 12 -
1 november 2005
verpakken en het transport moeten de omstandigheden zo zijn dat de eigenschappen van het monster niet wezenlijk veranderen. 2.4.2 Transport Het monster moet in onveranderde staat aankomen op het laboratorium. De in te zenden zak moet zo mogelijk nog dezelfde dag doch uiterlijk binnen 48 uur bij het laboratorium afgeleverd worden. Voor monsters van bepaalde typen substraat moet de temperatuur tijdens het transport binnen redelijke grenzen worden gehouden, zie onder 2.4.3. 2.4.3 Condities bij opslag en transport Als een steekmonster van een voor verandering gevoelig materiaal op locatie een beperkte tijd (maximaal een week) moet worden bewaard, dan moeten de condities overeenstemmen met bewaring op het laboratorium volgens de NEN-EN 13040. De temperatuur mag voor veranderingsgevoelige monsters tijdens het transport niet hoger worden dan 30° C en niet lager dan 5° C. Voor de opslagcondities na aflevering op het laboratorium wordt verwezen naar de NEN-EN 13040. De condities voor niet-veranderingsgevoelige materialen worden per product vastgesteld. Minerale wol en kleikorrels mogen stofvrij, droog en bij een omgevingstemperatuur tot 30 °C worden bewaard. 2.4.4 Fytotoxiciteit en fytohygiëne Voor de fytotoxiciteit en de fytohygiëne gelden er op de voornoemde eisen voor de verzending van het monster de volgende aanvullingen: · De monsterneming moet binnen één werkdag plaatsvinden; · Het verzamelmonster moet binnen deze werkdag direct ter analyse worden verzonden; · Het verzamelmonster moet binnen 48 uur aankomen op het laboratorium en direct gekoeld worden bewaard. Wordt hiervan afgeweken dan dient het monster tijdens verzending te worden gekoeld tussen 0-10° C. De condities voor niet-veranderingsgevoelige materialen worden per product vastgesteld. Minerale wol en kleikorrels mogen stofvrij, droog en bij een omgevingstemperatuur tot 30 °C worden bewaard. 2.5 Materialen monstername De materialen die gebruikt worden voor monsterneming mogen geen invloed hebben op de analyseresultaten. Er kan gebruik worden gemaakt van een boor. Bij grof materiaal moet met een schone handschoen of schep worden bemonsterd. 2.6 Registratie monster Uitgangspunt bij het registreren van het monster is dat de relatie tussen het productieproces en het monster moet zijn vastgelegd. Geregistreerd dient te worden (conform de NEN-EN 12579): · Beschrijving materiaal (soort, merk en kwalificatie); · Producent; · Identificatienummer monster (codering ten behoeve van de traceerbaarheid); · De datum en tijdstip van de monsterneming; · De locatie van de monsterneming; · Het te analyseren parameterpakket; · De naam of code van de monsternemer(s); · De datum van verzending.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 13 -
1 november 2005
2.7 Bewaarmonsters 2.7.1 Procedure voor bewaarmonsters op aanvraag van de afnemer De leverancier dient te beschikken over een procedure voor het bewaren van monsters voor in principe iedere afgeleverde partij. De procedure moet binnen één maand na een eerste aanvraag van een afnemer operationeel zijn. Bewaring vindt alleen plaats op aanvraag en op kosten van de afnemer, na advies van de TC en goedkeuring van het CvD. De monstername en opslag wordt uitbesteed aan derden. Deze instelling moet voldoen aan de relevante eisen uit deze BRL en zal hierop jaarlijks worden getoetst door Kiwa. De procedure voor bewaarmonsters is alleen van toepassing voor levering in België, Nederland en Luxemburg. 2.7.2 Procedure voor bewaarmonsters voor producenten Producenten, eventueel in overleg met gebruikers, kunnen een procedure vaststellen voor het bewaren van monsters van substraatmaterialen, conform onderstaande procedure: · Het bewaarmonster wordt genomen conform procedures in deze BRL, · Het monster wordt zodanig geregistreerd dat de relatie met de productie is vastgelegd. · De frequentie van monstername is gebaseerd op hoeveelheid/charge/tijd. · De frequentie en de wijze van registratie en opslag is opgenomen in het Raam IKBschema · De monsters zijn op afroep beschikbaar voor Kiwa voor nader onderzoek. · Voor bewaarcondities wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3. · De bewaarperiode wordt vastgesteld door de producent, eventueel in overleg met de gebruiker, op minimaal 6 maanden.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 14 -
1 november 2005
3 Algemene bepalingsmethoden 3.1 Algemeen Dit hoofdstuk vermeldt de bepalingsmethoden waarmee de fysische, chemische en biologische eigenschappen van substraatmaterialen worden bepaald. Deze methoden zijn vastgelegd in (inter)nationale normen, publicaties in vakbladen en literatuur, of in het “Bijlagenboek bepalingsmethoden”. Daar waar in deze beoordelingsrichtlijn wordt verwezen naar een “Bepalingsmethode n”, wordt verwezen naar de bepalingsmethode met betreffende nummering n uit deze separate bijlage. De inhoudsopgave van het “Bijlagenboek bepalingsmethoden” is in de bijlagen van deze beoordelingsrichtlijn opgenomen. Niet alle in dit hoofdstuk genoemde bepalingsmethoden zullen bij alle substraten worden toegepast. Voor elke categorie substraten afzonderlijk wordt nagegaan welke specifieke bepalingen nuttig en dienstig zijn en/of alsnog toegevoegd moeten worden. 3.1.1 Afrondingen Uitkomsten van bepalingen die onder de detectiegrens liggen zullen worden vermeld als < x, waarbij x de detectiegrens is van genoemde bepaling. Bij het berekenen van gemiddelde waarden zullen de individuele uitkomsten beneden de detectiegrens op nul worden gesteld. Dit onder voorwaarde dat de detectiegrens aanzienlijk beneden de richtwaarde ligt. Indien dit niet het geval is, zal het CvD aangeven hoe te handelen. 3.2 Fysische bepalingsmethoden 3.2.1 Gehalte organische stof en minerale rest Het organische stofgehalte (o.s.) [g/g (ds)] dient te worden bepaald volgens de methode beschreven in NEN-EN 13039, met uitzondering van minerale wol, waarvoor NEN-EN 13820 van toepassing is en voor vormvaste substraten anders dan minerale wol is de methode aangepast en dient bepalingsmethode 2 te worden gehanteerd. 3.2.2 Bulkdichtheid voor aflevering Algemeen De bulkdichtheid voor aflevering wordt uitgedrukt in kg/m³. Bij niet-vormvaste materialen is de bulkdichtheid bedoeld voor handelsdoeleinden. Voor de aflevering van vormvaste materialen is de bulkdichtheid voor aflevering indicatief voor de geleverde hoeveelheid. Bulkdichtheid voor aflevering van vormvaste materialen. De bulkdichtheid voor aflevering [kg/m³] voor vormvaste materialen dient bepaald te worden door berekening op basis van de afmetingen en de bepaling van het gewicht door weging volgens Bepalingsmethode 3. Eventueel kan de droge bulkdichtheid bepaald worden met behulp van het vochtgehalte zoals bepaald volgens Bepalingsmethode 1. De methode is alleen geschikt voor regelmatig gevormde materialen. De bepaling moet worden uitgevoerd zonder eventueel omhullingsmateriaal. Vormvaste materialen worden afgeleverd op basis van dimensies vastgesteld volgens Bepalingsmethode 8. Voor gecomprimeerde materialen wordt het volume bepaald bij aflevering als het materiaal dus nog gecomprimeerd is. De droge bulkdichtheid tijdens de teelt zal daarom lager zijn. Bulkdichtheid voor aflevering van niet-vormvaste materialen. De bulkdichtheid voor aflevering [kg/m³] voor niet-vormvaste materialen dient bepaald te worden volgens de NEN-EN 12580. Op basis van deze bulkdichtheid wordt voor niet vormvaste materialen een hoeveelheid substraat afgeleverd. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 15 -
1 november 2005
3.2.3 Bulkdichtheid volgens fysische bepalingen Deze bulkdichtheid is bedoeld om het water en luchtgehalte te bepalen bij een bepaalde vochtspanning en gericht op het verkrijgen van een dichtheid die zich ook onder teeltomstandigheden voordoet. De bulkdichtheid voor fysische bepalingen dient bepaald te worden volgens NEN-EN 13041. Bij vormvaste materialen wordt de bepaling uitgevoerd volgens Kipp et al., 2000. Hierbij wordt van uitgegaan van de bestaande bulkdichtheid en vorm van de materialen. De methode is beschreven in Bepalingsmethode 4 en 5. 3.2.4 Bulkdichtheid voor chemische bepalingen Deze bulkdichtheid is bedoeld om chemische bepalingen uit te kunnen voeren. De bulkdichtheid voor chemische bepalingen dient bepaald te worden volgens NEN-EN 13040. Voor vormvaste materialen dient de bulkdichtheid te worden bepaald volgens Bepalingsmethode 4 of 5. 3.2.5 Vochtgehalte Het vochtgehalte dient te worden bepaald volgens NEN-EN 13040 voor niet vormvaste materialen. Het vochtgehalte voor vormvaste materialen dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 1. 3.2.6 Fractieverdeling (bij bulk materialen) De fractieverdeling voor bulkgoederen dient bepaald te worden volgens de methode beschreven door CEN TC 223 onder Wl 00223078. 3.2.7 Radioactiviteit De radioactiviteit dient bepaald te worden volgens de NVN 5623. 3.2.8 Mechanische eigenschappen Relatieve indrukking bij x kPa Dit is een maat voor de hardheid van het substraat. De bepaling wordt uitgevoerd op basis van Kipp, et al. 2000 en is beschreven onder de mechanische eigenschappen. Zie Bepalingsmethode 6. Herstelvermogen bij x kPa Dit is een maat voor de veerkracht ofwel elasticiteit van het substraat. De bepaling wordt uitgevoerd volgens CAS en is beschreven onder de mechanische eigenschappen door Kipp, et al. [1999]. Zie Bepalingsmethode 6. Krimp Krimp is een maat voor de eigenschappen van materialen na uitdroging. Het moet bepaald worden volgens de NEN-EN 13041. 3.2.9 Lucht- en watergehalte Algemeen Deze bepalingen kunnen in principe worden uitgevoerd op basis van Kipp et al., 2000 met enkele aanpassingen die hieronder worden beschreven. Toelichting: Bij minerale wol wordt meestal een uitvloeier toegevoegd, die vooral bij het verzadigen bij aanvang van de teelt een rol speelt. Als de uitvloeier niet wordt uitgespoeld, dan wordt bij de vochtbepaling bij uitlek een indruk verkregen van het gedrag bij aanvang van de teelt. Door het uitspoelen van de uitvloeier wordt meer gerelateerd aan het gedrag op de langere duur. Poriënvolume [vol] Het poriënvolume lucht- en water voor niet vormvaste materialen wordt bepaald volgens de methode beschreven in NEN-EN 13041.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 16 -
1 november 2005
Het poriënvolume lucht- en water voor vormvaste materialen wordt bepaald volgens Bepalingsmethode 4 of 5. De bulkdichtheid dient daarbij bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 4 of 5. Poriënvolume effectief Het effectieve poriënvolume dient te worden bepaald volgens Kipp et al., 2000. Lucht- en watergehalte bij uitlek, -10 cm, -50 cm en na herverzadiging (vol) Het lucht- en watergehalte kan worden bepaald bij uitlek, -10 cm, -50 cm en na herverzadiging. De methoden zijn gebaseerd op NEN-EN 13041 en Kip et al., 2000. Deze lucht- en watergehalten zijn niet voor alle substraten van belang. Per substraat worden de volgende bepalingsmethoden toegepast: · Voor vormvaste materialen zoals steenwol wordt het lucht- en watergehalte bepaald bij uitlek, -10 cm en -50 cm en na herverzadigen volgens bepalingsmethode 5a; · Voor natuurlijke organische substraten niet vormvast zoals potgronden worden het luchten watergehalte bepaald bij uitlek, -10 cm en -50 cm volgens bepalingsmethode 5b; · Voor natuurlijke organische substraten vormvast zoals kokosplanken worden het luchten watergehalte bepaald bij uitlek, -10 cm en -50 cm volgens bepalingsmethode 5c; · Voor geëxpandeerde kleikorrels worden het lucht- en watergehalte bepaald bij uitlek, -10 cm en na herverzadiging volgens bepalingsmethode 5d. 3.2.10 Zinktijd De zinktijd dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 7. 3.2.11 Afmetingen Bij vormvaste materialen dienen de afmetingen bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 8. De methode is alleen geschikt voor regelmatig gevormde producten. Voor het vervolgens kunnen karakteriseren van gaten en uitsparingen van deze vormvaste materialen wordt verwezen naar bepalingsmethode 18. 3.3 Chemische bepalingsmethoden 3.3.1 Wateroplosbare voedingselementen De wateroplosbare voedingselementen worden bepaald volgens NEN-EN 13652 en voor vormvaste materialen worden de bepalingen van de voedingselementen uitgevoerd in het extract bereid bij uitlek condities beschreven volgens Bepalingsmethode 9. Voor vormvaste materialen dient de bulkdichtheid bepaald te worden volgens Bepalingsmethoden 4 of 5. 3.3.2 Uitwisselbare kationen (Na, K, Ca, Mg, Fe, Mn, Zn, Cu, Mo) De uitwisselbare kationen dienen bepaald te worden volgens de NEN-EN 13651 (CAT, DTPA/CaCL2). Deze methode is niet geschikt voor materialen waarvan de matrix gemakkelijk wordt afgebroken bij een lage pH en die bovendien geen of een geringe basische buffering hebben, zoals minerale wol en kleikorrels. De pH van het extract kan dan gemakkelijk beneden 4 komen. Voor dergelijke substraten wordt met ammonium acetaat gewerkt als uitwisselaar (bepalingsmethode 19). Ook voor de bepaling van uitwisselbare Ca en Fe wordt ammoniumacetaat gebruikt. Voor vormvaste materialen dient de bulkdichtheid bepaald te worden volgens Bepalingsmethoden 4 of 5. 3.3.3 Mangaan actief Het Mangaan actief gehalte dient bepaald te worden volgens de methode beschreven door Kipp et al., 2000. 3.3.4 EC De EC dient bepaald te worden volgens NEN-EN 13038. Voor vormvaste materialen, van minerale wol, wordt de EC gemeten in een extract bij uitlek condities volgens Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 17 -
1 november 2005
Bepalingsmethode 10. De bulkdichtheid dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethoden 4 of 5. 3.3.5 pH De pH in water dient te worden bepaald volgens de NEN-EN 13037. De pH in voedingsoplossing dient te worden bepaald volgens Bepalingsmethode 11. De bulkdichtheid voor vormvaste materialen dient daarbij bepaald te worden volgens Bepalingsmethoden 4 of 5. De standaardafwijking van de pH bepalingen tengevolge van de bemonstering van het substraat en de bepaling op het laboratorium is 0.15. 3.3.6 Zuur/Base capaciteit Het gehalte aan calciumcarbonaat dient te worden bepaald volgens Kipp et al., 2000. 3.3.7 CEC De CEC dient te worden bepaald volgens Bepalingsmethode 12. Deze bepalingsmethode moet mogelijk nog worden aangepast, mogelijk op basis van NEN 5738. Deze bepaling zal daarom nog niet voor alle substraten kunnen worden toegepast. 3.3.8 Stikstofbinding De stikstofbinding dient te worden bepaald volgens de methode Kipp et al., 2000 3.4 Biologische bepalingsmethoden 3.4.1 Plantverdraagzaamheid (Fytotoxische stoffen) De test voor plantverdraagzaamheid dient om te toetsen op fytotoxiteit. De test wordt uitgevoerd volgens Bepalingsmethode 13. 3.4.2 Onkruidzaden De aanwezigheid van onkruidzaden dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 14. 3.4.3 Plantpathogenen Plantpathogenen kunnen in specifieke gevallen bepaald worden volgens daarvoor bestaande methoden. In gevallen dat wordt uitgegaan van een steriel substraat, zoals bij minerale vezels kan gebruik worden gemaakt van bepaling van het aantal kweekbare schimmels in extracten van substraten. Dan wordt niet uitgegaan van het bepalen van specifieke plantpathogenen, maar wordt nagegaan of biologische verontreiniging is opgetreden. Voor deze bepaling dient Bepalingsmethode 15 te worden gebruikt. 3.5 Bepalingsmethoden omhullingsfolie 3.5.1 Flaplengte De lengte van de folieflap van de omhulling van een product dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 16. 3.5.2 Waterdichtheid hoes De waterdichtheid van de hoes (w.o. sealdichtheid) van een product dient bepaald te worden volgens Bepalingsmethode 17. 3.5.3 UV bestendigheid plastic folie Voor de UV bestendigheid van plastic folie is een methode ontwikkeld waarbij het materiaal wordt blootgesteld aan UV licht van xenon spectraal lampen. De methode is beschreven onder NEN-EN 13207. De folie wordt gedurende 2000 uur blootgesteld aan het licht van Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 18 -
1 november 2005
voornoemde lampen. De lichtsterkte die daarbij wordt aangehouden hangt samen met de instraling op de plaats waar de folie gebruikt wordt. Na afloop van de testperiode wordt de treksterkte bepaald en deze moet ≥ 50% van de initiële waarde zijn. 3.5.4 Lichtreflectie De lichtreflectie van plasticfolie wordt gemeten volgens de methode die door leveranciers wordt gehanteerd NFH 34004. Soms wordt de methode van Mac Beth gebruikt, omdat deze dezelfde uitkomst geeft is deze ook toegestaan.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 19 -
