Bedieningshandleiding ZA-M 1500 profis

$0$=21(

Bedieningshandleiding ZA-M 1500 profiS

MG 911 DB 568 (NL) 08.03 Printed in Germany

a

Voor in bedrijfstellen de bedieningshandleiding en veiligheidsaanwijzingen lezen en opvolgen!

2 Voorwoord Geachte client, de centrifugaalstrooier ZA-M 1500 profiS is een kwaliteitsproduct uit het omvangrijke landbouwmachineprogramma van AMAZONEN-WERKE, H. Dreyer GmbH & Co.KG. Om maximaal gebruik te maken van de specifieke eigenschappen van Uw nieuwe ZA-M kunstmeststrooier, adviseren wij U deze bedieningshandleiding voor de ingebruikname zorgvuldig te lezen en de raadgevingen op te volgen. Zorg er voor, dat ieder die deze machine gaat gebruiken ook de bedieningshandleiding heeft gelezen. Deze bedieningshandleiding heeft betrekking op alle centrifugaalstrooiers van het type ZA-M 1500 profiS.

AMAZONEN-WERKE H.DREYER GmbH & Co. KG

Copyright © 2003

AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG D-49502 Hasbergen-Gaste Germany Alle rechten voorbehouden

DB 568.08.03

Inhoudsopgave

3

Voorwoord ....................................................................................................2 1. Gegevens over de machine.......................................................................7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.6.1 1.6.2 1.7

Gebruiksdoel ...................................................................................7 Fabrikant .........................................................................................7 Conformiteitsver-klaring ..................................................................7 Gegevens bij vragen en bestellingen..............................................7 Typeaanduiding...............................................................................7 Technische gegevens .....................................................................8 Eisen aan de hydraulische installatie van de tractor.......................9 Gegevens over de geluidsontwikkeling ..........................................9 Doelgericht gebruik .......................................................................10

2. Veiligheid...................................................................................................11 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.5 2.6 2.7

2.7.1 2.7.2 2.8 2.9

Gevaren bij het niet in acht nemen van de veiligheidsaanwijzingen ...................................................................................11 Kwalificatie van de persoon die de machine bedient....................11 Beschrijving van de aanwijzingen in de bedieningshand-leiding..11 Algemeen gevarensymbool ..........................................................11 Let-op symbool..............................................................................11 Opmerking symbool ......................................................................12 Waarschuwings- en aanwijzing stikkers .......................................12 Veilig werken.................................................................................19 Algemene veiligheids - en ongevallenpreventie regels.................19 Algemene veiligheid en ongevallenpre-ventieregels voor aanbouwmachines aan de driepunts-hefinrichting van de trekker ...........................................................................................21 Veiligheidsvoorschriften bij gebruik van een hydraulisch systeem.........................................................................................21 Algemene veiligheiden ongevallen-preventieregels bij service, reparatie en onderhoud.................................................................22 Aftakasaandrijving.........................................................................23 Veiligheidsaanwijzingen voor het achteraf installeren van elektrische of elektronische apparaten en/ of componenten ........24

3. Product-beschrijving ...............................................................................26 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

Opbouw.........................................................................................26 Veiligheidsvoorzieningen ..............................................................26 Werking .........................................................................................28 Weeginrichting ..............................................................................31 Gevaarlijke zones..........................................................................33 DB 568.08.03

Inhoudsopgave

4

4. Overname ................................................................................................. 34 5. Aan- en afbouw ........................................................................................ 35 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.1.1 5.3.2 5.3.3 5.4

Aanbouwgegevens....................................................................... 36 Aanbouw ...................................................................................... 39 Hydrauliekslangen aansluiten ...................................................... 40 ZA-M met Comfort uitrusting ........................................................ 41 Stelbout voor de systeemkeuze op het stuurventielenblok instellen ........................................................................................ 42 Koppelingsas................................................................................ 43 Uitwijkbare hoofdaandrijving ........................................................ 46 Afbouw ......................................................................................... 47

6. Transport over de weg ............................................................................ 48 6.1

Aanpassingen aan trekker en strooier bij vervoer op de openbare weg............................................................................... 49

7. Instellingen............................................................................................... 50 7.1 7.2 7.3 7.3.1 7.3.1.1 7.4 7.4.1 7.4.2 7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.5.4

Instellen van de aanbouwhoogte ................................................. 52 Bijbemesting................................................................................. 53 Instellen van de strooihoeveelheid............................................... 54 Controle van de strooihoeveelheid .............................................. 54 Voorbereidingen voor de afdraaiproef ......................................... 55 Instellen van de werkbreedte ....................................................... 56 Instellen van de stand van de strooischoepen............................. 57 Controle van de werkbreedte met mobiele testbaan (extra uitvoering)..................................................................................... 59 Kant- en randstrooien................................................................... 60 Grens- en kantstrooien met kantstrooischerm Limiter M ............. 62 Grens- en kantstrooien met kantstrooischotel Tele-Set............... 65 Instellen van de kantstrooischotel volgens de milieunorm........... 66 Bijzondere gevallen bij kantstrooien (midden van het spuitspoor komt niet overeen met de halve werkbreedte vanaf de perceelrand .................................................................................. 70

8. In bedrijf stellen ....................................................................................... 72 8.1 8.2 8.3 8.4 DB 568.08.03

Centrifugaal-strooier vullen .......................................................... 73 Het strooien .................................................................................. 74 Verwisselen van de strooischotels ............................................... 75 Aanbevelingen voor het strooien van de wendakker ................... 77

Inhoudsopgave 8.5 8.5.1

5

Advies voor het strooien van slakkenkorrels (b.v. Mesurol) .........78 Combinatiematrix voor centrifugaalstrooiers voor het uitbrengen van slakkenkorrels ........................................................................79

9. Reinigen, onder-houd en reparatie.........................................................80 9.1 9.2 9.3 9.4 9.4.1 9.4.2 9.5 9.5.1 9.5.2 9.5.3 9.6 9.6.1 9.6.2 9.6.3 9.6.4 9.7

Breekboutbeveiliging voor aftakasen roeras aandrijving ............83 Controle van het hydrauliekfilter ...................................................84 Elektro-magneetkleppen schoonmaken .......................................84 Vervangen van de strooischoepen en zwenkvleugels..................85 Vervangen van de strooischoepen ...............................................86 Vervangen van de Zwenkschoepen .............................................87 Hydraulische slangleidingen .........................................................88 Vervangingstermijn .......................................................................88 Kenmerking ...................................................................................88 Waar u bij het in- en uitbouwen op moet letten ............................88 Instellingen en onderhoud van de weeginrichting.........................89 Horizontale stand van de bladveren en lager-blokken controleren ....................................................................................89 Speling van de begrenzingsbouten instellen ................................90 Tarreren van de strooier ...............................................................91 Calibreren van de strooier.............................................................91 Demontage van de koppelingsas..................................................91

10. Storing ......................................................................................................92 10.1 10.2 10.3

Storing, oorzaak en oplossing.......................................................92 Storing, oorzaak en oplossing: ZA-M Comfort..............................93 Storingen in de elektronica ...........................................................95

11. Extra uitvoeringen....................................................................................95 11.1 11.1.1 11.1.2 11.2 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.3 11.3.1 11.4 11.5 11.6

Strooischotels “Omnia-Set”...........................................................95 Strooischotelpaar "Omnia-Set" OM 18-24 ....................................95 Strooischotelpaar "Omnia-Set" OM 24-36 ....................................95 Kantstrooischotels "Tele-Set" .......................................................95 Kantstrooischotels "Tele-Set" TS 5-9............................................95 Kantstrooischotels "Tele-Set" TS 10-14........................................95 Kantstrooischotels "Tele-Set" TS 15-18........................................95 Kantstrooischerm, links - Limiter M...............................................96 Blokkeerventiel voor Limiter M......................................................96 Kantstrooiplaat, eenzijdig..............................................................96 Opklapbare beschermbeugel........................................................97 Transport- en wegzet unit (afneembaar) ......................................97 DB 568.08.03

Inhoudsopgave

6 11.7 11.7.1 11.7.2 11.7.3 11.8 11.8.1 11.8.2 11.9 11.9.1 11.9.2 11.10 11.11 11.12 11.13 11.14 11.15 11.16

DB 568.08.03

Trechter opzetranden................................................................... 98 Trechter opzetranden S 500 ........................................................ 98 Trechter opzetranden L 1000....................................................... 98 Topstangversterking..................................................................... 98 Opklapbaar afdekkleed ................................................................ 99 Opklapbaar afdekkleed S............................................................. 99 Opklapbaar afdekkleed L ............................................................. 99 Verlichting voor AMAZONE-aanbouwmachines ........................ 100 Complete verlichtings-set “achter " ............................................ 100 Complete verlichtings-set “voor" ................................................ 100 Tweewegeenheid ....................................................................... 101 Driewegeenheid ......................................................................... 102 Mobiele veldtestset voor controle van de breedteverdeling....... 102 Koppelingsas met slipkoppeling................................................. 103 Koppelingsas W 100E-810......................................................... 105 Koppelingsas W TS 100 E-810 .................................................. 105 Rubber spatschermen................................................................ 105

Gegevens over de machine

1.


1.1

Gebruiksdoel

F

De centrifugaalstrooier ZA-M 1500 profiS is geschikt voor het strooien van droge, gegranuleerde, gepilleerd en kristalvormfiche meststoffen en zaadgoed.

1.2

Fabrikant

7

De veiligheidstechnische eisen worden pas vervuld, indien bij reparatie uitsluitend originele AMAZONE onderdelen worden gebruikt. Het gebruik van imitatieonderdelen kan de verplichting tot vergoeding van de daaruit voortvloeiende schade te niet doen!!

AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG Postfach 51, D-49202 Hasbergen-Gaste

1.3

1.5

Typeaanduiding

Typeplaatje op de machine

Conformiteitsverklaring

De centrifugaalstrooier voldoet aan de EG machinerichtlijnen 98/37/EG en de bijbehorende aanvullende richtlijnen.

1.4

Gegevens bij vragen en bestellingen

Bij bestelling van extra toebehoren en onderdelen, altijd de typeaanduiding en het serienummer van de strooier vermelden.

Fig. 1

F

De typeaanduiding is uniek en mag daarom niet worden veranderd of onherkenbaar worden gemaakt werden!

DB 568.08.03


8 1.6

Technische gegevens

Typ

Gewicht Vulhoogte Vulbreedte Totale (kg) (m) (m) breedte (m)

Totale breedte (m)

Trechterinhoud (liter)

Nuttige last (kg)

ZA-M 1500 profiS

1500

2800

465

1,12

2,15

2,30

1,35

+S500

2000

2800

493

1,26

2,06

2,35

1,40

+2xS500

2500

2800

521

1,40

2,06

2,35

1,40

+ L1000

2500

2800

521

1,39

2,75

2,89

1,40

werkbreedte [m]: 18 – 36, afhankelijk van de gebruikte strooischotels en soort kunstmest.

DB 568.08.03

Gegevens over de machine 1.6.1

Eisen aan de hydraulische installatie van de tractor

Voor het aansluiten van de strooier aan de hydraulische installatie van de tractor is nodig •

I

van

de

ZA-M met Comfort – uitrusting: Het hydraulisch systeem van de trekker moet voorzien van een oliefilter.

I

Zorg voor effectieve oliefilters en houdt de minimaal voorgeschreven serviceintervallen voor het verwisselen van de oliefilters aan.

Tijdens de werkzaamheden mag de olie niet te heet worden! Grote volumestromen in combinatie met kleine olietanks leiden tot snelle verhitting van de olie. De inhoud van de olietanks moet minstens het dubbele van de volumestroom bedragen. Bij te sterke verhitting door de dealer een oliekoeler laten monteren.

2 enkelwerkend stuurventiel

Max. toegestane druk trekkerhydrauliek: 230 bar.

9

1.6.2

Gegevens over de geluidsontwikkeling

Voor het aansluiten op het hydraulisch systeem van de trekker is nodig:

Bij de in werking zijnde machine bedraagt emissiewaarde (geluidsniveau) 74 dB(A), gemeten in bedrijf met gesloten cabine en op oorhoogte van de bestuurder van de trekker.

•


Meettoestel: OPTAC SLM 5.

•

1 drukloze vrije retour

•

1 stuurleiding (alleen voor trekkers die zijn uitgerust met het load-sensing systeem en bij rechtstreekse aansluiting aan de pomp)

De geluidsbelasting is belangrijke mate van het gebruikte type voertuig afhankelijk

I

De meegeleverde snelkoppeling moet beslist op de drukloze retouraansluiting worden gemonteerd.

I

De tegendruk in de drukloze leiding mag maximaal 8 bar bedragen.

DB 568.08.03


10 1.7

Doelgericht gebruik

De AMAZONE-centrifugalstrooier ZA-M 1500 profis dient uitsluitend voor landbouwdoeleinden voor het strooien van droge, gegranuleerde, gepilleerde en kristavorm-ige meststoffen of zaadgoed. Hellingen tot 20% kunnen nog worden gestrooid, bij grotere hellingen wordt het strooibeeld onnauwkeurig. Ieder ander gebruik geldt als niet doelgericht. De schade die hieruit voorkomt wordt niet de fabrikant gedekt. Het risico daarvoor draagt alleen de gebruiker. Tot het doelgerichte gebruik behoort ook het uitvoeren van de door de fabrikant voorgeschreven bedienings- onderhoudsen reparatievoorschriften evenals het gebruik van uitsluitend origineleAMAZONE-onderdelen

a

Eigenmachtig uitgevoerde veranderingen aan de machine sluiten de aansprakelijkheid van de fabrikant voor de daaruit voortkomende schade uit

Ondanks het feit, dat de machines met de meeste zorg zijn gefabriceerd, kunnen ook bij doelgericht gebruik afwijkingen in de dosering niet worden uitgesloten. Dit kan veroorzaakt worden door:

-

Afwijking in de samenstelling van de kunstmest en van het zaaigoed (b.v. korrelgrootte, soortelijk gewicht, korrelvorm, ontsmetting, uitdroging).

-

Drift.

-

Verstopping of brugvorming (b.v. door vreemde voorwerpen,

DB 568.08.03

verpakkingsresten, kunstmest, enz.)

vochtige

-

Ongelijk terrein.

-

werken met versleten (b.v. strooischoepen, ...).

-

Beschadigingen van buitenaf.

-

Verkeerde aandrijftoerentallen rijsnelheden.

-

Montage van de verkeerde strooischotels (bv. door verwisseling).

-

onderdelen

en

Verkeerde afstelling van de machine (niet goed aangebouwd, verkeerde aflezing uit de strooitabel). Een aanspraak op schadevergoeding, voor schade, die niet aan de centrifugaalstrooier zelf is ontstaan, wordt uitgesloten. Hiertoe behoort ook dat iedere aansprakelijkheid voor gevolgschade, veroorzaakt door strooifouten, is uitgesloten.

Veiligheid

2.

2.2

Veiligheid

Deze handleiding bevat zeer belangrijke aanwijzingen die bij aanbouw, bediening en onderhoud moeten worden opgevolgd. Daarom bevelen wij u aan deze bedieningshandleiding zorgvuldig door te lezen en de u met de inhoud vertrouwd te maken. Alle veiligheidsaanwijzingen in deze bedieningshandleiding zorgvuldig in acht nemen of opvolgen.

2.1

Gevaren bij het niet in acht nemen van de veiligheidsaanwijzing en

Het niet in acht nemen veiligheidsaanwijzingen

van

de

•

kan zowel het in gevaar brengen van personen als ook van het milieu en de machine tot gevolg hebben,

•

kan leiden tot het verlies van alle aanspraken op schadevergoeding.

In het bijzonder kan het niet in acht nemen van de veiligheidsaanwijzingen bijvoorbeeld de volgende gevaren veroorzaken: • Het in gevaar brengen van personen door niet afgeschermde werkbreedte. •

Onwerkzaamheid van functies van de machine.

