Bedrijfsontwikkelingsplan Fruitteelt
Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt vzw (PCBT) Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke-Beitem
Afdeling Land- en Tuinbouwvorming Leuvenseplein 4, 1000 Brussel 02/553 63 56
[email protected] ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
Proefcentrum voor Fruitteelt - Diensten aan telers De Brede Akker 13, 3800 Sint-Truiden
0
03/09/02
INHOUD Inleiding .........................................................................................................3 1. Schets van het huidig bedrijf ........................................................................6 2. Aandachtspunten bij de omschakeling..........................................................8 3. Potenties bedrijf en bedrijfsleider............................................................... 10 4. Beeld toekomstig bedrijf............................................................................ 12 5. Regelgeving.............................................................................................. 17 6. Omschakelen naar biologische fruitteelt : planning..................................... 21 7. Omschakeling naar biologische fruitteelt : teelttechniek.............................. 23 7.2. Bemesting – Bodemvoeding................................................................. 27 7.3. Groeiregulatie...................................................................................... 30 7.4. Kruidbeheersing................................................................................... 31 7.5. Strokenbeheer...................................................................................... 35 7.6. Boomgaardomgeving........................................................................... 35 7.7. Nieuwe aanplant .................................................................................. 36 8. Omschakelen naar biologische fruitteelt : arbeid ......................................... 39 9. Omschakelen naar biologische fruitteelt : economisch................................ 41 9.1. Aankopen............................................................................................ 41 9.2. Arbeid ................................................................................................. 42 9.3. Controle .............................................................................................. 43 9.4. Productie ............................................................................................. 43 9.5. Verkoop .............................................................................................. 44 10. Afzet....................................................................................................... 45 10.1. Verkoopskanalen ............................................................................... 45 10.2. Sortering............................................................................................ 46 10.3. Normen ............................................................................................. 46 10.4. Aandachtspunten................................................................................ 46 11. Samenvatting en slotbeschouwing............................................................ 47 Nuttige adressen......................................................................................... 48
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
1
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
2
Inleiding U bent geïnteresseerd in biologische fruitteelt en u overweegt uw huidige, geïntegreerde bedrijf om te schakelen. Omschakelen naar biologische fruitteelt vraagt een gemotiveerde visie op middellange termijn. Biologische fruitteelt is niet zomaar het gebruiken van natuurlijke producten in de plaats van gesynthetiseerde chemische producten. Het toepassen van de principes van de biologische teelt vraagt een doorgedreven kennis van de biologische relaties en processen. Er moet veel meer dan in de “klassieke” teelt gewerkt worden aan het geheel van een perceel en het bedrijf. Iedere uitgevoerde handeling heeft een invloed op andere processen van het geheel. Onder andere de teelttechniek, de denkwijze en de handelswijze moeten aangepast worden, alsook een deel van de mechanisatie. Daarnaast is er de specifieke problematiek van het omschakelingsproces, deels gebonden aan de bodem en de boomgaard, deels gebonden aan wetgeving (biologisch lastenboek) en afzetmogelijkheden. In dit omschakelingsplan proberen wij samen met u een prospectie te maken : Wat kan en zal deze omschakeling voor u en uw bedrijf betekenen? Waarmee moet u tijdens deze periode rekening houden? Wanneer begint u het best aan de omschakeling? Wij hopen dat dit omschakelingsplan voor u een gedegen document mag zijn op basis waarvan u kunt beslissen al dan niet om te schakelen. In geval u omschakelt, heeft u aan dit plan een goede leidraad voor een goed verloop van de omschakeling. In geval u beslist alsnog niet om te schakelen, zijn er ongetwijfeld elementen in dit plan die u kunnen helpen bij uw huidige bedrijfsvoering. Onderstaand een korte samenvatting van de bijzonderste aandachtspunten : De bodem is in de biologische teelt zeer belangrijk en dient niet zoals in de klassieke teelt enkel om de bomen recht te houden. De bodem is een aaneenschakeling van natuurlijke organismen en processen. De bodemvruchtbaarheid en bodemactiviteit worden op peil gehouden door het recycleren van organisch materiaal. Het is middels deze bodemprocessen dat de bomen gevoed worden. Het herstel van deze biologische processen duurt tenminste 5 jaar. Behalve de link bodem-plantenvoeding, is in de biologische teelt ook de relatie bodemaanwezigheid van ziekten en plagen relevant. Hierop wordt verder teruggekomen. Voor een optimale beworteling, een goede benutting van de bodem en een maximale opbouw van een goede bodemvruchtbaarheid, zijn diepe, waterdoorlaatbare bodems nodig. De plaaginsecten maken deel uit van een geheel van insecten. Dit veelvoud aan insecten is de rijkdom van een perceel. Des te meer insecten, des te groter de kans bestaat dat de plaaginsecten op een laag niveau gehouden worden door de nuttige insecten. Het principe van eten en gegeten worden is hier zeer belangrijk. Het is belangrijk de biologie van de plagen en nuttige insecten en de werking van de biologische gewasbeschermingsmiddelen goed te kennen om een doeltreffende bestrijding of plaagbeheersing te bekomen. Om deze grote verscheidenheid van insecten en vooral nuttige insecten te bevorderen, is het nodig om de boomgaard en zijn omgeving aan te passen. Dit gebeurt door middel van het zaaien van kruidenstroken, het spontaan laten groeien van kruiden in grasbanen en zwartstrook en het planten van gemengde hagen. Deze kruidenstroken en hagen dienen als voedsel en schuil- en kweekplaats voor de nuttige insecten. Vogels en vleermuizen spelen ook een belangrijke rol in het beheersen van insectenplagen. Deze zullen dan ook aangemoedigd worden om in de boomgaard te komen door het plaatsen van nestkasten of slaapplaatsen.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
3
Door de aanwezigheid van begroeide zwartstroken, bloemenstroken en haagkanten hebben de kleine knaagdieren ook meer kans om zich te ontwikkelen. Plaagvorming kan voorkomen worden door de natuurlijke vijanden aan te trekken. Denken we aan de prooivogels zoals uilen en torenvalken en de wezelachtigen om de populaties van muizen en woelratten te beperken. De bestrijding van ziekten in de biologische teelt is vooral gebaseerd op preventie. Een juiste ligging van het perceel, open boomstructuur, bedrijfshygiëne, regelmatige controles, beheerste groei, evenwichtige bemesting, … met andere woorden het verhogen van de natuurlijke weerstand van de bomen. Door een juiste variëteitkeuze kan men de ziektebestrijding wat vereenvoudigen. Een beperkt aantal middelen is nog toegelaten. Het lijkt contradictorisch, maar het is zeker niet zo dat de spuitmachine niet meer gebruikt zal worden. Een aantal middelen heeft een minder lange nawerking, waardoor net meer moet worden gespoten. De bewerking van de boomstrook of zwartstrook vraagt een hele omschakeling van onkruidbestrijding naar kruidbeheersing. Dit wil zeggen dat de nodige investeringen moeten gedaan worden om de bodem te bewerken. De aanschaf van verschillende mechanische toestellen of een werktuigendrager is nodig. Het aanpassen of aankopen van een nieuwe grasmaaier met verstelbare messen, liefst zowel in de breedte als in de hoogte, voor een goed beheer van de grasmat en boomstrook. Beide bewerkingen spelen ook een rol in de voeding van de bodem en de bomen. De bodemvoeding zal meer uitgevoerd worden met organisch materiaal. De aanschaf of huur van specifieke toestellen voor het uitspreiden van dit organisch materiaal is nodig. In sommige gevallen is het te overwegen om zelf aan compostering te doen. Hiervoor zijn ook specifieke toestellen nodig alsook een geschikte composteringsplaats die voldoet aan de wettelijke normen. De ganse bodemprocessen, bodemleven en mineralisatie moeten goed gekend zijn zodat er juist kan bijgestuurd worden. Door het wegvallen van een hele reeks chemische hulpmiddelen is de behoefte aan arbeid groter. Denken we aan het frequenter behandelen, schoffelen, inzaaien van kruiden, onderhoud van hagen, vruchtdunning, bedrijfshygiëne (uitsnijden van kankers, verwijderen van vruchtmummies of rotte vruchten), sortering, commercialisatie,… Deze extra arbeidsbehoefte bepaalt in grote mate de bedrijfsgrootte afhankelijk van de gezinssituatie en arbeidsorganisatie van de bedrijfsleider. De productie zal verlagen en de kwaliteit zal verminderen. De commercialisatie, onder welke vorm ook, zal zelf mee gestuurd moeten worden. Aan de consumentenzijde is er ook een verschuiving waarneembaar. Waar voorheen het vooral de alternatievelingen waren die bioproducten kochten in gespecialiseerde winkels is er vandaag een breder publiek dat bioproducten koopt. De grote winkelbedrijven hebben het segment bio ook ontdekt. Wat als een klein rekje in een hoekje van de winkel begon, is vandaag een ruime verzorgde afdeling van groenten en fruit. In de distributie is de bio de snelst groeiende markt, met een hevige concurrentiestrijd. Deze heeft en zal de prijs van de bioproducten in de winkel en bij de producent verder doen dalen. De nieuwe consument is ook kritischer ten opzichte van de kwaliteit. Hij wil dezelfde kwaliteit (kleur, vorm, schilafwijking, smaak) van de klassiek geproduceerde producten maar dan van biologische oorsprong. Dit maakt dat het aandeel verkoopbaar product voor de verse consumptie afneemt (enkel eerste keus namelijk klasse I en II samen).
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
4
Door de belangstelling van de grotere ketens, die beter gestructureerd zijn, en door de toename van het aanbod kan de prijs in de winkel dalen zonder daarom ook aan de producentszijde te dalen. Dit kan alleen maar de vraag doen toenemen. De biologische landbouw wordt in 139 van de 194 landen toegepast. In bepaalde landen is dit weliswaar voor de voedselvoorziening van de eigen plattelandsbevolking. Andere export gerichte landen hebben de groeiende markt in Europa ook ontdekt. Deze kunnen een zeer goede kwaliteit leveren aan een lage prijs. Dit zijn voornamelijk landen met een droger klimaat zodat de ziektedruk zeer laag is. In België is vandaag 2 % van de landbouwoppervlakte en 1 % van de bedrijven biologisch. Het zijn vooral de extensieve teelten die sneller omschakelden naar biologische productie. Voor de fruitteelt heeft men in Vlaanderen in september 2001 118 ha laagstam, 89 ha hoogstam en 14 ha kleinfruit en dit over een 40 tal bedrijven (Bron: BLIK). Dit is een verdubbeling op 10 jaar tijd. De Federale en Vlaamse overheid hebben in hun beleidsplan opgenomen dat in 2010 10% van het landbouwareaal biologisch moet worden bewerkt. Hiervoor werden de nodige actieplannen uitgewerkt. Dit wil zeggen dat de biologische teelt van de nodige impulsen en ondersteuning (o.m. ha-steun, VLIF-tussenkomst, bedrijfsbegeleiding) kan genieten om deze groei te realiseren. Deze impulsen kunnen een hulpmiddel zijn om de beslissing positief te laten uitkomen. Hierop wordt verder teruggekomen. De Vlaamse Overheid subsidieert het opstellen van bedrijfsomschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding van omschakelende bedrijven. Voor bepaalde investeringen is er een VLIF-tussenkomst. De omschakeling naar de biologische fruitteelt mag zeker niet alleen gestoeld zijn op louter idealisme. Anderzijds mag omschakelen naar biologische fruitteelt niet enkel gebeuren uit het standpunt van een hogere verkoopsprijs en het bekomen van een hectarepremie. Bedrijven die het financieel moeilijk hebben bij een klassieke of geïntegreerde teelt zullen bedrijfseconomisch niet beter worden in de biologische teelt. De betere bedrijven op economisch en managementvlak zullen het in de biologische teelt gemakkelijker hebben. Biologisch fruit telen vraagt nog meer vakmanschap dan de “klassieke teelt”. De fruitteler moet uiteindelijk uit eigen initiatief beslissen al dan niet deze overstap te doen na een grondige analyse. Het mag geen impulsieve keuze zijn. Het moet een langetermijnstrategie zijn en een weloverwogen keuze.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
5
1. Schets van het huidig bedrijf Ieder bedrijf is verschillend. In dit modelomschakelingsplan is er gewerkt met een gemiddeld bedrijf als voorbeeld. Iedere teler zal voor zichzelf en in functie van zijn bedrijf de denkoefening moeten maken. Dit kan door een omschakelplan te laten maken door een erkende organisatie.
BODEM (gemiddelde waarden) -
-
Textuur - drainage Zandleem (L) 10 % klei, 60 % leem, 30 % zand Bodemkartering Lba : droge zandleem, percelen gelegen op de hogergelegen stukken L : zandleem b : geen gley gunstige drainage, droog a : gronden met een textuur B-horizont; grijsbruine podzolachtige gronden, met een aan kleideeltjes aangerijkte horizont Profiel 0 - 25 cm :donkergrijsbruin met veel humus, matig kruimelig, veel wortels aanwezig 25 - 50 cm : bruin, zwak kruimelig, aanwezigheid van humus, regelmatig wortels 50 - 90 cm : geelbruin met kleideeltjes, aanwezigheid van wortels 90-110 cm : geelbruin met zandvlekken + 110 cm : geel zandig
-
Bodemgeschiktheidsklasse : klasse 1 : geschikt voor fruitteelt
-
Chemische samenstelling
Appel Peer
PH 6.5 6
Ca 200 130
P 20 23
K 15 20
Mg 13 11
%C 1.3 1.5
Normale waarden, met een hoger fosforgehalte
Opstand : 60 % Appel Waarvan
7.2 ha 60 % Jonagold, Jonagored of mutanten 4.32 ha 20 % Elstar en mutanten 1.44 ha 5 % Boskoop 0.36 ha 5 % Golden 0.36 ha 10 % bestuivers (Idared, Gloster, Alkmene) 0.72 ha Plantafstanden 3.50 x 1.50m 40 % Peren waarvan
4.8 ha 3.84 ha
80 % Conférence 10 % Doyenné 0.48 ha 10 % diversen (Durondeau, Beurré Hardy, ..) 0.48 ha Plantafstanden 3.75 x 1.75m
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
6
Oppervlakte en percelen Totale oppervlakte is 12 ha, verdeeld over 12 percelen van gemiddeld 1 ha waarvan 1 perceel gelegen is aan de bedrijfsgebouwen.
