BELEIDSREGELS FORFAITAIRE TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN ZORG 2015 Vanaf 1 januari 2015 kan bij het college van Venlo een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming in de meerkosten worden ingediend voor zover deze betrekking heeft op meerkosten gemaakt in het kalenderjaar 2014. Deze forfaitaire tegemoetkoming in de meerkosten kent een specifieke doelgroep, die gekenmerkt wordt door langdurige beperkingen of ziekte en een laag inkomen. Om vast te stellen wie voor deze tegemoetkoming in aanmerking komt, is er een specifieke regeling opgesteld die hieronder is opgenomen. De regeling wordt uitgevoerd door SLW die ook de inkomenstoets doet, en luidt als volgt. Artikel 1 Begripsomschrijving en algemene bepalingen Als je alle begrippen wilt handhaven dan graag in chronologische volgorde opnemen, 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: - belanghebbende: de belanghebbende, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, met een chronische lichamelijke of psychische beperking en die in verband daarmee aannemelijke meerkosten heeft en die woonplaats heeft in de gemeente Venlo - chronisch: onomkeerbare aandoening of beperking van de belanghebbende zonder uitzicht op volledig herstel; - Meerkosten: de directe en indirecte extra kosten van de belanghebbende als gevolg van een chronische ziekte of chronische beperking die niet op grond van een voorliggende voorziening of op andere wijze worden vergoed; - Tegemoetkoming: een forfaitaire bijdrage in de meerkosten; - Woonplaats: de woonplaats als bedoeld in artikel 10, eerste lid en artikel 11 Boek 1 van het Burgerlijk wetboek. - Voorliggende voorziening: elke financiële tegemoetkoming op grond van een andere wettelijke bepaling waarop de belanghebbende aanspraak kan maken voor het geheel of gedeeltelijk voldoen van zijn meerkosten; - Bescheiden vermogen: Het vermogen dat de grenzen zoals genoemd in artikel 34 Participatiewet niet te boven gaat. - Laag inkomen (onder pensioengerechtigde leeftijd): Een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand of een ander fiscaal (gezins-)inkomen dat minder dan of gelijk is aan 120% van de afhankelijk van de op de gezinssituatie van toepassing zijnde maximale bruto IOAW norm, of meer dan 120% van die norm, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling bij de Gemeentelijke Kredietbank of een schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. - Laag inkomen (boven pensioengerechtigde leeftijd): Een pensioen of ander fiscaal (gezins-) inkomen dat minder dan of gelijk is aan 120% van de op de gezinssituatie van toepassing zijnde maximale bruto AOW norm, of meer dan 120% van die norm, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast op grond van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. - Peildatum: 31 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. 2. Alle begrippen die niet nader in deze beleidsregels zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015, in de wet WMO of de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2 Tegemoetkoming meerkosten Het college verstrekt eenmaal per kalenderjaar een tegemoetkoming in de aannemelijke meerkosten aan de belanghebbende met een laag inkomen en niet meer dan een bescheiden vermogen en als woonplaats de gemeente Venlo heeft, op aanvraag een tegemoetkoming, waarbij voor de toekenning het laag inkomen en bescheiden vermogen in aanmerking wordt genomen zoals dat voor aanvragers gold op de peildatum. Artikel 3 Aanvraag tegemoetkoming 1. De aanvraag van een belanghebbende wordt schriftelijk ingediend. 2. De aanvraag van een belanghebbende kan alleen betrekking hebben op de meerkosten in het
direct aan de aanvraag voorafgaande kalenderjaar. Artikel 4 Aannemelijke soorten meerkosten De meerkosten van een belanghebbende zijn aannemelijk en komen voor tegemoetkoming in aanmerking indien deze bestaan in het direct aan de aanvraag voorafgaande kalenderjaar en betrekking hebben op de volgende: directe meerkosten: a. het verplicht eigen risico b. eigen bijdragen voor medicijnen of zelfzorg medicijnen; indirecte meerkosten: c. alarmeringssystemen; d. beddengoed; e. bezorgkosten van boodschappen; f. dieet op medisch advies; g. energiekosten; h. hulpmiddelen in het dagelijkse huishouden; i. kant en klaar maaltijden; j. kledingslijtage; k. pedicure of manicure op medisch advies; l. reiskosten; m. waskosten. Artikel 5 Afwijkende inkomenstoets Indien reeds een inkomenstoets in het kader van een gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld op grond van het armoedebeleid, en daarbij is vastgesteld dat het laag inkomen niet hoger is dan het relevante toets-bedrag, kan het college besluiten dat het inkomen niet opnieuw wordt getoetst. Artikel 6 Weigeringsgronden 1. Een tegemoetkoming wordt geweigerd indien en voor zover de belanghebbende aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. 2. Een tegemoetkoming wordt in ieder geval geweigerd indien en voor zover de belanghebbende aanspraak kan maken op gehele of gedeeltelijke fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Artikel 7 Hoogte tegemoetkoming 1. De tegemoetkoming in de meerkosten aan de belanghebbende bedraagt € 90,00 per kalenderjaar. 2. Het college kan in het besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning nadere regels vastleggen over een jaarlijkse indexering van de tegemoetkoming per 1 januari, waarbij 2015 als basisjaar geldt. Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2015. 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en beperkten 2015.