•

Het niet uitvoeren van voorgeschreven methoden onderhoud en reparaties.

•

Het in gevaar brengen van personen door mechanische en chemische invloeden.

•

belangrijke de van

11 Kwalificatie van persoon die machine bedient

de de

De machine mag alleen door personen worden bediend, onderhouden en gerepareerd, die er mee vertrouwd zijn en op de hoogte zijn van de gevaren die hiermee verbonden zijn.

2.3

Beschrijving van de aanwijzingen in de bedieningshandleiding

2.3.1

Algemeen gevarensymbool

De veiligheidsaanwijzingen die in deze bedieningshandleiding zijn beschreven en die door ze niet in acht nemen gevaar voor personen kunnen opleveren, zijn met het algemene gevarensymbool (volgens DIN 4844-W9)

gekenmerkt .

2.3.2

a

Let-op symbool

Veiligheidsaanwijzingen, die door ze niet in acht te nemen, kunnen leiden tot beschadiging en minder goed functioneren van de machine, worden met het Let-op symbool

gekenmerkt.

I

Het verontreinigen van het milieu door lekkage van hydraulische olie. DB 568.08.03

Veiligheid

12 2.3.3

Opmerking symbool

Opmerkingen over specifieke bijzonderheden van de machine die voor een storingvrij gebruik van belang zijn, worden met het opmerkingsymbool

F

gekenmerkt..

2.4

Waarschuwings- en aanwijzing stikkers

De waarschuwingstekens dienen voor de veiligheid van alle personen die met de strooier werken. De volgende waarscuwingstekens op de machine geven de overige gevaarlijke plaatsen aan, die construcief niet voorkomen kunnen worden. De gevaarlijke plaatsen en de plaats waar deze waarschuwingstekens en aanwijzingsstikkers zijn bevestigd, worden hier onder aangegeven. De verklaring van de waarschuwingssymbolen vindt u op de volgende pagina’s.

DB 568.08.03

1. Alle adviezen op de waarschuwingsstikkers en aanwijzingsstikkers opvolgen!

2. Geef alle veiligheidsaanwijzingen ook aan andere gebruikers door!

3. Houdt de waarschuwings- en aanwijzingsstikkers op de machine altijd schoon. Beschadigde of ontbrekende waarschuwings- en aanwijzingsstikkers meteen vervangen (Afb.nr. = bestelnummer).

Veiligheid

13

DB 568.08.03

Veiligheid

14 Afb. nr.: MD 095 Verklaring:

Voor ingebruikname de bedieningshandleiding en veiligheidsaanwijzingen lezen en in acht nemen

Afb. nr.: 911888 Verklaring: Dit CE-teken geeft aan, dat de machine is gebouwd conform de EGmachinerichtlijnen 89/392/EWG en de bijbehorende aanvullende richtlijnen.

Afb. nr.: 922059 Verklaring: U

Maximaal aftakastoerental 540 /min.

Afb. nr.: MD 075 Verklaring: Niet in de nabijheid van de draaiende strooischotels komen! Nooit, machinedelen aanraken die zich nog bewegen! Wachten totdat ze volledig tot stilstand zijn gekomen! Voor het verwisselen van de strooischotels of instellen van de strooischoepen, de aftakas uitschakelen, de motor stilzetten en de contactsleutel uitnemen!

DB 568. 08.03

Veiligheid

15

Afb. nr.: MD 078 Verklaring: Nooit in het gevarengebied (b.v. schuivenbediening, doorlaatopening) grijpen, zolang zich daar nog delen kunnen bewegen!

Afb. nr.: MD 079 Verklaring: Gevaar door kunstmestdeeltjes!

rondvliegende

Personen buiten het gevarenbereik sturen!

Afb. nr.: MD 083 Verklaring: Nooit in de draaiende roerspiralen grijpen!

Afb. nr.: MD 089 Verklaring: Nooit onder de geheven strooier gaan staan (onbeveiligde last)!

DB 568.08.03

Veiligheid

16 Afb.-nr.: MD 093 Verklaring:

Gevaar door draaiende machinedelen! Nooit aan draaiende strooischotels enz. komen!

assen,

Afb.-nr.: 912 297

I

Beim Scheibenwechsel Scheibenloch ø 8 zur Maschinenmitte En changeant les disques, orientez le trou pré-percé vers la centre de la machine. Disc change: Hole on disc must face the machine's centre line. Bij omwisselen van de schijven het got naar het midden van de machine draaien

912 297

Afb.-nr.: 912 304

I

Gelenkwellenlänge beachten (sonst Getriebeschaden). Siehe Betriebsanleitung. Veiller impérativement à la longueur de la transmission (risque d’endommagement du boîtier). Voir le manuel d’utilisation. Check correct p.t.o. shaft length (otherwise gearbox damage will result). – see instruction book. Geeft aandacht aan de lengte van de aftakas zoals de gebruikshandleiding aangeeft, anders kan de aandrijfkast beschadigen.

912 304

DB 568. 08.03

Veiligheid

17

Afb.-nr 912 308

I

Nur zulässig bei Anhängern mit Auflauf- oder Seilzugbremse. Autorisé seulement sur remorque disposant de son propre système de freinage Only permissible with trailers which are equip-ped with overrun or with Bowden cable brakes. Uitsluitend toegestaan bij aanhangers met oploop-of-kabeltrekrem

912 308

Afb.-nr.: 912 312

I

1.

Vorderachsentlastung des Schleppers beachten.

2.

Rührfinger, Auslauföffnungen und Streuschaufeln sauber und funktionsfähig halten.

1. 2.

Veiller à la bonne adhérence de l’essieu avant. Maintenir propres et opérationnels les agitateurs, les orifices d’alimentation et les aubes.

1. 2.

Bear in mind front axle weight reduction. Always keep agitator fingers, outlets and vanes clean and replace when worn or damaged.

1. 2.

Op de vooras ontlasting van de traktor letten. Roerdervingers, uitloop-openingen en strooischoepen schoon en bedrijfsgereed houden.

912 312

DB 568.08.03

18

Veiligheid

Afb.-nr.: 912 336

I

Zapfwelle nur bei niedriger Motordrehzahl einkuppeln. Bei Überlastung schert die Sicherungsschraube ab. Bei häufigem Abscheren Gelenkwelle mit Reibkupplung einsetzen. La prise de force ne doit être enclenchée qu’à régime moteur réduit. En cas de surcharge, la vis de sécurité se casse. En cas de cisaillement fréquent, utiliser une transmission avec limiteur de couple à friction. Engage pto-shaft only at low engine speed. In case of overstrain the shear bolt shears off. If shear bolt shears off too frequently we recommend the use of a pto shaft with friction clutch. Aftakas alleen bij laag motortoerental inkoppelen. Bij overbelasting breekt de breekbout af. Bij dikwijls breken een aftakas met slipkoppeling toepassen.

912 336

DB 568. 08.03

Veiligheid 2.5

Veilig werken

Houdt U, naast de adviezen in deze bedieningshandleiding, ook rekening met de algemene veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter voorkoming van ongevallen zoals de ARBO-wetgeving). De aangebrachte waarschuwings- en adviestekens dienen te worden opgevolgd Bij transport op de openbare wegen, de betreffende wegenverkeersvoorschriften in acht nemen.

2.6

Algemene veiligheids - en ongevallenpreventie regels

6. Ter voorkoming van brandgevaar machine schoon houden!

7. Voor het wegrijden en voor het

8. 9.

10. 11. 12.

Grondregel: Telkens voor het gebruik machine en trekker controleren op verkeer- en gebruiksveiligheid!

13.

1. Neem naast de in deze bedienings-

14.

2.

3. 4.

5.

handleiding genoemde aanwijzingen ook de algemene regels voor veiligheid en ongevallenpreventie in acht! De aangebrachte waarschuwingen en aanwijzingen geven belangrijke adviezen voor een ongevaarlijk gebruik. De naleving ervan dient uw eigen veiligheid! Bij het rijden op openbare wegen de geldende verkeersvoorschriften in acht nemen! Voor het begin van de werkzaamheden zich vertrouwd maken met alle inrichtingen, bedieningselementen en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat! De kleding van de gebruiker dient zo strak mogelijk te zijn. Vermijd los gedragen kleding!

19

15.

16.

17. 18.

begin van de werkzaamheden de omgeving controleren (kinderen. Let op voldoende zicht! Meerijden op de machine tijdens het werk of tijdens het transport is niet toegestaan! Machine volgens voorschrift aankoppelen en uitsluitend aan de voorgeschreven ophangpunten bevestigen en borgen! Bij het aan- en afkoppelen van de machine aan of van de trekker is bijzondere voorzichtigheid geboden! Bij het aan- en afkoppelen van de machine de steunelementen in de juiste stand brengen (stabiliteit)! Ballastgewichten altijd volgens voorschrift aan de daarvoor bedoelde bevestigingspunten aanbrengen! Toegestane asbelasting van de trekker in acht nemen! Maximale transportafmetingen volgens de wegen-verkeerswetgeving in acht nemen! Transportuitrusting, zoals verlichting, waarschuwingsborden en bescherminrichtingen monteren en controleren! Bedieningskoorden voor de snelkoppelingen moeten los hangen en wel zodanig, dat ze niet kunnen blijven haken en zelfstandig in actie treden! Tijdens het rijden de bestuurdersplaats nooit verlaten! Rijgedrag, stuur- en remkwaliteiten worden door aanbouw of getrokken werktuigen en ballastgewichten beïnvloed. Let daarom op voldoende stuur- en remkwaliteit!

DB 568.08.03

Veiligheid

20

19. Bij het heffen van de machine in de

28. Tussen trekker en werktuig mag

driepuntshefinrichting, wordt de vooras van de trekker ontlast. Zorg voor voldoende belasting van de vooras (zie handleiding van de trekkerfabrikant), deze moet minstens 20% van het van het eigengewicht van de trekker bedragen! Houd bij het nemen van bochten rekening met het uitzwenken en/of de centrifugale kracht van de machine! Om het slingeren van de aangebouwde machine te voorkomen, de hefarmen van de driepuntshefinrichting vastzetten. Machine alleen gebruiken wanneer alle beschermende delen aangebracht en in positie zijn! Niet binnen de actieradius van de machine komen. Gevaar door weggeslingerde kunstmestdeeltjes. Voor het inschakelen van de strooischotels iedereen uit de werpzone van de kunstmeststrooier weg sturen. Niet in de buurt van de draaiende strooischotels komen. De kunstmeststrooier alleen vullen als de trekkermotor stil staat, de contactsleutel is uitgenomen en de doseerschuiven gesloten zijn. Niet binnen het draaien zwenkbereik van de machine komen. Hydraulische opklapelementen mogen alleen worden bediend als zich niemand binnen het zwenkbereik bevindt! Delen die van buitenaf worden bediend (bijv. hydraulisch) bestaat gevaar voor verwonding en afklemmen! Voor het verlaten van de trekker de machine op de grond zetten, motor afzetten en contactsleutel uitnemen!

zich niemand bevinden, zonder dat de trekker tegen wegrijden is beveiligd met de handrem en/of stopwig! Let op het toegestane laadvermogen! Houd rekening met het stortgewicht [kg/l] van het te strooien materiaal. De soortelijke gewichten van de kunstmest vindt u in de strooitabel en moeten worden berekend. Zie hiervoor hfdst. 1.2 De aanhangwagenkoppeling dient voor het aankoppelen van werktuigen en 2-assige aanhangwagens indien: de rijsnelheid van maximaal 25 km/u niet wordt overschreden. de aanhangwagen is voorzien van een oplooprem of reminstallatie, die door de bestuurder kan worden bediend. het toegestane gewicht van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan het 1,25 voudige van het brutogewicht van de trekker, echter met een maximum van 5 t.

20.

21. 22.

23.

24. 25.

26.

27.

DB 568. 08.03

29.

30.

-

-

F

Het meevoeren van eenassige aanhangwagens aan de driepuntsmachine is verboden

31. Geen vreemde voorwerpen in de voorraadtrechter leggen!

32. Bij de afdraaiproef op gevaarlijke plaatsen door rotende machinedelen letten! 33. Strooier nooit gevuld wegzetten of verplaatsen gevaar voor omkippen)!

Veiligheid 34. Wordt

de machine met volle voorraadtrechter over lange afstanden vervoerd met gesloten doseer-schuiven en in uitgeschakelde toestand (transportritten naar het veld), voor met strooien te beginnen, dwz. voordat de aftakas wordt ingeschakeld, de doseerschuiven volledig openzetten. Vervolgens de aftakas langzaam inschakelen en kortstondig stationair laten strooien. Pas dan doseerschuiven op de gewenste stand instellen en met strooien beginnen. 35. Bij het strooien van perceelgrenzen, langs open water of wegen, de kantstrooi-inrichting gebruiken. 36. Voor het gebruik letten op de juiste montage van de bevestigingsdelen, in het bijzonder de bevestiging van de strooischotels- en schoepen!

2.7

Algemene veiligheid en ongevallenpreventieregels voor aanbouwmachines aan de driepuntshefinrichting van de trekker

1. Voor het aan- en afkoppelen van machines aan de driepuntshefinrichting moet de hefinrichting in een stand worden geplaatst, waarin per ongeluk heffen of zakken is uitgesloten! 2. Bij driepuntsbevestiging moeten de bevestigingscategorieën van trekker en machine altijd gelijk zijn of op elkaar worden afgestemd! 3. Binnen het bereik van de hefinrichting bestaat gevaar voor afklemmen of snijden!

21

4. Bij 5.

6.

7.

8.

buitenbediening van de hefinrichting niet tussen trekker en machine komen! Als de machine in transportstand geheven is, altijd controleren of de hefinrichting voldoende geschoord is in zijdelingse richting! Bij rijden op de openbare weg met geheven machine moet de bedieningshendel vergrendeld zijn, om te voorkomen dat de machine zakt! Machine volgens de voorschriften aankoppelen/aanbouwen. Functioneren van het aanhangerremsysteem controleren. Voorschriften van de fabrikant in acht nemen! Machines mogen alleen met de daarvoor bedoelde voertuigen worden getransporteerd en gereden!

2.7.1

Veiligheidsvoorschrifte n bij gebruik van een hydraulisch systeem

1. Het hydraulische systeem staat onder hoge druk! het aankoppelen van hydraulische cilinders en hydromotoren moet gelet worden op de voorgeschreven aankoppeling van de hydrauliekslangen! 3. Bij de aankoppeling van de hydrauliekslangen aan het hydraulische systeem van de trekker, moet erop worden gelet, dat zowel de trekker- als de machinehydrauliek drukloos is!

2. Bij

DB 568.08.03

22

Veiligheid potentiële gevaar, worden vastgelegd. Voor slangen en slangleidingen van thermoplasten kunnen andere richtwaarden gelden

4. Bij hydraulische koppelingen tussen trekker en machine dienen de koppelingsmoffen en -stekkers te worden gemerkt, zodat verkeerde bediening uitgesloten wordt!Bij het verwisselen van aansluitingen omgekeerde werking, bijv. heffen/zakken. Gevaar voor ongelukken! 5. Hydraulische slangleidingen regelmatig controleren en bij beschadigingen en veroudering vervangen! De nieuw geplaatste slangleidingen moeten voldoen aan de technische eisen van de machinefabrikant! 6. Bij het zoeken naar lekkage, wegens gevaar voor verwondingen de juiste hulpmiddelen gebruiken! 7. Vloeistoffen (hydrauliekolie) die onder hoge druk ontsnappen kunnen door de huid dringen en zware verwondingen veroorzaken Bij verwondingen onmiddellijk een arts raadplegen! Gevaar voor infecties

F

8. Alvorens

aan het hydraulische systeem werkzaamheden te verrichten, eerst machine laten zakken, systeem drukloos maken en motor afzetten! 9. De gebruiksduur van de slangleidingen mag niet meer zijn dan 6 jaar, inclusief een eventuele opslagtijd van hoogstens 2 jaar. Ook bij vakkundige opslag en toelaatbare belasting zijn slangen en slangverbindingen onderhevig aan een natuurlijke veroudering. Daardoor is hun opslagtijd en gebruiksduur beperkt. Afwijkend hiervan kan de gebruiksduur in overeenstemming met de ervaringswaarden, in het bijzonder met in acht neming van het DB 568. 08.03

2.7.2

Algemene veiligheiden ongevallenpreventieregels bij service, reparatie en onderhoud

1. Afstelling-,onderhoud,

2.