Verdeling appelpercelen 4 percelen Jonagold met bestuiver 1 perceel Elstar met bestuiver 1 perceel Golden en Boskoop met bestuiver 1 perceel Jonagold en Elstar met bestuiver
Oppervlakte
Plantjaar
3.6 ha - 0.4 ha 0.9 ha - 0.1 ha 0.72 ha - 0.1 ha 1.26 ha - 0.12 ha
'93 - '95- '97 - '99 1991 1989 1987
Verdeling perenpercelen 3 percelen Conférence 3 ha 1 perceel Conférence en Doyenné 1.32 ha 1 perceel diversen (Beurré Hardy, Durondeau, …) 0.48 ha
1985 - '90 - '95 1970 1960
Machines De nodige machines voor een normale bedrijfsvoering zijn aanwezig : 2 tractoren Spuittoestel (dwarsstroomtype) Onkruidspuit Cirkelmaaier Strokenpoetser Houthakselaar Meststofstrooier (pendeltype) Frees Grondbreker - cultivator Rol Plukstelling en plukbenodigdheden Fruitwagens Hefmast Snoeigroep en snoeibenodigdheden Heftruck Sorteermachine en benodigdheden Paloxen (eigen en/of huurpaloxen) Frigo (eigen en/of huur) Klein materiaal, …
Gebouwen Sorteerruimte en frigoloods (huur van frigo op veiling) Machineloods Gewasbeschermingsmiddelenlokaal Opslagruimte (leeggoed, paloxen,…)
Afzet De verkoop gebeurt via de veiling. Occasioneel huisverkoop (arbeidskrachten, buren, familie)
Arbeidsinvulling De bedrijfsleider en leidster (1,5 VAK), aangevuld met plukpersoneel en tijdelijke arbeidskrachten bij piekmomenten. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
7
2. Aandachtspunten bij de omschakeling De eerste bedrijven die omschakelden waren mensen die een andere manier van leven, eten en produceren nastreefden, voor sommigen was het meer een modegril, voor anderen meedoen met hetgeen men noemde de geitenwollensokken periode. Het waren ook meestal kleine bedrijven die biologisch teelden. Om een leefbaar bedrijf te hebben of om een inkomen te hebben voor de bedrijfsleider, het gezin, de vennoten of medewerkers, is een gezonde bedrijfsvoering nodig. Dit veronderstelt een goed inzicht in de bedrijfseconomische resultaten, teelttechnieken en bedrijfsorganisatie. De productie of kilogramopbrengst per hectare ligt lager in de biologische teelt dan bij de klassieke (tot –50 % en meer). Het percentage “veiling”-verkoopbare kilogrammen ligt ook lager (tot -30%). Uitzonderlijke verliezen door ziekten (schurft, bewaarziekten), insecten (roze luis, bloedluis, zaagwesp, voorjaarsrupsen, damschijfmineerder, appelbloesemkever, perenknopkever,…) en verruwing kan oplopen tot verschillende tientallen procenten afhankelijk van het jaar. De motivatie van de telers moet dan ook degelijk gegrond zijn. De hogere verkoopsprijzen en hectarenpremie mag niet de hoofdmotivatie zijn. Deze kunnen immers op korte of lange termijn verdwijnen. Welke motivaties moeten wel weerhouden worden of welke vragen moet men zich stellen? ♦ Een eerste belangrijke zaak is de omschakelingsperiode, deze duurt voor doorlevende teelten 3 jaar. Dit wil zeggen dat men gedurende deze periode niet kan verkopen onder vermelding Biologische landbouw - controlesysteem EEG en dat er ook geen meerprijs is. Na 12 maanden kan men wel geproduceerd tijdens omschakeling naar biologische landbouw aanbrengen. Afhankelijk van de vraag kan dit een meerprijs geven. Men moet er wel rekening mee houden dat het aantal hectaren in omschakeling de laatste jaren sterk gestegen is, namelijk verdubbeld en dit zal nog groter worden in de toekomst. Hierdoor wordt de kans op een meerprijs gedurende deze periode kleiner. Meestal wordt het biologisch geteelde als eerste verkocht en dan het omschakelingsproduct. ♦ Binnen een periode van 5 jaar moeten alle percelen van dezelfde variëteit of “niet duidelijk te onderscheiden groep variëteiten” biologisch geteeld worden op het bedrijf. Men kan dus de peren die gevoelig zijn voor takschurft of zeer plaaggevoelige appelvariëteiten niet gangbaar aanhouden, als die uitwendig weinig verschillen van de biologisch geteelde andere variëteiten. Hou wel rekening : -
met het extra werk om het spuittoestel na iedere spuitbeurt grondig te wassen om contaminatie van de biopercelen te voorkomen; met het gevaar van verkeerd middelengebruik met uitsluiting tot gevolg; dat een zeer duidelijke scheiding van beide teeltwijzen op alle gebied verplicht is.
♦ Binnen de biologisch teelt zijn er enkele specifieke machines noodzakelijk : schoffeltoestel (kostprijs van 2 500 tot 13 500 EUR); verstelbare maaier of zwenkmaaier (van 5 000 EUR tot 11 000 EUR), compostverspreider (van 5 000 EUR tot 10 000 EUR). Deze aankopen voor kruidbeheersing kunnen genieten van een VLIF-tussenkomst van 40%.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
8
♦ De betreffende Europese verordening EG 2092/91, het Koninklijk Besluit van 17 april van 1992 en wijzigingen in verband met biolandbouw, alsook een lastenboek in verband met de labelling van biologische producten moeten opgevolgd worden. ♦ In België is ieder product dat gebruikt wordt om plagen te bestrijden onderhevig aan een erkenning. Alle niet erkende middelen (ook niet erkende, natuurlijke middelen) mogen niet gebruikt worden. Dit maakt dat voor de biologische teelt bepaalde plagen niet of moeilijk te bestrijden zijn. ♦ De plagen moeten regelmatig opgevolgd worden om plotse uitbreiding te voorkomen. Dit vraagt de nodige tijd voor controles en bijscholing. ♦ De afzet voor biologische producten loopt soms stroef en dit zeker in de omschakelingsperiode. De nodige tijd moet vrijgemaakt worden om de afzet te verzekeren. Overleg met de veiling, de groothandel, winkel, groenten en fruit abonnementen, huisverkoop,… zijn nodig om zo een goede prijs te bekomen. ♦ De voeding van de bomen in de bioteelt gebeurt via de bodem, correcties zijn moeilijker uit te voeren. De relatie bodem - organische stof - mineralisatie en opname van voedingsstoffen moet goed gekend zijn. ♦ De bodem moet een hoog humusgehalte hebben, goed doorlaatbaar zijn, een goede pH of zuurtegraad hebben, geen storende lagen bezitten in de wortelzone, … Op slechte bodems zijn goede opbrengsten niet haalbaar zodat de rendabiliteit niet verzekerd is. ♦ De persoonlijke motivatie is van doorslaggevend belang : • Biologisch telen in de beginjaren geeft een grotere onzekerheid, vele aspecten zijn nieuw, daarom is een stapsgewijze omschakeling nodig. • Door al jaren geïntegreerd te werken heeft men al meer ervaring opgedaan met ziekten en plagen. • De uitdaging om nog meer met de natuur te gaan werken. • De leergierigheid naar het bodemleven, plaagbeheersing, met andere woorden : natuurlijke processen. • De zelfstandigheid, zelf bepalen wat en hoe men te werk gaat. • Sociale contacten, meer overleggen met collega's, voorlichters en consumenten. • De ganse familie en de werknemers moeten openstaan voor de natuur, een gezondere voeding en minder milieubelastend werken. • Er moet voldoende tijd over zijn : herscholing, observaties, afzet verzekeren, kruidbeheersing, … • Men moet voldoende bestand zijn tegen onzekerheden, tegenslagen, machteloosheid,… • De bedrijfsleider moet vandaag een zeer goed bedrijfseconomisch inzicht hebben. • Inventiviteit, leergierigheid, knutselaar, observatievermogen, sociaalvaardig en een brede kennis van de fruitteelt zijn eigen aan het bedrijf.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
9
3. Potenties bedrijf en bedrijfsleider Om biologisch te telen moet men over voldoende kennis beschikken. Werken met voorafgedrukte schema's of kalenderbehandelingen kunnen niet meer. Alle plagen en middelen moeten goed gekend zijn. Hiervoor moet de teler al de nodige kennis of basiskennis hebben. Bijscholing specifiek naar de bioteelt is noodzakelijk. Telers die al jaren volgens de geïntegreerde productiemethoden werken hebben al een deel kennis mee. De nodige tijd voor het volgen van cursussen of het lezen van specifieke literatuur moet worden voorzien. Iemand die nu al geen tijd of motivatie hiervoor heeft moet niet denken aan omschakelen. De bodem en de voeding van de bodem zijn de basis van de biologische teelt. Het onderzoek maakt jaarlijks vorderingen. Het lezen en leren van deze materie is zeer belangrijk. Veel onderzoek gebeurt in het buitenland zodat reizen, deelnemen aan buitenlandse studiedagen of het lezen van buitenlandse literatuur ook een gewoonte moet worden. In de eerste jaren is een goede bedrijfsbegeleiding zeker zinvol. Mits u hiervoor beroep doet op een erkend voorlichter, kunt u de eerste 5 jaar rekenen op een jaarlijkse subsidie van 496 EUR (meer info bij de ALT). Binnen de biologische teelt moet er veel arbeid besteed worden aan kruidbeheersing, beheer van de boomstroken, boomgaard omgeving, bedrijfshygiëne, dunnen, afzet, frequenter behandelen. Dit wil zeggen dat er vandaag in het bedrijf ruimte moet zijn om meer arbeid te presteren of een bijkomende arbeidskracht moet ingeschakeld worden of dat de bedrijfsoppervlakte gereduceerd moet worden. De indeling van de percelen, welke variëteiten, ligging naast andere percelen is zeer belangrijk. In een termijn van vijf jaar moeten alle percelen van een zelfde variëteit, of van variëteiten met een vergelijkbaar uitzicht omgeschakeld worden. Uit praktisch en controleerbaar oogpunt is het hiertoe wenselijk om homogene blokken te hebben. Een probleem blijft bestaan voor de bestuivers aangezien deze over de verschillende percelen liggen. De invloed van de behandelingen uit eigen bedrijf of van buurpercelen kan zorgen voor contaminatie of de aanwezigheid van residu’s van niet toegelaten middelen. Geïsoleerde, goed afgescheiden of grote percelen zijn wenselijk. Het niet-biologisch telen van peren kan zorgen voor een bepaalde zekerheid wat betreft de inkomsten. De bodem is de beperkende productiefactor, een hoog humusgehalte, een goede drainage en een diepe bouwlaag zijn essentieel. Bij een slechte bodem moet men niet denken aan omschakelen. De nodige investeringen voor nieuwe machines (schoffel - maaier), nieuwe aanplant van resistente of tolerante variëteiten, de eventuele inrichting van een lokaal voor huisverkoop, de nodige aanpassingen voor het gescheiden houden van de biologische en de niet biologische productie en alle hulpmiddelen, vraagt de nodige reserves of financiële armslag. Voor een aantal van deze investeringen is er mogelijkheid tot subsidie in het kader van de VLIFreglementering. De inrichting en beheer van de stroken en boomgaardomgeving, namelijk de biodiversiteit. Hoe groter de soortenrijkdom aan planten, hoe groter de soortenrijkdom aan insecten, dus ook nuttige insecten. Een gevarieerde boomgaardomgeving is een pluspunt. Waar reeds hagen en groenstroken werden aangelegd zijn er meer nuttige insecten. (Het planten van hagen wordt betoelaagd door de Vlaamse Landmaatschappij, de Provincies en sommige gemeentes.)
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
10
-
Binnen het gezin en de familie moet er een positieve ingesteldheid zijn voor het biologisch telen, de bezorgdheid en wil om daadwerkelijk iets te veranderen voor de gezondheid, voeding, milieu zijn verder bepalend voor het welslagen van de omschakeling.
-
Een goed inzicht in de economisch rendabiliteit, tijdsbesteding,… van het bedrijf, percelen, soort, variëteiten zijn onontbeerlijk om de omschakeling mee te helpen plannen en te realiseren.
-
Het opmaken van een planning met verschillende lijsten van voor en tegen, voor- en nadelen helpen de teler om zelf na te denken over de sterkte en zwakte van het bedrijf in zijn brede zin. De oefening moet uitgevoerd worden door de teler zelf en moet aangevuld worden door het eigen gezin, familie en begeleider(s).
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
11
4. Beeld toekomstig bedrijf Het beeld van het toekomstig bedrijf wordt sterk bepaald door de uitgangssituatie van het bestaand bedrijf. •
De ouderdom van de percelen is een beslissende factor. Een bedrijf met jonge percelen kan niet direct percelen rooien voor het planten van nieuwe variëteiten (resistente of tolerante). Waar het bedrijf percelen moet vervangen kunnen er resistente of tolerante variëteiten geplant worden. Vanaf 1 december 2003 is het verplicht om plantmateriaal van biologische oorsprong te kopen. Dit plantmateriaal zal duurder zijn.
•
Een bedrijf dat reeds werkt volgens de methode van de geïntegreerde fruitproductie heeft reeds investeringen gedaan naar opleiding, is gewoon om waarnemingen te doen, heeft nestkasten hangen en heeft reeds hagen geplant.
•
Huisverkoop en/of verwerking van de derde kwaliteit vraagt de nodige investeringen en arbeid. Om aan huisverkoop te doen moet het bedrijf ook goed gelegen zijn. De inrichtingen voor artisanale verwerking en huisverkoop kunnen genieten van een VLIFtussenkomst van 40 %. Bedrijven die reeds huisverkoop hebben kunnen aan gammauitbreiding doen. Er wel op letten dat er geen mengeling kan gebeuren! Duidelijk gescheiden houden of verplicht overnetten van de verpakkingen. Huisverkoop en verwerking kunnen bijdragen tot de valorisatie van fruit van mindere kwaliteit.
•
Afhankelijk van de motivatie en opleiding van de bedrijfsleider kan de omschakeling in fasen gebeuren om de teeltwijze te leren kennen. Vb. : Eerst op één perceel Alle variëteiten met hetzelfde uitzicht Enkel de appels Het ganse bedrijf
•
De economische toestand van het bedrijf is zeer belangrijk Om een vast inkomen te behouden kan er ook gekozen worden voor een gefaseerde omschakeling. Vb. : De peren worden niet omgeschakeld, behoud van productiviteit, geen probleem met schurft. De gevoelige appelvariëteiten voor schurft worden niet omgeschakeld. Denk eraan dat de variëteiten van de biologische en de niet-biologische teelt duidelijk onderscheidbaar moeten zijn. Ook bij het ganse productieproces moet alles duidelijk gescheiden en retraceerbaar zijn (o.a. belangrijk bij bewaring, sortering,…). Het spuittoestel moet steeds grondig geledigd en gereinigd worden voor het behandelen van het biogedeelte.
•
In de omschakelingsperiode is de afzet moeilijk. Ofwel wordt het mee verkocht met de klassieke teelt en is er veel kans op een lagere prijs omwille van de uitwendige kwaliteit. Ofwel is er een marktdeelnemer die het omschakelingsproduct koopt aan een hogere prijs. Ofwel wordt het omschakelingsproduct verkocht als laatste nadat het biologische verkocht is. Maak tijdige afspraken en geef op voorhand uw verwachte productie door. Geef ook direct na de pluk de juiste hoeveelheden door. Maak ook afspraken wanneer u gaat sorteren. Spreiding van aanvoer geeft een betere prijs. Sorteren op vraag geeft nog een hogere prijs. De verkoop gebeurt via de veiling (administratieve verkoop!).
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
12
•
De bemesting gebeurt met organisch materiaal, goed verteerde stalmest, compost, champost aangevuld met organische voedingsstoffen en natuurlijke gesteenten.
•
De gewasbescherming gebeurt na controle en waarnemingen met erkende, toegelaten producten voor de biologische fruitteelt. Voor schurft wordt er intensiever behandeld. En indien mogelijk als "stopspray" behandeling op een waarschuwing of met behulp van een eigen meteotoestel.
•
Het plukken vraagt minder uren omwille van de lagere producties.
•
De sortering vraagt eveneens minder uren omwille van de lagere producties maar ook omwille van het kleiner aantal kwaliteitsklasseringen en verpakkingstypes. De sortering gebeurt in functie van de eisen van de koper (maat, kwaliteit, getolereerde schilafwijking, verpakking).
•
Langs de normale economische administratie wordt er een uitgebreide administratie bijgehouden van alle teelthandelingen, oogst, bewaring en sortering.
•
Er wordt regelmatig deelgenomen aan cursussen, voordrachten, opendeurdagen. Dit zowel in binnen- als buitenland. De gespecialiseerde biologische vakliteratuur wordt bijgehouden.
•
Bedrijfshygiëne is zeer belangrijk. Kankers worden zorgvuldig uitgesneden en dit gedurende het ganse seizoen. Witziektepluimen worden weggesnoeid. Schurft vraagt de nodige aandacht, na de bladval wordt het blad geborsteld en versnipperd. Bij peer is er een goede controle op aanwezigheid van takschurft. Aangetaste scheuten worden weggesnoeid. Er is een gedeeltelijke verplaatsing van wintersnoei naar zomersnoei. Vruchten met vruchtrot worden uitgedund, vruchtmummies worden weggeplukt om de infectiedruk te verlagen.
•
De kruidbeheersing gebeurt machinaal met een schoffeltoestel.
•
De grasbanen worden extensief gemaaid voor het bevorderen van de klaver of het beheer van de ingezaaide bloemenstroken.
•
De hagen die geplant zijn op de perceelsranden worden geschoren of afgezet. Zorg dat er altijd delen van de struiken zijn die bloeien. Afwisselend scheren : delen van de haag of één zijde. Terugzetten : bepaalde struiken moeten om de 2 à 3 jaar voor een derde uitgedund worden. Zodat de struiken niet te groot worden.
•
De vogelnestkastjes worden jaarlijks gecontroleerd en zuiver gemaakt tijdens de wintersnoei.
