Belastingdienst Rotterdam Telefoon (0800) 05 43 1
>
Postbus 50961
Telefax 3007 BC ROTTERDAM
(088) 15 34 971
Datum
10 juli 2014 Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) Postbus 7400 1007 JK AMSTERDAM
. . . . . . . . . . . . .
Uw kenmerk
Kenmerk
Fiscale beoordeling cao
Betreft
Cao Banken 1 januari 2014 tot 1 juli 2014
Geachte heer, Tussen partijen is een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) gesloten met een looptijd van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014. De bepalingen van deze cao heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik heb gezien dat er inmiddels een onderhandelingsresultaat is bereikt voor een nieuwe cao. Ik begrijp dat alle afspraken die zijn gemaakt, worden geeffectueerd per 1 januari 2015. Ik zal ook deze cao beoordelen maar wacht de integrale tekst af. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen hebt, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
ON 571- 1Z*1ED
Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur.
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Laan op Zuid 45 ROTTERDAM
Kenmerk
2
Fiscale beoordeling cao
Bijlage Fiscale beoordeling cao banken 1 januari 2014 tot 1 juli 2014 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014, uitgave april (hierna: Handboek). In dit Handboek is zowel de regelgeving over de werkkostenregeling opgenomen als de oude regelgeving van de vrije vergoedingen en verstrekkingen, “de overgangsregeling”. Indien de nummering van paragrafen van de werkkostenregeling en de overgangsregeling in het Handboek daartoe aanleiding geeft, verwijs ik in de rapportage eerst naar de werkkostenregeling en vervolgens naar de overgangsregeling. U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde caobeoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de overgangsregeling toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”.
1
Algemene bepalingen (hoofdstuk I)
1.1
Geneeskundig onderzoek
De werkgever kan een geneeskundig onderzoek van de werknemer verlangen. Indien dit onderzoek wordt aangeboden door de werkgever geldt het onderstaande. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast, de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek. Als de werkgever de overgangsregeling toepast geldt de facto géén uitsluiting voor vergoedingen. Evenmin geldt als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik
10 juli 2014
Kenmerk
3
Fiscale beoordeling cao
verwijs naar paragraaf 27.3 van het Handboek. 1.2
Uitzendkrachten
Uitzendkrachten zijn in echte of fictieve dienstbetrekking bij de uitlener (het uitzendbureau) als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het uitzendbureau moet daarom de loonheffingen inhouden, aangeven en afdragen. Ik verwijs naar paragraaf 16.20 van het Handboek. De inlenende werkgever kan overigens aansprakelijk worden gesteld voor, onder meer, de loonheffingen die betrekking hebben op de door de uitzendkracht verrichte werkzaamheden. De inlenende werkgever kan zich tegen aansprakelijkheid vrijwaren door de door de uitlener verschuldigde loonheffingen en de verschuldigde omzetbelasting op een geblokkeerde (G-)rekening te storten. Ik verwijs naar de paragrafen 11.6.1 en 11.6.5 van het Handboek. Hierbij merk ik op dat de invoering per 1 juli 2014 van de zogenoemde depotservice is uitgesteld. 1.3
Aanvang en einde van het dienstverband
Voor de volledigheid wijs ik op de fiscale verplichtingen van de werkgever om uiterlijk de dag voordat de werknemer gaat werken: • de gegevens van de werknemer voor de loonheffingen te ontvangen; • de identiteit van de werknemer vast te stellen. Voor de inhoud van deze verplichtingen verwijs ik naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van het Handboek. Het niet naleven van deze verplichtingen kan tot forse naheffingsaanslagen en/of tot grote administratieve overlast leiden. In dit verband wijs ik tevens op de identificatieplicht van de werknemer, (zie paragraaf 2.2.2 van het Handboek) en op de bewaarplicht van de werkgever (zie paragraaf 3.5 van het Handboek).