1 november 2005
4 Algemene eisen 4.1 Veiligheidseisen Humane en veterinaire aspecten. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen: · Intrinsieke veiligheid van het product (zie paragraaf 4.1.1); · Veiligheid voor mens, dier en milieu (zie paragraaf 4.1.2). Voor het product moet een veiligheidsinformatieblad (Material Safety Data Sheet ofwel MSDS) beschikbaar zijn. Het MSDS moet opgesteld zijn conform de Europese richtlijn 93/112/EG “houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering voor het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 10 van Richtlijn 88/379/EEG van de Raad.” Naast het veiligheidsinformatieblad moet het product voorzien zijn van een “praktische gebruiksaanwijzing”, goedgekeurd door een daartoe geëigende instantie, zoals de Arbeidsinspectie en/of vakbonden. Bij standaard leveringen behoeven het MSDS en de "praktische gebruiksaanwijzing" niet met het product meegeleverd te worden, maar deze dienen op verzoek wel beschikbaar te zijn. 4.1.1 Intrinsieke veiligheid Hierbij gaat het om zaken zoals explosiegevaar, (zelf)-opwarming of ontbranding en stofexplosiegevaar. De temperatuur dient gemeten te worden indien er risico voor broei bestaat zoals bij veen en houtvezel. De temperatuur bij substraten op basis van veen mag maximaal 50° C bedragen. Informatie over veenproducten is voorhanden bij het PPO, Praktijkonderzoek Plant en Omgeving te Naaldwijk. Hieruit blijkt dat geen bijzondere risico's worden gelopen indien de geconditioneerde opslag aan een aantal voorwaarden voldoet. Hierbij wordt gedacht aan: · Bij bulkopslag mag geen condensvorming optreden; · Bij bulkopslag mag de stapelhoogte maximaal 3 meter bedragen; · Bij kleinverpakking moet de verpakking deugdelijk zijn afgesloten; · Bij buitenopslag moeten de zakken onder dekzeilen worden geplaatst. 4.1.2 Veiligheid voor mens, dier en milieu Gezondheidsaspecten voor de mens Het product mag bij normaal gebruik geen gevaar opleveren voor de mens. Een en ander moet blijken uit de MSDS (zie 4.1). Om de gebruiker van een maximale arbeidshygiëne en het grootst mogelijke werkgemak te verzekeren moet de leverancier op aanvraag een "praktische gebruiksaanwijzing" beschikbaar stellen. Deze gebruiksaanwijzing moet zijn goedgekeurd door een daartoe geëigende instantie, zoals de Arbeidsinspectie en/of vakbonden. Ook op het label kunnen aanwijzingen voor een goed en veilig gebruik gegeven worden. Zie voor een voorbeeld-label in de bijlagen. Gezondheidsaspecten voor het dier Opname door dieren dient te worden voorkomen. Veiligheidsaspecten voor het milieu Het gebruik van een substraat mag geen aanleiding geven tot ontoelaatbare milieueffecten. In het afvalstadium moet het substraat zodanig worden verwerkt dat geen effecten ontstaan die strijdig zijn met de wetgeving dien aangaande. Met het oog op een duurzame bedrijfsvoering die in de landbouw wordt nagestreefd, verdient hergebruik voorkeur. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 20 -
1 november 2005
4.2 Transport 4.2.1 Niet vormvaste materialen Alle stoffen en materialen die in combinatie (heen- en retourvracht) met niet vormvaste substraatmaterialen worden vervoerd zijn ingedeeld in de volgende categorieën: 1. Niet toegestaan. 2. Toegestaan, mits vervoermiddel goed gereinigd is met hulpmiddelen zoals hogedrukreiniger of stoomcleaner, zonder gebruik van reinigingsmiddelen. 3. Toegestaan, mits het vervoermiddel bezemschoon is. TABEL 4.2.1: Overzicht van alle stoffen en materialen die in combinatie met niet vormvaste substraatmaterialen mogen c.q. niet mogen worden vervoerd, ingedeeld per categorie. CATEGORIE STOFFEN EN MATERIALEN Categorie 1 · Aardappels. · Asfalt. · Bieten. · Oliehoudende producent en producten die in aanraking zijn geweest met olie. · Alle andere stoffen, materialen of goederen niet met name genoemd. Categorie 2 · Aanvulgrond. · Bierborstel. · Bouwlandveen. · Champost. · Dierlijke mest. · GFT-afval. · Graslandveen. · Groenten (verpakt of in fust). · Grond en/of zwarte grond al dan niet vervuild met onkruidzaden. · Kerstbomen met kluiten. · Klei. · Potgrond. · Potplanten. · Schuimaarde. · Tuinbouwafval. · Tuinbouwcompost. · Veevoeders. · Vervuilde grond (in de zin van de wet Bodemverontreiniging). · Waspeen. Categorie 3 · Glas. · Graan. · Grind. · Hooi/stro. · Kolen. · Mergel. · Recycling hout. · Schroot. · Soja. · Zaden. 4.2.2 Vormvaste materialen Voor vormvaste materialen gelden vooralsnog dezelfde richtlijnen als voor niet vormvaste materialen.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 21 -
1 november 2005
4.3 Gebruikersinstructies Bij ieder substraat behoren gebruikersinstructies, waaruit blijkt wat de producent voor het gegeven product en onder de gegeven (klimaats-)omstandigheden verstaat onder “gebruikelijke teeltomstandigheden”. Hierin worden met name het “aanbevolen gebruik of toepassingsgebied” – zoals genoemd op het label - nader gespecificeerd en worden praktische instructies gegeven, bijvoorbeeld hoe eventueel in het product aanwezige uitvloeier het best uitgespoeld kan worden, hoe het materiaal natgemaakt moet worden, enz. De procedure voor gebruiksinstructies is verplicht. Producenten dienen deze te verstrekken in de taal of talen die in het afzetland gebruikelijk zijn. Als dit niet haalbaar is, bijvoorbeeld bij een te kleine of een incidentele afzet in het betreffende taalgebied, moet de gebruiksinstructie in één of twee basistalen worden verstrekt die in het betreffende land het meest gangbaar zijn. Als basistalen gelden Engels, Frans, Duits en Spaans. 4.4 Traceerbaarheid Voor de afgeleverde producten moet tracering mogelijk zijn op de volgende niveaus: 1. Vormvast materiaal afgeleverd op pallets op pallet niveau; 2. Klein verpakking in zakken afgeleverd op pallets op pallet niveau; 3. Big bags (zakken > 1000 l) op het niveau van deze zakken; 4. Bulk materiaal afgeleverd met vrachtwagen op vracht (vrachtbrief) niveau.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 22 -
1 november 2005
5 Producteisen In dit hoofdstuk zijn de producteisen van de verschillende substraatmaterialen geformuleerd. Hierbij is de volgende indeling toegepast: 5.1 :Producteisen minerale wol; 5.2 :Producteisen natuurlijke organische substraten niet vormvast; 5.3 :Producteisen natuurlijke organische substraten vormvast; 5.4 :Producteisen geexpandeerde kleikorrels. 5.1 Producteisen minerale wol 5.1.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan substraatmaterialen van minerale wol moeten voldoen. Voorlopig zullen alleen matten en blokken in het systeem worden opgenomen. De matten worden gebruikt voor de productieteelt van groenten- en bloemisterijgewassen, geteeld in recirculatiesystemen of in vrije drainage systemen, met behulp van diverse irrigatiemethoden. De blokken worden gebruikt voor de opkweek van plantmateriaal, in systemen waarin het water wel of niet wordt gerecirculeerd en irrigatie op diverse wijzen kan worden uitgevoerd. 5.1.2 Fysische eisen 5.1.2.1 Gehalte organische stof en minerale rest Het gehalte aan organische stof [g/g(ds)], bepaald volgens paragraaf 3.2.1, moet voor blokken groter dan of gelijk zijn aan 1% en kleiner dan of gelijk zijn aan 4,5%. Voor matten moet het groter dan of gelijk zijn aan 1% en kleiner dan of gelijk zijn aan 5,5%. Door de producenten wordt een indicatieve gemiddelde waarde per product afgegeven. Deze mag op het label worden vermeld. Het gehalte aan minerale rest, bepaald volgens paragraaf 3.2.1, moet voor blokken groter dan of gelijk zijn aan 95,5% en kleiner dan of gelijk zijn aan 99%. Voor matten moet het groter dan of gelijk zijn aan 94,5% en kleiner dan of gelijk zijn aan 99%. In bijlage 3 is een toelichting opgenomen betreffende het gehalte organische stof en minerale rest. 5.1.2.2 Bulkdichtheid voor aflevering De bulkdichtheid voor aflevering [kg/m³] wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.2. Door de producenten wordt per product een indicatieve waarde op het label of ander leveringsdocument bekend gemaakt. Verhandeling zal plaatsvinden op basis van volumedimensionering en aantallen. 5.1.2.3 Mechanische eigenschappen Omdat de diversiteit aan vormen (plantgaten) groot is en dit belangrijke invloed heeft op de uitkomst van de metingen, zullen onderstaande bepalingen voorlopig alleen worden uitgevoerd op het halffabrikaat, dus op blokken zonder plantgaten en op matten zonder uitsparingen. Op deze wijze kunnen alle typen vormvaste minerale wol producten worden gecertificeerd. De relatieve indrukking (RI) wordt voor matten bij 5 kPa en voor blokken bij 10 kPa, bepaald volgens paragraaf 3.2.8 en deze is als volgt:
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 23 -
1 november 2005
Eénjarige matten De RI voor éénjarige matten bij 5 kPa moet kleiner dan of gelijk zijn aan 30%. Het herstelvermogen voor éénjarige matten moet dan 98 ± 2% zijn. Tweejarige matten De RI voor tweejarige matten bij 5 kPa moet kleiner dan of gelijk zijn aan 20%. Het herstelvermogen voor tweejarige matten moet dan 98 ± 2% zijn. Meerjarige matten De RI voor meerjarige matten bij 5 kPa moet kleiner dan of gelijk zijn aan 15%. Het herstelvermogen voor meerjarige matten moet dan 98 ± 2% zijn. Blokken De RI voor blokken bij 10 kPa moet kleiner dan of gelijk zijn aan 30%. Het herstelvermogen voor blokken moet dan 98 ± 2% zijn. 5.1.2.4 Lucht- en watergehalte Poriënvolume [vol] Het poriënvolume, bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet groter dan of gelijk zijn aan 95%. Het poriënvolume dient vermeld te worden op het label. Watergehalte bij uitlek Het watergehalte bij uitlek [volume procenten], bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet groter dan of gelijk zijn aan 70%. Het watergehalte bij uitlek dient vermeld te worden op het label. Luchtgehalte bij uitlek Het luchtgehalte bij uitlek [volume procenten], bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet kleiner dan of gelijk zijn aan 30%. Het luchtgehalte bij uitlek dient vermeld te worden op het label. Watergehalte bij drukhoogte –10 cm Het watergehalte [volume procenten], bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet groter dan of gelijk zijn aan 30%. Watergehalte bij drukhoogte –50 cm Het watergehalte [volume procenten], bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet kleiner dan of gelijk zijn aan 15%. Watergehalte bij herverzadiging Het watergehalte [volume procenten], bepaald volgens paragraaf 3.2.9, moet groter dan of gelijk zijn aan 55%. 5.1.2.5 Zinktijd De zinktijd, bepaald volgens paragraaf 3.2.10, moet kleiner dan of gelijk zijn aan 25 seconden. 5.1.2.6 Gebruiksduur Op het label moet de gebruiksduur van het substraattype duidelijk aangegeven worden, bijvoorbeeld met de tekst: “Dit substraat is bestemd voor 1 jarige teelt”. 5.1.2.7 Afmetingen De afmetingen, bepaald volgens paragraaf 3.2.11, van het vormvaste materiaal dienen vermeld te worden op het label. De maximale afwijking tussen de daadwerkelijke en de vermelde afmeting moet voldoen aan de volgende waarden: •
Matten:
Dimensies
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Hoogte ± 5 mm, Lengte ± 7 mm, Breedte ± 5 mm
- 24 -
1 november 2005
•
Blokken:
Dimensies Blokgat Groeven
Hoogte ± 2 mm, Lengte ± 2 mm, Breedte ± 2 mm Diepte ± 3 mm, Diameter ± 3 mm, Positionering ± 5 mm Diepte ± 3 mm, Breedte ± 3 mm, Positionering ± 5 mm
5.1.2.8 Omhullingsfolie Gebruiksduur De gebruiksduur van de omhullingsfolie is gekoppeld aan die van de mat. Als de gebruiksduur van de folie korter is dan die van de mat, dan wordt dit specifiek op het label vermeld. Dit geval kan zich voordoen als de tuinder tussentijds de matten wil stomen en opnieuw onthullen. Afmetingen De flaplengte, wordt bepaald volgens paragraaf 3.5.1. Voor ingehulde matten die bestaan uit één stuk substraat geldt dat ze kleiner dan of gelijk zijn aan de mathoogte + 3,5 cm. Voor ingehulde matten die bestaan uit twee stukken substraat geldt dat ze kleiner dan of gelijk zijn aan de mathoogte + 5,5 cm. Lichtreflectie Kleur: wit. Het folie mag bedrukt zijn tot een maximum van 10% van de oppervlakte. De lichtreflectie wordt gemeten volgens paragraaf 3.5.4 en moet ≥ 95% zijn. Sealdichtheid Het percentage hoezen van substraatmatten waaruit het water weglekt via de sealnaden kan worden bepaald volgens paragraaf 3.5.2 en moet kleiner dan of gelijk zijn aan 1%. Meting en registratie vinden uitsluitend plaats op tuinbouwbedrijven, na aflevering, als de matten nat zijn gemaakt, door te tellen hoeveel er lekken. UV bestendigheid De UV bestendigheid wordt gemeten volgens paragraaf 3.5.3. De UV straling wordt uitgedrukt in kLy en moet per gebied worden geformuleerd. Voor Nederland geldt als eis 80 kLy en voor Spanje 160 kLy per gebruiksjaar. Bij meerjarig gebruik geldt als eis het product van de gebruiksduur in jaren en de eis per gebruiksjaar in het betreffende gebied. 5.1.3 Chemische eisen 5.1.3.1 EC De EC, bepaald volgens paragraaf 3.3.4, moet kleiner dan of gelijk zijn aan 0,5 dS/m. 5.1.3.2 pH in voedingsoplossing De pH in voedingsoplossing, bij verzadiging, bepaald volgens paragraaf 3.3.6, moet voldoen aan de volgende norm 5,5 < pH < 7,0. 5.1.3.3 Boriumgehalte Het boriumgehalte van minerale wol, bepaald volgens paragraaf 3.3.1, moet ≤ 10 µmol/l in het extract bij uitleksituatie 5.1.4 Biologische eisen 5.1.4.1 Fytotoxische stoffen In het substraatmateriaal mogen geen fytotoxische (groeiverstorende) concentraties stoffen aanwezig zijn. Dit wordt bepaald door de plantverdraagzaamheidstest volgens paragraaf 3.4.1. De maximale groeiremming die mag optreden is 20% op het gemiddelde van de 18 tot 30 loblengtes uit één test. De bepaling vindt plaats volgens paragraaf 3.4.1. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 25 -
1 november 2005
De test voor plantverdraagzaamheid is in de huidige vorm alleen bruikbaar voor het volgen van effecten bij bestaande substraten en niet voor het testen van nieuwe materialen. De plantverdraagzaamheidstest is vooral bedoeld als begeleiding van bestaande productiemethoden. Voor nieuwe producten wordt verwezen naar paragraaf 6.5. 5.1.4.2 Biologische verontreiniging Substraat vervaardigd van minerale wol is in principe steriel direct na productie. Een mogelijke biologische verontreiniging wordt getoetst door de bepaling van het aantal kweekbare schimmels volgens paragraaf 3.4.3. Het schimmelkiemgetal mag maximaal 500 (schimmelkolonies) per gram bedragen. 5.1.5 Onderzoekmatrix minerale wol Het externe laboratorium onderzoek omvat voor verschillende substraten ook een verschillend onderzoekpakket. Voor minerale wol is dit weergegeven in Tabel 5.1.5 TABEL 5.1.5: Onderzoekpakket voor extern laboratoriumonderzoek van minerale wol Omschrijving eis Artikel BRL Fysische eisen 5.1.2 Gehalte organische stof en minerale rest 5.1.2.1 Bulkdichtheid voor aflevering 5.1.2.2 Mechanische eigenschappen 5.1.2.3 Lucht- en watergehalte 5.1.2.4 · Poriënvolume · Watergehalte bij uitlek · Luchtgehalte bij uitlek · Watergehalte bij -10 cm · Watergehalte bij -50cm · Watergehalte bij herverzadiging Zinktijd 5.1.2.5 Afmetingen 5.1.2.7 Omhullingsfolie 5.1.2.8 · Afmetingen · Lichtreflectie · Sealdichtheid · UV-bestendigheid Chemische eisen 5.1.3 EC 5.1.3.1 pH in voedingsoplossing 5.1.3.2 Boriumgehalte 5.1.3.3 Biologische eisen 5.1.4 Fytotoxische stoffen 5.1.4.1 Biologische verontreiniging 5.1.4.2 5.1.6 Procedure voor bewaarmonsters blokken (minerale wol) voor producenten Van blokken minerale wol worden bewaarmonsters genomen conform onderstaande procedure: · Het bewaarmonster wordt genomen af productie aan de blokken productielijn (“confectioneringslijn”); · Het monster wordt zodanig geregistreerd dat de relatie met de productie van het halffabrikaat minerale wol is vastgelegd; · De frequentie van monstername per blokken productielijn is gebaseerd op tijd; · De frequentie en de wijze van registratie en opslag is opgenomen in het Raam IKBschema; · De monsters zijn op afroep beschikbaar voor Kiwa voor nader onderzoek; · Voor bewaarcondities wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3; Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 26 -
1 november 2005
·
De bewaarperiode is vastgesteld op 1 jaar.