•
Het dunnen gebeurt hoofdzakelijk manueel. De productiecapaciteit van ieder perceel en variëteit wordt bijgehouden, dit om beurtjaren te voorkomen. De nadruk wordt ook gelegd op een kwaliteitsdunning op de boom. De grootste dunpiek is in juni-juli, gevolgd door een kwaliteitsdunning tot aan de pluk.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
13
De keuze werd gemaakt om biologisch te gaan telen. De volgende motivering speelde mee : -
-
-
-
in het bedrijf werd al reeds verschillende jaren gewerkt volgens de richtlijnen van de geïntegreerde productiemethode, de nodige aanpassingen werden ook uitgevoerd voor EUREP-GAP (Hygiënecode - HACCP); de bemesting - voeding van de percelen werd door de jaren op peil gebracht, de percelen zijn geschikt voor fruitteelt; er was nood aan een nieuwe uitdaging, namelijk biologisch telen. Dit werd ook door het ganse gezin ervaren alsook door de plukkers en tijdelijke krachten die de ganse evolutie meemaakten; het bedrijf had door de jaren heen de nodige investeringen gedaan zodat alles gemoderniseerd was. Er kwam nu ruimte vrij voor nieuwe investeringen (mechanische schoffel en verstelbare maaier met VLIF tussenkomst van 40 %); een gedeelte van de appelbomen zijn jonge zodat de omschakeling nog gemakkelijk zal verlopen; de kinderen zijn groter geworden zodat de echtgenote meer tijd kan vrijmaken voor het bedrijf; er werd reeds deelgenomen aan opendeurdagen bij biologische telers en dit zowel in binnen- als in buitenland; een initiatiecursus biologisch telen werd reeds gevolgd.
Planning In de winter werd er een omschakelingsplan opgesteld met de bedrijfsvoorlichter en aan de hand van het bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt (met een vergoeding van de ALT). Door het werken met de geïntegreerde methode van pitfruit is er een heel archief aanwezig over de uitgevoerde behandelingen, bemesting, bodem-, blad- en vruchtanalyses. De bodemkaarten en perceelsgeschiktheid waren ook al aanwezig. Dit vereenvoudigde een deel van het werk. Tot augustus zal er nog geïntegreerd gewerkt worden zonder extra speciale behandelingen, aangezien de plagen reeds jaren werden opgevolgd. Er zal pleksgewijs extra aandacht besteed worden aan de onkruidbestrijding om moeilijk te bestrijden doorlevende onkruiden op te ruimen. Vanaf augustus worden er nog enkel middelen gebruikt die erkend zijn en op de lijst voorkomen van de toegelaten middelen binnen de biologische teelt. Vóór augustus wordt het bedrijf aangemeld bij een controleorganisme. De bewaring zal extra opgevolgd worden, en er zal geen verkoop meer zijn in de zomer, om eventuele bewaarverliezen te minimaliseren door het wegvallen van de bewaarziektebestrijding. De oogst zal als geïntegreerd of milieubewust verkocht worden. De oogst van de volgende twee seizoenen zal verkocht worden als "geproduceerd tijdens de omschakeling naar biologische landbouw". De nodige afspraken worden gemaakt met de veiling en een grootwinkelbedrijf alsook met een coöperatie van bio-telers. De oogst van het derde seizoen zal verkocht worden onder "Biologische landbouw". Op dat moment zal de productie van het bedrijf biologisch geteeld zijn. Dit in de veronderstelling dat na controle het bedrijf of de percelen als dusdanig erkend zijn. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
14
De rooivolgorde werd aangehouden. Bij de boomkweker werden de bomen besteld ter vervanging van het oudste appelperceel. Er werd gekozen voor : - Pinova omwille van zijn hardheid en bewaarbaarheid wat een aanwinst is voor het biologisch aanbod; - Topaz omwille van zijn bewaarbaarheid en zijn zeer gunstige beoordeling in de diverse binnen- en buitenlandse smaakproeven. Tevens is het een variëteit die ook in het buitenland wordt gepromoot binnen de biologische teelt. Dit kan enkel het aanbod vergroten en gebruik maken van de promotie voor deze variëteit. De bomen zullen in de winter van 2002 - 2003 aangeplant worden. De staande bomen zullen verhakseld worden na het verwijderen van de palen en draad. Dit om het humusgehalte op peil te houden. Tevens zal er goed verteerd stalmest gebruikt worden. (VLIF tussenkomst van 30 % voor beide variëteiten) Er werd beslist om ook de peren ineens mee om te schakelen. Daarom werd beslist om het oudste perceel peren te rooien, omdat deze bomen minder productief zijn. Het zijn ook andere variëteiten zodat dit perceel tot het gerooid wordt nog geïntegreerd zal behandeld worden voor wat betreft de fungiciden. De insecticiden zullen deze zijn van de biologische middelenlijst zodat het grondig spoelen van spuittoestel gereduceerd wordt. Een tijdelijke aparte opslagruimte voor de klassieke fungiciden werd ingericht. Dit perceel zal in de winter 2003 - 2004 geplant worden met nieuwe resistente variëteiten die nog niet goed gekend zijn en met variëteiten die uit de smaakproeven goed scoorden. Er is al een afspraak gemaakt met een biologische teler die huisverkoop heeft om deze te kopen. Het volgende perceel dat gerooid zal worden zal ofwel het Elstar - perceel zijn ofwel het gedeelte Golden van het gemengde Boskoop - Golden perceel. Dit afhankelijk van de kwaliteit van de golden in de biologische teelt. Er is veel kans dat eerst de Golden zal gerooid worden aangezien er goede kwaliteit Golden van het buitenland komt uit biologische teelt, zodat de eigen teelt hier moeilijk tegen kan concurreren. De verkoop gebeurt via de veiling in samenspraak met veiling BRAVA. De verwachte oogst wordt overgemaakt aan de veiling om een planning te kunnen opmaken. Er werd contact genomen met een koper voor het fruit in omschakeling. Alle percelen krijgen om de 2 à 3 jaar compost in het vroege voorjaar zodat deze bij de eerste schoffelbeurten ingewerkt wordt. Behalve de twee percelen die eerst gerooid worden, aangezien deze verhakseld worden en goed verteerd stalmest krijgen uit een potstal. Aan de hand van bodemanalyses wordt nagegaan als er een snelwerkende stikstofmeststof nodig is. De behandelingen tegen schurft worden deels preventief en deels als stopspray uitgevoerd door het opvolgen van de waarschuwingen tegen schurft en rekening houdend met de weersvoorspellingen en de bladaangroei. De behandelingen tegen insecten worden uitgevoerd aan de hand van de waarnemingen (loupe, klopmonster, feromoonvallen, visuele controle). Alle appelpercelen zijn voorzien met roofmijten zodat er geen spintproblemen verwacht worden. De nieuwe percelen worden voorzien van roofmijten uit de bestaande percelen. Om de nuttige insecten te bevorderen wordt de grasstrook extensief gemaaid. Op de wendakkers wordt een strook van 1 meter ingezaaid met een bloemenmengsel. Na de winter ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
15
worden deze stroken oppervlakkig bewerkt met de cultivator om de natuurlijke inzaai te bevorderen alsook om de grassen te onderdrukken. Deze stroken waren al aanwezig op een paar percelen maar worden nu algemeen toegepast. Op de nieuwe en nog te herplanten oude percelen wordt een gemengde haag ingeplant op de uiteinden van de rijen, dus op de wendakkers. De haag en de bloemenstroken vormen aldus een geheel. Dit systeem wordt al toegepast op de nieuwere aanplantingen. De hagen worden geplant en onderhouden met een vergoeding van de Vlaamse Landmaatschappij in het kader van de beheersovereenkomsten. Het bedrijf is aangesloten bij de beroepsvereniging voor biologische telers alsook bij het warenmerk. De voordrachten en opendeurdagen biologische teelt worden actief bijgewoond. En dit zowel in binnen- als buitenland. De gespecialiseerde vakliteratuur alsook abonnementen op tijdschriften werden aangeschaft.
Toekomstig bedrijf Perceelsindeling
Plantjaar
Oppervlakte (ha)
1. Collectie van resistente of minder gevoelige rassen 2. Topaz, Pinova en siermalus 3. Jonagoldmutanten + bestuivers 4. Jonagoldmutanten + bestuivers 5. Jonagoldmutanten + bestuivers 6. Jonagored + bestuivers 7. Elstarmutanten + bestuivers 8. Golden, Boskoop + bestuivers 9. Conférence 10. Conférence 11. Conférence 12. Conférence, Doyenné
2004 2003 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1995 1990 1985 1970
0,48 1,38 0,9 + 0,1 0,9 + 0,1 0,9 + 0,1 0,9 + 0,1 0,9 + 0,1 0,72 + 0,1 1 1 1 1,32
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
16
5. Regelgeving De biologische teelt wordt beschermd door Europese en Belgische wetteksten of verordeningen. Het gebruik van de benaming "Biologische landbouw - Controlesysteem EEG" en "geproduceerd tijdens omschakeling naar biologische landbouw" alsook het gebruik van logo's worden beschermd en zijn beschreven in lastenboeken. Dit geldt zowel voor verse als verwerkte producten. Verwijzen naar de term biologisch, ecologisch of organisch is ook beschermd. Om van de hectaresteun (premie) te genieten moet men ook voldoen aan de beschreven normen in het vademecum. Daarnaast moet je als biologische teler eveneens voldoen aan alle andere wetgevingen in verband met land - en tuinbouw en de daarbij horende activiteiten (o.a. milieu en bouwvergunning, MAP,…).
Wetteksten Verordening (EEG) nr 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethoden en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. Deze verordening werd regelmatig aangepast en gewijzigd. Koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. En de wijzigingen die hierop volgden. • • •
De term biologisch wordt beschermd, en bij gebruik ervan moet voldaan zijn aan de wettelijke normen. De productieregels worden beschreven met welke toegelaten middelen wat betreft bemesting en gewasbescherming. Controlesysteem, al diegenen die produceren, bereiden of invoeren moeten zich kenbaar maken en moeten gecontroleerd worden door een erkende controle-organisatie.
Voor de meest actuele stand van zaken omtrent het lastenboek, alsook voor vragen omtrent de interpretatie van bepaalde regels, is het steeds aangewezen contact op te nemen met uw controleorganisatie.
Principes van de biologische productie • •
•
Omschakelingsperiode van 3 jaar voor meerjarige teelten De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem moeten behouden blijven of verhoogd worden door : - De teelt van vlinderbloemigen, groenbemester of diepwortelende gewassen in een geschikt meerjarig vruchtafwisselingssysteem - Het in de bodem inwerken van al dan niet gecomposteerd organisch materiaal van bedrijven die volgens de verordening produceren (zeker niet van intensieve veehouderij). Het gebruik van bijproducten uit de biologische veeteelt is toegelaten. Aanvullende bemesting met de in bijlagen vermelde organische of minerale meststoffen mag alleen plaatsvinden indien het niet mogelijk is via vruchtafwisseling. Parasieten, ziekten en onkruiden moeten worden bestreden door een combinatie van volgende maatregelen; - Keuze van geschikte soorten en rassen - Passende vruchtafwisseling - Mechanische teeltmaatregelen
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
17
-
Beschermen van natuurlijke vijanden van parasieten met passende middelen (bv. heggen, nestplaatsen, uitzetten van roofvijanden) - Thermische onkruidbestrijding Alleen bij acuut gevaar voor de teelt mogen de in bijlage genoemde producten worden aangewend. • Het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen (GMO's) en/of daarvan afgeleide producten is onder geen enkele vorm toegelaten. Vanaf 2003 is het verplicht om biologisch plantmateriaal te kopen. De toegelaten meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen mogen enkel gebruikt worden volgens de bepalingen van algemene wetgeving terzake van elk land. Dus beschikken over een erkenning in België. Het gebruik van deze middelen mag pas nadat bewezen is dat zij noodzakelijk zijn en meestal na goedkeuring van het controle-organisme.
Controles • •
Zich jaarlijks kenbaar maken bij de overheid en een erkende controle-organisatie Productiepercelen en bewerkingsplaatsen voor biologisch fruit moeten duidelijk gescheiden zijn van de niet biologische. - Volledige beschrijving geven van de plaatsen. - Volledige administratie bijhouden van de teelt en bewerking, aankoop, gebruik en verkoop (hoeveelheden). - Voor begin pluk en einde pluk kenbaar maken. - Verpakkingen moeten afgesloten zijn, en voorzien van een etiket (paloxenkistenkaart), behalve bij een volledig gesloten controlesysteem.
Omschakelingsplan opstellen Alle percelen van een zelfde variëteit, of van een groep variëteiten, voor zover deze niet op het oog te onderscheiden zijn, moeten binnen een termijn van 5 jaar worden omgeschakeld.
Etiketten - Labels - Publiciteit Na een omschakelingsperiode van 3 jaar en nadat de producent en de percelen positief bevonden zijn, kan er op het etiket de vermelding "Biologische landbouw - controlesysteem EEG" langs de andere wettelijke verplichte gegevens aangebracht worden. Na een omschakelingsperiode van 12 maanden en nadat de producent en de percelen positief bevonden zijn, kan er op het etiket de vermelding "geproduceerd tijdens de omschakeling naar biologische landbouw" toegevoegd worden. Labels : Private merken werken met een label (herkenningslogo) en deze hebben een eigen lastenboek dat bovenop de andere wettelijke bepalingen komt.
Publiciteit Zodra er verwezen wordt naar de term/woord biologisch, moet er voldaan worden aan de wettelijke normen. Voor verwerkende bedrijven of telers die aan zelfverwerking doen, gelden er ook specifieke normen voor wat betreft het gebruik van additieven en het gebruik van de benamingen omtrent biologische productie. De volledige of beknopte wetteksten of verordeningen zijn te bekomen bij de controleorganisaties.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
18
Aandachtspunten •
•
• • • •
•
• •
•
Enkel de producten die voorkomen op de lijsten en erkend zijn als gewasbeschermingsmiddel in België, mogen gebruikt worden. In België zijn er maar een paar van deze gewasbeschermingsmiddelen erkend. Dit kan problemen geven bij de beheersing van plagen. De noodzakelijkheid van het gebruik van een middel moet aangetoond worden, de nodige controles en waarnemingen moeten gebeuren, werken met schadedrempels, feromoonvallen, kleurvallen, gebruik maken van bodem- en bladanalyses,… Voor veel middelen moet het controle-organisme haar goedkeuring geven aan de teler om het te gebruiken. De zaken goed voorbereiden en op tijd de aanvraag indienen. Alle handelingen (spuiten, voeding, oogst, bewaring, verkoop) moeten bijgehouden worden; volledige administratie is vereist!! Alle percelen zowel de biologische als de niet biologische moeten gecontroleerd worden. Zolang het ganse bedrijf niet volledig biologisch is, moet alles duidelijk gescheiden zijn om contaminatie, vermenging en vergissingen te voorkomen. Zorg voor een duidelijke gescheiden opslag van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen en van oogst en bewaring! Het spuittoestel moet na of voor iedere behandeling grondig gereinigd zijn, zodat er geen residu van klassieke middelen op de biopercelen kan komen. Bij aanwezigheid van 2 spuittoestellen kan men één voorbehouden voor de biopercelen. Bij gebruik van een losstaand vul-mengtoestel deze ook grondig reinigen. Het humusgehalte is zeer belangrijk. Er kan al gewerkt worden met organisch materiaal voordat er omgeschakeld wordt. Aanschaf van een mechanische schoffel en verstelbare maaier. Er bestaan verschillende toestellen. Vraag informatie en ga kijken bij telers die een toestel hebben. Ieder toestel heeft zijn voor- en nadelen. Voorkomen is de boodschap. Alles eerst grondig analyseren en overwegen vooraleer men overstapt. De bodem is de beperkende factor. De bodemgeschiktheid nagaan. Bij een slechte bodem de overstap naar biologisch niet doen. De gewasbescherming is ook gebaseerd op preventie. Corrigeren is moeilijk of niet mogelijk. Bedrijfshygiëne, teeltmaatregelen en het bevorderen van nuttigen zijn zeer belangrijke zaken.
