33
Uitgangspuntennota Transitie Sociaal Domein Beleidsuitgangspunten implementatie 90 in het Westerkwartier voor 2015
Samenwerkende gemeenten Westerkwartier:
Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn Versie 23-05-2014
Samenvatting Mensen doen een steeds groter beroep op de overheid voor ondersteuning en hulp. Door ontgroening, vergrijzing en onhoudbare kostenstijging hevelt het Rijk taken over naar gemeenten in de vorm van drie decentralisaties (jeugd, AWBZ en participatiewet). Gemeenten krijgen daarbij de opdracht mee deze taken en andere samenhangende huidige taken anders op te pakken. Samen in het Westerkwartier Om de nieuwe taken die op ons afkomen goed te kunnen oppakken (en met de gemeentelijke herindeling in het vizier) hebben de gemeenten in het Westerkwartier het bestuurlijk besluit genomen deze grote opgaven gezamenlijk op te pakken. Om doelgericht aan de slag te gaan is in samenwerking met de maatschappelijke partners in het Westerkwartier de Visie Sociaal Domein Westerkwartier beschreven en vastgesteld. Deze visie vormt de kapstok voor de verdere uitwerking van het beleid in het sociale domein. Tegelijkertijd met de vaststelling van de visie is de ambtelijke organisatie verder ingericht door het vastgestelde programmaplan Sociaal Domein Westerkwartier. In het programmaplan is op procesniveau op hoofdlijnen aangegeven welke aanpak de gemeenten in het Westerkwartier voor ogen heeft om de nieuwe taken die op ons afkomen te implementeren. Uitgangspuntennota Transitie Sociaal Domein Westerkwartier De wijze waarop wij de transities in het Westerkwartier gaan regelen, staat beschreven in de ‘Uitgangspuntennota Transitie Sociaal Domein’ die hier nu voorligt. De notitie is opgesteld door de leden van het programmateam Sociaal Domein Westerkwartier, met feedback uit de ambtelijke organisatie en uit het breed portefeuillehoudersoverleg Westerkwartier. De nota beschrijft de uitgangspunten voor de implementatie van de nieuwe taken in het Westerkwartier. Wij richten ons hierbij op wat absoluut gereed moet zijn op 1 januari 2015 om ervoor de zorgen dat onze inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen worden geholpen (transitie). Wat nodig is om op lange termijn een beter, duurzaam, efficiënt en goedkoper ondersteuningsaanbod te bieden (transformatie) wordt verder in de tijd gepositioneerd.
Uitgangspunten Hieronder sommen wij de uitgangspunten op zoals die zijn geformuleerd in deze nota. De te maken keuzes bij de verschillende uitgangspunten en de toelichting hierop, staan in de verschillende hoofdstukken beschreven. 1. Wij hanteren het Functioneel Model Westerkwartier voor het hele Sociale Domein in het Westerkwartier; 2. In de toekomst organiseren wij een integrale uitvoering van ondersteuning en hulp op lokaal niveau (Westerkwartier). Voor 2015 richten wij ons met name op de organisatie van nieuwe taken waar wij verantwoordelijk voor worden. Uitgangspunt hierbij is zorg in natura, geleverd door gekwalificeerde aanbieders. Als wordt aangetoond dat er geen passend maatwerkgericht aanbod beschikbaar is, kan onder voorwaarden een PGB worden verstrekt; 3. De gemeenten in het Westerkwartier zijn solidair zowel financieel als op beleidsniveau; 4. Wij sluiten voor 2015 aan bij de sturingsprincipes en prestatieindicatoren die provincie breed worden ontwikkeld. We werken in de toekomst toe naar een nieuwe geharmoniseerde set van prestatieindicatoren voor het Westerkwartier, in samenwerking met de Rijksoverheid en 23 Groninger gemeenten.
Toekomst Met het vaststellen van de uitgangspunten en de bijbehorende keuzes die in deze nota worden beschreven, leggen we de basis voor het beleidsplan Sociaal Domein en verschillende verordeningen die voor 1 november 2014 moeten worden vastgesteld door de colleges en gemeenteraden in het Westerkwartier. Wij komen voor de besluitvorming op inhoud dus nog bij u terug. Wij wensen u veel leesplezier. Het programmateam, Hermien de BruijnFranken Nienke Bos Carola van Engeland Esther Knol Manon Pruim Niels Scholtens
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ......................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1: Inleiding ..................................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 2: Kaders ........................................................................................................................................ 9 2.1 Visie Sociaal Domein Westerkwartier ....................................................................................................... 9 2.2 Programmaplan Sociaal Domein Westerkwartier ................................................................................... 10 2.3 Samenwerking 23 gemeenten ................................................................................................................. 10 2.3.1 Regionaal Transitie Arrangement Jeugd .............................................................................................. 11 2.3.2 Continuïteitsarrangement AWBZ ......................................................................................................... 11 2.3.3 Participatiewet ..................................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 3: Analyse cijfers Westerkwartier ................................................................................................ 14 3.1 Ometing Westerkwartier ....................................................................................................................... 14 3.2 Cijfers Westerkwartier ............................................................................................................................ 15 3.2.1 Demografische gegevens ..................................................................................................................... 15 3.2.2 Doelgroep AWBZ, inclusief Wmo hulp bij het huishouden .................................................................. 16 3.2.3 Jeugdzorg ....................................................................................................................................... 16 3.2.4 Arbeidsparticipatie ............................................................................................................................... 18 3.2.5 Schuldulhulpverlening en WSNP .......................................................................................................... 19 3.2.6 Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) ..................................................... 19 Hoofdstuk 4: Toegang tot ondersteuning en zorg ........................................................................................ 20 4.1 Het Functioneel Model Westerkwartier.................................................................................................. 20 4.2 Uitwerking verschillende niveaus Functioneel Model Westerkwartier .................................................. 21 4.3 Beschikken ....................................................................................................................................... 23 4.4 Rechtsbescherming en cliëntondersteuning ........................................................................................... 24 Hoofdstuk 5: Organisatie ondersteuning en hulp ......................................................................................... 25 5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 25 5.2 Keuzevrijheid Zorg in Natura of persoon gebonden budget (pgb) .......................................................... 26 5.2.1 Huidige situatie..................................................................................................................................... 26 5.2.2 Trekkingsrecht ...................................................................................................................................... 26 5.2.3 Zorg in natura of een persoonsgebonden financiering? ...................................................................... 26 5.3 Eigen bijdrage ....................................................................................................................................... 27 Hoofdstuk 6: Contracteren ............................................................................................................................ 28 6.1 Deelfonds Sociaal Domein ....................................................................................................................... 28 6.2 Uitname deelfonds Sociaal Domein ........................................................................................................ 29 6.3 Solidariteit ....................................................................................................................................... 30 6.4 Inkoop/aanbesteding in het Westerkwartier .......................................................................................... 31 6.5 Kiezen en uitvoeren van inkoopmodellen ............................................................................................... 31 6.6 Inkoop/aanbestedingsprocedure ............................................................................................................ 32
Hoofdstuk 7: Bedrijfsvoering ......................................................................................................................... 33 7.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 33 7.2 Sturingsprincipes ..................................................................................................................................... 33 7.3 Kwaliteit en toezicht ................................................................................................................................ 35 7.4 Sturing op resultaat via inkoop ............................................................................................................... 36 7.5 Sturing in de uitvoeringsorganisatie........................................................................................................ 37 Hoofdstuk 8: En nu verder! ........................................................................................................................... 39 8.1. Uitwerking en implementatie ................................................................................................................ 39 8.2. Besluitvormingsproces uitgangspuntennota.......................................................................................... 39 8.3. Planning ....................................................................................................................................... 40 Bijlage 1 Communicatie............................................................................................................... 42 Bijlage 2 Verklarende woordenlijst ............................................................................................. 44
Hoofdstuk 1: Inleiding In de afgelopen decennia heeft de Rijksoverheid in Nederland voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking een systeem van langdurige ondersteuning, begeleiding en zorg gerealiseerd. Mensen doen een steeds groter beroep op de overheid voor ondersteuning en hulp. Deze trend willen en kunnen we niet voortzetten (door ontgroening, vergrijzing en onhoudbare kostenstijgingen). Vanuit het Rijk staan tot 2015 drie transities en meerdere ontwikkelingen op stapel waarmee gemeenten een groot aantal nieuwe taken krijgen toebedeeld. Gemeenten krijgen daarbij de opdracht mee deze taken en daarmee samenhangende huidige taken anders op te pakken dan dat onder de bestaande regelingen wordt gedaan: dichter in de buurt van de inwoners en met minder middelen. Het Rijk hevelt deze taken over omdat zij effectiever kunnen werken: gemeenten weten beter wat er speelt bij hun inwoners, zijn op de hoogte van aanwezige voorzieningen en kunnen beter inspelen op de ondersteuningsbehoefte. Hervormingen zijn nodig om een betere kwaliteit van ondersteuning en zorg te bieden, mensen zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen laten wonen en om de zorg houdbaar en betaalbaar te maken. Dit vraagt een kanteling in denken en doen bij inwoners, gemeenten en maatschappelijke partners; ook wel ‘transformatie’ genoemd. Eén aanpak voor het Westerkwartier Om de nieuwe taken die op ons afkomen goed op te kunnen pakken, is het werken in congruente samenwerkingsverbanden een voorwaarde die door de Rijksoverheid aan gemeenten wordt gesteld. Al vele jaren werken de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn op verschillende sociale dossiers intensief samen. Het besluit om deze grote opgaven gezamenlijk (Westerkwartier waar het kan en samen met de 23 Groninger gemeenten waar dat moet of wenselijk is) op te pakken, spreekt dan ook voor zich. Met de herindeling in het vizier streven wij naar harmonisatie van inhoud en aanpak van de transities in het Sociaal Domein Westerkwartier. Dit vraagt een getransformeerde blik van alle betrokkenen: inwoners, aanbieders van ondersteuning, het ambtelijk apparaat en politiek bestuur, waarin het algemeen belang voor de inwoners van het Westerkwartier boven de lokale belangen van een gemeente gaan. Natuurlijk blijft er aandacht voor de verschillen in de lokale uitvoering. Deze uitgangspuntennota is geschreven vanuit dit algemeen belang. Transitie en transformatie De wetgevingstrajecten voor de Participatiewet en Wmo zijn bij het schrijven van deze nota nog in volle gang, waardoor het voor ons op een aantal punten niet mogelijk is definitieve besluiten te nemen of verdiepingsslagen te maken. Daarnaast zijn wij in afwachting van regels en uitvoeringsbesluiten die door het Rijk verplicht aan gemeenten worden opgelegd. Ook hebben wij te maken met het overgangsrecht in de verschillende wetten en zijn vanuit dat kader verplicht onze inwoners met een lopende indicatie tot 1 12016 continuïteit te bieden in het ondersteunings of hulpaanbod dat zij op dit moment afnemen. Wij kiezen nu daarom noodgedwongen voor een harde knip in tijd en inhoud. We maken onderscheid tussen de transitie (wat moet er absoluut gereed zijn op 112015 om onze inwoners goed te bedienen) en transformatie (wat is er nodig om op lange termijn een beter, duurzaam, efficiënt en goedkoper ondersteunings en hulpaanbod te bieden aan onze inwoners). Deze uitgangspuntennota gaat alleen over wat er op 112015 gereed moet zijn om geen inwoners tussen wal en schip te laten vallen. Uitgangspuntennota In de uitgangspuntennota geven wij op hoofdlijnen weer hoe wij ervoor willen zorgen dat wij de nieuwe taken en de daarbij horende verantwoordelijkheden op 1 januari 2015 goed kunnen uitvoeren. Het doel van deze nota is om gemeenteraden een aantal uitgangspunten te laten vaststellen waarop de verdere noodzakelijke organisatie van de decentralisaties in het Sociaal Domein kan worden vormgegeven. De uitgangspuntennota is het richtinggevend kader voor de overkoepelende beleidsnota jeugd, Wmo en participatie en de bijbehorende verordeningen die vastgesteld moet worden voor 1 november 2014 7
(wettelijke verplichting). Het samenhangend geheel van deze nota, de beleidsnota en de verordeningen kunnen effect hebben op bestaande beleidsnota’s in de verschillende gemeenten. Voorbehoud Zoals eerder aangegeven zijn de wetgevingstrajecten nog niet afgerond, zijn besluitvormingsprocessen nog volop gaande en beschikken we nog niet over alle benodigde gegevens (over bijvoorbeeld aantallen cliënten en financiën). We zullen de komende maanden dan ook nog ingehaald worden door de tijd en dit zal ongetwijfeld leiden tot aanpassingen van hetgeen in deze notitie verwoord is. Wij zullen deze aanpassingen en de laatste standen van zaken (actualisering) meenemen bij de uitwerkingen van de opdrachten die in de verschillende werkgroepen plaats zullen vinden. De inhoud van deze notitie is bijgewerkt tot en met 15 april 2014. Leeswijzer In deze uitgangspuntennota worden achtereenvolgens de volgende onderdelen uitgewerkt: Hoofdstuk 1 Kaders In dit hoofdstuk beschrijven we welke afspraken er provincie breed en in het Westerkwartier zijn gemaakt en vastgelegd, als basis voor de verdere implementatie van de transities. De Visie Sociaal Domein Westerkwartier is hierbij onze kapstok. Hoofdstuk 2 Analyse Westerkwartier In dit hoofdstuk geven wij een cijfermatige analyse van de doelgroep die gebruik maakt van ondersteuning en zorg in het sociaal domein in het Westerkwartier. Het gaat hierbij om een 0meting, een startpunt voor het Westerkwartier dat in de toekomst verder wordt uitgewerkt. Hoofdstuk 3 Toegang tot ondersteuning en hulp In dit hoofdstuk beschrijven we de uitgangspunten over de wijze waarop onze inwoners hun weg kunnen vinden als ze behoefte hebben aan advies, ondersteuning en hulp. Ook beschrijven we de wijze waarop wij om willen gaan met de wijze waarop onze inwoners indien nodig aan de hand genomen wordt om tot de juiste ondersteuning en/of hulp te komen. Hoofdstuk 4 Organisatie van de ondersteuning en hulp In dit hoofdstuk beschrijven wij de wijze waarop wij de ondersteuning en hulp in het Westerkwartier voor onze inwoners willen organiseren. We maken hier keuzes over bijvoorbeeld het persoonsgebonden budget en een eigen bijdrage. Hoofdstuk 5 Contracteren In dit hoofdstuk beschrijven wij hoe in 2015 de inkoop van de ondersteuning provinciaal hebben georganiseerd en op welke wijze solidariteit hierbij van belang is. Ook geven wij een eerste inzicht in de nu bekende middelen die gemeenten straks beschikbaar hebben om de nieuwe taken uit te voeren. Hoofdstuk 6 Bedrijfsvoering In dit hoofdstuk beschrijven wij uitgangspunten voor de borging van de veiligheid en kwaliteit van de ondersteuning en hulp. Ook beschrijven wij in dit hoofdstuk de uitgangspunten met betrekking tot de informatisering en automatisering die nodig is om de uitvoeringsorganisatie te ondersteunen in haar werk. Hoofdstuk 7 En nu verder! In dit hoofdstuk beschrijven we de verdere uitwerking en implementatie. Ook wordt hier het besluitvormingsproces beschreven en een tijdspad van invoering weergegeven.
