Belangenafweging bij het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten. Een onderzoek naar de zichtbare belangenafweging bij de vraag of opzeggen mogelijk is en of er recht op compensatie na opzeggen bestaat, onder uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven.
Tilburg, 6 december 2013 Robbertjan Boerke ANR 352954 Tilburg Law School vakgroep Privaatrecht Examencommissie: Mr. dr. M.W. de Hoon Mr. L.A.B.M. Wijntjens
1
Voorwoord Na het volgen van een premasterprogramma rechtsgeleerdheid en de master met het accent privaatrecht brak het laatste deel van mijn opleiding aan, de scriptie. Voor u ligt mijn scriptie voor het behalen van de titel Master of Laws. Deze scriptie gaat over de belangenafweging bij het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten. Het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten heeft mij gedurende de opleiding geboeid. Daarnaast kwam het aan bod bij verschillende vakken. Het is een onderwerp wat in essentie is vormgegeven door de Hoge Raad, op basis van de redelijkheid en billijkheid. Toch is het leerstuk nog altijd in ontwikkeling en zijn er nog genoeg vragen die gesteld en beantwoord moeten worden. Voor deze scriptie heb ik een intensief jurisprudentieonderzoek en een literatuuronderzoek gedaan. Het jurisprudentieonderzoek was een groot onderzoek met het bestuderen van in totaal 115 uitspraken. Het onderzoek was helaas niet altijd even eenvoudig, maar altijd zeer interessant. De resultaten zijn zo veel als mogelijk weergegeven met het doel om tot een reproduceerbaar onderzoek te komen. Vervolgonderzoek kan zo eenvoudig worden gedaan, zodat het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten verder kan worden ontwikkeld. In dit voorwoord wil ik tevens mevrouw Machteld de Hoon bedanken. Zij is verregaand deskundig onderlegd ten aanzien van dit scriptieonderwerp. Ze heeft mij enthousiast en professioneel begeleid met altijd heldere feedback. Hierbij stond altijd de ruimte voor mijn eigen visie centraal. Daarnaast wil ik mijn vriendin bedanken voor haar geduld en reacties op de onderzoeksresultaten. Tilburg, 6 december 2013
Robbertjan Boerke
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Probleembeschrijving 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie 1.3 Onderzoeksvraag 1.4 Onderzoeksmethode 1.5 Theoretisch kader 1.6 Indeling van de scriptie
1 1 2 2 2 3 4
2. Opzeggen en compenseren 2.1 Opzeggen van overeenkomsten. 2.1.2 Opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten. 2.2 Omstandigheden van het geval bij de mogelijkheid tot opzeggen. 2.3 Belangenafweging bij de mogelijkheid tot opzeggen. 2.4 Compensatie bij het opzeggen van duurovereenkomsten. 2.4.1 Opzegtermijn. 2.4.2 Aanvullende compensatie. 2.4.3 Afkopen van de opzegtermijn. 2.4.4 Goodwillvergoeding. 2.5 Omstandigheden van het geval bij de compensatie na opzegging. 2.6 Belangenafweging bij de compensatie na opzegging. 2.7 Conclusie.
5 5 6 7 8 9 10 10 10 11 11 13 13
3. Het jurisprudentieonderzoek 3.1 Toetsingskader 3.2 Mogelijkheid tot opzeggen 3.2.1 Omstandigheden van het geval bij de mogelijkheid tot opzeggen Aard en inhoud Ontbreken tegenprestatie Gevoerde onderhandelingen Ernst van de gevolgen Vrije markt Mogelijkheid om bedrijfsvoering aan te passen Drijven van onderneming voor eigen rekening en risico Monetaire gebeurtenissen Ontwikkelingen in de branche Verhouding tussen partijen Duur van de overeenkomst Gewekte verwachtingen Redelijke compensatie Reden voor opzeggen 3.2.2. Belangen bij de mogelijkheid tot opzeggen 3.3 Compensatie na opzeggen 3.3.1. Omstandigheden van het geval bij de compensatie na opzeggen Aard en inhoud van de overeenkomst Ernst van de gevolgen Investeringen in het voortduren van de relatie Investeringen in een andere relatie terugverdienen
14 14 15 15 16 17 17 18 19 19 19 20 20 20 21 21 22 22 23 24 25 25 26 26 27
3
Gewekte verwachtingen Vrije markt Duur van de overeenkomst Gevoerde onderhandelingen Productietijd per order Verstandhouding tussen partijen Ontwikkelingen in de branche Reden voor opzeggen 3.3.2 Belangen bij de compensatie na opzeggen 3.4 Conclusie
28 29 29 30 30 31 31 31 32 33
4. De analyse 4.1 Belangenafweging, een objectieve vorm? 4.1.1 Objectieve belangenafweging binnen de mogelijkheid tot opzeggen 4.1.2 Objectieve belangenafweging binnen de compensatie na opzeggen 4.2 Belangenafweging, toetsing van de omstandigheden van het geval? 4.2.1 Omstandighedenafweging als belangenafweging 4.3 De verklaring en aanbeveling 4.3.1 Mogelijkheid tot opzeggen: belangenafweging binnen de drietrapsraket 4.3.2. Compensatie na opzeggen: belangenafweging binnen de rechtsregel 4.4 Conclusie
34 34
Conclusies en aanbevelingen
43
Literatuurlijst
45
Jurisprudentielijst
47
35 36 37 37 39 39 41 42
4
1. Inleiding Dit hoofdstuk geeft de inleiding weer van deze scriptie over de belangenafweging bij het opzeggen van duurovereenkomsten. Allereerst gaat dit hoofdstuk in op de probleembeschrijving die aan deze scriptie ten grondslag ligt. Vervolgens worden de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethode weergegeven. Hierna wordt het onderwerp van de scriptie in een theoretisch kader geplaatst. Tot slot geeft dit hoofdstuk de indeling van de scriptie weer. 1.1 Probleembeschrijving Voor partijen die een duurovereenkomst aangaan is er sprake van, telkens terugkerende of opeenvolgende verplichtingen naar elkaar.1 Partijen kunnen deze duurovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd aangaan. Als partijen de duurovereenkomst willen beëindigen, kunnen zij bij gebrek aan een contractuele opzeggingsregeling, in een aantal gevallen gebruik maken van een wettelijke opzegregeling (naast de mogelijkheid tot ontbinding). Wanneer zowel de overeenkomst als de wettelijke opzeggingsmogelijkheden geen uitkomst bieden, kan een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd worden opgezegd op basis van de redelijkheid en billijkheid, conform artikel 6:248 BW. Wanneer mag er dan worden opgezegd en krijgt de opzeggende partij dan een vorm van compensatie? Het antwoord op deze vragen hangt volgens de Hoge Raad af van, (in de kern geformuleerd) de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval.2 Rechtbanken en gerechtshoven moeten deze rechtsregel vervolgens toepassen in situaties waar de mogelijkheid tot opzeggen en/of de compensatie na opzeggen aan de rechter wordt voorgelegd. Het probleem is echter, dat het niet inzichtelijk is of en hoe sprake is van een zichtbare belangenafweging in de uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven. Deze scriptie beoogt een oplossing voor dit probleem te bieden, door de belangenafweging inzichtelijk te maken en aanbevelingen te doen om meer tot een zichtbare belangenafweging te komen (indien blijkt dat er slechts sporadisch sprake is van een zichtbare belangenafweging). 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie Gedurende de jaren zijn er verschillende publicaties verschenen die de mogelijkheid tot opzeggen en/of de compensatie na opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten behandelen.3 Wat de vaste rechtspraak en wetenschap helaas niet lijken te doen, is inzichtelijk
1
Vranken en Hammerstein 2003, p. 36. HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 3 o.a. De Hoon 2010, p. 1338-1345; Visscher 2007; De Hoon 2005; Van Dunné 2004; Vranken en Hammerstein 2003; Barendrecht en Van Peursem 1997. 2
5
maken hoe de belangenafweging vorm moet krijgen, voor de vraag of opzeggen mogelijk is en of er recht op compensatie na opzeggen bestaat. Het is echter aan de rechtbanken en gerechtshoven om de belangenafweging in de praktijk toe te passen. Deze scriptie biedt inzicht in het toepassen van de belangenafweging door de rechtbanken en gerechtshoven bij de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. Het is vervolgens aan de wetenschap en rechtspraak om stil te staan bij dit onderwerp en te evalueren of de onderzochte ontwikkeling wenselijk is. Door het inzichtelijk maken van de belangenafweging wordt er voor de maatschappij bijgedragen aan het voorspelbaar maken van de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. De belangenafweging is immers een abstract element dat binnen het opzeggen van duurovereenkomsten enige voorspelbaarheid behoeft. 1.3 Onderzoeksvraag Is er bij het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten sprake van een zichtbare belangenafweging in uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven over de afgelopen drie jaar, en zo ja, hoe is de belangenafweging vormgegeven, met betrekking tot de onderdelen: ●
is er sprake van een rechtsgeldige opzegging en
●
bestaat er recht op compensatie ten gevolge van de opzegging?
Indien er slechts sporadisch sprake is van een zichtbare belangenafweging, kan er dan een aanbeveling worden gedaan om uiteindelijk meer tot een zichtbare belangenafweging te komen? 1.4 Onderzoeksmethode en verantwoording De methode van onderzoek bestaat uit twee onderdelen. Allereerst wordt er een literatuuronderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. Dit literatuuronderzoek bevat normstellende literatuur, zoals wet- en regelgeving en vaste jurisprudentie. Daarnaast bevat het literatuuronderzoek beschouwende literatuur ter interpretatie en aanvulling van de normstellende literatuur. Het literatuuronderzoek heeft het doel om de huidige uitgangspunten in de literatuur en jurisprudentie uiteen te zetten, omtrent de vraag of het opzeggen van duurovereenkomsten mogelijk is en of er recht bestaat op compensatie. Hierbij wordt onder andere de rol van de omstandigheden van het geval en de belangenafweging weergegeven.
6
De tweede onderzoeksmethode is een jurisprudentieonderzoek onder alle uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven betreffende het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten over de periode januari 2010 tot en met januari 2013. Met deze periode zijn externe factoren zoals economische en maatschappelijke ontwikkelingen zo veel als mogelijk gelijk, voor een vergelijking tussen de verschillende uitspraken. Het jurisprudentieonderzoek is een onderzoek naar de verschillende omstandigheden van het geval en gekwalificeerde belangen die in de onderzochte uitspraken van belang zijn voor de mogelijkheid tot opzeggen en het recht op compensatie na opzeggen. Deze onderzoeksresultaten worden vervolgens geanalyseerd op een zichtbare vorm van belangenafweging. Omdat een zichtbare belangenafweging geen concrete criteria heeft, is gekozen voor een onderzoek naar omstandigheden van het geval en de gekwalificeerde belangen. De omstandigheden van het geval is, samen met de redelijkheid en billijkheid, een belangrijk element in de toetsing voor de mogelijkheid tot opzeggen en het recht op compensatie na opzeggen. Daarnaast zijn de gekwalificeerde belangen onderdeel van de belangenafweging. Zonder in het geding spelende belangen die door de rechter worden gekwalificeerd, kan er immers geen afweging van deze zichtbare belangen volgen. 1.5 Theoretisch kader Het vertrekpunt van deze scriptie is allereerst het beëindigen van duurovereenkomsten naar algemeen verbintenissenrecht op basis van de redelijkheid en billijkheid conform artikel 6:248 BW. De belangenafweging bij de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen concentreert zich op haar rol binnen de opzegging van duurovereenkomsten. De belangenafweging binnen andere leerstukken en de rechtsfilosofie komt uitdrukkelijk niet aan bod. Zo wordt zo neutraal mogelijk nagegaan welke onderdelen rechtbanken en gerechtshoven van belang achten voor de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. Binnen deze onderdelen wordt zo objectief mogelijk geanalyseerd of er sprake is van een zichtbare vorm van belangenafweging. Dit onderzoek is daardoor een concreet, feitelijk, reproduceerbaar onderzoek, met toegevoegde waarde voor de wetenschap én maatschappij.
7
1.6 Indeling van de scriptie Deze scriptie is ingedeeld in drie deelvragen en een conclusie. Het tweede hoofdstuk is een uiteenzetting over de huidige uitgangspunten in de literatuur en jurisprudentie, omtrent de vraag of opzeggen mogelijk is en of er recht bestaat op compensatie. Dit hoofdstuk beantwoordt de volgende deelvraag: wat is volgens de huidige uitgangspunten in de literatuur en jurisprudentie van de Hoge Raad vereist: ●
voor het rechtsgeldig opzeggen van een onbenoemde duurovereenkomst en
●
voor het recht op compensatie na het opzeggen van deze overeenkomst?
Het derde hoofdstuk geeft de resultaten van het jurisprudentieonderzoek weer onder uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven over de afgelopen drie jaar. Dit is een jurisprudentieonderzoek naar de omstandigheden van het geval en de verschillende door de rechter gekwalificeerde belangen. Dit hoofdstuk beantwoordt de volgende deelvraag: welke belangen en omstandigheden zijn van belang in uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven over de afgelopen drie jaar: ●
voor het rechtsgeldig opzeggen van een onbenoemde duurovereenkomst en
●
voor het recht op compensatie na het opzeggen van deze overeenkomst?