Omschakelen De telers die reeds geïntegreerd telen zijn gewoon te werken met lastenboeken, spuitdagboeken, oogst, bewaring, sorteerdagboek en perceelsboeken. Tevens kennen zij het systeem van controles en aanvraag van ontheffingen. Zij moeten ook met een wachtperiode van 2 jaar werken, namelijk : eerst twee jaar geregistreerd zijn en daarna pas erkend. Dit vergemakkelijkt de overgang naar bio. De omschakeling kan gebeuren per soort en variëteit. Dit betekent bijvoorbeeld dat de appels wel bio en de peren niet bio kunnen. Binnen de appels (peer) kunnen de minder schurftgevoelige variëteiten wel bio en de gevoelige niet bio. Het onderscheid tussen variëteiten moet hierbij wel gemakkelijk zijn door hun uitzicht (een leek moet dit kunnen doen). Praktisch betekent dit dat alle variëteiten die een zelfde uitzicht hebben omgeschakeld moeten worden. Tevens dienen al deze variëteiten binnen een termijn van 5 jaar omgeschakeld te zijn. Om praktische redenen word aangeraden om de ganse soort (vb. appel) om te schakelen. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
19
Ideaal is om het ganse bedrijf om te schakelen. Dit vergemakkelijkt de bedrijfsvoering en voorkomt missingen met productgebruik. Dit past ook beter binnen de gedachte van biologisch telen.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
20
6. Omschakelen naar biologische fruitteelt : planning Het veranderen van productiesysteem gaat niet zo maar van de ene dag op de andere. Dit moet een geleidelijk groeiproces zijn. De aanzet tot omschakelen moet vanuit het eigen ik of het gezin komen. Biologisch telen is een zeer complex systeem dat goed moet gekend zijn en waar constant vernieuwingen optreden. Vooral de kennis van de bodem vraagt veel aandacht. Nadat men gesensibiliseerd of gecharmeerd is door de biologische teelt moet men een aantal stappen zetten. ♦ Achtergrondinformatie verzamelen over biologische fruitteelt. Deelnemen aan opendeurdagen en studieavonden. Contacten leggen met biologische telers in binnen- en buitenland. Literatuur raadplegen over biologische fruitteelt. De knelpunten aanhalen, analyseren en oplossingen zoeken. ♦ Bij voldoende basisinzicht zal men kijken naar de eigen bedrijfssituatie. Is er voldoende ruimte en tijd over om zich te verdiepen in de biologische teelt. Het volgen van een cursus of cursussen over de verschillende deelaspecten van de biologische fruitteelt is een noodzaak. De basiselementen van deze cursus kunnen dan al in het bedrijf toegepast worden. Een teler die al jaren geïntegreerd werkt, heeft al een voorsprong. De nadruk moet vooral gelegd worden op de bodem. De verschillende percelen van het bedrijf moeten grondig geanalyseerd worden, bodemvruchtbaarheid en bodemopbouw. Dit kan aan de hand van : •
de bodemkaarten, nagaan van de geschiktheid voor de teelt en de nodige correcties naar waterhuishouding • profielputanalyse : nagaan van de bodemopbouw, bewortelbare zone, storende lagen, grondwaterstand zomer-winter, bodemleven,… • bodemanalyse : bodemtype en textuurklasse, minerale samenstelling, humusgehalte. Aan de hand van deze gegevens kunnen de nodige verbeteringen uitgevoerd worden indien mogelijk. De uitslag kan er ook op wijzen dat de percelen, delen van percelen of sommige percelen niet geschikt zijn. Sommige aanpassingen kunnen nog gebeuren met staande bomen. Andere aanpassingen kunnen pas uitgevoerd worden na het rooien van het perceel. Meestal zal het humusgehalte op peil moeten gebracht worden. Dit kan al gebeuren door het toedienen van gecomposteerd organisch materiaal op de zwartstrook. Bij te lage gehaltes zal er een groenbemester moeten ingezaaid worden voor het planten. Dit heeft wel negatieve gevolgen op de kostprijs omdat het herinplanten wordt uitgesteld. ♦ Het jaar voor het starten met biologische fruitteelt kan men probleemplagen - kruiden nog voor de laatste maal behandelen. De appelpercelen zijn best al voorzien van roofmijten met een stabiele populatie, dit uitgezonderd voor de nieuwe aanplantingen. Voor een optimale omschakeling is het wenselijk zich in de zomer (augustus) aan te melden voor de biologische teelt bij een controle-organisme. Vanaf dan moet men biologisch werken. Dit laat toe dat de eerste (gangbare) oogst ook nog gangbare kwaliteit en opbrengst heeft. De twee volgende oogsten (respectievelijk 1 en twee jaar na omschakeling) zijn dan “in omschakeling”. Drie jaar na de aanmelding kan dan de eerste biologische oogst worden geplukt. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
21
De percelen waar mechanische onkruidbestrijding mogelijk is, worden na de oogst bewerkt. Bij oudere bomen, niet recht in de rij staande bomen, is mechanische onkruidbestrijding moeilijker en de bomen zien er meer van af met opbrengstdalingen als gevolg. Een alternatief is het werken met een verstelbare maaier of zwenkmaaier. In de percelen met een laag humusgehalte of op koelere bodems met een late mineralisatie, kan er na de pluk een snelwerkend organisch product met een hoog stikstofgehalte (gedroogde kippenmest, voor zover toegelaten in bio-teelt)) gestrooid worden. ♦ 1e jaar van omschakelen Het ganse jaar moet er volgens de biologische regels gewerkt worden. Alternatieve kruidbeheersing, schoffelen of maaien. Percelen die gerooid zijn met een laag humusgehalte moeten ingezaaid worden met een groenbemester. De premie voor biologische teelt kan aangevraagd worden voor 30 april (verplichting om 5 jaar deze methode toe te passen). Onder voorbehoud van subsidiemogelijkheid. Indien het bedrijf na de controle positief beoordeeld wordt, dan kan de oogst verkocht worden met vermelding “geproduceerd tijdens de omschakeling naar biologische landbouw”. Voor het gebruik van een label moet men zich ook op tijd aanmelden bij een labelorganisatie. ♦ 2e jaar van omschakelen Volledig biologisch werken. De bomen kunnen de eerste symptomen van gebrek vertonen. Het gebruik van bodem- en bladanalyses voor het beheren van de bodemvoeding zijn essentieel om goede opbrengsten te behouden. De oogst kan verkocht worden als “geproduceerd tijdens de omschakeling naar biologische landbouw” na controle. ♦ 3e jaar van omschakelen Volledig biologisch werken. Na een positieve beoordeling door het controle-organisme en aansluiting bij een labelorganisatie kan de oogst verkocht worden onder “Biologische landbouw Controlesysteem EEG”. ♦ 4e jaar van omschakelen : idem als 3e jaar ♦ 5e jaar van omschakelen Alle percelen van dezelfde variëteit moeten biologisch geteeld worden. Het telen van wel en niet biologisch in eenzelfde bedrijf geeft praktische problemen zoals het gescheiden houden tijdens bewaring en sortering, het goed uitspoelen van de spuitmachine, mogelijke contaminatie van buurpercelen (zelfs in eigen bedrijf). Deze omschakelingsplanning kan van bedrijf tot bedrijf verschillen afhankelijk van de vorming van de teler en de geschiktheid van de percelen. De teler kan zich laten begeleiden om de omschakeling te realiseren.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
22
7. Omschakeling naar biologische fruitteelt : teelttechniek Een gezonde boom in een gezonde bodem en omgeving moet de basis zijn van een biologische teelt. Enkele belangrijke teeltmaatregelen verschillen zeer sterk ten opzichte van de klassieke teelt.
7.1. Gewasbescherming Het gebruik van chemisch gesynthetiseerde middelen is verboden. Enkel het gebruik van natuurlijk voorkomende producten is toegelaten. Deze zijn opgenomen in een limiterende lijst in bijlage IIB van het lastenboek. Daarnaast stelt de Belgische wetgever dat ieder middel dat gebruikt wordt om ziekten en plagen te bestrijden moet beschikken over een erkenningsakte. Dit maakt dat verschillende middelen die potentieel (krachtens het lastenboek) in de biologische teelt mogen gebruikt worden, in België NIET toegelaten zijn omdat ze niet over een erkenningsakte beschikken. Dit maakt dat de mogelijkheden tot ingrijpen heel erg beperkt zijn. De basis van de bestrijding of beheersing van plagen is vooral gericht op preventie. Een natuurlijke omgeving met veel bloeiende kruiden en struiken zorgt voor een grote biologische diversiteit. Deze biologische diversiteit zorgt ook voor een grotere verscheidenheid aan insecten, met meer natuurlijke vijanden. Verschillende plagen zijn verbonden aan het groeiniveau en de voeding van de bomen. Bij overdreven groei en bemesting kan men gemakkelijker plaagvorming bekomen. Gezond plantmateriaal moet de uitgangsbasis zijn. Bepaalde plagen worden met de bomen in de boomgaard ingebracht, denken we aan rode spin, roestmijt, vruchtboomkanker, witziekte, … De variëteitenkeuze kan de gevoeligheid voor ziekten en plagen bepalen. Zeer gevoelige variëteiten worden niet weerhouden. Resistente variëteiten kunnen een oplossing bieden, maar deze variëteiten moeten ook nog gewild zijn door de consument. Zij bepalen de vraag en de variëteitenkeuze. De ligging van het perceel alsook de bodem hebben ook een grote invloed op de plagen. Groeistoornissen, bv. een te zwakke groei, maken bomen vatbaarder voor houtschimmels en houtparasieten. Vorstgevoelige percelen zijn niet te weerhouden, deze hebben niet direct een invloed op de plagen. De productie kan sterk verminderen waardoor de economische leefbaarheid in het gedrang komt. De groei kan hierdoor ook moeilijker te beheersen zijn.
7.1.1. Schimmelziekten Schurft • Preventie Resistente of tolerante variëteiten vergemakkelijken de bestrijding. Een matige groei en het vroeg afsluiten van de groei helpen bij de beheersing. Een open boom zorgt voor een goede doordringing van de spuitvloeistof. De boomhoogte moet bepaald worden door het spuittoestel. In sommige gevallen zal een aangepast spuittoestel aangekocht moeten worden of het toestel kan aangepast worden. Voor driftbeperkende toestellen is er een VLIF-tussenkomst van 30 %. Laag gelegen percelen met lange periodes van dauw verhogen de infectievoorwaarden. Dit geldt ook voor hoge bomen rondom de percelen die de opdroging van het gewas vertragen. Op groeikrachtige percelen moet de plantafstand aangepast worden om een open boom en rij structuur te bekomen. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
23
Om rustigere bomen te bekomen kan de snoei ook aangepast worden, met een spreiding van de snoei naar de zomer. De dikke takken worden in de winter gesleund. Bij veel bloembotten kan in het voorjaar aan drachtregulatie gedaan worden. Na de bloei worden de bomen afgewerkt. Tijdens de zomer, na de langste dag, kan de snoei verder gaan. Doe dit dan wel met mate. Loop liever verschillende keren langs de bomen. Bij het voorkomen van takschurft bij peren moet het aangetaste hout verwijderd worden. Dit betekent dat er meer zomersnoei of het trekken van scheuten wordt toegepast. Het aangetast blad wordt direct na de bladval versnipperd om de vertering van het blad te versnellen. Dit verlaagt het infectiepotentieel (PAD = potentiële ascosporendosis). Bodembewerking na de bladval helpt de vertering ook. • Middelen De meeste behandelingen worden uitgevoerd voor de bestrijding – beheersing van schurft. De behandelingen worden preventief uitgevoerd, zeker in percelen met een hoge schurftdruk en bij takschurft bij peer. Vanaf de eerste groene delen moet er behandeld worden. Er kan ook behandeld worden tijdens de opbouw van de infectie maar vooraleer de schimmeldraden in het blad zijn ingedrongen, dit noemt men de “stop spray” behandeling. Gebruik hiervoor de waarschuwingen of een eigen meteotoestel. • Koper Dit is een zwaar metaal en staat ter discussie in de biologische teelt. Men wil vanaf 31/03/02 koper verbieden. Koper werkt op de kieming (kiembuis) van de sporen. Rond de bloeiperiode is er meer risico op vruchtverruwing, vooral bij vochtig weer. De verruwingsgevoelige variëteiten worden tijdens de bloei niet met koper behandeld. Voor de bloei een hogere dosis gebruiken. Er is een beperking van 3 kg zuivere koper per ha per jaar. • Zwavel Zwavel heeft enkel een werking bij temperaturen vanaf 10°C, bij 18°C is deze werking optimaal. Bij hoge temperaturen boven 28°C en plotse zonneschijn is er veel kans op verbranding (zonnebrand). Bij kouder weer een hogere dosis aanhouden. Bij kouder weer koper toevoegen aan zwavel. Tijdens de bloei een minimale dosis aanhouden. Na de bloei de dosis aanpassen aan het weer. De behandeling uitvoeren in functie van de groei en de nieuwe delen. Rond de bloeiperiode heeft men de meeste groei en ascosporenuitstotingen. De behandelingen preventief uitvoeren met 4 tot 10 dagen tussenpauze in functie van de groei en de neerslaghoeveelheid. Na 20- 25 l/m² de behandeling herhalen. Door in “stop spray” te behandelen kunnen het aantal behandelingen gereduceerd worden. Bij schurftaantasting de behandelingen aanhouden tot aan de pluk en na de oogst. Witziekte Een matige groei en het vroeg afsluiten van de groei helpt bij de bestrijding. Een zeer belangrijke cultuurmaatregel is het wegsnijden van de aangetaste scheuten en knoppen tijdens de winter en het ganse groeiseizoen. De nadruk ligt vooral rond de bloeiperiode. De behandelingen starten vanaf de bloei tot 14 dagen na het sluiten van het laatste eindbot. Bij hergroei blijven behandelen. Aangezien er voor de schurftbestrijding al zwavel wordt gebruikt, zijn de meeste behandelingen dan ook tegen witziekte voldoende. Bij einde ascosporenvluchten en als de bomen vrij zijn van schurft, de behandeling tegen witziekte verder uitvoeren. Gevoelige variëteiten om de 7 dagen behandelen, weinig gevoelige variëteiten om de 10 à 14 dagen. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
24
Vruchtboomkanker Gezond plantmateriaal is een basis, eveneens een goede bedrijfshygiëne. Kankers zorgvuldig uitsnijden of frezen. Opletten met buurpercelen of (her)inplant van jonge bomen langs oude percelen met kankers. De afwatering van het perceel is zeer belangrijk, vochtige percelen zijn zeer gevoelig. Het wegsnijden of frezen van kankers moet het ganse jaar gebeuren, aangetaste delen uit het perceel halen. Deze behandeling liefst uitvoeren bij droog weer, dan is de infectiekans lager. Het behandelen van de bomen tijdens en na de bladval met frigokalk biedt perspectieven. Het wegtrekken of scheuren van takken geeft ook minder vlug kankerinfecties dan bij snoei of zaagwonden. Bewaarziekten Een goede minerale samenstelling is zeer belangrijk. De nodige calciumbehandelingen uitvoeren. Bedrijfshygiëne, verwijderen van alle soorten kankers alsook vruchtmummies draagt bij tot de bestrijding.
7.1.2. Bacterievuur Bij peer maar ook bij appel kunnen er infecties optreden. De hoofd- en nabloei zijn de belangrijkste infectiepoorten. In gevoelige percelen de nabloei zorgvuldig verwijderen. Aangetaste bomen of delen zorgvuldig wegsnoeien of zagen, de aangetaste delen direct opbranden. De koperbehandelingen hebben een nevenwerking.
7.1.3. Insecten Fruitmot, Appel en perenmade Maak gebruik van feromoonvallen om de populatiedichtheid en vluchtpieken op te volgen. De vernietiging van aangetast fruit help bij de bestrijding. Opletten in de omgeving van de stapelplaats van paloxen of kisten, eveneens op de plaats waar sorteerfruit wordt gestort. Met het granulose viruspreparaat wordt er behandeld op ontluikende larven. Bij duidelijke pieken in de vluchten op deze pieken behandelen. Bij aanhoudende vluchten regelmatig behandelen met een lagere dosering. Bladrollers De soorten die aanwezig zijn verschillen van streek tot streek. Bepaalde streken hebben hoge populaties van de vruchtschilvreter. Aan de hand van feromoonvallen kan men nagaan welke de overheersende soorten zijn. De bestrijding uitgevoerd tegen voorjaarsuilen, wintervlinder of fruitmot met Bacillus thuringiensis (bacteriepreparaat) geeft een goede bestrijding. Het bestrijdingstijdstip is afhankelijk van de soort. Bij warmer weer is de bestrijding beter (> 15°C). Herhaling van de behandeling is nodig bij hoge druk. Appelglasvlinder Een goede kankerbestrijding helpt mee in de controle van deze houtrups, eveneens het verwijderen van luchtwortels op de onderstam. Het gebruik van feromoonvallen of nog liever sapvallen is mogelijk als bestrijdingsmiddel. Voorjaarsrupsen De kleine wintervlinder en voorjaarsuilen komen vooral voor in omgevingen met veel loofbomen in de buurt van de aanplantingen. Deze vroege rupsen veroorzaken vooral schade
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
25
rond de bloeiperiode. De bestrijding gebeurt zoals voor de bladrollers, maar door het koele weer kan dit tegenvallen. Bladmineerders Meestal worden deze kleine vlinders goed geparasiteerd. Voor sommige soorten die in het blad overwinteren, zorgt een goede bladversnippering of vertering voor de bestrijding. Luizen -
-
-
Roze appelluis : deze luis veroorzaakt direct schade aan de vruchten, hierdoor is de tolerantiedrempel laag. Appelgrasluis : deze luis is het vroegst actief in de boomgaard. Bij lage aantallen dient dit als voedsel voor de nuttige insecten. Bij grote aantallen op bloemclusters kan er schade optreden. Na de bloei migreert deze luis naar de kruiden. Appeltakluis : komt vooral voor op sterk groeiende bomen en scheuten. Appelbloedluis : deze luis overwintert op de wortelhals. Na de bloei migreren ze naar de takken. Door hun zuigactiviteit veroorzaken ze kankerachtige gezwellen. Een kleine sluipwesp (Aphelinus mali) zorgt voor de parasitering, deze is voldoende bij warmer en droog weer. Het verzamelen van snoeihout in de winter met geparasiteerde bloedluizen en dit in de frigo bewaren tot na de bloei verhoogt het parasiteringseffect. Bloedvlekkenluizen: deze veroorzaken meestal enkel bladschade. Enkel bij hoge dichtheden treedt er vruchtschade op.