5.2 Producteisen natuurlijke organische substraten niet vormvast 5.2.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen van natuurlijke organische substraten. Dergelijke substraten bestaan voor ten minste 60 volume % uit natuurlijke organische producten zoals die gerubriceerd zijn in Tabel 5.2.1. Daarnaast mogen een aantal andere materialen worden toegevoegd als grondstof, die in de tweede kolom van tabel 5.2.1 zijn opgenomen. De eisen die aan de grondstoffen worden gesteld, zijn opgenomen in het Raam IKB schema. Verder wordt als eis voor deze groep substraten gesteld dat ten minste 90 gewicht % van de organische stof van natuurlijke organische producten afkomstig moet zijn. TABEL 5.2.1: Hoofdbestanddelen die zijn toegestaan voor het bereiden van natuurlijke organische substraten Natuurlijke organische grondstoffen Andere grondstoffen Veen Perliet Kokos Vermiculiet Boomschors Kleikorrels Klei 5.2.2 Fysische eisen 5.2.2.1 Gehalte organische stof Het gehalte organische stof bepaald volgens paragraaf 3.2.1 dient ten minste 30 gewicht % te zijn. Het gehalte wordt op het label vermeld; hogere gehalten mogen worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. 5.2.2.2 Bulkdichtheid voor aflevering De bulkdichtheid voor aflevering (kg/m3) wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.2. De bulkdichtheid wordt indicatief op het label vermeld. 5.2.2.3 Lucht, watergehalte en deeltjesgrootte Poriën volume Het poriënvolume wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet boven 80 volume % liggen. Het vochtgehalte bij aflevering Het vochtgehalte bij aflevering wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.5. Watergehalte bij uitlek Het watergehalte bij uitlek volgens paragraaf 3.2.9 moet >25 volume % zijn. Het mag op het label worden vermeld. Hogere gehalten dan de eis mogen worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Watergehalte bij – 10 cm Het watergehalte bij – 10 cm wordt bepaald volgen paragraaf 3.2.9 en moet > 20 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden worden gegarandeerd. Watergehalte bij – 50 cm Het watergehalte bij – 50 cm wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet groter zijn dan 10 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 27 -
1 november 2005
Gemakkelijk beschikbaar water Gemakkelijk beschikbaar water (GBW) wordt berekend uit het verschil tussen het watergehalte bij –10 cm en –50 cm en wordt uitgedrukt in volume %. De vermelding op het label is facultatief. Luchtgehalte bij – 10 cm Het luchtgehalte bij – 10 cm wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet hoger zijn dan 10 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Krimp Krimp wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.8 en mag ten hoogste 40 volume % bedragen. Het percentage mag op het label worden vermeld; lagere waarden dan de eis mogen worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Deeltjesgrootte De deeltjesgrootte wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.6. Het gehalte aan deeltjes < 2 mm in volume % mag op het label worden vermeld en moet dan worden gegarandeerd. 5.2.3 Chemische eisen 5.2.3.1 EC De EC wordt bepaald volgens paragraaf 3.3.4 en moet worden beoordeeld in relatie met de voedingstoestand. De uitkomst wordt uitgedrukt in dS/m op het extract en moet aan de volgende eis voldoen. EC < 0.25 + 0.02 X (NH4 + K + 2Ca + 2Mg) waarbij de gehalten kationen worden uitgedrukt in mmol/liter substraat. 5.2.3.2 pH De pH wordt bepaald in water volgens paragraaf 3.3.5 en mag liggen tussen 3.5 en 6.5. Als boomschors in het substraat is verwerkt met een gehalte aan actief Mn boven de 1 mmol/l moet de pH > 5.5 zijn. De pH moet worden gegarandeerd en moet op het label worden vermeld. De meetwaarde dient te liggen binnen de vermelde waarde ± 0.3. De pH bepaling moet tussen 1 en 2 weken na de productie worden uitgevoerd. 5.2.3.3 Kationen en anionen in water Kationen en anionen worden bepaald in 1:5 water extract volgens paragraaf 3.3.1 en worden uitgedrukt in mmol/l substraat voor hoofdelementen en μmol/l substraat voor spoorelementen. De eis voor de gehalten hangt nauw samen met de voedingstoestand die wordt gegarandeerd. In tabel 5.2.3.3 is een overzicht gegeven van de eisen.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 28 -
1 november 2005
TABEL 5.2.3.3: Eisen aan de kationen en anionen afhankelijk van de bemesting. De gehalten hoofdelementen en spoorelement zijn respectievelijk uitgedrukt in mmol en μmol per liter substraat Mineralen Bemesting Geen Bemest NH4 <1 <5 K <1 <6 Na <4 <4 Ca <2 <6 Mg <1 <4 NO3 <1 <8 Cl <4 <4 SO4 <1 <4 P <0.2 <3 Fe <3 <60 Mn <3 <15 Zn <1 <10 B <5 <80 Cu <0.5 <6 Mo Nb Nb • Let wel de chemische analyse uitkomsten bepaald met CEN 1:5 methode liggen ongeveer twee maal zo hoog als bij de bestaande 1 : 1.5 methode. Alleen voor EC ligt de waarde ongeveer op 50% van de oude methode. • Verder zijn de gegeven waarden richtwaarden en moeten dus nog een betrouwbaarheidsgebied krijgen. 5.2.3.4 Kationen uitwisselbaar De gehalten aan K, Na, Ca en Mg in uitwisselbare vorm worden bepaald in ammoniumacetaat-oplossing volgens paragraaf 3.3.2. 5.2.4 Biologische eisen 5.2.4.1 Fytotoxische stoffen Natuurlijke organische substraten mogen geen fytotoxische concentraties stoffen bevatten. Dit wordt getoetst met de plantverdraagzaamheidtest volgens paragraaf 3.4.1. De maximale groeiremming die wordt gemeten is 20% op het gemiddelde van de 18 tot 30 loblengten uit één test De test voor plantverdraagzaamheid is in de huidige vorm alleen bruikbaar voor het volgen van effecten bij bestaande substraten en productiemethoden en niet voor het testen van nieuwe materialen. Voor het testen van nieuwe producten en productiemethoden wordt verwezen naar paragraaf 7.5. 5.2.4.2 Onkruidzaden Onkruidzaden worden getoetst volgens de methode in paragraaf 3.4.2*. Het aantal onkruiden dat wordt gevonden moet beneden 8 per m2 liggen. *Een EN test is in ontwikkeling, zolang deze niet gereed is wordt bestaande test gebruikt. 5.2.5 Gebruikersinstructies De producent dient gebruikersinstructies te maken overeenkomstig paragraaf 4.3., waarin minimaal ook de volgende zaken zijn opgenomen. • Gegevens over bewaring, gebruiksduur en eventueel bewaaromstandigheden; • Als boomschors in het product is verwerkt met een gehalte aan actief Mn boven 1 mmol/l. moet de pH van het substraat > 5.5 liggen en moet worden vermeld dat ook tijdens de teelt de pH boven deze waarde moet worden gehouden.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 29 -
1 november 2005
5.2.6 Onderzoekmatrix voor natuurlijke organische substraten niet vormvast Het externe laboratorium onderzoek omvat voor verschillende substraten ook een verschillend onderzoekpakket. Voor natuurlijke organische substraten niet vormvast is dit weergegeven in Tabel 5.2.6. TABEL 5.2.6: Onderzoekpakket voor extern laboratoriumonderzoek an natuurlijke organische substraten niet vormvast Omschrijving eis Artikel BRL Fysische eisen 5.2.2 Gehalte organische stof en minerale rest 5.2.2.1 Bulkdichtheid voor aflevering 5.2.2.2 Lucht- en watergehalte 5.2.2.3 · Poriën volume · Watergehalte bij aflevering · Watergehalte bij uitlek · Watergehalte bij -10 cm · Watergehalte bij -50 cm · Gemakkelijk beschikbaar water · Luchtgehalte bij -10 cm · Krimp · Deeltjesgrootte Chemische eisen 5.2.3 EC 5.2.3.1 pH 5.2.3.2 Kationen en anionen in water 5.2.3.3 Biologische eisen 5.2.4 Fytotoxische stoffen 5.2.4.1 Onkruidzaden 5.2.4.2 5.3 Producteisen natuurlijke organische substraten vormvast 5.3.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen van vormvaste natuurlijke organische substraten. Dergelijke substraten bestaan voor ten minste 60 volume % uit natuurlijke organische producten, die gerubriceerd zijn in Tabel 5.3.1. Daarnaast mag een aantal andere materialen worden toegevoegd als grondstof, die in tabel 5.3.1 zijn opgenomen. Het onderscheid tussen vormvast en niet vormvaste ligt in het al of niet voor programmeren van de vorm waarin het substraat tijdens de teelt wordt gebruikt, zoals dit gebeurd bij geperste platen van veen, kokos en bij pluggen. De eisen die aan de grondstoffen worden gesteld, zijn opgenomen in het Raam IKB schema. Verder wordt als eis voor deze groep substraten gesteld, dat ten minste 90 gewicht % van de organische stof van natuurlijke organische producten afkomstig moet zijn. TABEL 5.3.1: Hoofdbestanddelen die zijn toegestaan voor het bereiden van natuurlijke organische substraten Natuurlijke organische Andere grondstoffen Kokos geen … 5.3.2 Fysische eisen 5.3.2.1 Gehalte organische stof Het gehalte organische stof bepaald volgen paragraaf 3.2.1 dient ten minste 70 gewicht % te zijn. Het gehalte wordt op het label vermeld; hogere gehalten mogen worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 30 -
1 november 2005
5.3.2.2 Bulkdichtheid voor aflevering De bulkdichtheid voor aflevering (kg/m3) wordt bepaald volgens methode 3.2.2 vormvaste materialen. De bulkdichtheid wordt indicatief op het label vermeld. 5.3.2.3 Lucht en watergehalten Poriënvolume Het poriënvolume wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet boven 80 volume % liggen. Watergehalte bij aflevering Het vochtgehalte bij aflevering moet < 18 gewicht %. Watergehalte bij uitlek Het watergehalte bij uitlek wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet groter zijn dan 35 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Watergehalte bij – 10 cm Het watergehalte bij – 10 cm wordt bepaald volgen paragraaf 3.2.9 en moet groter zijn dan 30 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Watergehalte bij – 50 cm Het watergehalte bij – 50 cm wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet groter zijn dan 25 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Gemakkelijk beschikbaar water Gemakkelijk beschikbaar water (GBW) wordt berekend uit het verschil tussen het watergehalte bij uitlek en –50 cm en wordt uitgedrukt in volume %. De vermelding op het label is facultatief. Luchtgehalte bij uitlek Het luchtgehalte bij uitlek wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet hoger zijn dan 20 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. Luchtgehalte bij – 10 cm Het luchtgehalte bij – 10 cm wordt bepaald volgens paragraaf 3.2.9 en moet hoger zijn dan 25 volume %. Hogere gehalten dan de eis mogen op het label worden vermeld en moeten dan worden gegarandeerd. 5.3.2.4 Omhullingsfolie Levensduur omhullingsfolie De levensduur van de folie is gekoppeld aan die van de plaat. Als de levensduur van de folie korter is dan die van de plaat, dan wordt dit specifiek op het label vermeld. Dit kan zich voordoen als de gebruiker tussentijds de platen wil stomen en opnieuw omhullen. Afmetingen omhullingsfolie De flaplengte wordt bepaald in overeenstemming met paragraaf 3.5.1 Deze moet kleiner of gelijk zijn dan de geëxpandeerde hoogte van de plaat + 3 cm. Lichtreflectie omhullingsfolie Kleur wit. Het folie mag bedrukt zijn tot 10% van de oppervlakte. Bepaling lichtreflectie volgens 3.5.4.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 31 -
1 november 2005
Drainage gaten en plantgaten In de folie zijn eventueel in overleg met de gebruiker drainage gaten en plantgaten aangebracht, het aantal en de posities daarvan worden gemeten vanuit het midden van de omhullingsfolie en in cm op het label weergegeven. 5.3.2.5 Afmetingen De afmetingen van de platen wordt vastgesteld na het vochtig maken. De meting vindt plaats in overeenstemming met paragraaf 3.2.11. 5.3.3 Chemische eisen 5.3.3.1 EC De EC wordt bepaald volgen paragraaf 3.3.4 en moet worden beoordeeld in relatie met de voedingstoestand. De uitkomst wordt uitgedrukt in dS/m op het extract en moet aan de volgende eis voldoen. EC < 0.25 + 0.02 X (NH4 + K + 2Ca + 2Mg) waarbij de gehalten kationen worden uitgedrukt in mmol/liter substraat. 5.3.3.2 pH De pH wordt bepaald in water volgens paragraaf 3.3.5 en mag liggen tussen 5.0 en 6.5. De pH moet worden gegarandeerd en moet op het label worden vermeld. De meetwaarde dient te liggen binnen de vermelde waarde ± 0.3. 5.3.3.3 Kationen en anionen in water Kationen en anionen worden bepaald in 1:5 water extract volgens paragraaf 3.3.1 en worden uitgedrukt in mmol/l per liter substraat voor hoofdelementen en μmol/l per liter substraat voor spoorelementen. De eis voor de gehalten hangt nauw samen met de voedingstoestand die wordt gegarandeerd. Vooralsnog worden de platen in niet bemeste toestand afgeleverd. Door de voorbewerking en de samenstelling van het kokos zijn echter wel enkele voedingselementen in ruime mate aanwezig. In Tabel 5.3.3.4 is een overzicht gegeven van de eisen. 5.3.3.4 Kationen uitwisselbaar De gehalten aan K, Na, Ca en Mg in uitwisselbare vorm worden bepaald in ammonium acetaatoplossing volgens paragraaf 3.3.2. In Tabel 5.3.3.4 zijn de eisen opgenomen. TABEL 5.3.3.4: Eisen aan voedingstoestand in onbemeste toestand. Hoofdelementen in mmol/l en spoorelementen in µmol/l substraat Mineralen Eisen bij onbemeste toestand Water NH4OAc NH4 <1 K <6 <12 Na <3 < 6 Ca <6 > 8 Mg <4 > 4 NO3 <8 Cl <4 SO4 <4 P <0.2 Fe <3 Mn <3 Zn <1 B <5 Cu <0.5 Mo Nb Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 32 -
1 november 2005
• •
Let wel de chemische analyse uitkomsten bepaald met CEN 1:5 methode liggen ongeveer twee maal zo hoog als bij de bestaande 1 : 1.5 methode. Alleen voor EC ligt de waarde ongeveer op 50% van de oude methode. Verder zijn de gegeven waarden richtwaarden en moeten dus nog een betrouwbaarheidsgebied krijgen.
5.3.4 Biologische eisen 5.3.4.1 Fytotoxische stoffen Vormvaste natuurlijke organische substraten mogen geen fytotoxische concentraties stoffen bevatten. Dit wordt getoetst met de plantverdraagzaamheidtest volgens paragraaf 3.4.1. De maximale groeiremming die wordt gemeten is 20% op het gemiddelde van de 18 tot 30 loblengten uit één test. De test voor plantverdraagzaamheid is in de huidige vorm alleen bruikbaar voor het volgen van effecten bij bestaande substraten en productiemethoden en niet voor het testen van nieuwe materialen. Voor het testen van nieuwe producten en productiemethoden wordt verwezen naar paragraaf 6.5. 5.3.4.2 Onkruidzaden Onkruidzaden worden getoetst volgens de methode in paragraaf 3.4.2 (zie opmerking). Het aantal onkruiden dat wordt gevonden moet beneden 2 per m2 proefoppervlak liggen. Opmerking: Een EN test is in ontwikkeling, zolang deze niet gereed is wordt bestaande test gebruikt. 5.3.5 Gebruikersinstructies De producent dient een gebruikersinstructie samen te stellen waarin aanwijzingen worden gegeven voor het gebruik van het materiaal overeenkomstig paragraaf 4.3. Deze dient ten minste aanwijzingen te bevatten voor het bevochtigen van het materiaal. 5.3.6 Onderzoekmatrix voor natuurlijke organische substraten vormvast Het externe laboratorium onderzoek omvat voor verschillende substraten ook een verschillend onderzoekpakket. Voor natuurlijke organische substraten vormvast is dit weergegeven in Tabel 5.3.6.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 33 -
1 november 2005
TABEL 5.3.6: Onderzoekpakket voor extern laboratoriumonderzoek van natuurlijke organische substraten vormvast Omschrijving eis Artikel BRL Fysische eisen 5.3.2 Gehalte organische stof en minerale rest 5.3.2.1 Bulkdichtheid voor aflevering 5.3.2.2 Lucht- en watergehalte 5.3.2.3 · Poriën volume · Watergehalte bij aflevering · Watergehalte bij uitlek · Watergehalte bij -10 cm · Watergehalte bij -50 cm · Gemakkelijk beschikbaar water · Luchtgehalte bij -10 cm Afmetingen 5.3.2.5 Omhullingsfolie 5.3.2.4 · Afmetingen · Lichtreflectie · Drainage en plantgaten · Levensduur Chemische eisen 5.3.3 EC 5.3.3.1 pH 5.3.3.2 Kationen en anionen in water 5.3.3.3 Kationen en anionen uitwisselbaar 5.3.3.4 Biologische eisen 5.3.4 Fytotoxische stoffen 5.3.4.1 Onkruidzaden 5.3.4.2 5.4 Producteisen geëxpandeerde kleikorrels 5.4.1 Algemeen Kleikorrels worden verkregen door zware klei te laten expanderen bij een temperatuur van ongeveer 1100 °C. De korrels worden voor diverse doeleinden gebruikt in de bouw en in de tuinbouw. Aan de korrels voor de tuinbouw worden speciale eisen gesteld ten aanzien van de vochthoudendheid en chemische samenstelling. Daarom vragen deze een specifiek daarop gericht productieproces en een speciale samenstelling van de klei die wordt gebruikt. Het materiaal wordt als korrel en als gebroken korrel afgeleverd. In de laatste vorm is de vochthoudendheid groter. 5.4.2 Fysische eisen 5.4.2.1 Bulkdichtheid voor aflevering Bepaald volgens paragraaf 3.2.2 en weergegeven in kg/m3 5.4.2.2 Afmetingen, luchtgehalten en watergehalten Kleikorrels worden afgeleverd in diverse soorten op deeltjesgrootte en type. De grenzen van de deeltjesgrootte worden vermeld met het percentage dat binnen deze grenzen valt. Het type dat wordt vermeld betreft ongebroken en gebroken korrels. De lucht en watergehalten variëren naar deeltjesgrootte en type. De eigenschappen worden in relatie daarmee weergegeven, volgens het voorbeeld op het label. Lucht- en watergehalten worden bepaald volgens paragraaf 3.2.9. en deeltjesgrootte volgens paragraaf 3.2.6.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 34 -
1 november 2005
5.4.2.3 Zinksnelheid De zinksnelheid van kleikorrels wordt bepaald door na 1 uur na te gaan welk gewicht % van de korrels in water is gezonken. De methode is beschreven onder paragraaf 3.2.10. 5.4.2.4 Weergave fysische eisen op het label Voor wat betreft de fysische eisen is onderstaand een overzicht gegeven welke informatie al of niet op het label wordt weergegeven. Kenmerk
Eisen
Weergeven op label
Type Deeltjesgrootte % deeltjes binnen genoemde grenzen Droge bulkdichtheid, kg/m3 (indicatief) Totaal poriën volume, volume % Watercapaciteit (uitlek), volume % Watergehalte bij – 10 cm, volume % Watergehalte door capillaire opstijging, volume % Zinksnelheid na 1 uur
wel/niet gebroken range in mm 90 geen eis geen eis tabel 5.4.2.4 tabel 5.4.2.4 tabel 5.4.2.4 tabel 5.4.2.4
Ja Ja Nee Facultatief Nee Ja* Ja* Ja* Facultatief
* De eigenschappen voorzien van een * moeten ten minste aan de gestelde eisen voldoen, maar hogere waarden mogen op het label worden gegarandeerd. In Tabel 5.4.2.4 zijn eisen opgenomen voor de diverse typen en grootten van kleikorrels TABEL 5.4.2.4: Eisen die verplicht op het label moeten worden weergegeven voor verschillende typen kleikorrels die onder deze BRL vallen Type kleikorrel Watergehalte bij Watergehalte bij – Watergehalte door Zinksnelheid na 1 uitlek Vol.% 10 cm. Vol.% capillaire uur. Gewicht % opstijging. Vol.% 2-5 mm 4-8 mm 4-16 mm 8-16 mm 2-4 mm gebroken
> 20 > 15 > 12 > 12 > 35
> 12 > 12 > 10 > 8 > 20
> 20 > 15 > 12 > 12 > 35
65 20 7 2 85
2-8 mm gebroken
> 20
> 15
> 20
30
5.4.3 Chemische eisen 5.4.3.1 EC De EC wordt bepaald volgens paragraaf 3.3.4 en de uitkomst moet aan de volgende eis voldoen: 500 X EC/Wu <4 Waarin is:
EC Wu
(1)
= EC van het 1:5 water extract (dS/m) = watergehalte bij uitlek in volume %
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 35 -
1 november 2005
Bij iets te hoge waarden van de berekende waarde van formule (1) moeten de kleikorrel voor het planten van de gewassen worden uitgespoeld, zoals in de gebruiksaanwijzing omschreven. Bij waarden die meer dan anderhalf maal boven de gestelde grens liggen worden de korrels afgekeurd. 5.4.3.2 pH De pH wordt bepaald in voedingsoplossing volgens paragraaf 3.3.5 en de uitkomst verschilt naar het type kleikorrels. De gebroken typen hebben vaak een wat hogere pH. De waarde mag worden weergegeven op het label. De eisen zijn voor de niet gebroken typen 5.5-6.5 en voor de gebroken typen 5.5-7.5. 5.4.3.3 Wateroplosbare mineralen Wateroplosbare voedingsstoffen worden bepaald volgens paragraaf 3.3.1 en moeten voldoen aan de eisen zoals weergegeven in Tabel 5.4.3.4. 5.4.3.4 Uitwisselbare mineralen Mangaan wordt ook in uitwisselbare vorm bepaald. De bepaling wordt uitgevoerd in ammonium acetaat, volgens paragraaf 3.3.2. In Tabel 5.4.3.4 is de eis dienaangaande opgenomen. TABEL 5.4.3.4: Chemische eisen aan kleikorrels. De gehalten hoofdelementen en spoorelement zijn respectievelijk uitgedrukt in mmol en μmol per liter kleikorrels Elementen Water oplosbaar Uitwisselbaar Na mmol/l substraat <1 K <1 Ca <3 Mg <3 NO3 <1 Cl <1 P <1 SO4 <5 HCO3 <3 Fe µmol/l substraat < 50 Mn <2 < 30 Zn <2 B < 30 Cu <1 Mo <1 F < 50 5.4.4 Biologische eisen 5.4.4.1 Fytotoxische stoffen Kleikorrels mogen geen fytotoxische concentraties stoffen bevatten. Dit wordt getoetst met de plantverdraagzaamheidstest volgens paragraaf 3.4.1. De maximale groeiremming die wordt gemeten is 20% op het gemiddelde van de 18 tot 30 loblengten uit één test De test voor plantverdraagzaamheid is in de huidige vorm alleen bruikbaar voor het volgen van effecten bij bestaande substraten en productiemethoden en niet voor het testen van nieuwe materialen. Voor het testen van nieuwe producten en productiemethoden wordt verwezen naar paragraaf 7.5. 5.4.5 Gebruikersinstructies Bij iedere levering moet een gebruiksinstructie worden toegevoegd. Hierin moet naast de richtlijnen voor gebruik worden opgenomen dat: Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 36 -
1 november 2005
• •
De pH in de voedingsoplossing in de kleikorrels tijdens de teelt niet beneden 5.0 mag komen. Dit in verband met afbraak (aantasting) van de matrix van de korrel en het daarbij vrijkomen van (soms teveel) spoorelementen. Dat de korrels voor het inbrengen van de gewassen goed moeten worden natgemaakt. Dit in verband met zouten die zich aan het oppervlak hebben afgezet.