3.

4. 5. 6.

7.

-en reinigingswerkzaamheden, evenals het verhelpen van storingen, altijd uitvoeren met uitgeschakelde aandrijving en stilstaande motor. Contactsleutel uit het contactslot nemen! Regelmatig controleren of moeren en bouten nog vast zitten en zo nodig natrekken. De eerste keer na 3 –4 trechtervullingen. Bij onderhoudswerkzaamheden aan geheven machine steeds veiligheid in acht nemen door plaatsen van geschikte steunen! Olie, vet en filters volgens de geldende voorschriften afvoeren! Voor werkzaamheden aan de elektrische installatie eerst de stroomtoevoer afsluiten! Bij elektrisch lassen aan de trekker en aan de aangebouwde machine moeten de kabels van de dynamo en van de accu worden losgekoppeld! Reserve onderdelen moeten minstens aan de door de fabrikant van de machine vastgelegde technische eisen voldoen! Daarom uitsluitend originele AMAZONEonderdelen gebruiken!

Veiligheid 2.8

Aftakasaandrijving

1. Er mogen uitsluitend door de

2.

3.

4.

5. 6. 7.

8. 9.

fabrikant voorgeschreven, met originele afscherming uitgevoerde koppelingsassen worden gebruikt! Beschermbuizen en –kappen van de koppelingsas evenals de aftakasbeschermkap van de trekker en machine moeten volgens voorschrift zijn aangebracht en in de voorgeschreven toestand bevinden! Bij koppelingsassen letten op de voorgeschreven overlapping in transport- en werkstand van de koppelingsaspijpen en beschermbuizen (Gebruiksaanwijzing van de koppelingsas fabrikant in acht nemen)! Aan- en afkoppelen van de koppelingsas uitsluitend bij uitgeschakelde aftakas, afgezette motor en uitgetrokken contactsleutel! Altijd op de juiste aankoppeling en borging van de aftakas letten! Meedraaien van de beschermbuis voorkomen door inhaken van de borgkettinkjes! Alvorens de aftakas in te schakelen, eerst controleren of het ingestelde toerental van de trekker overeen komt met het toegestane aandrijftoerental van de machine (nominale toerental). In de regel bedraagt het aftakastoerental 540 t/min (opgaven in de strooitabel in acht nemen). Door langzaam in te schakelen ontziet u trekker en kunstmeststrooier! Bij gebruik van de rij-afhankelijke aftakas er rekening mee houden, dat het toerental afhankelijk is van

10.

11. 12.

13. 14.

15.

16. 17.

18.

23

de rijsnelheid en bij achteruitrijden de draairichting omkeert ! Voor het inschakelen van de aftakas er op letten, dat zich niemand binnen het gevarenbereik van de strooier bevindt! De aftakas niet bij stilstaande motor inschakelen! Aftakas altijd uitschakelen, wanneer de kruiskoppelingen te grote hoeken maken , of als hij niet meer nodig is! Aftakas uitschakelen, zodra de doseeropeningen gesloten zijn! Let op! Na het uitschakelen van de aftakas gevaar voor nadraaiende delen door massatraagheid! Gedurende deze tijd niet te dicht bij strooier komen! Pas als hij geheel stil staat mag er aan worden gewerkt! Schoonmaken, smeren of instellen van aftakasaangedreven machines of van de koppelingsas zelf, alleen met uitgeschakelde aftakasaandrijving , afgezette motor en uitgenomen contactsleutel! Losgekoppelde koppelingsas in de daarvoor bestemde houder leggen! Na het afkoppelen van de koppelingsas, de beschermhuls op de aftakasstomp van de trekker steken! Beschadigingen direct herstellen, voordat met de machine verder wordt gewerkt!

DB 568.08.03

Veiligheid

24 2.9

Veiligheidsaanwijzing en voor het achteraf installeren van elektrische of elektronische apparaten en/ of componenten

De machine is met elektronische componenten en onderdelen uitgerust, waarvan de functie kan worden beïnvloed door elektromagnetische straling van andere apparaten. Door dergelijke invloeden kunnen personen in gevaar komen, wanneer de navolgende veiligheidsaanwijzingen niet worden opgevolgd. Bij installatie van elektrische en elektronische apparaten en / of componenten in de machine die aan het elektrische systeem worden aangesloten, moet de gebruiker zelf vaststellen of de installatie storingen veroorzaakt in de elektronica of andere componenten van het voertuig. Men moet er vooral op letten, dat de achteraf geïnstalleerde elektrische en elektronische componenten voldoen aan de EG machinerichtlijn EMV89/336/EWG en voorzien zijn van het CEkenteken.

DB 568. 08.03

Voor het achteraf inbouwen van mobile communicatiesystemen (b.v. GSM of mobilofoon) moeten in het bijzonder aan de volgende eisen worden voldaan: Alleen landelijk goedgekeurde zendapparatuur inbouwen. Het apparaat vast installeren. Het bedienen van draagbare of mobile apparatuur in de cabine van het voertuig is alleen toegestaan indien een vaste buitenantenne is geïnstalleerd. Het zendgedeelte zover mogelijk van de machine- elektronica inbouwen. Bij het monteren van de antenne er voor zorgen, dat er een goede massaverbinding tussen de antenne en het voertuig bestaat. Let bij het aanleggen en het installeren van bedrading op de maximaal toegestane stroomafname en volg eveneens de inbouwhandleiding van de machinefabrikant op.

Veiligheid

25

DB 568.08.03

Product-beschrijving

26 3.

Productbeschrijving

3.2

3.1

Opbouw

•

Kettingkast van de roerasaandrijving (Fig. 2/8)

•

Bescherming van de aandrijfas tussen middelste haakse aandrijfkast (Fig. 2/9)

•

Beschermpijpbeugelframe te gebruiken met strooischotels OM 24-36 (Fig. 2/10)

•

Beschermrooster (Fig. 2/11)

•

Koppelingasbescherming (Fig. 3/12)

•

Veiligheidssymbolen en waarschuwingstekens

•

Frame (Fig. 3/1)

•

Voorraadbak (Fig. 3/2

•

weegframe (Fig. 3/3)

•

Omnia-Set strooischotels (Fig. 2/4)

•

Kantstrooi-inrichting Limiter (Fig. 2/5)

•

Koppelingsas (Fig. 3/6)

•

Boordcomputer Amatron+ (Fig. 3/7)

Fig. 2

DB 568. 08.03

Veiligheidsvoorzienin gen

in

de

trechters


27

Fig. 3

DB 568.08.03


28 3.3

Werking

De centrifugaalstrooier AMAZONE ZA-M 1500 profiS is uitgerust met twee trechterpunten en verwisselbare strooischotels (Fig. 4/1) die in rijrichting gezien, tegengesteld van binnen naar buiten draaien en met een korte (Fig. 4/2) en een lange strooischoep (Fig. 4/3 ) zijn uitgerust. Door het verdraaien van de strooischoepen op de strooischotels kunnen met dezelfde strooischotels verschillende werkbreedten worden ingesteld. Er zijn twee typen strooischotels zijn leverbaar met

Fig. 4

DB 568. 08.03

werkbreedten van 10m-12m; 10m-16m; 18m-24m bzw. 24m-36m. De instelling geschiedt volgens opgave in de strooitabel. De controle van de ingestelde werkbreedte kan eenvoudig met de mobiele testbaan worden uitgevoerd. (extra uitvoering). Het spiraalvormige roerwerk in de trechterpunten (Fig. 5/1) zorgt voor een gelijkmatige toevoer van de kunstmest naar de strooischotels. De langzaam draaiende roerspiralen transporteren de kunstmest gelijkmatig naar de betreffende uitloopopening.


29

De instelling van de strooihoeveelheid + gebeurt elektronisch met de AMATRON (Fig. 6) in relatie tot de rijsnelheid. De stelmotoren die de doseerschuiven bedienen regelen de grootte van doorstroomopening afhankelijk van de rijsnelheid. De basisinstelling van de doseerschuiven wordt met een afdraaiproef ingesteld. Het openen en sluiten van de doorstroomopeningen wordt met twee afzonderlijke schuiven hydraulisch (sluiten) of met een trekveer (openen) gerealiseerd. Wanneer de stang van de schuif (Fig. 7/1) Wanneer de stang van de schuif.

Fig. 5

Met de Comfort-uitrusting (optie) worden de hydraulische functies doort + de Amatron bediend. •

Openen en hoofdschuiven.

•

In – en uitschakelen van de Limiter

sluiten

van

de

I

Omdat de strooieigenschappen van de kunstmest aan sterke schommelingen onderhevig zijn, adviseren wij voor ieder gebruik een afdraaiproef met de te strooien kunstmest uit te voeren.

a

Bij het gebruik van de strooischotels OM 24-36 moet de strooier met een beschermbeugel worden uitgerust (gevaar voor ongelukken!)

Fig. 6

Fig. 7

DB 568.08.03


30 Grens- of kantstrooien: •

Limiter M (extra uitvoering): Bevindt het eerste rijspoor zich op de halve werkbreedte van de perceelgrens, dan kan met de op afstand bediende Limiter M (extra uitvoering) naar de perceelgrens (kant-toe) worden gestrooid.

Fig. 8 •

De kantstrooischotel "Tele-Set" (extra uitvoering): kan vanuit het spuitspoor kant-toe worden gestrooid, indien gewenst met instelling volgens de milieunorm.

TS 5-9 →

voor afstanden van 5 bis 9 m tot de perceelrand.

TS 10-14 →

voor afstanden van 10 bis 14 m tot de perceelrand

TS 15-18 →

voor afstanden van 15 bis 18 m tot de perceelrand

•

Kantstrooiplaat: Wordt het eerste rijspoor direct naast de perceelgrens aangelegd, dan kan met de kantstrooiplaat (extra uitvoering) eenzijdig in het perceel (kant-af) worden gestrooid.

DB 568. 08.03

Fig. 9

Fig. 10

Product-beschrijving 3.4

31

Weeginrichting

De kunstmeststrooier ZA-M 1500 profiS biedt de mogelijkheid met behulp van de weeginrichting, de gestrooide hoeveelheid nauwkeurig te registreren. Bovendien kan met de ZA-M profiS de strooihoeveelheid exact worden gedoseerd zonder een afdraaiproef uit te voeren. De ZA-M 1500 profiS is uitgerust met een hulpframe (Fig. 11/1), wat zich voor de strooier bevindt en waarin de weegcel (Fig. 12/1) is opgenomen. Aan het weegframe (Fig. 11/1) s de strooier in een parallellogramconstructie met boven twee bladveren (Fig. 11/2 u. Fig. 13/3) en onder twee lagerblokken (Fig. 11/3) bevestigd. De bladveren en de lagerblokken nemen alle horizontale krachten op, terwijl de verticale kracht (het gewicht van de strooier) door de meetbout (Fig. 12/1) wordt opgenomen, die zich in de weegcel (Fig. 12/2 u. Fig. 13/2) bevindt.

a

Fig. 11

Voor een nauwkeurige weging is het van groot belang dat de bladveren en lagerblokken zich in een horizontale stand bevinden.

Fig. 12

DB 568.08.03


32

Voor het strooibegin wordt een calibratiefactor voor de betreffende kunstmest ingevoerd. Voor onbekende meststoffen kan bovendien een afdraaiproef stilstaand worden uitgevoerd. Nadat de calibratiefactor is ingevoerd, kan met de calibratierit worden begonnen. Hiervoor wordt op het veld de calibratieprocedure, wanneer de machine nog stilstaat, met de boordcomputer + AMATRON opgestart. Nadat tenminste 200 kg kunstmest is gestrooid wordt met stilstaande machine de + calibratieprocedure met de AMATRON afgesloten. Deze heeft dan een nieuwe calibratiefactor berekend waarmee exact de gewenste hoeveelheid kunstmest kan worden gestrooid.

F

Voor verschillende meststoffen moeten verschillende calibratiefactoren worden vastgesteld.

Links en rechts aan het frame van de kunstmeststrooier ZA-M profiS bevindt zich een begrenzingsbout (Fig. 13/1 u. Fig. 14/1), die met 2 mm speling ten opzichte van het weegframe is ingesteld.

Fig. 13

Deze bouten voorkomen dat het strooigedeelte van het weegframe loskomt op ongelijk terrein.

F

Wanneer de bouten zonder speling zijn ingesteld, wordt het weegresultaat verstoord.

Fig. 14

DB 568. 08.03

Product-beschrijving 3.5

33

Gevaarlijke zones

Gevaarlijke plaatsen bevinden zich •

tussen trekker en machine, vooral tijdens het aan- en afkoppelen

•

Machinecomponenten:

-

•

draaiende strooischotels met werpschoepen - draaiende roeras en aandrijving van de roeras - hydraulische bediening van de hoofdschuiven - elektrische bediening van de doseerschuiven door op de machine te klimmen

•

onder een geheven en niet geborgde machine of machinedelen

•

tijdens het strooien binnen het bereik van de strooivakken door rondvliegende kunstmestkorrels.

Deze zones vormen een potentieel gevaar of er kan een onverwachts een gevaarlijke situatie optreden. Daarom zijn deze gevaarlijke zones met veiligheidssymbolen (zie hfdst.2.4).

DB 568.08.03

Overname

34 4.

Overname

Bij het in ontvangst nemen van de machine controleren of er geen transportschade is veroorzaakt en delen ontbreken. Alleen onmiddellijke reclame bij de transporteur geeft recht op schadevergoeding. Controleer of de strooier compleet is afgeleverd, inclusief extra toebehoren •

Een stel strooischotels Omnia-Set (OM) met verstelbare strooischoepen in de door u gewenste werkbreedte,

•

Beschermrooster / Vulzeven,

•

Afdraai-emmer hoeveelheidcontrole.

•

Bedieningshandleiding.

•

Strooitabel,

•

Rekenschijf,

•

Beschermbeugel(bij gebruik van de OM 24-36) strooischotel,

•

Limiter (extra uitvoering).

•

Boordcomputer AMATRON

voor

de

+

Voor het in bedrijfstellen de verpakkingen en draadrestanten volledig verwijderen!

I

Controleer de strooischotels op correcte montage. In rijrichting gezien: linker strooischotel met stikker "links" en rechter strooischotel met stikker "rechts".

DB 568. 08.03

I

Controleer of de schaalverdelingen op de strooischotels op de juiste wijze zijn aangebracht. De schaalverdelingen voor de linker strooischotels zijn gemerkt met "links" en op de rechter schaalverdeling staat "rechts". De schaalverdeling met de waarden 5 tot 28 komen op de korte strooischoepen en de schaalverdeling 35 tot 55 behoort bij de lange strooischoepen.

Aan- en afbouw

5.

a a

35

Aan- en afbouw Gevaar voor omkippen! Bij het aan- en afbouwen de centrifugaalstrooier op een horizontale, vlakke ondergrond (verhoging) wegzetten. Niet aan de voorzijde optillen! Gevaar voor omkippen! Alleen onbeladen de centrifugaalstrooier aan- of afkoppelen.

a

Bij werkzaamheden strooier, de motor trekker stilzetten hydraulische drukloos maken!!

a

Contactsleutel verwijderen, trekker beveiligen tegen onvoorzien inschakelen en wegrollen!

aan de van de en het systeem

a

Gevaar voor omkippen!

a


a


Personen uit de gevarenzone achter of onder de strooier wegsturen!