8
Hoofdstuk 2: Kaders 2.1 Visie Sociaal Domein Westerkwartier Vanuit het Rijk staan voor 2015 drie transities op stapel waarmee gemeenten een groot aantal nieuwe taken krijgen toebedeeld. Om doelgericht aan de slag te kunnen gaan bij het verder uitwerken en vormgeven van taken en verantwoordelijkheden, het ontwikkelen van efficiënte en effectieve werkwijzen en samenwerking met ketenpartners, is de Visie Sociaal Domein Westerkwartier ontwikkeld. In de visie wordt de maatschappelijke ambitie beschreven en uitgewerkt. De Visie Sociaal Domein Westerkwartier is de kapstok voor de verdere uitvoering van de transities en daaraan gekoppeld de hervorming van het sociale domein in onze regio. Sociaal Domein Onder het Sociaal Domein verstaan wij het overheidsbeleid dat gericht is op de verschillende levensgebieden van onze inwoners. Deze levensgebieden betreffen: werk en inkomen, onderwijs, vrije tijd, maatschappelijke en sociale participatie, opvoeden en opgroeien, fysieke en geestelijke gezondheid, veiligheid, wonen en mobiliteit. Samenvattend zijn in de Visie op het Sociaal Domein de volgende maatschappelijke ambities op onderstaande onderdelen beschreven: 1. Zelfredzame inwoners, ingebed in hun omgeving Het uitgangspunt is dat de inwoners van het Westerkwartier zelfstandig en zelfredzaam zijn. Ze voeren zelf de regie op hun eigen leven en organiseren zelf de verschillende aspecten in het sociale domein zoals inkomen, wonen, vrije tijd, werk, etc. Inwoners hebben een eigen sociaal netwerk en doen een beroep hierop, als dit nodig blijkt te zijn. Als blijkt dat de zelfredzaamheid van een inwoner en diens netwerk ontoereikend is, kan het nodig zijn uit preventieve overwegingen professionele ondersteuning in te zetten. 2. Professionele ondersteuning De ondersteuning is er primair op gericht dat mensen (weer) zelfstandig/zelfredzaam worden. De eigen kracht wordt optimaal benut en versterkt. Dit betekent dat er verschillen kunnen bestaan in de manier waarop en de mate waarin ondersteuning wordt geboden aan inwoners. Iedere inwoner heeft immers andere mogelijkheden, zowel individueel (fysiek en mentaal) als met betrekking tot zijn/haar netwerk. De leefwereld van de inwoner is het uitgangspunt. Dit vraagt om een integrale aanpak. Een integrale benadering betekent daarom niet alleen samenwerking op de verschillende domeinen, maar ook dat er één integraal plan wordt gemaakt met en voor het hele gezin. 3. Rol van maatschappelijke organisaties De maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van de zelfredzaamheid van de inwoners. Hun medewerkers bewegen zich op het snijvlak van de ‘leefwereld’ van inwoners en de ‘systeemwereld’ waarin de professionele ondersteuning is georganiseerd. Maatschappelijke organisaties zijn proactief in hun samenwerking. Zij weten elkaar te vinden, kennen elkaar en elkaars expertise en mogelijkheden/beperkingen. Maatschappelijke organisaties zoeken elkaar op om samen integrale oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren.
9
4. Rol van de gemeente Wij sluiten aan bij en werken in opdracht van de gemeenschap. De gemeenschap is op sociaal gebied ‘samenvoorzienend’ en maatschappelijke organisaties en gemeenten houden voeling met de gemeenschap om eventuele signalen op te pikken. We bemoeien ons er alleen mee als die gemeenschap er zelf niet goed uit komt. Onze inzet draagt bij aan het bereiken van het doel ‘elke inwoner doet mee’: elke inwoner is – naar vermogen – zelfredzaam, met een stevige verankering in zijn sociale omgeving. Als het mogelijk is speelt werken daarbij een belangrijke rol. Als betaalde arbeid (nog) niet mogelijk is kan vrijwillige inzet een oplossing zijn. Dit geldt zowel voor mensen met een uitkering als mensen met een beperking. (Arbeids)participatie moet daarbij meer het uitgangspunt zijn van ondersteuning dan het einddoel. Wij bieden maatwerk. Dit betekent dat onze rol sterk afhankelijk is van de situatie die zich op dat moment voordoet. Onze rol is daarom flexibel en wisselt. Dit betekent dat op het ene moment een sterk sturende rol gewenst is, terwijl op andere momenten een meer faciliterende rol wordt opgepakt.
2.2 Programmaplan Sociaal Domein Westerkwartier Tegelijkertijd met de vaststelling van de Visie Sociaal Domein Westerkwartier is de ambtelijke organisatie verder ingericht door het vastgestelde programmaplan Sociaal Domein Westerkwartier. In dit programmaplan is aangegeven op welke wijze (op procesniveau) de vier gemeenten in het Westerkwartier de verschillende transities een plek geven in het sociale domein. In het programmaplan zijn het programmadoel en de programmaresultaten benoemd en is weergegeven op welke wijze de programmaorganisatie is vormgegeven. Ook is in hoofdlijnen beschreven welke aanpak en fasering het Westerkwartier voor ogen heeft om de nieuwe taken die op 1 januari 2015 op afkomen te implementeren.
2.3 Samenwerking 23 gemeenten De Groninger gemeenten en de provincie Groningen hebben in 2012 besloten om gezamenlijk op te trekken als het gaat om de transitie en transformatie van de Jeugdzorg vanuit het besef dat samenwerking noodzakelijk is. Voor het veranderproces is de “Routekaart transitieplan zorg voor de jeugd in de Provincie Groningen” vastgesteld, waarin een aanpak die bestaat uit zes stappen wordt beschreven. Ook voor de decentralisatie van de AWBZtaken werken de 23 Groninger gemeenten constructief samen, vanuit een gemeenschappelijk belang. Bij beide transities wordt bekeken welke onderwerpen op lokaal, regionaal of provinciaal niveau opgepakt worden. Op een aantal onderwerpen gaat het hierbij om kennisdeling of de intentie tot provinciale samenwerking. Op een aantal andere onderwerpen gaat het om keuzevrijheid of door het Rijk opgelegde verplichte samenwerking. Onderdelen waarop de 23 Groninger gemeenten onder andere samenwerken, betreffen bijvoorbeeld het continuïteitsarrangement AWBZ en het Regionaal Transitie Arrangement Jeugdzorg Groningen (hierna: RTA). Voor de huidige cliënten geldt voor 2015 een overgangsrecht. Voor het overgangsjaar 2015 moeten met de huidige aanbieders afspraken worden gemaakt in de vorm van een arrangement waarin de condities zijn opgenomen waaronder de zorg kan worden gecontinueerd. Het proces voor de invoering van de participatiewet is iets anders ingestoken dan voor de andere twee transities. Reden hiervoor is dat de invoering van de participatiewet opgepakt moet worden met niet alleen de gemeenten in het Westerkwartier maar ook met de ISD Noordenkwartier waar naast Marum en Leek ook de gemeente Noordenveld deel van uitmaakt. Daarnaast is er ook nog de aanwezigheid van de gemeenschappelijke regeling Novatec ten aanzien van de WSW. Binnen de arbeidsmarktregio Groningen (23 Groninger gemeenten en 4 gemeenten in de kop van Drenthe) nemen de gemeenten het initiatief tot het opzetten van het Werkbedrijf. Het werkbedrijf is de schakel tussen de garantiebanen en mensen met een arbeidsbeperking. Werkgevers en overheid hebben gezamenlijk toegezegd 125.000 van deze banen te realiseren. In elke arbeidsmarktregio komt er één werkbedrijf: dit is een samenwerkingsverband van gemeenten, werkgevers(vertegenwoordigers), werknemersvertegenwoordigers en UWV (eventueel 10
aangevuld met sociale werkvoorzieningen en onderwijsinstellingen). Op dit moment wordt gewerkt aan de invulling van dit Werkbedrijf. 2.3.1 Regionaal Transitie Arrangement Jeugd Het Rijk, VNG en IPO hebben afspraken gemaakt over ‘overgangsrecht’ in 2015. Zij hebben gemeenten gevraagd om uiterlijk op 31102013 een Regionaal Transitie Arrangement (RTA) in te dienen. In dit RTA geven de Groninger gemeenten aan hoe zij: � de continuïteit van zorg voor jeugd realiseren; � de hiervoor benodigde infrastructuur waarborgen; � de frictiekosten als gevolg van de transitie per 112015 beperken. De Groninger gemeenten beperken zich niet tot het overgangsrecht voor 2015, maar gebruiken het RTA om tot uiterlijk 2018 met de aanbieders en gebruikers van zorg toe te groeien naar een nieuw jeugdstelsel. Als inhoudelijke leidraad hanteren we hiervoor het Groninger Functioneel Model. Deze leidraad vertalen we de komende maanden met aanbieders in een transformatieagenda. In oktober 2013 hebben de 23 Groninger gemeenten samen met het kernteam van instellingen (een vertegenwoordiging van instellingen die op dit moment jeugdzorg leveren) dit RTA door de colleges, en later ook door de gemeenteraden laten vaststellen. 2.3.2 Continuïteitsarrangement AWBZ In de nieuwe Wmo wordt een overgangsrecht opgenomen voor de huidige AWBZ cliënten die vanaf 2015 onder de verantwoordelijkheid van de nieuwe Wmo (gemeenten) vallen. Voor het overgangsjaar 2015 moeten met de huidige aanbieders afspraken worden gemaakt waarin de condities zijn opgenomen waaronder de ondersteuning voor inwoners met een indicatie kan worden gecontinueerd. Met het afsluiten van een AWBZarrangement willen we bereiken dat: � voor die mensen met een op 1 januari 2015 doorlopende indicatie voor de te decentraliseren onderdelen uit de AWBZ de geïndiceerde zorg (conform indicatie) waar mogelijk wordt gecontinueerd; � deze zorg zoveel mogelijk door de huidige aanbieder/begeleider wordt geleverd; � de korting op het budget (25%) in het arrangement is opgenomen (derhalve wordt de gemeentelijke korting onderdeel van de vergoeding voor de te leveren zorg); � een deel van het beschikbaar budget ingezet wordt voor het initiëren van noodzakelijke verandering in de wijze waarop zorg wordt georganiseerd, de aard van de zorg en de omvang van de zorg (transformatie); � er zo min mogelijk onrust onder cliënten ontstaat (er dus geen kwetsbare mensen tussen wal en schip vallen); � er een goede verbinding is gelegd tussen dit arrangement en het transitiearrangement jeugd; � er voldoende informatie bij aanbieders en gebruikers is opgehaald om het gesprek over verandering c.q. transformatie, te kunnen starten (teneinde nieuwe cliënten en AWBZcliënten waarvan de indicatie afloopt op een andere wijze te ondersteunen bij hun hulpvraag). Veel aanbieders zijn werkzaam in meerdere gemeenten en daarom willen we gezamenlijk afspraken maken. Bovendien staan we samen sterker bij de gesprekken met de aanbieders. De invulling van het continuïteitsarrangement wordt op dit moment verder uitgewerkt. Deelnemende gemeenten geven hierbij enige ruimte uit handen met betrekking tot het proces. Hiertegenover staat dat onder leiding van de gemeente Groningen gezamenlijk gewerkt wordt aan het continuïteitsarrangement. Belangrijk om te noemen is dat de besluitvorming rond het continuïteitsarrangement op lokaal niveau in het Westerkwartier (colleges en raden) nog plaatsvindt.
11
Financiële consequenties Het arrangement moet passen binnen de beschikbare budgetten (meicirculaire 2014) en ruimte laten om transformatie op korte termijn actief te stimuleren. Daarbij komt dat de eventuele frictiekosten (eventuele afbouw personeel, afbouw van huisvesting etc.) voor alle zorgaanbieders op alle niveaus nog nader moet worden bepaald. Besluitvorming continuïteitsarrangement De verwachte besluitvorming is als volgt: � Mei: arrangement ter vaststelling naar het college; � Juni: besluitvormend naar de raad; � Juli: verwerken effecten (financieel) meicirculaire. 2.3.3 Participatiewet Bestuurlijk is besloten om de samenwerking tussen de vijf gemeenten (Westerkwartier + Noordenveld) op het gebied van de participatiewet tot de herindeling in het Westerkwartier in de huidige vorm voort te zetten. Dit brengt met zich mee dat: � de afdelingen Sociale Zaken van Grootegast en Zuidhorn blijven bestaan; � de ISD Noordenkwartier in de huidige vorm blijft bestaan; � de algemeen directeuren/gemeentesecretarissen van Grootegast en Zuidhorn, de directeur ISD Noordenkwartier en de directeur Novatec zorg dragen voor een zo effectief en efficiënt mogelijke samenwerking, waarbij de samenhang met de overige decentralisaties geborgd is; � de werkgeversdienstverlening (Matchpunt) wordt verder geïntensiveerd; � de afbouw van Novatec en het onderbrengen van huidige SWmedewerkers naar reguliere bedrijven, blijft onverminderd doorgaan; � Novatec als klein bedrijf voor beschut werken overblijft; � door het beter stroomlijnen van de organisaties van Novatec en Novawork moet een betere financiële balans tussen beide organisaties worden gevonden en moet efficiënter worden gewerkt. Vanuit een eenduidige werkgeversdienstverlening zal de totale onderkant van de arbeidsmarkt benaderd worden. Om dit zo goed mogelijk vorm te geven wordt de werkgeversdienstverlening binnen Matchpunt Werkt! verder geïntensiveerd. Verder zijn er landelijke afspraken om te komen tot een werkbedrijf in de arbeidsmarktregio. Dit werkbedrijf moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. Er is een marktbewerkingsplan waarin aandacht wordt besteed aan de kansen en mogelijkheden van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 2. Er is een basispakket aan faciliteiten voor werkgevers beschikbaar, wanneer zij mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Dat pakket bestaat in ieder geval uit: a. Een vaste contactpersoon b. Eén loonwaardesystematiek c. Een no risk polis d. Proefplaatsingen, (groeps)detacheringen en beschut werk e. Begeleiding/jobcoaching f. Werkplekaanpassingen g. Continuering faciliteiten bij verhuizing h. Expertise op het gebied van jobcarving en jobcreation 3. Er is een eenduidige en uniforme procedure waarin deze faciliteiten worden aangevraagd en afgehandeld. 12
Zoals aangegeven is voor de invoering van de drie decentralisaties in het Westerkwartier gekozen voor een gezamenlijk invoering van de decentralisatie Jeugd en AWBZ met de vier gemeenten van het Westerkwartier. Voor de invoering van de Participatiewet is gekozen voor een samenwerking tussen het Westerkwartier en de gemeente Noordenveld, het werkgebied van de GR Novatec. Vanuit deze samenwerking dient de invoering Participatiewet, daar waar nodig en mogelijk, aan te sluiten bij de opgeleverde of in voorbereiding zijnde producten van de decentralisaties Jeugd en AWBZ. Ook aansluiting op de voorwaarden en bij het basispakket aan faciliteiten van het Werkbedrijf is van groot belang hierbij.