5.4.6 Onderzoekmatrix voor geëxpandeerde kleikorrels Het externe laboratoriumonderzoek omvat voor verschillende substraten ook een verschillend onderzoekpakket. Voor geëxpandeerde kleikorrels is dit weergegeven in Tabel 5.4.6 TABEL 5.4.6:Onderzoekmatrix voor extern laboratoriumonderzoek van geëxpandeerde kleikorrels Omschrijving eis Artikel BRL Fysische eisen 5.4.2 Afmetingen, luchtgehalte en watergehalte 5.4.2.2 · Totaal poriën volume · Deeltjesgrootte · Watergehalte bij uitlek · Watergehalte bij -10 cm · Capillaire opstijging Bulkdichtheid voor aflevering 5.4.2.1 Zinksnelheid 5.4.2.3 Chemische eisen 5.4.3 EC 5.4.3.1 pH 5.4.3.2 Wateroplosbare mineralen 5.4.3.3 Uitwisselbare mineralen 5.4.3.4 Biologische eisen 5.4 Fytotoxische stoffen 5.4.1
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 37 -
1 november 2005
6 Merken 6.1 Algemeen Bij ieder substraat behoort een productbeschrijving. Als het substraat in een fabrieksmatig proces wordt gemaakt, dienen de grondstoffen die voor dit proces worden gebruikt bij Kiwa bekend te zijn. Bij toevoegingen kunnen soortaanduidingen worden gebruikt, als octrooien of fabrieksgeheimen in het geding zijn, maar dienen bij Kiwa met naam bekend te zijn. Deze informatie valt met nadruk onder de bepalingen betreffende geheimhouding, zoals in het Kiwa Reglement voor Productcertificatie is opgenomen. 6.2 Kwaliteitsverklaring De op basis van deze BRL af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als productcertificaat. Middels het productcertificaat verklaart de certificatie-instelling dat de substraatmaterialen geacht worden te voldoen aan de in deze BRL gestelde eisen. Daarnaast wordt middels dit productcertificaat verklaard dat de houder van dit certificaat in staat is om bij voortduring substraatmaterialen volgens de eisen uit deze BRL te produceren. Een model van een productcertificaat is opgenomen in deze BRL als bijlage. Op de kwaliteitsverklaring dienen eenduidig vermeld te zijn: 1. Kwaliteitsparameters; specifiek per substraatmateriaal; 2. Wenken voor de afnemer; specifiek per substraatmateriaal; 3. Gegevens met betrekking tot toepassing en gebruik van het product; specifiek per substraatmateriaal. 6.3 Labelling De voor de produktie van substraatmaterialen te gebruiken bestanddelen worden ingedeeld in vier groepen. 1. 2.
3.
4.
Hoofdbestanddelen Hoofdbestanddelen van een substraat zijn al die stoffen die een substantieel deel van het volume (10% of meer) van het vaste materiaal uitmaken. Hulpstoffen Hulpstoffen zijn die stoffen die aan het substraat worden toegevoegd met het doel de fysische kwaliteit van het substraat, zoals stabiliteit, dichtheid, vochthoudendheid en ionenadsorptie capaciteit te verbeteren. Toevoegingen Toevoegingen aan een substraat zijn die stoffen die voornamelijk de chemischeeigenschappen van het substraat verbeteren en de fysische eigenschappen van het substraat niet of weinig beïnvloeden. Hieronder vallen dus stoffen als kalkmeststoffen, kunstmeststoffen etc. Residuen Residuen in een substraat zijn verontreinigingen die na het productieproces (onbedoeld) achterblijven.
De stoffen genoemd onder 1 moeten met name worden genoemd op het label. Voor de stoffen onder 2 en 3 moet tenminste een aanduiding op het label voorkomen. De onder 4 genoemde stoffen behoeven niet te worden vermeld op het label, maar moeten wel met name bekend zijn bij Kiwa. Op het label kan worden vermeld voor welk gewas het substraat geschikt is, voor welk teeltstadium en voor welk teeltsysteem. Dit mag zeer gespecificeerd, maar ook zeer breed Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 38 -
1 november 2005
worden gedaan. De volgende lijst van termen wordt aanbevolen te gebruiken bij het vermelden van het gebruik of toepassingsgebied op het label. Gekozen wordt voor de volgende ingangen: 1. Gewas. 2. Teeltstadium. 3. Teeltsysteem. Ad. 1. Gewas: • Universeel/Alle tuinbouwgewassen. • Groentengewassen. • (Snij)bloemen. • Potplanten. • Boomteelt. • Bollenteelt. • Specifiek met name genoemde gewassen. Ad. 2. Teeltstadium: • Universeel/Alle stadia van de teelt. • Zaaien. • Opkweek. • Productie. Ad. 3. Teeltsysteem: • Universeel/Alle gangbare teeltwijzen. • Teelt in containers in bevloeiingsbedden. • Teelt in substraatmatten met druppelbevloeiing al of niet met hergebruik van drainwater. • Teelt in containers met druppelbevloeiing al of niet met hergebruik van drainwater. • Teelt in goten/bedden met druppelbevloeiing al of niet met hergebruik van drainwater. Opmerking: Het aantal mogelijke combinaties van teeltsystemen is zeer groot. Alleen de meest gangbare zijn hier genoemd. De omschrijving van het aanbevolen gebruik of toepassingsgebied kent dus in principe deze drie ingangen (gewas, teeltstadium en teeltsysteem). Verder dient op het label een gebruiksduur van het substraat te worden vermeld, onder de gebruikelijke teeltomstandigheden. Samenvattend moeten minimaal op het label de volgende merken en aanduidingen op deugdelijke wijze en op elke verpakte eenheid worden aangebracht: • •
Naam en adres leverancier. Product commerciële naam.
• • •
Productomschrijving. Bestanddelen ofwel samenstelling. Gebruiksduur.
• •
Aanbevolen gebruik of toepassingsgebied. Afmetingen matten of blokken, lengte, breedte en dikte in SI eenheden bij vormvaste substraten. Aantal eenheden per verpakkingeenheid bij vormvaste substraten. Bulkdichtheid voor aflevering bij niet-vormvaste substraten.
• • •
Partijkenmerk, zoals chargenummer, productiedatum en tijd ten behoeve van de traceerbaarheid.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 39 -
1 november 2005
• •
Keurmerkreferentie: het betreffende keurmerk. Het nummer van het productcertificaat.
• •
Eigenschappen. Veiligheidsaanwijzingen.
In de bijlagen zijn voorbeelden gegeven van labels gespecificeerd naar de verschillende groepen substraatmaterialen. 6.4 Productkeurmerk Voor substraatmaterialen is door Kiwa, een productkeurmerk ontwikkeld. Het productkeurmerk omvat een woord- en een beeldmerk. Het productkeurmerk staat in meerdere talen ter beschikking. De leverancier verplicht zich alle producten die zijn vervaardigd, conform de op het certificaat vermelde specificatie, te leveren onder certificaat voorzien van het keurmerk. De leverancier mag zijn gecertificeerde producten onder verschillende handelsnamen leveren, mits deze aan de certificatie-instelling worden gemeld, en gewaarborgd is dat de herkomst van de producten traceerbaar is. 6.5 Begeleidend document, vrachtbrief of connossement Op het begeleidend document behorende bij een zending substraatmateriaal dienen minimaal de volgende gegevens duidelijk en eenduidig vermeld te zijn: Alle gegevens zoals die ook vermeld zijn in de bij dit hoofdstuk behorende paragraaf met betrekking tot labelling.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 40 -
1 november 2005
7 Eisen aan het kwaliteitssysteem 7.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan het kwaliteitssysteem van de producent moet voldoen. De wijze waarop Kiwa dit kwaliteitssysteem beoordeelt is opgenomen in het hoofdstuk “Samenvatting onderzoek en controle”. 7.2 Beheerder van het kwaliteitssysteem Binnen de organisatiestructuur van de producent moet een functionaris zijn aangewezen die belast is met het beheer van het kwaliteitssysteem van de producent. 7.3 Interne kwaliteitsbewaking/kwaliteitsplan De producent moet beschikken over een door hem toegepast schema van interne kwaliteitsbewaking (IKB-schema). Ten tijde van het toelatingsonderzoek moet dit schema ten minste drie maanden functioneren. In dit IKB-schema moet aantoonbaar zijn vastgelegd: · welke aspecten door de producent worden gecontroleerd; · volgens welke methoden die controles plaatsvinden; · hoe vaak deze controles worden uitgevoerd; · hoe de controleresultaten worden geregistreerd en bewaard. Dit IKB-schema moet overeenkomen met het in de bijlagen opgenomen toepasselijke Raam IKB-schema. 7.4 Procedures, werkinstructies en klachtenbehandeling De producent moet kunnen overleggen: 1. procedures voor: · de behandeling van producten met afwijkingen; · corrigerende maatregelen bij geconstateerde tekortkomingen; · informatieverstrekking aan afnemers door middel van gebruikersinstructies; · de behandeling van klachten over geleverde producten en/of diensten: De leverancier moet een procedure hebben voor het behandelen van klachten van afnemers. Daarin moet geregeld zijn dat hij binnen redelijke termijn zorg draagt voor het onderzoek van een klacht en de uitslag van dat onderzoek aan de klager meedeelt. Wanneer Kiwa een klacht van een derde ontvangt over gecertificeerde producten, zal Kiwa handelen volgens de procedure uit het Reglement voor Productcertificatie, hoofdstuk 5. Deze procedure is opgenomen in paragraaf 1.9. Klachten over de geleverde producten kunnen worden ingediend gedurende de gegarandeerde gebruiksduur. 2. de gehanteerde werkinstructies en controleformulieren. 7.5 Eisen aan het fabricageproces 7.5.1 Probleemstelling Eén van de eisen opgenomen in de certificatieregeling is het vastleggen van een "nulpuntsituatie". Het is de bedoeling, uitgaande van deze nulpuntsituatie, veranderingen in het grondstoffengebruik en het productieproces te inventariseren en te beoordelen. Dit om de consequenties van deze veranderingen op de uiteindelijke productkwaliteit en de groei van de gewassen in de substraten, die onder deze BRL vallen, onder controle te houden. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 41 -
1 november 2005
7.5.2 Werkwijze De nulpuntsituatie valt samen met de datum van het in werking treden van de BRL voor het betreffende substraat. De producent dient daartoe de productiemethoden schriftelijk vast te leggen. Hierin dient minimaal te worden opgenomen: 1. De stuurparameters met de grenswaarden die van belang zijn voor de kwaliteit van het product. 2. De receptuur van het product. De stuurparameters met de grenswaarden en de receptuur dienen voor de CI ter inzage te liggen bij de producent. Hierover bestaat formeel een geheimhoudingovereenkomst tussen CI en producent. De producent dient de CI tijdig op de hoogte te stellen van zijn voornemen tot het doorvoeren van wijzigingen in de gebruikte grondstoffen en het productieproces die direct verband (kunnen) hebben met de kwaliteit van zijn product(en) waarvoor een kiwa productcertificaat is verleend. Dit geldt met nadruk voor het toevoegen van nieuwe stoffen in het fabricageproces en wijziging van de concentraties van de gebruikte stoffen in de receptuur. De verantwoordelijkheid van de melding, alsmede de wettelijke zorgvuldigheidsplicht ten aanzien van onderzoek en toetsing van de voorgenomen wijziging ligt bij de producent. De wijzigingen dienen minimaal drie weken voorafgaand aan de beoogde wijzigingsdatum gemeld te worden. Hierbij dient de producent op basis van uitgevoerd onderzoek op een toetsbare wijze doorgegeven te hebben aan CI: 1. Welke wijziging in het productieproces doorgevoerd gaat worden; 2. De reden dat de wijziging doorgevoerd gaat worden; 3. De consequenties die de wijziging in het productieproces heeft op de kwaliteit van het eindproduct. De grondslag hiervoor vormen de in de BRL gedefinieerde eigenschappen. Deze dienen o.a. voldoende op hun merites getoetst te zijn middels praktijkproeven waarin eventuele gevolgen voor de teelt zijn vastgelegd; 4. Eventuele product en teelttechnische consequenties van de wijziging worden door de producent vertaald in een gebruikersadvies dat bij het nieuwe product aan alle eindgebruikers bij invoering wordt verstrekt. Op de door de producent beschikbaar gestelde informatie aan de CI geldt een geheimhoudingsverplichting. De producent bepaalt welke informatie door de CI aan het TC gecommuniceerd kan worden De CI beoordeelt de ingediende informatie en legt deze voor aan TC, beide met in achtneming van de door de producent gevraagde geheimhouding. De CI is bevoegd bij haar oordeelsvorming externe deskundigen te raadplegen. Ook deze externe deskundigen zullen gebonden zijn aan de door de producent gevraagde geheimhouding. Indien hier kosten aan verbonden zijn kan dit advies alleen gevraagd worden na schriftelijke goedkeuring van de producent. Binnen veertien dagen na ontvangst van de beoogde wijziging rapporteert de CI aan de producent. Met betrekking tot de uitslag liggen drie opties voor: 1. De CI gaat akkoord met het ingediende wijzigingsvoorstel. De procedure wordt hiermede afgesloten. 2. De CI gaat niet akkoord met het ingediende wijzigingsvoorstel. De CI dient haar oordeel te onderbouwen. 3. De CI wijst het ingediende voorstel voorlopig af, maar geeft aan onder welke voorwaarden toelating mogelijk is. Indien de CI de voorgestelde wijziging voorlopig afwijst, zal de CI de producent verzoeken onder geheimhouding het dossier nader te mogen inzien en dit, in overleg met de producent door onafhankelijke deskundigen te laten beoordelen. Bij deze beoordeling zijn ook de deskundigen gebonden aan de door de producent gevraagde geheimhouding. Deze Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 42 -
1 november 2005
onafhankelijke deskundigen geven een advies af aan de CI waarbij de wijziging op basis van dit advies heroverwogen wordt. Indien de voorgestelde wijziging opnieuw door de CI afgewezen wordt zal de producent de kans krijgen om door middel van nader onderzoek aan de vereiste voorwaarden voor de productiewijziging te voldoen. Bij onderzoek naar wijzigingen zoals hiervoor aangeduid kan als regel niet worden volstaan met de bestaande Plant verdraagzaamheidstest. Deze test is namelijk bedoeld als begeleiding van bestaande productiemethoden. Effecten van iedere hier bedoelde wijziging in de gebruikte grondstoffen of in het productieproces dient met daarvoor geëigende methoden te worden onderzocht. Indien nader onderzoek moet plaats vinden kan de CI de producent verbieden gedurende dit onderzoek producten van het certificatiemerk te voorzien, die onder gewijzigde omstandigheden zijn geproduceerd. Dit verbod eindigt zodra de CI akkoord is gegaan met het wijzigingsvoorstel van de producent. De leden van het CvD worden te allen tijde geïnformeerd over een voorgenomen goedkeuring tot wijziging en de daarbij uitgebrachte adviezen. Elk van de leden kan in overleg met de voorzitter van het CvD behandeling van de voorgestelde wijziging in het CvD eisen. Wanneer de partijen niet tot een bevredigende oplossing komen, zal het CvD een bindend advies geven. 7.5.3 Geldigheid De procedure voor het melden van wijzigingen in het productieproces, zoals opgenomen in paragraaf 7.5, dient te worden gezien als een basisdocument. Voorwaarde is dat de eerste drie ingediende wijzigingen als pilot worden behandeld en door zowel de TC Substraat alsmede door het CvD worden besproken.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 43 -
1 november 2005
8 Samenvatting onderzoek en controle 8.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de gegevens opgenomen van de bij certificatie uit te voeren onderzoeken bij de toelating en bij de daarop volgende controles. In de onderzoeksmatrix is een samenvatting gegeven van de bij certificatie uit te voeren onderzoeken: Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende onderzoeken c.q. controlewerkzaamheden: 1. Toelatingsonderzoek; 2. Controleonderzoek op de producteisen; 3. Controle op het kwaliteitssysteem. Daarbij is tevens aangegeven met welke frequentie het controleonderzoek door de certificatieinstelling moet worden uitgevoerd. 8.2 Onderzoekmatrix certificatie-instelling De CI hanteert voor substraten de onderzoeksmatrix zoals weergegeven in Tabel 8.2. TABEL 8.2: Onderzoekmatrix te hanteren door certificatie-instelling Omschrijving eis
Artikel BRL
Onderzoek in kader van Toelatings Toezicht door CI na onderzoek certificaatverlening Controle Frequentie
Algemene eisen Veiligheidseisen Transport Labelling Monsterneming, verpakking en verzending Tracing en tracking
4.1 4.2 6.3 2.2-2.4
+ + + +
+ + + +
1*/jaar 1*/jaar 1*/jaar 1*/jaar
4.4
+
+
4*/jaar
+ + +
+ + +
≥ 6*/jaar (2) ≥ 6*/jaar (2) ≥ 6*/jaar (2)
Specifieke eisen Fysische eisen (1) Chemische eisen (1) Biologische eisen (1)
5.2 5.3 5.4
Eisen aan het kwaliteitssysteem Beheerder van het kwaliteitssysteem Interne kwaliteitsbewaking Procedures en werkinstructies Eisen aan het fabricageproces
7.2
+
+
1*/jaar
7.3 7.4 7.5
+ + +
+ + +
1*/jaar 1*/jaar 1*/jaar