Het vierde hoofdstuk is een analyse van de onderzoeksresultaten op een zichtbare vorm van belangenafweging. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk een eventuele aanbeveling gedaan om uiteindelijk meer tot een zichtbare belangenafweging te kunnen komen. Om de analyse en aanbeveling te kunnen doen, maakt dit hoofdstuk inzichtelijk hoe de belangenafweging zich verhoudt tot de gekwalificeerde belangen en de omstandigheden van het geval. Dit hoofdstuk beantwoordt de volgende deelvraag: hoe verhouden de gekwalificeerde belangen en omstandigheden van het geval zicht tot de belangenafweging in uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven over de afgelopen drie jaar: ●
voor het rechtsgeldig opzeggen van een onbenoemde duurovereenkomst en
●
voor het recht op compensatie na het opzeggen van deze overeenkomst?
Tot slot zal in het laatste hoofdstuk de conclusie worden weergegeven ten aanzien van de vorm van belangenafweging, met de eventuele aanbeveling over hoe er meer tot een zichtbare vorm van belangenafweging kan worden gekomen, bij de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen.
8
2. Opzeggen en compenseren Dit hoofdstuk zet de huidige uitgangspunten in de literatuur en jurisprudentie uiteen omtrent de vraag of het opzeggen van duurovereenkomsten mogelijk is en of er recht bestaat op compensatie. Allereerst gaat dit hoofdstuk in op het algemene opzeggen van overeenkomsten en het opzeggen van duurovereenkomsten. Hierbij wordt uiteengezet wat de rol is van de omstandigheden van het geval en de belangenafweging. Het tweede onderdeel van dit hoofdstuk gaat in op de verschillende vormen van compensatie ten gevolge van de opzegging. Bij dit onderdeel wordt ook uiteengezet wat de rol is van de omstandigheden van het geval en de belangenafweging. Tot slot wordt afgesloten met de conclusie. 2.1 Opzeggen van overeenkomsten Het opzeggen van overeenkomsten is in het verbintenissenrecht een bijzondere vorm van het eenzijdig beëindigen van een overeenkomst.4 Een aantal bijzonderheden zijn: ●
opzeggen heeft geen algemene wettelijke regeling,5
●
de wettelijke opzegmogelijkheden verschillen per type overeenkomst,6
●
opzeggen kan plaatsvinden zonder contractuele of wettelijke opzegbepaling,7
●
er hoeft geen sprake te zijn van een tekortkoming en
●
opzeggen werkt slechts naar de toekomst (er ontstaan geen ongedaanmakingsverplichtingen).8
Voor een aantal type overeenkomsten heeft de wetgever wettelijke opzegbepalingen opgenomen (zowel van dwingend als van regelend recht). Daarnaast kunnen partijen (overeenkomstig dwingend recht) in de overeenkomst opzegbepalingen opnemen. De uitleg van deze opzegbepaling moet in dat geval uitsluitsel geven over de mogelijkheid tot opzeggen. Van belang is dan de betekenis die partijen over en weer mochten toekennen aan de gedragingen en verklaringen en wat zij redelijkerwijs mochten verwachten. Hierbij kunnen volgens de Hoge Raad de maatschappelijke kringen en de rechtskennis van partijen mede van belang zijn. Naast de uitleg van de opzegbepaling, kan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid de contractuele opzegbepaling doorkruisen.9 Wanneer partijen echter geen opzeggingsmogelijkheid overeenkomen en de wet ook niets omtrent de opzegging regelt, dan
4
Van Dunné 2004, p. 823, Heijma e.a. 2010, p. 321, Vranken en Hammerstein 2003, p. 13. Vranken en Hammerstein 2003, p. 44. 6 Hoon 2005, p. 16 en 17. 7 Heijma e.a. 2010, p. 322. 8 Vranken en Hammerstein 2003, p. 14. 9 Artikel 6:248 lid 2 BW. 5
9
vloeit de mogelijkheid tot opzeggen voort uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid conform artikel 6:248 lid 1 BW. Het opzeggen op basis van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid is slechts voorbehouden aan duurovereenkomsten. De volgende paragraaf gaat daarom specifiek in op het opzeggen van een duurovereenkomst, zonder een in de wet of overeenkomst geregelde opzeggingsmogelijkheid (in het vervolg de onbenoemde overeenkomst). 2.1.2 Opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten Duurovereenkomsten zijn overeenkomsten waarbij, ‘(..)partijen zich hebben verbonden gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer een of meer (-) prestaties te verrichten. De prestaties dienen voortdurend, telkens terugkerend of opeenvolgend te zijn.’10 De duurovereenkomst kan dus zowel voor bepaalde als onbepaalde tijd worden aangegaan. De Hoge Raad11 heeft bepaald dat er bij een duurovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel geen grond voor opzeggen naast ontbinding bestaat.12 Voor duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd heeft de Hoge Raad op basis van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid echter meerdere malen de opzegbaarheid aanvaard. Ik begin met het arrest Latour - De Bruijn13. Latour was tot het opzeggen van een ruim honderd jaar oude distributieovereenkomst met De Bruijn overgegaan. Zowel het contract als de wet voorzagen niet in een opzegbepaling. De Bruijn voerde aan dat er een gegronde reden door Latour moest worden aangevoerd voor een rechtsgeldige opzegging. De Hoge Raad geeft aan dat niet uit het recht volgt dat distributieovereenkomsten in beginsel opzegbaar zijn, maar overwoog: ‘Ook indien uit de aard van een specifieke distributie-overeenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.’ Dit arrest geeft een verband weer tussen de redelijkheid en billijkheid met de omstandigheden van het geval en een zwaarwegende reden voor opzegging.
10
Vranken en Hammerstein 2003, p. 36. HR 21 oktober 1988, NJ 1990,439. 12 Dit beginsel wordt nog niet volledig in de literatuur ‘serieus’ geacht, zie Van Dunné 2004, p. 824. Desondanks is de overweging wel herhaald in HR 10 augustus 1994, NJ 1994, 688. 13 HR 3 december 1999, NJ 2000, 120. 11
10
In 2011 heeft de Hoge Raad deze lijn in het arrest Gemeente Ronde Venen - SNU14 bevestigd. In dit arrest had de gemeente Ronde Venen de duurovereenkomst met SNU opgezegd, waardoor SNU de kosten moest dragen voor het verleggen van de kabels in de grond van de gemeente. SNU stelde dat er een zwaarwegende grond voor de opzegging vereist was. De Hoge Raad casseert de uitspraak van het Hof en overweegt: ‘Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat’. Dit arrest lijkt, meer dan het arrest Latour - De Bruijn, de overeenkomst tussen partijen als uitgangspunt te zien, naast de overige omstandigheden.15 De vraag of een opzeggingsgrond een voldoende zwaarwegende grond betreft, hangt ook weer af van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval.16 Recent heeft de Hoge Raad overwogen dat niet te snel tot het vereisen van een zwaarwegend grond moet worden overgegaan in een commerciële relatie. De Hoge Raad overwoog: ‘In dit licht geeft het oordeel van het hof dat in dit geval (..)sprake moet zijn van een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging, blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De door het hof in aanmerking genomen, in rov. 19 van zijn arrest vermelde, omstandigheden brengen naar vorenstaande maatstaven niet zonder meer mee dat een zwaarwegende grond voor de opzegging van de bestaande commerciële relatie aanwezig moet zijn.’17 De Hoge Raad acht dus meerdere malen de omstandigheden van het geval in combinatie met de belangenafweging (als onderdeel van de redelijkheid en billijkheid) van belang, voor het opzeggen van een duurovereenkomst. Wat houden deze twee onderdelen echter in? De paragrafen 2.2 en 2.3 zetten deze twee onderdelen kort uiteen. 2.2 Omstandigheden van het geval bij de mogelijkheid tot opzeggen In elk geding spelen er uiteenlopende omstandigheden, die elk van meer of minder belang zijn. Ten aanzien van het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten heeft de Hoge Raad in
14
HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. Noot T.F.E. Tjong Tjin Tai bij HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 16 De Hoon 2005 p. 16 en 17. 17 HR 14 juni 2013, LJN BZ4163. 15
11
het arrest Kakkenberg – Kakkenberg18 geoordeeld dat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegenomen en niet slechts een beperkte categorie omstandigheden. Er zijn in de literatuur een aantal belangrijk factoren geformuleerd die meespelen bij vraag of opzeggen mogelijk is: ‘(..)de duur van de overeenkomst, de aard ervan, de onderlinge verhouding van partijen, gewekte verwachtingen, onvoorziene omstandigheden, technologische en andere ontwikkelingen in de branche, monetaire gebeurtenissen, de zwaarwichtigheid van de reden om op te zeggen, de ernst van de gevolgen voor de andere partij, bijvoorbeeld in verband met de omzet of met gedane investeringen, de opzegtermijn en de eventuele schadevergoeding.’19 Opvallend is dat de literatuur het niet eens is over het belang van de reden voor opzeggen bij het opzeggen van duurovereenkomsten. De Hoon maakt bijvoorbeeld de vergelijking met het Duitse recht, waarbij in het geval van de ordentliche Kündigung (de gewone opzegging) geen reden voor de opzegging nodig is.20 Barendrecht en Van Peursem spreken daarentegen over een marginale toetsing van de reden voor opzegging.21 Terwijl het hierboven genoemde citaat van Vranken en Hammerstein laat zien dat de reden voor opzeggen, een omstandigheid is net als de overige omstandigheden moet worden meegenomen in de beoordeling. 2.3 Belangenafweging bij de mogelijkheid tot opzeggen De redelijkheid en billijkheid is het tweede onderdeel dat de Hoge Raad van belang acht bij de beoordeling of er een zwaarwegende grond voor opzeggen vereist is. Uit artikel 6:248 BW j° artikel 3:12 BW volgt, dat bij de vaststelling van de redelijkheid en billijkheid onder andere rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, naast algemene rechtsbeginselen en de rechtsovertuigingen. De belangenafweging noemt de Hoge Raad niet expliciet als vereiste in de in paragraaf 2.1.2 genoemde arresten, maar slechts de ‘redelijkheid en billijkheid’. Volgens Van Dunné neemt de Hoge Raad de belangenafweging in de mogelijkheid tot opzeggen echter aan in het arrest Sanders - Sanders22.23 Daar bracht (volgens Van Dunné) de goede trouw mee dat het belang van de opzeggende partij werd doorkruist, wanneer de wederpartij grotere belangen bij de instandhouding van de
18
HR 21 april 1995, LJN ZC1706. Vranken en Hammerstein 2003, p. 19. 20 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 21 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 149. 22 HR 15 april 1966, NJ 1966, 302. 23 Van Dunné 2004, p. 834. 19
12
overeenkomst heeft.24De wet- en regelgeving geeft niet weer hoe de belangenafweging plaatsvindt en welke belangen er moeten worden afgewogen. De rechter moet dus steeds zelf een oplossing geven, zonder door de wetgever aangedragen aanknopingspunten.25 Nu de mogelijkheid tot het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten kort uiteen is gezet, volgt in de volgende paragraaf de compensatie ten gevolge van deze opzegging. 2.4 Compensatie bij het opzeggen van duurovereenkomsten Wanneer de duurovereenkomst wordt opgezegd, kan er compensatie ten gevolge van deze opzegging volgen voor de opgezegde partij. In de kern heeft de compensatie bij opzeggen twee vormen, een (opzeg)termijn en een (opzeg)vergoeding. De opzegtermijn is een bijzondere compensatievorm. Zij komt immers niet voor bij de veelgenoemde tegenhanger van opzeggen, het ontbinden van de overeenkomst. De opzegvergoeding kan worden verdeeld in drie vormen: de aanvullende compensatie, het afkopen van de opzegtermijn en de goodwillvergoeding. De wetgever heeft een aantal compensatievormen voor bijzondere overeenkomsten wettelijk geregeld.26 Daarnaast kunnen partijen de compensatie na opzegging ook in een overeenkomst regelen, waarbij de redelijkheid en billijkheid de contractuele compensatie kan doorkruisen.27 Wanneer partijen niets omtrent de compensatie na opzegging hebben geregeld, geldt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid een grondslag kan zijn voor de compensatie. De Hoge Raad overweegt immers het volgende: ‘Uit diezelfde eisen (de redelijkheid en billijkheid)28 kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.’29 Het is algemeen aanvaard dat het opzeggen van een onbenoemde duurovereenkomst gepaard gaat met een vorm van compensatie voor de opgezegde wederpartij.30 De redelijkheid en billijkheid en de omstandigheden van het geval die moeten bepalen of er recht bestaat op compensatie na de opzegging, bepalen eveneens de omvang van de compensatie.31 De volgende drie paragrafen zetten kort de verschillende vormen van compensatie uiteen. 24
Van Dunné 2004, p. 834. Franken en Joosen 1993, p. 84. 26 Bijvoorbeeld de opzegtermijn bij de arbeidsovereenkomst conform artikel 7:672 BW, of de vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn bij de agentuurovereenkomst conform artikel 7:439 BW. 27 Hof ‘s-Hertogenbosch 9 september 2008, NJF 2009/120. 28 Toevoeging aan het citaat door Robbertjan Boerke. 29 HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 30 De Hoon 2010, p. 1338-1345, Barendrecht en Peursem 1997, p. 151. 31 Visscher 2007, p. 110-113. 25
13
2.4.1 Opzegtermijn In veel gevallen vindt er compensatie in de vorm van een redelijke opzegtermijn plaats.32 Gedurende de opzegtermijn blijft de overeenkomst bestaan en moet zij ook worden nagekomen. De overeenkomst eindigt pas op het moment dat de termijn is verstreken. Het doel van de opzegtermijn is om te voorzien in de behoefte van de opgezegde partij om zich aan te passen aan de nieuwe situatie.33 De aanpassingsbehoefte staat bij de opzegtermijn gelijk aan de tijd die de opgezegde partij nodig heeft. 2.4.2 Aanvullende compensatie Wanneer de opzegtermijn onvoldoende compensatie biedt, kan er een aanvullende compensatie in de vorm van een schadevergoeding bestaan.34 De Hoge Raad bevestigde dit in het arrest Mattel – Borka.35 In dit arrest ging de Hoge Raad in op de aanvullende schadevergoeding naast de opzegtermijn. De Hoge Raad overwoog: ‘Bij een duurovereenkomst (..), kan het voorkomen dat de partij tot wie de opzegging is gericht, met het oog op het voortduren van de overeenkomst investeringen heeft gedaan welke niet enkel worden gecompenseerd door, of verdisconteerd in, een bepaalde opzegtermijn, waarvan de duur immers mede wordt bepaald door de belangen van de opzeggende partij.’ Voor aanvullende schadevergoeding zal de opgezegde partij dus aan moeten tonen dat hij investeringen heeft gedaan, die niet louter kunnen worden gecompenseerd in een opzegtermijn. Wanneer de investeringen wel kunnen worden verdisconteerd in, of gecompenseerde door de opzegtermijn, dan is er sprake van een dubbele compensatie en bestaat er geen recht op aanvullende schadevergoeding. 2.4.3 Afkopen van de opzegtermijn Een derde vorm van compensatie, is de schadevergoeding in plaats van (een gedeelte van) de opzegtermijn. Dit wordt het afkopen van de opzegtermijn genoemd.36 Concreet betekent dit, dat er sprake is van communicerende vaten tussen de opzegtermijn en de schadevergoeding.37 Belangrijk verschil met de aanvullende opzegvergoeding, is dat het afkopen van de opzegtermijn een vergoeding is voor de schade die in beginsel gecompenseerd had kunnen 32
De Hoon 2005, p. 31. De Hoon 2010, p. 1338-1345. 34 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 159. 35 HR 21 juni 1991, NJ 1991,742. 36 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 37 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 33
14
worden met de opzegtermijn.38 De vergoeding bestaat in dat geval uit de nettowinst die behaald zou zijn gedurende de resterende opzegtermijn.39 2.4.4 Goodwillvergoeding De vierde vorm van compensatie na opzegging is de goodwillvergoeding. Het uitgangspunt bij een goodwillvergoeding is dat de opzeggende partij voordeel heeft getrokken (winst) van de opgebouwde goodwill ten gevolge van investeringen in de relatie40 Dit is een ander uitgangspunt dan bij de andere compensatievormen. Daar staat niet zozeer het voordeel van de opzeggende partij centraal door investeringen, maar het nadeel van de opgezegde partij door (onder andere) het niet terugverdienen van die investeringen. Wanneer allebei de vormen worden toegepast, worden de niet terugverdiende investeringen en de winst die de ander heeft door de investeringen vergoed, dit is overcompensatie/dubbele compensatie.41 Nu de vier compensatievormen uiteen zijn gezet, worden in de volgende twee paragrafen de omstandigheden van het geval en de redelijkheid en billijkheid uiteengezet die van belang zijn voor de compensatie na opzeggen. 2.5 Omstandigheden van het geval bij de compensatie na opzegging Net zoals bij de vraag of opzeggen mogelijk is, wordt bij het bepalen van de compensatie na opzegging, naast de redelijkheid en billijkheid, gekeken naar de omstandigheden van het geval. In de literatuur worden onder andere de volgende factoren genoemd die van belang kunnen zijn: ●
de duur van de overeenkomst,42
●
de investeringen met het oog op het voortduren van de relatie43
●
het gerechtvaardigd vertrouwen bij instandhouding van de overeenkomst,44
●
de mogelijkheid om investeringen in een andere relatie terug te verdienen,45
●
de (zwaarwichtigheid van de) reden voor de opzegging,46
38
Omdat de compensatie wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn dezelfde maatstaf kent, wordt dit ook als het ‘afkopen van de opzegtermijn’ beschouwd. Feitelijk is er echter geen sprake van afkopen. 39 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 160. 40 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 163. 41 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 42 Visscher 2007, p. 112. 43 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 44 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 155; De Hoon 2010, p. 1338-1345. 45 Visscher 2007, p. 112; De Hoon 2010, p. 1338-1345. 46 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 155 en Visscher 2007, p. 112.