Bij het aankoppelen op voldoende vrije ruimte of zwenkbereik van de hefarmen letten.

Machine alleen met gemonteerde topstang opheffen.

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

36 5.1

Aanbouwgegevens

GH [kg]: totale gewicht

driepuntsmachine/ballastgewicht achter

Berekening van het totale gewicht, de asbelasting en het draagvermogen van de banden, evenals het minimale ballastgewicht bij de combinatie van trekker met de aangebouwde machine.

GV [kg]: totale gewicht frontaanbouw machine / ballastgewicht voor a [m]: afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw machine / frontgewichten tot midden vooras ê

De afstand „a“ is de som van de afstanden a1 en a2. a1 = afstand van midden van de vooras tot middelpunt van de hefkogels. Deze gegevens vindt u in de handleiding van de trekker. a2 = Midden van aankoppelpunt van de hefarmen tot het zwaartepunt van de frontaanbouwmachine.

b [m]: wielbasis van de trekkeråê c [m]: afstand midden achteras en hart van de bevestigingskogels van de hefarmen åê d [m]: afstand tussen hart bevestigingskogels van de hefarmen en zwaartepunt van de driepuntsmachine/ballast achter å Zie bedieningshandleiding van de trekker! Zie prijslijst! ê Opmeten!

d = 0,62m Voor de berekening heeft u volgende gegevens nodig:

TL [kg]: eigengewicht van de trekkerå TV [kg]: voorasbelasting van de lege trekkerå TH [kg]: achterasbelasting van de lege trekkerå

GV

TV

a Fig. 15

DB 568. 08.03

GH

TH

b

c

d

Aan- en afbouw Driepuntsmachine achter combinatie voor en achter:

of

3)

37

Berekening van het werkelijke totale gewicht Gtat

(Wordt met de driepuntsmachine achter

1)

Berekening van het minimale

op (GH) het noodzakelijke gewicht achter

ballastgewicht voor GV min:

(GH min) niet bereikt, dan moet de

G • (c + d) −TV • b + 0,2 •TL • b GV = H min a +b

machine achter met extra gewichten tot het

minimale

ballastgewicht

achter

worden verhoogd.)

Noteer de uitkomst van deze berekening

Gtat = GV + TL + GH

voor het minimale ballastgewicht aan de

Noteer het berekende werkelijke en in de

voorzijde van de trekker in onderstaande

handleiding van de trekker genoemde

tabel.

toegestane totale gewicht in de tabel.

2)

4)

Berekening van de werkelijke voorasbelasting tv tat:

Berekening van de werkelijke belasting van de achteras TH tat

TH

(Wordt met de frontaanbouwmachine (GV) de noodzakelijke minimale belasting voor (GV min) niet bereikt, dan moet het gewicht van de frontaanbouwmachine worden verhoogd tot het gewicht van de

tat

= Gtat − TV

tat

Noteer de berekende werkelijke en in de handleiding van de trekker genoemde toegestane maximale achterasbelasting in de tabel.

minimale voorasbelasting) 5)

TV

tat

=

GV • (a + b) + TV • b − GH • (c + d) b

Draagvermogen van de banden

Noteer

in

tabel

het

dubbele

draagvermogen van de betreffende band (2 banden) volgens opgave banden

Noteer de berekende werkelijke en in de

fabrikant.

handleiding van de trekker genoemde toegestane voorasbelasting in de tabel.

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

38 Tabel Minimale ballastgewicht

Werkelijke gegevens van de berekening

kg

toegestane gegevens in de bedieningshandleiding

Dubbele draagvermogen van de betreffende band (2 banden)

---

---

voorzijde / achter

Totale gewicht

kg ≤

kg

Voorasbelasting

kg ≤

kg ≤

kg

Achterasbelasting

kg ≤

kg ≤

kg

Het minimale contragewicht moet als aangebouwde machine of als ballastgewicht aan de tractor worden bevestigd.

a

De berekende gegevens moet ( ≤ ) de toegestane gegevens zijn

DB 568. 08.03

---

Aan- en afbouw 5.2

39

Aanbouw

De centrifugaalstrooier aan de driepuntsophanging achter aan de trekker bevestigen. (hierbij hfdst.2.7 opvolgen).

-

-

Onderste hefarmen met de hefpennen (cat II) (Fig. 16/1) bevestigen en met klapstekker borgen De pennen in het bovenste gat van de bevestigingsplaat voor de hefarmen steken. De hefarmconsole heeft standaard twee bevestigingsmogelijkheden, waarmee de strooier 120 mm hoger kan worden aangebouwd, bijv. voor bijmesting.

Fig. 16

Topstang met insteekpen (Kat. II) (Fig. 17/1) bevestigen en klapstekker borgen. (Fig. 17/2).

a

a

In geheven toestand van de strooier mogen de onderste hefarmen van de trekker slechts weinig zijdelingse speling hebben, opdat de machine tijdens het strooien niet heen en weer slingert. De hefarmen van de trekker vastzetten met stabilisatie strips of –kettingen. Personen uit de gevarenzone achter en onder de machine wegsturen omdat de machine achterover kan slaan wanneer de topstang helften per ongeluk uit elkaar worden gedraaid en uit elkaar vliegen

Fig. 17

I

De daaltijd van de gevulde strooier moet minstens twee seconden bedragen. Indien aanwezig, de daalklep instellen.

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

40 5.3

a a

Hydrauliekslangen aansluiten Het hydraulische systeem staat onder hoge druk! Bij het aansluiten van de hydrauliekslangen aan de trekker, er voor zorgen, dat het hydraulische systeem van de machine en de trekker drukloos is!

AansluitingenZA-M •

2 enkelwerkend stuurventielen

→ voor sluiten van de hoofdschuiven

•


→ Limiter (extra uitvoering)

alternatief 1 dubbelwerkend regelventiel

→ max.3 aansluitblokken (optie) voor beide hoofdschuiven en Limiter.

a

Bij ondichte stuurventielen en/of langere pauzes, b.v. transportritten, voorkomt sluiten van de kogelkranen het zelfstandig opengaan van gesloten schuiven. Kogelkraan gesloten. (Fig. 18/A). Kogelkraan geopend (Fig. 18/B).

DB 568. 08.03

Fig. 18

Aan- en afbouw 5.3.1

ZA-M met uitrusting

41

Comfort

•


•

1 drukloze vrije retour

→ ( kleinere snelkoppeling ) → ( grotere snelkoppeling )

Drukloze vrije retour: Om beschadiging van de hydromotor te voorkomen, mag de tegendruk in de retourleiding niet meer bedragen dan maximaal 8 bar. De retourleiding daarom niet op een (dubbelwerkend)stuurventiel aansluiten, doch op een vrije, drukloze leiding met grote snelkoppeling.

a a -

Gebruik voor de retourleiding alleen DN 16 pijp, met een zo kort mogelijke lengte Hydraulische systeem pas op druk zetten, wanneer de vrije retour correct is aangesloten.

De meegeleverde snelkoppelmof op de vrije retourleiding aansluiten..

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

42 5.3.1.1

Stelbout voor systeemkeuze op stuurventielenblok instellen

de het

De stand van de stelbout (Fig. 19/1) op het stuurventielenblok (Fig. 19/2) is afhankelijk van het hydraulisch systeem van de trekker. Afhankelijk van het hydraulisch systeem de stelbout voor systeemkeuze

-

tot de aanslag uitdraaien (fabrieksinstelling) bij trekkers met

-

-

Open-Center- systeem (constant opbrengst-syteem, hydraulische tandwielpomp). - Load-Sensing- systeem (op druk en opbrengst geregelde verstelbare pomp) – olieafname over stuurventiel. tot de aanslag indraaien (tegenovergesteld aan de fabrieksinstelling) bij trekkers met

-

-

Closed-Center- systeem (constant druk-systeem, op druk geregelde verstelbare pomp) Load-Sensing- systeem (op druk en opbrengst geregelde verstelbare pomp) met directe aansluiting op de load-sensing pomp. Met het stroomregelventiel van de trekker de olieopbrengst instellen op de hoeveelheid die voor het normaal strooien nodig is

Stelbout voor systeemkeuze instellen:

-

-

contramoer losdraaien, systeemkeuze stelbout tot de aanslag uitdraaien (fabrieksinstelling) of indraaien, contramoer weer vastzetten

DB 568. 08.03

Fig. 19

Aan- en afbouw 5.3.2

I F

F

43

Koppelingsas Allen door de fabrikant voorgeschreven koppelingsas gebruiken. Wanneer de breekbout tussen de aansluitgaffel en de flens op de ingaande as van de aandrijfkast regelmatig breekt en bij tractoren met hydraulisch bediende aftakaskoppeling, adviseren wij een Walterscheid koppelingsas met K94/1 slipkoppeling (extra uitvoering) te monteren.

Fig. 20

De koppelingsas aan de strooier bevestigen wanneer deze leeg is en niet aan de trekker hangt.

Montage van de koppelingsas:

-

Blokkeerbout draaien.

-

Beschermtrechter (Fig. 21/1) in de montagestand (Fig. 21./2) draaien.

-

Bermhoes (Fig. 21/3) lostrekken.

-

Machine achterover klappen

(Fig.

20/1)

er

uit

Fig. 21

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

44

I

Voor het opsteken van de aansluitgaffel de ingaande as van de aandrijfkast schoonmaken en invetten.

-

Smeernippel (Fig. 22/1) verwijderen en koppelingsas (Fig. 22/2) opsteken.

-

Aansluitgaffel (Fig. 22/3) met breekbout (Fig. 22/4) bevestigen.

-

Smeernippel (Fig. 22/1) indraaien

-

Beschermpijphelft (Fig. 22/1) opschuiven en beschermhoes (Fig. 22/2) opschuiven en beschermhoes.

-

Borgboutje (Fig. 23/3) indraaien.

-

Machine rechtop zetten.

Fig. 22

Aanpassen van de koppelingsas bij eerste keer aan bouwen.

I

Koppelingsas bij eerste aanbouw volgens Fig. 24/6 op de trekker passend maken. Omdat deze aanpassing alleen voor het betreffende type trekker geldt, moet bij verandering van trekker de aanpassing worden gecontroleerd of herhaald.

DB 568. 08.03

Fig. 23

Aan- en afbouw

45

Bij de eerste montage de andere helft van de koppelingsas op de aftakas van de trekker steken, zonder de pijpen in elkaar te schuiven.

1. Door de beide koppelingspijpen

2.

3. 4. 5. 6. 7. 8.

9.

naast elkaar te houden controleren of de overlapping van het schuifprofiel zowel in de hoogste als de laagste stand van de strooier tenminste 40% van LO(LO = ingeschoven lengte) bedraagt. In de kortste stand mogen de schuifprofielen van de koppelingsas niet tegen de gaffels van de kruiskoppeling stoten. Een veiligheidsmarge van minstens 10 mm aanhouden. Voor de aanpassing van de lengte, beide helften in de kortste stand naast elkaar houden en aftekenen. Binnenste en buitenste beschermbuis evenredig inkorten. Binnenste en buitenste schuifprofiel op dezelfde lengte inkorten als de beschermbuis. Snijkanten afronden en bramen zorgvuldig verwijderen. Schuifprofielen invetten en in elkaar schuiven. Kettinkje van de beschermbuis zo in het gat van de topstanghouder bevestigen, dat de koppelingsas in alle standen voldoende bewegingsvrijheid heeft en de beschermkap tijdens het werk niet kan meedraaien. Uitsluitend met compleet beschermde aandrijving werken.

Fig. 24

DB 568.08.03

Aan- en afbouw

46

a

Koppelingsas alleen met complete beschermbuizen en beschermkappen aan de trekker en werktuig bevestigen. Beschadigde beschermdelen meteen vervangen.

I F

De maximale draaihoek van de gaffel van de kruiskoppeling mag niet groter zijn dan 25°

I

Voorkom beschadiging van de aftakas door de machine bij een laag motortoerental behoedzaam in te schakelen!

Volg ook de aan de koppelingsas bevestigde montage en onderhoudsaanwijzingen van de fabrikant van de koppelingsas op!

Na het wegzetten van de strooier de koppelingsas in de opvangbeugel (Fig. 24/3) leggen..

5.3.3

Uitwijkbare hoofdaandrijving

Om de strooier te beschermen voor beschadiging (bijv. door een niet correct aangepaste koppelingsas) is deze uitgerust met een uitwijkbare hoofdaandrijving (Fig. 25/1)..

Fig. 25

DB 568. 08.03

47 5.4 -

Aansluiten van wegverlichting

de

Verlichtingskabel met stekker op de 12 V stekkerdoos van de trekker aansluiten.

5.6

a -

de

Machinenstekker aan de basisaansluiting voor de trekker op de + AMATRON aansluiten.

5.5

-

Aansluiten van AMATRON+

Afbouw Voordat de strooier wordt afgebouwd, er op letten dat de koppelingsdelen (topstang en hefarmen) niet onder spanning staan

De centrifugaalstrooier op een vlakke ondergrond (verhoging) weg zetten.

DB 568.08.03

Transport over de weg

48 6.

Transport over de weg

a

Bij gebruik van openbare wegen moeten trekker en strooier aan de eisen van de wegenverkeerswet voldoen.

a

De eigenaar van de trekker en de bestuurder zijn verantwoordelijk voor het naleven van de wettelijke bepalingen.

Volgens de wegenverkeerswet moeten alle landbouwvoertuigen en aanbouwwerktuigen met de landelijk voorgeschreven verlichting en waarschuwingsborden zijn uitgerust:

-

Worden de achterlichten van het trekkende voertuig door de aangehangen machine afgedekt, dan moet de voorgeschreven verlichting op het aangehangen werktuig worden herhaald. Steekt het werktuig meer dan 400 mm zijdelings buiten de buitenste rand van het uittredende lichtvlak van de achterlichten of breedtelichten van het trekkende voertuig, dan moeten waarschuwingsborden en breedtelichten worden aangebracht. Steekt de aangehangen machine meer dan 1 m achter de achterlichten van de trekker uit, dan is een aanvullende verlichtingsset met waarschuwingsborden noodzakelijk. Bovendien moet het werktuig voorzien

DB 568. 08.03

zijn van een retorreflecterende afgeknotte driehoek, die u bij uw dealer kunt betrekken. Doorslaggevend zijn de specifieke verkeersvoorschriften die per land kunnen verschillen.

a

De verlichting dient in overeenstemming te zijn met de geldende voorschriften.

a

Rekening houden met het max. laadvermogen van de strooier en belasting van de assen van de trekker, eventueel met gedeeltelijk gevulde trechter over de openbare weg rijden.

Transport over de weg 6.1

49

Aanpassingen aan trekker en strooier bij vervoer op de openbare weg

a

De totale breedte van de combinatie mag niet groter zijn dan 3,0m. bijvoorbeeld met een rijenstrooier (extra uitvoering) voor het bemesten van maïs.

a

Tijdens het wegtransport de strooier slechts zo ver opheffen, dat de bovenzijde van de achterlichten niet meer dan 900 mm van de grond af zijn.

a

Tijdens transport op de weg de hefinrichting tegen ongewenst zakken vergrendelen!

a

Bij het opheffen van de strooier wordt de vooras van de trekker, afhankelijk van de grootte, ontlast. Zorg voor de voorgeschreven belasting van de vooras van de trekker (20% van het eigengewicht van de trekker)!

DB 568.08.03

Instellingen

50 7.