(1) Voor het onderzoekspakket zie de desbetreffende paragrafen in hoofdstuk 5 (2) Zie Tabel onderzoeksmatrix extern laboratorium Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 44 -
1 november 2005
8.3 Onderzoeksmatrix laboratorium Het laboratoriumonderzoek, zoals vermeld in hoofdstuk 5, is gerelateerd aan de productiehoeveelheid en wordt uitgevoerd met een frequentie zoals vermeld in Tabel 8.3. TABEL 8.3: Frequentie (aantal per jaar) van het laboratoriumonderzoek afhankelijk van de jaarproductie Materialen Blokken Matten Bulk Volume Frequentie Volume in Frequentie Volume in Frequentie in mln mln meters 1000 m3 stuks < 50 6 < 10 6 < 100 6 50-100 9 10-25 9 100-250 9 100-200 12 25-50 12 250-500 12 200-400 14 50-100 14 500-1000 14 > 400 15 > 100 15 > 1000 15
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 45 -
1 november 2005
9 Afspraken over de uitvoering van certificatie 9.1 Algemeen De certificatie-instelling moet op basis van de EN 45011 geaccrediteerd zijn. Bovendien moet de instelling voor het onderwerp van deze BRL zijn geaccrediteerd door de RvA of een daaraan gelijkwaardige instelling (een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten). Daarnaast zijn er in dit hoofdstuk de door het College van Deskundigen gemaakte afspraken over de uitvoering van certificatie door Kiwa vastgelegd. 9.2 Intern reglement certificatie-werkzaamheden De certificatie-instelling dient te beschikken over een reglement of een daaraan gelijkwaardig document, waarin de algemene regels zijn vastgelegd die bij certificatiewerkzaamheden worden gehanteerd. In het bijzonder zijn dit: 1. De algemene regels voor het uitvoeren van het toelatingsonderzoek, te onderscheiden naar: · De wijze waarop leveranciers worden geïnformeerd over de behandeling van een aanvraag; · De uitvoering van het onderzoek; · De beslissing naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek. 2. De algemene regels ten aanzien van de uitvoering van controles en de daarbij gehanteerde controleaspecten; 3. De door de certificatie-instelling te treffen maatregelen bij tekortkomingen, en het van toepassing zijnde sanctiereglement; 4. De regels bij beëindiging van een certificaat; 5. De mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen beslissingen of maatregelen van de certificatie-instelling. 9.3 Eisen certificatiepersoneel 9.3.1 Algemeen Het bij certificatie betrokken personeel is te onderscheiden naar: · Certificatiedeskundigen: belast met het uitvoeren van het toelatingsonderzoek en de beoordeling van de rapporten van inspecteurs; · Inspecteurs: belast met de uitvoering van de externe controle bij de leverancier; · Beslissers: belast met het nemen van beslissingen naar aanleiding van uitgevoerde toelatingsonderzoeken, voortzetting van certificatie naar aanleiding van uitgevoerde controles en beslissingen over de noodzaak tot het treffen van corrigerende maatregelen. 9.3.2 Kwalificatie-eisen Door het College van Deskundigen zijn basiskwalificatie-eisen vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL. Deze zijn vermeld in tabel 9.3.2 Opleiding en ervaring van het betrokken certificatiepersoneel moet aantoonbaar zijn vastgelegd. Eventueel kunnen door het CvD nog aanvullende specifieke eisen met betrekking tot opleiding en ervaring in het kader van deze specifieke certificatieregeling worden voorgeschreven. 9.3.3 Kwalificatie Certificatiepersoneel dient aantoonbaar te zijn gekwalificeerd door toetsing van opleiding en ervaring aan bovenvermelde eisen. Indien kwalificatie plaatsvindt op grond van afwijkende criteria, dient dit schriftelijk te zijn vastgelegd.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 46 -
1 november 2005
De bevoegdheid om te kwalificeren ligt bij: 1. De beslissers: kwalificatie van certificatiedeskundigen en inspecteurs; 2. Het management van de certificatie-instelling: kwalificatie van beslissers. TABEL 9.3.2: Basiskwalificatie-eisen certificatiepersoneel Certificatiepersoneel Niveau Certificatiedeskundige
1.
(Toelatingsonderzoek 2. en bedrijfscontroles) 3. 4.
Inspecteur (fabriek-, veld-, projectbezoeken en opvolgingscontroles)
1. 2. 3. 4. 1.
Beslisser certificaatverlening
2. 3.
Ervaring
Minimaal relevant technisch en agrarisch HBO denk- en werkniveau en kennis van kwaliteitssystemen. Interne training productcertificatie. Training auditervaring. Specifieke cursussen en trainingen.
1.
Minimaal technisch MBO denken werkniveau en kennis van kwaliteitssystemen. Interne training productcertificatie. Training auditervaring. Specifieke cursussen en trainingen. Minimaal HBO denk- en werkniveau en kennis van kwaliteitssystemen. Interne training productcertificatie. Training auditervaring.
1.
2. 3.
2. 3. 1.
2.
Minimaal 1 jaar relevante werkervaring met tenminste 4 toelatingsonderzoeken waarvan minimaal 1 onderzoek zelfstandig onder toezicht. Detailkennis van de specifieke BRL. Minimaal 4 onderzoeken mbt betreffende of aanverwante BRL’s. Minimaal 1 jaar relevante werkervaring. Minimaal 4 onderzoeken, waarvan 1 zelfstandig onder toezicht. Specifieke productcertificatie ervaring. Minimaal 4 jaar Landbouwkundige ervaring en/of managementervaring, waarvan tenminste 1 jaar m.b.t. productcertificatie. Kennis van de specifieke BRL op hoofdlijnen.
9.4 Toelatingsonderzoek 9.4.1 Algemeen Het door de certificatie-instelling uit te voeren toelatingsonderzoek vindt plaats aan de hand van deze beoordelingsrichtlijn en omvat ten minste: 1. monsteronderzoek, om vast te stellen of de producten voldoen aan de eisen; 2. beoordeling van het productieproces; 3. beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema; 4. toetsing op de aanwezigheid en het functioneren van de overige vereiste procedures. 9.4.2 Monsteronderzoek De certificatie-instelling zal monsters (laten) trekken uit de lopende productie en deze (laten) onderzoeken aan de hand van de in de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen. 9.4.3 Beoordeling productieproces Bij de beoordeling van het productieproces wordt nagegaan of de producent in staat is om bij voortduring producten te maken die aan de in de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen voldoen. De beoordeling van het productieproces vindt plaats tijdens de lopende werkzaamheden bij de producent. Deze beoordeling omvat bovendien tenminste: 1. de hoedanigheid van grondstoffen, halfproducten en eindproducten; 2. het intern transport en de opslag. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 47 -
1 november 2005
9.4.4 Beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema De beoordeling van het kwaliteitssysteem omvat in ieder geval: 1. De aanwezigheid in de organisatiestructuur van een functionaris die belast is met het beheer van het kwaliteitssysteem; 2. De aanwezigheid en het functioneren van het IKB-schema; dit schema moet voldoende zekerheid bieden dat bij voortduring producten worden vervaardigd die aan de eisen voldoen; het IKB-schema dient in ieder geval betrekking te hebben op: · toegeleverde grondstoffen c.q. de samenstellende materialen; · het productieproces; · de eindproducten; · de status van meet- en beproevingsmiddelen; · het intern transport, de opslag en de identificatie c.q. merking van half-en eindproducten. Voor elk van deze onderdelen dient de producent aantoonbaar te hebben vastgelegd: 1. de controleaspecten; 2. de gehanteerde controlemethode; 3. de controlefrequentie; 4. de wijze waarop de controleresultaten worden geregistreerd en bewaard. 9.4.5 Beoordeling van procedures De certificatie-instelling zal nagaan of de in de beoordelingsrichtlijn vermelde procedures aanwezig zijn en worden toegepast. Tot deze procedures behoren in ieder geval: 1. de procedure voor de behandeling van producten met afwijkingen; 2. de procedure van corrigerende maatregelen bij geconstateerde tekortkomingen; 3. de procedure van klachtbehandeling. Wanneer de leverancier niet de producent is van de te certificeren producten is, zal de certificatie-instelling de overeenkomst tussen de leverancier en de producent beoordelen. 9.4.6 Rapportage De certificatie-instelling rapporteert binnen een maand na afronding van het toelatingsonderzoek. Het rapport dient aan de volgende eisen te voldoen: · Volledigheid: het rapport doet een uitspraak over alle in de BRL aan de leverancier gestelde eisen; · Traceerbaarheid: de bevindingen waarop uitspraken zijn gebaseerd moeten traceerbaar zijn vastgelegd; · Basis voor beslissing: de beslisser over certificaatverlening moet zijn beslissing kunnen baseren op de in het rapport vastgelegde bevindingen. 9.4.7 Beslissing op de aanvraag De certificatie-instelling beslist over de aanvraag binnen een maand nadat het onderzoek is afgerond. Deze beslissing dient plaats te vinden door een daartoe gekwalificeerde beslisser, die niet zelf bij het certificaatonderzoek betrokken is geweest. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de leverancier en wordt hiermee traceerbaar vastgelegd. Bij een positieve beslissing ontvangt de leverancier het productcertificaat. Dit productcertificaat moet zijn uitgevoerd conform het als bijlage opgenomen model. Tenminste moet hierop zijn vastgelegd: 1. De leverancier van de gecertificeerde producten; 2. Aan welke beoordelingsrichtlijn de producten zijn getoetst; 3. De specificatie van de producten; 4. Het op de gecertificeerde producten aan te brengen certificatiemerk; 5. Wenken voor de afnemer. Bij een negatieve beslissing wijst de certificatie-instelling de aanvraag af onder schriftelijke vermelding van de redenen die tot deze beslissing hebben geleid. Hiermee vervalt de met de leverancier gesloten certificatieovereenkomst. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 48 -
1 november 2005
9.5 Controle 9.5.1 Controle algemeen De certificatie-instelling oefent regelmatig controle uit op naleving door de leverancier van zijn verplichtingen. Deze controle vindt op willekeurige tijdstippen plaats met een frequentie die door het CvD is vastgesteld. De leverancier verleent de noodzakelijke medewerking aan de controle. De leverancier stelt kosteloos de benodigde monsters en apparatuur ter beschikking. 9.5.2 Uitvoering van controles De controles vinden plaats in het bedrijf van de leverancier en, wanneer de leverancier niet de producent is, in het bedrijf van de producent. De controles zullen tenminste omvatten: 1. controle op de in het certificaat vastgelegde productspecificatie; 2. controle op het productieproces; 3. controle op het gehanteerde IKB-schema en de resultaten van de door de leverancier uitgevoerde controles sedert het vorige controlebezoek; 4. controle op de juiste wijze van merken van de producten; 5. controle op de naleving door de leverancier van de vereiste procedures; 6. controle op de overige in de beoordelingsrichtlijn vastgelegde verplichtingen van de leverancier. De certificatieinstelling is bevoegd om naast de genoemde manieren van controles op andere wijze te controleren of de leverancier aan zijn verplichtingen voldoet, waartoe zonodig behoort controle op de verwerking van de producten of de naleving van verwerkingsrichtlijnen. 9.5.3 Rapportage De certificatie-instelling verstrekt aan de leverancier direkt aansluitend op het onderzoek een rapport over de uitgevoerde controle. Indien bij de controle tekortkomingen worden vastgesteld zal de leverancier moeten aangeven welke corrigerende maatregelen hij neemt en wat hij met de eventueel afwijkende goederen en/of producten doet of heeft gedaan. 9.6 Maatregelen bij tekortkomingen Indien bij de controle tekortkomingen worden vastgesteld, zal het van de ernst daarvan afhangen of de certificatie-instelling daarin aanleiding ziet tot één of meer van de volgende maatregelen: 1. een schriftelijke waarschuwing; 2. extra controlebezoek(en) en/of monsternames; 3. aanpassing van het IKB-schema; 4. een tijdelijke verhoging van de controlefrequentie; 5. een opschorting van het recht op het gebruik van het certificaat gedurende een bepaalde periode; 6. onmiddellijke intrekking van het certificaat; 7. publicatie van de onder 5. of 6. genoemde maatregelen in die organen die de certificatieinstelling daarvoor geschikt acht. De certificatie-instelling stelt de leverancier schriftelijk en met opgave van redenen op de hoogte van zijn beslissing. Eventuele extra kosten die aan een maatregel zijn verbonden worden aan de leverancier doorberekend. Binnen de gestelde periode van opschorting (punt 5) blijft de certificatieovereenkomst van kracht. Indien binnen de gestelde periode van opschorting door de leverancier geen adequate corrigerende maatregelen zijn getroffen, zal de certificatie-instelling het certificaat intrekken. De certificatie-instelling behoudt zich het recht voor, ingeval de veiligheid in het geding is en/of ter voorkoming van schade, de afnemer(s) van de betreffende leverancier te informeren. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 49 -
1 november 2005
De leverancier is verplicht in die gevallen de certificatie-instelling te voorzien van een lijst van afnemers. Er wordt een procedure ontwikkeld die aangeeft hoe certificatie-instellingen dienen om te gaan met geconstateerde tekortkomingen. Deze procedure vormt een onderdeel van deze beoordelingsrichtlijn. 9.7 Beëindiging van het certificaat De certificatie-instelling kan het certificaat met onmiddellijke ingang intrekken in de volgende gevallen: 1. ernstige tekortkomingen, vastgesteld tijdens een controle. 2. het niet treffen van adequate maatregelen ter verbetering tijdens een periode van opschorting; 3. de leverancier in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met één of meer van zijn verplichtingen ingevolge de certificatieovereenkomst, waaronder ook vallen zijn financiële verplichtingen; 4. de leverancier de belangen van de certificatie-instelling heeft geschaad. 9.8 Beheer en onderhoud van de certificatieregeling Het beheer en onderhoud van onderhavige productcertificatieregeling is in handen van Kiwa N.V. De participerende certificatie-instellingen moeten een contract sluiten met Kiwa N.V. om het gebruik van deze certificatieregeling vast te leggen. 9.9 Frequentie van externe controles De certificatie-instelling oefent controle uit bij de leverancier op de naleving van diens verplichtingen. De aan te houden controlefrequentie, alsmede de aard en plaats van controles wordt door het CvD vastgesteld. Bij de inwerkingtreding van deze beoordelingsrichtlijn is de frequentie voor de productielocaties vastgesteld op minimaal 4 externe controlebezoeken per jaar. Het aantal definitieve controlebezoeken per productieplaats zal naar aanleiding van de resultaten van het toelatingsonderzoek door Kiwa worden voorgesteld aan het CvD, waarna het CvD het aantal controlebezoeken vaststelt. Het maximum aantal controlebezoeken is 6. De frequentie voor de confectielocaties is vastgesteld op 2 externe controlebezoeken per jaar. 9.10 Rapportage aan het CvD De certificatie-instelling rapporteert ten minste jaarlijks over de uitgevoerde certificatiewerkzaamheden. In deze rapportage moeten de volgende onderwerpen aan de orde komen: · Resultaten van de uitgevoerde controle bezoeken; · Aantal uitgevoerde controles per leverancier; · Beëindigingen van certificaten; · Opgelegde maatregelen ter verbetering; · Ontvangen klachten van derden over gecertificeerde producten. 9.11 Interpretatie van eisen Het CvD zal de interpretatie van in deze BRL gestelde eisen vastleggen in één afzonderlijk interpretatiedocument. De participerende certificatie-instelling is verplicht zich op de hoogte te stellen of er een interpretatiedocument is vastgesteld en, indien dit het geval is, de daarin vastgelegde interpretaties te hanteren.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 50 -
1 november 2005
9.12 Specifieke door het College van Deskundigen vastgestelde regels Door het College van Deskundigen kunnen specifieke regels worden vastgelegd, die bij uitvoering van certificatie door Kiwa moeten worden gevolgd.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 51 -
1 november 2005
