bcc m hU110eh ri 119 be bcc rl i j.hbei Ö
oosterbout
OV.ERJJLYFZE.LS
1991
fto. 3
BESTUUR:
voorzitter
Ao de Visser Lange Voren
secretaris
pe~~ngmo
13, Oosterhout
J.A.AoM. Oomen vBorsselestraat
~
J.L.A. van de Gevel Achterstraat
bestuurslià
19, Oosterhout
2, Den Hout
Chr. Buiks Roerdompstraat
46, Oosterhout
bestuurslid
CoJo Huyben Zandheuvel 42, Oosterhout
bestuurslià
So Burggraaf Mezenlaan 24, Oosterhout
REDAKTIE:
SECRETARIAAT:
Chr. Buiks s. Burggraaf J.A.A.M. Oomen
JoA.AoM. Oomen v Borsselestraat
4902 BT
19
Oosterhout
tel. 01620 - 53242.
CONTRIBUTIE: Hee~kundekring Oosterhout f 25,- per jaar Heemkundekrir.g + Brabar.ts Heem f 40,- p.jaar Donateurs f 25,- per jaar te storten op: A.BoNo Oosterhout, rek. nr. 52.12.89.181 of: Postbank giro nr. 133.69.92 beide ten name van de heemkundekring IIDe
heerlijkheid Oosterhout".
Be~indiging van het lidmaatschap schriftelijk vóór 1 januari een de penningmeestero
\!
'~
l
1631 Mededelingenblad van de heemkunèekring "DE HEERLIJKHEID OOSTERHOUT"
15e jaergang,
nunmer
3
1991 pag.
Inhoud van dit nummer
1631
Mededelingen
1632
drs. F.J.J.Engels: BODEMKUNDE,EEN INLEIDING.
1633
Chr.Buiks: OUDE ~~GEN IN DE 3ARONIE.
1645
Toine Maas:
1675
DE I1~LOED VAN DE MIDDELEEmVSE KLOOSTERS OP BRABANTSE ZANDDORPEN. J.Verhulst: HET HOLLANDSCH HUIS.
1677
Niets uit deze uitgave van de heemkunäekring mag vermenigvuldigd en / of openbaar gemaakt worden, -op welke wijze dan ook- , zonder de schriftelijke toestemming van de auteur.
/6.32MEDEDELINGEN - MEDEDELINGEN - MEDEDELINGEN -
Nu de vakantie weer voorbij is en d~ diverse verenigingen weer beginnen met hun activiteiten, beginnen ook weer de lezineen-avonden van de heemkundekring. Toch hebben we ook in de afgelopen maanden niet stilgezeten. We hopen dat u kennis hebt kunnen nemen van de tentoonstelling in het Kijkbuis en de bijbehorende voordrachten over diverse onderwerpen. Ook de Open Monumentendag is een mooie gelegenheid geweest OIDkennis te maken met een aspect van de Oosterhoutse geschiedenis (dit jaar: de Slotjes) Alweer enkele jaren wordt er voor de schooljeugd een lesbrief samengesteld. V:ant (ook) daar is bet nodig meer belangstelling te kweken voor de waardevolle overblijfsels van vroeger. In dat kader hopen we ook op uw belangstelling voor b.v. de komende lezingen-avonden in het Kijkbuis, Heuvel 23 a. Op pagina 1675-167~olgt meer informatie over deze lezingen: Op donderdag 3 oktober a.s. om 20 uur in het Kijkhuis belicht dhr. Toine Maas uit Rosmalen de invloed van de middeleeuwse klooster op de Brabantse zanddorpen. Op donderdag 28 november, weer om 20 uur in het Kijkbuis, vertelt dhr. J.Sanders uit Berlicum over de geschieàerds van het Karthuizerklooster "Het Hollanàsch Huis" in Raamsdonksveer , gesticllt door de bekende Willem van Duivenvoorde.
/633
BODEMKUNDE, EEN Drs. F.J.J.