Toelichting Beleidsregels forfaitaire tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken Algemeen Leven met een beperking of chronische ziekte brengt vaak extra zorgkosten met zich mee, meerkosten genoemd, die in aard en omvang kunnen verschillen. Tot 1 januari 2015 verstrekte het rijk tegemoetkomingen om de meerkosten te compenseren. Dat gebeurde door een vergoeding vanuit Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en/of de Compensatieregeling Eigen Risico (CER). ), een korting op de eigen bijdrage bij intramurale zorg en korting op de eigen bijdrage extramurale zorg kregen. Deze rijksvergoedingen of kortingen zijn wettelijk beëindigd op 3 juni 2013. Met ingang van 2015 heeft de gemeente extra middelen toegevoegd gekregen aan het WMObudget. om vervangende maatregelen te kunnen treffen die het wegvallen verzachten. Voor 2015 is voorgesteld in de verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning 2015 en het beleidsplan 3D ‘ Een Bijzondere Tijd’ om inwoners met een beperking of chronische ziekte de meerkosten voor zorg te compenseren via een aparte aanvullende ziektekostenverzekering. Omdat dit niet tijdig is gerealiseerd wordt voor 2015 een speciale maatregel getroffen, te weten een forfaitaire tegemoetkoming die onder bepaalde voorwaarden wordt verstrekt aan inwoners met een laag inkomen en meerkosten voor zorg. In de Wet maatschappelijke ondersteuning staat in artikel 2.1.7 dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 is onder artikel 4.7 een dergelijke bepaling toegevoegd. Daarbij is bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen in het besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning of beleidsregels. In deze Beleidsregels is het voorgaande verder uitgewerkt in eigen gemeentelijke wetgeving. Artikelsgewijs Artikel 1 lid 1 Begripsomschrijving en algemene bepalingen Begrippen in deze beleidsregels sluiten zoveel mogelijk aan bij de bekende begrippen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) , de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht. Voor een aantal specifieke begrippen die niet hierin niet zijn omschreven, is een eigen of aanvullende definitie gegeven. belanghebbende: voor dit begrip is het belanghebbende begrip van artikel 1:2 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht van belang. In dit geval is de definitie nader bepaald en toegespitst voor deze wettelijke bepalingen op basis van artikel 2.1.7 van de Wmo 2015. chronisch: deze begripsomschrijving is mede gebaseerd op de beschrijving in het Nationaal Kompas Volksgezondheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (versie 4.16, 5 juni 2014): “ irreversibele aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. Een chronische ziekte onderscheidt zich verder door een langdurig beroep op de zorg.” Naar de aard van de ziekte en het ziekteverloop kunnen vier typen chronische ziekten onderscheiden worden volgens het Nationaal Kompas: - levensbedreigende ziekten als kanker en beroerte; - aandoeningen die tot periodiek terugkerende klachten leiden, zoals astma en epilepsie; - aandoeningen die progressief verslechteren en invaliderend van aard zijn, zoals reumatoïde artritis en chronisch hartfalen; - Chronische psychische stoornissen. Voor kinderen tot 18 jaar is er een specifieke definitie van chronische ziekten opgesteld door het RIVM en wordt een ziekte beschouwd als chronisch als: - de diagnose gebaseerd is op medisch wetenschappelijke kennis en gesteld kan worden met reproduceerbare en valide methoden of met instrumenten die voldoen aan professionele standaarden;
- de ziekte (nog) niet te genezen is of - voor psychische stoornissen - niet behandelbaar is; - de ziekte langer duurt dan drie maanden, of vaker dan drie keer voorgekomen is in het afgelopen jaar en vermoedelijk weer zal voorkomen. meerkosten: het gaat hierbij niet om alle kosten maar om de extra kosten die boven de gewone kosten uitkomen in relatie tot de chronische aandoening. Bovendien gaat het om kosten die niet door een andere instantie of op andere wijze worden vergoed of restkosten die niet worden vergoed. Het gaat niet alleen om directe ziekte- of zorgkosten, maar ook om indirecte extra kosten die een gevolg zijn en samenhangen met de chronische aandoening. Als uitgangspunt voor de gewone kosten kunnen de Nibud-normen (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) gelden. Tegemoetkoming: uitgangspunt is om een forfaitair bedrag als tegemoetkoming te verstrekken. Om die reden is gekozen voor een forfaitair of vast bedrag. Dit