10 Lijst van vermelde documenten 10.1 Normen/normatieve documenten NEN-EN 12577: 1996 Ontw. en (1996-10-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Etikettering (Soil improvers and growing media). NEN-EN 12578: 1996 Ontw. en (1996-10-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Lijst van producten (Soil improvers and growing media). NEN-EN 12579: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Bemonstering (Soil improvers en growing media; Sampling). NEN-EN 12580: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Volumebepaling (Soil improvers en growing media; Determination of quantity). NEN-EN 13037: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Bepaling van de pH (Soil improvers and growing media; Determination of pH). NEN-EN 13038: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Bepaling van de elektrische geleidbaarheid (Soil improvers and growing media; Determination of the electrical conductivity). NEN-EN 13039: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Bepaling van het gehalte aan organische stoffen en as (Soil improvers and growing media; Determination of organic matter content and ash). NEN-EN 13040: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Monstervoorbereiding voor chemische en fysische beproeving, bepaling van het gehalte aan droge stof, het gehalte aan vocht en de samengedrukte bulkdichtheid in een laboratorium (Soil improvers and growing media; Sample preperation for chemical and physical tests, determination of dry matter content, moisture content and laboratory compacted bulk density). NEN-EN 13041: 1999 en (1999-12-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Bepaling van fysische eigenschappen; Droge bulkdichtheid, luchtvolume, watervolume, krimpwaarde en totale ruimte aan poriën (Soil improvers and growing media; Determination of physical properties – Dry bulk density, air volume, water volume, shrinkage value and total pore space). NEN-EN 13651: 2001 en (2001-10-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Extractie van calciumchloride/DTPA (CAT) oplosbare voedingsstoffen (Soil improvers and growing media; Extraction of calcium chloride/DTPA soluble elements). NEN-EN 13652: 2001 en (2001-10-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Extractie van in water oplosbare voedingsstoffen en elementen (Soil improvers and growing media; Extraction of water soluble elements). NEN-EN 13820: 2000 Ontw. en (2000-01-01) Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen; Bepaling van de organische inhoud (Thermal insulating materials for building applications; Determination of organic content) NEN-EN 13027, 2001. Thermoplastische foliën voor kuilvoer.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 52 -
1 november 2005
NPR-CR 13456: 1999 en (1999-10-01) Bodemverbeterende middelen en groeimedia; Etikettering, specificaties en lijsten van producten (Soil improvers and growing media; Labelling, specifications and declarations). NVN 5623: 1991 nl (1991-03-01) Radioactiviteitsmeting; Bepaling van de activiteit van gammastraling uitzendende nucliden in een telmonster met behulp van halfgeleidergammaspectrometrie. CEN TC 223 Wl 00223078, 2004. Soil improvers and growing media – Determination of particle size distribution. NF H34-004 October 1990. Plastic packaging. Sacks for the storage of waste from buildings and for the prestorage of household waste 93/112/EG Richtlijn 93/112/EG van de Commissie van 10 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 91/155/EEG houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering voor het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 10 van Richtlijn 88/379/EEG 88/379/EEG Richtlijn 88/379/EEG van de Raad van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten 10.2 Literatuurverwijzingen Wever et al., 1997: Wever, G., A.A. van Leeuwen en M.C. van der Meer, Saturation rate and hysteresis of substrates. Acta Horticulturae 450, 287-295, 1997. Wever and Kipp, 1998: Wever, G. and J.A. Kipp, Characterisation of the hydrophysical behaviour of stonewool. Proc. 16th, World Congress of Soil Science, 1998 Kipp et al., 2000: Kipp, J.A., G. Wever en C. de Kreij, International Substrate Manual: Analyses, Characteristics and Recommendations, Elsevier Doetinchem, 2000. Van der Torre, onged.: W. van der Torre, Bodemchemische aspecten van steenwol als teeltmedium. Leeronderzoek Bodemscheikunde LUW, Niet gedateerd. Wever G. en Van Elderen C. 1994. Analysemethoden Substraatonderzoek. Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk. Intern rapport nr 28, 14pp. Mac Beth,
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 53 -
1 november 2005
Bijlage 1. Toekomstige aanpassingen Zoals vermeld in het voorwoord, is bij het opstellen van deze beoordelingsrichtlijn reeds voorzien dat dit document wordt aangepast. Dit is mede ingegeven door de ontwikkelingen op het gebied van normalisatie en de wenselijke uitbreiding van de scope van de beoordelingsrichtlijn. De volgende wijzigingen zijn mogelijk (niet uitputtende opsomming zonder prioritering). De tussen haakjes geplaatste nummers zijn de nummers afkomstig uit de voorgaande versie van deze BRL : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
12. 13.
Het aanpassen van de verschillende bepalingsmethoden op basis van de monitoring van de resultaten. De dupliceerbaarheid en reproduceerbaarheid van diverse nieuw ontwikkelde methoden zijn nog niet geheel bekend (1). Een bepalingsmethode voor zuur/base capaciteit (2). Verhogen nauwkeurigheid van de toets betreffende plantverdraagzaamheid (6). Eisen te stellen aan pluggen van minerale wol(7). Aanpassing aan buitenlandse wetgeving (9). Bepalingsmethode voor de afmetingen van een rij blokken (12). Herverzadiging kritisch volgen of de grens hoger kan worden gesteld. De nu gestelde waarde lijkt minimaal (16). Stevigheid van de sealnaad van blokken (17). Papierverbinding tussen blokken afstemmen op behoefte bij gebruik (18). De gebruikersinstructies dienen te worden getoetst op conformiteit in overeenstemming met de eisen in de BRL (22). Zoeken naar een optimale dichtheid in relatie met de stevigheid en optimale plantengroei. Nagaan in hoeverre de resultaten van genoemde eigenschappen corresponderen met de mechanische eigenschappen. Het daarbij opstellen van een interpretatiemodel. Naast blokken zal ook naar matten gekeken worden. In dit punt zijn de onderstaande nummers samengevat (24):` § Levensduur en de relatie met de mechanische eigenschappen (3); § Definitie van stabiliteit en vormverandering in de tijd (4); § Eisen te stellen aan de bulkdichtheid van vormvast materiaal (14); § Eisen te stellen aan de variatie in bulkdichtheid of soortelijke massa tussen matten en blokken van vormvast materiaal binnen één partij (15); § Normen voor de stevigheid meer afstemmen op behoeften van gebruiker (20). Nagaan wat de mogelijkheden zijn van het bepalen van schimmels door middel van DNA (25). De standaardafwijking van de bulkdichtheid voor opkweekblokken, paragraaf 5.1.2.2, wordt door producenten geformuleerd voor 1 februari 2006.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 54 -
1 november 2005
Bijlage 2. Voorbeeld Labels Bijlage 2.1. Voorbeeld label minerale wol. Verplichte deel label
Naam en adres leverancier
Product commerciële naam Productomschrijving Bestanddelen ofwel samenstelling
Gebruiksduur mat Gebruiksduur folie Afmetingen matten Aantal matten of blokken per pallet Teken of code ten behoeve van de traceerbaarheid Keurmerkreferentie Nummer productcertificaat Eigenschappen
Veiligheid
Leverancier Vestigingsadres Postadres X Substraatmateriaal van wateropneembare minerale wol Hoofdbestanddelen: · Minerale steenwol Hulpstoffen: · Binder · Uitvloeier XX XX Lengte, breedte, hoogte in cm of mm X XXXXX KIWA keurmerk of Q en A keurmerk Productcertificaat KXXXXX Indicatieve bulkdichtheid voor aflevering: x kg/m³ Poriënvolume: x % Watergehalte bij uitlek: x volume% Luchtgehalte bij uitlek: x volume% Aanraking zonder gevaar; inwendig gebruik dient te worden voorkomen, zie tevens de “praktische gebruiksinstructie”
Facultatieve deel label
Aanbevolen gebruik of toepassingsgebied Gehalte organische stof pH in voedingsoplossing Zuur/base capaciteit EC in water Boriumgehalte
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Teelt van (snij)bloemen met druppelirrigatie 1-5,5% 5-6 x mmol/kg < 0,5 dS/m bij uitlek < 10µmol/l in uitlektoestand
- 55 -
1 november 2005
Bijlage 2.2. Voorbeeld label natuurlijke organische substraten niet vormvast. Verplichte deel label Naam en adres leverancier
Product commerciële naam Productomschrijving Bestanddelen ofwel samenstelling
Gebruiksduur substraat Grootte afgeleverde partij Teken of code ten behoeve van de traceerbaarheid Keurmerkreferentie Nummer productcertificaat Eigenschappen
Veiligheid
Facultatieve deel label Aanbevolen gebruik of toepassingsgebied Eigenschappen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Leverancier Vestigingsadres Postadres X Natuurlijk organisch substraat Hoofdbestanddelen: · x volume % veen · x volume % kokos · x volume % perliet Hulpstoffen: · Geen Toevoegingen · Koolzure kalk/soort/hoeveelheid · Kunstmeststoffen/soort/hoeveelheid Tot x maanden na productie x m3 XXXXXXX KIWA keurmerk of Q en A keurmerk Productcertificaat KXXXXX Bulkdichtheid voor aflevering: x kg/m³ Gehalte organische stof: x % Poriënvolume: x volume % Watergehalte bij – 10 cm: x volume % Watergehalte bij – 50 cm: x volume % GBW: x volume % Luchtgehalte bij – 10 cm: x volume % EC 1 : 5 extract pH Niet bemesting/geen nadere aanduiding Bemest/gehalten aan hoofdelementen (N,P,K,Ca,Mg,S) in mmol/l en aan spoorelementen(Fe,Mn,Zn,B,Cu,Mo) in μmol/l substraat vermelden Aanraking zonder gevaar; inwendig gebruik dient te worden voorkomen, zie tevens de “praktische gebruiksinstructie”. Teelt van potplanten op eb/vloed systeem Watergehalte bij aflevering: x gewicht % Watergehalte bij uitlek: x volume % Krimp: < x volume % Deeltjesgrootte: x volume % < 2mm
- 56 -
1 november 2005
Bijlage 2.3. Voorbeeld label natuurlijke organische substraten vormvast. Verplichte deel label Naam en adres leverancier
Product commerciële naam Productomschrijving Bestanddelen ofwel samenstelling
Gebruiksduur folie Grootte afgeleverde partij Plant- en drainage gaten Afmetingen planken of blokken Teken of code ten behoeve van de traceerbaarheid Keurmerkreferentie Nummer productcertificaat Eigenschappen
Veiligheid
Facultatieve deel label Aanbevolen gebruik of toepassingsgebied Eigenschappen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Leverancier Vestigingsadres Postadres X Natuurlijk organisch substraat vormvast Hoofdbestanddelen: · Bewerkte kokos Hulpstoffen: · Geen Toevoegingen · Koolzure kalk (soort en hoeveelheid) · Kunstmeststoffen (eventueel soorten en hoeveelheden) x jaar Aantal platen of blokken Aantal en positie Lengte, breedte, hoogte in cm of mm XXXXXXX KIWA keurmerk of Q en A keurmerk Productcertificaat KXXXXX Bulkdichtheid voor aflevering: x kg/m³ Gehalte organische stof: % Poriënvolume: x volume % Vochtgehalte bij aflevering: x gewicht % Watergehalte bij uitlek: x volume % GBW: x volume % Luchtgehalte bij uitlek: x volume % EC 1 : 5 extract pH Niet bemest/ bemest, dan gehalten aan N, P, K, Ca, Mg in mmol/l substraat vermelden Aanraking zonder gevaar; inwendig gebruik dient te worden voorkomen, zie tevens de “praktische gebruiksinstructie”.
Teelt van rozen met druppelbevloeiing Watergehalte bij –10 cm: x volume % Watergehalte bij – 50 cm: x volume %
- 57 -
1 november 2005
Bijlage 2.4. Voorbeeld label geëxpandeerde kleikorrels. Verplichte deel label Naam en adres leverancier
Product commerciële naam Productomschrijving Bestanddelen ofwel samenstelling
Grootte afgeleverde partij Teken of code ten behoeve van de traceerbaarheid Keurmerkreferentie Nummer productcertificaat Eigenschappen
Veiligheid
Facultatieve deel label Eigenschappen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
Leverancier Vestigingsadres Postadres X Geëxpandeerde kleikorrels Hoofdbestanddelen: · Geëxpandeerde kleikorrels Hulpstoffen: · Geen Toevoegingen · Geen x m3 XXXXXXX KIWA keurmerk of Q en A keurmerk Productcertificaat KXXXXX Korrelgrootte Type Bulkdichtheid voor aflevering: x kg/m³ Watergehalte bij uitlek: x volume % Watergehalte bij - 10 cm: x volume % Watergehalte door capillaire opstijging: volume % EC 1: 5 water extract Aanraking zonder gevaar; inwendig gebruik dient te worden voorkomen, zie tevens de “praktische gebruiksinstructie”.
Droge bulkdichtheid Sulfaat: < x mmol/l korrels pH in voedingoplossing Zinksnelheid na 1 uur in gewicht % Fluor (F) in μmol/l
- 58 -
1 november 2005
Bijlage 3. Toelichting gloeiverlies en minerale rest Het gehalte organische stof wordt bepaald door het materiaal te gloeien bij een hoge temperatuur, waardoor de organische stof verbrandt. Het gehalte aan organische stof dat op deze wijze bij venige substraten wordt bepaald, wordt gebruikt om het porienvolume te bepalen. Minerale vezel bevat geen dergelijke (venige) organische stoffen. Het verlies dat in minerale vezel bij gloeien ontstaat is organische stof uit de binder die wordt toegevoegd. Op deze wijze wordt dus een indruk verkregen van de hoeveelheid binder die aanwezig is. Het gehalte moet voor blokken kleiner dan of gelijk zijn aan 4,5% van de droge stof en voor matten kleiner dan of gelijk zijn aan 5,5% van de droge stof. Aan minerale rest bevat minerale vezel dan ten minste 95,5 respectievelijk 94,5% (Wever en van Elderen, 1994).
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 59 -
1 november 2005
Bijlage 4. Bijlagenboek bepalingsmethoden Verschillende analyse methoden zoals in deze beoordelingsrichtlijn vermeld, zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage “Bijlagenboek bepalingsmethoden bij BRL K10001”. De nummering zoals deze is weergegeven correspondeert met de volgorde in dit Bijlagenboek. Bij verwijzing wordt gerefereerd aan Bepalingsmethode “n”. 1.
Determination of dry matter content
2.
Determination of organic matter content and ash
3.
Bulkdichtheid voor aflevering van vormvaste materialen
4.
Beperkt fysisch onderzoek vormvaste materialen
5.
Uitgebreid fysisch onderzoek a. vormvaste materialen b. natuurlijke organische substraten niet vormvast c. natuurlijke organische substraten vormvast d. geëxpandeerde kleikorrels
6.
Mechanische eigenschappen vormvaste materialen
7.
Zinktijd
8.
Determination of length, width and thickness
9.
Determination of nutrients, extraction of water soluble
10.
Determination of electrical conductivity
11.
Determination of pH in a nutrient solution
12.
Bepaling van de actuele kationen-uitwisselingscapaciteit CEC
13.
Plantverdraagzaamheid
14.
Onkruidtest
15.
Bepaling van het aantal kweekbare schimmels in extracten van substraten
16.
Flaplengte
17.
Waterdichtheid hoes
18.
Karakteriseren gaten en uitsparingen in vormvaste materialen
19.
Determination of nutrients, extraction of ammonium acetate soluble
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 60 -
1 november 2005
Bijlage 5. Raam IKB Schema’s Bijlage 5.1. Raam IKB schema’s minerale wol Bijlage 5.1.1. Raam IKB schema minerale wol productie halffabrikaat. Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Laboratoriumapparatuur
Inventarisatielijst (1)
Documentcontrole
Bij mutatie
ja
2.
Meetapparatuur
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
3.
Trekbank
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
4.
Oven voor bepaling organisch gehalte
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
5.
Weegschalen
Onnauwkeurigheid
In- of externe kalibratie m.b.v. geijkte gewichten
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
6.
IJkgewichten
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per 4 j aar
Ja (2)
7.
Hoofdgrondstoffen
Juiste productsoort en specificatie
Visueel en keuringsrapport Volgens interne
LABORATORIUM EN MEETAPPARATUUR
Hoofdgroep
Ja (4)
INGANGS-CONTROLE
procedure Samenstelling volgens interne
Specificaties voor
1 keer per jaar per
specificatie
chemische analyse
grondstof en bij
Ja (3)
wijziging 8.
9.
Grondstoffen voor bindmiddel
Opslag
Juiste productsoort en specificatie
Visueel
Volgens interne
Ja (4)
procedure Functionele eigenschappen
Analyse
4 keer per jaar
Ja (3)
Gescheiden opslag
Visueel
Volgens interne
Ja (4)
PRODUCTIE
procedure 10.
Proces
Procesbeschrijving
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
11.
Smelten
Temperatuur
Meting
1 keer per uur
Ja (2)
Chargesamenstelling
Registratie
1 keer per uur
Ja (2)
Chemische samenstelling
Chemische analyse
1 keer per jaar
Ja (2)
Viscositeit
Visueel
1 keer per uur
Ja (4)
12.
Bindmiddel
Hoeveelheid
Meting
1 keer per uur
Ja (2)
13.