De natuurlijke vijanden zoals lieveheersbeestjes, zweefvliegen, gaasvliegen, oorwormen, sluipwespen en muggen helpen bij de bestrijding. Een natuurlijkere omgeving van bloeiende kruiden en struiken stimuleert deze nuttigen. Voor de oorwormen die zeer belangrijk zijn bij de beheersing van luizen kunnen een aantal specifieke maatregelen getroffen worden. Oorwormen overwinteren in de bodem en leggen ook daar hun eieren af. Bij de bodembewerking hiermee rekening houden, later starten in het voorjaar en enkel een smalle strook bewerken rond de bomen. Door het plaatsen van schuilplaatsen (opgerolde stroken golfkarton, bloempotten of containerzakjes gevuld met stro) in de bomen wordt het aantal oorwormen bevorderd. Dit vooral bij jongere bomen (geen ruwe schors, schuilplaatsen). Men kan deze schuilplaatsen ook gebruiken om oorwormen te verplaatsen naar door luizen aangetaste bomen, om zo de predatie te versnellen. Overdreven groei is uit den boze, deze stimuleert de luizen. Aangetaste scheuten kunnen gesnoeid worden. Als middelen heeft men de vroege oliebespuitingen op de eieren en ontluikende luizen, een gesplitte behandeling geeft meer resultaten. Het plantaardige pyrethrum heeft een brede werking (doodt ook nuttige insecten!), is lichtgevoelig en heeft een korte nawerking. Het gebruik van kaliumzouten van vetzuren (zachte zepen) is ook mogelijk. Een goede spuittechniek is noodzakelijk, de luizen moeten goed geraakt worden. Plaatselijke toepassingen zijn aan te bevelen. Luizen in bladeren die sterk gekruld zijn, zijn niet meer te bestrijden. Deze takken of bladeren wegsnoeien. Groene appelwants Deze wants veroorzaakt zowel op appel als peer prikschade die zichtbaar wordt in de vorm van wratten of ruwe plekken. De aanwezigheid van wantsen is vooral gebonden aan waardplanten zoals aardappelen, aardbeien, netels, … in de omgeving of in de boomgaard. De bestrijding zal dan ook vooral op deze percelen noodzakelijk zijn. Een behandeling met olie op de ontluikende eieren is mogelijk. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
26
Perenbladvlo Op sterk groeiende bomen komen deze bladvlooien vooral voor. Droog en warm weer is zeer gunstig voor de uitbreiding van deze plaag. Groeibeheersing en het trekken van scheuten in de koppen van de bomen is een voorname cultuurmaatregel. Verschillende nuttige insecten kunnen helpen bij de bestrijding maar het is vooral de roofwants Anthocoris nemoralis die zorgt voor de regulatie. Een kruiden- en struikrijke omgeving draagt bij tot de controle van deze bladvlo. Schildluizen Twee soorten komen voor, de Kommaschildluis en de Oestervormige schildluis. Een voorjaarsbehandeling met olie beperkt de uitbreiding. Appelbloesemkever Vooral in de nabijheid van hoogstamboomgaarden en oude bomen met een ruwe schors (overwintering) kan de appelbloesemkever veel schade veroorzaken. Bij veel bloemknoppen en een lage populatie heeft men een bloemdunnend effect. Vanaf schuivende knop regelmatig controleren. Behandelen met pyrethrum op een warme namiddag. Perenknopkever Tijdige controle van bomen die minder bloemen hebben. De haarden behandelen voor of na de pluk met pyrethrum. Bij een zware aantasting in mei als de kevers de bloemknoppen verlaten behandelen. Deze behandeling heeft een negatief effect op de roofwantsen. Zaagwesp Doe een grondige controle tijdens de oogst en sortering. Bij het waarnemen van zaagwespslingers het volgende jaar voor de bloei witte kruisvallen hangen. De bestrijding gebeurt bij de eiontluiking. Er is geen afdoend middel erkend. Rode spin en roestmijten Het uitzetten van roofmijten zorgt voor een goede predatie van rode spin en roestmijten. Door het gebruik van zwavel is het probleem van deze mijten minder groot. Bij aanwezigheid van veel wintereieren van rode spin een olie toepassen juist voor de eiontluiking. Perenpokmijt – Perengalmijt Deze mijt overwintert tussen de knopschubben. Bij openbrekende knop migreren deze mijten naar de groene delen, dus ook op de bloemen. De bloemaantasting geeft aanleiding tot sterke verruwing van de vruchten, deze kunnen dan ook openbarsten. Het gebruik van zwavel rond openbrekende knop heeft een nevenwerking.
7.2. Bemesting – Bodemvoeding 7.2.1. Bodem De bodem is de basis van een geslaagde biologische teelt. Een ongeschikte bodem kan niet verbeterd worden. De bodemgeschiktheid wordt nagegaan aan de hand van de bodemkaart, profielput, bodemanalyse en beoordeling van de beworteling en bodemleven. Voor het planten moet de afwatering of drainage verbeterd worden indien nodig. Dit geldt ook voor het humusgehalte, pH of de bodemstructuur. Aandachtspunten : - grondwaterstand : overgang van roestvorming tot blauwe vlekken ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
27
-
storende lagen : harde laag die moeilijk met de spade te doorbreken is bodemstructuur : de pH, het kalkgetal en het humusgehalte bepalen beworteling : diepte tot waar nog wortels te vinden zijn
Verbeteringen : Bodemwerkzaamheden mogen niet uitgevoerd worden op een doorweekte of te vochtige grond. Ploegzolen, storende of verdichte lagen loswoelen met een diepwoeler. Bij een groot verschil aan minerale samenstelling tussen de bouwlaag 0-30 en de bodem 3060 de nodige aanpassingen uitvoeren en dit doen voor en na het ploegen (pH, fosfor, humus). Bij een hoge waterstand draineren. Controleer ook bestaande drainages op hun goede werking. Percelen met een slechte structuur, te laag humusgehalte en bodemleven inzaaien met een groenbemester gedurende één of meerdere jaren. De keuze van de groenbemesting kiezen in functie van het doel : - veel bladmassa voor een verhoogd humusgehalte - vlinderbloemige voor de stikstof binding - diepwortelende gewassen voor een betere diepte drainage en bodemleven Bij herinplant bij voorkeur in de groenstroken planten. Voor het planten goed verteerd stalmest of compost gebruiken.
7.2.2. Voeding De voeding van de bodem en bomen kan alleen gebeuren met organisch materiaal en natuurlijke gesteenten. Bepaalde nevenproducten van slachterijen en bietenindustrie zijn ook mogelijk. In bijlage IIA van het lastenboek voor de biologische teelt is opgenomen welke middelen kunnen gebruikt worden voor de bemesting in de biologische teelt. Het is vooral het bodemleven en de wortelactiviteit die moet zorgen voor de voeding van de boom, bij hogere temperaturen (vanaf een bodemtemperatuur van 10°C) is er een betere mineralisatie. Een goede pH (pH van 5,5 – 6,5) is belangrijk voor een goede opname van de elementen Stikstof (N) Stikstof is een onderdeel van de meeste organische verbindingen in de boom. De grootste behoefte aan stikstof ligt rond de bloeiperiode. Deels komt deze van de reserve uit de boom. Gebrek aan stikstof in de bloeiperiode is één van de belangrijkste factoren van een slechte vruchtzetting. De belangrijkste stikstofbron is de mineralisatie van de humus, deze mineralisatie is temperatuursgebonden. Hierdoor komt er minder stikstof vrij in het voorjaar en meer in de zomer. De mineralisatie levert jaarlijks 40 tot 100 kg stikstof. Tekort aan stikstof kan gecorrigeerd worden met organische voedingsstoffen zoals gedroogd kippenmest, kippen strooisel, bloedmeel, hoornmeel, beendermeel, ricinusschroot, …. Ook een gepaste grondbewerking en het onderwerken van de groenbemester in de boomstrook dragen bij tot een vroege opstart van de mineralisatie in het voorjaar. Kies tevens een groenbemester met een lage C/N verhouding (vnl. bladrijke groenbemesters) Deze verteren makkelijker. Teveel stikstof in de zomer is nadelig voor de groei en afrijping van de vruchten. Hou hiermee ook rekening bij de eventuele voorjaarsbemesting (dosis, werkingsduur, tijdstip van toedienen,…). Het begroeien van de boomstrook in de zomer (zie verder bij kruidbeheersing) helpt een deel van deze stikstof te binden. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
28
Fosfor (P) Fosfor is belangrijk voor de wortelvorming, vruchtbaarheid, bloemknopaanleg en celopbouw. Hierdoor heeft het ook een grote invloed op de bewaarbaarheid. Fosfor is gebonden aan het kleihumuscomplex zodat er weinig uitspoeling is. De wortelactiviteit, micro-organismen alsook een juiste pH bepalen de fosforopname. Bij hoge stikstofwaarden kan een tekort aan fosfor ontstaan. Tekorten aan fosfor worden het best voor het planten al opgelost. Mogelijke voedingsstoffen zijn natuurlijk fosfaat, thomasslakken en beendermeel. Kalium (K) Kalium regelt de waterhuishouding in de boom, zorgt onder andere voor de maat, de smaak en de kleur. Een overmaat heeft een negatieve invloed op de bewaarkwaliteit door het antagonistisch effect op calcium en magnesium. Een tekort geeft kleinere vruchten en uitdroging van de bladranden. Peren zijn zeer kalibehoeftigend. Kali is zeer mobiel in de grond. Bij grove zandgronden is er gemakkelijk uitspoeling. Bij een natte herfst en voorjaar is er een aanrijking aan kali. Bij een tekort aan kali kan er gewerkt worden met patentkali en vinasse. Gedroogd kippenmest is ook rijk aan kali. Bij het maaien het maaisel op de boomstrook laten uitgooien, verhoogt ook het kaligehalte. Bij een hoog kaligehalte is het beter het maaisel op de grasstrook laten. Calcium (Ca) Calcium is zeer belangrijk voor de structuur van de bodem en de pH. De celwanden bevatten grote hoeveelheden calcium. Hierdoor is calcium belangrijk voor de vruchtkwaliteit. Het vertraagt de rijping en de veroudering van de vruchten en het vermindert de gevoeligheid voor physiologische bewaarziekten. Veel groei en vooral late hergroei veroorzaakt tekorten in de vrucht. De meeste calciumopname gebeurt tijdens de celdelingsfase tot 6 weken na de bloei. Bij een nat voorjaar is er meer kali opname dan calcium. Kali en magnesium verdringen calcium uit de celwanden. Bij een verkeerde Ca-kali-magnesium verhouding treedt er gemakkelijk stip op. De aanvoer van calcium moet vooral gebeuren voor het planten. Bij een hoge calciumgifte deze spreiden voor en na het ploegen. De meeste kalkmeststoffen mogen gebruikt worden. Bij hogere kalkgiften, magnesiumarme kalksoorten gebruiken. Bladbehandelingen met calciumchloride zijn toegelaten na aangetoond gebrek (blad- en vruchtanalyse). Magnesium (Mg) Magnesium is een belangrijk element voor het bladgroen en de fotosynthese. Samen met kalium regelt het de waterhuishouding van de boom. Het bevordert de fosfaatassimilatie en het fosfaattransport in de vruchten. Bij magnesiumgebrek ontstaat er een vergeling van het blad. Gevoelige variëteiten voor magnesiumgebrek zijn Idared, Gloster, Cox, Braeburn, Golden, … waar bladval optreed. Magnesiumgebrek ontstaat na koude en natte voorjaren. Drainage en bodembewerking bevorderen de opname. Verbeteren van de voeding kan met kieseriet, patentkali, magnesiumrijke kalk. Bij bladsymptomen zijn behandelingen mogelijk met magnesiumsulfaat (bitterzout). De sporenelementen Mangaan (Mn), Zink (Zn), Boor (B), Ijzer (Fe) en Koper (Cu) zijn belangrijke elementen voor de fruitbomen. Een goede pH en humusgehalte zijn nodig. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
29
Bij te hoge humusgehalten ontstaat er koper en zinkgebrek. Bij te hoge pH ontstaat er mangaan, zink, boor en ijzer gebrek. De meeste organische meststoffen bevatten voldoende sporenelementen. De opname van de elementen kan deels bijgestuurd worden door het wel of niet bewerken van de boomstrook. De begroeiing van de strook heeft ook positieve effecten op de opname van elementen. Door de bodembewerking kan organisch materiaal aan de bodem toegediend worden. De bodembewerking dient dus niet enkel voor het beheersen van de kruiden. Op slempgevoelige gronden moet men opletten met overmatige bodembewerkingen, dit kan averechtse effecten hebben.
7.3. Groeiregulatie In de biologische teelt zijn er geen "chemische" hulpmiddelen. De kennis van de groeikracht van het perceel, de variëteit en de onderstam is zeer belangrijk. Deze combinatie bepaalt de plantafstand. Een open boomstructuur is gewenst om een snelle opdroging van het blad en de boom te bekomen, dit in verband met de ziekten. Een open boomstructuur is ook gunstig voor een betere doordringing van de spuitvloeistof. Door de mechanische kruidbeheersing en bodembewerking is het enkel rijensysteem ten zeerste aan te bevelen. De mechanische bodembewerking veroorzaakt een vorm van wortelsnoei, dit remt de groei van de bomen. Een evenwichtige stikstofbemesting en meststoffenbeheer helpt eveneens bij de groeibeheersing. Men mag geen stikstofgebrek induceren om de groei te regelen. Dit heeft een negatief effect op de vruchtzetting, zodat men een averechts effect bekomt, namelijk meer groei.
7.3.1. Snoei Door de snoei te spreiden over het jaar kan men de groei ook regelen : • na de pluk : verwijderen van dikke takken en takken die de boom dicht maken • winter : bij veel bloembotten de bloembotdunning toepassen • na de bloei : in functie van de bloeiomstandigheden en zetting verder afwerken van de snoei • juni : trekken van scheuten • zomer na de langste dag : onproductieve takken en waterscheuten snoeien of trekken. Door scheuten en takken af te scheuren in plaats van te snoeien heeft men ook minder groeireacties op de ingreepplaats. Dergelijke wonden zijn ook minder vatbaar voor kanker indien uitgevoerd in droge omstandigheden. Het pluizen of scheuren van de concurrenttakken in de kop van de boom voorkomt dikke takken. Een lange snoei geeft rustigere bomen. In de eerste groeijaren wordt de snoei best tot een minimum beperkt. Het hoger planten geeft ook een groeiremming, opletten met de bodembewerking. Bij extreme groei is wortelsnoei en inzagen een mogelijkheid. Beide ingrepen hebben wel een grote invloed op de opneembaarheid van voedingselementen en water. Indien er een beregeningsinstallatie of druppelleiding aanwezig is, kan een deel van het probleem bijgestuurd worden. De voeding kan niet zoals in de klassieke teelt met snelwerkende meststoffen of bladvoedingen worden bijgestuurd. Dus extra nadenken en voorkomen is de boodschap. Ieder perceel is verschillend zodat er geen pasklare antwoorden of recepten bestaan.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
30
7.5.2. Dunnen Door een beperking van voeding en het tijdstip van het ter beschikking komen van de stikstof is een goede vruchtdrachtregulatie nodig. Binnen de biologische fruitteelt kunnen de producties terugvallen tot 50 % en meer. Om regelmatige jaarlijkse opbrengsten te hebben moet men de productiecapaciteit leren kennen van het perceel. Dit om voldoende vruchten te hebben van een goede maatsortering en om beurtjaren te voorkomen. Bij een goede vruchtzetting moet er met de hand worden gedund. Des te sneller men gedaan heeft met de dunning, des te beter het effect om beurtjaren te voorkomen en des te beter de bloemknopaanmaak. Het dunnen kan gespreid worden over verschillende werkgangen, zodat er ook aan kwaliteitsdunning wordt gedaan. Dunnen op kwaliteit vraagt meer uren. Het aantal benodigde uren is afhankelijk van verschillende factoren : • variëteit : beurtjaargevoeligheid, kleinvruchtigheid • boomvorm : kleine of grote bomen • zetting : jaarsafhankelijk - aantal bloembotten - weer tijdens de bloei • productiecapaciteit van het perceel : aard van de bodem, voedingsniveau In de praktijk loopt het aantal benodigde uren nogal ver uit elkaar; van 0 tot 400 uren/ha.
