BELEIDSNOTITIE PLAATSEN KLEINE WINDTURBINES.
Toetsingskaders kleine windturbines (kwt). Eén van de mogelijkheden om duurzame energie op te wekken is het plaatsen van kleine winturbines. Deze technologie maakt het mogelijk om duurzame energie in de bebouwde omgeving op te wekken. Windturbines zijn bouwvergunningplichtige bouwwerken. Op dit moment zijn er geen toetsingkaders waaraan het plaatsen van een windturbine moet voldoen. Omdat het plaatsen van windturbines onder voorwaarden mogelijk moet zijn, is gekozen voor deze beleidsnotitie. Landelijke regelgeving. Woningwet. Een windturbine is een bouwwerk. Zij worden gerekend tot de categorie ‘overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde’. Op grond van de Woningwet is voor de realisering van een bouwwerk een vergunning vereist. Een uitzondering hierop vormen de zogenaamde vergunningvrije bouwwerken, die zijn opgenomen in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Windturbines zijn hierin niet opgenomen en zijn daardoor bouwvergunningplichtig. Wet ruimtelijke ordening. Op 1 juli 2008 is de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op lokaal niveau is het bestemmingsplan het belangrijkste ruimtelijk ordeningsinstrument. Daarnaast moet een verzoek dat niet past in het bestemmingsplan worden gezien als een verzoek om ontheffing van het bestemmingsplan. Artikel 3.23 Wro juncto artikel 4.1.1 Bro biedt een ontheffingsmogelijkheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 en een hoogte van niet meer dan 10 meter. Conclusie van het vorenstaande is dat waar het bestemmingsplan geen mogelijkheid biedt voor het plaatsen van een windturbine (bij recht of via een binnenplanse vrijstelling) een afweging moet worden gemaakt of artikel 4.1.1 Bro (tot 10 meter) wordt toegepast of dat er een projectbesluit of een herziening van het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Wet Milieubeheer. Het oprichten en in werking hebben van een windturbine valt normaal gesproken onder de werkingsfeer van het Activiteitenbesluit en is op basis hiervan meldingsplichtig. Daarnaast worden hieraan regels gesteld. Zo is de vuistregel dat de afstand tussen een afzonderlijke windturbine en de dichtstbijzijnde woning of andere geluidgevoelige bestemming ten minste 4 maal de ashoogte bedragen (de ashoogte is de afstand van het plaatselijke plaatselijk maaiveld tot de horizontale draaias).
geluid
Voor de geluidsnormen wordt, om de hinder voor omwonenden zo veel als mogelijk te beperken, aansluiting gezocht bij de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Het totale geluidniveau wat een inrichting maximaal mag produceren op de gevel van omwonenden en andere geluidgevoelige objecten vanuit het Activiteitenbesluit is: 1. 50dB(A) voor de dag (07.00 uur – 19.00 uur) 2. 45 dB(A) voor de avond (19.00 uur – 23.00 uur) 3. 40 dB(A) voor de nacht (23.00 uur – 07.00 uur)
Slagschaduw
Doordat kwt’s slagschaduw kunnen veroorzaken is besloten om de afstand tussen de kwt en de meest nabijgelegen gevoelige bestemming minimaal 4 maal de ashoogte moet bedragen. Provinciaal beleid. De omgevingsverordening van de provincie vermeld in artikel 4.13 dat een bestemmingsplan niet voorziet in de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer. De reden van deze bepaling is dat het plaatsen van turbines met een hoogte van 15 meter of meer negatieve gevolgen heeft voor het landschap. Tot 15 meter is er geen provinciaal belang en heeft de gemeente beleidsvrijheid. Lokale regelgeving. Bestemmingsplan. Zoals al gemeld is in navolging van het provinciaal beleid er voor gekozen om binnen het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied van Zuidhorn binnen het agrarisch bouwblok windturbines toe te staan met een ashoogte van 15 meter (aansluiting omgevingsverordening provincie Groningen). In andere bestemmingsplannen komt het expliciet plaatsen van windturbines niet voor. Redelijke eisen van welstand. Niet voorbij kan worden gegaan aan het feit dat de invloed van masten, windturbines en soortgelijke bouwwerken op de omgeving in de regel aanzienlijk is. Ook kleine windmolens kunnen, afhankelijk van grootte en vormgeving, met name in bebouwde omgeving zorgen voor - naast geluidoverlast en slagschaduwhinder – visuele hinder. In de welstandsnota van de gemeente Zuidhorn zijn ten aanzien van het plaatsen van windturbines geen criteria opgenomen. Ten aanzien van de welstandsaspecten wordt gekozen voor de volgende benadering:
1. Plaatsing van windturbines dient beperkt te blijven tot het buitengebied. Op vrijstaande erven, in dorpskernen, aan randen van beschermde dorpsgezichten of meer compacte bebouwing ontstaat te snel een storend beeld; 2. de gekozen positie dient zich achter de hoofdbebouwing te bevinden. Dit omdat het bouwwerk anders op een dominante wijze het beeld gaat bepalen. Voorkeur verdient plaatsing achter op het erf of op geruime afstand van de achtergevelrooilijn van de hoofdbebouwing; 3. de gekozen positie dient op een logische wijze verankerd te zijn aan de kavel of het erf. Het dient de bestaande bebouwing- en erfstructuur te ondersteunen. Te denken valt hierbij aan plaatsing in de lijn met de bestaande bebouwing, in het hart van bestaande bebouwing of op hoekpunten van kavels; 4. ten aanzien van de kleurstelling wordt een middentoon of donkerder geadviseerd; 5. Windmolens moeten in hun verschijningsvorm in werkende en in de rusttoestand een evenwichtig beeld vertonen. Windmolens die wat betreft het aantal wieken (bijvoorbeeld 2 wieken in plaats van 3 of 4) of de plaats van de turbine tussen zuil en wieken in plaats van de zuil tussen de wieken en turbine een duidelijk onevenwichtig en onrustig beeld opleveren, zijn in strijd met redelijke eisen van welstand. Om voornoemde punten goed te verankeren in de besluitvorming over het plaatsen van windmolens, moet in het kader van vooroverleg het plan aan Libau worden voorgelegd. Libau wordt nadrukkelijk betrokken bij plaatsing en uitvoering van de windturbine. Verder moeten deze regels een vertaling krijgen in de Welstandsnota van de gemeente Zuidhorn. Gebiedsgerichte benadering. Een voorwaarde voor het plaatsen van een windturbine is dat de turbine gebruikt wordt voor de energievoorziening van de locatie waar hij geplaatst wordt. Naast de hiervoor genoemde kaders is er bij plaatsing van kwt’s ook sprake van een gebiedsgerichte benadering. Hieronder wordt beschreven welke locaties meer dan wel minder geschikt zijn voor het oprichten van een kwt.