15
Recent heeft de Hoge Raad een aantal van deze omstandigheden bevestigd in het arrest Gemeente Ronde Venen - SNU47. De Hoge Raad overwoog ten aanzien van de vraag of een langere opzegtermijn in acht had moeten worden genomen: ‘Zij hebben niet aangevoerd bepaalde investeringen te hebben gedaan die nog moeten worden terugverdiend, of in hun bedrijfsvoering geen rekening te hebben gehouden, en te hebben kunnen houden, met eventuele omvangrijke kosten van verlegging in de toekomst, of anderszins tijd of kosten kwijt te zijn met de omschakeling naar de nieuwe situatie die door de opzegging ontstaat.’ Een belangrijk uitgangspunt voor de lengte van de opzegtermijn is altijd de duur van de overeenkomst geweest.48 De looptijd van de overeenkomst zou namelijk de aanpassingsbehoefte voor de opgezegde partij invullen.49 Toch staat dit uitgangspunt ter discussie, omdat de duur geen uitsluitsel hoeft te geven over de investeringen die zijn gedaan.50 Een manier om de investeringen in de vullen is de behaalde omzet uit de afhankelijke relatie af te zetten tegen de totale omzet.51 Hierbij moet steeds in het achterhoofd worden gehouden of de opgezegde partij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op het voortduren van de overeenkomst.52 Een andere belangrijke omstandigheid is de investering die via een nieuwe contractspartner kan worden terugverdiend.53 De Hoon spreekt in dat geval over investeringen die niet relatiespecifiek zijn. De investeringen die niet relatiespecifiek zijn behoren tot het normale bedrijfsrisico en komen niet voor compensatie in aanmerking.54 De rol van de zwaarwichtigheid van de reden voor het opzeggen staat in de literatuur ter discussie.55 De Hoge Raad en verschillende rechtbanken achten echter de aard en het gewicht van de reden verschillende malen van belang.56
47
HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 155. 49 J.F.M. Strijbos, Opzegging van duurovereenkomsten, Deventer: Kluwer 1985, p. 110 e.v. 50 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 51 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 52 Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 155. 53 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 54 Rb. ‘s-Hertogenbosch 30 december 1994, NJ Kort 1995,11 (Dr. Oetker/Expim). 55 De Hoon noemt de reden voor opzeggen niet als omstandigheid die meeweegt in de compensatie(De Hoon 2010, p. 1338-1345), Barendrecht en Van Peursem noemen de aard en het gewicht van de reden voor opzegging een bijzondere omstandigheid die de compensatie kan beïnvloeden (Barendrecht en Van Peursem 1997, p. 156). 56 HR 21 april 1995, LJN ZC1706 en bijvoorbeeld Rb. Utrecht 14 juni 2000, JOR 2000, 177, en Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287. 48
16
2.6 Belangenafweging bij de compensatie na opzegging Het tweede onderdeel wat de Hoge Raad van belang acht voor de compensatie na de opzegging, is de redelijkheid en billijkheid. Net zoals bij de mogelijkheid tot opzeggen is de belangenafweging onderdeel van de redelijkheid en billijkheid. Een verschil is echter dat de Hoge Raad expliciet heeft weergegeven dat er een belangenafweging vereist is, voordat er compensatie wordt toegekend. Zo overwoog de Hoge Raad ten aanzien van de opzegtermijn: ‘(..)aangezien bij de beoordeling van voormelde vraag de wederzijdse belangen van partijen moeten worden afgewogen en derhalve ook aard en gewicht van deze redenen van belang zijn.’57 De vraag is of alle compensatievormen een belangenafweging met zich meebrengen. Door de Hoge Raad is in het arrest Mattel – Borka58 het volgende overwogen over de opzegtermijn in verhouding tot de aanvullende opzegvergoeding: ‘(..)waarvan de duur immers mede wordt bepaald door de belangen van de opzeggende partij.’ Op basis van deze overweging is a contrario te redeneren dat de aanvullende opzegvergoeding niet mede wordt bepaald door het belang van de opzeggende partij en dus geen afweging van belangen met zich meebrengt. Een verklaring zou kunnen zijn dat er al een opzegtermijn op basis van de belangenafweging is vastgesteld voordat er plaats is voor een aanvullende schadevergoeding. Wanneer de investeringen binnen deze opzegtermijn niet kunnen worden terugverdiend, kan er pas aanspraak worden gemaakt op de aanvullende schadevergoeding. 2.7 Conclusie Wanneer een overeenkomst wordt opgezegd staan er twee vragen centraal, mag er rechtsgeldig worden opgezegd en bestaat er recht op compensatie na opzegging. Om tot een antwoord op deze twee vragen te komen zijn de omstandigheden van het geval en de belangenafweging van belang. In de wet en regelgeving is niet weergegeven hoe de belangenafweging plaats moet vinden en welke belangen moeten worden afgewogen. Het volgende hoofdstuk gaat in op het jurisprudentieonderzoek bij de vraag of opzeggen mogelijk is en of en recht is op compensatie na opzeggen.
57 58
HR 21 april 1995, LJN ZC1706. HR 21 juni 1991, NJ 1991,742.
17
3. Het jurisprudentieonderzoek In het vorige hoofdstuk is een uiteenzetting weergegeven over de mogelijkheid tot het opzeggen van duurovereenkomsten en de compensatie na de opzegging op basis van de literatuur. Dit hoofdstuk geeft de resultaten van het jurisprudentieonderzoek weer met betrekking tot het opzeggen van duurovereenkomsten en de compensatie na de opzegging. Allereerst wordt het toetsingskader weergegeven, waarna de concrete resultaten uiteen worden gezet. Tot slot volgt de conclusie van het jurisprudentieonderzoek. 3.1 Toetsingskader Het jurisprudentieonderzoek is gehouden onder uitspraken over de periode januari 2010 t/m januari 2013. Op deze manier zijn de monetaire en economische invloeden nagenoeg gelijk en is er onderzoek gedaan over een langdurige periode. Het betreffen uitsluitend uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven, omdat zij de rechtsregels van de Hoge Raad praktisch moeten toepassen. Om de uitspraken te vinden, heb ik op www.rechtspraak.nl de volgende zoektermen ingevoerd: 'opzegg* en duurovereenkomst'.59 Deze zoektermen resulteerden in 115 verschillende uitspraken. Vervolgens zijn er 38 uitspraken te onderscheiden waar de vraag ter discussie staat, of het opzeggen mogelijk is en/of er recht bestaat op compensatie na het opzeggen, van een duurovereenkomst. Alle geselecteerde uitspraken zijn onderzocht op de volgende onderdelen: ●
welke omstandigheden werden door de rechter van belang geacht?
●
welke belangen zijn er door de rechter gekwalificeerd?
●
is het opzeggen redelijk geacht/ is er een compensatievorm toegekend?
Het onderzoek is in beginsel breed opgezet, om zo objectief mogelijk de eventuele zichtbare vorm van belangenafweging weer te geven. Door de verschillende omstandigheden en belangen die in een uitspraak worden gekwalificeerd als ‘van belang’ te turven, moet uiteindelijk de belangenafweging zichtbaar worden. De omstandigheden van het geval is namelijk naast de redelijkheid en billijkheid een belangrijk element, voor de mogelijkheid tot opzeggen en het recht op compensatie na opzeggen. Daarnaast zijn de gekwalificeerde belangen onderdeel van de belangenafweging. Zonder in het geding spelende belangen die door de rechter gekwalificeerd worden, kan er immers geen afweging van deze zichtbare belangen volgen. In de volgende paragraaf wordt allereerst ingegaan op het jurisprudentieonderzoek bij de mogelijkheid tot opzeggen. 59
In de uitspraken wordt immers over het algemeen eerst de overeenkomst als duurovereenkomst gekwalificeerd, daarnaast wordt altijd het woord opzegging/ opzeggen genoemd.
18
3.2 Mogelijkheid tot opzeggen Van de 38 hierboven onderzochte uitspraken stond in 33 uitspraken de mogelijkheid tot opzeggen centraal. De Rechtbank Zwolle-Lelystad60 nam echter voor twee eiseressen twee beslissingen in één uitspraak, die onderling verband hadden. Hierdoor zijn er in totaal 34 beslissingen onder 33 uitspraken. In het vervolg zal in deze paragraaf (waar nodig) worden gesproken over ’beslissingen’, omdat de term ‘uitspraken’ een vertekend beeld kan geven. De 34 beslissingen resulteerden uiteindelijk in 24 beslissingen waarbij het opzeggen mogelijk werd geacht. Hierbij brachten de omstandigheden van het geval in verband met de redelijkheid en billijkheid mee, dat in 16 van de 34 beslissingen een zwaarwegende grond vereist was. In slechts 7 van deze 16 beslissingen was er een voldoende zwaarwegende grond aanwezig.61 De volgende paragraaf gaat in op omstandigheden van het geval die van belang zijn bij de mogelijkheid tot opzegging. Vervolgens komen de in de uitspraken gekwalificeerde belangen aan bod. 3.2.1 Omstandigheden van het geval bij de mogelijkheid tot opzeggen Schema 3.2.1.1 Omstandigheden bij de mogelijkheid tot opzeggen Voor de beoordeling of het opzeggen van een duurovereenkomst mogelijk is, worden naast de belangenafweging de omstandigheden van het geval meegewogen. Hiernaast is een schema opgenomen met alle omstandigheden die van belang bleken in de onderzochte uitspraken. Het meenemen van de omstandigheden van het geval vond plaats in 33 beslissingen.
60
Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011 LJN BV2294. Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Hof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7193; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9192.