7.4. Kruidbeheersing In de biologische teelt kan men alleen met mechanische hulpmiddelen de kruiden beheersen. De aanwezigheid van kruiden onder de bomen heeft ook positieve effecten naar bodemleven, boomvoeding en op de nuttige insecten. Er moet een onderscheid gemaakt worden tijdens de levensduur van de boom en in het groeijaar. De eerste jaren hebben de bomen best zo weinig mogelijk concurrentie om het aanmaken van voldoende wortels en een behoorlijk boomvolume niet in de weg te staan. Dit wil zeggen dat de boomstroken zuiverder zullen gehouden worden. Ook in het groeiseizoen, van vóór de bloei tot aan de junirui, tolereert men best minder concurrentie voor water en voedingsstoffen : • rond de bloeiperiode moet men een zuivere en aaneengesloten grond hebben om een maximale warmteopname en afgave tegen lentenachtvorst te garanderen. In de mate van het mogelijke de bodem de eerste maal bewerken na de pluk of in het vroege voorjaar. Dit heeft ook een positief effect op de opwarming van de bodem naar mineralisatie toe. • Na de junirui mag men de grond laten begroeien of inzaaien. Dit is positief voor het bodemleven. De opname van de stikstof uit de mineralisatie door de kruiden zorgt voor het beter afsluiten van de groei en rijping van het fruit. De opgenomen stikstof kan in het volgende voorjaar opnieuw ter beschikking komen van de bomen middels het bewerken van de grond en de vertering van de kruiden. De takken zakken ook dieper zodat er vanaf eind juli niet meer of enkel met lage toestellen kan geschoffeld worden. De opname van verschillende voedingselementen wordt verbeterd door de wortelactiviteit van de kruiden. Door de kruidenlaag heeft men een vastere grond tijdens de pluk zodat de plukkers niet in de grond zakken bij een vochtige plukperiode. De begroeiing voorkomt ook het opspatten van gronddeeltjes zodat dit positief is naar bepaalde bewaarziekten zoals Phythophtora. Het aantal bodembewerkingen is afhankelijk van de kruidenflora. Des te sterker de bodembedekking en groei, des te meer er zal moeten ingegrepen worden. Het eerste jaar na het stoppen met het gebruik van herbiciden is er nog een nawerking. Tussen de kruiden is er ook een verschil. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
31
Grassen geven veel meer concurrentie dan tweezaadlobbigen. Kruiden met een intens en sterk ontwikkeld wortelstelsel geven ook meer concurrentie. Bij de aanwezigheid van grassen zal men dus vaker moeten schoffelen (10 à 15 keer/jaar, 15 à 30 uren/ha). De bodemtextuur of soort bepaalt ook het aantal nodige bewerkingen : • Een lichtere grond zal gemakkelijk bewerkbaar zijn, maar verdampt ook meer. Door de bodem te bewerken kan men deze verdamping verminderen. De kruiden zullen ook gemakkelijk uitdrogen na een bewerking. Lichtere bodems warmen sneller op zodat de mineralisatie vlugger aanvangt. • Zware bodems zijn moeilijker te bewerken en lijden sneller onder het bewerken bij te natte omstandigheden. De kruiden verdorren minder snel zodat er een langere droge periode nodig is na een bewerking om een goed effect te hebben op de kruidbeheersing. Deze bodems warmen minder snel op in het voorjaar zodat de mineralisatie langzamer verloopt. Een vroege bodembewerking is nodig. Bij voorkeur start men al direct na de pluk. • Zeer lichte zandbodems zijn zeer gevoelig voor het dichtslempen. Deze bodems worden dus best zo weinig mogelijk bewerkt of enkel met toestellen die een grove grondbewerking geven. Alternatieven voor deze bodem zijn het maaien in verstek of het werken met borstelschoffeltoestellen. Door de bodem teveel te bewerken onder slechte omstandigheden (te natte grond regenachtige periodes) veroorzaakt men structuur bederf. Dit gaat nog sneller indien de pH, het kalkgetal en het humusgehalte te laag zijn. Voor oudere bomen of sterk groeiende bomen en een voldoende humusgetal, mineralisatie en bodemvocht is een smallere boomstrook of een begroeide boomstrook geen probleem. In deze gevallen is maaien met een verstelbare maaier of zwenkarm een voldoende kruidbeheersing.
7.4.1. Toestellen Er bestaan verschillende toestellen en werkingsprincipes van kruidenbeheersing. Alle toestellen hebben voor- en nadelen. Op sommige bedrijven heeft men daarom ook meerdere toestellen. Meer en meer toestellen worden in feite werktuigdragers. Dit wil zeggen dat op hetzelfde toestel andere schoffels of maaimessen kunnen gemonteerd worden in functie van de uit te voeren werkzaamheden. Bij bepaalde toestellen zijn er ook veel opties mogelijk. De bevestiging aan de tractor is verschillend voor elk toestel. Voor sommige toestellen zijn er verschillende bevestigingsmogelijkheden : - Op de liftarmen en derde punt achterbouw - Vooropbouw, vergt meestal een extra investering voor het plaatsen van liftarmen en derde punt, voordeel is vaak de betere zichtbaarheid op het werk. - Tussen de wielen, vraagt een aanpassing van de tractor Bij bepaalde toestellen die achter de tractor worden gehangen is de schoffel via een arm tussen de wielen werkzaam. Dit begunstigt het gebruiksgemak. Bepaalde toestellen kunnen enkel éénzijdig werken, bij andere zijn de twee zijden bewerkbaar. Het werken met tweezijdige toestellen vraagt meer concentratie van de bestuurder en de bomen moeten recht op een lijn staan. De werkbreedte en oppervlaktebewerking van de strook is verschillend naargelang het type en model. De rijsnelheid moet aangepast worden aan elk toestel. De fabrikanten geven bepaalde snelheden op. Deze worden in de praktijk niet altijd gehaald (2 tot 7 km/u).
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
32
De meeste toestellen zijn voorzien van een taster zodat er ook tussen de bomen kan gewerkt worden. Deze tasters zijn ofwel hydraulisch ofwel electrohydraulisch, deze laatste verwonden de bomen meestal minder. Wonden zijn ingangspoorten voor kanker. De snelheid van het teruggaan van de zwenkers bepaalt de rijsnelheid, deze wordt bepaald door de werkdiepte, bodemtype, vochttoestand, begroeiing, plantafstand, hydraulische pompcapaciteit,… Om een goede bodembewerking en kruidbeheersing te kunnen realiseren zónder dat daarbij de schors beschadigd wordt, is een lage snelheid vereist. Bij de eerste bodembewerking, zeker na jaren van herbicidengebruik, verloopt de eerste werkgang moeilijk. Zeker bij het gebruik van gewone messchoffels is de diepte-instelling moeilijk te beheersen. Bij de aanwezigheid van goed ontwikkelde kruiden zal de taster terugslaan en worden deze kruiden niet geraakt. Rondom de bomen blijven er ook eilandjes staan die niet bewerkt worden. Beide laatste vereisen dan ook een manuele schoffel- of hakbeurt (1 à 2 keer/jaar, 10 à 30 uren per jaar). Bij een sterke kruiden ontwikkeling verstoppen veel toestellen, bij draaiende toestellen zoals rotorkopeggen of rotorschoffels komt dit minder voor. De meeste schoffeltoestellen verplaatsen de grond. Enerzijds wordt de grond rond de boom aangehoogd, dit kan leiden tot extra groei. Anderzijds wordt er grond naar de grasmat gegooid. Dit kan deels opgevangen worden door de doorgangsrichting af te wisselen. Bij tweezijdige toestellen en wanneer de rijrichting regelmatig afgewisseld wordt zijn er minder problemen. Bij toestellen met twee roterende schoffels in tegengestelde werkrichting is dit ook minder het geval. Sommige toestellen zijn voorzien van platen of schuiven om dit tegen te gaan. Schoffelmes Dit zijn toestellen met een horizontaal werkend mes. De diepte-instelling is moeilijk op onbewerkte bodems. Een hogere rijsnelheid is nodig om de grond te verkruimelen. Om dit verkruimelen te bevorderen kunnen er verschillende hulpmiddelen op de messen gemonteerd worden. Op zware gronden en bij een diepe werkgang is het effect op de kruidenbeheersing onvoldoende, zeker bij vochtige grond en vochtig weer na de behandeling. Om dit te beperken hebben sommige fabrikanten een verkruimelaar gemonteerd achter het mes. Bij de bewerking van vochtige grond op steeds dezelfde plaats bekomt men een ploegzool, een ondoordringbare laag. Er wordt veel grond verplaatst. Messenkooischoffel Dit is een messenkooimaaier die de kruiden tegen de grond wegschraapt. Om een goede beheersing te hebben moet de grond egaal liggen. Dit toestel kan niet zwenken en werkt dus niet tussen de bomen. De gehele constructie is nogal hoog. Bij een sterke kruidengroei stropt het toestel op. Freesschoffels Dit zijn toestellen met gebogen messen op een ronddraaiende schijf, verticale as of kleine frezen met horizontale as. De grond en kruiden worden hierdoor beter verkleind. Sommige toestellen zijn voorzien van twee schijven. Een vast verstelbare schijf om de werkbreedte te regelen en een tweede schijf op een taster om tussen de bomen te werken. Bij een hogere snelheid is de grond groffer bewerkt, bij een kleinere rijsnelheid is de grond fijner. ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
33
Bij dubbelzijdige toestellen met één messenschijf wordt dikwijls een schijf gebruikt tussen de bomen terwijl de tweede schijf langs de bomen werkt, door tweemaal te rijden heeft men dan een brede bewerkte strook en moet de bestuurder maar één schijf in 't oog houden. Bij sommige toestellen kunnen de schoffels vervangen worden door maaimessen. Rotorkopeggen In plaats van gebogen messen zijn er rechte tanden. De bodembewerking is groffer. Bij aanwezigheid van veel kruiden stropt het toestel gemakkelijk op. Bij te vochtige grond stropt het volledig op. Schijveneg De grond wordt in feite lichtjes geploegd. Dit betekent dat er twee werkgangen nodig zijn. Met het eerste stel schijven wordt de grond van de bomen weggehaald, dit gebeurt met de taster. Met het tweede stel schijven wordt de grond terug naar de boom gegooid door de hoge rijsnelheid en zonder te werken met de taster. De bewerking is diep zodat er ook meer wortelschade kan optreden. Dit toestel is zeer geschikt voor zware gronden en bij veel kruidgroei. Mogelijke opties o.a. schijveneg, rotorschoffel of freesschoffel, messchoffel en maai-element. Het toestel werkt maar aan één zijde. Borstelschoffel Dit toestel geeft geen bodemverplaatsing. Een lange buisvormige ronddraaiende borstel die langs de bomen gaat, borstelt de kruiden naar de grasstrook. Direct hierachter staan rechtstaande messchijven die de kruiden in stukken snijden. Dit toestel is geschikt bij licht tot matige kruidengroei en voor bodems die zeer slempgevoelig zijn. Zwenkende maaiers De kruidengroei of hoogte kan ook beheerst worden door enkel te maaien. Door op bestaande of nieuwe toestellen zwenkende maai-elementen te plaatsen. Deze toepassing is geschikt bij sterkgroeiende bomen en op zeer lichte, slempgevoelige gronden. Het is ook een aanvulling op de andere toestellen. Bij de omschakeling van percelen is dit in sommige gevallen ook aan te raden. Zeker in percelen met een sterke oppervlakkige boomwortelverdeling, daar zal door te schoffelen een sterke wortelsnoei ontstaan met als mogelijk gevolg een sterke productiedaling. Onkruidstripper Dit zijn zweepmaaiers (snelronddraaiende kunststofzweepdraden, cfr. bosmaaiersysteem) die geplaatst kunnen worden op de houthakselaar, maaier, of ander toestel. De kruiden tussen en rondom de bomen en palen worden hiermee gemaaid. Bij jonge bomen en niet verhoute delen kan bast of schorsschade ontstaan (ook aan de boomnetjes). De robustheid van de machines is nogal verschillend zodat de werksnelheid aangepast moet worden, of er treedt machine breuk op of er worden bomen omgeduwd. De hoogte van de toestellen is verschillend. De takken kunnen/mogen niet laag doorhangen om vruchtschade te voorkomen. Bij het planten hiermee rekening houden. Branders Door het thermisch effect worden de plantencellen verhit, hierdoor springen de cellen open en komt het celvocht vrij. De kruiden drogen hierdoor uit. Deze toestellen verbruiken echter veel gas.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
34
Oppervlakkige kruiden worden goed beheerst, diepwortelende kruiden niet. De boomnetjes en druppelleidingen worden beschadigd. Bij veel kruidenbladmassa en herhaalde toepassingen op deels verdroogde kruiden is het gevaar voor zelfontbranding groot, met als gevolg schade aan blad en vruchten. Mulchen De boomstroken kunnen afgedekt worden met organisch materiaal of kunststofdoek. Kunststofdoeken :deze zijn duur in aanschaf en de plaatsingskosten liggen hoog. Woelratten en muizen veroorzaken veel schade onder deze doeken. Organisch materiaal : De aangebrachte laag moet voldoende dik zijn (30 cm). Om de 2 à 4 jaar moet deze vernieuwd worden. In de beginjaren is er een gebrek aan stikstof. Woelratten en muizen kunnen problemen geven. Fijn materiaal is een goed kiembed voor kruiden. Deze systemen worden minder of niet meer aangeraden omwille van de arbeid en kostprijs. Ook het maaien en de kruidbeheersing op de rand van deze mulchstrook gaat moeilijk.
7.5. Strokenbeheer Boomstrook De kruidbeheersing gebeurt machinaal, zoals aangehaald in bovenstaand hoofdstuk. Bij oudere bomen of bomen met hoog ingeplante gesteltakken is het mogelijk om de boomstroken te laten begroeien of in te zaaien. Een beperking is het zaaibed, dat moet voldoende fijn liggen. De bodem moet vrij zijn van onkruidzaden, zoniet overheersen deze de ingezaaide kruiden. De kieming gebeurt onregelmatig, rondom de stam is dit meestal moeilijk omwille van watergebrek. Inzaaien met klaver heeft het voordeel dat ook extra stikstof wordt gebonden, die in het voorjaar makkelijk beschikbaar komt. Meestal is het beter om vóór het planten deze stroken in te zaaien. Een mogelijk alternatief is het "sandwich" systeem. Een smalle strook met laaggroeiende kruiden wordt tussen de bomen aangehouden (ingezaaid). Hierdoor moet er enkel langs de bomen geschoffeld worden. Dit gaat sneller en geeft minder schorsschade. Opletten met woelratten en muizen.
Grasstrook De voorkeur wordt gegeven aan een gemengde inzaai van traag groeiende grassen en klaver. Klaver mag niet te kort gemaaid worden. Sommige telers kiezen om de klaver in te zaaien tussen de wielsporen en passen de maaier aan zodat de messen hier hoger staan. Bloeiende kruiden lokken veel nuttige insecten aan. Bloeiende kruiden kunnen ook tussen de wielsporen ingezaaid worden. Het middelste mes (i.g.v. 3 messen) wordt dan weggenomen om de kruiden te laten groeien. Een andere mogelijkheid is het alternerend zaaien van ganse grasstroken met kruiden. Dit kan ook op regelmatige afstanden. Daarom is een extensief beheer van de grasstroken aan te bevelen, slechts 3 à 4 maal per jaar maaien.