INLEIDING
Engels, geograaf
1. Traditioneel putten heemKundigen hun Kennis uit bijvoorbeeld archieven, de mondel inge overlevering, gevelstenen, bouwwijzen en bouwmaterialen. Soms Komt ook de bodem in het vizier, maar dan niet als bron van Kennis op zich, maar Islechtsl als historische bewaarplaats van artefacten. Op zich is echter de grond onder onze voeten ook een boek over het verleden. Oude archieven zijn alleen te interpreteren als de. lezer bijvoorbeeld het Oudnederlands machtig is. Dit geldt ooK voor het .boek van de Aarde.: de boeiende inhoud ervan is pas te begrijpen, als de speurder de geologische/bodemkundige grammatica beheerst. Welnu, dit artiKel in Uw tijdschrift is een poging deze Igrammatical te schetsen (voor een deel). De buitenste
relatief
schil
dunne
van de
- aardkorst
-
op zich
bestaat
al
op het
land voor een groot deel Dit los materiaal bestaat
uit los materiaal. uit grondsoorten. Anorganische grondsoorten zijn bijvoorbeeld zand, leem en Klei. Veen is een organische grondsoort. Grondsoorten kunnen zich ergens bevinden ten gevolge van verwering van vast gesteente bijvoorbeeld
ter
-
plaatse of door
-,
zoals in de Ardennen transport door ijs,
water of wind van elders. In het laatste geval is sprake van sedimenten. De meeste grondsoorten zoals die in Nederland
, I b4 ij voorkomen, zijn er gekomen door sedimentatie. Zo is de k1ei in Zeeland aangevoerd door de zee, de keileem van Gaasterland door het landijs, de Zuidl imburgse 10ss en het Brabantse dekzand door de wind tijdens de laatste (Weichsel-)jjstijd. Is een grondlaag eenmaal ergens min of meer bl ijvend afgezet, dan begint het proces van bodemvorming, vooral door de invloed van de atmosfeer en organismen. IJ. De bodem wordt in het algemeen omschreven als het bovenste deel van een laag grond, dat gebruikt wordt door wortels van planten. Een verticale doorsnede van een bodem (het zogenaamde bodemprofiel, doorgaans circa 1 meter diep) zoals we die ergens aan treffen, toont eigenl ijk een momentopname. Ieder type bodem, oud of jong, is in ontwikkel ing. Heel oud zijn bijvoorbeeld de bodems van de tropische oerwouden (soms meer dan 2 miljoen jaar), terwijl bodems in duinen aan zee nog in de /peuterfase/ verkeren (zogenaamde vaaggrond). Wie dus iets van bodemkunde weet, weet dus of een artefact gevonden is in een reeds eeuwen stabiele laag, of in een laag die zich recent gevormd heeft (bij afwezigheid van sporen die op bodemvorming in een gevorderd stadium duiden). 111. De factoren die de vorming van een bepaald type bodem ergens beTnvloeden zijn: a. Het moedergesteente. Dit is de grondsoort waarin de bodem gaat ontstaan. De aard van dit moedermateriaal bepaalt uiteraard voor een groot deel de eigenschappen van de toekomstige bodem: j
--
,6.35
KalKrijKe, lichte, jonge zeeKlei levert voor agrariOrs een betere bodem op dan schrale, KalKarme en droogtegevoel ige deKzanden. b. Met name Russische bodemKundigen hebben de aandacht gevestigd op de grote invloed van het heersende kl imaat. Onder de
condities
van het gematigd zeekl imaat
-
-
bestaat er een groot deel van het jaar een overschot aan neerslag dat de grond inzakt. Dit doorsijpelend regenwater loogt op weg naar het grondwater de grond uit. Dit is een natuurl ijk verarmingsproces. Kalk-, klei-, humus- en ijzerdeeltjes verdwijnen zodoende uit de bovenste decimeters van de grond. Dit proces heet uitlogen of uitspoelen. De laag (horizont) bovenin het profiel waarin dit proces eeuwenlang heeft plaats gevonden, heet de uitspoel ingshorizont. In zandgrond is deze horizont doorgaans asgrauw van kleur en ongeveer 10 cm dik (afhankel ijk van plaatsel ijke omstandigheden zoals de grondwaterstand). Het aldus verticaal verplaatste materiaal hecht zich dieper in , de grond weer vast aan het moedermateriaal bijvoorbeeld aan zandkorreltjes. De humusen ijzerhuidjes rond zandkorrels geven deze inspoel ingshorizont doorgaans een bruinrode kleur. (IJzer)oerlaag is een oudere benaming voor deze horizont. De zandkorreltjes in de inspoel ingshorizont zijn min of meer aan elkaar gekit. Daarom probeerden boeren deze laag vroeger dan ook te breken bij ontginning van een heideveld. Deze laag blokkeert immers de verticale bewegingen van water in de grond: naar beneden in vochtige tijden, naar boven ( capillariteit) in droge tijden. Onder de uitspoel ingshorizont zit dan het moedermateriaal zoals
in Nederland
c. De flora. voor een deel bacteriOn
-
.
Afval van planten verandert
-
mede door de werking
in humus.