61
19
Er is één uitspraak onderzocht waarbij de rechter de omstandigheden die van belang zijn voor een rechtsgeldige opzegging niet noemt.62 De volgende paragrafen gaan in op de afzonderlijke omstandigheden die van belang bleken in de onderzochte omstandigheden. Aard en inhoud De aard van de overeenkomst wordt in 13 van de 33 onderzochte beslissingen gebruikt om de overeenkomst te kwalificeren. 63 Een voorbeeld van de aard van de overeenkomst is een intensieve samenwerking, zoals genoemd in een uitspraak van de Rechtbank Middelburg: ‘Als onweersproken staat vast dat partijen intensief, bijna dagelijks, contact met elkaar hadden, onder andere over het optimaliseren van de samenwerking en het doorontwikkelen van het product.’ 64 De kwalificatie gaat verder dan het louter kwalificeren van de overeenkomst als commerciële duurovereenkomst. De vraag is echter of de Hoge Raad met de aard van de overeenkomst duidt op een bepaald type overeenkomst of de invulling die partijen geven aan de overeenkomst. Allebei de vormen behoren in dit onderzoek tot de aard van de overeenkomst. De inhoud van de overeenkomst ziet allereerst op de overeengekomen opzegbevoegdheid. Deze gevallen komen echter niet voor onder de onderzochte uitspraken, omdat er dan geen sprake is van een onbenoemde overeenkomst en valt daarmee buiten het bereik van dit jurisprudentieonderzoek. Daarnaast ziet de inhoud van de overeenkomst op al hetgeen partijen overeen zijn gekomen in verhouding tot de opzegbaarheid. Een voorbeeld is de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam: ‘Verder acht de rechtbank van belang dat partijen (..) blijkens hun leidraad voor de bruikleenovereenkomst zelf zijn uitgegaan van de mogelijkheid van opzegging van de bruikleenovereenkomst, zij het pas na tien jaar met een opzeggingstermijn van één jaar.’65
62
Rb. Den Haag 9 juni 2010 LJN BM8756. Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Rotterdam 24 november 2010 LJN BO7287; Rb. Rotterdam 1 juni 2011, LJN BQ8208; Rb. Leeuwarden 19 oktober 2011, LJN BU1277; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569; Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566; Rb. Rotterdam 19 december 2012, LJN BY7629; Rb. Arnhem 19 december 2012 LJN BY8437. 64 Rb. Middelburg 27 januari 2010 LJN BL3578. 65 Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. 63
20
Partijen zijn in de overeenkomst geen opzeggingsmogelijkheid overeengekomen, maar laten zicht in de leidraad bij de overeenkomst wel uit over de opzegbaarheid hiervan. De inhoud van de overeenkomst wordt slechts bij twee uitspraken van belang geacht.66 Ontbreken tegenprestatie Het ontbreken van een tegenprestatie door de opgezegde partij is slechts eenmaal van belang geacht onder de onderzochte uitspraken.67 In dit geval stond de bruikleen van onvervangbare objecten van grote culturele historische waarde centraal. Dit maakt de opzegging moeilijker, omdat de opgezegde partij niet meer dezelfde voorwerpen voor eenzelfde expositie kan vinden. Toch is het van belang dat de opgezegde partij niet voor de bruikleen van de voorwerpen enige vergoeding verschuldigd was. Uiteindelijk concludeerde de rechter dat de overeenkomst pas opzegbaar was bij een voldoende zwaarwegende grond. 68 Gevoerde onderhandelingen De onderhandelingen die partijen voeren ten aanzien van de voortzetting van de overeenkomst worden in zes beslissingen van belang geacht voor de vraag of opzeggen mogelijk is.69 In vier van deze beslissingen was er een zwaarwegende reden voor opzeggen vereist. Een voorbeeld van een uitspraak waar de onderhandeling mee wordt gewogen bij de vraag of opzeggen mogelijk is, is hieronder weergegeven: ‘Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] bereid - en in staat - zou zijn geweest het vervoer voor Wavin goedkoper uit te voeren dan in haar voorstel van 17 juni 2009 is aangegeven.’70 Dit is natuurlijk niet heel vreemd, wanneer partijen over het voortzetten van een overeenkomst geen toenadering kunnen vinden, kan dit natuurlijk niet betekenen dat partijen de huidige overeenkomst altijd moeten voortzetten.
66
Rb. Rotterdam 19 december 2012, LJN BY7629; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. Deze omstandigheid speelde ook in HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854, waar SNU geen tegenprestatie verschuldigd was voor het hebben van kabels in de grond van de gemeente. 68 Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. 69 Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287; Rb. Rotterdam 24 november 2010 LJN BO7287; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Rb. Leeuwarden 19 oktober 2011, LJN BU1277. 70 Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828. 67
21
Ernst van de gevolgen De gevolgen voor de opgezegde partij zijn een belangrijke maatstaf voor de opzegging. Bij de 33 beslissingen waarbij de omstandigheden zijn getoetst, was de ernst van het gevolg in 23 beslissingen van belang. De gevolgen worden in de onderzochte uitspraken ingevuld met de onderlinge afhankelijkheid. Als de afhankelijkheid groot is, zijn de gevolgen voor de opzegging immers ook groot. De afhankelijkheid wordt in 13 beslissingen gemeten in de mate van afhankelijke omzet.71 Een voorbeeld van een uitspraak waar de ernst van de gevolgen is weergegeven aan de hand van de afhankelijke omzet is de volgende overweging: 'Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Beverslaap voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in aanzienlijke mate financieel afhankelijk is van de distributieovereenkomst met Auping. Hiertoe is van belang dat uit de door Beverslaap overgelegde accountantsverklaring van 17 juni 2011 blijkt dat Beverslaap in 2010 58,5% van haar totale inkopen bij Auping heeft gedaan.'72 In 10 beslissingen wordt de afhankelijkheid niet gemeten in de mate van afhankelijke omzet, omdat de afhankelijkheid op een andere manier kan of moet worden vastgesteld.73 Een voorbeeld is waar de afhankelijkheid werd gemeten aan de hand van de monopoliepositie: ‘Gezien de afhankelijkheid van Greenchoice van Stedin voor haar leverantie van stroom en gas aan kleinverbruikers in verband met de mo-nopoliepositie die Stedin heeft ten aanzien van het transport van stroom en gas (..) geldt echter wel dat wanneer Stedin de overeenkomst leveranciersmodel wil opzeggen en omzetten, zij daar een voldoende zwaarwegende grond voor moet hebben.’74 Uiteindelijk is in 8 van de 23 beslissingen een zwaarwichtige reden voor opzeggen vereist.
71
Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165; Rb. Zwolle-Lelystad 4 juli 2011, LJN BT6567; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011, LJN BV2294; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035; Hof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7193. 72 Rb. Zwolle-Lelystad 4 juli 2011 LJN BT6567. 73 Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987; Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234; Rb. Rotterdam 30 mei 2012, LJN BW8084; Hof Amsterdam 5 juni 2012, LJN BX0386; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9192; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569; Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566. 74 Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287.
22
Vrije markt De opzegging ten behoeve van de vrije markt is een omstandigheid die een economisch maatschappelijk belang concretiseert. Een voorbeeld is de volgende uitspraak van het Hof Leeuwarden: ‘Verder wil het hof aannemen dat de markt waarop Afvalsturing opereert een beperkt aantal aanbieders van huishoudelijk afval - gemeenten - kent die niet op ieder willekeurig moment zullen kunnen overstappen naar een andere afvalverwerker dan Afvalsturing. Het hof is echter van oordeel dat aan het beginsel van contractsvrijheid en gezonde concurrentieverhoudingen op de markt van afvalverwerking een groter gewicht toekomt dan aan de door Afvalsturing geopperde bezwaren.’75 Met het gebonden blijven aan de overeenkomst wordt de vrije markt beperkt door het verminderde concurrentievermogen. Deze omstandigheid komt één keer voor in de onderzochte uitspraken en in deze uitspraak was een zwaarwichtige reden voor opzeggen vereist. Mogelijkheid om bedrijfsvoering aan te passen Wanneer de opgezegde partij ernstige gevolgen ondervindt, is de volgende vraag of deze gevolgen op te vangen zijn. Deze vraag wordt echter slechts drie maal van belang geacht onder de 33 onderzochte beslissingen.76 In twee beslissingen is eerst de ernst van de gevolgen vastgesteld. Een voorbeeld van een uitspraak waar de mogelijkheid om de bedrijfsvoering aan te passen expliciet is meegewogen, betreft de volgende overweging: ‘Daarnaast is in aanmerking genomen dat [eiseres] gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij geen reëel alternatief heeft om de bijna 50% omzet die zij behaalt met de verkoop van Aupingproducten te compenseren.’77 Het is opvallend dat deze omstandigheid niet vaker van belang wordt geacht. Hoewel de financiële omvang van de gevolgen soms groot kunnen zijn, moeten zij ook relatief gezien voor de opgezegde partij lastig op te vangen zijn. Drijven van onderneming voor eigen rekening en risico Het drijven van de onderneming voor eigen rekening en risico is een omstandigheid die de beslissingsbevoegdheid van partijen weer moet geven. Een voorbeeld is het opvolgen van 75
Hof Leeuwarden 2 oktober 2012 LJN BX9569. Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035; Hof Amsterdam 5 juni 2012 LJN BX0386; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. 77 Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035. 76
23
aanwijzingen van een franchisegever door een franchisenemer. Wanneer de opgezegde partij voor eigen rekening en risico een onderneming drijft, is de invloed van de wederpartij lager. Het drijven van een onderneming voor eigen rekening en risico wordt slechts in twee beslissingen meegenomen onder de onderzochte uitspraken. 78 Monetaire gebeurtenissen De monetaire gebeurtenissen die invloed hebben op de opzegging komt slechts één maal voor onder de onderzochte uitspraken. Deze gebeurtenis betrof de economische crisis in een uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad: 'Niet in geschil is dat Wavin als gevolg van de economische crisis te maken heeft met teruglopende omzetten en met een teruglopende hoeveelheid te vervoeren vracht. In verband hiermee heeft Wavin [eiseres] in het voorjaar van 2009 verzocht een voorstel te maken voor aanpassing van de wijze van dienstverlening en tariefstructuur.' 79 Ontwikkelingen in de branche Naast de monetaire gebeurtenissen, zijn er ook ontwikkelingen in een branche die van belang kunnen zijn voor de mogelijkheid tot opzeggen. Deze omstandigheid wordt slechts één maal onder de onderzochte uitspraken van belang geacht.80 Dit betrof een smeermiddel wat een dermate kleine afzetmarkt had, dat de producent besloot het product uit de markt te nemen en alternatieve producten aan te bieden. De kleiner wordende afzetmarkt was een ontwikkeling die voor de mogelijkheid tot opzeggen van belang werd geacht. Verhouding tussen partijen In de onderzochte uitspraken wordt de verhouding tussen partijen in 6 van de 33 uitspraken van belang geacht.81 De verhouding tussen partijen heeft betrekking op de bekendheid met het handelsverkeer en de economische positie die zij ten opzichte van elkaar hebben. Wanneer de opzeggende partij een in het economisch handelsverkeer dominante positie heeft, kan het voorkomen dat de kleinere opgezegde partij ‘beschermd’ wordt tegen een opzegging. Een voorbeeld is de volgende overweging, waarbij de verhouding tussen partijen mede leidt tot het vereisen van een zwaarwegende grond: 78
Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Leeuwarden 19 oktober 2011, LJN BU1277. Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828. 80 Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165. 81 Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Hof Leeuwarden 30 maart 2010 LJN BL9987; Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; of Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569. 79
24
' (..)in verband met de mo-nopoliepositie die Stedin heeft ten aanzien van het transport van stroom en gas(..)'82 Duur van de overeenkomst De duur van de overeenkomst wordt als omstandigheid bij 17 van de 33 beslissingen meegenomen bij de vraag of opzeggen mogelijk is.83 Wanneer de overeenkomst een lange duur heeft, zal dit de opzegbaarheid van de overeenkomst kunnen verzwaren. Bedrijfsprocessen zijn immers over het algemeen op elkaar afgestemd. Een voorbeeld van een uitspraak waarbij de lange duur van de overeenkomst van belang was, betreft de volgende overweging: 'Gelet op deze feiten en omstandigheden, mede in aanmerking nemende dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een jarenlange samenwerking tussen 't Gouden Hert en de Verzorgingstehuizen(..)'84 Gewekte verwachtingen De gewekte verwachtingen is een omstandigheid die onder de 7 van de 33 beslissingen van belang wordt geacht voor de opzegging.85 Deze omstandigheid geeft aan in hoeverre de opgezegde partij kon verwachten dat de duurovereenkomst zou eindigen. Een voorbeeld van een uitspraak waarbij de gewekte verwachtingen centraal staan, is de volgende overweging: 'Hoe dan ook, het voorgaande betekent echter niet dat Van Oord als uitgangspunt mocht nemen dat de reeds bestaande duurovereenkomst tussen partijen (onder dezelfde condities als in 2010) zonder meer zou worden voortgezet. Partijen hadden immers op een essentieel onderdeel van de overeenkomst geen overeenstemming met elkaar.' 86 Het niet tijdig aanpassen van de bedrijfsvoering, of investeren tegen beter weten in, kan de opgezegde partij worden aangerekend.
82 83
Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287.
Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Zwolle-Lelystad 4 juli 2011, LJN BT6567; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011, LJN BV2294; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035; Hof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7193; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9192; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569. 84 Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566; Rb. Rotterdam 19 december 2012, LJN BY7629; Rb. Arnhem 19 december 2012, LJN BY8437. 85 Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Rotterdam 1 juni 2011 LJN BQ8208; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. 86 Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704.