13
Hoofdstuk 3: Analyse cijfers Westerkwartier 3.1 Ometing Westerkwartier Via verschillende kanalen en aanbieders worden geanonimiseerde gegevens over inwoners die een beroep doen op zorg of ondersteuning in de huidige regelingen beschikbaar gesteld. De gegevens die worden aangeboden zijn verschillend opgebouwd voor wat betreft de inhoud en het peiljaar. Hierdoor is het lastig om cijfers goed met elkaar te vergelijken. Gedetailleerde gegevens op cliëntniveau worden vanwege de privacyregelingen op dit moment niet door het Rijk of het zorgkantoor vrijgegeven. Pas na de publicatie van de verschillende wetgevingstrajecten in het Staatsblad, worden gepersonaliseerde gegevens aan de individuele gemeenten verstrekt. Pas dan kan op detailniveau de doelgroep analyse verder worden uitgewerkt. We hebben daarom voor deze uitgangspuntennota gekozen voor een 0meting op basis van de gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek (waarstaatjegemeente.nl). In deze 0meting geven wij een eerste inzicht in het aantal inwoners met een regeling op het gebied van de Wmo huishoudelijke hulp, de jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet. Door deze 0meting zijn wij niet in staat in deze fase een benchmark uit te voeren en onze gegevens te vergelijken met provinciale en landelijke gegevens. Dit vormt gezien de tijdsdruk niet de prioriteit. De wijze waarop wij onze benchmark vorm willen geven zal in de toekomst verder worden uitgewerkt. Kanttekeningen bij de cijfers: � Bij een deel van de cijfers wordt als peiljaar het jaar 2011 gehanteerd. Alle cijfers die in deze tabel zijn verwerkt, zijn de meest recente cijfers die het CBS op dit moment kan leveren; � Het CBS heeft op dit moment geen cijfers voor de jeugdzorg beschikbaar. Om deze reden hebben wij de bestaande cijfers van Cebeon1 in deze 0meting ingevoegd. Dit betekent dat er een overlap te zien is in de cijfers van het CBS en Cebeon als het gaat om de jeugdigen met een AWBZ indicatie. Deze groep gaat namelijk over van de huidige AWBZ naar de nieuwe Jeugdwet; � Bij deze cijfers gaat het om aantal inwoners en niet om volumes van ondersteuning of zorg en bedrag per inwoner. Wij realiseren ons dat juist de laatste twee onderdelen van belang zijn om de intensiteit van de ondersteuning of hulp te bepalen. Een verdere inhoudelijke uitwerking van de doelgroepenanalyse en het actualiseren van cliëntgegevens tot op detailniveau zal in een aparte werkgroep (na het vrijkomen van de landelijke gegevens) worden opgepakt. In deze werkgroep zullen ook de volumes en bedragen per inwoner meegenomen moeten worden om een helder beeld te krijgen over de intensiteit van de ondersteuning en hulp en de daaraan gekoppelde kosten. In bijlage 2 is een afkortingenlijst te vinden.
1
Centrum Beleidsadviserend Onderzoek bv. houdt zich sinds 1975 bezig met beleidsgericht onderzoek
14
3.2 Cijfers Westerkwartier 3.2.1 Demografische gegevens In onderstaande tabellen worden enkele algemene demografische gegevens van inwoners in het Westerkwartier weergegeven, waaronder het aantal inwoners in het Westerkwartier, een uitsplitsing van onze inwoners in leeftijdscategorie en de verdeling van de huishoudens in het Westerkwartier.
Tabel 1: Aantal inwoners uitgesplitst naar leeftijd (2013) Grootegast
Leek
Marum
Zuidhorn
Totaal
Inw. 15 t/m 64 jaar
7.833
12.346
6.793
11.662
38.634
Inw. 65 jaar en jonger
10.291
15.912
8.701
15.517
50.421
Inw. 65 jaar en ouder
1.931
3.699
1.681
3.182
10.493
Inw. Jonger dan 5 jaar
693
1.015
526
1.185
3.419
Inw. 5 tot 10 jaar
849
1.207
619
1.285
3.960
Inw. 10 tot 15 jaar
916
1.344
763
1.385
4.408
Inw. 15 tot 20 jaar
826
1.198
710
1.289
4.023
Inw. 20 tot 25 jaar
648
837
528
803
2.816
Inw. 25 tot 45 jaar
2.969
4.493
2.462
4.318
14.242
Inw. 45 tot 65 jaar
3.390
5.818
3.093
5.252
17.553
Inw. 65 tot 80 jaar
1.487
2.845
1.328
2.518
8.178
Inw. 80 jaar of ouder
444
854
353
664
2.315
19.611
10.382
18.699
60.914
Totaal aantal inwoners 12.222 * Bron: Waarstaatjegemeente.nl
15
Tabel 2: Aantal huishoudens Westerkwartier (2013) Aantal huishoudens
Eenpersoonshuishoudens
Meerpersoonshuishoudens
Grootegast 4.814
1.242
3.572
Leek
8.299
2.531
5.768
Marum
4.155
1.050
3.105
Zuidhorn
7.548
2.098
5.450
Totaal
24.816
6.921
17.895
Meerpersoonshuishoudens
Meerpersoonshuishoudens zonder kind(eren)
Meerpersoonshuishoudens met kind(eren)
Grootegast 3.572
1.520
2.052
Leek
5.768
2.700
3.068
Marum
3.105
1.357
1.748
Zuidhorn
5.450
2.385
3.065
Totaal
17.895
7.962
9.933
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
3.2.2 Doelgroep AWBZ, inclusief Wmo hulp bij het huishouden Onderstaande tabel geeft het aantal inwoners in het Westerkwartier weer, die in 2011 gebruik maakten van een regeling binnen de AWBZ of Wmo. Gemeenten worden vanaf 112015 verantwoordelijk voor de AWBZ begeleiding. Begeleiding in de AWBZ is bedoeld om de zelfredzaamheid van inwoners te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling zo lang mogelijk wordt uitgesteld waarbij verwaarlozing wordt voorkomen. Begeleiding binnen de AWBZ is mogelijk in de vorm van individuele begeleiding of als begeleiding in groepsverband. Het gaat bijvoorbeeld om woonbegeleiding, dagbesteding, logeeropvang, thuishulp en dagactiviteiten. Voor de Wmo hulp bij het huishouden zijn gemeenten al verantwoordelijk. Bij persoonlijke verzorging gaat het om alles wat mensen gebruikelijk als zelfzorg uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iedereen nodig heeft (zoals wassen, eten), maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem. Bij verpleging gaat het onder andere om voorbehouden handelingen die moeten worden uitgevoerd bij gezondheidsproblemen van inwoners (katheteriseren, het aanleggen van infusen, etc.). De zorgverzekeraar wordt per 112015 verantwoordelijk voor de persoonlijke verzorging en de verpleging.
Tabel 3: Aantal inwoners met regeling AWBZ (2011) WMO hulp bij het huishouden
AWBZ persoonlijke verzorging
AWBZ verpleging AWBZ individuele begeleiding
AWBZ groepsbege leiding
Grootegast 230
180
110
55
40
Leek
495
340
185
120
80
Marum
180
140
90
35
40
Zuidhorn
295
250
130
65
60
Totaal
1.200
910
515
275
220
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
3.2.3 Jeugdzorg In onderstaande tabellen worden algemene cijfers weergegeven van inwoners met een indicatie voor jeugdzorg. Wij maken hierbij onderscheid tussen de provinciale jeugdzorg, jeugdzorg vanuit de huidige AWBZ en jeugdzorg vanuit de Zorgverzekeringswet. Bij elke tabel wordt een korte toelichting gegeven over de soort jeugdzorg. 16
Provinciale jeugdzorg is onder te verdelen in Jeugd en opvoedhulp en Justitiële jeugdzorg (jeugdbescherming en jeugdreclassering). Organisaties met jeugd en opvoedhulp ondersteunen kinderen en hun opvoeders bij vragen op het gebied van opgroeien en opvoeden. Ook pleegzorg valt hieronder. Onder justitiële jeugdzorg wordt verstaan de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel in de vorm van jeugdreclassering of plaatsing in een justitiële jeugdinrichting. Ook de gezinsvoogdij valt hieronder.
Tabel 4: Aantal cliënten* provinciale jeugdzorg per zorgvorm naar gemeente in 2011 (bron: SCP/ Cebeon) – absolute aantallen Jeugd en Opvoedhulp
Justitiële jeugdzorg
017 jarigen (11 2011)
Unieke cliënten totaal
Totaal J&O†
Zonder verblijf
Pleegzorg
Met verblijf
JB
JR
Grootegast
3.038
35
20
10
10
0
10
10
Leek
4.372
110
60
30
20
15
50
20
Marum
2.455
55
25
15
10
5
30
15
Zuidhorn
4.725
65
50
25
15
10
15
10
Totaal
14.590
265
155
80
55
30
105
55
* Aantallen zijn afgerond op 5tallen. Optelsom van de drie zorgvormen hierbinnen.
De jeugdzorg (18) die eerder onder de AWBZ viel, gaat op 112015 over naar de nieuwe Jeugdwet. Het gaat hierbij onder andere om kinderen en jongeren die dagbesteding of begeleiding ontvangen of worden ondersteund door een instelling in de Geestelijke Gezondheidszorg (bijvoorbeeld Lentis en Accare). Deze zorg wordt zowel geleverd uit de AWBZ als de Zorgverzekeringswet.
Tabel 5: Aantal cliënten Awbz (GGZ en gehandicapten) in 2011 – absolute aantallen unieke cliënten en per 1.000 jeugdigen absolute aantallen unieke cliënten*
cliënten per 1.000 jeugdigen
017 jarigen (11 2011)
totaal AWBZ
zonder verblijf
met verblijf
totaal AWBZ
zonder verblijf
met verblijf
Groote gast
3.038
135
130
0
44
43
0
Leek
4.372
175
165
10
40
38
2
Marum
2.455
95
90
5
39
37
2
Zuidhorn
4.725
210
200
5
44
42
1
Totaal
14.590
615
585
20
167
160
5
* Aantallen zijn afgerond op 5tallen. Bronnen: Vektis en CIZ, bewerkt door SCP/Cebeon
17
Tabel 6: Aantal cliënten Zvw (GGZ) in 2010 – absolute aantallen unieke cliënten en per 1.000 jeugdigen Unieke cliënten en per 1.000 jeugdigen absolute aantallenunieke cliënten*
Cliënten per 1.000 jeugdigen
017 jarigen (11 2011)
totaal Zvw
eerste lijn
2e lijn, zonder verblijf
2e lijn, met verblijf
totaal Zvw
eerste lijn
2e lijn, zonder verblijf
2e lijn, met verblijf
Groote gast
3.038
275
25
250
0
91
8
82
0
Leek
4.372
395
80
345
10
90
14
79
2
Marum
2.455
240
35
210
0
98
14
86
0
Zuidhorn
4.725
405
45
365
5
86
10
77
1
Totaal
14.590
1.315
185
1.170
15
365
46
324
3
* Aantallen zijn afgerond op 5tallen. Het totaal Groningen is als gevolg daarvan niet precies gelijk aan de optelsom in de kolom. Bron: APE, bewerkt door SCP/Cebeon.
In onderstaande tabel gaat het om het aantal aanmeldingen dat is gedaan bij Bureau Jeugdzorg Groningen in het vrijwillig kader in 2011. Het kan gaan om vragen om ondersteuning, maar ook om verzoeken tot indicatiestelling. Ook wordt in onderstaande tabel het aantal meldingen van kindermishandeling in 2010 weergegeven.
Tabel 7: Aantal geaccepteerde aanmeldingen BJZ (vrijwillig kader) in 2011 en meldingen kindermishandeling AMK (2010): absolute aantallen en per 1.000 jeugdigen Absolute aantallen*
Per 1.000 jeugdigen
017 jarigen (11 2011)
Geaccepteerde Meldingen aanmeldingen kindermishandeling BJZ
Geaccepteerde Meldingen aanmeldingen kindermishandeling BJZ
Grootegast
3.038
55
10
18
3
Leek
4.372
110
10
25
2
Marum
2.455
55
15
23
5
Zuidhorn
4.725
105
15
23
3
Totaal
14.590
325
50
89
13
* Aantallen zijn afgerond op 5tallen. Het totaal Westerkwartier is als gevolg daarvan niet precies gelijk aan de optelsom in de kolom. Bronnen: Jeugdzorg Nederland (aanmeldingen BJZ) en VerweyJonkerinstituut (meldingen kindermishandeling), bewerkt door SCP/Cebeon.
3.2.4 Arbeidsparticipatie In onderstaande tabellen worden algemene cijfers weergegeven van inwoners met een indicatie of betrekking op het gebied van arbeidsparticipatie. Het gaat onder andere om regelingen op het gebied van werkloosheid, bijstand en arbeidsongeschiktheid. De afkortingen zijn in bijlage 2 te vinden. Inmiddels is er een officiële aanvraag ingediend voor het opvragen van gegevens met betrekking tot de Wajong. De verwachting is dat deze gegevens op gemeenteniveau beschikbaar komen in mei 2014.
18
abel 8: Aantal inwoners met regeling arbeidsparticipatie (2011) WWB
WAO
WIA
WAZ
Wa jong
WW
IOAW
IOAZ
WSW indi catie
WSW wacht lijst
WSW dienst betrek king
WSW regulier dienst verband
Groote gast
155
275
75
45
130
430
0
0
80
30
95
15
Leek
390
445
120
35
415
745
15
0
110
45
165
15
Marum
155
245
80
20
145
410
0
0
65
30
70
10
Zuidhorn
215
335
105
35
205
525
10
0
80
30
85
10
Totaal
915
1.300
380
135
895
2.110
25
0
335
135
415
50
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
3.2.5 Schuldhulpverlening en WSNP Onderstaande tabel geeft een beeld van hoeveel inwoners is het Westerkwartier gebruik maken van budgetbeheer, schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. WSNP is een wettelijk schuldsaneringstraject, waarbij de rechter beslist of het traject gevolgd mag worden. De betreffende inwoner komt bij dit traject onder toezicht te staan van een bewindvoerder met als doel de schuld zoveel mogelijk af te betalen binnen een bepaalde termijn.