Een goed
van
ontwiKkelde
/636 '- -,
\
A B
c
Heideprofiel. A. Bleekzand: daarboven heiplag. B. Zandoer. C. Geel zand.
Dopheide.
Sruikheide. Een ~eestertJe. sterk vertakt. met roodbruine. liggende ol stijgende >'~- :;e'> De ongesteelde bladen zijn klein en groeien dicht bij elkaar. Zij bedekken :e ~o_t1ge stengels In rijen Aan het einde veel paarse bloempjes. links onder: één :: oe~ en twee bladen aan de stengel De kelk bestaat Uit vier langewerpige slippen, :~ <':-:;n IS kle,ner dan de kelk en vierslippig Tussen de acht oranje meeldraden 5t~ek' de stijl met de stempel uit.
1
/6.37 humus Komt de bodemvruchtbaarheid zeer ten goede. Vandaar dat onze voorouders met behulp van het - in ecologische zin onvolprezen - potstalsysteem deze 1aag Kunstmatig hebben opgehoogd. Hierdoor o~tonden de typische bodems van oude aKKerlanden als de essen: de eerdgronden (vaaK al door hun bultvorm in het landschap te loka1 iseren). De code van deze dikke, antropogene humuslaag is Aan. Goed ontwikKelde humus-, uitspoel ings- en inspoelingshorizonten wijzen dus op een stabiele toestand van een bodem gedurende meerdere eeuwen!
d. De tijd. Bodemvormende processen, zoals boven omschreven, hebben ononderbroken tijd nodig. Pogingen tot bodemvorming in bijvoorbeeld een nog dynamisch stuifzandgebied is in ncgo.mate frustrerend! Als er zich een dun humus- en uitspoel ingshorizontje heeft gevormd, kan het verdere proces worden stopgezet door stormen die een nieuwe zandlaag van enkele d~cimeters op het prille bodempje deponeren. e. Het rel ilf. Deze factor is in Nederland eigenl ijk al1een in Zuid-Limburg echt van groot belang. Op steile hell ingen zal - zeker indien het bos is gekapt - grond in regenrijke tijden telkens naar beneden afgl ijden of spoelen, waardoor bodemvorming ooK niet de nodige tijd wordt gegund. f. de activiteiten van de fauna (mollen, regenwormen) zijn gunstig voor-dë bodemvruchtbaarheid. g. De geohydrolog~ toestand van een gebied. Gebieden met een stagnerende, slechte afwatering Krijgen andere bodems dan regio's met een diepe 1igging van het grondwaterniveau. RoestvlekKen in het zand
/6J8 en grijsblauw zand eronder wijzen op hogel sterk fluctuerende grondwaterstanden. Als door een ruilverKavel ing de grondwaterstand in bijvoorbeeld beekdalen fl ink is verlaagd, dan wijzen deze ~fossiele~ hydromorfe fenomenen
1 ieu.
h. Last but not least: de mens als bodemvormende ~factor~. Nederland is een land waar bij wijze van spreken welhaast iedere vierkante meter in de loop der tijden al minstens eenmaal op de schop is gegaan. De mens is vooral sinds circa 1880 zich steeds meer gaan bemoeien met de fysische en chemische vruchtbaarheid van de te bewerken bodem. Wat te d~ep 1 igt, wordt opgehoogd; wat te hobbel ig is, wordt gelgal iseerd, wat te droog is, wordt getrrigeerd; wat te nat is, wordt gedraineerd; wat te weinig voedingsstoffen heeft, wordt van kunstmest voorzien; klei die te zwaar, te compact is wordt -zoals de komgronden in de 8etuwe met diepploegen ~verbeterd~. Natuurl ijke loofbossen - met hun prima humus - zijn in bijvoorbeeld Zuid-Limburg al vele eeuwen geleden grotendeels gerooid. PLaatsnamen met de uitgang -rade wijzen hier nog op. Ondanks de graften is door dit rooien omvangrijke bodemerosie toch niet voorkomen.
-
IV. In de Brabantse zandgronden is de podsol bodem <podsolgrond) een veel voorkomend bodemtype. Juist deze bodem heeft zich vaak in alle rust na de roerige tijden van het Weichsel-glaciaal kunnen ontwikkelen. Het podsol prof iel van het
/614 Een knnrt uit do XIXe eeuw, wonr de etuitduinen duidelijk to zien zijn. de8che het
Het noorden Beon echter
Wilhelminokanoel
1e 11nkoboven. Lievenehove. en
het
Ondereen op de koert de Oude BreAen de reohter-rend zouden loter
Kanoal-eiland
verechijnen.