7.6. Boomgaardomgeving Zoals de bloeiende kruiden in de stroken een grote aantrekkingskracht uitoefenen op de nuttige insecten, zo kunnen ook struiken en bomen rondom de aanplanting een grote aantrekkingskracht uitoefenen.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
35
De bloemen geven stuifmeel en nectar als voedingsbron. Door de aanwezigheid van andere insecten op de kruiden en struiken is er ook alternatief voedsel voor de nuttigen. De gekozen soorten mogen geen waardplanten zijn voor plagen en moeten gemakkelijk in onderhoud zijn. De soorten moeten bij voorkeur inlands zijn en aangepast aan de bodem. De hagen of houtkanten worden bij voorkeur beplant met verschillende soorten en boom- of struikhoogtes. Dit is een gemengde haag. Men moet streven naar een bloeirijkdom gedurende het ganse seizoen of na de bloei van de bomen (bloeiboog). De kruiden en stroken dienen ook als schuil- en kweekplaats voor nuttige insecten en dieren. Kruidenstroken kunnen ook rondom de boomgaard ingezaaid worden of in combinatie met hagen aangelegd worden. Plant de hagen enkel op plaatsen waar ze geen hinder vormen bij de uitbreiding van percelen. Kleine landschapselementen zijn namelijk beschermd, dit zou ertoe kunnen leiden dat de haag niet gerooid mag worden bij een perceelsuitbreiding. Deze wetgeving mag geen rem zijn op het deskundig planten van hagen. Hagen tussen percelen of in het midden van percelen hebben zeker ook hun nut, en dit zeker bij brede percelen. De hagen of bloemstroken hebben het meeste effect als zij staan op de koppen van de rij, dus haaks op de boomrijen. De ingenomen ruimte door de hagen verhoogt lichtjes de kostprijs, het onderhoud kost ook geld (loonwerk, aanschaf heggenmaaier; VLIF-tussenkomst 40 %).
7.7. Nieuwe aanplant 7.7.1. Variëteitenkeuze Binnen de biologische teelt moet men de voorkeur geven aan variëteiten die resistent of ongevoelig, tolerant of weinig gevoelig zijn voor ziekten en plagen. Een probleem is dat de consument deze variëteiten ook moet kopen en opnieuw kopen. Binnen de consumenten kan men een onderscheid maken. Degenen die bewust biologisch kopen en die dus minder de nadruk leggen op de uitwendige kenmerken. Anderzijds zijn er de nieuwe biologische consumenten. Deze kopen meer met het oog en willen een perfecte uitwendige kwaliteit. Smaak en aroma is een apart gegeven maar in het algemeen is het wel zo dat smaak bij nieuwe aankopen dikwijls van doorslaggevend belang is zodat de huidige variëteiten nog in het aanbod zullen blijven omdat ze goed scoren bij de consument. De consumenten die thans aan huis kopen, hebben dikwijls andere wensen dan de grootwinkelkopers. Voor huisverkoop moet men starten met vroege zomerrassen gevolgd door de herfstrassen en de bewaarrassen. Dit maakt dat de variëteitenkeuze niet gemakkelijk is. Het aanbod moet ook voldoende groot zijn om aan de veiling, groothandel of winkelbedrijf te kunnen verkopen. Gezamenlijk aanbieden of overleggen is in dit opzicht zeer belangrijk. Binnen de traditionele variëteiten zullen degenen die zeer vatbaar zijn voor ziekten en plagen liefst niet opgenomen worden. Voor het aanplanten van nieuwe variëteiten die resistent of minder gevoelig zijn voor schurft is er VLIF-tussenkomst van 30 %. APPEL • Huidige variëteiten : Jonagold : Schurft en meeldauwgevoelig. Hoog aantal plukbeurten. Kies voor de nieuwe mutanten Jonagored : Schurft en meeldauwgevoelig. Kleurt donkerder dan Jonagold, minder plukbeurten dan de standaard Jonagold Elstar : Minder schurftgevoelig, matig meeldauwgevoelig, kleinvruchtig. Dit wordt versterkt binnen de bioteelt. Beurtjarig gevoelig, vraagt veel handdunning ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
36
Golden :
Schurftgevoelig. Ruwschilligheid kan een probleem geven. Opletten met de maat. Handdunning nodig Rode Boskoop : Weinig schurft en witziektegevoelig. Opletten in lentenachtvorstgevoelige percelen Alkmene : Als bestuiver, minder schurftgevoelig Idared : Als bestuiver, minder schurftgevoelig, zeer witziektegevoelig Delbard Estival : Gevoelig voor schurft. Opletten met vroege aantasting, matig gevoelig voor witziekte • Resistente variëteiten : Het zoeken naar resistente variëteiten is niet nieuw. De schurftschimmel past zich aan zodat de resistentie doorbroken wordt. Een minimaal aantal behandelingen blijft nodig om deze resistentie of tolerantie te behouden. Er zijn zeer veel variëteiten in onderzoek. De belangrijkste beproefde variëteiten worden besproken. Topaz
:
Schurftresistent, gevoelig voor luizen (roze luis). Harde platte appel met goed uitstalleven. Zuur bij de pluk, moet bewaard worden. Komt moeilijk op kleur. Bij laat plukken vettig. Weinig gevoelig voor schurft, vraagt wel veel dunwerk. Harde appel met een zeer goed uitstalleven. Wordt niet vettig. Goed dunnen. Schurftresistent, weinig vatbaar voor witziekte. Goede hardheid en smaak. Beperkt bewaar- uitstalleven. Schurftresistent en weinig vatbaar voor witziekte. Harde vruchten en goede smaak. Matig uitstalleven. Heterogene rijpheid op de boom. Moeilijke boomvorm. Schurft en witziekte resistent. Harde vruchten, goed uitstalleven. De vruchten worden vlug vettig.
Pinova : Initial
:
Svatava :
Ariwa
:
• Oude variëteiten : Bij de oude variëteiten zijn er verschillende die zeer rustiek zijn. Deze hebben ook een hoge graad van resistentie of tolerantie. De nostalgie heeft deze variëteiten terug op het voorplan gebracht. Voor een beperkte huisverkoop en verkoop in gespecialiseerde winkels zijn er mogelijkheden. Er zijn weinig goede bewaarappels. PEER Conférence :
Doyenné
:
Durondeau :
Minder gevoelig voor schurft en takschurft. Maar éénmaal takschurft aanwezig, gevoelig. De productie daalt tot 15 à 30 ton. Licht zwavelgevoelig. Schurftgevoelig, krijgt gemakkelijk takschurft. Zwavelgevoelig. Zeer lage producties. Schurftgevoelig, krijgt zeer gemakkelijk takschurft. Bacterievuurgevoelig.
Bij peren breidt schurft zeer sterk uit in de frigo, bij aanwezigheid van takschurft gaat dit meestal gepaard met andere schimmelinfecties zodat er grote bewaarverliezen kunnen optreden. Doyenné en Durondeau zijn niet geschikt voor biologische teelt.
7.7.2. Voorbereiding perceel Binnen de biologische teelt is de bodem de belangrijkste productiefactor. Een volledige bodemanalyse moet uitgevoerd worden. Profielputonderzoek, chemische analyse, 0-30 en 30-60 cm textuuranalyse.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
37
Bij beschikbaarheid van voldoende grond kan er gedacht worden aan het tijdelijk telen van een groenvoeder (luzerne, gras-klaver,…) voor een biologisch veebedrijf vooraleer het perceel opnieuw in te planten. Het verbeteren van het humusgehalte zal de meeste aandacht vragen. Het gebruik van goed verteerde stalmest is aan te bevelen. Bij een zeer laag humusgehalte zal er gedurende één jaar een groenbemester ingezaaid worden. Deze leveren ook veel organisch materiaal. Bij aanwezigheid van aaltjes (wortellesie-aaltje - Pratylenchus penetrans) is het aangeraden om Tagetes in te zaaien, hiermee heeft men zowel een aaltjesbestrijding als productie van organisch materiaal. Voor een goede werking moet deze teelt van Tagetes onkruidvrij worden gehouden. De groenbemester bij voorkeur eerst afmaaien, laten drogen en dan deels inwerken, om nadien volledig onder te werken. Het ineens inwerken van een grote hoeveelheid organische stof kan verstorend werken op het bodemleven. In sommige gevallen kan het gebruikt worden als vorm van algemene bodemontsmetting.
7.7.3. Plantsysteem Omwille van de mechanische kruidbeheersing is het eenrijsysteem het meest aangewezen. De plantafstanden worden gekozen in functie van de groeikracht van de bodem, de soort en variëteit. Een openboomstructuur moet worden nagestreefd. Dit vraagt een ruimere plantafstand.
7.7.4. Onderstam De voorkeur wordt gegeven voor een M9. Binnen de M9 kan er gekozen worden voor een sterkere of zwakkere groei. Bij M27 valt de groei snel stil en blijft de vruchtmaat achter. Enkel op zeer groeikrachtige gronden met een goede en vroege stikstofmineralisatie kan er overwogen worden om M27 te gebruiken. Op lichtere zandgronden is het gebruik van een sterker groeiende onderstam binnen de M9 aan te raden. Bij peren gebruikt men Kwee C of Kwee A en een slanke spil. Het gebruik van een tafelsysteem remt de kopgroei in de jeugdjaren.
7.7.5. Boomopbouw De bomen worden opgebouwd als slanke spillen of axe central. Op matig groeiende gronden kan er voor appel gewerkt worden met kleinere boomvormen. Deze kunnen ook geplant worden in V haag. Bij peren is het gebruik van intensieve plantsystemen af te raden. De productie ligt lager en het groeiniveau hoger. De snoei zal een lange snoei zijn die aangepast wordt in functie van de ouderdom en de groeikracht.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
38
8. Omschakelen naar biologische fruitteelt : arbeid Binnen de biologische teelt zijn er enkele activiteiten die meer en minder arbeid vergen. Iedere teler kan voor zich de denkoefening maken hoeveel uren hij vandaag voor een teelthandeling nodig heeft. De hierna weergegeven uren zijn het totaal aantal arbeidsuren per activiteit.
Waarnemingen : De plagen worden gevolgd door middel van vallen (feromoonvallen, kleurvallen) en waarnemingen (loupe, tellingen, visuele controles). 10-15 uren/ha/jaar
Behandelingen : De schurftbestrijding moet zeer nauwkeurig uitgevoerd worden. Dit gebeurt door preventieve behandelingen en behandelingen op « stop spray ». In het begin van het seizoen is de behandelingsfrequentie groter. Bij het optreden van schurft moet er doorbehandeld worden tot aan de pluk en erna om de druk zo laag mogelijk te houden. Het aantal behandelingen kan verdubbelen in opzicht van het klassieke 15-35u/ha/jaar.
Voeding : De voeding van de bodem en bomen gebeurt door organisch materiaal. Het laden en uitrijden van goed verteerd stalmest, compost vraagt meer uren dan het strooien van kunstmest. De bijvoeding met organische middelen of natuurlijke gesteenten is dezelfde als bij de klassieke teelt. Gemiddeld jaarlijks : 5u/ha/jaar.
Kruidbeheersing : Deze is vooral afhankelijk van de veronkruiding van het perceel en het type toestel; alsook het eenzijdig of tweezijdig werken. (15 tot 40 u/ha/jaar). De eilandjes tussen boom en paal worden met de hand nagegaan. (10-20u/ha/jaar).
Beheer van de stroken – boomgaardomgeving : De maaifrequentie ligt lager dan in de klassieke teelt. Bij het inzaaien van kruiden moet men denken aan het frezen, vastrollen, oppervlakkig bewerken, zaaien en dichtrollen, en het aantal ingezaaide stroken. Bij een blijvend kruidenmengsel volstaat een lichte grondbewerking voor of na de winter. (5-15u/ha). Het planten en onderhoud van gemengde hagen vraagt extra arbeid. Deze is afhankelijk van het aantal meters geplante haag. (Planten 5-10u/100 meter). Scheren kan via loonwerk. Afzetten om de 2 à 3 jaar. 4u/100 meter.
Snoei (winter-zomer) : Bij een open boomstructuur zijn er niet meer snoeiuren (lange snoei) Bij een te compacte boomstructuur zullen er in het begin meer snoeiuren nodig zijn. De snoei kan wel meer uitgespreid worden over het seizoen.
Dunnen : Afhankelijk van de variëteiten, bestuiversintensiteit, bloeiweer en productiecapaciteit van het perceel kan het aantal dunuren sterk variëren (0-400 u/ha). Gemiddeld wordt 100 u/ha/jaar aangenomen (kwaliteitsdunning inbegrepen). ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
39
Plukken : Het aantal plukuren is afhankelijk van de productie en de variëteit. De productie per hectare kan sterk terugvallen tot 50 % en meer, hierdoor zijn de plukuren lager (150-200 u/ha).
Sorteren : Door de verlaagde productie zijn de uren voor sortering normaal gezien ook lager. Maar door de grote verschillen in kwaliteit is er meer tijd nodig voor het uitrapen van de kwaliteitsverschillen (175-200 u/ha).
Afzet : Iedere teler zou normaal de afzet van kortbij moeten opvolgen (verkoop volgen, contact nemen om de vraag - het aanbod te kennen). Voor de biologische fruitteelt is dit zeker nog belangrijker. Er wordt hiervoor 1u/ha/jaar aangerekend.
Bedrijfshygiëne : Kankers uitsnijden 30 u/ha/jaar Bladversnippering 5u/ha/jaar
Vorming – Bijscholing : Iedere teler neemt deel aan activiteiten, maar men kan veronderstellen dat bij de biologische fruitteelt de noodzaak aan vorming en bijscholing hoger ligt omwille van de moeilijkheidsgraad en de vernieuwingen in de bioteelt. Er wordt daarom aangenomen dat de benodigde tijd hiervoor hoger ligt (5u/ha/jaar).
overige Voor de overige werkzaamheden zijn er niet meer uren voorzien dan voor de klassieke teelt.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
40
9. Omschakelen naar biologische fruitteelt : economisch 9.1. Aankopen Voor de biologische fruitteelt zijn er enkele specifieke aankopen nodig voor de teelt. Voor een aantal investeringen kan het nuttig zijn beroep te doen op een loonwerker, of om afspraken te maken met collega’s, ten einde de investeringen verantwoord te houden i.f.v. de grootte van het bedrijf.
Onkruidschoffel : Er bestaan verschillende types van schoffels. Voor sommige types is er een keuze in opbouw, dit vraagt een aanpassing van de tractor en het toestel. Kostprijs 1 700 – 3 100 EUR. Er is ook een verschil in kostprijs voor een éénzijdig of tweezijdig werkend toestel, dit is ongeveer het dubbele. Er bestaan ook een aantal opties. De kostprijs wordt ook bepaald door de totale werkbreedte. De prijzen variëren van 3 100 tot 17 500 EUR.
Maaier : In principe is de gewone maaier voldoende. maar door de bewerking van de boomstrook is de aansluiting met de grasmaaier niet altijd juist, zodat er een onbewerkte strook overblijft of er wordt in de aarde gemaaid. Om dit te voorkomen is een verstelbare maaier (vast gedeelte en 1 of 2 regelbare zijmessen) een degelijk alternatief. Bij oudere bomen die geen last hebben van concurrentie of in aanplantingen waar de bodem niet kan bewerkt worden (slempgevoelig, te oppervlakkig wortelgestel) kan de boomstrook beheerd worden met de maaier. Ofwel door zo breed mogelijk te maaien tot aan de stam ofwel met een zwenkmaaier tussen de bomen. Bij recentere maaiers kunnen de zwenkarmen in optie worden aangebouwd (+ 1 500 EUR voor 1 arm, + 3 700 EUR voor 2 armen). Het zwenken van de armen kan hydraulisch of electrohydraulisch (werkt zachter op de bomen). Dit maakt ook een verschil in kostprijs van 1 250 tot 2 500 EUR. De kostprijs wordt ook bepaald door de totale werkbreedte. De prijzen variëren van 5 000 tot 12 000 EUR.
Stalmestverspreider : Om organische stof, verteerd stalmest, compost of bietenschuimaarde uit te strooien kan er gebruik worden gemaakt van een wagen die deze stoffen over de zwartstrook verspreidt. Dit kan zowel met voorlossers als achterlossers, enkel of dubbelzijdig of over de ganse breedte. De inhoud en losmogelijkheden bepalen de kostprijs; De prijzen variëren van 50 000 – 12 000 EUR. Meestal is het ook mogelijk deze wagen te huren.
Spuitmachine : In de biologische teelt wordt met minder fijne spuitoplossingen behandeld, bepaalde spuittoestellen met zuigerpompen hebben hierdoor meer last van verstoppen of vastlopen van de pomp. De voorkeur wordt gegeven aan toestellen met membraanpompen. Om deze spuitoplossingen in suspensie te houden is er ook een goede roer of menginstallatie nodig. Hou hiermee rekening bij de vervanging van uw spuittoestel. Voor de aankoop van machines kan er een VLIF tussenkomst zijn : -
mechanische onkruidbestrijding 40 %
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
41
-
nieuwe spuitmachines met een vermindering van middelgebruik en beperking van drift 20% overige machines 10%.