Instellingen

Alle instellingen aan de centrifugaalstrooier AMAZONE ZA-M uitvoeren volgens opgave uit de strooitabel. Alle gebruikelijke soorten kunstmest zijn in de strooihal van AMAZONE uitvoerig getest en de hierbij verkregen afstelgegevens zijn de strooitabel opgenomen. De soorten kunstmest, die in de strooitabel zijn opgenomen, bevonden zich tijdens het testen in goede staat. Als gevolg van de verschillende toestand van de kunstmest door: •

weersinvloeden en/of opslag omstandigheden,

•

schommelingen eigenschappen,

•

ook binnen de gelijke soorten en merken,

van

de

fysische

Een garantie, dat uw kunstmest, zelfs met dezelfde naam en van dezelfde fabrikant, dezelfde strooi-eigenschappen heeft als de geteste kunstmest, kan niet worden gegeven. Wij wijzen er nadrukkelijk op, dat er geen claims voor gevolgschade kunnen worden ingediend tengevolge van strooifouten.

DB 568. 08.03

I

De instelwaarden uit de strooitabel kunnen slechts als richtwaarden worden beschouwd, omdat de strooieigenschappen van de kunstmest aan veranderingen onderhevig kunnen zijn, waardoor de instellingen moeten worden aangepast.

I

De opgegeven adviezen voor het instellen van de dwarsverdeling (werkbreedte) hebben uitsluitend betrekking op de gewichtsverdeling en niet op de verdeling van de voedingstoffen.

a

Instel en andere werkzaamheden aan de centrifugaalstrooier pas dan uitvoeren, wanner de motor stil staat en het hydraulische systeem drukloos is. Contactsleutel wegnemen, maatregelen treffen dat de machine niet onvoorzien gaat werken of wegrolt!

ongunstige

kunnen de strooi-eigenschappen van de kunstmest veranderen, waardoor afwijkingen van de opgaven in de strooitabel voorkomen. Hierdoor kan het opnieuw instellen van de gewenste strooihoeveelheid of werkbreedte nodig zijn..

F

I

Alle instellingen zorgvuldig uitvoeren. Afwijkingen van de optimale instelling kunnen het strooibeeld negatief beïnvloeden.

Instellingen

a

F I

51

Voor dat met instellen of andere werkzaamheden aan de machine wordt begonnen moet worden gewacht tot alle draaiende delen absoluut stil staan. Bij onbekende meststoffen of voor een algehele controle van de ingestelde werkbreedte wordt een praktijkproef met de mobile testbaan (extra uitvoering) geadviseerd Tijdens het vullen van de strooier de opklapbare beschermrooster gebruiken om te voorkomen dat vreemde voorwerpen in het strooimechanisme komen.

Kan de kunstmest niet zonder meer onder de betreffende soort in de strooitabel worden gerangschikt, dan levert de AMAZONE-kunstmest-service U vrijwel direct telefonisch of na het opsturen van een kleine testhoeveelheid kunstmest (3 kg) de adviezen voor het afstellen van de strooier. AMAZONE-kunstmest-service

(

0316 369190 of 369162 (K.d.W. servicedienst) of direct bij AMAZONE

(

0049 5405 501 111 of 501 164 Maandag tot en met vrijdag

£

8.00 tot 13.00 Uur

DB 568.08.03

Instellingen

52 7.1

a

Instellen van aanbouwhoogte

de

Bij het instellen van de aanbouwhoogte personen uit de gevarenzone achter en onder de machine wegsturen, omdat de machine achterover kan slaan, wanneer de topstanghelften per vergissing uit elkaar gedraaid worden of uit elkaar worden getrokken.

De aanbouwhoogte van de machine volgens opgave in de strooitabel exact, op het veld, met gevulde trechter instellen. Gemeten wordt aan de voor- en achterzijde van de strooischotel, altijd vanaf de grond (Fig. 26). De opgegeven aanbouwhoogte, in de regel horizontaal 80/80 cm, geldt voor de basisbemesting. Bij de voorjaarsbemesting, wanneer het plantenbestand reeds een hoogte van 10-40 cm heeft, dan dient de helft van de groeihoogte bij de aangegeven aanbouwhoogte (b.v. 80/80) te worden opgeteld. Zo zal bij een gewashoogte van 30 cm - de aanbouwhoogte op 95/95 worden ingesteld. Staat het plantenbestand hoger, dan volgens opgave voor de bijbemesting (Kap.7.2) instellen. Bij dichte bestanden (koolzaad) de centrifugaalstrooier met de opgegeven aanbouwhoogte (b.v. 80/80) boven het plantenbestand instellen. Is dit, bij grotere hoogte van het gewas niet meer mogelijk, dan de strooier volgens de opgave voor het „bijbemesten“ instellen.

DB 568. 08.03

Fig. 26

Instellingen 7.2

53

Bijbemesting

Voor bijbemesting strooien de zwenkvleugels (Fig. 27/1) van de strooischoepen, zonder losdraaien van moeren (zonder gereedschap), omhoog zwenken.

F

Hierdoor wordt de vliegbaan van de kunstmest verhoogd. Zo kan naast de basisbemesting ook de bijbemesting in granen tot een gewashoogte van 1 m zonder verdere hulpstukken – worden uitgevoerd.

De aanbouwhoogte van de strooier met behulp van driepuntshefinrichting van de trekker zo hoog instellen, dat de ruimte tussen de graantoppen en de strooischotels ca. 5 cm bedraagt. Indien nodig de bevestigingspennen van de hefarmen in de onderste gaten van de aanspanplaten bevestigen (Fig. 28).

I

Fig. 27

Fig. 28

Wanneer de hoek van de kruiskoppelingen groter is dan 25 graden, gebruik dan een groothoekkoppelingsas

DB 568.08.03

Instellingen

54 7.3

F

Instellen van de strooihoeveelheid Zie bedienigshandleiding van de boord-computer + AMATRON ..

De vereiste stand van de doseerschuiven voor de gewenste strooihoeveelheid wordt met de beide doseerschuiven elektronisch ingesteld . Nadat de gewenste strooihoeveelheid is + ingevoerd in de AMATRON [gewenste hoeveelheid in kg/ha] moet de kunstmest-calibratiefactor worden berekend (controle van de afgifte). Deze is bepalend voor het regelgedrag van de + AMATRON .

7.3.1

Controle van strooihoeveelheid

Controle van uitvoeren:

de

de

strooihoeveelheid

-

na iedere verandering van de soort kunstmest.

-

verandering van de afgifte.

-

wijziging van de werkbreedte. De controle van de strooihoeveelheid met ingeschakeld standaard toerental van de strooischotels uitvoeren (zie + bedieningshandleiding AMATRON / hfdst. kunstmest calibreren (Fig. 29/1).

DB 568. 08.03

Fig. 29

Instellingen 7.3.1.1

Voorbereidingen voor de afdraaiproef

-

Beschermbeugel naar beneden klappen (indien gemonteerd),

-

linker strooischotel demonteren

-

-

-

55

vleugelmoer (Fig. 30/1) voor bevestiging van de linker strooischotel losdraaien en de strooischotel wegnemen, vleugelmoer weer in het gat van de aandrijfas draaien (opdat geen kunstmest in het draadstuk valt),.

afdraai-emmer (Fig. 30/2) met de beugel (Fig. 30/3) aan de achterste haak (Fig. 30/4 und Fig. 30/5) en aan de voorste haak van het frame ophangen.

Fig. 30

DB 568.08.03

Instellingen

56 7.4

Instellen van werkbreedte

de

De werkbreedte (afstand tussen de rijsporen) is binnen het strooibereik van het betreffende paar Omia-Set (OM) strooischotels instelbaar (bij het strooien van slakkenkorrels kunnen echter afwijkingen voorkomen) Voor de gewenste strooibreedte de bijbehorende strooischotel gebruiken. werkbreedte:

strooischotel

10 – 12m

OM 10 – 12

10 – 16m

OM 10 – 16

18 – 24m

OM 18 – 24

24 – 36m

OM 24 - 36

De werkbreedte voor het normale strooibeeld wordt ingesteld met de stand van de schoepen op de strooischotels. van de De strooi-eigenschappen kunstmest hebben een grote invloed op de werkbreedte en het strooibeeld. De belangrijkste factoren die de strooieigenschappen beïnvloeden zijn: •

korrelgrootte

•

soortelijk gewicht

•

oppervlakte ruwheid

•

vochtigheidsgraad.

Wij adviseren daarom alleen goed gestructureerde kunstmest van bekende leveranciers te gebruiken en met de mobile testbaan de ingestelde werkbreedte te controleren..

DB 568. 08.03

Instellingen 7.4.1

57

Instellen van de stand van de strooischoepen

De stand van de strooischoepen is afhankelijk van - de werkbreedte en -

de soort kunstmest Voor het exact, zonder gereedschap, instellen van de afzonderlijke strooischoepen, is iedere strooischotel voorzien van twee verschillende, niet verwisselbare schaalverdelingen (Fig. 31/1 und Fig. 31/2) angeordnet.

F F F

Voor de korte schoep (Fig. 31/3) geldt de schaalverdeling (Fig. 31/1) met de getallen 5 ot 28 en voor de lange schoep (Fig. 31/4) de schaalverdeling (Fig. 31/2) ) met de getallen van 35 tot 55..

Fig. 31

Door de strooischoepen naar een hoger getal op de schaalverdelingen (Fig. 31/1 bzw. Fig. 31/2) te verdraaien, wordt de werkbreedte groter. De korte strooischoep verdeelt de kunstmest hoofdzakelijk in het middengedeelte van het strooibeeld, terwijl de lange schoep voornamelijk in het buitenste gedeelte strooit.

De strooischoepen als volgt op de strooischotels verstellen:

-

Vleugelmoer onder de strooischotel losdraaien.

DB 568.08.03

Instellingen

58

I

Om de vleugelmoer los te draaien, de strooischotel zover ronddraaien, tot de vleugelmoer gemakkelijk bereikbaar is.

-

De gewenste stand van de korte strooischoep in de strooitabel opzoeken.

-

Het getal voor de instelling van de korte schoep op de schaalverdeling (Fig. 31/1) opzoeken.

-

Afleeskant (Fig. 31/5) van de korte schoep (Fig. 31/3) naar het betreffende getal op de schaalverdeling draaien en de vleugelmoer weer stevig aandraaien.

-

Het getal voor de instelling van de lange schoep op de schaalverdeling (Fig. 31/2) opzoeken.

-

Afleeskant (Fig. 31/6) van de lange schoep (Fig. 31/4) naar het betreffende getal op de schaalverdeling draaien en de vleugelmoer weer stevig aandraaien. Kunstmestsoort

Schoepenstand bij werkbreedte

KAS 27%N gekorreld, BASF (wit); Hydro; DSM; Kemira, Agrolinz

10m

12m

15m

16m

20/50

20/50

20/50

20/50

Voorbeeld:

Kunstmestsoort: KAS 27%N gekorreld, BASF (wit); Gewenste werkbreedte:

12m

Schoepenstand: 20 (korte schoep) 50 (lange schoep).

DB 568. 08.03

Instellingen 7.4.2

59

Controle van de werkbreedte met mobiele testbaan (extra uitvoering)

De instelwaarden van de strooitabel zijn richtwaarden, daar zich de strooieigenschappen van de kunstmest aan verandering onderhevig zijn. Daarom adviseren wij de ingestelde werkbreedte van de werpstrooier met de mobiele testbaan (Fig. 32) te controleren. Voor verdere gegevens hierover, zie gebruiksaanwijzing “mobiele testbaan”. Fig. 32

DB 568.08.03

Instellingen

60 7.5

Kant- en randstrooien

Kantstrooien volgens de milieunorm (Fig. 33): Het aangrenzend perceel is een weg of oppervlakte water. Volgens de milieunorm

-

mogen geen kunstmestkorrels over de perceelgrens vallen

-

moet het uitspoelen en vermengen (b.v. met oppervlakte water) worden voorkomen. Om te voorkomen, dat binnen het perceel teveel kunstmest wordt gestrooid, moet de strooihoeveelheid naar de grens van het perceel gereduceerd worden. Voor de perceelgrens wordt in geringe mate onderbemest. •

elektrische schuifbediening: op de boorcomputer de toets

–10%

indrukken

Dit kantstrooisysteem voldoet aan de eisen van de milieuverordening. Symbolen voor kantstrooien:: Er mag geen kunstmest over perceelgrens worden geworpen.

DB 568. 08.03

de

Fig. 33

Instellingen

61

Randstrooien (Fig. 34): Het aangrenzende perceel wordt voor landbouwdoeleinden gebruikt. Hierbij is het toegestaan dat een geringe hoeveelheid kunstmest over de perceelgrens wordt geworpen. De verdeling van de kunstmest in het veld is ook op de rand van het perceel nagenoeg gelijk aan de ingestelde afgifte. Een geringe hoeveelheid kunstmest wordt over de grens van het perceel geworpen.

Fig. 34

Symbool voor randstrooien: (tenminste 80% van de ingestelde hoeveelheid moet tot de rand gestrooid worden)

I

Het werkelijke strooibeeld kan afwijken van het afgebeelde strooibeeld.

DB 568.08.03

Instellingen

62 7.5.1

Grens- en kantstrooien met kantstrooischerm Limiter M

De stand van de Limiter is afhankelijk van de afstand tot de rand van het perceel, de soort kunstmest en of er tot de kant of langs de rand wordt gestrooid. De betreffende instelling in de strooitabel (Fig. 35) opzoeken.

F

De afstelgegevens in de strooitabel zijn slechts richtwaarden, omdat de toestand van de kunstmest kan variëren. Indien nodig de Limiter bijstellen.

Fig. 35

1. Afstand

tot perceel grens/kant (halve werkbreedte) 2. Kantstrooien 3. Randstrooien 4. Gemonteerde strooischotel

DB 568. 08.03

Instellingen

63

Voor instellen op een bepaald cijfer, het lamellenblok over de geleidebeugel verschuiven.

-

De klembeugel (Fig. 36/1) losdraaien.

-

Indien de handgreep van de klembeugel niet ver genoeg kan draaien, de handgreep optillen, terugdraaien en weer naar beneden drukken om verder te draaien.

-

Het lamellenblok op de geleidebeugel (Fig. 37/1) zover verschuiven tot de wijzer (Fig. 37/2) op het in te stellen cijfer uit de strooitabel (Fig. 35) staat.

-

De klembeugel weer aandraaien.

Fig. 36

Fig. 37

-

Bij overbemesten wordt het strooischerm op halve hoogte ingesteld (Fig. 38). Het scherm laten zakken.

Fig. 38

DB 568.08.03

Instellingen

64

Hiervoor het lamellenblok volledig laten zakken. Aan de bovenkant van het lamellenblok bevinden zich zowel links als rechts een instelpal (Fig. 39/1).

-

De moeren losdraaien.

-

Het scherm met de hand optillen.

-

De instelpallen tot de aanslag naar buiten draaien en de pallen stevig vastzetten.

-

van

de

Het scherm laten zakken.

DB 568. 08.03

instelpallen

Fig. 39

Instellingen 7.5.2

65

Grens- en kantstrooien met kantstrooischotel Tele-Set

Voor het grensstrooien (volgens de milieunorm) (Fig. 33) of het kantstrooien (naast eigen, op dezelfde wijze te behandelen percelen) (Fig. 34) het “kanttoe” strooien, de linkse “Omnia-Set” strooischotel (normaal aan de linker zijde perceelranden strooien), in rijrichting gezien, vervangen door de bijbehorende kantstrooischotel “Tele-Set”. Voor het rechtsom kantstrooien is een speciale kantstrooischotel leverbaar. De kantstrooischotel “Tele-Set” levert een strooibeeld met steil afvallende strooiflank langs de perceelrand. Bij gebruik van de kantstrooischotel “Tele-Set”, de strooischotel “OmniaSet” aan de zijkant van de strooier (Fig. 40) bevestigen. Met zwenkbare telescoopschoepen kan de werpwijdte tot de rand van het veld worden ingesteld.