Tabel 9: Aantal inwoners met regeling Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (2011) WSNP
Schuldhulpverlening
Budgetbeheer
Grootegast
15
50
10
Leek
50
149
60
Marum
15
52
37
Zuidhorn
25
52
21
Totaal
105
303
128
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
3.2.6 Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) Mensen met een chronische ziekte of een handicap hebben vaak extra kosten door hun aandoening. Zij kunnen een compensatie krijgen via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). De Wtcg regelt dat gehandicapten, chronisch zieken, ouderen en arbeidsongeschikten een tegemoetkoming kunnen ontvangen voor de extra kosten die zij maken i.v.m. de ziekte. Vaak moeten er extra kosten gemaakt worden vanwege de ziekte of beperking te denken valt aan: extra kosten voor kleding, beddengoed, vervoer naar zorginstelling, extra energiekosten, etc. Voor dit soort kosten kan een tegemoetkoming uit de Wtcg worden aangevraagd.
Tabel 10: Aantal inwoners met regeling Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (2011) WTCG Grootegast
1.230
Leek
2.360
Marum
1.080
Zuidhorn
1.830
Totaal
6.500
* Bron: Waarstaatjegemeente.nl
19
Hoofdstuk 4: Toegang tot ondersteuning en zorg Uitgangspunt 1: Wij hanteren het Functioneel Model Westerkwartier voor het hele Sociale Domein in het Westerkwartier. Wij maken hierbij de volgende keuzes: 1. Enkelvoudige ondersteuningsvragen worden in de sociale omgeving of basisondersteuning opgepakt; 2. Bij (vermoedelijke) meervoudige ondersteuningsvragen in de basisondersteuning wordt een Multi Disciplinair Overleg (MDO) belegd; 3. Flexibele en specialistische ondersteuning wordt vanuit de basisondersteuning met eventuele hulp van een expertpool en de flexibele of specialistische ondersteuning opgepakt; 4. Wij komen voor het gesprek over ondersteuning voor een inwoner altijd bij de inwoner thuis (keukentafelgesprek). Voor de Participatiewet gebruiken we dit gesprek vooral voor ondersteuning op het gebied van re-integratie/participatie; 5. Wij betrekken altijd het eigen netwerk van de inwoner bij het gesprek; 6. Wij leggen de regie altijd bij de inwoner, tenzij wij de inwoner daartoe niet in staat achten; 7. Er is één fysieke ingang per gemeente waar inwoners terecht kunnen met vragen over en/of vragen op het gebied van ondersteuning, informatie, advies en hulp op alle leefgebieden uit het sociale domein; 8. De basisondersteuning (waaronder de fysieke ingang) beschikt over professionals met een zo breed mogelijk algemene expertise van hulp en ondersteuningsvragen in het sociale domein. 9. Wij zorgen voor onafhankelijke cliëntondersteuning, voor al onze inwoners; 10.Wij waarborgen de rechtsbescherming van onze inwoners en hebben één meldpunt waar onze inwoners terecht kunnen met hun klachten en mogelijke bezwaar en beroep; 11.Wij zullen onze inwoners vroegtijdig betrekken, geven hen invloed en vragen hen mee te denken (burgerparticipatie). Onze keuzes worden in dit hoofdstuk verder toegelicht.
4.1 Het Functioneel Model Westerkwartier In het door de 23 Groninger gemeenten ontwikkeld Groninger Functioneel Model (afgekort GFM) wordt een inhoudelijk kader geschetst, dat als basis fungeert voor een gemeentelijk aangestuurd "nieuw 20
stelsel". Dit inhoudelijk kader heeft u reeds vastgesteld. Het vormgeven van de basisondersteuning en de flexibele ondersteuning is een lokale aangelegenheid en kan dus per subregio verschillen, daarom kiezen wij er voor om het Groninger Functioneel Model door te ontwikkelen naar het "Functioneel Model Westerkwartier" (FMW). De intensieve ondersteuning regelen we op het niveau van de 23 gemeenten. Het Functioneel Model Westerkwartier kent (evenals het GFM) drie niveaus: 1. Het gewone opvoeden, leren en opgroeien en ondersteunen vanuit maatschappelijke en collectieve voorzieningen; 2. Het ondersteunen van opgroei en opvoedvragen en/of problemen vanuit laagdrempelige gemeentelijke basisvoorzieningen; 3. Meer intensieve of langdurige ondersteuning. Deze niveaus zijn verder uitgewerkt aan de hand van een beschrijving van een aantal te onderscheiden clusters van vergelijkbare/gemeenschappelijke ondersteuningsactiviteiten. Deze zijn als volgt gedefinieerd: 1. Versterking van de sociale omgeving; 2. Basisondersteuning (waaronder de toegang); 3. Flexibele ondersteuning; 4. Expertpool; 5. Intensieve ondersteuning. In schema ziet de Functioneel Model Westerkwartier er als volgt uit:
4.2 Uitwerking verschillende niveaus Functioneel Model Westerkwartier In deze paragraaf lichten wij per cluster de uitwerking van het functioneel Model Westerkwartier toe. 1. Versterking van de sociale omgeving en voorliggend veld Indien er ondersteuning gewenst is in de eigen sociale omgeving van de inwoner, is deze gericht op het versterken van de eigen kracht en de zelfregie. Hulpbronnen vanuit de directe omgeving van de inwoner worden daarbij opgespoord en aangesproken. Zowel de inwoner, het gezin, het netwerk als de sociale omgeving wordt actief betrokken bij het vinden van effectieve oplossingen. De professional maakt samen met de inwoner hierin een zorgvuldige afweging. De ondersteuning wordt zoveel als mogelijk in de context van de eigen leefomgeving en sociale netwerken georganiseerd en geboden. Ondersteuning ter 21
versterking van de sociale omgeving bestaat uit interventies die werkzaam en effectief zijn; deze worden op een planmatige wijze uitgevoerd door bevoegde professionals. Ondersteuning is passend: licht waar kan, maar zwaar waar nodig. Daar waar lichtere inzet mogelijk is, wordt er afgeschaald; indien nodig kan er meer intensieve ondersteuning worden toegevoegd/ c.q. kan worden opgeschaald. 2. Basisondersteuning (waaronder de fysieke ingang) De basis van het Functioneel Model Westerkwartier wordt gevormd door de basisondersteuning. Dit zijn samenwerkende instellingen (zoals bijvoorbeeld: welzijnswerk, maatschappelijk werk en sociaal cultureel werk) die preventief werken en inwoners met een lichte hulpvraag ondersteunen. Onderdeel van de basisondersteuning is een team van generalisten die werken vanuit onze fysieke ingang. Regulier casemanagement is een taak die uitgevoerd wordt door hiertoe bekwame uitvoerende professionals op verschillende niveaus. Beslissingen over de ondersteuning en het uitvoeren van casemanagement vinden in eerste instantie plaats vanuit de basisondersteuning. Basisondersteuning is erop gericht dat de inwoner versterkt wordt in zijn eigen kracht zodat de professional het weer kan loslaten. Bij mensen thuis In het Westerkwartier willen we zoveel mogelijk bij mensen thuis het gesprek laten plaatsvinden over wat mensen (zelf) kunnen en waar ondersteuning nodig is. Via een huisbezoek kom je veel meer te weten: je ervaart, hoort, ruikt en ziet met eigen ogen hoe de situatie van mensen is. Hierdoor ligt maatwerk afgestemd op de persoonlijke situatie meer voor de hand. En er kan meteen als dat nodig is gesproken worden over hoe het gaat op álle leefgebieden. Dit geldt dus ook voor werk en participatie waarbij we bij het huisbezoek samen aan de keukentafel vorm gaan geven aan een reintegratie/participatietraject, startend bij de eigen kracht. Mantelzorger(s) en andere vertrouwde familieleden, vrienden, kennissen of buren worden betrokken bij het keukentafelgesprek. De inwoner stelt bij voorkeur samen met het netwerk vast wat ze op welke manier in gezamenlijkheid willen aanpakken. Ze maken zelf een plan en afspraken over wie wat doet en waar mogelijk professionele ondersteuning bij nodig is. Oplossingen worden gezocht van ‘binnennaarbuiten’, volgens de schil uit onze visie op het sociale domein. Kortom: het zogenaamde keukentafelgesprek en de netwerkbenadering staan centraal bij het bepalen van de toegang tot ondersteuning of hulp. De meeste inwoners hebben een enkelvoudige ondersteunings of hulpvraag. Als zij rechtstreek bij onze basisvoorzieningen terecht kunnen met hun ondersteuningsvraag, dan krijgt de betreffende organisatie de ruimte hiermee aan de slag te gaan. Indien tijdens het traject blijkt dat er meer nodig is, dan bespreekt de betreffende organisatie de ondersteuningsvraag met de professionals uit de fysieke ingang. Fysieke ingang Wij organiseren één fysieke ingang per gemeente waar inwoners terecht kunnen met vragen op het gebied van ondersteuning en hulp op alle leefgebieden uit het sociale domein. Dit betekent niet dat de medewerkers van de fysieke ingang niet dorps of wijkgericht kunnen werken. Sterker nog wij organiseren dit juist op lokaal niveau, op een wijze die aansluit bij de lokale situatie en bestaande structuren. Wij willen echter geen gescheiden loketten meer hanteren, maar een plek waar inwoners van 0 tot 100 terecht kunnen. We hanteren in het Westerkwartier eenzelfde werkwijze. Op deze manier weten onze inwoners waar ze moeten zijn. Daarnaast fungeert de fysieke ingang als plek waar professionals terecht kunnen voor collegiale consultatie. De professionals die werken in de fysieke ingang functioneren als team en zijn in staat om in dialoog met inwoners en vanuit de eigen professionele kaders, de onderliggende hulpvraag (de vraag achter de vraag) te formuleren. Zij maken een zorgvuldige inschatting van de mogelijkheden en beperkingen van de inwoner en zijn omgeving (als draagkracht en draaglast, functioneren netwerk, de sociaal economische situatie) en de onderlinge interactie tussen de verschillende componenten en komt daarbij ook achter de voordeur van de inwoner. Zij maken een juiste inschatting van de zwaarte van de problematiek en zijn in staat ontwikkelingsbedreigingen (problemen rondom veiligheid) te herkennen en 22
de eventuele zorgen met de omgeving te bespreken en de ondersteuning op gang te brengen. De professional maakt gebruik van een verslag of plan op basis van de uitkomsten van het gesprek met de inwoner en de omgeving of onderzoek, hanteert het uitgangspunt dat er zo weinig mogelijk hulpverleners bij het gezin betrokken worden, zorgt voor één contactpersoon (casemanager) en één plan voor het gezin. Ook een eventueel noodzakelijk MDO wordt in de fysieke plek belegd. In het MDO bekijken de professionals in samenhang wat de (meervoudige) hulpvraag van een inwoner is en welke oplossing het meest passend is voor de hulpvraag. Dit doen zij samen met de betreffende inwoner(s). Het MDO is creatief en innovatief in de benadering van (soms complexe) problemen en schakelt tijdig de expertpool in bij de analyse van de hulpvraag. De fysieke plek werkt uiteraard nauw samen en heeft korte lijnen met de natuurlijke vindplaatsen (school, kinderopvang, huisarts, etc.), de basisvoorzieningen (welzijnswerk, maatschappelijk werk, etc.) en het informele (vrijwillige) netwerk (sportverenigingen, klaverjasclubs, etc.) zodat signalen soepel opgepakt en teruggekoppeld kunnen worden. 3. Expertpool Bij meer complexe ondersteuningsvragen, die de eigen competenties overstijgen, of wanneer er zorgen zijn over de veiligheid, kunnen medewerkers voor consultatie en advies een beroep doen op medewerkers uit de expertpool. Deze pool bestaat uit diverse deskundigen met uiteenlopende kennisgebieden, zoals specialistische casemanagers, medewerkers Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, etc. De bijdrage van de expertpool bestaat uit drie onderdelen: � Meewerken aan het in kaart brengen van (complexe) problematiek en het oplossingsgericht handelen, zowel bij de start van ondersteuning, als ook gedurende het ondersteuningstraject; � Een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering van professionals in het werkveld; � Advisering over de inzet van specialistische zorgtrajecten en niet vrij toegankelijke hulp. 4. Flexibele ondersteuning Indien vanuit de basisondersteuning aanvullende specifieke/integrale ondersteuning van individuele inwoners of gezinnen wordt gevraagd, kan er gebruik gemaakt worden van inzet van uitvoerende professionals uit de flexibele ondersteuning. De flexibele ondersteuning is aanvullend op de basisondersteuning en is in te zetten indien er voldaan wordt aan een aantal criteria. Het aanbod is lokaal, maar kan centraal georganiseerd worden. Dit zijn bijvoorbeeld korte specifieke behandeltrajecten en/of specifieke trainingen gericht op gezinnen, de inzet van langdurige ‘leun en steun’ contacten (zoals weekendopvang) of de inzet van ondersteuning bij een verstandelijke beperking. 5. Intensieve ondersteuning Bij ernstige en/of complexe ondersteuningsvragen kan de inzet van de intensieve ondersteuning nodig zijn in bijvoorbeeld de vorm van poliklinische trajecten, 24uurs zorg, pleegzorg, hulp in het gedwongen kader en verschillende vormen van begeleiding en dagbesteding. De intensieve ondersteuning wordt veelal decentraal georganiseerd maar zoveel als mogelijk uitgevoerd in de leefomgeving van de inwoner. Intensieve ondersteuning is gericht op het voorkomen van plaatsen en het voorkomen van terugval. De ondersteuning is niet vrij toegankelijk.
4.3 Beschikken Inzet vanuit de basisondersteuning, de expertpool en de flexibele ondersteuning is preventief en/of algemeen van aard. Deze ondersteuning en hulp wordt toegewezen zonder indicatie en dus ook zonder beschikking. Dit betekent dat professionals rechtstreeks door kunnen verwijzen. Intensieve ondersteuning is niet vrij toegankelijk. Voor deze vormen van ondersteuning heeft de inwoner een verleningsbeschikking nodig. De term indiceren laten we in de nieuwe situatie los. 23
Zoals in de inleiding al aan werd gegeven zijn de wetgevingstrajecten nog gaande en bestaat er nog veel onzekerheid over of er wel of niet beschikt moet worden en op welke wijze dat moet gebeuren (de Wmo en de Jeugdwet zijn hier nu nog tegenstrijdig in). Wij zullen bij de uitwerking van de opdrachten meer duidelijkheid geven de wettelijke verplichtingen en zullen met een voorstel komen hoe om te gaan met het onderwerp beschikken.