2
Geld (hoofdstuk II)
2.1
Vakantietoeslag en dertiende maand
De vakantietoeslag en dertiende maand behoren tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als de werkgever uitsluitend premie voor de volksverzekeringen op het loon inhoudt, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. 2.2
Reiskosten woon- werkverkeer
Woon- werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast kunnen vergoeden. Hoofdstuk 21 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels, ik verwijs naar paragraaf 21.2 van het Handboek. De paragrafen 21.3 tot en met 21.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 21.9 staat dat, voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 21.10, 21.11 en 21.12 behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van (kosten van) parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het tijdelijk ander vervoer bij wegwerkzaamheden. 2.3
Vakbondscontributie
10 juli 2014
Kenmerk
4
Fiscale beoordeling cao
Er is overeengekomen dat werkgevers medewerking verlenen aan het fiscaal vriendelijk afdragen van de vakbondscontributie: Het betaalde contributiebedrag kan eenmaal per jaar in mindering worden gebracht op het brutoloon. De werknemer ontvangt dan een (onbelaste) vergoeding voor de vakbondscontributie. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om het overeengekomen brutoloon te wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal al genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 4 en paragraaf 4.16 / 27.6 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/). De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts anders als de werknemer in dat eerdere jaar al een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij een cafetariasysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Als de werknemer dat pas na de jaarwisseling doet, kan de werkgever, indien hij de overgangsregeling toepast, de vakbondscontributie van het voorafgaande jaar niet meer onbelast vergoeden. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/). In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving is een vergoeding voor de contributie van een vakbond onbelast. Ik verwijs naar paragraaf 27.10 van het Handboek. 2.4
Werknemersbijdrage in de pensioenlasten
De pensioenregeling heb ik niet beoordeeld. 2.5
Uitkering bij overlijden
Bij het overlijden van een werknemer hebben de nagelaten betrekkingen recht op een uitkering. Deze uitkering is gelijk aan het salaris van de werknemer vermeerderd met 16,33% over de resterende dagen van de maand van overlijden en over de volgende drie maanden. Daarbij is de dag van overlijden bepalend voor de hoogte van het salaris. Zowel de aanspraak op de uitkering als de uitkering zelf is vrijgesteld tot maximaal driemaal het loon over een maand. Voor meer informatie over de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 van het Handboek.
10 juli 2014
Kenmerk
5
Fiscale beoordeling cao
2.6
Persoonlijke toeslag
De persoonlijke toeslag bij verlaging in functie op eigen verzoek en de arbeidsmarkttoeslag behoren tot het loon.
3 3.1
Tijd (hoofdstuk III) Toeslag voor werk op zaterdag
Een toeslag voor werken op een zon- of feestdag of bijzondere diensten behoort tot het loon. 3.2
Overwerkvergoeding
De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Als de werkgever overwerkloon in vrije tijd compenseert, ontstaat een aanspraak op compensatieverlof. Ik verwijs naar paragraaf 3.7 van deze brief. 3.3
Maaltijdvergoeding bij overwerk
Als een werknemer door overwerk van twee uur of langer de avondmaaltijd niet thuis kan gebruiken, worden de kosten van een maaltijd tot een richtbedrag van € 11,80 vergoed (tenzij de werkgever een maaltijd verstrekt). De waarde van de maaltijd of de vergoeding van de maaltijdkosten behoort tot het loon. De maaltijd moet worden gewaardeerd tegen de factuurwaarde of – als een door een derde afgegeven factuur ontbreekt de waarde in het economische verkeer. Echter, als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding of de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is sprake bij overwerk. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die dag. Als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd en is de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van de maaltijdkosten, mits de werknemer die kosten heeft gemaakt. Het bovenstaande geldt ook als de werkgever de overgangsregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.3 / 27.23 van het Handboek. 3.4
Vakantie
Aanspraken op vakantie(verlof) behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op compensatieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens vakantiedagen behoort in dat geval tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 van het Handboek. 3.5
Feestdagen
Aanspraken op rust- en feestdagen behoren niet tot het loon. Het maakt niet uit of het een officiële rustof feestdag is. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 van het Handboek.
10 juli 2014
Kenmerk
6
Fiscale beoordeling cao
3.6
Verlofregelingen
Aanspraken op geclausuleerd verlof behoren niet tot het loon. De verlofregelingen die zijn opgenomen in de cao, gelden als geclausuleerd verlof. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 van het Handboek. 3.7
Compensatieverlof
Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens de opname van het compensatieverlof behoort in dat geval tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 van het Handboek. 3.8
Onbetaald verlof
Als de werkgever wegens onbetaald verlof de loonbetaling staakt, eindigt het loontijdvak. Dit heeft onder meer gevolgen voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen en voor de tabeltoepassing. Ik verwijs naar de paragrafen 5.7.2 respectievelijk 7.3.4 van het Handboek. 3.9
Pensioenvoorbereidingscursus
Bij prepensioneringsverlof wordt melding gemaakt van deelneming aan cursussen over dit onderwerp. Ongeacht of de werkgever de werkkostenregeling of de overgangsregeling toepast, geldt dat deelname aan een prepensioencursus tot loon kan leiden. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. In de praktijk verschillen prepensioencursussen sterk qua omvang en inhoud. Zo kan het gaan om voorzieningen die op een lijn staan met outplacement, bijvoorbeeld een korte voorlichtingsbijeenkomst met een hoog reclamegehalte. In een dergelijk geval is er sprake van een vrije vergoeding of verstrekking. Het kan echter ook gaan om meerdaagse, volledig verzorgde bijeenkomsten. Wanneer sprake is van een vergoeding met een meer recreatief karakter behoort een vergoeding in geld tot het loon. Bij een verstrekking in natura behoort dan in beginsel de factuurwaarde tot het loon of - als een door een derde afgegeven factuur ontbreekt - de waarde in het economische verkeer. Desgewenst kan de werkgever aan de inspecteur vragen om vooraf zekerheid over de fiscale gevolgen te geven. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.4 / 27.26 van het Handboek.