Een
cantol
perceelgrenzen io onverenderd gebleven. Vergelijk pag. 1641. ~'.'.
,.
.e
~
~'. .""~ ../' \.-' -"-' '. \ 10...
-.
-'
.. .,
1 /6 'IQ JdrogeJ type vertoont van boven naar beneden: de strooisel laag (code Ao): losse takjes en blaadjes, de humuslaag (code Al),
-
-- de de
uitspoelingshorizont inspoel
(code
ingshorizont
(code
A2), B2h;
de JhJ
nadr de inspoeling van humus). het moedermateriaal , in dit geval dus zand (code C). Figuur 1 beeldt schematisch deze podsol bodem uit zoa1s die op bijvoorbeeld dekzandruggen is te vinden (haarpodsolgrond). verwijst
-
FIGUUR 1, (HAAR)PODSOLGROND (SCHEMATISCH)
-
5
code
benoem i ng horizont
diepte in cm onder het maaiveld (aem i dde 1d) o 5 cm
laag
Ao
humuslaag
Al
strooisel
15 cm
15
- 35
cm uitspoel
35
- 60
cm
ingshorizont
A2
inspoel ingshorizont
B2h
60 cm en dieper: daarvan
moedergesteente
C
afwijkende
D
laag
161/2. Het equivalent van de podsol bodem in zeer oude rivierklei en 10ss heet brikgrond. In plaats van humus en/of ijzer is dan klei ingespoeld (B2tj ~t~: textuur). Voor een overzicht van de vijf orden (hoofdtypen) van Nederlandse bodems: zie figuur 2. FIGUUR
2. De 5 belangrijke Nederland. Bron:
orden
in
Grote Bosat las 50e. editie
,
Bodemrypen
Kenmerken
Veengronoe"
! Gronaen ale I""sen0 en80 cm OlePlevoormeerdande helhvanoe dikteUil veenachtig en , humeusmaleflaalbeslaan
Podzolgronoer
t MIOeralegronaenmei eenoUldeli,.eB nOflzom welkeISomslaanooorIOspoeling vanhumus I eniJzerverblnaingen vanuIloebovenliggenae A.holl/om.
Slikgronden
I Mineralegronaenme.eenbfl.,aag,; 8.hOrlZom vanlenmlnSIC 15 cm dik.waarbijhet I IOgespoelae maleflaalbeSlaaiuil ",ne kleldeellJesl
f ero9ronoen Vaaggronden
I Mineralegrondenmeieenhumusri,.eA.holl/omwelkeOPnaluurliJke wille ISomstaan IlOlaaggelegen oee.dalenlot onaermenselij.eInvloed(0a plaggen-enbaggeroemestlngl i
! GrondenwaaflnnoggeenA. enS.hoflzomen101omwikkelinglijn gekomen.
De reeds
vermelde
cultuurtechnische
werkzaamheden hebben echter het oppervlak aan podsolbodems sterk doen inkrimpen, met name sinds circa 1880: het begin van de grootscheepse modernisering van de landbouw op de zandgronden (zie figuur 3).Met name de werkverschaffingsprojecten in de jaren dertig waren rampzal ig. Vele ha h~idevelden werden toen immers omgeploegd en beplant met naaldbomen. Hierdoor verdween vaak het bodemprofiel ( Onder eerdgronden is vaak nog wèl een deel van het oorspronkel ijke podsolprofiel te zien en wel de B-horizont: onze verre voorouders beschikten nog niet over pJoegen met een grote ~diepgang~). Ook in de jaren vijftig is nog menige ha aan podsolbodem verdwenen door het streven naar meer landbouwgrond. De tijden zijn veranderd. Polders worden weer ~drijvende' gemaakt. Heidevelden worden weer aangelegd;
IbliJ
maar het zal nu duidel
ijk
zijn,
dat daarmee
de bijbehorende bodemkundige component, d'aloude podsol niet zogauw gereconstrueerd is, zelfs niet door de Heidemij..... De grootste kans op het vinden van een gave paradoxaal in podsol bestaat nu zandverstuivingsgebieden, zoals de Vraggelse Heide, Loonse en Drunense Duinen. Zelfs met zeer geavanceerde cultuurtechnische middelen was hier economisch toch weinig eer aan te behalen. Bovendien hadden veel van deze gebi eden tijdig de status van beschermd 'natuur'gebied gekregen (well icht hangt het één met het ander samen!) Verder zijn in deze dynamische stuifzandgebieden podsolbodems vaak bedolven onder een laag stuifzand. Hierdoor wordt een fossiele bodem perfect geconserveerd. Een dergel ijke fossiele bodem is aan te treffen aan de oostkant van de Vraggelse Heide, ten noorden van de school .Lievenshove.. Soms wordt de bodemvormende processen de tijd gegund, in de deklaag weer een nieuwe podsol te onwikkelen. In Drente heb ik zodoende een groevewand met drie podsolprofielen gezien. Zo'n bedolven podsolbodem geeft in ieder geval de onderzoeker aan, waar vroeger gedurende vele eeuwen het oppervlak was. Eventuele artefacten zijn dan naar 1 igging te relateren aan dit fossiele oppervlak. De stuifzandgebieden zijn in het algemeen ontstaan in de late Middeleeuwen (ten gevolge van onder andere onverantwoord veelvuldig heideplaggen afsteken) en hebben zich nog kunnen uitbreiden tot in de negentiende eeuw. Staatsbosbeheer maakte een einde aan de stuifpret (tot grote opluchting van de boeren die rond de stuifzanden grond hadden). Men sprak toen ook van .woeste gronden.: gronden die nog niet in cultuur waren gebracht, die nog mens-
-
-
-
-
JA~~ vijandig waren. Gelukkig denken we daar nu wel anders over, maar op de resterende podsolgronden moeten we toch zuiniger zijn!