bedrag kan wel jaarlijks worden geïndexeerd op basis van landelijk vastgestelde indexeringsgegevens. Voorliggende voorziening: als er een volledige financiële vergoeding bestaat in de meerkosten op basis van een andere wettelijke regeling is het niet mogelijk voor dezelfde kosten nogmaals een tegemoetkoming toe te kennen. Bestaat een gedeeltelijke aanspraak op een financiële vergoeding in de meerkosten, dan kan voor het restant een tegemoetkoming worden toegekend, mits is voldaan aan de gestelde voorwaarden. Bescheiden vermogen: Het vermogen dat de grenzen zoals genoemd in artikel 34 Participatiewet niet te boven gaat. Per in januari 2015 is de vermogensgrens voor een alleenstaande € 5.895; voor een alleenstaande ouder € 11.790 voor de gehuwden tezamen: € 11.790 . Artikel 1 lid 2 Om zoveel mogelijk eenheid te krijgen in de gebruikte begrippen, is aansluiting gezocht en gebruik gemaakt van de bekende begripsomschrijvingen in andere en verwante wet- en regelgeving. Waar nodig zijn eigen (aanvullende) begripsomschrijvingen gegeven. Artikel 2 Tegemoetkoming meerkosten Om aansluiting te houden met de eerdere landelijke wettelijke regeling wordt de gemeentelijke tegemoetkoming eenmaal per kalenderjaar toegekend. Daardoor kan het verzoek, in beginsel ook eenmaal per jaar worden gedaan. Het betreft een beoordeling voor een toekenning over de meerkosten die zijn gemaakt over het voorafgaande kalenderjaar. Deze bepaling gaat ervan uit dat wanneer er sprake is van een chronische ziekte of beperking het ook aannemelijk is dát er sprake is van meerkosten. De hoogte van deze meerkosten hoeft de aanvrager dan ook niet meer specifiek aan te tonen. Artikel 3 lid 1 Aanvraag voor tegemoetkoming Het grote verschil is dat financiële tegemoetkoming niet meer automatisch wordt verstrekt, zoals dat bij de landelijke algemene tegemoetkoming wel gebeurde, maar bij het college een aanvraag moet worden ingediend. De aanvraag dient schriftelijk te worden gedaan. Dit is volgens de Algemene wet bestuursrecht gebruikelijk voor een aanvraag die is gericht aan de overheid. Hiervoor kan wel bijvoorbeeld een aanvraagformulier beschikbaar worden gesteld door het college. Artikel 3 lid 2 De tegemoetkoming is als jaarlijkse uitkering per kalenderjaar verstrekt in voorgaande jaren en had wat betreft de Wtcg betrekking op het voorafgaande kalenderjaar. Hierop is in dit artikel aangesloten door de verstrekking - op aanvraag - eenmaal per kalenderjaar mogelijk te maken. Dit sluit ook aan bij de voorwaarde om naar de meerkosten over een kalenderjaar te kijken en om de regeling duidelijk te houden. De aanvraag betreft de meerkosten die direct in het kalenderjaar voorafgaande aan de aanvraag zijn gemaakt. Artikel 4 Aannemelijke soorten meerkosten Bij artikel 2 is al opgemerkt dat wanneer er sprake is van een chronische ziekte of chronische beperking het aannemelijk is dát er sprake is van meerkosten. De hoogte van deze meerkosten hoeft de aanvrager dan niet meer specifiek aan te tonen.
Van de andere kant zijn niet álle denkbare extra kosten voor personen met chronische ziekten of chronische beperkingen daarmee in verband te brengen. In dit artikel is uitgegaan van de meest voorkomende specifieke extra kosten met betrekking tot een bepaalde chronische ziekte of chronische beperking. Met ander woorden, is in dit artikel opgenomen van welke kostensoorten wordt aangenomen dat deze direct of indirect extra kosten opleveren voor personen met een chronische ziekte of met een chronische beperking en waarvoor de tegemoetkoming is open gesteld. Mochten bepaalde meerkosten onverantwoord hoog zijn in relatie tot de hoogte van het (gezins-) inkomen of sprake zijn van meerkosten die niet genoemd worden in dit artikel, dan resteert als vangnet de (inkomensafhankelijke) bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Hierdoor bestaat een redelijk evenwichtige balans tussen primair een tegemoetkoming die met name de chronische ziekte of chronische beperking primair voor ogen heeft en secundair verantwoordelijkheid onderkent voor bijvoorbeeld sociale minima die, gegeven hun specifieke individuele bijzondere omstandigheden, een beroep moeten kunnen doen op de bijzondere bijstand. Artikel 5 Afwijkende inkomenstoets Indien reeds een inkomenstoets in het kader van een gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld op grond van het armoedebeleid, en daarbij is vastgesteld dat het laag inkomen niet hoger is dan het relevante toets-bedrag, kan het college besluiten dat het inkomen niet opnieuw wordt getoetst.