Fig. 40 Afstand tot perceelgrens

kantstrooischotel: -

5-9m

TS 5 – 9

10 - 14 m

TS 10 – 14

15 - 18 m

TS 15 – 18

-

DB 568.08.03

Instellingen

66 7.5.3

Instellen van de kantstrooischotel volgens de milieunorm

De kantstrooischotel: - TS 5 – 9 - TS 10 – 14 - TS 15 – 18 wordt met de telescoopschoepen (Fig. 41/1) afhankelijk van de te strooien kunstmestsoort en de afstand van het eerste rijspoor tot aan de perceelrand volgens opgave van de strooitabel, volgens als volgt ingesteld: •

Telescoopschoep (Fig. 41/1) op de strooischotel na het losdraaien van de betreffende klemmoer binnen het bereik van de schaalverdeling (Fig. 41/2) verdraaien. Betreffende waarde op de afleeskant (Fig. 41/3) instellen en de klemmoer weer vastdraaien.

Werking: Telescoopschoepen naar hogere instelwaarde van de schaalverdeling draaien: strooibreedte groter, strooiflank steiler.

-

Radiaal verstelbaar buitenste gedeelte van de schoep (Fig. 41/4) na het losdraaien van de moeren (Fig. 41/5) op een hogere letterwaarde op de schaalverdeling (Fig. 41/6) instellen. De ingestelde stand van het buitendeel van de schoep aan de afleeskant (Fig. 41/7) op de schaalverdeling aflezen. Werking: Buitendeel van de schoep op de schaalverdeling naar een hogere instelwaarde uitschuiven: strooibreedte groter, strooiflank vlakker.

DB 568. 08.03

Fig. 41

Instellingen

67

Voor het instellen van de telescoopschoepen worden de soorten kunstmest in 6 groepen ingedeeld: Groep I: gekorreld product met goede doorstroming en een soortelijk gewicht van ca. 1,0 kg/l, b.v KAS, NP- of NPKsoorten. Groep II: fijne prills, product met goede doorstroming en een stortgewicht tot ca. 1,0 kg/l, b.v. KAS, NP- of NPK-soorten. Groep III: gekorrelde, stompe en ruwe, niet goed doorstomende producten met een stort gewicht van meer dan 1,05 kg/l, b.v. fosfor- en kali-soorten. Groep IV: gekorrelde, stompe en ruwe, niet goed doorstomende producten met een stortgewicht van minder dan 1,05 kg/l, b.v. DAP-, MAP-soorten. Groep V: ureum gekorreld met een stortgewicht tot ca. 0,8 kg/l. Groep VI: ureum prills met een stortgewicht tot ca. 0,8 kg/l.

DB 568.08.03

Instellingen

68 Kunstmestsoort

Tele-Set schoep 5

KAS - en NPK-soorten gekorreld

Ι ΙΙ

6 400

B47 400

D45

C48 E45

1. Voorbeeld: Afstand van het eerste rijspoor: 9 m (TS 5-9) Kunstmestsoort: KAS 27% N gekorreld, BASF (wit), (Groep I) of

-

Afleeskant (Fig. 42/7) van de schoep "I" op letter "D" instellen en buitenste gedeelte van de schoep vastzetten. Schoep "I" naar cijfer "50" verdraaien en vastzetten.

-

Afleeskant (Fig. 42/7) van de schoep "II" van de schoep "F" instellen en buitenste gedeelte van de schoep vastzetten. Schoep "II" naar cijfer "46" verdraaien en vastzetten.

DB 568. 08.03

8

9

C49

C49

D50

E42

E42

F46

400

Uittreksel uit de strooitabel TS 5-9

Opgave uit de strooitabel bovenstaande tabel: D 50/ F 46

7,5 400

Fig. 42

Instellingen Kunstmestsoort

KAS - en NPK-soorten gekorreld

69

Tele-Set schoep 15

16

18

Ι

B 51

C 52

C 53

ΙΙ

E 42

F 42

H 42

Uittreksel uit de strooitabel TS 15 - 18

2. Voorbeeld: Afstand van het 15 m (TS 15-18)

eerste

rijspoor:

Kunstmestsoort: KAS 27 % N gekorreld, BASF (wit), (Groep I) Opgave uit de strooitabel bovenstaande tabel: B 51/ E 42

of

Afleeskant (Fig. 43/7) van de schoep "I" op letter "B" instellen en buitenste gedeelte van de schoep vastzetten. Schoep "I" naar cijfer "51" verdraaien en vastzetten.

Fig. 43

Afleeskant (Fig. 43/7) van de schoep "II" op letter "E" instellen en buitenste gedeelte van de schoep vastzetten. Schoep "II" naar cijfer "42" verdraaien en vastzetten.

DB 568.08.03

Instellingen

70 7.5.4

Bijzondere gevallen bij kantstrooien (midden van het spuitspoor komt niet overeen met de halve werkbreedte vanaf de perceelrand

Kies hierbij de stand van de doseerschuiven (stelhendel positie) voor een instelling van de strooihoeveelheid die hoort bij de betreffende werkbreedte (spuitspoorafstand). Bovendien de stelhendel aan de zijde van de perceelrand met 2 tot 6 deelstrepen terugzetten..

Fig. 44 Voorbeeld: Afstand

tussen de spuitsporen: 24 m (24 m werkbreedte)

Afstand eerste rijspoor vanaf de linkerkant van het perceel: 8 m (=16 m werkbreedte) Kunstmestsoort: KAS 27% N gekorreld, BASF Rijsnelheid:

10 km/uur

Gewenste strooihoeveelheid: 300 kg/ha Gebruik de stand van de doseerschuiven voor de gewenste strooihoeveelheid uit de strooitabel – rekening houdend met de verschillende werkbreedten. DB 568. 08.03

Instellingen

71

Schuivenstand: rechts (24 m werkbreedte) = 41 (310 kg/ha) links (16 m werkbreedte = 34 (300 kg/ha) - 3 = 31 Schoepenstand: rechts OM 18-24 uit de strooitabel 24 m werkbreedte: 68/87 links: TS 5 - 9 uit de strooitabel: 8 m afstand van het eerste rijspoor tot de perceelrand: C 49/ E 42.

DB 568.08.03

In bedrijf stellen

72 8.

I

In bedrijf stellen Voor met beginnen

strooien

-

opdrachtgegevens (Fig. 45/1)

-

machinegegevens (Fig. 45/2) +

F

a a

in de AMATRON controleren.

te

opslaan /

De aanhangwagen-koppeling dient voor het aankoppelen van werktuigen en 2-assige aanhangwagens indien: •

de rijsnelheid maximaal 25 km/u wordt overschreden.

•

de aanhangwagen is voorzien van een oplooprem of reminstallatie, die door de bestuurder kan worden bediend.

•

het toegestane gewicht van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan het 1,25 voudige van het brutogewicht van de trekker, echter met een maximum van 5 t.

van niet

Nooit in de roerspiralen grijpen wanneer ze nog draaien! Nooit in de trechter gaan staan wanneer de roerspiraal nog draait.

DB 568. 08.03

Fig. 45

In bedrijf stellen

F

73

Bij ondichte stuurventielen en/of langere pauzes, b.v. tijdens transportritten, wordt door het sluiten van de kogelkraan voorkomen dat de schuiven zelfstandig open gaan (zie hiervoor ook hfdst Kap.5.3)

8.1

Centrifugaalstrooier vullen

I

Voor het vullen controleren of er geen residuen of vreemde voorwerpen in de trechter zijn achtergebleven.

I

Bij een nieuwe machine na 3 – 4 trechtervullingen de boutverbindingen controleren en eventueel natrekken.

I

Alleen goed gekorrelde kunstmest gebruiken en allen de soorten die in de strooitabel voor komen. Voor onbekende meststoffen de dwarsverdeling voor de ingestelde werkbreedte met de mobiele testbaan controleren.

I I I

Tijdens het vullen de opklapbare beschermrooster gebruiken.

a

Bij het opheffen van de strooier wordt de vooras van de trekker, afhankelijk van de grootte, ontlast.

I

Bij het strooien van gemengde kustmest er op letten, dat • de afzonderlijke soorten ook verschillende vliegeigenschappen kunnen hebben. • er ontmenging van de samengestelde kunstmest kan optreden.

I

Na ieder gebruik de eventueel aangekleefde kunstmest van de strooischoepen verwijderen!

Tijdens het vullen er op letten, dat er zich geen vreemde voorwerpen in de kunstmest bevinden. Rekening houden met het nuttige laadvermogen van de strooier (zie technische gegevens) en de asbelasting van de trekker.

Zorg dat bij het vullen van de centrifugaalstrooier de voorgeschreven belasting van de vooras van de trekker (20% van het eigengewicht van de trekker) wordt gehandhaafd! Lees ook de bedieningshandleiding van de trekker. Eventueel gebruiken.

frontgewichten

DB 568.08.03

In bedrijf stellen

74

I

Alleen met doseerschuiven trechters vullen!

a

Beslist de veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant van de kunstmest opvolgen!

F 8.2

• •

Nachgefüllte Düngermenge + am AMATRON eingeben. Siehe Betriebsanleitung + AMATRON

Het strooien

F •

gesloten de

Zie bedieningshandleiding + van de AMATRON .

De kunstmeststrooier is aan de trekker gekoppeld.De hydrauliekslangen zijn aan-gesloten. De machine is correct ingesteld. Aftakas bij een laag toerental van de trekkermotor inschakelen.

I

Schuiven pas openen wanneer het vereiste aftakastoerental is bereikt!

•

Hoofdschuiven hydraulisch openen en wegrijden.

•

Voor het kantstrooien: Limiter hydraulisch laten zakken of kantstrooischotel Tele-Set monteren.

•

Na het strooien:

-

Schuiven dichtzetten

DB 568. 08.03

-

Aftakas bij een laag toerental van de trekkermotor uitschakelen

a

Niet in de buurt van de draaiende strooischotels komen, gevaar voor verwondingen! Gevaar door weggeslingerde kunstmestkorrels. Personen uit de werpzone van de strooier wegsturen!

I

Na lange transportritten met volle voorraadtrechters, bij het begin van het strooien controleren of de afgifte correct is.

I F

Constant toerental van de strooischotels en constante rijsnelheid aanhouden

I

De technische staat van de strooischoepen heeft een wezenlijke invloed op de gelijkmatige dwarsverdeling in het veld (strooibanen).

F

Gaan bij dezelfde stand van de doseerschuiven de beide trechterpunten ongelijkmatig leeg, dan de basisinstelling van de doseerschuiven controleren.

De levensduur van de strooischoepen is afhankelijk van de soort kunstmest, de gebruiksduur en de strooihoeveelheden.

In bedrijf stellen

F

75

Sommige strooimiddelen zoals kieseriet, Excellogranulaten en magnesiumsulfaat veroorzaken een hogere slijtage van de strooischoepen (als extra uitvoering worden slijtvaste schoepen aangeboden).

a

Voor het in bedrijfstellen van de kunstmeststrooier er op letten, dat de veiligheidsinrichtingen aanwezig zijn en op de juiste wijze gemonteerd zijn (Hfdst. ).

8.3

Verwisselen van de strooischotels

-

Beschermpijpbeugel (indien aanwezig) (Fig. 46) opklappen en met de pen borgen.

-

Vleugelmoer (Fig. 47/1) verwijderen..

-

Strooischotel dusdanig verdraaien, dat het boorgat van ø 8 mm (Fig. 48/1) in de schotel naar het midden van de machine is gericht.

-

Strooischotel afnemen.

-

Andere strooischotel bevestigen.

-

Strooischotel door aandraaien van de vleugelbout vastzetten.

van

de

aandrijfas Fig. 46

DB 568.08.03

In bedrijf stellen

76

I

Bij het monteren, de strooischotels "links" en "rechts" niet verwisselen. Strooischotels zijn dienovereenkomstig met een sticker gekenmerkt

I F

De rechtse aandrijfas heeft een borgspie. Hier altijd de rechtse strooischotel met de twee spiebanen monteren.

a

Bij monteren van de strooischotel OM 24-36, de centrifugaalstrooiers met beschermbeugel uitrusten. (Gevaar voor verwondingen!)

Indien de strooier met Job computer is uitgerust, voor het verwisselen van de strooischotels de doseerschuiven geheel open zetten.

DB 568. 08.03

Fig. 47

Fig. 48

In bedrijf stellen 8.4

77

Aanbevelingen voor het strooien van de wendakker

Wanneer het eerste rij(spuit)spoor goed is aangelegd, kan exact langs de perceelranden of grenzen worden gewerkt. Bij gebruik van de kantstrooischerm Limiter of kantstrooischotel wordt het eerste rijspoor (Fig. 49/T1) normaal gesproken altijd op de halve afstand van de breedte tussen de rijsporen tot de perceelrand aangelegd (hfdst.7.5). Op de kopakker wordt een dergelijk rijspoor op dezelfde wijze aangelegd. Voor een goede oriëntatie is een tweede rijspoor (gestippelde lijnen) op de kopakker zeer nuttig.- op volle afstand van de werkbreedte Rekening houdend met de in hfdst. 7.5 opgenomen aanwijzingen, het perceel in het eerste rijspoor met de klok mee strooien (dus rechtsom rijden). Na deze eerste ronde het kantstrooischerm Limiter weer buiten werking stellen (opklappen). Omdat centrifugaalstrooiers de kunstmest ook ver naar achteren wegwerpen, moet voor een nauwkeurige verdeling op de wendakker het volgende in acht worden genomen:

Fig. 49

Fig. 50

De schuiven bij het heenrijden (rijsporen T1, T2 enz.) en het terugrijden (rijsporen T3 enz.) op verschillende afstanden vanaf de perceelrand openen en sluiten.

DB 568.08.03

In bedrijf stellen

78

OPENEN van de doseerschuiven bij de "heenrit" ongeveer op punt P1 (Fig. 50), wanneer de trekker het 2e rijspoor (gestippelde lijnen) van de kopakker is gepasseerd. SLUITEN van de schuiven bij de "terugritten" op punt P2 (Fig. 50), wanneer zich de strooier op de hoogte van het eerste rijspoor op de wendakker bevindt.

F 8.5

•

•

Bij het strooien van slakkenkorrels er op letten, dat de doseeropeningen altijd met strooimiddel bedekt zijn en dat met een constant toerental van de strooischotels wordt gereden. Een resthoeveelheid van ca. 0,7 kg per trechterpunt kan niet meer naar behoren worden verdeeld. Voor het leegmaken van de strooier de doseerschuiven openzetten en het uitstromend strooimiddel op een kleed opvangen.

•

Voor het instellen van de strooier gebruikt u de speciale strooitabel voor het zaaien van groenbemesting, graan en slakkenkorrels (extra uitvoeringen). Deze opgaven dienen als richtwaarden. Voor het gebruik een afdraaiproef uitvoeren.

Door toepassen van de omschreven methode voorkomt u kunstmestverlies, onderof overbemesting en werkt u bovendien milieubewust

Advies voor strooien slakkenkorrels Mesurol)

het van (b.v.

De centrifugaalstrooiers AMAZONE ZA-M kunnen in standaarduitvoering ook breedwerpig slakkenkorrels strooien. De slakkenkorrels (b.v. Mesurol) wordt in palletvorm of gelijksoortige korrels geleverd en wordt in relatief kleine hoeveelheden (b.v.3 kg/ha) gedoseerd.

a

Verder wijzen wij, bij het gebruik van de slakkenkorrels, op de aanwijzingen van de fabrikant en op de algemene voorzorgsmaatregelen bij de omgang met gewasbeschermingsmiddelen.