FIGUUR 3. Ploeg, tweede helft negentiende eeuw. Bron: Reinders(1899), Handboek voor den Nederlandschen landbouw en Veeteelt, Wolters, Groningen, 4e. druk
j
Ibl.tS
OUDE WEGEN IN DE BARONIE Chr.Buiks
In het onderstaande wordt gepoogd een overzicht te geven van de verschillende soorten wegen die tijdens de late middel-eeuwen en het ancien régime bestonden in de Baronie. Ook worden de namen van enkele veel voorkomende wegen verklaard. Al in de prehistorie moeten er talrijke wegen in de Baronie bestaan hebben, de meeste uiteraard slechts in gebruik als voetpad of als veeweg. Voor het tracé van de veronderstelde romeinse wegen door dit gebied bestaan wel aanwijzingen, echter nog steeds geen bewijzen. De door de meeste schrijvers genoemde romeinse weg zou lopen van Brècht naar Zundert, Rijsbergen, Prinsenbeek en vervolgens naar Terheyden en dan via Den Hout naar Geertruidenbergl. Het opstellen van een tracé van een romeinse weg wordt louter gebaseerd op romein-se vondsten langs een bepaalde route, niet op het daadwerkelijk aantonen (door opgravingen) van een dergelijke weg.2
~r
fücurvû: (dis
mthu&.
~
'buo.
"!rtÛunis.
Een wagen bespannen met twee paarden. De man zit met een boog op de wagen en houdt een hert (?) in de hand. Let op de zwing en de haamsknuppels .Afbeelding uit de 13e eeuw.
t6t!J De bekendste benaming voor een grote, doorgaande weg, die twee dorpen met elkaar verbond,was heerstraat, heerbaan of heerweg (ook:herstraat etc.). In heerstraat betekent het eerste lid waarschijnlijk "leger"3. Een dergelijke weg diende dus mogelijk voor het snelle transport van troepen. Dit soort wegen moest uiteraard goed berijdbaar zijn, daar in de tros de "bagage" van het leger per wagen vervoerd werd. In een ordonnantie van 1699 betreffende de wegenaanleg in de Baronie luidt het dan ook: "..door de Heijden en vroenten van de eene plaats na de andere linierechtjvoor soo veel sulks bequamelijk kan geschiedenj op te werpen, te maken en wel tonnerond te leggen breede ruyme wegen, heijrbanen of deijken ter hoogte van vier voeten en breete van twee roeijen en aan bijde de zijden met bequame slooten,4. De voorgeschreven breedte van 2 roeden ofwel 40 voeten komt overeen met ongeveer 11,2 meter. Het onderhoud van de heerbanen kwam voor rekening van het gehele corpus van een dorp. De schout liet bij kerkgebod bekend maken wanneer een bepaalde weg hersteld moest worden. Wie bij dit "panieren" of pionieren niet kwam opdagen moest een boete betalen. Uit elk huisgezin werd gewoonlijk één volwassen persoon met paard en wagen en voorzien van een schop verwacht. In 1661 weigerden enkele pachters van Tongerlo te KleinZundert om een heerweg onder Groot-Zundert te helpen opmaken omdat volgens hen nog nooit mensen uit KleinZundert hieraan hadden meegeholpen. Schout Vergouwen legde echter beslag op hun goederen.5 De gezworenen waren meestal belast met het toezicht op de werkzaamheden. Ook waren er wel aparte "straat-meesters". In het najaar van 1657 vinden we bv. een gezworene van Teteringen en de straatmeester van de nederzettingen Molengracht, Lovensdijk en Zandberg in conflikt met enkele personen die weigerden mee te werken aan de reparatie van de wegen in dat "district". Bij een poging om beslag te leggen op enkele goederen van deze personen, werd er zulke felle weerstand geboden dat gezworene, straatmeester en zelfs het gehele corpus van de "gemeente" zich terug moesten trekken. R 827, f78, 78v. Na afloop van het werk werden de geburen wel getracteerd op bier. De heerbanen moesten door het gehele corpus beplant worden met eiken, essen of berken. Op deze straten mocht men geen zoden steken of vee laten weiden, daar men anders de aanplant zou kunnen beschadigen. Enkele voorbeelden van heerstraten, heerbanen en heerwegen:
liJ Ii 7
de heeren straete off den breeden wegh tot Oeckel..den gemeenen wegh off heirbaene, 1693, R Rijsbergen 38, f72den heirwech in de hout se acker, 1624, P1259, f35 land in Lieseh, suytwaerts aende herbane aldaer, noort-waerts aende gebuer oft 's heerenstrate, 1617, R720, f138v den wech oft herbane van Baerle naer Alffen, 1663, R796, f68v opte herbaen na Turnhout, 1539, R787, f159 aen sheeren herbaene,te Baarle, 1659, R796, fIS aenden herwech van st.Geertruydenberge,te Heusdenhout, 1634, P118, f73v de herbaene naer Baerl, te Ginneken, 1634, Pl18,
f74v ene heerstrate van sinen goede toter naester straten..oppe te varen ende te keren tot sinen goede, 1331, bij Dongen 6
~
.
--
Pieter Bruegel: een Kempens dorp. De weg lijkt breed, maar is blijkbaar verzorgde toestand.
in niet al te goed
1&1/8 Laatstgenoemde attestatie wekt enige verbazing: hier wordt namelijk verlof gegeven tot de aanleg van een heerstraat van een goed dat in particuliere hand is naar de dichtstbij gelegen openbare weg. Een dergelijke weg zal eerder een "gebuurstraat" geweest zijn dan een heer-
straat. Een bijzondere belangrijke heerstraat werd mogelijk genoemd "rechte heerstraat" of kortweg "rechte straat". Een dergelijke straatnaam komt o.a. voor te Hasselt 7, en zou "de belangrijkste, breedste, of althans één van de belangrijkste straten van de stad zijn. In elk geval gaf Hertog Albrecht in 1399 aan het stadsbestuur van Geertruidenberg opdracht het ontwijken van de tol te verhinderen door het oprichten van versperringen voor het verkeer buiten de "rechte heerstrate"s. In Brussel mochten de inwoners van de buitenstad, die klein gehuisvest waren 'in de rechte straten' geen konijnen en ganzen houden, daar anders het verkeer aldaar te veel
belemmerd werd
9.
De grote, doorgaande weg waarlangs het
verkeer van Utrecht-Geertruidenberg naar OosterhoutHoogstraten plaats vond werd de 'Rechtendyc' genoemd,
1414
10.
Een belangrijke en zeer oude weg die ook met Rechte straat werd aangeduid vormde de verbinding tussen Hoogstraten in het zuiden en Ulvenhout in het noorden. Deze weg sloot waarschijnlijk via Tervoort en Dorst aan bij de hierboven genoemde Rechtendijk. Tulvenhout
in de rechte
strate,1540,R678,f121v
aen de recht strate,1467,Minderhout
11
in de rechte straet,1634,Notsel,Pl18,f81v aen die recht strate, 1455, Hoogstraten 12 Een rechte straat was waarschijnlijk een straat, welke men van rechtswege moest volgen, niet een straat die door zijn opvallend recht verloop de aandacht trok. Vermeldingen van rechte straten zijn verder schaars in de Baronie: op Boeimeer onder Princenhage wordt in 1634 nog een 'rechte strate' vermeld, P124, f91, waarschijnlijk een gedeelte van het trajekt Hoogstraten-GalderPrincenhage-Nieuw Veer-Dordrecht (romeins?). Vrijwel alle straten waren vroeger krom, zodat een benaming kromme straat een weinig uitzonderlijke situatie aanduidde. Te Klein-Zundert lag in 1448 'dat crom-
straetken'13.
I.
& .~'f =-.t~( ";";-., ". ,.
