Bijlage 1
VASTSTELLINGSOVEREENKOMST (ALS BEDOELD IN BOEK 7, TITEL 15, ARTIKEL 900 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK)
PROVINCIE NOORD-BRABANT/BELASTINGDIENST Partijen, belanghebbenden, A: Provincie Noord-Brabant, gevestigd te 's-Hertogenbosch, ten deze vertegenwoordigd door de heer drs. T.H.C. Schulpen, die verklaart uitdrukkelijk door Gedeputeerde Staten te zijn gemandateerd tot het sluiten van deze overeenkomst; hierna te noemen de Provincie; danwel partij A, en B: Inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven, Karel de Grotelaan 4, ten deze vertegenwoordigd door de heer mr. N. van Duijn, die verklaart uitdrukkelijk door de Voorzitter van het Managementteam van de Belastingdienst Oost-Brabant te zijn gemandateerd tot het sluiten van een overeenkomst als hierna bedoeld; hierna te noemen de Belastingdienst; danwel partij B
In aanmerking nemende: dat tussen partijen geschillen zijn gerezen omtrent de aard en omvang van de omzetbelastingplicht van partij A over de jaren 2002 en volgende, meer in het bijzonder voor wat betreft een aantal bijzondere projecten zoals PPS A59, als na te melden, de vraag of c.q. in hoeverre partij A in dat kader voor de btw als ondernemer kwalificeert, de wijze, waarop dienaangaand de administratie wordt gevoerd en wordt gefactureerd, voordruk wordt verrekend en aangiften omzetbelasting en zogenoemde bcf-opgaven worden gedaan; dat partij B terzake voormeld in het verleden incidenteel wisselende standpunten heeft ingenomen, waaromtrent partijen thans streven naar duidelijkheid voor de toekomst; dat de problematiek ten aanzien van PPS A59 in onderling overleg ter beslechting zal worden voorgelegd aan de belastingrechter, teneinde daaromtrent voor het verleden en de toekomst duidelijkheid te verkrijgen; dat zij ter vermijding van verdere procedures te rade zijn gegaan;
paraaf partij A
paraaf partij B
verklaren te dier zake een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in Boek 7:900 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen verklaren hierbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zich jegens elkaar te binden ter beëindiging van het hier omschreven geschil. Partijen verklaren hierbij uitdrukkelijk dat zij zich jegens elkaar aan een vaststelling binden die bestemd is om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken. Hetgeen is overeengekomen betreft: 1.0. een definitieve afspraak ter kwijting ter zake van de in bijlage 1 genoemde correctieposten, zie daartoe bijlage 1.; 2.0. een traject ter beslechting van het geschil rondom het project PPS A59 als omschreven in paragraaf 2.0 e.v.; 3.0. de afspraak dat partij A tot op het geschil omtrent PPS project A59 definitief is beslist ten aanzien van genoemd project haar administratie zal voeren als ware zij ondernemer voor de omzetbelasting, en 4.0. gelet op het feit dat met de afspraak, behoudens PPS A59, geen inhoudelijke standpuntbepaling is beoogd, partijen in het laatste kwartaal van 2008 overleg zullen voeren met als doel tot overeenstemming te komen over een administratie die voldoet aan de fiscale vereisten en het zogenaamde taxcontrolframework, waarvan de administratie van samenwerkingsverbanden, waar partij A aan deelneemt en waarvoor zij de administratie voert, onderdeel zal vormen. 1.0. De afspraak 1.1. De correcties op eerder ingediende aangiften omzetbelasting of opgaven btwcompensatiefonds over de jaren 2002 tot en met 2007, hebben partij A en partij B in goede justitie vastgesteld op: Correcties Omzetbelasting: btw-compensatiefonds: Totaal Waarvan reeds opgelegd over 2002 Resterend
PPS A59 € 10.387.088 € 5.579.050 € 15.966.138
Overige € 1.078.123 € 8.116.884 € 9.195.007 € 173.997 € 9.021.010
Voor de uitsplitsing naar werkzaamheid en jaar zij verwezen naar bijlage 1. 1.2. Ter zake van de totale correctie voor de omzetbelasting gaat partij A akkoord met een administratieve boete van € 185.000.