4 4.1
Inzetbaarheid (hoofdstuk IV) Opleidingen
Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning, behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 20.1.4 en 20.1.5 / 27.11 en 27.38 van het Handboek. Een werknemer kan op kosten van de werkgever onder omstandigheden een test afleggen die meer duidelijkheid geeft op welke wijze hij zijn capaciteiten en mogelijkheden het beste kan benutten. Deze test kan ook onbelast worden verstrekt. Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar hoofdstuk 21 van het Handboek voor
10 juli 2014
Kenmerk
7
Fiscale beoordeling cao
administratieve verplichtingen met betrekking tot reiskostenvergoedingen. Het tijdens de studie doorbetaalde salaris of de vergoeding van het uurloon behoort tot het loon. 4.2
Cursus Nederlands
Niet-Nederlands sprekende werknemers hebben recht op een cursus Nederlands. Een verstrekking of vergoeding van een dergelijke cursus behoort tot het loon. 4.3
Erkenning van Verworven Competenties (EVC)
Werknemers krijgen eventueel de gelegenheid om deel te nemen aan een EVC-traject. Uitgaven en verstrekkingen voor het volgen van een EVC-traject behoren niet tot het loon. 4.4
Stagiair
Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029134/).
5 5.1
Arbeids(on)geschiktheid (hoofdstuk V) Doorbetaling of aanvulling op het loon bij volledige arbeidsongeschiktheid
De doorbetaling van het salaris bij volledige arbeidsongeschiktheid en de aanvulling op de WAO-, dan wel WIA-uitkering vormen, indien de dienstbetrekking beëindigd is, loon uit vroegere dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.3, 4.4.3 en 7.6 van het Handboek. Op deze doorbetaling en de aanvulling is voor de loonheffing onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. De werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw) of de bijdrage Zvw bedraagt in deze situatie 7,5% voor werknemers tot de AOW-leeftijd. In 2014 is de AOW-leeftijd 65 jaar plus twee maanden. Ik verwijs naar paragraaf 6.2 van het Handboek. 5.2
Aanvulling op het loon bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit en de aanvulling op de WAO of WIA-uitkering behoren tot het loon uit tegenwoordige respectievelijk vroegere dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.3, 4.4.3 en 7.6 van het Handboek. Voor de loonheffing is zowel op het salaris als op de aanvulling de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. De aanvulling op de WAO- of WIA-uitkering vormt loon uit vroegere dienstbetrekking. De werkgeversheffing Zvw of de bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 7,5% voor werknemers tot de AOW-leeftijd. In 2014 is de AOW-leeftijd 65 jaar plus twee maanden. Ik verwijs naar paragraaf 6.2 van het Handboek. 5.3
WGA-hiaat verzekering
Als de werkgever een WGA-hiaatverzekering afsluit, kan hij 50% van de premie ten laste van de werknemer brengen. Dit bedrag moet worden ingehouden op het nettoloon van de werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 5.16.1 van het handboek.
10 juli 2014
Kenmerk
8
Fiscale beoordeling cao
6 6.1
Pensioen en VUT (hoofdstuk VI) Pensioenregeling
Ik heb de pensioenregeling niet beoordeeld. 6.2
VUT-regeling
Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1950 kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor vervroegd uittreden. Op grond van artikel 32ba, Wet LB is de werkgever over uitkeringen die hij op grond van een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) uitkeert een eindheffing verschuldigd van 52%. Onder een RVU wordt fiscaal verstaan een regeling die, of een gedeelte van een regeling dat, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft voorafgaand aan het ingaan van uitkeringen ingevolge een pensioenregeling of AOW te voorzien in een of meer uitkeringen of verstrekkingen ter overbrugging van de periode tot het ingaan van het pensioen of de AOW uitkering, behoudens voor zover die regeling een toezegging inhoudt in de zin van de Pensioenwet. Voor sommige regelingen die al bestonden vóór 1 januari 2005 is een uitzondering gemaakt. Ik heb onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of de onderhavige VUT-regeling onder een van de uitzonderingen valt. Ik verwijs voor de uitzonderingen naar paragraaf 19.4.2. van het Handboek.
7
Studieafspraken en aanbevelingen (hoofdstuk VIII)
Levensloop en spaarloon In de cao wordt een aanbeveling gedaan met betrekking tot spaarloon en levensloop. Wellicht ten overvloede merk ik op dat zowel de spaarloon- als levensloopregeling zijn afgeschaft per 1 januari 2012. Voor de levensloopregeling geldt onder voorwaarden een overgangsregime. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 22.2 van het Handboek.
10 juli 2014