Uitvloeier
Hoeveelheid
Meting
1 keer per uur
Ja (2)
14.
Verpakking
Etikettering
Visueel
Continu
Ja (4)
Uiterlijk
Visueel
Continu
Ja (4)
Traceerbaarheidscode
Visueel
Continu
Ja (4)
Onderhoud productiemiddelen (1)
Volgens interne procedure Volgens
15.
Onderhoud
Ja
onderhoudsschema
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 61 -
1 november 2005
PROCEDURES
VERPAKKING, OPSLAG, TRANSPORT EN AFLEVERING
GEREED PRODUCT
Hoofdgroep 16.
17.
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Algemene eisen
Veiligheidseisen
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
Gebruikersinstructie
Visueel
Iedere levering
Nee
Traceerbaarheid
Visueel
Continu
Ja (4)
Uiterlijk verpakking
Visueel
Continu
Ja (4)
Labelling
Visueel
Continu
Ja (4)
Traceerbaarheid
Visueel
Continu
Ja (4)
Verpakking
18.
Opslag
Wijze van opslag
Volgens interne procedure Continu
Nee
19.
Transport
Vrachtbrief
Visueel
Ja(4)
Instructie laden
Volgens interne procedure Continu
Nee
Keurmerk
Visueel
Nee
20.
Merken
Iedere levering
Iedere levering
Certificaatnummer 21.
Klachtenprocedure
Registratie
Volgens interne procedure Bij iedere klacht
Ja
22.
Overige procedures conform BRL K10001
Aanwezigheid
Volgens interne procedure Afhankelijk van procedure
Ja
Noten: (1) Per productieplaats vast te leggen in het dossier Technische Specificatie (2) Registratie van de gemeten waarde of afwijking (3) Analyseresultaten (4) Alleen bij afwijkingen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 62 -
1 november 2005
Bijlage 5.1.2. Raam IKB schema minerale wol confectie eindprodukt. Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Laboratoriumapparatuur
Inventarisatielijst (1)
Documentcontrole
Bij mutatie
ja
2.
Meetapparatuur
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
3.
Trekbank
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
4.
Oven voor bepaling organische stof gehalte
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
5.
Weegschalen
Onnauwkeurigheid
In- of externe kalibratie m.b.v. geijkte gewichten
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
6.
IJkgewichten
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per 4 jaar
Ja (2)
7.
Halffabrikaat
Juiste productsoort en specificatie
Visueel
Volgens interne
Ja (4)
INGANGS-CONTROLE
LABORATORIUM EN MEETAPPARATUUR
Hoofdgroep
procedure
Productcertificaat
Middels certificaat
Fysische, chemische en biologische
Middels certificaat
Iedere levering
Ja (3)
Uiterlijk verpakking
Visueel
Continu
Nee
Labelling
Visueel
Continu
Nee
Traceerbaarheid
Visueel
Continu
Nee
Gescheiden opslag
Visueel
Volgens interne
Ja (4)
eigenschappen Verpakking
8.
Opslag
procedure Proces
Procesbeschrijving
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
10.
Confectie
Afmetingen
Conform BRL K10001
Intern (1)
Ja (1)
Paragraaf 5.1.2.7
Extern zie 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern (1)
Ja (1)
Paragraaf 5.1.2.8
Extern zie 8.3
Ja (3)
CONFECTIE
9.
Omhullingsfolie
11.
Onderhoud
Onderhoud productiemiddelen (1)
Volgens interne procedure Volgens
Ja
onderhoudsschema
GEREED PRODUCT
12.
13.
Algemene eisen
Producteisen
Veiligheidseisen
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
Gebruikersinstructie
Visueel
Iedere levering
Nee
Fysische eisen
Conform BRL K10001
Intern (1)
Ja (1)
Paragraaf 5.1.2
Extern zie 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern (1)
Ja (1)
Paragraaf 5.1.3
Extern zie 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern (1)
Ja (1)
Paragraaf 5.1.4
Extern zie 8.3
Ja (3)
Chemische eisen
Biologische eisen
14.
Monsterneming (1)
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
Iedere monstername
Ja
15.
Bewaarmonsters blokken
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
In overleg met
Ja
certificerende-instelling
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 63 -
1 november 2005
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Verpakking
Uiterlijk verpakking
Visueel
Continu
Ja (4)
Labelling
Visueel
Continu
Ja (4)
Traceerbaarheid
Visueel
Continu
Ja (4)
VERPAKKING, OPSLAG, TRANSPORT EN AFLEVERING
Wat wordt gecontroleerd
16.
PROCEDURES
Hoofdgroep
20.
Klachtenprocedure
Registratie
Volgens interne procedure Bij iedere klacht
Ja
21.
Overige procedures conform BRL K10001
Aanwezigheid
Volgens interne procedure Afhankelijk van procedure
Ja
17.
Opslag
Wijze van opslag
Volgens interne procedure Continu
Nee
18.
Transport
Vrachtbrief
Visueel
Ja(4)
Instructie laden
Volgens interne procedure Continu
Nee
Keurmerk
Visueel
Nee
19.
Merken
Iedere levering
Iedere levering
Certificaatnummer
Noten: (1) Per productieplaats vast te leggen in het dossier Technische Specificatie (2) Registratie van de gemeten waarde of afwijking (3) Analyseresultaten (4) Alleen bij afwijkingen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 64 -
1 november 2005
Bijlage 5.2. Raam IKB schema natuurlijke organische substraten niet vormvast.
LABORATORIUM EN MEETAPPARATUUR
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Laboratoriumapparatuur
Inventarisatielijst (1)
Documentcontrole
Bij mutatie
ja
2.
Meetapparatuur
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
3.
EC meter
Nauwkeurigheid
Meting
Ja
4.
pH meter
Nauwkeurigheid
Meting
5.
Nauwkeurigheid
Meting
6.
Apparatuur voor vochtbepaling Bepaling handelsvolume
Nauwkeurigheid
Contrameting
7.
Weegapparatuur
Onnauwkeurigheid
In- of externe kalibratie m.b.v. geijkte gewichten
Minimaal 1 maal per jaar Minimaal 1 maal per jaar Minimaal 1 maal per jaar Minimaal 2 maal per jaar 1 keer per jaar en na reparatie
8.
IJkgewichten
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per 4 jaar
Ja (2)
9.
Laboratorium voorschriften Aanwezigheid, juistheid en gebruik
Visueel en op uitvoering
Minimaal 1 keer per jaar Volgens interne
Ja
10. Grondstoffen
Juiste productsoort en specificatie
Visueel
Ja Ja Ja Ja (2)
Ja (4)
PRODUCTIE
INGANGSCONTROLE
procedure Samenstelling volgens specificatie
Chemische analyse
1 keer per jaar en bij
Ja (3)
wijziging Zie bijlage 5.2.1
Zie bijlage 5.2.1
Zie bijlage 5.2.1
Ja (3)
11. Hulpstoffen
Niet gebruikt
nvt
nvt
nvt
12. Toevoegingen
Samenstelling volgens specificatie Zie ook bijlage 5.2.1
Twee maal per jaar
Ja (3)
13. Transport
Eisen volgens 4.2
Verklaring fabrikant bij iedere verandering in samenstelling Visueel/vrachtbrief
Iedere vracht
Ja (4)
14. Opslag
Gescheiden opslag
Visueel
Continu
Ja (4)
15. Proces
Procesbeschrijving
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
16. Samenstelling
Receptuur
Schriftelijke bewaring
Iedere partij
Ja
17. Bewaarmonsters
Aanwezigheid
Codering
Iedere partij
Ja
18. Handelsbulkdichtheid
Bepaling
Conform BRL K10001
Iedere partij
Ja
19. Vracht/Verpakking
Labelling
Paragraaf 5.2.2.2 Visueel
Continu
Ja (4)
20. Traceerbaarheid
Codering
Visueel
Continu
Ja (4)
21. Onderhoud
Onderhoud productiemiddelen (1)
Volgens interne procedure Volgens
Ja
onderhoudsschema
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 65 -
1 november 2005
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
22. Algemene eisen
23. Fysische eisen
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Veiligheidseisen
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
Gebruikersinstructie
Visueel
Iedere levering
Nee
Gehalte o.s.
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
2 maal per week
Poriënvolume
Watergehalte bij – 10 cm
Watergehalte bij - 50 cm
GEREED PRODUCT*
Luchtgehalte bij – 10 cm
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Watergehalte bij aflevering
Ja (3)
Conform BRL K10001
Extern zie tabel 8.3 (5) Ja (3)
Paragraaf 5.2.2
Intern minimaal 1 maal per 2 weken
Krimp
Deeltjesgrootte
24. Chemische eisen
EC
pH
Voedingselementen/ Na Cl
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Paragraaf 5.2.2
1 maal per 2 weken Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.2
1 maal per 2 weken Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.3
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.3
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.2.3
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 66 -
Ja (1)
Ja (3)
1 november 2005
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
25. Biologische eisen
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Plantverdraagzaamheid
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (2 of 3)
Paragraaf 5.2.4
6 maal per jaar Extern zie tabel 8.3
Onkruidtest
26. Monsterneming (1)
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Paragraaf 5.2.4
6 maal per jaar
Conform BRL K10001
Ja (1)
Extern zie tabel 8.3.
Ja ( 3)
Iedere monstername
Ja
Continu
Ja (4)
PROCEDURES
VERPAKKING, OPSLAG, TRANSPORT EN AFLEVERING
Paragraaf 2.2 27. Traceerbaarheid
Labelling
Visueel
28. Opslag
Wijze van opslag
Volgens interne procedure Continu
Nee
Broei
Temperatuurmeting (1)
Ja
Minimaal 2 maal per week
29. Transport
30. Merken
Vrachtbrief
Visueel
Iedere levering
Ja (4)
Instructie laden
Volgens interne procedure Continu
Ja (4)
Eisen conform 4.2
Visueel
Continue
Ja (4)
Keurmerk
Visueel
Iedere levering
Nee
Certificaatnummer 31. Klachtenprocedure
Registratie
Volgens interne procedure Bij iedere klacht
Ja
32. Overige conform betreffende BRL K10001
Aanwezigheid
Volgens interne procedure Afhankelijk van procedure
Ja
Opmerking: Monsterneming van het gereed product vindt bij voorkeur plaats op de productielocatie. Als dit niet mogelijk is wordt op de gebruikerslocatie nadrukkelijk nagegaan of het materiaal geen verstoring heeft gehad, zoals door uitspoeling, toevoegen van water en een verblijfsduur van langer dan een week. In verband met de werking van bepaalde meststoffen worden chemische analyses pas een week na de productie uitgevoerd. Noten: (1) Per productieplaats vast te leggen in het dossier Technische Specificatie (2) Registratie van de gemeten waarde of afwijking (3) Analyseresultaten (4) Alleen bij afwijkingen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 67 -
1 november 2005
Bijlage 5.2.1. Controle van grondstoffen en toevoegingen ten behoeve van natuurlijke organische substraten niet vormvast Grondstoffen De Grondstoffen die in onderstaande lijst zijn opgenomen hebben betrekking op de bestaande aanvraag. Uitbreiding is mogelijk als aanvragen daartoe aanleiding geven.
BOOMSCHORS
KOKOS EN BEWERKTE KOKOS
VEEN
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Eis
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
2.
Herkomst
Verklaring leverancier
Maagdelijk en traceerbaar Iedere partij
Ja
3.
Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
4.
pH
Meting
Aanwezigheid tot 6 maanden Tussen 3 en 5
Iedere partij
Ja Ja
5.
Onkruid
Meting
< 8 per
6.
Radioactiviteit
Meting
< 370 Bq (Cs 134 en 137)
7.
Broei
Meting tijdens opslag
Temperatuur < 400C
Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Toplaag van ieder nieuw productieveld Iedere week
8.
Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
9.
Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
10. Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
11. pH
Meting
Aanwezigheid tot 6 maanden Tussen 5 en 7
Iedere partij
Ja
12. EC
Meting
< 0.5
Iedere partij
Ja
13. Na en Cl
Meting 1:5 water
< 3 mmol/l substraat
Iedere partij
Ja
Na 14. Onkruid
Meting uitwisselbaar Meting
< 6 mmol/l substraat < 4 per m2
Ja Ja
15. Aaltjes
Meting
Afwezig
16. Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Ieder nieuwe herkomst/ieder kwartaal als niet thermisch wordt behandeld Iedere partij
17. Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
18. Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Aanwezigheid tot 6 maanden
Iedere partij
Ja
19. pH
Meting
Tussen 3 en 6
Iedere partij
Ja
20. EC
Meting
< 0.2
Iedere partij
Ja
21. Mn actief
Meting
N fixatie meting
Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Iedere partij
Ja
22. Stabiliteit
Laag < 1mmol/kg Standaard < 10 mmol/kg < 6 mmol/l
23. Onkruid
Meting
< 8 per m2
Ja
24. Plantverdraagzaamheid
Test
Standaardeis test
25. Aaltjes
Meting
Afwezig
Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 68 -
m2
Ja Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
1 november 2005
RELS
KLEI KOR
VERMICULIET
PERLIET
KLEI
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Eis
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
26. Toevoeging
Administratief
< 25 volume %
Continu
Ja
27. Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
28. Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
29. Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
30. pH
Meting
Aanwezigheid tot 6 maanden Tussen 4 en 8
Iedere partij
Ja
31. EC
Meting
< 0.2
Iedere partij
Ja
32. Mn actief
Meting
< 5 mmol/kg
Ja
33. Onkruid
Meting
< 8 per m2
34. Aaltjes
Meting
Afwezig
35. Toevoeging
Administratief
< 100 kg/m3
Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal Iedere nieuwe herkomst/ieder kwartaal als niet thermisch wordt behandeld Continu
36. Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
37. Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
38. Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
39. pH
Meting
Aanwezigheid tot 6 maanden Tussen 5 en 8
Iedere partij
Ja
40. EC
Meting
< 0.15
Iedere partij
Ja
41. Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
42. Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
43. Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Aanwezigheid tot 6 maanden
Iedere partij
Ja
44. pH
Meting
Tussen 7-9
Iedere partij
Ja
45. EC
Meting
< 0.15
Iedere partij
Ja
46. Deeltjesgrootte
Meting
Volgens specificatie
Iedere n ieuwe herkomst/ieder kwartaal
Ja
47. Eisen volgens Kiwa BRL K10001
Eisen volgens Kiwa BRL K10001
Eisen volgens Kiwa BRL K10001
Eisen volgens Kiwa BRL K10001
Ja
Ja
Ja
Ja
Noten: 1. In het schema komt het woord partij voor. Dit begrip moet voldoen aan de definitie in paragraaf 1.6. Voor een grondstof kan een partij in principe dus een onbeperkte grootte hebben. Per jaar moeten echter minimaal 4 analyses van de betreffende grondstof worden gemaakt. Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 69 -
1 november 2005
2.
In de verklaring van de leverancier moet de locatie worden vermeld waarvan de grondstof afkomstig is, de gehalten of eigenschappen worden gegarandeerd en moet worden verwezen naar de laatste analyse die van de betreffende partij is gemaakt.
Toevoegingen De producent houdt een lijst in stand overeenkomstig onderstaand model, waarin alle toevoegingen die op het bedrijf worden gebruikt zijn vermeld, met herkomst en samenstelling volgens verklaring van de fabrikant. Producten die geen ontheffing hebben worden vooraf bij de CI aangemeld. De CI kan het gebruik van toevoegingen verbieden. Van producten waarvan de samenstelling aan geheimhouding is gebonden behoeft de samenstelling niet in de lijst te worden vermeld, maar moet deze wel bij de CI bekend zijn. Naam
Herkomst
Samenstelling
Koolzure kalk
Specifieke eisen B < 0.005%
Pg mix
12-14-24
Op het label worden de meststoffen die aan het substraat zijn toegevoegd als toevoegingen vermeld, met naam, eventueel samenstelling als de naam geen eenduidige informatie verschaft en de toegevoegde hoeveelheid. De volgende toevoegingen hebben voor natuurlijke organische substraten een ontheffing: · Koolzure kalk producten. o Het gehalte aan B moet < 0.005 % zijn. · Meststoffen o Meststoffen samengesteld uit minerale zouten. · Fe meststoffen o Fe-chelaten waarin het Fe gebonden is aan EDTA, DTPA of EDDHA. · Andere toevoegingen o Radigen een meststof waarin diverse spoorelementen zijn samengesmolten. De elementen zijn voor het merendeel niet in water oplosbaar. o Eifelgold een gemalen lavasteen, die veel Si bevat.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 70 -
1 november 2005
Bijlage 5.3. Raam IKB schema natuurlijke organische substraatmaterialen vormvast. Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Laboratoriumapparatuur
Inventarisatielijst (1)
Documentcontrole
Bij mutatie
ja
2.
Meetapparatuur
Nauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
3.
EC meter
Nauwkeurigheid
Meting
Minimaal 1 maal per jaar
Ja (2)
4.
pH meter
Nauwkeurigheid
Meting
Minimaal 1 maal per jaar
Ja (2)
5.
Apparatuur voor vochtbepaling
Nauwkeurigheid
Meting
Minimaal 1 maal per jaar
Ja (2)
6.
Bepaling handelsvolume
Nauwkeurigheid
Contrameting
Minimaal 2 maal per jaar
Ja (2)
7.
Weegapparatuur
Onnauwkeurigheid
In- of externe kalibratie m.b.v. geijkte gewichten
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
8.
IJkgewichten
Onnauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per 4 jaar
Ja (2)
9.
Laboratorium voorschriften Aanwezigheid en juistheid
Visueel
Minimaal 1 keer per jaar
Ja
10.
Grondstoffen
Visueel
Volgens interne
Ja (4)
LABORATORIUM EN MEETAPPARATUUR
Hoofdgroep
Juiste productsoort en specificatie
procedure Samenstelling volgens specificatie
Chemische analyse
1 keer per jaar en bij
Ja (3)
INGANGS-CONTROLE
wijziging Zie bijlage 5.3.1
Zie bijlage 5.3.1
Zie bijlage 5.3.1
Ja (3)
11.
Hulpstoffen
Niet gebruikt
nvt
nvt
nvt
12.
Toevoegingen
Niet gebruikt
nvt
nvt
nvt
13.
Transport
Eisen volgens 4.2
Visueel/administratief
Iedere vracht
Ja (4)
14.
Opslag
Gescheiden opslag
Visueel
Continu volgens
Ja (4)
PRODUCTIE
interne procedure 15.
