Beleggingsovertuigingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie 13 januari 2015
Beleggingsovertuigingen Een beleggingsovertuiging is kortweg de perceptie van het pensioenfonds van de financiële markt en hoe het fonds waarde kan toevoegen voor haar deelnemers door middel van een efficiënte beleggingsorganisatie. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie (bpf Dranken) heeft er voor gekozen de discussie te voeren over haar Beleggingsovertuigingen en deze vast te leggen in dit document. Beleggingsovertuigingen hebben betrekking op: – Werking financiële markten – Context van het fonds – Efficiënte uitbesteding van taken in beleggingsproces De uitkomsten inzake de Beleggingsovertuigingen bepalen de inrichting van de organisatie en dus de wijze van uitbesteding. De voordelen van het concretiseren en vastleggen van de overtuigingen van het fonds zijn dat er heldere richtlijnen komen voor onderdelen in het beleggingsproces van portefeuille samenstelling tot uitbesteding en monitoring. De richtlijnen zorgen voor een consequente besluitvorming en daardoor ook heldere communicatie over het beleid, zowel binnen het bestuur als richting deelnemers. Uiteindelijk vormen de Beleggingsovertuigingen een onderbouwing voor de focus van te besteden tijd en middelen op onderdelen van de beleggingsorganisatie. In het figuur hiernaast is schematisch de waardeketen van het pensioenfonds weergegeven.
Blauwdruk organisatie ALM SAA TAA Actief/passief Portefeuilleconstructie Overlays
Managerselectie Portefeuille implementatie Portefeuille monitoring Reporting
De waardeketen bestaat uit een aantal onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder besproken. 1. Beleggingsovertuigingen: Deze overtuigingen vormen de onderbouwing voor de strategische focus van het fonds ten aanzien van de waardeketen en worden in dit document neergelegd. 2. ALM: Het uitvoeren van een studie waarbij scenario’s doorgerekend worden ten aanzien van zowel de beleggingen als verplichtingen teneinde het gewenste beleggingsbeleid en/of financierings- en indexatiebeleid te kiezen. 3. SAA: De strategische asset allocatie van het fonds, het geheel van normen, bandbreedtes en gekozen benchmarks die het uitgangspunt vormen voor de berekening van de totale (samengestelde) benchmark voor het fonds. 4. TAA: De keuze van de beheerder om de feitelijke asset allocatie af te laten wijken van die van de normweging van de benchmark binnen de totale bandbreedte. 5. Portefeuilleconstructie: Het proces om te komen tot de feitelijke verdeling van de portefeuille over beleggingscategorieën en binnen categorieën. 6. Managerselectie en overlays: De keuze voor actief versus passief beheer en vervolgens de keuze voor de vermogensbeheerder die het mandaat uitvoert. 7. Portefeuille implementatie. Nu de portefeuille is bepaald en de aanbieders zijn gekozen kan tot belegging worden overgegaan. 8. Portefeuille monitoring en rapportage. Het rapporteren over de portefeuille en het monitoren of de portefeuille in overeenstemming is met de doelstellingen en richtlijnen. Indien dat niet het geval is zal de waardeketen (deels) weer doorlopen worden om aanpassingen door te voeren.
1
Dat kan ertoe leiden dat een andere aanbieder wordt gekozen of dat de SAA mix wordt bijgesteld. Door middel van het vaststellen van de beleggingsovertuigingen zal elk pensioenfonds zijn eigen invulling van de keten kiezen. In het gedeelte hieronder vindt u een concepttekst op basis van uw invulling van de vragenlijsten. Waar relevant hebben we de scores van de vragenlijsten opgenomen. Donkergroen is volledig mee eens, lichtgroen is gedeeltelijk mee eens, lichtrood is gedeeltelijk mee oneens en donkerrood is volledig mee oneens.
Risicohouding Het balansrisico is het belangrijkste risico voor Bpf Dranken. Risico op daling van de dekkingsgraad is hierbij de belangrijkste factor. Inrichting: Het risicomanagement dient voornamelijk gericht te zijn op balansrisico.
Deelnemers zouden een stem moeten hebben in het formuleren van de risk-appetite van het fonds. Inrichting: Deelnemers hun stem laten horen via een risicobereidheidsonderzoek. Op het moment dat er een risicobereidheidsonderzoek is gedaan, zullen de beleggingen bekeken worden aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek.