25
Redelijke compensatie De redelijke compensatie na opzeggen werd bij 9 van de 33 beslissingen van belang geacht voor de opzeggingsmogelijkheid.87 In dat geval staan niet alleen de gevolgen van de opzegging centraal, maar ook de genoegdoening die de opgezegde partij wordt geboden. Een voorbeeld van de redelijke compensatie is de overweging in de volgende uitspraak van het hof: 'Bij de beoordeling van de vraag of de litigieuze dealerovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd zijn de navolgende(..) omstandigheden van belang: a) Agusta heeft de overeenkomst opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ruim zes maanden(..)'88 In dit geval was de redelijke opzegtermijn de compensatievorm. Alle negen beslissingen waarbij de compensatie meeweegt, is het de redelijke opzegtermijn die als compensatievorm wordt meegenomen. De volgende paragraaf gaat in op de belangen die in de uitspraken worden gekwalificeerd bij de vraag of opzeggen mogelijk is. Reden voor opzeggen De reden voor opzeggen is een bijzondere omstandigheid. Uit de omstandigheden van het geval, in verband met de redelijkheid een billijkheid, kan immers volgen dat er een zwaarwegende grond op opzeggen vereist is. De reden voor de opzegging moet in dat geval in verhouding staan tot de overige (hierboven genoemde) omstandigheden. De reden voor de opzegging wordt echter (net als de hierboven genoemde omstandigheden) ook van belang geacht, zonder dat er een zwaarwegende grond vereist is. Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een uitspraak, waarbij de reden voor het opzeggen van de overeenkomst vereist was: ‘Onder deze omstandigheden behoefde Auping geen zwaarwegende grond om de contractuele relatie eenzijdig te mogen beëindigen. (..)De onder 4.4 geschetste omstandigheden in aanmerking genomen, is het invoeren van een gewijzigd distributiebeleid een goede (en voldoende) grond voor opzegging van de dealerrelatie met Het Langedijker Bed.’89
87
Rb. Den Haag 12 januari 2010 LJN BL2815; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Rb. Zutphen 12 september 2011 LJN BS1700; Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011 LJN BV2294; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035; Hof Amsterdam 5 juni 2012 LJN BX0386. 88 Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815. 89 Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011 LJN BV2294.
26
De onderzochte uitspraken laten in 26 van de 34 beslissingen zien dat de reden voor opzegging van belang is.90 In 15 beslissingen werd er getoetst of de reden voor opzeggen een zwaarwegende grond betrof.91 In slechts 7 van deze 15 beslissingen heeft er uiteindelijk een rechtsgeldige opzegging plaatsgevonden. 3.2.2. Belangen bij de mogelijkheid tot opzeggen Voor de vraag of opzeggen mogelijk is, zijn nu een aantal omstandigheden de revue gepasseerd. Naast de omstandigheden van het geval, worden in dit jurisprudentieonderzoek de verschillende belangen onderzocht die door de rechter zijn gekwalificeerd. Dit zijn dus de belangen die de rechter expliciet noemt in zijn uitspraak. Dit onderzoek naar de gekwalificeerde belangen bij de mogelijkheid tot opzeggen is gedaan onder dezelfde 33 uitspraken als het onderzoek naar de omstandigheden van het geval. Hieronder is een schema opgenomen met de belangen die in de verschillende uitspraken zijn gekwalificeerd. Schema 3.2.2.1. Kwalificatie mogelijkheid tot opzeggen
In slechts 8 van 33 uitspraken worden deze in het geding spelende belangen door de rechter gekwalificeerd. In de overige beslissingen worden er geen belangen genoemd die in het geding spelen. De kwalificatie gaat in de meeste beslissingen niet verder dan 'een belang bij voortzetten'92, of 'een belang bij opzeggen'93. Deze komen voor in respectievelijk vijf en drie uitspraken. Welke specifieke belangen dit zijn, wordt niet weergegeven. Slechts het financieel 90
Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Leeuwarden 19 oktober 2011, LJN BU1277. 91 Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287; Rb. Leeuwarden 14 juli 2010 LJN BN1038; Rb. Utrecht 1 september 2010 LJN BN5770; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Rotterdam 1 juni 2011 LJN BQ8208; Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146; Rb. Zutphen 12 september 2011 LJN BS1700; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035; Hof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7193; Hof Arnhem 5 juni 2012, LJN BX0386; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9192; Rb. Rotterdam 19 december 2012, LJN BY7629. 92 Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Rb. Rotterdam 1 juni 2011 LJN BQ8208; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; Rb. Arnhem 19 december 2012 LJN BY8437. 93 Rb. Rotterdam 1 juni 2011 LJN BQ8208; Rb. Rotterdam 30 mei 2012 LJN BW8084; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569.
27
belang wordt specifiek genoemd.94 Maar omdat belang slechts twee maal is genoemd, kan er zeker niet worden geconcludeerd dat dit het enige ‘specifieke’ belang van betekenis is. 3.3 Compensatie na opzeggen Het tweede onderdeel van het jurisprudentieonderzoek is de compensatie na opzeggen. Van de in totaal 38 onderzochte uitspraken, is de vraag of er recht op compensatie na opzeggen bestaat in 23 uitspraken aan bod gekomen. Deze 23 uitspraken resulteerden uiteindelijk in 21 uitspraken waarbij een vorm van compensatie na de opzegging werd toegekend. De compensatie bestond in al deze 21 beslissingen uit een opzegtermijn, waarbij in acht uitspraken de opzegtermijn is afgekocht.95 De aanvullende schadevergoeding is een maal onder de onderzochte uitspraken aangenomen96, daarnaast heeft de rechter in één uitspraak geoordeeld dat partijen zich in een comparitie nader dienen uit te laten over de aanvullende schadevergoeding.97 De goodwillvergoeding is onder de onderzochte uitspraken niet aangenomen. Toch werd zij in twee uitspraken ter beoordeling aan de rechter voorgelegd.98 Er volgde echter een principiële afwijzing van de goodwillvergoeding. Deze paragraaf gaat allereerst in op omstandigheden van het geval (subparagraaf 3.3.1) en vervolgens komen de in de uitspraken gekwalificeerde belangen aan bod (subparagraaf 3.3.2).
94
Hof Amsterdam 5 juni 2012 LJN BX0386. Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN577; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Rb. Zutphen 12 september 2011, LJN BS1700; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131; Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. 96 Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280. 97 Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756. 98 Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815. 95
28
3.3.1. Omstandigheden van het geval bij de compensatie na opzeggen Schema 3.3.1.1 Omstandigheden bij de compensatie na opzeggen Voor de beoordeling of er recht op compensatie na opzeggen bestaat, worden naast de belangenafweging de omstandigheden van het geval getoetst. Hiernaast is een schema opgenomen met alle omstandigheden die van belang bleken in de onderzochte uitspraken. Alle 23 onderzochte uitspraken gebruiken de omstandigheden van het geval om een vorm van compensatie vast te stellen. De volgende paragrafen gaan in op de afzonderlijke omstandigheden. Aard en inhoud van de overeenkomst Onder de onderzochte uitspraken werd de aard van de overeenkomst 10 keer van belang geacht voor het toekennen van een opzegtermijn.99 Dit aantal komt overeen met de mogelijkheid tot opzeggen. De aard van de overeenkomst wordt net als bij de mogelijkheid tot opzeggen gebruikt om de overeenkomst te kwalificeren. Een voorbeeld van de aard van de overeenkomst bij het vaststellen van een redelijke opzegtermijn, is de volgende overweging uit een onderzochte uitspraak: ‘Het hof stelt het volgende voorop. (..) Zoals hiervoor reeds overwogen, wordt de overeenkomst tussen partijen gekenmerkt door een grote mate van vrijblijvendheid, zodat er geen zware eisen mogen worden gesteld aan de voorwaarden waaronder opzegging van de overeenkomst mag plaatsvinden.’100
99
Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629. 100 Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987.
29
De inhoud van de overeenkomst wordt onder de onderzochte uitspraken slechts twee maal van belang geacht voor de redelijke opzegtermijn. Een voorbeeld is een uitspraak van de Rechtbank Den Haag.101 Daar sloot de rechtbank aan bij wat partijen zijn overeengekomen in een niet ondertekende conceptovereenkomst. Omdat beide partijen de overeenkomst niet hebben ondertekend, heeft de rechtbank gebruik gemaakt van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. De inhoud bleef echter van belang, omdat partijen wel feitelijke invulling hebben gegeven aan de overeenkomst. Ernst van de gevolgen De ernst van de gevolgen wordt beoordeeld aan de hand van de onderlinge afhankelijkheid. In slechts drie van de 23 uitspraken werd deze omstandigheid van belang geacht.102 De ernst van de gevolgen wordt bij het vaststellen van de compensatie na opzeggen niet bepaald aan de hand van het percentage van de afhankelijke omzet. Dat wordt bij de compensatie na opzeggen gebruikt voor het vaststellen van de investeringen in de afhankelijke relatie. De ernst van de gevolgen wordt in deze drie uitspraken meer als feitelijke afhankelijkheid gezien. Een voorbeeld van een uitspraak waar de ernst van de gevolgen van belang was: 'Zoals hiervoor al is overwogen is het bovendien nog maar de vraag of er een nieuwe situatie is ontstaan door opzegging van de overeenkomst, aangezien gebleken is dat Agro Care ook nadat de overeenkomst was opgezegd en zonder dat zij van Enza zaad geleverd kreeg, in staat is geweest diverse hectares Sunstreamtomaten te telen.'103 De gevolgen van de opzegging zijn niet groot gebleken, nu de afhankelijkheid tussen Agro Care en Enza eveneens niet groot bleek. Investeringen in het voortduren van de relatie Investeringen in het voortduren van de relatie, is een omstandigheid die bij 17 van de 23 uitspraken wordt meegenomen in de beoordeling of er recht op een compensatie na opzeggen bestaat.104 Zij is hiermee de omstandigheid die het meeste van belang wordt geacht. Naar mate 101
Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756. Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578; Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234; Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. 103 Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234. 104 Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987; Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165; Rb. Zutphen 12 september 2011, LJN BS1700; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131; Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234; Rb. 102
30
er meer is geïnvesteerd in het voortduren van de relatie, resulteert dit in een grotere aanpassingsbehoefte bij de opgezegde partij. De mate van afhankelijkheid (over het algemeen gemeten in een percentage van de omzet) bepaalt de investeringen die zijn gedaan. Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een uitspraak van het hof waar de investeringen in het voortduren van de relatie een rol spelen: ‘(..)een substantieel onderdeel van de omzet van [autospuitbedrijf] werd gerealiseerd door het spuiten van de door [Autoschade B.V.] aangebrachte personenauto's. Dat gegeven speelt een rol bij de beoordeling van de duur van de opzeggingstermijn, niet het exacte percentage.’105 Het hof concludeert uiteindelijk net als de rechtbank tot een redelijke opzegtermijn en kent een schadevergoeding toe, wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn. De investeringen in het voortduren van de relatie zijn daarnaast van belang bij alle onderzochte uitspraken waar de aanvullende schadevergoeding naast de opzegtermijn ter discussie staat. Er bestaat immers ook pas recht op aanvullende schadevergoeding wanneer er investeringen zijn gedaan die niet worden gecompenseerd door de opzegtermijn.106 Investeringen in een andere relatie terugverdienen Wanneer de investeringen niet relatieafhankelijk zijn behoren de investeringen tot het normale bedrijfsrisico. Onder de onderzochte uitspraken, waren de investeringen die in een andere relatie kunnen worden terugverdiend in vier uitspraken van belang.107 Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een overweging uit een uitspraak waar de investeringen niet volledig relatieafhankelijk werden geacht: ‘(..)de door Van Oord verwachte omzetverlies op een verlies van 10% van de totale omzet van Van Oord per jaar neerkomt (..) Verder is nog relevant dat Van Oord zelf geen producent van (beton)zand en grind is, maar een groothandel die bij het wegvallen van een klant zoals Constar op redelijk eenvoudige wijze minder (beton)zand en grind van de producent kan afnemen.’108
Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569; Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566; Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. 105 Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044. 106 Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569. 107 Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935. 108 Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704.