4.4 Rechtsbescherming en cliëntondersteuning Cliëntondersteuning vindt in principe plaats vanuit de basisondersteuning door alle betrokken professionals en maakt deel uit van het casemanagement. Cliëntondersteuners kunnen werken vanuit een professionele autonomie waarbij het belang van de betrokkene(n) uitgangspunt is. Vanuit het Rijk zijn wij verplicht om een vangnet te organiseren om de rechtsbescherming van cliënten op een zorgvuldige manier te regelen. De rechtsbescherming van onze inwoner wordt op de volgende manier gewaarborgd: 1. Inwoners kunnen een beroep doen op de klachtenregeling van de betrokken instelling waarvan zij een voorziening afnemen; 2. Inwoners hebben het recht om zich bij te laten staan door cliëntondersteuner van hun keuze of kunnen een beroep doen op onafhankelijke cliëntenondersteuning van de gemeente; 3. We ontwikkelen in het Westerkwartier een onafhankelijk meldpunt voor klachten, calamiteiten en geweld voor het totale Sociaal Domein; 4. Als er sprake is van een blijvend meningsverschil staat voor de betreffende inwoner de reguliere mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Als onderdeel van de vaststelling van de nieuwe verordening wordt de borging van de rechtsbescherming, cliëntondersteuning, klachtenregeling en het bezwaar en beroep verder uitgewerkt.
24
Hoofdstuk 5: Organisatie ondersteuning en hulp Uitgangspunt 2: In de toekomst organiseren wij een integrale uitvoering van ondersteuning en hulp op lokaal niveau (Westerkwartier). Voor 2015 richting wij ons met name op de organisatie van nieuwe taken waar wij verantwoordelijk voor worden. Uitgangspunt is zorg in natura geleverd door gekwalificeerde aanbieders. Als wordt aangetoond dat er geen passend maatwerkgericht aanbod beschikbaar is, kan onder strikte voorwaarden een pgb worden verstrekt. Wij maken hierbij de volgende keuzes: 1. Waar wenselijk, noodzakelijk en verplicht organiseren wij hulp en ondersteuning op provinciaal of arbeidsmarktregionaal (23 gemeenten) niveau; 2. Waar mogelijk organiseren wij dit lokaal (Westerkwartier); 3. De mogelijkheid van een persoonsgebonden budget (pbg) blijft bestaan. Wij organiseren dit onder strikte voorwaarden die fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik tegen gaat; 4. Wij bespreken tijdens ieder keukentafelgesprek de mogelijkheid en voorwaarden van een pgb; 5. Wij stellen (naast de wettelijke voorwaarden) de volgende aanvullende voorwaarden aan een pgb: a. ondersteuning die kan worden uitgevoerd in de sociale omgeving, wordt niet bekostigd door middel van een pgb. Er kan worden afgeweken, als blijkt dat de noodzaak bestaat om 24 uur per dag ondersteuning op afroep te bieden en deze zonder persoonsgebonden financiering redelijkerwijs niet gerealiseerd kan worden; b. het verlenen van een pgb wordt door ons periodiek gevolgd door met de pbg-houder een gesprek te voeren over de passendheid en kwaliteit van de ingekochte ondersteuning. 6. Waar wettelijk toegestaan vragen wij voor de ondersteuning een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage wordt in de verordening opgenomen. Onze keuzes worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt.
5.1 Inleiding Op 1 januari 2015 richten wij ons op de implementatie van de nieuwe taken. Het vormgeven van het gehele samenhangende pakket aan lokale/regionale ondersteuning is onderdeel van de transformatie en wordt in uitvoering later in de tijd gepositioneerd. De keuzes in dit hoofdstuk zijn daarop gebaseerd. Dit betekent dat we in deze nota niet volledig de diepte ingaan, maar eerst op een overkoepelend niveau een 25
aantal keuzes maken bijvoorbeeld over de mogelijkheid van een pbg en de keuze om al dan niet een eigen bijdrage te vragen van de inwoner.
5.2 Keuzevrijheid Zorg in Natura of persoon gebonden budget (pgb) 5.2.1 Huidige situatie In de huidige wetgeving heeft de inwoner keuzevrijheid tussen zorg in natura (zin) of een pgb. Het pgb is een geldbedrag dat mensen krijgen toegekend om binnen bepaalde regels ondersteuning en zorg zelf in te kopen en te organiseren. De voordelen hiervan zijn dat de inwoner zelf regie heeft over de ondersteuning en invloed kan uitoefenen op aspecten zoals door wie, op welke tijdstippen, op welke plaatsen en in welke vorm ondersteuning wordt geboden. Het pgb biedt de mogelijkheid om de ondersteuning te laten aansluiten op een specifieke vraag, bijvoorbeeld als zin niet passend is. Pgb tarieven kunnen lager zijn dan tarieven voor zin als het bedrag alleen voor de feitelijke ondersteuning wordt ingezet en niet voor overhead en andere niet ‘zorg’ gerelateerde kosten die onderdeel zijn van de tarieven voor zin. Er kleven echter ook een aantal nadelen aan het pgb. Het pgb is een vorm van werkgeverschap. De cliënt moet een administratie bijhouden en verantwoording afleggen. Het pgb kan door mensen ook worden gebruikt voor het betalen van ondersteuning door nietprofessionele ondersteuners. Dit kan ondermijnend zijn voor het principe van de ‘civil society’: het principe dat inwoners elkaar helpen zonder inmenging van de overheid. Wanneer het pgb wordt gebruikt voor het betalen van niet professionele ondersteuning, wordt informele ondersteuning eigenlijk omgezet in een individuele voorziening. De afgelopen jaren zijn er signalen geweest over fraude en oneigenlijk gebruik van het pgb. Ook blijkt dat het pgb een aanzuigende werking heeft gehad op een groep mensen die zonder de mogelijkheid van het pgb nooit een beroep zou hebben gedaan op de AWBZ. Deze paragraaf gaat uit van de situatie dat een inwoner een keukentafelgesprek heeft gehad (zie hoofdstuk 3) waarvan de uitkomst is dat hij in aanmerking komt voor een pgb. De afspraken over wat de inwoner zelf kan doen met behulp van zijn netwerk en welke algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen kunnen worden ingezet zijn al gemaakt. 5.2.2 Trekkingsrecht Om fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van het pgb tegen te gaan is in de AWBZ vanaf 2013 gefaseerd het trekkingsrecht ingevoerd. Daarbij krijgen mensen het geld niet meer op de rekening, maar krijgt de Sociale VerzekeringsBank (SVB) de opdracht om het pgb te beheren voor haar budgethouders. De SVB verzorgt op basis van een zorgverleningsovereenkomst en declaraties de betalingen aan zorgverleners. Zowel de gemeente als de budgethouders ontvangen betalingsoverzichten. Dit trekkingsrecht wordt in de wet verplicht, uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank, zowel voor de jeugdwet als Wmo. In het keukentafelgesprek bespreken wij de mogelijkheden van zowel zorg in natura als een pgb en de voorwaarden die hieraan verbonden zijn. 5.2.3 Zorg in natura of een persoonsgebonden financiering? Wettelijke voorwaarden Op het moment dat een inwoner een voorkeur heeft voor een pgb, wordt door de gemeente getoetst of de inwoner aan een aantal voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor het budget. Deze voorwaarden zijn wettelijk verankerd en door het Westerkwartier aangevuld met onze eigen voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat het college de aanvrager in staat moet achten dat de aan het budget verbonden taken en verplichtingen op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. De tweede voorwaarde is dat de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de ondersteuning niet geleverd wenst te krijgen door middel van zorg in natura. Als derde voorwaarde geldt dat de ondersteuning die door middel van het budget wordt ingekocht naar het oordeel van de gemeente van goede kwaliteit is en in ieder geval niet duurder dan de zorg in natura. 26
Aanvullende voorwaarden Westerkwartier Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn vormen van zorg en/of ondersteuning die door het eigen netwerk of door een vrijwilligersnetwerk worden geboden. In het licht van de ‘civil society’ vallen deze vormen van ondersteuning en hulp in de sociale omgeving. Voor mantelzorgers en vrijwilligers wordt in het te schrijven beleidsplan vastgelegd (verplicht vanuit het Rijk) op welke wijze zij kunnen worden ondersteund. Gemeenten worden daarnaast ook verplicht om bij verordening vast te leggen op welke wijze zij de waardering voor mantelzorgers en vrijwilligers laten blijken. Dit kan een waardering in natura of in de vorm van een geldbedrag zijn (bijvoorbeeld het mantelzorgcompliment). Wij hanteren het uitgangspunt dat mantelzorg en vrijwilligerswerk per definitie niet mag worden betaald met een pgb. Uitzonderingen hierop zijn denkbaar, bijvoorbeeld indien er een noodzaak bestaat om 24 uur per dag ondersteuning op afroep te bieden en deze zonder persoonsgebonden financiering redelijkerwijs niet gerealiseerd kan worden. Voor gemeenten biedt een persoonsgebonden financiering in zulke situaties een meer doelmatige oplossing dan professionele ondersteuning. Om ervoor te zorgen dat de met een pgb ingekochte zorg gedurende de verleningstermijn passend is en van goede kwaliteit is, zullen wij met de pbghouder periodiek in gesprek gaan om het pbg te evalueren.
5.3 Eigen bijdrage De keuze voor het opleggen van een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage is door het Rijk bij de individuele gemeenten neergelegd. Niet voor elke vorm van ondersteuning mag een eigen bijdrage worden gevraagd. De hoogte van de eigen bijdrage kan voor de verschillende soorten voorzieningen verschillend worden vastgesteld. De hoogte van de onderdelen waar een eigen bijdrage voor mag worden gevraagd, mag niet hoger zijn als de kostprijs van de geleverde ondersteuning. De soorten voorzieningen en hoogte van een eigen bijdrage moeten in de verordening worden vastgelegd. Als voor een eigen bijdrage wordt gekozen, moet voor het opleggen hiervan per cliënt een formeel besluit (beschikking) worden genomen. Gemeenten zijn straks verplicht de inning van de eigen bijdragen te laten uitvoeren door het CAK, onder andere om stapeling van eigen bijdragen in de zorg te voorkomen (anticumulatiebeding). Het is een mogelijkheid om het proces en de administratie van de eigen bijdrage die nodig is richting CAK neer te leggen bij één van de gemeenten in het Westerkwartier of bij het CAK zelf. Hiertoe zal de toegangspoort bij inzet van langdurige zorg of ondersteuning een melding moeten maken richting de te kiezen instantie.
27
Hoofdstuk 6: Contracteren Uitgangspunt 3: De Westerkwartiergemeenten beleidsniveau.
zijn
solidair,
zowel
financieel
als
op
We maken hierbij de volgende keuzes: 1. In beginsel voeren wij de nieuwe taken binnen de budgetten die wij hiervoor vanuit het Rijk ontvangen uit; 2. Wij zorgen voor een financieel vangnet als een inwoner tussen wal en schip dreigt te vallen; 3. Wij hebben een basisondersteuning die in de verschillende Westerkwartier gemeenten gelijkwaardig is aan elkaar/van een gelijkwaardig niveau is. Dit zien wij als een resultaatverplichting; Onze keuzes worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt.
6.1 Deelfonds Sociaal Domein De financiën die toebehoren aan de nieuwe taken worden overgeheveld in de vorm van één ontschot ‘sociaal deelfonds’. Het Rijk stelt voor een periode van drie jaar bestedingsvoorwaarden aan het deelfonds sociaal domein. In het kader van deze notitie zijn de volgende voorwaarden van belang: 1. De middelen in het deelfonds sociaal worden geoormerkt verstrekt via een apart (nieuw en tijdelijk) begrotingsartikel in het gemeentefonds en kunnen alleen vrij worden besteed aan de onderscheiden doelen van het sociaal deelfonds. 2. Het financieel risico ligt bij gemeenten; gemeenten zijn verantwoordelijk voor eventuele financiële tekorten in het sociale domein. 3. Op lokaal niveau vindt zoals gebruikelijk horizontale verantwoording over de besteding van de middelen in het deelfonds sociaal domein plaats in de gemeenteraad. Er vindt geen verticale verantwoording plaats aan het Rijk over de besteding van het budget voor het sociaal domein. De verschillende decentralisaties worden geconfronteerd met verschillende kortingen: Bezuiniging AWBZ Bij de decentralisatie van AWBZ naar Wmo boekt het kabinet een bezuiniging in van 25% van het huidige budget voor begeleiding en daarnaast wil het kabinet op de WMOhuishoudelijke hulp 40% bezuinigen. Bovendien schrapt het kabinet in de AWBZ zorgzwaartepakketten 1 t/m 4. Het gevolg is dat een grote groep mensen thuis blijft wonen en daar extramurale zorg ontvangt. De VNG verwacht hierdoor een groter beroep op gemeentelijke voorzieningen voor in ieder geval welzijn, gezondheid en wonen. Bezuiniging Jeugd Deze decentralisatie gaat gepaard met een bezuiniging van 15% waarvan op dit moment niet helder is of dit toereikend is.