Het fonds heeft de voorkeur voor een defensiever beleggingsbeleid omdat daardoor de consistentie voor indexatietoezegging beter wordt, echter er mag geen verlies zijn van herstelcapaciteit.
Vast versus dynamisch beleid Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds kan een vaste of dynamische vorm aannemen. Bij een vast beleid is de risicoperceptie van het fonds onafhankelijk van de huidige dekkingsgraad en marktsituatie. Het fonds houdt zowel bij een hoge als bij een lage dekkingsgraad dezelfde asset mix of risiconiveau. Bij een dynamisch beleid varieert het risicokader met fonds- en marktomstandigheden. De portefeuille wordt aangepast als vooraf bepaalde grenzen worden bereikt (triggers). De asset mix wordt dan afhankelijk van een trigger, bijvoorbeeld de dekkingsgraad. Bij een dynamisch beleid kan zowel een boven- als ondergrens worden vastgesteld. In geval van een ondergrens is bij een slechtere financiële positie minder ruimte om risico te nemen. Bij een bovengrens (hoge dekkingsgraad) kan het risicoprofiel naar beneden worden bijgesteld omdat er dan geen motivatie meer is om risico te nemen.
Een dynamische asset allocatie is wel aantrekkelijk voor het fonds want het voorkomt dat er gekort gaat worden op de opgebouwde rechten. Het voorkomen van afstempelen is voor de deelnemers van het fonds belangrijk.
2
Risicomanagement zou gestoeld moeten zijn op een kritische ondergrens van de dekkingsgraad. Het fonds is het er niet over eens of er in moet worden ingegrepen als de kritische ondergrens van de portefeuille in zicht komt. Inrichting: Een ondergrens zal mee worden genomen in de aankomende ALM studie. Het risicoprofiel zou naar beneden moeten worden bijgesteld in geval van een hoge dekkingsgraad (>VEV), aangezien er dan geen motivatie is om risico te nemen. De dekkingsgraad zou dan op een hoog niveau vastgeklikt worden. Inrichting: Een bovengrens zal mee worden genomen in de aankomende ALM studie.
Asset mix
De beleggingsstrategie zou afgestemd moeten zijn op het risicoprofiel van het pensioenfonds, dat onder andere is gebaseerd op de verplichtingenstructuur van het fonds, de inzetbaarheid van het premie-instrument, de rendementsverwachtingen en het indexatiebeleid. Inrichting: Startpunt van de vaststelling van de beleggingsstrategie is de bepaling van de asset mix.
In de huidige situatie is voldoende stilgestaan bij de verschillende beleggingscategorieën en de onderliggende risico’s van deze categorieën.
Het fonds is van mening dat zakelijke waarden het qua rendement beter doen dan beleggingen met een laag risico zoals swaps over de lange termijn maar wel met een hoger risico.
Het fonds is het erover eens dat meerdere vermogensbeheerders met verschillende stijlen het risico reduceert. Het fonds staat open voor vermogensbeheerders met verschillende stijlen maar dan moet de vermogensbeheerder wel zijn meerwaarde bewijzen.
Het fonds staat negatief tegenover het gebruik van minder transparante beleggingen. Voor het fonds is transparantie van beleggingen en strategieën een noodzakelijke voorwaarde. Transparantie weegt zwaarder dan een beter verwacht rendement ongeacht of de belegging beursgenoteerd is of niet. Inrichting: Alleen beleggen in beleggingen die voor het fonds volledig inzichtelijk zijn.
Een fonds kan met haar korte termijn visie inspelen op korte termijn rente- of valutaontwikkelingen. Inrichting: Bpf Dranken heeft op dit moment een passief rente-afdekkingsbeleid en een passief valuta-afdekkingsbeleid.
Het is de taak van de vermogensbeheerder om, waar mogelijk, middels hun portefeuille beleid in te spelen op korte termijn marktontwikkelingen. Inrichting: F&C hanteert een actief beleggingsbeleid (met uitzondering van de LDI portefeuille en de Long Duration Bonds portefeuille) en heeft de mogelijkheid om binnen de bestaande richtlijnen in te spelen op korte termijn marktontwikkelingen. State Street heeft een passief beleid en volgt de marktindex.