31
De investeringen die in een andere relatie kunnen worden terugverdiend, zijn naast het toekennen van een opzegtermijn mogelijk ook van belang voor de aanvullende schadevergoeding. Zij wordt immers twee maal van belang geacht voor het niet toekennen van een aanvullende schadevergoeding.109 Gewekte verwachtingen De gewekte verwachtingen spelen in 10 van de 23 uitspraken een rol.110 Deze omstandigheid ziet op het vertrouwen wat de opgezegde partij had in het voortduren van de overeenkomst. Wanneer de opgezegde partij niet op het eindigen van de overeenkomst hoefde te rekenen, kan er immers recht op compensatie bestaan. Een voorbeeld van een uitspraak waar de gewekte verwachtingen een rol spelen, is de volgende uitspraak van het Hof Leeuwarden: 'Naarmate de overeenkomst een duurzamer karakter heeft en een partij er meer op mocht vertrouwen dat de overeenkomst langdurig in stand zou blijven, zullen er in verband met de eisen van redelijkheid en billijkheid hogere eisen gesteld moeten worden aan de deugdelijkheid van de opzeggingsgrond en de lengte van de opzegtermijn.'111 Wanneer het recht op de aanvullende schadevergoeding ter discussie staat, is het gewekte vertrouwen onder drie van de vijf onderzochte uitspraken ook van belang.112 Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een uitspraak waar de gewekte verwachtingen een rol spelen: 'Op gelijke grond komt Orchison in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de opzegging. Dit is slechts anders indien de op zichzelf redelijke opzegtermijn niet voldoende aan de belangen van Orchison tegemoetkomt, bijvoorbeeld doordat zij in de gerechtvaardigde verwachting dat de overeenkomst zou blijven voortduren een investering heeft gedaan die zij bij lange na nog niet heeft kunnen terugverdienen.'113 De rechtbank had echter onvoldoende gegevens om tot een aanvullende schadevergoeding te komen. 109
Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770. Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165; Rb. Zutphen 12 september 2011, LJN BS1700; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131; Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. 111 Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044. 112 Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770. 113 Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756. 110
32
Vrije markt Wanneer de opgezegde partij op basis van gerechtvaardigd vertrouwen in de relatie heeft geïnvesteerd, kan alsnog geen/verminderde compensatie worden toekennen ten behoeve van de vrije markt. Een voorbeeld is de volgende uitspraak van het Hof Leeuwarden: ‘Verder wil het hof aannemen dat de markt waarop Afvalsturing opereert een beperkt aantal aanbieders van huishoudelijk afval - gemeenten - kent die niet op ieder willekeurig moment zullen kunnen overstappen naar een andere afvalverwerker dan Afvalsturing. Het hof is echter van oordeel dat aan het beginsel van contractsvrijheid en gezonde concurrentieverhoudingen op de markt van afvalverwerking een groter gewicht toekomt dan aan de door Afvalsturing geopperde bezwaren.’114 Door gebonden te blijven aan de overeenkomst wordt de vrije markt beperkt door het verminderde concurrentievermogen. Deze omstandigheid komt echter maar één keer voor onder de onderzochte uitspraken, bij de opzegtermijn als compensatievorm. Bij de overige compensatievormen is deze omstandigheid niet van belang. Duur van de overeenkomst De duur van de overeenkomst is altijd de belangrijkste omstandigheid geweest bij het bepalen van de compensatie na opzeggen. Ook onder de onderzochte uitspraken zie je dat deze omstandigheid onder 18 van de 23 uitspraken voorkomt.115 Samen met de investeringen in het voortduren van de relatie is deze omstandigheid het meest van belang voor het toekennen van een vorm van compensatie na opzeggen. De duur van de overeenkomst staat hierbij in directe relatie tot de aanpassingsbehoefte van de opgezegde partij. Een voorbeeld waarbij de duur van de overeenkomst centraal van belang was voor het toekennen van de een opzegtermijn, is de volgende uitspraak: 'In de gegeven omstandigheden vloeit uit de redelijkheid en billijkheid voort dat Ahoy bij de beëindiging van de cateringovereenkomst een opzegtermijn in acht had moeten
114
Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569. Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987; Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935; Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131; Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234; Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629; Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569; Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566; Rb. Arnhem 19 december 2012 LJN BY8437; Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. 115
33
nemen. In het bijzonder is van belang dat Labojo reeds vanaf 1990 cateringactiviteiten verrichtte voor Ahoy(..).'116 Eén rechtbank oordeelde dat de lange duur van de overeenkomst een omstandigheid is die op zichzelf nog geen redelijke opzegtermijn vereist.117 De duur van de overeenkomst werd onder de onderzochte uitspraken slechts van belang geacht voor de opzegtermijn en de vervangende schadevergoeding. Bij de overige compensatievormen werd de duur van de overeenkomst niet van belang geacht. Gevoerde onderhandelingen Wanneer partijen over de uitoefening van het contract onderhandelen, kan dit gevolgen hebben voor de compensatie na opzeggen. Zo kan een uitvoerige onderhandeling zonder resultaat leiden tot vermindering in de aanpassingsbehoefte. Een voorbeeld van een uitspraak waar de gevoerde onderhandelingen ook van belang waren voor het toekennen van een opzegtermijn is hieronder weergegeven: '(..)partijen er blijk van hebben gegeven gedurende bijna drie jaar niet in staat te zijn gebleken om een definitieve overeenstemming te bereiken over de inhoud van hetgeen tussen hen heeft te gelden.'118 Onder de onderzochte uitspraken komen de gevoerde onderhandelingen twee maal voor als omstandigheid die van belang is voor het toekennen van een opzegtermijn.119 Onder de overige compensatievormen komen de gevoerde onderhandelingen niet voor als de omstandigheden. Productietijd per order De productietijd per order kan van invloed zijn op de compensatie na opzeggen. Als het bijvoorbeeld drie maanden duurt voordat de opgezegde partij producten geleverd krijgt na het plaatsen van een order, kan dit de aanpassingsbehoefte invullen.120 Zo kunnen op het moment van opzeggen nieuwe orders niet meer geleverd worden, waardoor er naar een alternatief moet worden gezocht. De productietijd is slechts bij twee onderzochte beslissingen van invloed op de opzegtermijn.121 Bij de overige compensatievormen is deze omstandigheid niet van belang.
116
Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372. Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566. 118 Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BP7287. 119 Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BP7287; Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935. 120 Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578. 121 Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688; Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578. 117
34
Verstandhouding tussen partijen De verstandhouding tussen partijen is een omstandigheid die aangeeft hoe gemoedelijk de relatie is tussen partijen. Deze omstandigheid komt slechts één maal voor onder de onderzochte uitspraken, de Rechtbank Middelburg overwoog: ‘Verder is van belang dat het voor Agro Care van meet af aan duidelijk moet zijn geweest dat Enza de overeenkomst niet wilde en dat partijen ernstig van mening verschillen over een verschuldigde licentievergoeding en over de vraag of Enza doorlevering van de zaden zou mogen beperken.’122 Ontwikkelingen in de branche De ontwikkelingen in de branche spelen slechts bij één uitspraak mee bij het toekennen van de compensatie na opzegging.123 De rechtbank achtte daar de omstandigheden in de supermarktbranche van belang voor de lengte van de opzegtermijn van een overeenkomst inzake de levering van brood aan een supermarkt. De rechtbank heeft echter niet weergegeven welke bijzondere omstandigheden er spelen in de supermarktbranche. Deze omstandigheid is alleen van belang voor de opzegtermijn, bij de overige compensatievormen komt deze omstandigheid niet voor. Reden voor opzeggen In 9 van de 23 onderzochte uitspraken is de reden voor opzeggen van belang voor de compensatie na opzeggen.124 De reden van opzeggen komt met name ter sprake wanneer de opgezegde partij een (te) korte opzegtermijn in acht heeft genomen. Een voorbeeld waar de reden voor opzeggen van belang bleek voor de compensatie is de volgende uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad: 'Wat precies de reden is geweest en dus het belang van [B] de overeenkomst op zo korte termijn op te zeggen heeft [B] naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet duidelijk gemaakt.'125
122
Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234. Rb. Arnhem 19 december 2012, LJN BY8437. 124 Rb. Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815; Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987; Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287; Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131; Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. 125 Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131. 123
35
De reden voor opzeggen hoeft onder de onderzochte uitspraken nooit een zwaarwegende reden te zijn. Dit is een verschil met de mogelijkheid tot opzeggen, waar de omstandigheden in samenhang met de redelijkheid en billijkheid een zwaarwegende reden kunnen vereisen. 3.3.2 Belangen bij de compensatie na opzeggen Net als bij de mogelijkheid tot opzeggen, is er bij het jurisprudentieonderzoek voor de compensatie na opzeggen ook gekeken naar de belangen die worden gekwalificeerd in de 23 uitspraken. Deze paragraaf geeft de belangen weer die de rechter expliciet heeft genoemd in zijn uitspraak. In 5 van de 23 uitspraken speelt ‘het belang bij voortzetten van de overeenkomst’ een rol. 126 In vier van de 23 uitspraken speelt ‘het belang bij eindigen van de overeenkomst’ een rol. 127 In de overige uitspraken worden geen belangen door de rechter gekwalificeerd. Hieronder is een schema opgenomen met de belangen die in de verschillende uitspraken zijn gekwalificeerd. Schema 3.3.2.1 Kwalificatie belangen compensatie na opzeggen
Een voorbeeld van een uitspraak waarbij het belang voortduren en eindigen wordt gekwalificeerd is, de volgende overweging: 'Wat precies de reden is geweest en dus het belang van [B] de overeenkomst op zo korte termijn op te zeggen heeft [B] naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet duidelijk gemaakt. Daar tegenover staan de belangen van [A].’128 De rechtbank maakt niet inzichtelijk om welke belangen het gaat, maar noemt slechts de omstandigheden van het geval. Deze uitspraak is tekenend voor de overige onderzochte uitspraken waar de belangen gekwalificeerd zijn.
126
Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287; Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280; Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443; Rb. Rotterdam 22 juni 2011 LJN BQ9165; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131. 127 Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770; Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287; Rb. Rotterdam 22 juni 2011 LJN BQ9165; Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131. 128 Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131.
36
3.4 Conclusie Zowel de vraag of er rechtsgeldig mag worden opgezegd, als de vraag of er recht op compensatie na opzeggen, kent een weging van verschillende omstandigheden van het geval. Bij de mogelijkheid tot opzeggen zijn vooral de reden voor de opzegging en de ernst van de gevolgen van belang. De compensatie na opzeggen concentreert zich vooral op de duur van de overeenkomst en de investeringen in het voortduren van de relatie. De belangen die in het geding spelen worden bij allebei de vragen in slechts enkele uitspraken gekwalificeerd. De kwalificatie gaat echter over het algemeen niet verder dan 'een belang bij eindigen' of 'een belang bij voortduren'. Bij de vraag op opzeggen mogelijk is, is er slechts twee maal een financieel belang gekwalificeerd. Nu in dit hoofdstuk deze twee belangrijke elementen zijn weergegeven, gaat het volgende hoofdstuk in op de vraag of er een zichtbare vorm van belangenafweging te herkennen is in de onderzochte uitspraken.
37
4. De analyse Na een uiteenzetting van de resultaten van het jurisprudentieonderzoek in het vorige hoofdstuk, volgt in dit hoofdstuk de analyse van de onderzoeksresultaten. De onderzoeksresultaten worden geanalyseerd op een zichtbare vorm van belangenafweging. Allereerst gaat dit hoofdstuk in op het bestaan van een objectieve vorm van belangenafweging in de onderzochte uitspraken, vervolgens gaat dit hoofdstuk in op de toetsing van de omstandigheden als vorm van belangenafweging. Wanneer de uitkomsten van de analyse zijn weergegeven, wordt een aanbeveling gedaan, om zo tot een meer zichtbare belangenafweging te kunnen komen. Tot slot geeft dit hoofdstuk de conclusie weer. 4.1 Belangenafweging, een objectieve vorm? Zoals weergegeven in paragraaf 2.3 en 2.6 is de belangenafweging een onderdeel van de toetsing of opzeggen mogelijk is en of er compensatie na opzeggen bestaat. Deze belangenafweging zal als onderdeel van de rechterlijke motivering inzichtelijk moeten zijn, om de uitspraken vatbaar te maken voor rechterlijke controle en wetenschappelijke kritiek.129 De belangenafweging spreekt tot de verbeelding als een weging van belangen, waarbij het ene belang (vanzelfsprekend) zwaarder weegt dan het andere belang. Een vereiste is dan natuurlijk dat de belangen die in het geding spelen helder zijn en dat ze een zeker gewicht hebben, zodat er een afweging plaats kan vinden. Om de belangen objectief te kunnen wegen, noemt Smits een alternatief op het louter toetsen van de omstandigheden van het geval als vorm van belangenafweging.130 Zijn alternatief is gebaseerd op de theorieën van Richard Posner.131 Volgens Smits moet er objectief worden vastgesteld welk belang in beginsel zwaarder weegt. Deze belangen moeten in een rangorde ten opzichte van elkaar kunnen worden gezet. De omstandigheden van het geval kunnen vervolgens van dit beginsel (de rangorde) afwijken, of haar invullen. Concreet zou dit bijvoorbeeld voor de mogelijkheid tot het opzeggen van duurovereenkomsten betekenen, dat in beginsel moet worden vastgesteld of het belang bij voortduren, of opzeggen zwaarder weegt. Als vast staat dat het belang bij opzeggen in beginsel zwaarder moet wegen, kunnen de omstandigheden van het geval van dit beginsel afwijken, of haar juist invullen. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt deze vorm van belangenafweging een objectieve vorm van belangenafweging genoemd. De volgende twee paragrafen behandelen de vraag of deze objectieve vorm van belangenafweging in de onderzochte uitspraken aanwezig is. 129
Smits 2006, p. 6. Smits 2006, p. 9. 131 Posner 1995, p. 11. 130
38
4.1.1 Objectieve belangenafweging binnen de mogelijkheid tot opzeggen Zoals weergegeven in paragraaf 3.2.2. komen er slechts acht beslissingen voor waar de belangen door de rechter gekwalificeerd zijn bij de vraag of opzeggen mogelijk is. Van deze acht beslissingen kan in slecht drie beslissingen worden gesproken over een vorm van objectieve belangenafweging.132 In deze uitspraken kan de 'rangorde' tussen het belang bij opzeggen en het belang bij voortduren worden gehaald uit de overweging van de Hoge Raad, dat het opzeggen van de overeenkomst in beginsel mogelijk is.133 De omstandigheden van het geval vullen vervolgens de belangen in. Een voorbeeld van een uitspraak waar een objectieve vorm van belangenafweging te herkennen is, is de volgende overweging van het Hof Leeuwarden: 'Hier komt bij dat de door Auping gewenste Plaza's in de regio Noord-Holland er naar alle waarschijnlijkheid in de komende jaren nog niet zullen zijn, ook die in Haarlem niet, zodat niet valt in te zien waarom in verband met hun belangen, wat daar verder ook van zij, de distributieovereenkomst met Beverslaap op de kortst mogelijke termijn zou moeten worden beëindigd. Tegenover dit thans onvoldoende duidelijke belang van Auping staat het onmiskenbare belang van Beverslaap bij voortzetting van de distributieovereenkomst, nu haar omzet voor meer dan 50% uit Aupingbedden c.a. bestaat, waarbij tevens in aanmerking moet worden genomen dat Auping Beverslaap slechts een relatief korte opzegtermijn heeft vergund van zes maanden.' Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in deze situatie het belang van Beverslaap dient te prevaleren en dat Auping terecht is veroordeeld om Beverslaap een distributieovereenkomst aan te bieden.’134 Het hof heeft in deze uitspraak voorafgaand aan dit citaat vastgesteld dat er een zwaarwegende reden voor opzeggen vereist was. Vervolgens komt het hof, na een volledige toetsing van de zwaarwegende reden, tot de conclusie dat het belang bij opzeggen niet opweegt tegen het belang bij voortzetten. Het belang bij voortzetten wordt ingevuld met de omstandigheden: ernst van de gevolgen en de compensatie na opzeggen. Het belang bij opzeggen is daarentegen volgens het hof onvoldoende duidelijk.