Artikel 6 lid 1 Weigeringsgronden Als een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in de financiële meerkosten op basis van een andere voorziening is ontvangen of aanspraak daarop bestaat, dan is het begrijpelijk dat voor diezelfde kosten niet nogmaals een (volledige) tegemoetkoming wordt verstrekt. Als slechts voor een gedeelte van de meerkosten aanspraak gemaakt kan worden op een financiële tegemoetkoming of vergoeding dan is het voor belanghebbende mogelijk een aanvraag voor forfaitaire tegemoetkoming in te dienen, maximaal voor zover nog meerkosten resteren. Artikel 6 lid 2 Weigeringsgronden Aangezien de fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten bij de belastingdienst niet is afgeschaft, kan ook hier sprake zijn van een voorliggende voorziening. Indien slechts een gedeelte van de meerkosten via de fiscale aftrek is gedekt, bestaat hiervoor dezelfde regeling als in het eerste lid. Artikel 7 lid 1 en lid 2 Hoogte tegemoetkoming Het uitgangspunt is om een budgettair neutrale en forfaitaire (vast bedrag) financiële tegemoetkoming te verstrekken. In dit geval is het totale (structurele) budget voor de gemeente Venlo bekend is, maar niet het totaal aantal personen dat een beroep kan doen op deze gemeentelijke regeling. Dat komt omdat de gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) gaat over inwoners die een ongerichte (automatische) toekenning kregen op basis van declaraties geen betrouwbaar beeld geeft. Daar komt bij dat niet alle personen die via het CAK een vergoeding ontvingen, toestemming hebben gegeven voor gegevensuitwisseling met de gemeente. Uitgaande van budgetneutraliteit en onbekend aantal inwoners dat een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen, is maximaal een tegemoetkoming van € 124,00 beschikbaar, inclusief uitvoeringskosten. Om een tegemoetkoming op een acceptabel niveau te kunnen bieden, is het zaak om de uitvoeringskosten zo beperkt mogelijk te houden, door een eenvoudige, snelle en begrijpelijke regeling te hanteren. Dat is ook uitgangspunt voor deze beleidsregels. Rekening houden met het bovenstaande kan de tegemoetkoming vooralsnog redelijkerwijs bepaald worden op € 90,- per persoon per kalenderjaar (2015). Mocht na evaluatie blijken dat het aantal personen dat op deze tegemoetkoming een beroep heeft gedaan (veel) lager is dan verwacht, dan zou voor het kalenderjaar 2015 een andere keuze kunnen worden gemaakt. In het (financieel) besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning wordt de hoogte van de tegemoetkoming nader bepaald, naast een aantal andere bedragen in de gemeentelijke wet- en regelgeving die samenhangen met de Wmo 2015 en aanverwante
regelingen. Artikel 6 lid 2 In dit artikellid is bepaald dat in het besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning nadere regels vastgesteld kunnen worden, bijvoorbeeld over een jaarlijkse indexering van de hoogte van de tegemoetkoming meerkosten. Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel In dit artikel wordt terugwerkende kracht verleend voor het in werking treden van de gemeentelijke wetgeving met ingang van 1 januari 2015 op grond van de aangenomen wet. De achtergrond hiervan is dat de (oude) regeling over het kalenderjaar 2013 nog landelijk door het CAK is uitgevoerd en door het CAK in 2014 automatisch wordt uitbetaald. De Compensatieregeling Eigen Risico (CER) is beëindigd per 1 januari 2014 en hierin is in het overgangsjaar 2014 in individuele gevallen voorzien via de weg van de bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. In feite wordt de afschaffing van beide regelingen (CER en Wtcg) door deze regeling samengevoegd per 1 januari 2015. Vanaf 1 januari 2015 kan bij het college van deze gemeente een aanvraag om een financiële tegemoetkoming in de meerkosten worden ingediend voor zover deze betrekking heeft op meerkosten gemaakt in het kalenderjaar 2014.