Het is het fonds niet duidelijk hoe alternatieve beleggingen (niet zijnde vastgoed) zijn samengesteld en welke risico's zij met zich mee nemen. Ook is het fonds is er niet over eens of
3
alternatieve beleggingen een meerwaarde opleveren in het kader van risicoreductie en verhoogd verwacht rendement. Inrichting: Niet beleggen in alternatieve beleggingen. Vastgoed valt niet onder alternatieve beleggingen.
Het fonds is het er niet mee eens dat beleggen met geleend geld dan wel het aangaan van derivaten contracten zonder doen van initiële storting (leverage) de lange termijn verwachte rendementen positief beïnvloeden en past binnen het beleid. Inrichting: Derivaten dienen alleen gebruikt te worden voor het afdekken van het rente- en valutarisico en bij het krijgen van exposure naar bepaalde markten. Leverage wordt door Bpf Dranken niet uitgesloten maar moet wel aan bepaalde eisen voldoen op totaalniveau. Bpf Dranken zal hier beleid voor formuleren.
Voor het fonds is het duidelijk hoe direct vastgoed beleggingen zijn samengesteld en welke risico’s er binnen die beleggingen genomen worden. Ook is het fonds het erover eens dat gebruik van geleend geld (leverage) bij direct vastgoed moet worden vermeden. De mening van het fonds is dat direct vastgoed beleggingen een meerwaarde opleveren in het kader van risicoreductie en niet in het kader van verhoogd verwacht rendement. Inrichting: Er wordt belegd in vastgoed aangezien dit meerwaarde levert in het kader van risicoreductie. Beleggingen met een beperkte liquiditeit zoals vastgoed worden niet uitgesloten maar moeten wel aan bepaalde eisen voldoen op totaalniveau. Bpf Dranken zal hier beleid voor formuleren.
Actief versus passief beleggen Actief beheer is gericht op het behalen van een hoger rendement dan een benchmark, door de portefeuille anders samen te stellen dan de benchmark. Passief beheer is gericht op het behalen van het benchmarkrendement door middel van een efficiënte replicatie van de benchmark. De keuze van de index is de belangrijkste ‘actieve’ keuze voor passief beheer. De belangrijkste beleggingscategorieën zijn zowel actief als passief verkrijgbaar.
Actief beheer leidt tot hogere eisen aan het risicomanagement en deskundigheid van het Bestuur/BC.
Bpf Dranken is het erover eens dat passief beheer de default optie tenzij kan worden aangetoond dat actief beheer na kosten en na het extra risico een betere oplossing vorm. Inrichting: Het fonds kiest voor een “passief, tenzij” benadering waarbij het uitgangspunt passief beheer is. Indien actief beheer aantoonbaar meerwaarde biedt na rekening te houden met de hogere fee, het hogere risico en de additionele governance eisen van actief beheer kan gekozen worden voor een zekere mate van actief beheer.
Bpf Dranken is het erover eens dat kosten voor vermogensbeheer een belangrijke rol spelen bij de invulling van de portefeuille.
Het toevoegen van een extra beheerder moet duidelijke voordelen bieden boven het onderbrengen van een beleggingscategorie bij een bestaande beheerder.
4
Vormgeving en Beleggingsovertuigingen
Bpf Dranken is het erover eens dat het uitbesteden van vermogensbeheer de beleggingsresultaten ten goede komt.
De complexiteit van het beleggen moet afgestemd zijn op het kennisniveau van het Bestuur/BC.
Om de complexiteit van het beleggen te kunnen vergroten, moet het Bestuur/BC meer tijd besteden om zich voor te bereiden teneinde zelf op voldoende niveau hierover te kunnen discussiëren en oordelen.
Zowel het Bestuur als de Beleggingscommissie dient inhoudelijk goed op de hoogte te zijn van de beleggingen. Het Bestuur blijft eindverantwoordelijk maar hoeft niet gedetailleerd van alle ontwikkelingen en opties op beleggingsbeleid op de hoogte te zijn.