/6i1g Een HeerBtraat waB niet identiek met 'B HerenBtraat. Deze aanduiding heeft betrekking op een openbare weg. We vinden deze benaming duizenden malen in de archieven. Een 'B Heren-Btraat was bezit van de grondheer, evenalB bv. alle openbare wateren, hekken etc. Deze werden dan ook wel aangeduid als 'B Heren Btroom, 'B Heren loop, 'B heren veken etc. Een heerBtraat waB uiteraard ook een openbare weg en zo kan men dan ook dikwijlB de vorm 'B Heren herstraet tegenkomen, hetgeen uiteraard de verwarring tussen 's heren Btraat en heerBtraat bevorderd zal hebben. De postbanen die door de Baronie liepen deden zoalB ook de door de romeinen aangelegde wegen, geen dorpen aan, maar liepen over een zo kort mogelijk tracé naar de plaatB van bestemming. Bij Rucphen kruisten twee oude pOBtbanen elkaar: één die van noord naar zuid voerde (Moerdijk-Antwerpen) en een andere, die van oost naar west liep (Breda -Bergen op Zoom)14. Over dergelijke postbanen werden niet alleen brieven en andere pOBtstukken vervoerd, maar ook personen. Deze postbanen hadden somB een respectabele breedte: zo was de bovenvermelde postbaan Moerdijk-Antwerpen bij de Vissenheuvel onder ESBen/ Kalmthout 40-55 m. breed, terwijl het gedeelte van die baan, dat niet voor niets de naam Bredestraat droeg tussen de 45 en 55 m. breed bleek te zijn IS Aan de weBtzijde van het Liesbos lag de Oude Moerdijkse Postbaan, een verbinding tussen Holland en AntwerpenBrussel. Ook bij Baarle lag een postweg: "tot Bos-schoven, suytwaerts de postweg" ,1753, R Baarle 113, f141v. (deel van de verbinding Tilburg-Antwerpen).
---~~ , .~-
~
'~
-------.-r: '.' :' ~:\.
~ -:--:::;. " ~ ~-
~. --.
,6$0 Als een weg alleen diende voor de postbode, kon deze smal zijn en bv. alleen te voet of te paard begaanbaar zijn. Zo liep er tussen Breda en Geertruidenberg een pad. Een gedeelte hiervan was alleen in de zomer begaanbaar, namelijk het deel direkt bij Breda, waar men de moerassige Vucht moest passeren. Via beemden en vondels (bruggetjes) kon men vanuit de Teteringsedijk richting Den Hout en zo naar Geertruidenberg (vandaar de naam Bergsepad). Over het verloop van dit pad op Teterings gebied zijn we goed ingelicht dankzij een verklaring van de 86-jarige Cornelis Boomaers uit het jaar 1783.16.
Ten westen van de kom van Rijsbergen en Zundert liep de "zomerweg" van Breda naar Antwerpen: den somerwech van Breda doir de heyde naer antwerpen, 1533, P134, f66 den wech die van Antwerpen coompt ende loopt buyten Sundert nae Breda, 1634, P135, f111. en de daarmee Deze weg was dus bij de hoge waterstanden in de wintergepaard gaande modderigheid onbruikbaar: maanden was men dan weer aangewezen op de gewone heerbanen. Een gebuurstraat was een minder belangrijke straat, gebruikt door de geburen, soms ook wel aangeduid als "de gebuerlycke strate" ,Klein- Zundert, 1503, R Zundert 282, f19. De gebuur straten vormden dus verbindingen binnen de nederzetting of van de nederzetting naar de akkers, beemden of bossen. Enkele andere vermeldingen: den gebuer ackerdyck,Dorst,1624,P1259,f102v aende gebuer oft s'Heerenstrate,tot Effen, 1635,R723,f138v Gemeen in benamingen van straten wijst op gemeenschappelijk gebruik en onderhoud. Zo bv. in "den gemeynen pat" te Hazeldonk, 1559, R743, f131. Onverwacht hoog is het aantal verschillende soorten wegen dat men vroeger onderscheidde, elk met zijn eigen voorgeschreven breedte. Zo kende men behalve de boven reeds ter sprake gebrachte heerweg nog vaarwegen, kerkwegen, bornwegen, molenwegen, akkerwegen etc. In het hertogdom Brabant was de voorgeschreven breedte van de diverse soorten als volgt 11: een herstraet XL voeten(=11,2 m.) XXXII voet eenen dycwech XVI voet eenen vaerwech VI voet eenen kerckwech IIII voet eenen voetpat eenen born oft waterwech (naar een put) VI oft VII voet