28
Bezuiniging Participatiewet De grote risico's zitten echter in de participatiewet. Het kortingspercentage hierop is nog niet bekend gemaakt, maar uit de eerste aankondigingen lijken we te moeten concluderen dat met het over te hevelen budget slechts een deel van de taken kunnen worden gerealiseerd. Vooral de huidige Wsw populatie lijkt een groot beslag te gaan leggen op het budget dat beschikbaar komt. Meicirculaire 2014 In de meicirculaire 2014 ontvangen de gemeenten de definitieve bedragen voor de nieuwe taken voor 2015. Onder voorbehoud zijn op dit moment onderstaande bedragen bekend voor de individuele gemeenten in het Westerkwartier (bron: decembercirculaire 2013). Het gaat hierbij om middelen die gemeenten ontvangen om de nieuwe taken voor gemeenten vorm te geven. Naast deze bedragen ontvangen gemeenten ook de reguliere middelen Wmo en de reguliere middelen voor het preventief jeugdbeleid. Gemeente Jeugd 2015 Wmo 2015 Participatie Totaal Grootegast € 3.022.800 € 1.866.876 nb Leek € 5.018.974 € 2.954.221 nb Marum € 2.703.372 € 1.512.520 nb Zuidhorn € 4.960.110 € 2.117.827 nb Totaal € 15.765.256 € 8.451.444 nb
6.2 Uitname deelfonds Sociaal Domein Voor 2015 wordt een groot deel van het deelfonds Sociaal Domein ingezet voor het overgangsrecht van inwoners met een indicatie. Dit is vastgelegd in het Regionaal Transitie Arrangement Jeugd (RTA) en het continuïteitsarrangement AWBZ. De instandhouding van Novatec zal ook zijn beslag leggen op het budget in het deelfonds. Voorbeslag middelen RTA In het RTA zijn onder voorbehoud van de hoogte van de rijksmiddelen afspraken gemaakt over zorgcontinuïteit, het in standhouden van zorginfrastructuur, het beperken van frictiekosten en de inhoudelijke transformatie. Gemeenten en jeugdzorgaanbieders hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop de beschikbare budgetten in 2015 worden verdeeld. De verdeling is nu gebaseerd op percentages, zodra landelijke bedragen bekend zijn kunnen deze percentages omgezet worden naar budgetten. In de verdeling is voor 2015 uitgegaan van het totale budget 2015 waar 3% van het budget wordt gereserveerd voor de inrichting van de basisvoorzieningen in het Westerkwartier. Voorbeslag middelen continuïteitsarrangement Wmo Inmiddels is een eerste inzicht gegeven in het budget Wmo 2015 en de verdeling daarvan per gemeente. Met dit inzicht ontstaat voor gemeenten onder voorbehoud van de definitieve budgetten duidelijkheid over de verantwoordelijkheid die gemeenten in 2015 krijgen voor de ondersteuning van mensen op grond van de Wmo 2015 en het daarvoor beschikbare budget. In het continuïteitsarrangement worden met 22 gemeenten in Groningen (exclusief Bellingwedde) afspraken gemaakt over de inkoop van ondersteuning voor inwoners die vallen onder het overgangsrecht. Voor de Wmo/AWBZ is nog niet bekend hoe de gemeenten gezamenlijk het continuïteitsarrangement gaan financieren en wat dit betekent voor het voorbeslag op de middelen uit het deelfonds Sociaal Domein. Hier worden op korte termijn afspraken over gemaakt. Voorbeslag middelen Participatiewet Bij de verdeling van gelden voor het inkomensdeel van de WWB (straks Participatiewet) is het goed om de vinger aan de pols te houden. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan een nieuw verdeelmodel voor de Participatiewet (nu nog WWB inkomensdeel). Hiervoor zijn nu nog vier modellen in beeld. Op korte termijn
29
komt er naar verwachting duidelijkheid over het verdeelmodel. Een groot deel van het budget dat via het Sociaal Deelfonds beschikbaar komt voor 2015 zal voor wat betreft participatie ingezet moeten worden voor de transitie van Novatec/Wsw.
6.3 Solidariteit Solidariteit speelt een belangrijke rol in de vormgeving van het zorgstelsel in de provincie Groningen maar zeker ook in het Westerkwartier, zowel voor de Wmo, Jeugd en Participatiewet. Solidariteit valt daarbij uiteen in een beleidsmatig en financieel deel. Beleidsmatig Een belangrijke vraag is hoe de Groninger gemeenten in gezamenlijkheid de ondersteuning en hulp vorm willen geven. Met de 23 Groninger gemeenten is zowel voor de AWBZ (Groet’n uut Grunn en de Bouwstenennota) als voor de Jeugdwet (het bestuursakkoord jeugd 20132016 en de Routekaart Gronings Jeugdstelsel) een visie geformuleerd en gezamenlijke ambities vorm gegeven, van waaruit sturing gegeven wordt aan deze nieuwe taken. Daarnaast vloeit uit het Groninger Functioneel Model voor jeugd en AWBZ voort dat het noodzakelijk is om afspraken te maken over solidariteit daar waar het gaat om onder andere, jeugdbescherming en jeugdreclassering, het AMHK en een aantal gespecialiseerde vormen van ondersteuning en hulp. De mate waarin de 23 Groninger gemeenten solidair willen zijn in het gezamenlijk aanbieden van zorg en ondersteuning beïnvloedt rechtstreeks de afspraken die gemaakt moeten worden over onder andere de toegang, volumebepaling, organisatie basiszorg, enz. Die solidariteit zet zich voort in het Westerkwartier. De basisvoorzieningen (nu nog per gemeente lokaal georganiseerd) moeten van dezelfde kwaliteit en niveau zijn. Het is niet denkbaar dat een gemeente bijvoorbeeld op het maatschappelijk werk bezuinigt en door de bezuiniging een grotere druk legt op de specialistische niet vrij toegankelijke (en duurdere) voorzieningen. De basisvoorzieningen in het Westerkwartier moeten daarom van gelijkwaardig niveau zijn. Ook voor de Participatiewet speelt beleidsmatige solidariteit een grote rol. Vanuit het op te richten werkbedrijf voor de arbeidsmarktregio Groningen (23 Groninger gemeenten + 4 Noord Drentse gemeenten) worden afspraken gemaakt over een gezamenlijk marktbewerkingsplan waarin aandacht wordt besteed aan de kansen en mogelijkheden van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarnaast komt er voor de hele regio een basispakket aan faciliteiten voor werkgevers beschikbaar, wanneer zij mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Dat pakket bestaat o.a. uit vaste contactpersonen, een norisk polis, 1 loonwaardesystematiek, afspraken over proefplaatsingen, (groeps) detacheringen, begeleiding/jobcoaching, werkplekaanpassingen, continuering faciliteiten bij verhuizing, expertise op het gebied van jobcarving en jobcreation. Daarnaast komt er een eenduidige en uniforme procedure waarin deze faciliteiten worden aangevraagd en afgehandeld. Ook deze solidariteit zet zich voort in het Westerkwartier (+Noordenveld). Dit loopt via Matchpunt werkt! Van waaruit we de afspraken vanuit de arbeidsmarktregio voor onze eigen regio willen doorvertalen richting werkgevers. Financieel Een belangrijk vraagstuk betreft de financiële solidariteit. Hierbij kan gedacht worden aan solidariteit voor het gezamenlijk dragen van de financiële risico’s met betrekking tot de inzet van de dure, niet door de gemeente te sturen specialistische ondersteuning. Daarnaast kan ook gekozen worden voor financiële solidariteit op basis van een gedeelde visie op de vormgeving van de functionele modellen AWBZ en Jeugd. De gemeenten zullen een keuze moeten maken welk financieel model het beste past bij de diverse gradaties van solidariteit. Dit zal direct consequenties hebben voor het lokale beschikbare budget en de mate waarin afspraken gemaakt moeten worden over een uitvoeringsorganisatie. Het onderwerp solidariteit zal door de provinciale werkgroepen AWBZ en Jeugd verder gezamenlijk worden uitgewerkt en in de loop van 2014 ter besluitvorming worden voorgelegd.
30
Voor de Participatiewet geldt dat voor een aantal van de genoemde faciliteiten bekeken moet worden of er een gezamenlijke financiering gerealiseerd kan worden. Hierbij moet nader uitgewerkt worden uit welke financieringsstromen dit bekostigd kan worden. Dit zal de komende periode uitgewerkt worden vanuit het Werkbedrijf.
6.4 Inkoop/aanbesteding in het Westerkwartier Jeugd In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau moeten samenwerken, indien dat noodzakelijk is. Deze samenwerking geldt in ieder geval voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde vormen van specialistische zorg en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei en opvoedingsproblemen en het AMHK. Bij de zorgvormen die regionaal en bovenregionaal georganiseerd (en ingekocht) gaan worden, zoeken we een vorm van onderlinge solidariteit. Specialistische jeugdzorg wordt vooral regionaal of bovenregionaal georganiseerd. Dat heeft te maken met de gevraagde expertise voor een goede inkoop (vooral bij zeer gespecialiseerde voorzieningen), risicospreiding (opvang fluctuatie benodigd aantal specialistische voorzieningen), efficiency (in het inkoopproces) en een sterkere positie ten opzichte van zorgaanbieders. In de meeste gevallen is het regionale niveau het meest geëigend of anders bovenregionaal (AMHK, crisisdienst, jeugdbescherming en jeugdreclassering). Bovendien zijn er nog een aantal landelijk werkende voorzieningen waarvoor landelijke afspraken gemaakt worden. Dit betreft bijvoorbeeld hoog gespecialiseerde kennis en behandelcentra (ook wel aangeduid als topreferente of topklinische zorg). Het gaat hier om centra met een relatief kleine doelgroep en (zeer) hoge kosten. Wmo In vergelijking met het onderdeel Jeugd, is er voor het onderdeel Wmo/AWBZ minder verplichting om gezamenlijk in te kopen. De Groninger gemeenten hebben samen afspraken gemaakt over het continuïteitsarrangement Wmo 2015. Daarnaast is de ondersteuning voor bijzondere groepen één van de andere onderdelen die naar verwachting gezamenlijk ingekocht zal worden door de 23 gemeenten. Definitieve besluitvorming hierover heeft nog niet plaatsgevonden. Participatiewet Voor de Participatiewet hoeft er, net als bij de Wmo, niet veel verplicht gezamenlijk worden ingekocht. Onderdelen waarbij wel gedacht kan worden aan gezamenlijke inkoop zijn de werkplekaanpassingen die gedaan moeten worden, begeleiding op de werkplek, het bepalen van de loonwaardesystematiek, het inkopen van een Noriskpolis. Deze onderwerpen zullen allemaal opgepakt worden vanuit verschillende werkgroepen vanuit het Werkbedrijf.
6.5 Kiezen en uitvoeren van inkoopmodellen Jeugd Gemeenten krijgen de bevoegdheid om zelf over subsidie of inkooprelaties te beslissen. De Groninger gemeenten hebben de keuze uit vele contractmodellen. Wanneer instellingen voor meerdere gemeenten of regio’s werken kan dit een knelpunt opleveren. Vanuit de programmaorganisatie wordt naar de verschillende mogelijkheden voor contracteren gekeken. Hierbij wordt een link gelegd met de decentralisatie van de AWBZ. In de Jeugdwet is opgenomen dat de jeugdGGZ de eerste jaren door de zorgverzekeraars wordt ingekocht, net als in de huidige situatie. Hoe daarin samenwerking met gemeenten wordt vormgegeven is onderwerp van bespreking tussen de VNG en de zorgverzekeraars. Deze afspraken zullen vervolgens vertaald worden naar de Groningse situatie.
31
Wmo De werkgroep contracteren heeft in VGG verband de opdracht om een eerste aanzet te maken voor het contracteren van de extramurale AWBZ per 2015. Het gaat om het contracteren van de ondersteuning voor bijzondere groepen. Bij het contracteren worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: meerwaarde voor gemeenten, inwoners en instellingen. Er zal voor contractmodellen worden gekozen die de samenwerking tussen instellingen bevorderen en de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoners stimuleren. Participatiewet Voor de in hoofdstuk 6.4 genoemde faciliteiten die eventueel gezamenlijk ingekocht of aanbesteed moeten/kunnen worden zal de komende periode in werkgroepen bekeken worden op welke wijze de inkoop of aanbesteding moet gebeuren.
6.6 Inkoop/aanbestedingsprocedure De gemeenten in het Westerkwartier hebben met de andere Groninger gemeenten afspraken gemaakt over de continuïteit van ondersteuning voor 2015. Voor jeugd is het Regionaal Transitiearrangement opgesteld, hierin zijn afspraken gemaakt over de continuïteit van zorg tot en met 2017. Voor de Wmo/AWBZ hebben de Groninger gemeenten afspraken gemaakt in het continuïteitsarrangement. Binnen het Westerkwartier is een werkgroep Inkoop en aanbesteding actief die als doel heeft om voor 1 juli 2014 helderheid te verschaffen wat er op Westerkwartierniveau ingekocht moet worden voor de decentralisaties. Dat wat aanvullend aan het RTA en CA in het Westerkwartier ingekocht moet worden, wordt dat door deze werkgroep gedaan. Ook de manier van financieren (aanbesteden, subsidiëren etc.) wordt in deze werkgroep belegd.
32
Hoofdstuk 7: Bedrijfsvoering Uitgangspunt 4: Wij sluiten voor 2015 aan bij de sturingsprincipes en prestatie-indicatoren die provincie breed worden ontwikkeld. We werken in de toekomst toe naar een nieuwe geharmoniseerde set van prestatie-indicatoren voor het Westerkwartier, in samenwerking met de Rijksoverheid en 23 Groninger gemeenten. Wij maken hierbij de volgende keuzes: 1. Wij sluiten aan bij het kwaliteitsbeleid dat met de Groninger gemeenten wordt ontwikkeld. De mogelijke landelijk opgelegde kwaliteitsstandaarden van het Rijk nemen wij in deze uitwerking mee. De samenwerking met de Rijksinspecties wordt verder uitgewerkt. 2. Privacy staat onze dienstverlening niet in de weg; 3. Wij sluiten voor wat betreft het overgangsrecht op korte termijn aan bij het gekozen financieringssystematiek vanuit het RTA en het Continuïteitsarrangement AWBZ uitgevoerd door het Regionaal Inkoopbureau Groninger Gemeenten (RIGG). 4. Wij leggen het gezamenlijk afwegingskader in het Westerkwartier vast in de vorm van één beleidsplan Sociaal Domein, één verordening jeugd, één verordening Wmo en meerdere verordeningen Participatie (omdat dat niet anders kan) voor het Westerkwartier. Onze keuzes worden in dit hoofdstuk verder uitgewerkt.
7.1 Inleiding Onder bedrijfsvoering verstaan we de informatisering, automatisering, administratieve werkprocessen die nodig is om de werkzaamheden van de betrokkenen te vergemakkelijken en privacy van de inwoner te waarborgen. Daarnaast beschrijven wij in dit hoofdstuk ook de wijze waarop wij willen sturing willen hebben op de ondersteuning en hulp en op welke wijze wij dit in het Westerkwartier willen vormgeven. Wij gaan er hierbij van uit dat wij sturen op resultaat. In dit hoofdstuk beschrijven wij de wijze waarop wij de transitieopgaven aansturen. De bedrijfsvoering kan worden uitgesplitst in de volgende 4 onderdelen: 1. Sturingsprincipes en prestatieindicatoren; 2. Kwaliteit en toezicht; 3. Sturing op resultaat via inkoop; 4. Faciliteren van de uitvoeringsorganisatie.