De taakverdeling tussen BC en Bestuur is helder. Deze taakverdeling zal periodiek worden geëvalueerd en waar nodig worden aangepast. Hier zal nog beleid voor worden geformuleerd.
Ten aanzien van de tijdsbesteding evalueert Bpf Dranken in 2015 of er behoefte is de huidige tijdsbesteding uit te breiden, hetzij door meer fysieke vergaderingen te plannen dan wel efficiënter gebruik van de tijd bijvoorbeeld via een aanvulling door conference calls en/of emails.
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Bpf Dranken heeft een discussie gevoerd over het beleid inzake Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB). MVB is een breed terrein met veel verschillende optie: van volledig maatwerk tot de meer gestandaardiseerde MVB oplossingen die onderdeel uitmaken van de beleggingsfondsen van vermogensbeheerders. De volgende onderverdeling sluit aan bij de praktijk. 1. Stemmen op de aandeelhoudersvergadering: hier kan de aandeelhouder stemmen voor plannen die duurzaam zijn. 2. Engagement: actief de directie van de onderneming benaderen om maatschappelijke thema’s onder de aandacht te brengen. 3. Uitsluitingen: niet beleggen in ondernemingen die bepaalde maatschappelijk verantwoorde criteria schenden. “Ik doe het slechte niet.” 4. Best-in-class: Alleen beleggen in ondernemingen die per sector het beste scoren op duurzame selectiecriteria. “Ik doe het goede wel.” Voorbeeld: alleen beleggen in computerproducenten met een recycleprogramma. 5. Thema beleggen: Alleen beleggen in sectoren of ondernemingen die actief bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Voorbeeld: microkrediet en schone energiebronnen. Volledig maatwerk ten aanzien van MVB is aanzienlijk duurder dan gebruik te maken van het stembeleid, engagement en uitsluitingenbeleid dat onderdeel uitmaakt van de beleggingsfondsen van vermogensbeheerders. Bpf Dranken kiest mede vanuit de grootte van het fonds voor een kostenefficiënte aanpak door zoveel mogelijk gebruik te maken van gestandaardiseerde oplossingen. De mening van deelnemers ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Beleggen is belangrijk en is input voor de beleidsbepaling. Daarnaast dient MVB zich te richten op het uitsluiten van een beperkte groep
5
ondernemingen die ethische normen en waarden overtreden (bijv. clusterbomfabrikanten en kinderarbeid). Tevens betekent MVB voor Bpf Dranken het aangaan van de discussie met de ondernemingen in de portefeuille op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (engagement). Tenslotte is een noodzakelijke voorwaarde voor Bpf Dranken bij de selectie van vermogensbeheerders dat de beheerder de UNPRI (UN Principles for Responsible Investment, www.unpri.org) heeft ondertekend. De overtuigingen van Bpf Dranken op dit terrein zullen worden vergeleken met de uitkomsten van het risicobereidheidsonderzoek van de deelnemers. Het Bestuur kan op basis van deze analyse besluiten om het beleid aan te passen.
Uitbesteding en Governance Het Bestuur/BC dient in staat te zijn de beleggingen qua strategie en risico te doorgronden. Het Bestuur moet in staat zijn daar verantwoording over af te leggen. Het Bestuur wenst niet op méér afstand gezet te worden ten aanzien van het beleggingsbeleid. Het is dan ook niet wenselijk om de portefeuille uit te besteden aan een externe (fiduciaire) partij als dat leidt tot een lagere betrokkenheid van het Bestuur bij de aansturing van de portefeuille. Het Bestuur en BC zijn in control en hebben inzicht in de beleggingsportefeuille. Er vindt binnen de BC monitoring plaats van de beleggingsportefeuille versus het mandaat en bandbreedtes. Wanneer de beleggingsportefeuille niet aansluit met het mandaat is het helder welke acties door danwel het Bestuur als de BC worden ondernomen. Het Bestuur beschikt desgewenst over alle benodigde informatie om de contracten met externe partijen periodiek te kunnen evalueren. Evaluaties van externe partijen dienen plaats te vinden volgens een afgesproken schema en procedure. Bpf Dranken zal hier beleid voor formuleren. Contracten van externe partijen worden in beginsel extern juridisch getoetst en deze toetsing wordt opgeslagen in de administratie van het fonds.
6