Bij het vullen van de centrifugaalstrooier, het inademen van productstof voorkomen en direct contact met de huid vermijden (handschoenen dragen). Na het gebruik de handen en alle betreffende huiddelen grondig met water en zeep wassen.

DB 568. 08.03

I

•

Wegens de geringe strooihoeveelheden wordt aanbevolen om de benodigde lengte van de af te rijden meetstrook minstens te verdrievoudigen. De vermenigvuldigingsfactor bedraagt hierbij eenderde van de aangegeven waarde (b.v. voor werkbreedte 9 m: vermenigvuldigingsfactor 40 : 3 = 13,3).

Slakkenkorrels mogen niet met kunstmest of met andere stoffen worden gemengd om eventueel met

In bedrijf stellen

79

de strooier op een andere werkbreedte te kunnen werken.

8.5.1

Combinatiematrix voor centrifugaalstrooiers voor het uitbrengen van slakkenkorrels Typ AMAZONE ZA-M Aufsatz

ZAM 1500 ProfiS

OM 18 – 24

33

X

X

34

X

OM 24 – 36

X

S 500

L1000

X

X

X

X

DB 568.08.03

Reinigen, onder-houd en reparatie

80 9.

a a a

Reinigen, onderhoud en reparatie De centrifugaalstrooier of de koppelingsas alleen schoonmaken, smeren of afstellen, als de aftakas is uitgeschakeld, de motor stilstaat en de contactsleutel er uit genomen is. Na het uitschakelen van de aftakas gevaar voor nadraaien door de centrifugale massa! Wachten totdat alle draaiende delen tot stilstand zijn gekomen voordat er werkzaamheden aan de machine worden uitgevoerd. Geleidingen van doseerschuiven na gebruik smeren!

DB 568. 08.03

de elk

-

Machine na gebruik met een normale waterstraal schoonmaken (geoliede machines alleen op een wasplaats met vetafscheider reinigen).

-

Uitloopopeningen en schuiven zeer zorgvuldig schoonmaken.

-

Droge machine met een antiroestmiddel behandelen (alleen biologisch afbreekbare conserveringsmiddelen gebruiken).

-

Machine met geopende schuiven wegzetten

a

Draadgangen van de klembouten voor het vastzetten van de stelhendels, evenals de onderlegringen, invetten, waardoor de klemverbinding in takt blijft..


-

Aandrijfketting van de roeras schoonmaken en invetten (Fig. 51/1).

-

Koppelingsas bij het wegzetten van de strooier in de opvanghaken leggen.

-

De technische toestand van de strooischoepen heeft een grote invloed op de gelijkmatige dwarsverdeling van de kunstmest op het land. (strooibanen). De strooischoepen zijn van speciaal slijtvast en roestvast staal gemaakt. Houdt er rekening mee, dat de strooischoepen aan slijtage onderhevig zijn. De strooischoepen vervangen, zodra er gaatjes door slijtage zichtbaar zijn. De levensduur van de strooischoepen is afhankelijk van de soort kunstmest, de gebruiksduur en de strooihoeveelheden

-

81

Fig. 51

De ingaandeen haakse aandrijvingen zijn bij normaal gebruik onderhoud vrij. De aandrijfkasten worden af fabriek met voldoende cardanolie afgevuld. Olie bijvullen is meestal niet nodig. Externe waarneming, b.v. verse olie op de opgestelde plaats of aan de machinedelen en/of geluidsontwikkelingen duiden echter op olielekkage van de aandrijfkast. Oorzaken onderzoeken, repareren en olie bijvullen.

Olie vulhoeveelheid Ingaande aandrijfkast:

0,4 l SAE Cardanolie

90

Haakse aandrijvingen: ieder 0,15 l SAE 90 Cardanolie

DB 568.08.03


82 -

Voor reiniging, onderhoud of reparatie kan het beschermrooster in de strooitrechter met geschikt hulpgereedschap (schroevendraaier / rond stuk staal d=10) worden ontgrendeld en omhoog geklapt. Hiervoor:

-

-

-

Vergrendeling (Fig. 52/1) met hulpgereedschap (Fig. 53/1) 90° verdraaien. Beschermrooster omhoog klappen tot de vergendelpen inhaakt. Bij het naar beneden klappen valt het bescherrooster automatisch in de vergrendeling. Vergrendeling van het beschermrooster controleren!

Fig. 52

Fig. 53

DB 568. 08.03

Reinigen, onder-houd en reparatie 9.1

83

Breekboutbeveiliging voor aftakasen roeras aandrijving

-

De los meegeleverde bouten 8x30, DIN 931, 8.8 zijn extra breekbouten (Fig. 54/4) voor bevestiging van de aftakasgaffel aan de flens op de ingaande aandrijfas. De aftakas altijd met vet op de ingaande as van de aandrijfkast monteren.

-

De roeras wordt geborgd met de veerclip van de roerspiraal (Fig. 55/1)

Fig. 54

Fig. 55

DB 568.08.03


84 9.2

Controle van hydrauliekfilter

het

Voor ZA-M met Comfort-uitrusting: Onder het werk kan de werking van het hydrauliekfilter (Fig. 56/1) op regelblok worden gecontroleerd. Aanduding (Fig. 56/2):

in

het

controlevenster

Groen: Filter in goede staat Rood:

Filter vervangen/reinigen

Voor demontage van het filterelement het deksel van het filterhuis losdraaien en het filter er uitnemen.

9.3

Elektromagneetkleppen schoonmaken

Voor ZA-M met Comfort-uitrusting: Voor het verwijderen van verontreiniging in de magneetkleppen moeten deze worden doorgespoeld. Dit kan nodig zijn indien door afzetting van vuil de schuiven niet meer volledig open en dicht gaan .

-

Kap van de magneet (Fig. 56/3) losdraaien

-

Magneetspoel (Fig. 56/4) verwijderen

-

Plunjer (Fig. 56/5) met klepzittingen eruit draaien en met perslucht of hydrauliekolie schoonmaken.

DB 568. 08.03

Fig. 56


I F F

Vervangen van strooischoepen zwenkvleugels

85

de en

De technische toestand van de strooischoepen inclusief hun zwenkvleugels draagt in belangrijke mate bij tot een gelijkmatige dwarsverdeling van de kunstmest op het land. (strooibanen). De strooischoepen zijn van speciaal slijtvast en roestvrij staal gemaakt. Ondanks dat wordt er op gewezen, dat het bij de strooischoepen en de zwenkvleugels om slijtdelen gaat. De strooischoepen of zwenkvleugels vervangen, zodra ze doorgesleten zijn.

DB 568.08.03


86 9.4.1

Vervangen van strooischoepen

de

-

Zelfborgende moeren (Fig. 57/1).

-

Verwijder de onderleg ring (Fig. 57/2) en de vlakke ronde bout (Fig. 57/3).

-

De vleugelmoer losdraaien (Fig. 57/4) en de strooischoep uitwisselen..

-

De montage van de strooischoepen gaat in omgekeerde volgorde.

-

De zelfborgende moeren (Fig. 57/1) zo vast aandraaien, dat de strooischoepen nog met de hand verstelbaar zijn

I

Let U op de juiste montage van de strooischoepen. De open zijde van de U-vormige strooischoep wijst in de draairichting (Fig. 57/5).

DB 568. 08.03

Fig. 57

Reinigen, onder-houd en reparatie 9.4.2

Vervangen van Zwenkschoepen

de

-

Zelfborgende moer (messing CuZn) (Fig. 58/6) losdraaien en samen met schotelveer (Fig. 58/7) verwijderen.

-

Zwenkvleugels (Fig. 58/8) uitwisselen.

I

87

Op de kunststofring (Fig. 58/9) tussen de strooischoep en de zwenkvleugel letten.

-

schotelveren afwisselend op elkaar schikken (niet stapelen).

-

Zelfborgende messing moer (Fig. 58/6) met draaimoment van 6-7 Nm aandraaien, zodat de zwenkvleugel nog met de hand kan worden bewogen, doch in gebruik, niet zelfstandig naar boven kan gaan.

Fig. 58

DB 568.08.03


88 9.5

9.5.1

Hydraulische slangleidingen

Bij het in bedrijfstellen en tijdens het werk moet de toestand van de slangleidingen door een vakman worden gecontroleerd. Bij de controle meteen opheffen.

vastgestelde

9.5.2

Controle-intervallen

-

Eerste keer bij het in bedrijfstellen

-

Vervolgens minstens 1x per jaar

Controlepunten Slang op beschadiging controleren (scheuren, insnijdingen, doorgeschuurde plekken)

-

Slang op broosheid controleren

-

Slang op vervorming controleren (blaasvorming, doorknikken, platdrukken, loslaten van de lagen)

-

Dichtheid controleren

-

Controleren of de slangen vakkundig zijn gemonteerd

-

Controleren of de slang vast op het hydrauliekblok is aangesloten

-

Aansluitblok op beschadiging vervorming controleren

-

Op roestvorming tussen aansluitblok en slang controleren

-

Slangen op toegestane gebruiksduur controleren.

DB 568. 08.03

De hydraulische slangleidingen moeten na een gebruiksduur van 6 jaar (inclusief een opslagtijd van max. 2 jaar) worden vervangen.

fouten

Het nakomen van de controle-intervallen wordt door de eigenaar vastgelegd.

-

Vervangingstermijn

en

Kenmerking

Hydraulische slangleidingen zijn als volgt gekenmerkt:

-

Naam van de fabrikant

-

Fabricagedatum

-

Maximaal werkdruk

9.5.3

toegestane

dynamische

Waar u bij het in- en uitbouwen op moet letten

Monteer de hydraulische slangleidingen aan de door de fabrikant voorgeschreven bevestigingspunten, d.w.z.:

-

zorg voor een schone werkomgeving

-

De slangen zo aanbrengen, dat in hun natuurlijk verloop en bewegingsvrijheid niet worden gehinderd.

-

De slangen mogen in bedrijfstoestand door inwerkingen van buitenaf niet op trek, torsie en opstuiken worden belast.

-

Geen kleinere buigradius gebruiken dan toegestaan.

-

De slangen niet overschilderen


Instellingen onderhoud van weeginrichting

9.6.1

Horizontale stand van de bladveren en lagerblokken controleren

89

en de

De bladveren (Fig. 59/1) en lagerblokken (Fig. 59/2) moeten zich in een horizontale stand bevinden omdat anders het weegresultaat wordt verstoord. Reeds op de fabriek zijn de bladveren en lagerblokken in de juiste horizontale stand gemonteerd. Nadat dat ongeveer 10.000 kg kunstmest is gestrooid, kan de meetbout (Fig. 60/1) zich hebben gezet of is in het steunblok (Fig. 60/2) ingeslagen. Hierdoor kan de horizontale stand van de bladveren afwijken. Is dit het geval, dan de meetbout opnieuw instellen tot de bladveren en de lagerblokken weer exact horizontaal staan

a

Bij bediening van de schuiven niet in de doorlaatopening grijpen! Gevaar voor ongelukken!

Fig. 59

Fig. 60 DB 568.08.03


90

De meetbout (Fig. 61/1) bevindt in het midden onder het frame van de strooier en is in de weegcel geschroefd. Hiervoor:

-

Contramoer (Fig. 61/2) losdraaien.

-

Meetbout (Fig. 61/1) afstellen.

-

Contramoer vastdraaien.

F F 9.6.2

(Fig.

61/2)

weer

Nadat de meetbout van de weegcel is ingesteld, moet de strooier opnieuw worden gecalibreerd. (Zie hiervoor bedieningshandleiding + AMATRON ). Vervolgens hoofdstuk 9.6.2 opvolgen! Fig. 61

Speling van de begrenzingsbouten instellen

De begrenzingsbouten (Fig. 61/3) Zij bevinden zich links en rechts aan het frame van de strooier. Hiervoor:

-

Contramoer (Fig. 61/4) losdraaien.

-

Begrenzingsbout (Fig. 61/3) instellen.

-

Contramoer (Fig. 61/4) weer vastdraaien. Deze instelling met een lege strooier uitvoeren.

DB 568. 08.03

Reinigen, onder-houd en reparatie 9.6.3

Tarreren strooier

van

91

de

Geeft de AMATRON+ bij een lege strooier geen 0 kg (+/- 5 kg) vulgewicht aan, dan moet de strooier opnieuw worden getarreerd (zie + bedieningshandleiding AMATRON ). Dit kan bijvoorbeeld ook noodzakelijk zijn na montage van extra toebehoren.

9.6.4

Calibreren strooier

van

de

Geeft de opnieuw getarreerde strooier na het vullen met kunstmest niet het juiste gewicht aan, dan moet de strooier opnieuw worden gecalibreerd (zie hiervoor bedieningshandleiding + AMATRON ).

9.7

Demontage van koppelingsas

de

-

De kegelsmeernippel (Fig. 62/1) in de aansluitgaffel van de koppelingsas (Fig. 62/2) – door de opening in de onderkant van de beschermtrechter.

-

Verwijder de breekbout (Fig. 62/4) tussen de gaffelflens van de aftakas en de flens van de ingaande aandrijfas.

-

De aansluitgaffel (Fig. 62/3) met een plat ijzer aan de achterkant door de gleuf in de beschermtrechter (aan de onderkant) van de ingaande as van de aandrijfkast slaan.

I

Fig. 62

Tijdens het losslaan van de aansluitgaffel, de as van de aandrijfkast steeds verder verdraaien.

DB 568.08.03

Storing

92 10.

Storing

10.1

Storing, oorzaak en oplossing

Storing Ongelijkmatige dwarsverdeling kunstmest

Oorzaak van

Oplossing

Kunstmest aangekoekt op Strooischotels en strooide de strooischotels en schoepen schoonmaken. strooischoepen. Schuiven gaan niet volledig open.

Teveel kunstmest in het Het voorgeschreven Toerental van trekkerspoor toerental van de trekkermotor verhogen strooischotels wordt niet bereikt

de

Strooischoepen en uitlopen Strooischoepen uitlopen defect of versleten controleren. Defecte of versleten onderdelen meteen vervangen Het strooibeeld van uw Neem contact op de kunstmest wijkt af van de kunstmestservice van strooiresultaten die voor het AMAZONE samenstellen van de 0049-5405-501111 strooitabel voor deze ( of 0049-5405-501164 meststof zijn vastgesteld Maandag tot en met vrijdag £ 8.00 tot 13.00 Uur Teveel kunstmest overlappingzone

in

de Het voorgeschreven Toertal van de trekkermotor toerental van de verminderen. strooischotels ist te hoog Het strooibeeld van uw Neem contact op de kunstmest wijkt af van de kunstmestservice van strooiresultaten die voor het AMAZONE samenstellen van de 0049-5405-501111 strooitabel voor deze ( of 0049-5405-501164 meststof zijn vastgesteld. Maandag tot en met vrijdag £ 8.00 tot 13.00 Uur

DB 568. 08.03

Storing Storing

93

Oorzaak

Oplossing

Bij dezelfde instelling van Brugvorming van de Oorzaak voor brugvorming de doseerschuiven gaan de meststof opheffen trechterpunten ongelijkmatig Borgclip de roerspiraal door Nieuwe borgclip monteren leeg overbelasting afgebroken Basisinstelling van doseerschuiven wijkt af

10.2

de Basisinstelling van de doseerschuiven controleren

Storing, oorzaak en oplossing: ZA-M Comfort

Storing

Oorzaak

Oplossing

Hydraulische cilinder gaan niet open of dicht

Olietoevoer van de trekker is niet ingeschakeld

Olietoevoer van de trekker

Spanningsverzorging naar het stuurblok is onderbroken

Kabels, stekkers en contacten controleren

Öliefilter verstopt.

Öliefilter vervangen / reinigen. (zie hfdst. 5.3.1).

Magneetklep vervuild.

Magneetklep doorspoelen. (zie hfdst.5.3.1).