132
Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629. 133 HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 134 Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085. De hoge Raad heeft deze uitspraak gecasseerd (HR 14 juni 2013, LJN BZ4163), toch doet dit niets af aan de gebruikte objectie vorm van belangenafweging.
39
4.1.2 Objectieve belangenafweging binnen de compensatie na opzeggen Bij de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen, liet paragraaf 3.3.2 zien dat er in zes van de 23 onderzochte uitspraken belangen zijn gekwalificeerd door de rechter. De belangen die in al deze onderzochte uitspraken door de rechter gekwalificeerd worden, zijn: een belang bij opzeggen en een belang bij voortduren van de overeenkomst. Hoe verhouden deze belangen zich tot de omstandigheden van het geval bij de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen? Deze vraag wordt behandeld aan de hand van de volgende overweging uit een uitspraak van de Rechtbank Utrecht: ‘Gelet op het voorgaande en met name op enerzijds de hechte, langdurige relatie tussen partijen, waarbij VCW voor haar omzet in belangrijke mate afhankelijk was van BASF, en anderzijds de belangen die BASF had bij beëindiging van de overeenkomst en de omstandigheden die er toe hebben geleid dat BASF de distributieovereenkomst heeft opgezegd is de rechtbank van oordeel dat BASF een opzegtermijn van 1 jaar in acht had moeten nemen.’135 Het belang bij opzeggen is in deze overweging een zelfstandige omstandigheid die tegenover de andere omstandigheden wordt gezet. Zij wordt niet zichtbaar ingevuld met de omstandigheden van het geval. Deze uitspraak is representatief voor de overige zes uitspraken. Daarnaast is het de vraag of in de zes eerder genoemde uitspraken, de juiste belangen worden afgewogen. Bij de vraag of opzeggen mogelijk is, speelt immers duidelijk het belang bij opzeggen en voortduren van de overeenkomst. Wanneer het opzeggen van de overeenkomst mogelijk is, zijn het dan niet juist andere belangen die moeten worden afgewogen voor het recht op compensatie na opzeggen? Voor de hand liggend lijkt dat dan juist de belangen voor of tegen de compensatie spelen. De relatie tussen de omstandigheden van het geval en de gekwalificeerde belangen is dan ook niet inzichtelijk. Over een inzichtelijke rangorde tussen de belangen kan ook niet worden gesproken in de onderzochte uitspraken. Hoewel de literatuur een beginsel van compensatie na opzeggen erkent, biedt de vaste jurisprudentie nog onvoldoende aanknopingspunten. Bij de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen, is er dan ook geen sprake van een objectieve belangenafweging. Deze conclusie is bijzonder opmerkelijk, omdat de Hoge Raad bij het vaststellen van de compensatie na opzeggen expliciet een afweging van de belangen vereist.136
135 136
Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770. HR 21 april 1995, LJN ZC1706.
40
4.2 Belangenafweging, toetsing van de omstandigheden van het geval? De vorige twee paragrafen laten zien dat de objectieve vorm van belangenafweging onder de onderzochte uitspraken slechts sporadisch voorkomt bij de vraag of opzeggen mogelijk is en niet bij de vraag of en recht bestaat op compensatie na opzeggen. Betekent dit nu dat in alle overige onderzocht uitspraken geen sprake is van een zichtbare vorm van belangenafweging? De overige uitspraken komen immers slechts tot het opzeggen van een overeenkomst op basis van de omstandigheden van het geval en in een aantal uitspraken in combinatie met het noemen van de in het geding spelende belangen. De volgende paragraaf gaat in op de vraag of het afwegen van de omstandigheden van het geval als vorm van belangenafweging kan worden gezien bij zowel de mogelijkheid tot opzeggen als de compensatie tot opzeggen. 4.2.1 Omstandighedenafweging als belangenafweging Het vorige hoofdstuk laat zien dat de toetsing van de omstandigheden van het geval in veruit de meerderheid van de onderzochte uitspraken voorkomt. Bij de mogelijkheid tot opzeggen komt dit voor in 30 van de 33 onderzochte beslissingen en bij de compensatie na opzeggen in 21 van de 24 onderzochte uitspraken. Uit hoofdstuk drie blijkt dat in de onderzochte uitspraken een aantal omstandigheden veelvuldig van belang zijn voor de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. De meest voorkomende omstandigheden zijn hieronder in een schema weergegeven. Schema 4.2.1.1 Veel voorkomende omstandigheden Mogelijkheid tot opzeggen
Compensatie na opzeggen
●
duur van de overeenkomst
●
duur van de overeenkomst
●
redelijke compensatie
●
investeringen in het voortduren van de
●
aard van de overeenkomst
●
gewekte verwachtingen
●
gewekte verwachtingen
●
reden voor opzeggen
●
aard van de overeenkomst
●
ernst van de gevolgen
●
reden voor opzeggen
relatie
De mate waarin elke omstandigheid van belang is voor de mogelijkheid tot opzeggen en/of compensatie na opzeggen, hoeft niets te zeggen over het gewicht van die omstandigheid ten opzichte van de andere omstandigheden. Wat het echter wel betekent is aan de literatuur om te beoordelen. Het is goed voor te stellen dat deze omstandigheden als het ware een rode draad zijn. Wanneer de omstandighedenafweging moet fungeren als zichtbare belangenafweging, spelen er echter wel een aantal complicaties.
41
Allereerst zal voor een zichtbare belangenafweging duidelijk moeten zijn welk belang een omstandigheid impliceert. Je kunt immers slechts belangen lezen in omstandigheden, wanneer er geen discussie is over het belang dat wordt geïmpliceerd. Bijvoorbeeld, is een overeenkomst voor de duur van 8,5 jaar kort of lang, waardoor het een belang bij opzeggen of voortduren impliceert? Een tweede complicatie is het tegen elkaar afzetten van de omstandigheden die de belangen moeten impliceren. Voordat louter omstandigheden tegen elkaar kunnen worden afgezet, moet de waarde van elke omstandigheid ten opzichte van elkaar bekend zijn. Een belangrijke vraag is echter, wanneer weegt de ene omstandigheid zwaarder dan de ander? -Maar ook, verschilt de waarde van een omstandigheid als die omstandigheid de ene keer een belang bij opzeggen impliceert en de andere keer een belang bij voortduren. Ter illustratie verwijs ik naar het citaat uit paragraaf 2.1.2 van de Hoge Raad, waarin is weergegeven dat de door het hof vermelde omstandigheden niet zonder meer een zwaarwegende grond met zich meebrengt. Het hof achtte in de gecasseerde uitspraak de ernst van de gevolgen (meer dan 50% afhankelijk omzet) en de duur van de overeenkomst (8,5 jaar) doorslaggevend voor het eisen van een zwaarwegende grond. Moesten er dan meerdere omstandigheden zijn die het belang bij voortduren impliceren, of moesten de door het hof aangenomen omstandigheden een grotere omvang hebben (langere duur van de overeenkomst en/ of meer afhankelijke omzet)? Een derde complicatie is dat de Hoge Raad voor zowel de mogelijkheid tot opzeggen als de compensatie na opzeggen heeft geoordeeld, dat de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval moet worden meegenomen.137 Het impliceren van de belangenafweging via een toetsing van de omstandigheden is niet zichtbaar te kwalificeren als het 'in verband' meenemen van de omstandigheden van het geval. Kortom, het kwalificeren van deze toetsing van omstandigheden als vorm van belangenafweging brengt verschillende complicaties zich mee. Er is dan ook geen sprake van een zichtbare belangenafweging. De onderzochte uitspraken bij de vraag of opzeggen mogelijk is en de compensatie na opzeggen, geven geen inzicht in hoe de rechter deze problemen het hoofd biedt. Omdat de zichtbare belangenafweging onder de onderzochte uitspraken summier voorkomt, wordt in de volgende paragraaf een aanbeveling gedaan over hoe tot een meer zichtbare belangenafweging kan worden gekomen.
137
HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854.
42
4.3 De verklaring en aanbeveling Die hierboven weergegeven analyse laat zien dat er slechts in enkele uitspraken sprake is van een vorm van zichtbare belangenafweging. Gezien het aantal onderzochte uitspraken lijkt de belangenafweging derhalve onvoldoende zichtbaar bij de meerderheid van de uitspraken. Dit geldt voor de vraag of opzeggen mogelijk is en bijzonder voor de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen. In de volgende subparagrafen geef ik een verklaring voor de summiere zichtbare belangenafweging. Daarnaast doe ik een aanbeveling om meer tot een zichtbare belangenafweging te kunnen komen. 4.3.1 Mogelijkheid tot opzeggen: belangenafweging binnen de drietrapsraket De onderzochte uitspraken verwijzen altijd naar de rechtsregel uit de arresten Latour - De Bruijn138 of Gemeente Ronde Venen – SNU139. De rechtsregel na het arrest Gemeente Ronde Venen – SNU kan worden opgevat als een drietrapsraket: 1. ‘opzeggen is in beginsel mogelijk’,140 2. ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat’,141 3. ‘de vraag of de zwaarwegende grond voldoende is voor de opzegging, hangt af van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval’.142 Een verklaring voor het gebrek aan een zichtbare belangenafweging in de meerheid van de uitspraken ligt in deze zogenaamde drietrapsraket. De drietrapsraket richt zicht immers vooral op de omstandigheden van het geval. In essentie gaat het bij het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten echter om de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, waar de belangenafweging een belangrijk onderdeel van is. Een alternatief zou kunnen zijn, dat er meer nadruk komt op het doorlopen van een zichtbare belangenafweging.
138
HR 3 december 1999, NJ 2000, 120. HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 140 HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 141 HR 3 december 1999, NJ 2000, 120; HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 142 Hoon 2005 p. 16 en 17. 139
43
Hieronder heb ik een alternatieve rechtsregel geschreven, zodat meer tot een zichtbare belangenafweging kan worden gekomen. De rechtsregel bestaat uit twee onderdelen, allereerst het eerste onderdeel: Indien de wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van opzeggen, geldt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid het belang bij het opzeggen van de overeenkomst in beginsel zwaarder laat wegen dan het belang bij voortduren van de overeenkomst. Dit eerste onderdeel geeft allereerst de rangorde weer tussen het belang bij opzeggen en het belang bij voortduren van de overeenkomst. Vervolgens komt het tweede onderdeel: Indien het belang bij voortduren van de overeenkomst niet voldoende wordt gecompenseerd met een vorm van compensatie na opzeggen, kunnen de omstandigheden van het geval in onderling verband (zoals de aard en inhoud van de overeenkomst, de gewekte verwachtingen, de reden voor opzeggen en de ernst van de gevolgen) het belang bij voortduren zwaarder laten wegen. Dit tweede onderdeel neemt allereerst de compensatie van het belang bij voortduren tot het uitgangspunt. De compensatie na opzeggen mag naar mijn mening nadrukkelijk als uitgangspunt worden geacht, nu de opzegging (met name in een commerciële relatie) namelijk goed te compenseren is door middel van een opzegtermijn en (schade)vergoeding(en).143 Slechts indien de compensatie niet in verhouding staat tot het belang bij voortduren van de overeenkomst, spelen de omstandigheden van het geval een rol. Aan de hand van de omstandigheden moet dan bepaald worden, of het belang bij voortduren van de overeenkomst zwaarder moet wegen. Voor de omstandigheden van het geval is een rode draad met voorbeelden van veel voorkomende omstandigheden weergegeven. Dit betekent niet dat deze omstandigheden zwaarder wegen dan andere, maar deze omstandigheden worden relatief vaak van belang geacht voor de mogelijkheid tot opzeggen. Het uiteindelijke gevolg is in deze rechtsregel niet meer het wel of niet vereist zijn van een zwaarwegende reden, maar of het belang bij voortduren of opzeggen zwaarder moet wegen. De (zwaarwegende) grond voor opzeggen is nu een onderdeel van alle omstandigheden van het geval. De grond/reden voor opzeggen vult immers concreet het belang bij opzeggen in en de onderzochte uitspraken laten zien dat dit een omstandigheid is die veelvuldig van belang wordt geacht.
143
De Hoon 2010, p. 1338-1345.