Bomen : Vanaf 01/12/03 moet het plantmateriaal van biologische oorsprong zijn. Het opkweken van biologische bomen vraagt ook meer investeringen, groenbemester, schoffelen, behandelen, … dit maakt dat deze bomen ook duurder zullen worden. Vandaag zijn er enkel maar geruchten over een meerprijs van 25 à 50 %. De toekomst zal uitwijzen wat de reële prijs zal zijn. Voor de aankoop van nieuwe variëteiten (resistente of tolerante) is er een VLIF tussenkomst van 30 % en van 20 % voor heraanplant (zonder uitbreiding van het areaal). Dit zal deze prijsverhoging compenseren.
Gewasbescherming : De kosten aan gewasbeschermingsmiddelen zijn in functie van de plaag- en ziektedruk. Dit is dus perceel-, bedrijfs- en jaargebonden. Normaal liggen deze kosten gelijk of lager dan in een klassiek bedrijf.
Bemesting-Bodemvoeding : De kosten aan voedingsstoffen verschillen zeer sterk tussen de klassieke bedrijven. Waar veel met bladvoedingsstoffen gewerkt wordt, liggen de kosten zeer hoog. In de biologische teelt liggen de kosten lager of gelijk aan een gemiddeld gebruik van voedingsstoffen. De bodem en het organische stofgehalte zijn zeer belangrijk in dit verband. Bij lichte bodems, en humusarme bodems zal de voeding duurder uitvallen.
Verpakkingsmateriaal : Aangezien er minder kwaliteitsklassen zijn en er los verpakt wordt, zijn er kosten lager. Maar de gesorteerde partijen zijn minder groot en de transportkosten zijn hoger. Beide compenseren zich.
9.2. Arbeid Een van de posten die de kostprijs van de biologische teelt sterk doet stijgen is de arbeid. Deze verschilt sterk van bedrijf tot bedrijf. In de omschakelingsjaren zal de productie geleidelijk dalen om zich daarna te stabiliseren. De pluk en de sorteerarbeid zullen afnemen en de dunarbeid en de andere teelthandelingen zullen toenemen. De voorgestelde extra arbeidsuren voor een volledig omgeschakeld bedrijf zijn:
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
42
Waarnemingen Behandelingen Bedrijfshygiëne Kankers Bladversnippering Voeding Kruidbeheersing Beheer ‘bloem’stroken Dunnen Plukken Sorteren Afzet Vorming
+ +
10 10
Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha =
+ + + + + + + +
20 5 5 31 5 90 50 25 1 4
Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha = Uur/ha x 12 ha =
+ 120 120
-
240 60 60 372 60 1080 - 600 - 300 12 48 2172
900
+ 1272 uur/12 ha of 106 uur /ha Dit komt op ongeveer 70 % van een volwaardige arbeidskracht meerarbeid op het bedrijf. Het is ook daarom dat de biologische bedrijven kleiner zijn of dat er verschillende gezinnen samen het bedrijf beheren. De grootste arbeidsbehoefte is het dunnen. Dit maakt dat vanaf einde mei tot juli een grote arbeidspiek ontstaat. De mindere arbeid voor plukken en sorteren maakt dat er minder losse arbeidsuren nodig zijn.
9.3. Controle Om gebruik te kunnen maken van de vermelding “Bio” moet ieder bedrijf gecontroleerd worden. In de omschakelingsfase moeten ook alle percelen van het bedrijf gecontroleerd worden. Een tariefvoorbeeld is : Minimumbijdrage Basisbijdrage Bijdrage per ha
275,16 EUR 183,49 EUR 45,02 EUR
Voor een bedrijf van 12 ha: 7.402 + (12 x 1.816) = 678,73 EUR De tarieven kunnen jaarlijks aangepast worden.
9.4. Productie Een andere kostprijsverhogende factor is de productiedaling. Deze is gebonden aan de vruchtbaarheid van de bodem en de variëteit. Boomvolume, plantdichtheden en variëteit of soort spelen ook een rol. De productie zal geleidelijk dalen om zich daarna te stabiliseren op een hoger niveau dan het dieptepunt. Zoals in alle bedrijven spelen jaarinvloeden mee (vorst, hagel, …), deze worden daarom niet apart of specifiek opgenomen.
Appel De productie zal dalen van 40 ton/ha naar 20 ton om zich te stabiliseren rond de 25 ton/ha.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
43
Peer Daling van 35 ton/ha naar 10 ton om zich te stabiliseren rond de 15 ton/ha. De uitvalspercentages liggen hoger in de biologische teelt, dit zowel bij de oogst als na de bewaring. Bij lange bewaring kunnen de uitvalspercentages nog hoger zijn (5 – 40 %). Het zijn vooral schurft, bladrollers en bewaarziekten die deze uitval veroorzaken. Bij bewaring is een zeer regelmatige controle noodzakelijk.
9.5. Verkoop De verkoopsprijzen voor biologisch fruit zijn hoger dan voor de klassieke teelt. Prijsevoluties zijn moeilijk in te schatten. Vandaag zijn de verkoopsprijzen voldoende om de totale kosten te dekken bij een normale productie voor een biologische teelt.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
44
10. Afzet De vraag naar biologisch fruit is sterk groeiend; maar dan vooral op de buitenlandse markten (export). Door de toename van telers en vooral van grotere bedrijven in biologische teelt, is er een sterke toename te verwachten. Deze sterke toename, indien niet goed gestructureerd, werkt verstorend op de markt. Goede afspraken en planning op voorhand is noodzakelijk. Het grote probleem bij de afzet is het fruit onder label "geproduceerd tijdens omschakeling naar biologische landbouw". Dit fruit wordt meestal enkel verkocht nadat het "biologische" fruit verkocht is. Dit kan leiden tot grotere bewaarverliezen en kwaliteitsverliezen
10.1. Verkoopskanalen Veilingen De veiling met de langste traditie in de verkoop van biologische groenten en fruit is veiling BRAVA te Zellik. Vandaag zien we dat andere veilingen ook starten met de verkoop van biologisch fruit van hun leden. Een gebrek aan overleg resulteerde in eerste instantie tot een sterke prijsdaling. Dit toont nogmaals aan dat overleg-planning en coördinatie noodzakelijk is.
Coöperaties Bepaalde coöperaties hebben zich gespecialiseerd in de handel van biologisch fruit en groenten. Atalanta uit Poperinge is een coöperatie met enkel biologische telers als coöperanten. Deze coöperaties leveren aan gespecialiseerde winkels of werken met groenten en fruitabonnementen.
Groothandel - kleinhandel Door de toenemende vraag beginnen deze ook de bio in hun productgamma op te nemen.
Grootwinkelketen De laatste jaren heeft de afdeling Bio in bepaalde winkels ook meer ruimte ingenomen. De eerste gespecialiseerde bio-winkels werden ingehuldigd. Mits een goede planning en overleg zijn hier grote verbeteringen te verwachten op het gebied van afzet.
Huisverkoop - markten Dit is het oudste afzetkanaal van biologische producten. Dit vergt veel tijd en inzet en men moet een lokaal/winkelruimte of een marktwagen ter beschikking hebben. Huisverkoop of verkoop via markten heeft ook zijn regelgeving-wetgeving. De huisverkoop is ook ideaal geschikt om de derde kwaliteit te valoriseren; sappen, appelmoes, siroop,…
Verwerking De vraag naar verwerkte fruitproducten neemt eveneens toe. Een concentratie van het aanbod is nodig voor de bevoorrading van grotere verwerkingseenheden. De sector van babyvoeding is een grote afnemer. Als de teler de maximum prijs wil halen uit zijn product dan zal hij tijd moeten vrijmaken om deze verkoop te organiseren of in goede banen te leiden.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
45
Een goed inzicht in aanbod en vraag is zeer belangrijk. Hiervoor moet er tijd en de nodige fondsen vrijgemaakt worden opdat er in België ook een centraal meld- en beheerspunt komt. Dit beheerspunt moet niet enkel de binnenlandse markt regelen maar ook en vooral de buitenlandse vraag concentreren. Het poolen, gezamenlijk of centraal sorteren zijn begrippen die in de bioteelt ook hun plaats hebben, en kunnen zorgen voor een constante aanvoer van homogene en grote loten. Door de toename van het aanbod en vraag zal er meer "professioneel" moeten gewerkt worden. De buitenlandse grotere exportbedrijven hebben de Europese markt ook ontdekt. Zij leveren een zeer goede kwaliteit aan een lage prijs. Het is enkel door samen te werken dat er hier in Noord-Europa nog plaats zal zijn voor een leefbare biofruitteelt.
10.2. Sortering Vandaag gebeurt de sortering in losse verpakking. Klasse I en II worden samen gesorteerd. De kwaliteit voor het grootwinkelbedrijf moet praktisch gelijk zijn aan het klassieke product. De normen zullen hoogstwaarschijnlijk toenemen. Bij huisverkoop en markten en speciale verkooppunten kan de lagere kwaliteit en de vruchten met schilafwijkingen ook verkocht worden. Dit omdat de bewuste consument naar de 'inhoud' kijkt en niet enkel naar de 'verpakking' en omdat de teler-verkoper ook een boodschap kan meegeven. Zoals bij het klassieke product kan iedere koper zijn specifieke eisen stellen. Goede afspraken zijn hier ook op hun plaats. Het biologisch product zal meestal in de winkel liggen in een gesloten verpakking om vermenging met klassiek of gangbaar product te vermijden. In het bedrijf moet er steeds een duidelijke afscheiding en herkenbaarheid zijn van biologisch en niet-biologisch product, zolang het ganse bedrijf niet is omgeschakeld, dit geldt ook voor bewaring en sortering.
10.3. Normen De normen opgelegd door de wetgever en het grootwinkelbedrijf zijn ook van toepassing voor de biologische teelt. De bedrijven die aan verwerking doen of verwerkte producten verkopen moeten nog bijkomende normen opvolgen. We denken dan vooral aan de hygiënecode normen (HACCP) en EUREP-GAP-normen. Bioteelt mag geen uitvlucht zijn om niet aan deze normen te moeten voldoen.
10.4. Aandachtspunten -
De markt voor biofruit is momenteel klein, dus kunnen er snel storingen optreden bij de areaalstoename op de binnenlandse markt De verhandelde partijen zijn meestal klein Gerichte afzet betekent grotere afstanden Door de kleine markt is er een vorm van protectionisme, met weinig informatiedoorstroming.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
46
11. Samenvatting en slotbeschouwing Het omschakelen naar de biologische teelt moet een groeiproces zijn. Het telen van biologisch fruit moet gebeuren als zijnde een geheel, alle deelaspecten van de teelt vormen een geheel. Ieder deelaspect speelt een belangrijke rol in dit geheel en heeft een grote invloed op dit geheel en de andere deelaspecten. De bodem is in dit geheel een zeer belangrijk deelaspect, zoniet de belangrijkste na de teler zelf. Op een ongeschikte bodem kan geen rendabele biologische fruitteelt uitgeoefend worden. Door onderzoek kunnen nog vele vragen en knelpunten opgelost worden zodat regelmatige bijscholing noodzakelijk is. Een goed bedrijfsmanagement is noodzakelijk voor een leefbaar gezinsinkomen. De consumptie is stijgend maar is zeer wispelturig en onvoorspelbaar. De biologische productie en handel is een open wereldmarkt, zodat import nog zal toenemen. Deze import zal bepalend zijn voor de prijsvorming. Op korte en lange termijn zijn er ook nog exportmogelijkheden. Een degelijke begeleiding van vraag en aanbod zal nodig zijn voor het behoud van een goede verkoopprijs. De productiedaling, toename van de arbeid en kwaliteitsverliezen zijn de grootste kostprijsstijgende factoren. De beperktheid van erkende gewasbeschermingsproducten en het mogelijk wegvallen van koper zijn een belangrijke beperking op de ontwikkeling van de teelt. In de huidige omstandigheden is het telen van biologisch fruit goed mogelijk met een voldoend arbeids- of gezinsinkomen. De huidige VLIF - tussenkomsten alsook de hectarepremie zijn een stimulans om de omschakeling door te voeren.
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
47
Nuttige adressen ADMINISTRATIE LAND- EN TUINBOUW (ALT)
Adeling land- en tuinbouwvorming Cel biologische landbouw Leuvenseplein 4 1000 Brussel Contactpersonen Ann Theunissen/ Marie Verhassel tel. : 02/553.63.90 – 02/553.63.76 fax. : 02/553.63.60 E-mail :
[email protected] ;
[email protected] KOEPELORGANISATIES voor BIOLOGISCHE LANDBOUW BioForum Nationaal Leuvensebaan 368 3040 Sint-Agatha-Rode Contactpersoon: Hugo Baert tel 016/47 01 98 fax 016/47 01 99 E-mail:
[email protected] BioForum Vlaanderen Statiestraat 164 F 2600 Berchem Contactpersoon: Erik Krosenbrink tel 03/287 37 78 fax 03/287 38 24 E-mail:
[email protected] BEDRIJFSLEVEN Belbior vzw Beroepsvereniging voor biologische telers Statiestraat 164 C 2600 Berchem Contactpersoon: Wim Vandenberghe tel 03/287 37 72 fax 03/287 37 71 e-mail:
[email protected] Biogarantie vzw : beheert het nationale warenmerk Biogarantie Broekstraat 14 9140 Tielrode Contactpersoon: Dirk Thienpont tel 015/56 01 61 fax 03/771 29 95 e-mail:
[email protected] Naredi - Vlaamse kamer Zavelput 7 1000 Brussel Contactpersoon: Jan Haepers tel 02/218 67 60 ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
48
fax 02/218 66 79 e-mail:
[email protected] Probila : Beroepsvereniging van verwerkers van biologische producten Leuvensebaan 368 3040 Sint-Agatha-Rode Contactpersoon: Hugo Baert tel 016/47 01 98 fax 016/47 01 99 E-mail:
[email protected] MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES Bond Beter Leefmilieu Tweekerkenstraat 47 1000 Brussel Contacpersoon: Stefaan Claeys tel 02/282 17 35 fax 02/230 53 89 E-mail:
[email protected] Velt vzw Uitbreidingstraat 392 C 2600 Berchem Contacpersoon: Geert Gommers tel 03/281 74 75 fax 03/281 74 76 E-mail:
[email protected] KENNISINSTELLINGEN Blivo vzw : Instituut voor Voorlichting en Onderzoek Statiestraat 164 C 2600 Berchem Contactpersoon: Peter Brattinga tel 03/287 37 70 fax 03/237 37 71 E-mail:
[email protected] Landwijzer vzw Statiestraat 164 D 2600 Berchem Contactpersoon: Geert Iserbyt tel 09/375 32 05 fax 09/375 32 05 E-mail:
[email protected] PCBT vzw : Proefcentrum voor biologische teelt Algemeen Ieperseweg 87 8800 Beitem Contactpersoon: Lieven Delanote tel 051/26 14 45 fax 051/24 00 20 E-mail:
[email protected] ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
49
PCF-Proefcentrum voor Fruitteelt vzw - Proeftuin Pit- en Steenfruit Fruittuinweg 1 3800 Sint-Truiden Contactpersoon: Jef Vercammen tel 011/68.64.70 fax 011/67.15.18 E-mail:
[email protected] - Koninklijk Opzoekingsstation van Gorsem De Brede Akker 13 3800 Sint-Truiden Contactpersoon: Clem Verheyden tel: 011/58.69.60 fax: 011/67.43.18 E-mail:
[email protected] - Diensten aan Telers De Brede Akker 13 3800 Sint-Truiden Contactpersoon: Karlien Blum tel: 011/58.69.60 fax: 011/67.43.18 E-mail:
[email protected] CERTIFICERINGINSTELLINGEN – CONTROLE ORGANISMEN Blik vzw Statiestraat 164 B 2600 Berchem Contactpersoon: Bart Maes tel 03/287 37 50 fax 03/287 37 51 E-mail:
[email protected] Ecocert bvba Chemin de la Haute Baudecet 1 1457 Walhain Contactpersoon: Tina Baert tel 081/60 03 77 fax 081/60 03 13 E-mail:
[email protected] Divers VLAAMS INFORMATIECENTRUM OVER LAND- EN TUINBOUW Leuvenseplein 4 te 1000 Brussel tel. 02/510.63.91, fax 02/510.63.93 e-mail:
[email protected] website: http://www.vilt.be
ALT-Bedrijfsontwikkelingsplan biologische fruitteelt – i.s.m. PCBT
50