7.2 Sturingsprincipes Het kiezen en ontwikkelen van sturingsprincipes gebeurt samen met de 23 Groninger gemeenten (Jeugd en AWBZ). Hiervoor is een provinciale werkgroep ingesteld die zich bezig houdt met kwaliteit in de breedste zin van het woord. Bij het schrijven van deze nota wordt gewerkt aan één provinciale integrale werkgroep kwaliteit, die onder andere de taak heeft om sturingsprincipes en prestatieindicatoren te ontwikkelen voor
33
de korte termijn (Regionaal Transitie Arrangement Jeugd en continuïteitsarrangement AWBZ). Wij sluiten in het Westerkwartier aan bij sturingsmodel dat in de provincie worden ontwikkeld. Bij die ontwikkelingen monitoren of onderstaande uitgangspunten uit het Westerkwartier worden meegenomen in de ontwikkeling in de provincie: �� Op basis van resultaten en niet op input: de meting van de resultaten zet de aanbieders ertoe aan om de ondersteuningsprocessen zó in te richten dat de vooraf afgesproken resultaten worden gehaald en op basis van deze resultaten de ondersteuning voortdurend verbeterd wordt; �� Zo eenvoudig mogelijk: het gaat om het bepalen van de essentie van wat we willen bereiken, vastgelegd in een beperkt aantal prestatie indicatoren, zodat de administratieve lasten in vergelijking met de huidige systematiek afnemen; �� In samenspraak met instellingen: het bepalen van de essentie doen we in overleg met de instellingen. Het gaat hier om het overeenstemming krijgen over de inhoud van de prestatie indicatoren en de totstandkoming van deze indicatoren. Hierbij gaat het om door de aanbieders beïnvloedbare prestaties; �� Meting van kwaliteit: het gaat om het meten van de kwaliteit en de wijze van meten. Met instellingen stemmen we de te hanteren meetinstrumenten af. Bij de meting is het oordeel van de burger over de geboden ondersteuning een belangrijk onderdeel. Prestatie indicatoren Om effectief en efficiënt beleid te kunnen maken voor het sociale domein, verzamelen gemeenten en het Rijk beleidsinformatie. In de huidige situatie kennen de verschillende sectoren van de ondersteuning en hulp elk een eigen set van prestatieindicatoren en beleidsgegevens. De komende jaren zullen gemeenten en Rijk met alle betrokken partijen werken aan het vaststellen en toegankelijk maken van een nieuwe, geharmoniseerde set van indicatoren. Uitgangspunt is dat gegevens over het hele sociale domein zoveel mogelijk gestandaardiseerd worden om integrale ondersteuning van cliënten te bevorderen. Tot die tijd ontwikkelen wij prestatieindicatoren die moeten bijdragen aan: � De effectiviteit van de geboden ondersteuning en hulp in termen van zelfredzaamheid, participatie en veiligheid; � De tevredenheid van onze inwoners in het Westerkwartier door middel van een ervaringsonderzoek onder cliënten; � Het terugdringen van specialistische zorg (o.a. gedwongen kader, uit huisplaatsing). Het stimuleren van de samenwerking (tussen instellingen onderling en met de collectieve gemeentelijke aanpak); � De vergroting van de ruimte van beroepskrachten om maatwerk te bieden. Dit doen wij door het volgende te monitoren en evalueren in het Westerkwartier: � De toename van de tevredenheid van inwoners over de wijze van ondersteuning; � De toename van de zelfredzaamheid van onze inwoners; � De toename van het percentage inwoners, dat actief is als vrijwilliger of mantelzorger; � De afname van het gebruik van individuele specialistische vormen van ondersteuning; � De afname van inwoners die een beroep doen op professionele ondersteuning; � De afname jeugd in het gedwongen kader.
34
7.3 Kwaliteit en toezicht Een belangrijke reden van de transities is het verbeteren van de kwaliteit van en toezicht op de ondersteuning en hulp. Het sturen op kwaliteit is daarmee een belangrijkste opgave voor de gemeenten in de transities. Kwaliteit Kwaliteit kan worden uitgesplitst in de volgende onderdelen: 1. Kwaliteitseisen van het Rijk Het Rijk heeft een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel geacht, dat deze in de jeugdwet en de nieuwe Wmo uniform worden geregeld. Met de verankering van kwaliteitseisen van het Rijk wordt aan zorginstellingen een verplicht kwaliteitskader opgelegd. Op dit moment wordt door het Rijk gewerkt aan een nieuwe set landelijke kwaliteitstandaarden voor de zorginstellingen die als basis gaan dienen voor de te bieden ondersteuning en hulp (o.a. wetgeving, beroepscodes, inspecties). Aan de instellingen die jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren worden nog extra eisen gesteld. Deze instellingen moeten gecertificeerd zijn. Er is een normenkader opgesteld waaraan de instellingen moeten voldoen en er is een certificerende instelling aangewezen. Daarnaast is er via wetgeving een professionaliseringstraject ingezet voor beroepsbeoefenaren, waaronder de professionals in de jeugdhulp. 2. Kwaliteit binnen het Functioneel Model AWBZ en Jeugd en Functioneel Model Westerkwartier Provinciaal Gemeenten kunnen naast de wettelijke kwaliteitseisen zelf nog kwaliteitseisen formuleren. Om aanbieders van ondersteuning en hulp in de regio Groningen niet bovenmatig te belasten, werken de gemeenten voor beide transities in provinciaal verband op dit moment aan nadere kwaliteitseisen voor de verschillende clusters in de functionele modellen AWBZ en Jeugd. Deze kwaliteitseisen kunnen aanvullend zijn op de kwaliteitseisen die gemeenten lokaal met betrekking tot het preventieve aanbod (van bijvoorbeeld de welzijnsinstellingen) al hebben vastgesteld. Westerkwartier Onderdeel van de kwaliteit binnen het Functioneel Model Westerkwartier is de borging van de klachtenprocedure, een meldpunt calamiteiten/geweld en de bezwaar en beroepsprocedure. De gemeente wordt op basis van de nieuwe Wmo verplicht in de verordening te bepalen welke eisen zij stelt aan de afhandeling van klachten van een cliënt over gedragingen van een zorgaanbieder. Indien een inwoner zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan de inwoner op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) een klacht indienen bij de gemeente. De gemeente moet zorg dragen voor een behoorlijke behandeling van klachten over gedragingen van personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Het gaat in casu niet om de reguliere bestuursrechtelijke rechtsbescherming van de AWB. Een cliënt, die het niet eens is met een beslissing van de gemeente op zijn aanvraag om ondersteuning, kan daartegen bezwaar (volledige heroverweging door de gemeente) en beroep (bij de rechtbank) aantekenen. Hij kan ingeval van een spoedeisend belang ook een voorlopige voorziening vragen. 3. Kwaliteit binnen de instellingen die zorg leveren Niet iedere aanbieder mag door de gemeenten bekostigde zorg leveren. Contracteren vindt pas plaats als een zorgaanbieder voldoet aan alle toelatingscriteria. Deze toelatingscriteria omvatten vanzelfsprekend de landelijk vastgestelde kwaliteitseisen en de nog door de gemeenten in de regio Groningen op te stellen kwaliteitseisen binnen het functioneel model. Voor 2015 worden deze eisen vastgelegd in het Regionaal Transitie Arrangement Jeugd en het continuïteitsarrangement AWBZ.
35
Toezicht 1. Toezicht Jeugd In het huidige jeugdstelsel is sprake van vijf inspecties in het domein jeugd (Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie van het onderwijs en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Het Rijk heeft het Samenwerkend Toezicht Jeugd opgericht om ervoor te zorgen dat de vijf inspecties elkaar versterken in plaats van overlappen. Met de jeugdwet wordt de Inspectie Jeugdzorg omgevormd tot de Inspectie Jeugd. De Inspectie Jeugd en de Inspectie Gezondheidszorg hebben als taak de kwaliteit van de ondersteuning en hulp in algemene zin te onderzoeken. De inspectie Veiligheid en Justitie heeft een taak bij het toezicht op de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen. Daarnaast voeren de inspecties Jeugd en Gezondheidszorg namens het rijk de wettelijk vastgelegde handhavende taak uit. Deze taak is gekoppeld aan het toezicht op de naleving en heeft betrekking op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Handhaving gaat over maatregelen die de inspectie treft als de kwaliteit van jeugdhulp en veiligheid van een jongere in het geding zijn. 2. Toezicht Wmo De decentralisatie van verantwoordelijkheden van het Rijk naar gemeenten brengt met zich dat de gemeenten integraal verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de uitvoering van de bij Wmo opgedragen taken, de handhaving en het toezicht daarop. Gemeenten zijn niet uitsluitend integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beleid en uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning, maar ook voor het toezicht op de uitvoering en de handhaving. De inkoop van maatwerkvoorzieningen door gemeenten speelt hierbij een cruciale rol. De aanbieders van maatwerkvoorzieningen zijn op grond van het wetsvoorstel verplicht een set kwaliteitsindicatoren en ervaringen van cliënten over te leggen aan het Zorginstituut Nederland. Het Zorginstituut Nederland maakt deze informatie openbaar op zodanige wijze dat vergelijking tussen aanbieders van maatwerkarrangementen mogelijk wordt. Die informatie ondersteunt de gemeenten bij hun inkoop van maatwerkarrangementen. Daarnaast kunnen gemeenten hierbij steunen op de activiteiten van de rijkstoezichthouder, vooral de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) die belast zal worden met het directe toezicht op de aanbieders van de maatschappelijke ondersteuning. Het kader voor dit toezicht vormen de landelijk te ontwikkelen professionele kwaliteitsstandaarden voor de (individuele) maatwerkvoorzieningen. De rijksinspectie rapporteert haar bevindingen gevraagd en ongevraagd aan de gemeentebesturen. Het publieke toezicht van de zijde van gemeenten vormt het sluitstuk van kwaliteitsborgende maatregelen in de wet, het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan. De gemeente is hiervoor eindverantwoordelijk. In navolging van het beoogde integrale toezicht in het kader van de jeugdwet zal ook in het kader van het toezicht op de uitvoering van de Wmo de samenwerking van de betrokken rijksinspecties nader worden uitgewerkt. Hierbij ligt een meer integrale toezichtbenadering door de IGZ, Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) zeer voor de hand. In 2014 zullen gemeenten met de verschillende Inspecties afspraken maken over de wijze waarop de Inspecties en gemeenten met elkaar samenwerken op thema’s als informatieverstrekking, vragen om extra onderzoek naar zorgaanbieders en dergelijke.
7.4 Sturing op resultaat via inkoop De sturing op resultaat via inkoop hangt nauw samen met de inrichting van het financieringssysteem dat wordt gekozen om ondersteuning en hulp in te kopen. Het geven van de juiste financiële prikkels aan zorgaanbieders speelt hierbij een belangrijke rol. Op korte termijn sluiten wij voor wat betreft het overgangsrecht voor cliënten aan bij de gekozen systematiek van de gezamenlijke gemeenten in de provincie Groningen, in de vorm van het Regionaal Transitie Arrangement Jeugd en het continuïteitsarrangement AWBZ, uitgevoerd door het RIGG. Op lange termijn zullen we (in het licht van de transformatie) kijken welke vormen van inkoopsystematiek in het Westerkwartier onze voorkeur heeft. Wij bekijken hierbij dan ook of de
36
wijze van de samenwerkende gemeenten in de provincie Groningen aansluit bij de systematiek die het Westerkwartier voor ogen heeft. De volgende financiële prikkels moeten bij de inrichting van het financieringssysteem en inkoop/contracteren worden meegenomen: � een prikkel tot samenwerking en ontschotting; � een prikkel tot voorkomen van dure, intensieve en langdurige zorg; � stimuleren van innovatie en kanteling (richting aanvullen op eigen kracht); � een prikkel tot volumebeheersing; � een prikkel tot het vinden van een balans tussen ‘ zo licht mogelijk’ en toch ‘zwaar genoeg voor de juiste hulp en veiligheid voor de inwoner’; � een prikkel tot budgetbeheersing.
7.5 Sturing in de uitvoeringsorganisatie De nieuwe Jeugdwet, de nieuwe Wmo en de Participatiewet verplicht gemeenten in een verordening regels vast te stellen over toegang, toewijzing en toekenning van voorzieningen en budgetten. Ook moeten in een verordening o.a. regels worden opgenomen over een eigen bijdrage, de toekenning van een PGB en het kwaliteitsbeleid. De gemeentelijke verordening is daarmee een essentieel document voor de concrete uitwerking van het beleid van een gemeente met betrekking tot ondersteuning van zelfredzaamheid, participatie en hulp en opvang. Om tot een gezamenlijk afwegingskader te komen, willen we komen tot dezelfde criteria voor het Westerkwartier in onze gemeentelijke verordeningen. Met deze synchronisatie van onze verordeningen in het Westerkwartier zorgen we ervoor de dat de wijze waarop wij de ondersteuning en hulp voor onze inwoners regelen op dezelfde manier wordt vormgegeven. Daarnaast willen we uiteenlopende uitvoeringspraktijken en toename van de administratieve lasten met de synchronisatie van de verordeningen in het Westerkwartier voorkomen. Wij gebruiken hiervoor de modelverordeningen die op dit moment door de VNG worden ontwikkeld als uitgangspunt. De werkgroep verordeningen is verantwoordelijk voor het ontwikkelen en (laten) vaststellen van de diverse verordeningen door de colleges en raden van het Westerkwartier voor 1 november 2014. Om tot die gezamenlijke verordeningen te komen zal gebruik worden gemaakt van de modelverordeningen van de VNG. Uit die conceptmodelverordeningen blijkt dat de gemeenteraad op drie verschillende manieren haar invloed op de totstandkoming van de verordeningen kan uitoefenen. � � �
variant A: Raad legt zaken op hoofdlijnen vast en delegeert de uitwerking aan het college; variant B: Raad legt zaken gedetailleerd in de verordening vast; variant C: Raad delegeert de bevoegdheid naar het college.
De meest gebruikelijke wijze van invloed uitoefenen zoals die tot op heden door de gemeenteraad wordt toegepast, is variant A. Daarmee bepaalt de gemeenteraad op hoofdlijnen de inhoud van de verordening, maar laat de nadere invulling daarvan over aan het college. Het voordeel van deze variant is dat niet iedere wijziging opnieuw aan de raad hoeft worden voorgelegd. Alleen wanneer men de hoofdlijnen van de verordening wil veranderen, zal dit opnieuw aan de raad moeten worden voorgelegd. Voor de werkgroep Verordeningen is het noodzakelijk, alvorens zij zich kunnen buigen over de inhoud van de verordeningen, te weten welke vorm van invloed de gemeenteraad op verordeningen wenst te uit te oefenen. Gezien de korte invoeringstermijn heeft de werkgroep de colleges alvast gevraagd te kiezen voor variant A en de werkgroep opdracht gegeven deze variant in de uitvoering verder uit te werken. Dit alles onder voorbehoud van instemming van de gemeenteraden. Automatisering/informatisering De automatiseringsvraag is op dit moment moeilijk te beantwoorden doordat er geen compleet beeld is van de benodigde informatie, de mogelijkheden van de bestaande systemen en de architectuur daarvan. De 37
verschillende domeinen zijn niet vergelijkbaar qua processen, gegevensdefinities, uitwisselingsformaten en informatiesystemen. Ze spreken elkaars taal simpelweg niet, taal die overigens vaak in de wet verankerd ligt. Daarnaast spelen er nog landelijke privacy en organisatorische aspecten bij de uitwisseling van gegevens. Er zal eerst duidelijkheid moeten zijn over het integraal perspectief op het beheer en doorontwikkeling van landelijke standaarden en voorzieningen, alvorens we over kunnen gaan tot het realiseren/inrichten van de informatievoorziening en automatisering. We kiezen er voor om op termijn tot één gestandaardiseerde uitwisseling te komen tussen de verschillende betrokken partijen in het Sociaal Domein. Duidelijk is dat de automatisering van de informatievoorziening volgend moet zijn op de wijze waarop we de sociale infrastructuur (volgens het Functioneel Model Westerkwartier) inrichten en faciliterend moet zijn voor de betrokkenen en de privacy van onze inwoners moet waarborgen.