44
Deze nieuwe rechtsregel stuurt dus meer aan op een objectieve vorm van belangenafweging, omdat de rangorde tussen het belang bij opzeggen en voortduren van de overeenkomst allereerst duidelijk is weergegeven en de omstandigheden van het geval de belangen vervolgens concreet invullen. 4.3.2. Compensatie na opzeggen: belangenafweging binnen de rechtsregel In tegenstelling tot de vraag of opzeggen mogelijk is, komt de objectieve vorm van belangenafweging in zijn geheel niet voor onder de onderzochte uitspraken ten aanzien van de compensatie na opzeggen. De compensatie na opzeggen kent geen drietrapsraket, maar kent wel de volgende rechtsregel: ‘Uit diezelfde eisen (de redelijkheid en billijkheid)144 kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.’145 In paragraaf 2.4 is weergegeven dat de literatuur de rechtsregel invult als een algemene regel, dat er in beginsel een recht op compensatie bestaat. Het is dus niet zozeer de vraag of er recht op compensatie bestaat, maar eerder hoe hoog de compensatie moet zijn. Naar mijn mening moeten we de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen niet louter invullen met de feitelijke invulling van een 'formule' over de omvang van de compensatie.146 Dit neigt immers naar het louter toepassen van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft echter, zoals eerder aangegeven, de belangenafweging bij de compensatie na opzeggen erkend.147 Een alternatief zou ook bij de compensatie na opzeggen kunnen zijn, dat er meer nadruk komt op het doorlopen van een zichtbare belangenafweging. Hieronder heb ik een alternatieve rechtsregel geschreven, zodat meer tot een zichtbare belangenafweging kan worden gekomen. Deze nieuwe rechtsregel bestaat uit twee onderdelen, allereerst het eerst onderdeel: Indien de wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling omtrent de compensatie na opzeggen, geldt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid het belang bij compensatie na opzeggen in beginsel zwaarder laat wegen dan het belang om zonder compensatie de overeenkomst op te zeggen. Net als bij de vraag of opzeggen mogelijk is, is het voor de compensatie na opzeggen van belang dat allereerst de bij de compensatie spelen de belangen en de rangorde tussen deze 144
Toevoeging aan het citaat door Robbertjan Boerke. HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. 146 De Hoon 2010, p. 1338-1345. 147 HR 21 april 1995, LJN ZC1706. 145
45
twee belangen duidelijk zijn weergegeven. In dit geval is de algemene regel uit de literatuur, dat er in beginsel recht op compensatie bestaat, geconcretiseerd. Vervolgens het tweede onderdeel van de rechtsregel: De omstandigheden van het geval kunnen in onderling verband (zoals de duur van de overeenkomst, de investeringen in het voortduren van de relatie, de gewekte verwachtingen, de aard en inhoud van de overeenkomst en de reden voor opzeggen) het belang om zonder compensatie de overeenkomst op te zeggen zwaarder laten wegen. In het geval van de compensatie na opzeggen is er geen voorwaarde voordat de omstandigheden van het geval een rol spelen (zoals het voldoende compenseren bij de mogelijkheid tot opzeggen). De (voldoende) compensatie staat immers in relatie tot de mogelijkheid tot opzeggen. Hierdoor zal naar verwachting niet snel tot het opzeggen zonder vorm van compensatie over worden gegaan. In dit geval is de opsomming van verschillende veel voorkomende omstandigheden weergegeven die dienen als een rode draad. Net als de mogelijkheid tot opzeggen stuurt deze nieuwe rechtsregel dus meer aan op een objectieve belangenafweging, omdat allereerst de bij de compensatie spelende belangen duidelijk zijn weergegeven, de rangorde tussen de belangen uiteen is gezet en de omstandigheden van het geval de belangen vervolgens concreet invullen. 4.4 Conclusie Hoofdstuk drie liet zien dat de in het geding spelende belangen slechts in enkele onderzochte uitspraken zijn gekwalificeerd, in tegenstelling tot het noemen van de omstandigheden van het geval. Het uiteindelijke gevolg is dat voor de mogelijkheid tot opzeggen slechts in drie uitspraken een zichtbare vorm van belangenafweging aanwezig is. Dit is de objectieve vorm van belangenafweging. De compensatie na opzeggen heeft onder de onderzochte uitspraken in het geheel geen zichtbare belangenafweging. Ook het louter afwegen van de omstandigheden van het geval kan, zowel voor de mogelijkheid tot opzeggen als bij de compensatie na opzeggen, niet worden gezien als een vorm van zichtbare belangenafweging. De reden voor de summiere zichtbare belangenafweging onder alle onderzochte uitspraken, zou kunnen liggen in de rechtsregel die wordt toegepast bij de vraag of opzeggen mogelijk is en of er recht bestaat op compensatie na opzeggen. Er is derhalve een aanbeveling gedaan, voor zowel de mogelijkheid tot opzeggen als de compensatie na opzeggen, om een alternatieve rechtsregel toe te passen, die meer tot een zichtbare voor van belangenafweging kan komen.
46
Conclusies en aanbevelingen Wanneer een partij over wil gaan tot het opzeggen van een onbenoemde duurovereenkomst, brengt dit de vragen met zich mee wanneer opzeggen mogelijk is en of er recht bestaat op compensatie na opzeggen. Het antwoord op deze vragen hangt volgens de Hoge Raad af van, (in de kern geformuleerd) de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval.148 Het probleem is echter, dat het niet inzichtelijk is of en hoe sprake is van een zichtbare belangenafweging in de uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven. De resultaten van het onderzoek van deze scriptie, onder 38 uitspraken over de afgelopen drie jaar, maakt de belangenafweging inzichtelijk bij de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen. Dit is een onderzoek naar de omstandigheden van het geval en de verschillende gekwalificeerde belangen, waarbij de mogelijkheid tot opzeggen en/of de compensatie na opzeggen ter discussie stond. Hieruit blijkt dat de rechtbanken en gerechtshoven vooral de omstandigheden van het geval toetsen. Zo worden hoofdzakelijk de volgende omstandigheden van belang geacht voor de vraag of opzeggen mogelijk is: duur van de overeenkomst, redelijke compensatie, aard van de overeenkomst, gewekte verwachtingen, reden voor opzeggen en ernst van de gevolgen. Daarnaast worden hoofdzakelijk de volgende omstandigheden van belang geacht voor de compensatie na opzeggen: duur van de overeenkomst, investeringen in het voortduren van de relatie, gewekte verwachtingen, aard van de overeenkomst en reden voor opzeggen. De gekwalificeerde belangen in de onderzochte uitspraken, gaan echter in de meeste uitspraken niet verder dan de kwalificatie ‘een belang bij voortduren’ en ‘een belang bij opzeggen’. Dit is zowel het geval bij de mogelijkheid tot opzeggen, als de compensatie na opzeggen. Wanneer de verschillende omstandigheden van het geval en de gekwalificeerde belangen worden geanalyseerd, lijkt er onder de onderzochte uitspraken sprake te zijn van een vorm van zichtbare belangenafweging, namelijk de objectieve belangenafweging. Hierbij dienen de belangen in beginsel in een rangorde te kunnen worden gezet, waarna de omstandigheden van het geval de belangen invullen. Deze vorm van belangenafweging komt in de onderzochte uitspraken slechts drie maal voor.149 Dit is echter uitsluitend bij de vraag of opzeggen mogelijk is. Voor de vraag of er recht bestaat op compensatie na opzeggen, lijken de onderzochte uitspraken geen zichtbare belangenafweging weer te geven. Een verklaring voor het 148
HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395; Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085; Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629. 149
47
ogenschijnlijk lage aantal zichtbare belangenafwegingen onder de onderzochte uitspraken, zou kunnen liggen in de door de Hoge Raad geformuleerde rechtsregels. De rechtsregels voor de mogelijkheid tot opzeggen en de compensatie na opzeggen lijken zich immers in het bijzonder te concentreren op de omstandigheden van het geval. Er wordt aanbevolen om deze rechtsregels te herschrijven, om zo meer tot een zichtbare belangenafweging te kunnen komen. Hieronder is weergegeven hoe de rechtsregels kunnen worden herschreven. Hierbij wordt de voldoende compensatie als uitgangspunt genomen (in plaats van de zwaarwegende grond) en worden de meest van belang geachte omstandigheden van het geval gebruikt als een rode draad. Er is echter een volgend onderzoek nodig naar het gewicht van de omstandigheden van het geval, om zo uiteindelijke betere invulling te geven aan de belangenafweging. Voor de mogelijkheid tot opzeggen: Indien de wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van opzeggen, geldt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid het belang bij het opzeggen van de overeenkomst in beginsel zwaarder laat wegen dan het belang bij voortduren van de overeenkomst. Indien het belang bij voortduren van de overeenkomst niet voldoende wordt gecompenseerd met een vorm van compensatie na opzeggen, kunnen de omstandigheden van het geval in onderling verband (zoals de aard en inhoud van de overeenkomst, de gewekte verwachtingen, de reden voor opzeggen en de ernst van de gevolgen) het belang bij voortduren zwaarder laten wegen. Voor de compensatie na opzeggen: Indien de wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling omtrent de compensatie na opzeggen, geldt dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid het belang bij compensatie na opzeggen in beginsel zwaarder laat wegen dan het belang om zonder compensatie de overeenkomst op te zeggen. De omstandigheden van het geval kunnen in onderling verband (zoals de duur van de overeenkomst, de investeringen in het voortduren van de relatie, de gewekte verwachtingen, de aard en inhoud van de overeenkomst en de reden voor opzeggen) het belang om zonder compensatie de overeenkomst op te zeggen zwaarder laten wegen.
48
Literatuurlijst Dit hoofdstuk bevat een literatuurlijst met de geraadpleegde literatuur tijdens het onderzoek. Boeken Franken en Joosen 1993 A.A. Franken en E.P.M. Joosen (red.), Wederkerige rechtsbetrekkingen, belangenafweging door de rechter, Lelystad: Koninklijke Vermande B.V. 1993. Barendrecht en Van Peursem 1997 J.M. Barendrecht en G.R.B. van Peursem, Serie recht en praktijk, Distributieovereenkomsten, Deventer: Kluwer 1997. Vranken en Hammerstein 2003 J.B.M. Vranken en A. Hammerstein, beëindiging en wijzigen van overeenkomsten; een horizontale vergelijking, Mon. Nieuwe BW A-10, Deventer: Kluwer 2003 (tweede druk). Van Dunné 2004 J.M. van Dunné,Verbintenissenrecht, Deel 1, Contractenrecht, Deventer: Kluwer 2004. De Hoon 2005 M. W. de Hoon, Conflictbeheersing bij opzegging, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2005. Heijma e.a. 2010 J. Heijma e.a., Rechtshandeling en overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010. Posner 1995 R.A. Posner, Overcoming Law, Cambridge massachusetts: Harvard University Press 1995. Tijdschriften Smits 2006 J.M. Smits, ‘Belangenafweging door de rechter in het vermogensrecht: een kritische beschouwing’,RM Themis 2006, pp. 134-140. De Hoon 2010 M.W. de Hoon, ‘Vuistregels voor een redelijke opzegtermijn’, NJB 2010, pp. 1338-1345.
49
Visscher 2007 M.H. Visscher,‘ De opzegging van onbenoemde duurovereenkomsten: een korte beschouwing’ V&O 2007, p. 110-113.
50
Jurisprudentielijst Dit hoofdstuk bevat een lijst met de geraadpleegde jurisprudentie tijdens het onderzoek. Hoge Raad HR 15 april 1966, NJ 1966, 302. HR 21 oktober 1988, NJ 1990,439. HR 21 juni 1991, NJ 1991,742. HR 10 augustus 1994, NJ 1994,688. HR 21 april 1995, LJN ZC1706. HR 3 december 1999, NJ 2000,120. HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854. HR 14 juni 2013, LJN BZ4163. Hof Hof ‘s-Hertogenbosch 9 september 2008, NJF 2009/120. Rechtbank Rb. ‘s-Hertogenbosch 30 december 1994, NJ 1995,11. Rb. Utrecht 14 juni 2000, JOR 2000, 177. Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287. Onderzochte uitspraken voor het jurisprudentieonderzoek Hof Hof Den Haag 12 januari 2010, LJN BL2815. Hof Leeuwarden 30 maart 2010, LJN BL9987. Hof Leeuwarden 30 november 2010, LJN BP1044. Hof Den Haag 18 oktober 2011, LJN BT9372. Hof Leeuwarden 17 januari 2012, LJN BV1085. Hof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7193. Hof Amsterdam 5 juni 2012, LJN BX0386. Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9192. Hof Leeuwarden 2 oktober 2012, LJN BX9569. Rechtbank Rb. Middelburg 27 januari 2010, LJN BL3578. Rb. Rotterdam 17 maart 2010, LJN BL9395.
51
Rb. Zwolle-Lelystad 31 maart 2010, LJN BM0828. Rb. Rotterdam 8 april 2010, LJN BM1287. Rb. Utrecht 25 mei 2010, LJN BM5688. Rb. Den Haag 9 juni 2010, LJN BM8756. Rb. Leeuwarden 14 juli 2010, LJN BN1038. Rb. Utrecht 1 september 2010, LJN BN5770. Rb. Rotterdam 24 november 2010, LJN BO7287. Rb. Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4704. Rb. Arnhem 4 mei 2011, LJN BQ5280. Rb. Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443. Rb. Rotterdam 1 juni 2011, LJN BQ8208. Rb. Rotterdam 22 juni 2011, LJN BQ9165. Rb. Zwolle-Lelystad 4 juli 2011, LJN BT6567. Rb. Leeuwarden 17 augustus 2011, LJN BR5146. Rb. Zutphen 12 september 2011, LJN BS1700. Rb. Utrecht 28 september 2011, LJN BT2935. Rb. Leeuwarden 19 oktober 2011, LJN BU1277. Rb. Zwolle-Lelystad 29 december 2011, LJN BV2294. Rb. Zwolle-Lelystad 1 februari 2012, LJN BV6131. Rb. Zwolle-Lelystad 23 maart 2012, LJN BW1035. Rb. Middelburg 25 april 2012, LJN BY0234. Rb. Rotterdam 30 mei 2012, LJN BW8084. Rb. Amsterdam 25 juli 2012, LJN BY3928. Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, LJN BX9629. Rb. Rotterdam 10 oktober 2012, LJN BY0566. Rb. Rotterdam 19 december 2012, LJN BY7629. Rb. Arnhem 19 december 2012, LJN BY8437.
52