Proces
Procesbeschrijving
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
16.
Samenstelling
Receptuur
Schriftelijke bewaring
Iedere partij
Ja
17.
Bewerking
Voorbehandeling grondstoffen
Iedere charge
Ja
18.
Samenpersen
Persdruk
Administratief verklaring producent. Zie grondstoffentabel Aflezen
Continu
Ja
19.
Bewaarmonsters
Aanwezigheid
Codering
Iedere partij
Ja
20.
Handelsbulkdichtheid
Bepaling
Meting
Iedere partij
Ja
21.
Vracht/Verpakking
Labelling
Visueel
Continu
Ja (4)
22.
Traceerbaarheid
Codering
Visueel
Continu
Ja (4)
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 71 -
1 november 2005
Hoofdgroep 23.
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Onderhoud
Onderhoud productiemiddelen (1)
Volgens interne procedure Volgens
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie Ja
onderhoudsschema 24.
25.
Algemene eisen
Fysische eisen
Veiligheidseisen
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
Gebruikersinstructie
Visueel
Iedere levering
Nee
Gehalte o.s.
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
2 maal per week
Poriënvolume
Watergehalte bij - 10 cm
Watergehalte bij – 50 cm
GEREED PRODUCT
Luchtgehalte bij – 10 cm
Watergehalte bij aflevering
Afmetingen
26.
Chemische eisen
EC
pH
Voedingselementen
27.
Biologische eisen
Plantverdraagzaamheid
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja(3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
1 maal per 2 week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.2
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.3
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.3
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.3
1 maal per week Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
minimaal 6 maal
Ja (1)
Paragraaf 5.3.4
per jaar Extern zie tabel 8.3
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 72 -
Ja (3)
1 november 2005
Hoofdgroep 28.
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Monsterneming (1)
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
Iedere monstername
Ja
In overleg met
Ja
Paragraaf 2.2 29.
Bewaarmonsters blokken
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
VERPAKKING, OPSLAG, TRANSPORT EN AFLEVERING
33.
Merken
Volgens eisen BRL hoofdstuk 6
Visueel
34.
Klachtenprocedure
Registratie
Volgens interne procedure Bij iedere klacht
Ja
35.
Overige conform betreffende BRL K10001
Aanwezigheid
Volgens interne procedure Afhankelijk van procedure
Ja
36.
Meetresultaten op productie locatie
Aanwezigheid op Nederlandse vestiging na 2 weken Toetsing van de uitkomsten
Visueel
Onderzoeks-frequentie Ja Onderzoeks-frequentie
Visueel
Ja
Kennisgeving 1 week voor aankomst
Visueel
Onderzoeks-requentie Ja
SPECIALE PROCEDURES VOOR CONTROLE
30.
PROCEDURES
Paragraaf 2.7
certificerende-instelling
Traceerbaarheid
Codering
Visueel
31.
Opslag
Wijze van opslag
Volgens interne procedure Continu
Nee
32.
Transport
Vrachtbrief
Visueel
Ja (4)
Instructie laden
Volgens interne procedure Continu
Nee
Conform BRL paragraaf 4.2
Visueel
Continu
Ja
Iedere levering
Nee
37.
Aankomst van productie charges
Continu
Iedere levering
Ja (4)
Opmerking: Omdat de productie van het materiaal voor een belangrijk deel plaats vindt op een locatie in Sri Lanka, wordt een deel van de metingen bij aanlanding van het materiaal uitgevoerd. De metingen die op het bedrijf moeten worden uitgevoerd worden administratief gecontroleerd. Noten: (1) Per productieplaats vast te leggen in het dossier Technische Specificatie (2) Registratie van de gemeten waarde of afwijking (3) Analyseresultaten (4) Alleen bij afwijkingen
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 73 -
1 november 2005
Bijlage 5.3.1. Controle van grondstoffen en toevoegingen ten behoeve van natuurlijke organische substraten vormvast
VOOR BEWERKING
MESTSTOFFEN
KOKOS EN BEWERKTE KOKOS
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Eis
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaar
Iedere partij
Ja
Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
pH
Meting
Aanwezigheid tot 6 maanden Tussen 5 en 7
Iedere partij
Ja
EC
Meting
< 0.5
Iedere partij
Ja
Bewerking
Dosering water en meststoffen
Administratief traceerbaar Iedere charge
Ja
Na en Cl
Meting
Iedere partij
Ja
Vochtgehalte
Meting
< 4 mmol/l substraat, wateroplosbaar < 18 gewicht %
Iedere partij
Ja
Samenstelling
Gehalten aan mineralen
Verklaring leverancier
Iedere partij
Ja
Noten: 1.
2.
In het schema komt het woord partij voor. Dit begrip moet voldoen aan de definitie in paragraaf 1.8. Voor een grondstof kan een partij in principe dus een onbeperkte grootte hebben. Per jaar moeten echter minimaal 4 analyses van de betreffende grondstof worden uitgevoerd. In de verklaring van de leverancier moet de locatie worden vermeld waarvan de grondstof afkomstig is, de gehalten of eigenschappen worden gegarandeerd en moet worden verwezen naar de laatste analyse die van de betreffende partij is gemaakt.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 74 -
1 november 2005
Bijlage 5.4. Raam IKB schema geëxpandeerde kleikorrels.
LABORATORIUM EN MEETAPPARATUUR
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Laboratoriumapparatuur
Inventarisatielijst (1)
Documentcontrole
Bij mutatie
ja
2.
Meetapparatuur
Nauwkeurigheid
Kalibratie door erkende instantie
1 keer per jaar en na reparatie
Ja (2)
3.
EC meter
Nauwkeurigheid
Meting
Ja
4.
pH meter
Nauwkeurigheid
Meting
5.
Apparatuur voor vochtbepaling
Nauwkeurigheid
Meting
Minimaal 1 maal per jaar Minimaal 1 maal per jaar Minimaal 1 maal per jaar
6.
Bepaling handelsvolume
Nauwkeurigheid
Contrameting
Ja
7.
Weegapparatuur
Nauwkeurigheid
8.
IJkgewichten
Nauwkeurigheid
Minimaal 2 maal per jaar Kalibratie door gewichten Minimaal 1 keer per jaar Erkende instantie 1 keer per 4 jaar
9.
Hoofdbestanddelen
Juiste productsoort en specificatie
Visueel
Ja (4)
Volgens interne
Ja Ja
Ja Ja
PRODUCTIE
INGANGS-CONTROLE
procedure Samenstelling volgens specificatie
Chemische analyse
1 keer per jaar en bij
Ja (3)
wijziging Zie bijlage 5.4.1.
Zie bijlage 5.4.1
Zie bijlage 5.4.1
Ja (3)
10. Hulpstoffen
Niet gebruikt
nvt
nvt
nvt
11. Toevoegingen
Niet gebruikt
nvt
nvt
nvt
12. Transport
Visueel/administratief
Iedere vracht
Ja (4)
13. Opslag
Eisen volgens BRL K10001 paragraaf 4.2 Gescheiden
Visueel
Ja (4)
14. Proces
Procesbeschrijving
Documentcontrole
Continu interne controle 1 keer per jaar
15. Receptuur
Samenstelling
Schriftelijke bewaring
Iedere partij
Ja
16. Fabricage
Charge samenstelling
Registratie
Iedere charge
Ja
Temperatuur
Meting
Minimaal 1 maal / uur Ja
Draaisnelheid
Meting
Miinimaal 1 maal /uur Ja
17. Bewaarmonsters
Aanwezigheid
Codering
Iedere productie dag
Ja
18. Traceerbaarheid
Codering
Visueel
Continu
Ja (4)
19. Labelling
Aanwezigheid
Visueel
Continu
Ja (4)
20. Onderhoud
Onderhoud productiemiddelen (1)
Volgens interne procedure Volgens
Ja
Ja
onderhoudsschema
GEREED PRODUCT
21. Algemene eisen
22. Fysische eisen
Veiligheidseisen
Documentcontrole
1 keer per jaar
Ja
Labelling
Visueel
Iedere levering
Ja (4)
Transport
Visueel
Iedere levering
Ja (4)
Gebruikersinstructie
Visueel
Iedere levering
Nee
Traceerbaarheid
Visueel
Iedere levering
Ja (4)
Korrelgrootte
Conform BRL K10001
Extern zie tabel 8.3
Ja(3)
Paragraaf 5.4.2
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 75 -
1 november 2005
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Waarop wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
Bulkdichtheid bij aflevering
Conform BRL K10001
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.4.3
2 maal per week
Paragraaf 5.4.2 Watergehalte bij uitlek
Conform BRL K10001 Paragraaf 5.4.2
Watergehalte bij -10 cm
Conform BRL K10001 Paragraaf 5.4.2
Watergehalte door capillaire opstijging Conform BRL K10001 Paragraaf 5.4.2 Zinksnelheid
Conform BRL K10001 Paragaraaf 5.4.2
23. Chemische eisen
EC
pH
Extern zie tabel 8.3
Ja( 3)
Conform BRL K10001
Intern minimaal
Ja (1)
Paragraaf 5.4.3
2 maal per week Extern zie tabel 8.3
Voedingselementen/Na/Cl/F
Conform BRL K10001 Paragraaf 5.4.3
Intern minimaal 1 maal Ja (1) per maand van 1 type Extern zie tabel 8.3
24. Biologische eisen
Plantverdraagzaamheid
Conform BRL K10001 Paragraaf 5.4.4
Ja (3)
Ja (3)
Intern minimaal 4 maal Ja (1) per jaar van 1 type Extern zie tabel 8.3
Ja (3)
25. Monsterneming (1)
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
Iedere monstername
Ja
26. Bewaarmonsters
Wijze van monstername
Conform BRL K10001
In overleg met
Ja
PROCEDURES
VERPAKKING, OPSLAG, TRANSPORT EN AFLEVERING
certificerende-instelling 27. Traceerbaarheid
Labelling
Visueel
Continu
Ja (4)
Traceercode
Visueel
Continu
Ja (4)
28. Opslag
Wijze van opslag
Volgens interne procedure Continu
Nee
29. Transport
Vrachtbrief
Visueel
Ja (4)
Instructie laden
Volgens interne procedure Continu
Nee
Eisen volgens 4.2
Visueel
Continu
Ja (4)
30. Merken
Volgens Certificaat
Visueel
Iedere levering
Ja (4)
31. Klachtenprocedure
Registratie
Volgens interne procedure Bij iedere klacht
Ja
32. Overige conform betreffende BRL K10001
Aanwezigheid
Volgens interne procedure Afhankelijk van procedure
Ja
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 76 -
Iedere levering
1 november 2005
Bijlage 5.4.1. Controle van grondstoffen ten behoeve van geëxpandeerde kleikorrels
OVERIGE GRONDSTOFFEN
KLEI
Hoofdgroep
Wat wordt gecontroleerd
Hoe wordt gecontroleerd
Eis
Hoe vaak wordt gecontroleerd
Wijze van registratie
1.
Registratie
Administratief
Nummer en datum
Iedere partij
Ja
2.
Herkomst
Verklaring leverancier
Traceerbaarheid
Iedere partij
Ja
3.
Bewaarmonster
Bewaring volgens eisen
Iedere partij
Ja
4.
Koolzure kalk
Analyse
Aanwezigheid tot 6 maanden < 1%
Iedere partij
Ja
5.
Gehalte lutum (delen < 16 µm)
Analyse
> 35 gewicht %
Iedere partij
Ja
6.
Mn actief
Analyse
< 1 mmol/kg
Iedere partij
Ja
7.
EC
Analyse
< 0.25
Iedere partij
Ja
8.
Eventueel andere grondstoffen dan klei moeten worden vermeld. Fabrieksgeheimen dienen bij Kiwa bekend te zijn, moeten wel worden aangeduid met bijvoorbeeld soortnaam, maar behoeven niet in detail te worden genoemd.
Noten: 1. In het schema komt het woord partij voor. Dit begrip moet voldoen aan de definitie in paragraaf 1.6. Voor klei kan een partij in principe dus een onbeperkte grootte hebben. Per jaar moeten echter minimaal 4 analyses van de betreffende grondstof worden gemaakt. 2. In de verklaring van de leverancier moet de locatie worden vermeld waarvan de grondstof afkomstig is en worden verwezen naar de laatste analyse die van de betreffende partij is gemaakt. Discussiepunten Bij het toelatingsonderzoek dient Kiwa het IKB-schema in detail door te nemen met importeur/fabrikant. Hierbij dienen de volgende punten nog te worden uitgewerkt. 1. Welke stoffen in het productieproces worden toegevoegd tijdens de fabricage. Deze moeten in het IKB schema worden vermeld. Voor fabrieksgeheimen kan worden gehandeld in overeenstemming met de opmerkingen onder de grondstoffentabel. 2. Het gebruik van het type brandstof bij de productie. 3. Eventueel andere parameters vastleggen die essentieel zijn voor de productie.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 77 -
1 november 2005
Bijlage 6. Formulier voor verbeteringsvoorstel voor eerstvolgende revisie Doel: Dit formulier is bedoeld om de huidige beoordelingsrichtlijn te optimaliseren. Daartoe kunt u uw commentaar indienen bij de secretaris van het College van Deskundigen Substraatmaterialen en bodemverbeteraars. Deze zal de tekstvoorstellen verzamelen en afhankelijk van het commentaar een voorstel doen aan het College van Deskundigen om de beoordelingsrichtlijn te herzien. INDIENER Naam : .......................................................................... Bedrijf : .......................................................................... .......................................................................... Adres : .......................................................................... Postcode: .......................................................................... Plaats : .......................................................................... Telefoon: ........…............................................................... Telefax : ..........................................................................
Betreft: BRL-K ………./….. Artikel : Betreft tekst:
Datum: … - … - …
Voorstel nr.: ……… T.b.v. secr. CvD
Commentaar:
Tekstvoorstel:
Het ingevulde formulier kunt u verzenden aan: Kiwa N.V. T.a.v. de secretaris van CvD Substraatmaterialen en bodemverbeteraars Postbus 70 2280 AB Rijswijk Fax.: 070-4144420
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 78 -
1 november 2005
Bijlage 7. Voorbeeld certificaat Nummer
K12345/01
Uitgegeven
Vervangt d.d.
Productcertificaat
Substraatmaterialen Op grond van onderzoek, alsmede regelmatig door Kiwa uitgevoerde controles, worden de door
Certificaathouder vervaardigde producten, die gespecificeerd zijn in dit certificaat, en die voorzien zijn van het onder “Merken” aangegeven Keurmerk, bij aflevering geacht te voldoen aan Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL-K10001/02 dd 2005-04-01“Substraatmaterialen”. TOEPASSINGSGEBIED: Wortelmedium in de productielandbouw. Kiwa N.V.
ing. B. Meekma Directeur Certificatie en Keuringen
Dit certificaat is afgegeven conform het Kiwa Reglement voor productcertificatie en bestaat uit 3 pagina´s. Onderneming
Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen Sir W. Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Telefoon 070 41 44 400 Fax 070 41 44 420
N A W Telefoon Fax Internet
Internet www.kiwa.nl
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 79 -
1 november 2005
Titel: substraatmaterialen
KWALITEITSGARANTIES Binnen de certificatieregeling zijn ten aanzien van de volgende parameters eisen gesteld: Voor iedere groep substraatmaterialen zijn productgroep specifieke eisen gesteld. Voor een compleet overzicht van de gestelde eisen wordt verwezen naar de betetreffende paragrafen in hoofdstuk: “Producteisen”. De generieke, voor alle productgroepen van toepassing zijnde, producteisen zijn: § Fysische eisen; § Bulkdichtheid; § Lucht- en watergehalten. § Chemische eisen; § EC; § pH. § Biologische eisen; § Fytotoxische stoffen. § Overige eisen; § Traceerbaarheid; § Opslag; § Transport TOEPASSING EN GEBRUIK § De substraatmaterialen zijn bestemd om te worden toegepast als wortelmedium in de produktielandbouw § De volgende productgroepen, met voor iedere groep specifieke toepassingsmogelijkheden, zijn geïdentificeerd: § Minerale wol; § Natuurlijke organische substraatmaterialen niet vormvast; § Natuurlijke organische substraatmateialen vormvast; § Geëxpandeerde kleikorrels. MERKEN De producten worden gemerkt met het keurmerklogo voor substraatmaterialen. Bij transport van verpakt product dient elke pallet hiermee voorzien te zijn. Bij bulktransport dient elke vrachtbrief hiermee voorzien te zijn. Plaats van het productkeurmerk: pallet/vrachtbrief/ weegbon / connossement VERPLICHTE AANDUIDINGEN Ten behoeve van de labelling zijn per productgroep substraatmaterialen labels opgesteld deze zijn opgenomen in bijlage 2. De labels bestaan uit een verplicht gedeelte en een facultatief gedeelte. De generiek verplichte aanduidingen betreffen: § Productomschrijving; § Bestanddelen ofwel samenstelling; § Code tbv de traceerbaarheid; § Keurmerkreferentie; § Certificaatnummer; § Eigenschappen per substraatgroep; § Veiligheidsaspecten. UITVOERING VAN HET MERKEN De producten worden gemerkt met het Kiwa substraat woord- en beeldmerk. Daarnaast dient het certificaatnummer vermeld te zijn. De uitvoering van de merken is als volgt: § Onuitwisbaar; § Op elk afleverbewiijs.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 80 -
1 november 2005
Titel: substraatmaterialen
KEURMERK Keurmerk voor substraatmaterialen
WENKEN VOOR DE AFNEMER 1. Inspecteer bij de aflevering of: 1.1 Geleverd is wat is overeengekomen; 1.2 Het merk en de wijze van merken juist zijn; 1.3 Traceerbaarheidscode leesbaar is aangebracht; 1.4 Bij verpakte goederen de verpakking ongeschonden is; 1.5 Het transport is uitgevoerd overeenkomstig de eisen. 2. Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring overgaat, neem dan contact op met: 2.1 De leverancier en zo nodig met: 2.2 Kiwa N.V.
Beoordelingsrichtlijn Substraatmaterialen © Kiwa N.V.
- 81 -
3. Raadpleeg voor de juiste wijze van opslag en transport de richtlijnen uit de BRL. 4. Controleer of dit certificaat nog geldig is, raadpleeg hiertoe het overzicht van gecertificeerde bedrijven op www.kiwa.nl
1 november 2005