38
Hoofdstuk 8: En nu verder! 8.1. Uitwerking en implementatie Het vaststellen van de uitgangspuntennota is de volgende stap in de verdere implementatie van de transities in het Sociale Domein Westerkwartier. De uitwerking hiervan is gezien de tijd al volop bezig in bestaande, dan wel nieuw geformeerde werkgroepen in het Westerkwartier. De vastgestelde uitgangspunten geven de (reeds gestarte) werkgroepen richting om de daadwerkelijke inrichting op inhoud en uitvoering verder vorm te geven. De uitwerking voor het Westerkwartier vindt plaats in 11 verschillende werkgroepen. Deze werkgroepen zijn bemand met verschillende (beleids)ambtenaren uit de gemeenten in het Westerkwartier. In elke werkgroep is een lid van het programmateam vertegenwoordigd. Het gaat om de volgende werkgroepen in willekeurig volgorde: Werkgroep 1: Verordening Werkgroep 7: Cliëntenondersteuning Werkgroep 2: Communicatie Werkgroep 8: Bedrijfsvoering Werkgroep 3: Financiën Werkgroep 9: Hulp bij het Huishouden Werkgroep 4: Inkoop en aanbesteding Werkgroep 10: Doelgroep analyse Werkgroep 5: Functioneel Model Westerkwartier Werkgroep 11: PGB Werkgroep 6: Doelgroepenvervoer Elke werkgroep heeft aan de hand van een uniform format inmiddels een opdracht, de te behalen resultaten en op te leveren producten geformuleerd gekregen. De opdrachten die voortvloeien uit de verschillende werkgroepen, zullen gedurende het hele jaar worden uitgevoerd en de conceptuitwerkingen zullen aan de vier colleges en gemeenteraden worden voorgelegd.
8.2. Besluitvormingsproces uitgangspuntennota Hieronder geven wij een schematische weergave van de besluitvormingsmomenten voor de uitgangspuntennota. Wat
Wanneer
Ambtelijke bespreking uitgangspuntennota
1 mei 2014
Versturen uitgangspuntennota naar Wmo-adviesraden Westerkwartier
6 mei 2014
Versturen uitgangspuntennota naar POW en betrokken afdelingshoofden Westerkwartier
6 mei 2014
Bespreking uitgangspuntennota gezamenlijke Wmo-adviesraden Westerkwartier
15 mei 2014
Behandeling uitgangspuntennota in colleges Westerkwartier
27 mei 2014
Behandeling uitgangspuntennota in ‘technisch beraad’ gemeenteraden Westerkwartier
5 juni 2014
Behandeling uitgangspuntennota in commissies en vaststelling in gemeenteraden Westerkwartier
Juni/ juli 2014
39
8.3. Planning Onderstaande tijdsplanning geeft op hoofdlijnen weer op welke momenten er besluitvorming plaats vindt op een aantal onderdelen. MEI
JUNI
JULI
Uitgangspuntennota Transformatie Sociaal Domein
2014 2014 2014 Uitgangspuntennota Uitgangspuntennota Publiceren vastgesteld door vastgesteld door uitgangspuntennota colleges gemeenteraden
Verordening Sociaal Domein Westerkwartier
Beleidsplan Sociaal Domein Westerkwartier
Uitvoering
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
AUGUSTUS
SEPTEMBER
OKTOBER
NOVEMBER
DECEMBER
2014
2014
2014
2014
2014
Betrekken Wmo adviesraden
Verordeningen vastgesteld door college Verordeningen opiniërend besproken in gemeenteraden
Verordeningen Publiceren besluitvormend verordeningen in gemeenteraden
Beleidsplan Publiceren besluitvormend beleidsplan in gemeenteraden
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Beleidsplan vastgesteld door colleges Beleidsplan opiniërend besproken in gemeenteraden Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
Uitwerking en implementatie verschillende werkgroepen
40
Inkoop en contracteren
Inkoop en contracteren
Inkoop en contracteren
Inkoop en contracteren
Inkoop en contracteren
Inkoop en contracteren
Werkprocessen inrichten
Werkprocessen inrichten
Werkprocessen Werkprocessen inrichten inrichten
Werkprocessen inrichten
Administratieve organisatie inrichten
Administratieve organisatie inrichten
Administratieve Administratieve Administratieve organisatie organisatie organisatie inrichten inrichten inrichten
Communicatie
Communicatie
Communicatie
Communicatie
Communicatie
Communicatie
Communicatie Communicatie
41
Bijlage 1
Communicatie
Communicatie is een belangrijk onderdeel in het transitieproces. Wij willen graag in gesprek komen én blijven met onze (gemeente)besturen, instellingen en cliënten die gebruik maken van ondersteuning en hulp. Immers, de ervaring van onze inwoners en de professionals zijn van grote waarde voor de inrichting van de transities. De Wmoadviesraden en het platform gehandicapten vervullen daarom in de verdere uitwerking een grote rol. Ook van instellingen vragen wij om (over de grenzen van de eigen instelling heen) mee te denken over de transities en de hervorming van het sociale domein. Vanzelfsprekend zullen de gemeenteraden, de colleges van B&W in het Westerkwartier, de verschillende adviesraden en externe organisaties periodiek worden geïnformeerd over de ontwikkelingen in het sociaal domein. In de communicatie rondom de transities in het sociale domein zijn drie veranderingen te onderscheiden: 1. De harde verandering (intern en extern) Het gaat bij deze verandering om de overdracht van wettelijke taken, de verantwoordelijkheid op een andere plaats en de ontwikkeling van de nieuwe structuur om het werk te kunnen uitvoeren. Dit vraagt om herhaaldelijke vormen van communicatie op procesniveau. 2. Zachte verandering (intern en extern) Het gaat bij deze verandering om een cultuuromslag die nodig is voor het succes van het veranderingsproces (de transformatie). Het gaat over het realiseren van een nieuwe cultuur, een nieuwe manier van denken en handelen. Cultuuromslag is niet op korte termijn te realiseren, dit kost tijd en structurele inzet van communicatie én dialoog en draagvlak, waarbij betrokkenen worden meegenomen in de verandering. 3. De persoonlijke verandering (extern) Het gaat bij deze verandering om (kwetsbare) inwoners waarbij mogelijkerwijs wijzigingen gaan plaatsvinden op de inhoud, frequentie en/of duur van de zorg of ondersteuning waar zij nu van rechtswege recht op hebben. Dit vraagt om vorm van communicatie op persoonlijk niveau. Bovenstaande drie veranderingen moeten op verschillende niveaus in het Westerkwartier worden verankerd in onze communicatieuitingen. In onze communicatiestrategie in het Westerkwartier gaan we uit van onderstaand schema.
42
Toelichting 1. o o o
Overkoepelende communicatie vanuit het programma decentralisaties Inhoud: overkoepelende informatievoorziening op hoofdlijnen; Vorm van communicatie: intern en extern; Thema: de harde verandering en de zachte verandering.
2. o o o
Communicatie vanuit de drie verschillende decentralisaties Inhoud: inhoudelijke informatie over de verschillende decentralisaties; Vorm van communicatie: intern en extern; Thema: harde verandering, zachte verandering, persoonlijke verandering.
3. o o o
Communicatie vanuit deelprojecten van een van de decentralisaties Inhoud: communicatie over verschillende deelprojecten binnen een decentralisatie; Vorm van communicatie: intern en extern; Thema: harde verandering, zachte verandering, persoonlijke verandering.
Heldere, herhaaldelijke communicatie voor alle betrokkenen is ons uitgangspunt. Onze communicatiedoelstellingen hierbij zijn: �� Alle betrokkenen (inwoners, zorgprofessionals, instellingen, bedrijven en cliëntenvertegen woordigers) zijn herhaaldelijk geïnformeerd over de toekomstige veranderingen in het sociale domein, de verschillende transities en de stappen die in dit proces worden gezet; �� De betrokken cliënten (inwoners met een zorg of ondersteuningsvraag en/of bestaande indicatie) zijn geïnformeerd en weten wat de nieuwe situatie voor hen persoonlijk betekent; �� Alle lagen van onze interne organisatie (het ambtelijk apparaat, de colleges en gemeenteraden in het Westerkwartier) zijn op de hoogte van het transitieproces. De bij de transitie betrokken medewerkers, bestuurders en raad weten wat hun rol is in het proces. Bij de invulling van het communicatieplan zullen wij onderstaande vragen minimaal moeten beantwoorden: � Hoe zorgen we ervoor dat de inhoud van de veranderingen aankomt bij alle betrokkenen? � Hoe en op welke manier bereiken wij onze inwoners het beste? � Kunnen de verschillende doelgroepen de tekst en boodschap goed lezen en begrijpen? � Zijn onze beleidsplannen en uitvoeringsplannen digitaal toegankelijk? � Waar kunnen betrokkenen terecht met vragen en opmerkingen? De wijze waarop zal in een apart communicatieplan in samenwerking met de communicatieadviseurs verder worden uitgewerkt.
43
Bijlage 2 AMK AWBZ Begeleiding
BJZ
CAK
CIZ
CJG
Dagbesteding
Eigen kracht
Gesloten jeugdhulp Jeugdhulp
Ggz Ioaw Jeugdggz
Jeugdbescherming
Verklarende woordenlijst Advies &meldpunt kindermishandeling. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Wettelijke verzekering voor langdurige en onverzekerbare nietgeneeskundige zorg. Het geven van (beroepsmatige) ondersteuning op het terrein van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken, zoals huishouden en administratie, gericht op het bevorderen, behouden of vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een beperking. Bureau Jeugdzorg. Centrale ingang (in de huidige situatie) voor de provinciaal geïndiceerde jeugdzorg, de jeugdggz en de jeugdvg. Bureau Jeugdzorg voert daarnaast de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit en omvat het AMK en de kindertelefoon. Centraal Administratie Kantoor Eén van de kerntaken is het berekenen en innen van de eigen bijdragen voor zorg vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wmo. Daarnaast is het verantwoordelijk voor de financiering van AWBZinstellingen en voor de uitbetaling van de Compensatie eigen risico (Cer) en de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Centrum Indicatiestelling Zorg. landelijke organisatie die verantwoordelijk is voor de indicatiestelling (vaststellen van recht op zorg) voor alle zorg die betaald wordt uit de AWBZ. Centrum Jeugd en Gezin. Centrum voor informatie en advies, hulp en ondersteuning voor alle ouders en opvoeders die vragen hebben over de opvoeding, het opgroeien of de gezondheid van het kind. Dagbesteding (ook wel begeleiding groep vanuit de AWBZ). Een voorziening voor mensen met een beperking. Biedt voorzieningen op het gebied van ontmoeten, sociale en educatieve activiteiten. Biedt voorzieningen met een arbeidsmatig karakter (leveren van producten of diensten). Biedt voorzieningen die gekoppeld zijn aan behandeling. Gaat over zelf kunnen. Inwoners hebben het vermogen en het recht om zelf oplossingen voor hun vragen of problemen te bedenken. Eigen kracht verwijst naar het vermogen van burgers om zelf of samen oplossingen te bedenken voor hun eigen problemen en deze (deels) ook zelf uit te voeren. Opname, verblijf en jeugdhulp in een gesloten accommodatie op basis van een machtiging afgegeven door de kinderrechter. Ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van ouders of adoptie gerelateerde problemen. Geestelijke gezondheidszorg. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. De jeugdggz biedt hulp aan kinderen en jongeren met psychiatrische of psychosociale klachten die zo ernstig zijn dat zij hierdoor in hun ontwikkeling worden belemmerd en/of bedreigd. De jeugdggz valt momenteel onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Als een opname in een ggzinstelling langer dan een jaar duurt, valt deze zorg onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De jeugdbescherming voert door de kinderrechter opgelegde maatregelen uit ter bescherming van kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het 44
Jeugdreclassering
Maatschappelijke opvang MDO Participatiewet
Passend Onderwijs
Persoonlijke verzorging PGB
Pleegzorg
POW Regionaal werkbedrijf RIGG SHG SHV SVB Wajong Wao Wia Wmo Wlz Wsnp Wsw Wtcg Ww Wwb Zvw ZIN
opleggen daarvan betekent dat wordt ingegrepen in het privéleven van jeugdigen en diens ouders. De jeugdreclassering voert strafrechtelijke beslissingen uit in de vorm van toezicht en begeleiding. Het doel van begeleiding door de jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en/of het realiseren van een gedragsverandering bij de betrokken jongere, teneinde participatie en integratie van de jongere in de samenleving te bevorderen. Het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die door een of meer problemen, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Multi Disciplinair Overleg Wie kan werken, hoort niet afhankelijk te zijn van een uitkering. Toch kunnen mensen met een bijstandsuitkering of met een lichamelijke, verstandelijke beperking vaak mar moeilijk werk krijgen. De participatiewet biedt deze mensen de ondersteuning die nodig is. In deze wet wordt de Wet Werk en Bijstand (WWB), de wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong (jonggehandicapten) samen. Op 1 augustus 2014 gaat de wet Passend Onderwijs in en wordt het onderwijs verplicht om, binnen de scholen van het samenwerkingsverband, ieder kind een passende onderwijsplek te bieden. De samenwerkingsverbanden voor het basis en voortgezet onderwijs hebben hiertoe ondersteuningsplannen opgesteld, en die met de gemeenten besproken. Het ondersteunen bij, het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij het eten en drinken of bij toiletgebruik. Persoonsgebonden budget. Een geldbedrag dat mensen krijgen om binnen bepaalde regels ondersteuning en zorg zelf te kopen en te organiseren. Cliënten moeten zelf hun administratie bijhouden en deze verantwoorden. Vorm van jeugdzorg waarbij een kind tijdelijk wordt opgenomen in een pleeggezin en waarbij het pleegkind, de pleegouders en de eigen ouders worden begeleid door de instelling van pleegzorg. Portefeuillehouders Overleg Welzijn Het regionaal werkbedrijf is er om mensen naar regulier werk te bemiddelen, waar nodig met ondersteuning. Het werkbedrijf richt zich daarnaast in haar dienstverlening naar de werkgevers in de regio. Regionaal Inkoopbureau Groninger Gemeenten Steunpunt Huiselijk Geweld. Schuldhulpverlening. Sociale Verzekerings Bank. Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Wet maatschappelijke ondersteuning. Wet langdurige zorg. Wet schuldsanering natuurlijke personen. Wet sociale werkvoorziening. Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten. Werkloosheidswet. Wet werk en bijstand. Zorgverzekeringswet. Zorg in Natura
45