Woonomgeving.
Omdat de invloed van turbines door de draaiende delen op de omgeving groot is, vindt plaatsing van windturbines binnen de woonomgeving (bebouwde kom) niet plaats. Hiermee wordt ook voorkomen dat windturbines worden geplaatst in beschermde dorpsgezichten (Niehove, Saaksum, de Gast). Daarnaast is plaatsing van windturbines bij rijks- of (in de toekomst) gemeentelijke monumenten uitgesloten.
Buitengebied.
Windturbines tot een hoogte van 15 meter worden binnen het agrarisch bouwblok binnen het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn bij recht toegestaan. Ten aanzien van positionering en uiterlijke verschijningsvorm wordt aansluiting gezocht bij de welstandcriteria. Daarnaast biedt het bestemmingsplan een binnenplanse ontheffingmogelijkheid voor het plaatsen van een windturbine van niet meer dan 15 meter voor het gehele gebied. Bij de overwegingen of plaatsing kan plaatsvinden gelden de criteria als genoemd in deze notitie onverkort. Hiernaast bepaalt het bestemmingplan dat bij de ontheffingsbevoegdheid een evenredige belangenafweging moet plaatsvinden waarbij wordt betrokken : a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad; b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad; c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie; d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond (binnen bouwblok wonen); e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beinvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur. De genoemde criteria voor de belangafweging sluiten in grote lijnen aan bij de in deze notitie genoemde voorwaarden.
Bedrijventerreinen en overige gebieden.
Een windturbine past vanuit het ruimtelijk oogpunt prima in een technische omgeving van een bedrijventerrein. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met aanwezige geluidgevoelige objecten als woningen. (4 maal de ashoogte). Medewerking kan bij ontheffing slechts na een adequate ruimtelijke- en belangenafweging worden verleend. De beleidsuitgangspunten (conclusie voorgaande). Binnen het buitengebied is het binnen het agrarisch bouwblok toegestaan een windturbine te plaatsen met een ashoogte van maximaal 15 meter. De positie van de turbine zal in overleg met de welstandszorg, waarbij de genoemde randvoorwaarden bepalend zijn, in het kader van het vooroverleg worden bepaald. Omdat de windturbine bij recht geplaatst kan worden, mag het welstandadvies niet zover gaan dat plaatsing wordt geweigerd. Via een binnenplanse ontheffing kan ook bij een woonbestemming in het buitengebied een windturbine worden plaatst. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden (welstand) en moet rekening worden gehouden met de in het bestemmingsplan
genoemde evenredige belangenafweging. Binnen de woonbestemming kan de plaatsing van eeen kwt enkel plaatsvinden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwblok. Ten aanzien van het verlenen van een ontheffing van het bestemmingsplan op grond van artikel 4.1.1 Bro (tot 10 meter) wordt vastgesteld dat : 1. Ontheffing van het bestemmingsplan in beginsel mogelijk is voor plaatsing van een kwt:
op een bedrijventerrein;
2. Ontheffing van het bestemmingsplan voor de plaatsing van kwt is in ieder geval niet mogelijk:
in of nabij beschermde dorpsgezichten;
nabij monumenten;
in een woonomgeving (bebouwde kom).
3. de turbine moet functioneel gebonden zijn aan het gebouw of de bestemming van de locatie waar de turbine wordt geplaatst (de plaatsing mag niet primair de commerciële levering van energie aan derden inhouden). Bovengenoemde ontheffingsregels gelden in samenhang met de gebruikelijke regels van de Woningwet en Wet milieubeheer. Dit betekent dat voor de plaatsing van kwt’s een bouwvergunning is vereist, die pas kan worden verleend als voor de bouwaanvraag een positief welstandsadvies is afgegeven en de windturbine voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. Daarnaast dient voordat een windturbine wordt geplaatst vooraf te worden onderzocht of de plaatsing in overeenstemming is met de geldende milieuvoorschriften. Afwijking in bijzondere gevallen. Burgemeester en wethouders handelen overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd afwijken van de beleidsregels. Inwerkingingtreding. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die waarop zij zijn bekendgemaakt. Zuidhorn, 30 maart 2010 burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn,
E. Fennema, burgemeester
drs. L. Kootstra, secretaris