paraaf partij A
paraaf partij B 2
1.3. Partij A blijft het oneens met het standpunt van partij B over het werk door partij A voor overheden die rechtstreeks samenhangen met de werkzaamheden die partij A verricht aan wegen waarvoor zij als werkbeheerder optreedt. Partij A stemt voor de periode 2003 tot en met 2007 in met het standpunt van partij B (de werkzaamheden worden als ondernemer verricht) omdat er over deze periode geen materieel belang bestaat. Partij A zal voor de btw haar aangiften vanaf heden inrichten overeenkomstig het standpunt van partij B. Partij A behoudt zich het recht voor bezwaar aan te tekenen tegen de door haar ingediende aangiften. Op dan reeds onherroepelijke tijdvakken kan niet meer worden teruggekomen. Over de inrichting van deze administratie en de informatieverstrekking naar derden zullen partijen in het laatste kwartaal van 2008 overleg voeren, inclusief over de overgangstermijn. Waar nodig zijn partijen verplicht om bij elkaar te rade te gaan over de eventuele problemen, die zich bij uitvoering van deze overeenkomst mochten aandienen. Daarover zal dan in goed overleg een werkbare regeling worden getroffen. Mochten partijen daarover geen overeenstemming bereiken, dan zullen zij primair de weg van mediation bewandelen, teneinde een eventueel beroep op de belastingrechter te vermijden. 2.0. Het procedureel traject ten aanzien van PPS A59 2.1. De vraag, of partij A in het kader van het PPS A59-project als ondernemer dan wel als overheid/niet ondernemer als zodanig voor de omzetbelasting kwalificeert, zal door partijen ter beslechting worden voorgelegd aan de belastingrechter. Partijen zijn daartoe de volgende procedureafspraken overeengekomen: 1. De wijze van belastingheffing over het tijdvak 2002 tot en met 2007 zal worden voorgelegd aan de belastingrechter. 2. Partijen zullen de volgende rechtsvragen aan de rechter voorleggen: a) in welke hoedanigheid wordt door partij A voor btw-doeleinden opgetreden in het kader van de PPS A59 (“als btw-ondernemer” dan wel “als overheid/niet ondernemer als zodanig”); en, indien dit laatste het geval is, b) sluit artikel 4 van de Wet op het btw-compensatiefonds partij A met betrekking tot het PPS A59-project uit van het recht op bijdrage uit het btw-compensatiefonds?
paraaf partij A
paraaf partij B 3
c) het is partij B bekend dat partij A zich voor het standpunt dat niet wordt gehandeld als ondernemer voor de omzetbelasting mede baseert op de standpunt van de Belastingdienst in de brief d.d. 24 oktober 2002 en zodoende subsidiair een beroep zal doen op in rechte te beschermen beginselen van behoorlijk bestuur. Partij A heeft vanaf de start van het project PPS A59 tot heden haar administratie gevoerd in de hoedanigheid van overheid/niet ondernemer met recht op compensatie. Het recht op compensatie werd, door de Belastingdienst, in de brief van 24 oktober 2002 betwist. Partij A heeft aldus, vanaf dat moment, ten dele gehandeld conform uitspraak van partij B, in die zin, dat zij heeft gehandeld als overheid/niet ondernemer maar wel de btw heeft gecompenseerd. Partij A heeft zich –in deze- niet eerder beroepen op beginselen van behoorlijk bestuur maar heeft wel bij voortduring overleg gevoerd over het ontstane geschil en haar positie daarin. 3. In het licht van het vorenstaande, zullen partijen voorafgaand aan een eventuele procedure in ieder geval overeenstemming bereiken over de cijfers, dit betekent dat over de gehele duur van het project PPS A59 de cijfermatige effecten van zowel (i) het optreden “als ondernemer” als (ii) het optreden “als overheid/niet-ondernemer” door partijen zullen worden vastgesteld. 4. Bij de te voeren procedure zal een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de toepassing van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (het ondernemerschap) en anderzijds de uitleg en toepassing van artikel 4 van de Wet op het btw-compensatiefonds. Partijen zullen de rechtbank verzoeken om de zaken gevoegd te behandelen. 5. Terzake voormeld ziet partij B geen reden tot het opleggen van een administratieve boete,aangezien partij A steeds transparant heeft gehandeld en de door haar ingenomen standpunten pleitbaar moeten worden geacht. 3.0. Gedragslijn administratie en aangiftebeleid 3.1. Zolang de sub 2 bedoelde procedure(s) niet onherroepelijk door de Belastingrechter is/zijn beslecht, zal partij A haar administratie terzake van het (mogelijk btw-belaste) project PPS A59 gaan voeren, als ware zij ondernemer in de zin van de btw. Aan deze wijze van administreren kan partij B evenwel geen argument ontlenen voor de stelling dat er inderdaad sprake is van ondernemerschap. In dit kader zal partij A de verschuldigde btw uit de periodieke bijdragen van derden calculeren en (voor zover van toepassing) aan derden in rekening brengen. Partij A zal de aftrek van btw-voorbelasting (en mogelijk uiteindelijk de compensatie van btw) baseren op de kwartaaldeclaraties van (haar) toeleverancier "Poort van Den Bosch”.