Instelschroef voor de systeemkeuze is niet volledig tot de aanslag uitgedraaid. (fabrieksinstelling)

Instelschroef voor systeemkeuze geheel tot de aanslag uitdraaien. (zie hfdst 5.3.1).

Defecte snelkoppelingen

Snelkoppelingen controleren zonodig repareren of vervangen

Bij een trekker met constant volume systeem (met tandwielpomp) wordt de hydraulische olie te warm

Defect stuurventiel van de Trekkerstuurventiel trekker controleren zonodig repareren of vervangen

DB 568.08.03

94

Storing

Storing

Oorzaak

Bij een trekker met constant druksysteem (gedeeltelijk oudere typen John Deere trekkers) wordt de hydraulische olie te warm

Instelschroef voor Instelschroef op stuurblok systeemkeuze io het tot de aanslag volledig stuurblok is niet volledig indraaien /zie hiervoor tegen de aanslag hfdst.5.3.1.1) ingedraaid (/geen fabrieksinstelling) Defecte snelkoppelingen

Oplossing


Defecte stuurventiel van de Trekkerstuurventiel trekker controleren zonodig repareren of vervangen Bij een trekker met loadsensing en aansluiting op het trekkerstuurventiel vordt de olie te heet.

Instelschroef voor de Instelschroef voor systeemkeuze op het systeemkeuze geheel tot de stuurblok niet tot de aanslag aanslag uitdraaien. (zie uitgedraaid. hfdst.5.3.1.1 (fabrieksinstelling) Doorstoomcapaciteit van Doorstoomcapaciteit van het trekkerstuurventiel niet het stuurventiel voldoende gereduceerd verminderen. Defecte snelkoppelingen


Defect stuurventiel van de Trekkerstuurventiel trekker controleren zonodig repareren of vervangen Bij een trekker met loadsensing met directe olieaansluiting en een stuurleiding wordt de olie te heet

Instelschroef voor Instelschroef op stuurblok systeemkeuze van het tot de aanslag volledig stuurblok is niet volledig indraaien /zie hiervoor tegen de aanslag hfdst.5.3.1.1) ingedraaid (geen fabrieksinstelling) Defecte snelkoppelingen

DB 568. 08.03


Extra uitvoeringen 10.3

Storingen elektronica

in

de

Indien er storingen aan de Jobcomputer of aan de elektrische stappenmotoren optreden, die niet meteen te verhelpen zijn, kan desondanks worden verder gewerkt (zie bedieningshandleiding + AMATRON ).

11.

Extra uitvoeringen

11.1

Strooischotels “Omnia-Set”

11.2

Kantstrooischotels "Tele-Set"

11.2.1

Kantstrooischotels "Tele-Set" TS 5-9

Voor afstanden van 5 - 9 m tot de perceelrand (gemeten vanaf midden van de trekker), instelbaar voor verschillende rijspoorsystemen en verschillende kunstmestsoorten. Links gemonteerd (normaal), Best.Nr.912717 Rechts gemonteerd (speciaal), Best.Nr.912725

11.2.2 11.1.1

Strooischotelpaar "Omnia-Set" OM 18-24

Voor werkbreedten en rijspoorafstanden van 18 bis 24m. Best.Nr. 927777

11.1.2

Strooischotelpaar "Omnia-Set" OM 24-36

Standaard voorzien van HPstrooischoepen met gehard stalen slijtlaag voor extra lange levensduur. Voor werkbreedten en rijspoorafstanden van 24 bis 36 m. Bestell.Nr. 927778

95


Voor afstanden van 10-14m tot de perceelrand (gemeten vanaf midden van de trekker), instelbaar voor verschillende rijspoorsystemen en verschillende kunstmestsoorten Links gemonteerd – (normaal), Best.Nr.912732 Rechts gemonteerd (speciaal), Best.Nr.912739

11.2.3


Voor afstanden van 15-18m tot de perceelrand (gemeten vanaf midden van de trekker), instelbaar voor verschillende rijspoorsystemen en verschillende kunstmestsoorten. Links gemonteerd (normaal), Best.Nr.912744 Rechts gemonteerd (speciaal), Best.Nr.912749

DB 568.08.03

Extra uitvoeringen

96 11.3

Kantstrooischerm, links - Limiter M

Voor het strooien tot de perceelgrens en tot en met de rand van het perceel (kanttoe strooien), wanneer het eerste rijspoor op de halve werkbreedte van de kunstmeststrooier in het veld ligt. Hydraulisch op afstand bediend, er hoeft niet te worden gestopt en van de trekker afgestapt. Best.-Nr.: 921 290

Fig. 63

11.3.1

Blokkeerventiel voor Limiter M

Voor comfortabele bediening van de Limiter, voorkomt ongewild zakken van het kantstrooischerm door slechte afdichting van de stuurventielen (extra dubbelwerkend stuurventiel nodig). Best.-Nr.: 921 793

Fig. 64

11.4

Kantstrooiplaat, eenzijdig

Voor het strooien van perceelgrenzen wanneer het midden van het eerste rijspoor op 1,5 tot 2,0 m vanaf de perceelrand ligt. links - voor links kantstrooien Best.-Nr.: 173 3010 DB 568. 08.03

Fig. 65


97

Opklapbare beschermbeugel

Noodzakelijk als bescherminrichting wanneer strooischotels OM 24-36 worden gebruikt (dient als aanrijdbescherming en bescherming voor ongevallen wanneer de schotels draaien, opklapbaar voor eenvoudige verwisseling van de strooischotels). Best.-Nr.: 921 777 Fig. 66

11.6

Transport- en wegzet unit (afneembaar)

Met de afneembare transport- en wegzetinrichting (Fig. 67) kan men op eenvoudige wijze aan de driepuntshefinrichting van de trekker aankoppelen wordt het verplaatsen op het erf en in de gebouwen gemakkelijker Best.-Nr.: 914 193

a

F

Kunstmeststrooier uitsluitend met niet gevulde trechter wegzetten of verrollen (kipgevaar!)

Fig. 67

Bij rechtstreeks vullen vanuit een kipwagen, eerst de transportrollenset wegnemen.

DB 568.08.03

Extra uitvoeringen

98 11.7

Trechter opzetranden

De ZA-M 1500 profiS kunstmeststrooiers kunnen worden uitgerust met een smalle opzetrand met een inhoud van 500l (S500) (S500) (Fig. 68/1), of een brede opzetrand met een inhoud van 1000 l (L 1000) (Fig. 68/2). De brede trechter opzetrand “L” is aan de bovenzijde 2,90 m breed en maakt snel en gemakkelijk vullen met bijv. een brede industrielader mogelijk. De vulbreedte van de opzetranden S500 is even groot als bij de betreffende basismachine. Bovendien kunnen de opzetranden zoals hfdst.1.6. (technische gegevens) aangeeft, met meerdere stuks worden gecombineerd, zodat een trechterinhoud tot 3000 l kan worden bereikt

11.7.1

Trechter opzetranden S 500

Best.-Nr.: 922 782

11.7.2

Trechter opzetranden L 1000

Best.-Nr.: 922 786

a 11.7.3

trechterinhoud van de ZA-M 1500 tot 3000 l, topstangversterking gebruiken (Best.Nr.: 922 908).

Topstangversterking

Best.-Nr.: 922 908.

DB 568. 08.03

Fig. 68


99

Opklapbaar afdekkleed

Een opklapbaar afdekkleed garandeert ook bij nat weer, droge strooimiddelen in de trechter. Bij het vullen wordt het afdekkleed eenvoudig omhoog geklapt.

Fig. 69

11.8.1

Opklapbaar afdekkleed S

Voor ZA-M 1500 profiS en opzetrand S 500. Best.-Nr.: 927784

11.8.2

Opklapbaar afdekkleed L

Voor ZA-M 1500 profiS met opzetrand L 1000. Best.-Nr.: 927785

DB 568.08.03

Extra uitvoeringen

100 11.9

Verlichting voor AMAZONEaanbouwmachines

De verlichtingsset is ook later aan te bouwen en in te stellen op verschillende machinebreedten (tot 3m).

11.9.1

Complete verlichtingsset “achter "

De verlichtings-set “achter " (Fig. 70) wordt aan de ophangbeugel aan de achterwand van de trechter gemonteerd. Deze bestaat uit: lichtencombinatie rechts en links; gevarendriehoeken volgens DIN 11030; nummerplaathouder en aansluitkabel. Best.-Nr.: 916 253 Fig. 70

11.9.2

Complete verlichtingsset “voor"

De verlichtings-set “voor" is verplicht voor alle typen strooiers met een L 1000 trechter opzetrand en wordt aan de verlichtingsinstallatie achter vastgemaakt. Deze bestaat uit: gevarenborden volgens DIN 11030, met breedtelichten rechts en links en een aansluitkabel. Best.-Nr.: 917 649

DB 568. 08.03


101

Tweewegeenheid

De tweewegeenheid is noodzakelijk om de doseerschuiven afzonderlijk kunnen bedienen bij trekkers die slechts een enkelwerkende hydraulische aansluiting hebben Best.-Nr.: 145 6000 Fig. 72 → Kogelkraan gesloten. Fig. 73 → Kogelkraan geopend. Eenzijdig strooien tweewegeenheid:

met

De volgende handelingen moeten bij eenzijdig of bij het volvelds strooien van het land, voor het onafhankelijk open of sluiten van de schuiven worden uitgevoerd:

Fig. 71

Eenzijdig openen van de a) rechter doseerschuif, b.v. bij links kantstrooien met de kantstrooiplaat:

-

Beide schuiven sluiten.

-

Kogelkraan van hydraulische cilinder, voor de linker trechterpunt sluiten. Bij bedienen van het stuurventiel wordt nu alleen de rechter doseerschuif geopend en gesloten, de linker blijft gesloten.

Fig. 72

b) Eenzijdig sluiten van de rechter doseerschuif tijdens het strooien:

-

Beide schuiven geopend.

-

Kogelkraan voor hydraulische cilinder van de linker trechterpunt sluiten.

-

Stuurventiel op “heffen” en daarmee de rechter schuif sluiten.

Fig. 73

DB 568.08.03

Extra uitvoeringen

102

c) Overschakelen van eenzijdig op beide zijden strooien, b.v. bij inschakelen van de linker schuif.

-

Rechtse schuif geopend (linker schuif via de kogelkraan gesloten).

-

Kogelkraan voor hydraulische cilinder van de linker trechterpunt openen. Stuurventiel op “zakken” en daarmee zijn beide schuiven geopend

11.11

Driewegeenheid

De driewegeenheid is noodzakelijk voor gescheiden hydraulische bediening van de schuiven en de bediening van de Limiter M bij trekkers met slechts één enkelwerkend stuurventiel. Best.-Nr.: 922 320

Fig. 74

11.12

Mobiele veldtestset voor controle van de breedteverdeling

Zie hiervoor hfdst.7.4.2 Afb.-Nr.:125 900

DB 568. 08.03


Koppelingsas slipkoppeling

103

met

Indien de breekbout tussen aansluitgaffel en flens van de ingaande aandrijfas vaak breekt en bij trekkers met een bruut aangrijpende aftakaskoppeling, wordt de Walterscheid-koppelingsas met slipkoppeling aanbevolen (Fig. 75). Best.-Nr.: EJ 281 Montage:

-

Standaard koppelingsas demonteren (zie hiervoor hfdst.5.3.2).

-

De beschermkappen op de kop van de aandrijfkast losmaken en demonteren.

-

Oplichten van meedraai borging. De beschermkap verdraaien en lostrekken.

a

De originele beschermtrechter vervangen door een langer exemplaar (ter voorkoming van ongelukken)!

-

Flensgaffel op de ingaande as van de aandrijfkast demonteren

-

Ingaande as aandrijfkast schoonmaken Contramoer (Fig. 75/1) op de aansluitgaffel van slipkoppeling losdraaien (tot de draadstift niet meer buiten de kop van de contramoer uit steekt), inbusdraadstift (Fig. 75/2) eruit draaien en controleren of de aansluitgaffel licht op de aandrijfas schuift.

-

-

Fig. 75

Aansluitgaffel weer van de ingaande as trekken.

DB 568.08.03

Extra uitvoeringen

104 -

Beschermtrechter op de hals van aandrijfkast steken en door verdraaien, borgen.

-

Aansluitgaffel (Fig. 75/3) ingevet tot de aanslag op de ingaande as van de aandrijfkast (Fig. 75/4) schuiven.

I -

Zorg dat de inlegspie (Fig. 75/5) volledig is afgedekt!

De koppelingsas met slipkoppeling tegen axiale verschuiving borgen. Hiervoor de draadstift met inbussleutel vast aandraaien en met de moer (Fig. 75//1) borgen.

I

Voor de eerste keer in gebruik nemen en na lange stilstand, de slipkoppeling “luchten”.

Demontage

-

De contramoer (Fig. 75/1) in aansluitgaffel van de slipkoppeling, losdraaien. Draadstift (Fig. 75/2) eruit draaien.

-

- Met een platte staaf de aansluitgaffel mit einen Flachstab von hinten durch den Schlitz in der Schutztrichterrückwand (an der Trichterunterseite) von der Getriebeeingangswelle treiben.

DB 568. 08.03

Werking en slipkoppeling

onderhoud

aan

de

Door de slipkoppeling worden kortstondige draaimomenten vanaf ca. 400 Nm opgevangen, zoals die bij het inschakelen van de aftakas kunnen optreden. De slipkoppeling voorkomt schade aan de koppelingsas en de aandrijfelementen. Daarom moet de werking van de slipkoppeling altijd gegarandeerd zijn. Door vastplakken van de platen wordt de werking van de slipkoppeling geblokkeerd. De slipkoppeling na langere stilstand en voor het eerste keer in gebruik nemen, als volgt “luchten”:

1. Slipkoppeling van de ingaande as van de aandrijfkast demonteren.

2. Veren (Fig. 75/6) ontspannen door het losdraaien van de moeren (Fig. 75/7) entlasten. 3. Koppeling met de hand doordraaien. Hierdoor komt het vuil door roest of vocht tussen de koppelingsplaten los. 4. Moeren zover aandraaien, tot de drukveren de aangegeven lengte hebben van: a = 26,5 mm. 5. Slipkoppeling op de ingaande as van aandrijfkast schuiven en vastzetten. De slipkoppeling is nu weer gebruiksklaar. Hoge luchtvochtigheid, sterke vervuiling of schoonmaken van de machine met hogedrukreiniger verhogen het gevaar voor vastplakken van de koppelingsplaten.


Koppelingsas 100E-810

W

(Standaard koppelingsas) Best.-Nr.: EJ 280

11.15

Koppelingsas W TS 100 E-810

11.16

105

Rubber spatschermen

Wanner de achterwielen van de trekker tijdens het kunstmeststrooien, aardkluiten binnen het bereik van de draaiende strooischotels opwerpen, dienen aan de voorkant van de strooier rubber spatborden te worden aangebracht Best.-Nr.: 918 844

Telespace uittrekbaar snelkoppelsysteem. Best.-Nr.: EJ 296

DB 568.08.03

106

DB 568. 08.03

Notities

Notities

107

DB 568.08.03

$0$=21(1:(5.( H. DREYER GmbH & Co. KG Postfach 51 D-49202 Hasbergen-Gaste Duitsland Tel.: Telefax: e-mail: http://

++49 (0) 54 05 50 1-0 ++49 (0) 54 05 50 11 47 [email protected] www.amazone.de

Dochterondernemingen: D-27794 Hude • D-04249 Leipzig • F-57602 Forbach Fabrieksvestigingen in Engeland en Frankrijk Fabrieken voor minerale kunstmeststrooiers, veldspuiten, zaaimachines, grondbewerkingsmachines, universele opslaghallen en tuin & parkmachines

Bedieningshandleiding ZA-M 1500 profis

Recommend Documents