paraaf partij A
paraaf partij B 4
3.2. Hangende de sub 2 bedoelde procedure(s) zal partij A voor de btw haar aangiften inrichten overeenkomstig het door partij B verdedigd standpunt, doch tegelijkertijd onder bezwaar tegen de voldoeningen op eigen aangiften respectievelijk door partij B te nemen teruggaafbeschikkingen. Dit betreft een doorlopend bezwaar, dat niet bij iedere individuele voldoening op aangifte respectievelijk teruggaafbeschikking opnieuw behoeft te worden aangetekend. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat en in welke mate het gelijk aan de zijde is van partij A, zal partij B - al dan niet ambtshalve - teruggave verlenen voor de bedragen, die dan ten onrechte blijken te zijn nageheven, betaald of te weinig zijn teruggegeven. Partijen zullen zich daarbij niet beroepen op het eventueel intreden van de ver jaringstermijn ex artikel 20 AWR. 3.3. Waar nodig zijn partijen verplicht bij elkander te rade te gaan over de eventuele problemen, die zich bij de uitvoering van deze overeenkomst mochten aandienen. Daarvoor zal dan in goed overleg een werkbare regeling worden getroffen. Mochten partijen daarover geen overeenstemming bereiken, dan zullen zij primair de weg van mediation bewandelen, teneinde een eventueel beroep op de belastingrechter te vermijden. Dit geldt ook als na het sluiten van deze overeenkomst nieuwe gegevens of informatie bekend worden die bij partij A en/of partij B niet bekend waren en redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn én die nieuwe informatie is zodanig dat deze overeenkomst niet gesloten zou zijn als deze informatie wel tijdig bekend was geweest. 4.0. Slotopmerkingen 4.1. Na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst door beide partijen als bevestiging van het akkoord over de gemaakte afspraken, staan de gemaakte afspraken onherroepelijk vast. Partij B zal vervolgens een verminderingsbeschikking, naheffingsaanslagen en een correctienota ter formalisering van de schulden voor wat betreft de periode 2002 tot en met 2007 aan partij A toezenden, als gespecificeerd in de bijlage. Partij A verklaart ter zake van hetgeen is overeengekomen, geen gebruik te zullen maken van enig recht van bezwaar en/of beroep, behoudens voor zover uitdrukkelijk met betrekking tot het PPS A59-project juist een procedure is overeengekomen. 4.2. Ingeval partij A zich om welke reden dan ook niet (geheel) aan deze overeenkomst houdt, heeft partij B het recht een van deze overeenkomst afwijkend standpunt in te nemen en daartoe zonodig naheffingsaanslagen op te leggen, in stand te laten. Partij A heeft dienaangaande dan ook het normale recht op bezwaar en/of beroep. 4.3. Partijen accepteren het risico dat hetgeen in deze vaststellingsovereenkomst is vermeld, door toekomstige jurisprudentie en/of wetswijzigingen en/of beleid kan worden achterhaald. Nimmer zal met terugwerkende kracht deze overeenkomst deswege kunnen worden ontbonden c.q. de nietigheid daarvan kunnen worden ingeroepen.
paraaf partij A
paraaf partij B 5
4.4. De invorderings- en heffingsrente wordt berekend conform de wettelijke bepalingen. 4.5. Deze vaststellingsovereenkomst bestaat uit zes bladzijden, genummerd 1 t/m 6, waarvan de eerste vijf bladzijden door partijen zijn geparafeerd en de zesde bladzijde door partijen is ondertekend. Daarnaast kent de vaststellingsovereenkomst 1 bijlage, waarvan de bladzijde is genummerd 7, welke eveneens door partijen is geparafeerd. 4.6. Partijen verklaren alvorens deze vaststellingsovereenkomst te hebben ondertekend voldoende gelegenheid te hebben gehad om zich op de inhoud en de gevolgen van de onderhavige overeenkomst te beraden. Aldus overeengekomen en in drievoud ondertekend d.d. ...................... 2008.
partij A:
Provincie Noord-Brabant, namens deze drs. T.H.C. Schulpen.
partij B: Belastingdienst OostBrabant/ Kantoor Eindhoven, de inspecteur namens deze mr. N. van Duijn
6