11,5/
eenen molenwech met hooftsacken eenen molenwech
met sacken
eenen molenwechmet kerre
te perdt
VI voet VIII
voet
XII voet
een kouter of ploechwech (=akkerweg) XII voet eenen leydwech vanden dorpe oft merct met schapen oft andere beesten (stouwweg) XXIlIl voet eenen bruytwech (mestweg) VII voet De benamingen in de Baronie zijn enigszins afwijkend van die uit bovenstaand overzicht uit Den Bosch. In de Baronie komen dijkweg en bruytweg, voor zover bekend, niet onder deze namen voor, terwijl ook leidweg hier anders genoemd wordt dan in de Meiery (nl. stouwweg). In de Costumen van stad en land van Breda (RANB, Coll.Cuypers van Velthoven, 513, f141) wordt ook een overzicht van de wegen gegeven: 4 voet Eenen manspadt eenen kerckwech 6 voet eenen borrewech 6 voet 6 voet molenwech met hooftsacken sonder ander getouw molenwech met sacken te peerde
8 voet
molenwech met karre te vaeren 12 voet 12 voet een coutergat eenen leytwech van t'ene dorp int andere, daer 16 voet vekene hangen eenen dryffwech van een merckt in d'ander 24 voet daermen alderhande beesten drijft 6 voet eenen bruijtwech 40 voet eenen heirwech
1/)51.
Een vaarweg is geen waterweg, zoals men allicht zou kunnen vermoeden, maar een weg, waarlangs gevaren, dat is gereden werd. In de Baronie noemt men dit soort wegen eerder wagen- of karweg: den wagenwech, breet 2 roeden, Overa,1634,P124,f50 den wagenwech, 2 roeden breet, Princenhage, 1634, P124, f92v de wagenwech, Teteringen, 1634, P85, f77 opte houtsche acker..oost de wagenwech, 1590, R Oosterhout 285, f25v den wagenwegh, Bavel, 1699, P121, f1036. den karwegh, Galder, 1721, R Ginneken 86, f54 het karstraetjen op den Eykberg, 1725, P123, f162 (Bavel) de karwegh, Chaam, 1729, R Chaam 176, f124 De wagenwegen in Princenhage waren volgens de vermeldingen 2 roeden ofwel 40 voet breed (dus even breed als een heerbaan). In het bovenstaand schema voor de Meiery noemt men voor een vaarweg slechts 16 voet, terwijl elders ook wel 12 voet opge- geven wordt 18. Of we bij dit soort wegen ook moeten rekenen de in 1425 genoemde "Ryestraet,,19 is onduidelijk. Het middelnederlands Ridewech heeft weliswaar als betekenis "rijweg, wagenweg" 20, maar het zou ook een weg kunnen zijn naar een gebied met de naam de Rijten (met syncope van t). Waarschijnlijk toch wel identiek met een karweg. Molenwegen of molenstraten vindt men bij tientallen in de Baronie. We volstaan met slechts enkele voorbeelden: den Moolenwegh, Ginneken, 1746, R1058 (naar de Teteringse molen in de Zandbergen) de molenstraet, Rijsbergen, 1694, R755, f143 de Meulenstrate, Princenhage, 1598, R718, f39v.
IhSJ
-
Wegens de excentrische ligging van de verschillende banmolens, waarop ingezetenen van een dorp verplicht waren hun graan te laten malen, waren de molenwegen vaak lang. Zo stond de molen van Ginneken helemaal in het uiterste zuiden van die plaats tegen het Land van Hoogstraten. Evenzo de molen(s) van Teteringen in het uiterste zuiden van Teteringen tegen de Molenlei bij Ginneken. Kerkwegen en kerkpaden vindt men bij tientallen in de Baronie. Vaak liepen deze voor een belangrijk deel van het trajekt tussen en over de akkers of weilanden. Kerkwegen moesten in de Meierra maar ook in de omgeving van Leuven 6 voet breed zijn I. Hoe men zich trouwens het zondagse kerkbezoek van de parochianen behorend onder de oerparochie Gilze, maar wonend onder het dorp Sprundel of Etten voor moet stellen is onduidelijk. Dat is een afstand van enkele tientallen kilometers. Waarschijnlijk ging men slechts op hoogtijdagen ter kerke en dan niet te voet maar met paard en wagen, zoals ook bejaarden wel plachten te doen in later tijd. Evenals molens stonden ook kerkgebouwen wel eens zeer excentrisch: zo bv. ook de kerk van Ginneken, die op vele kilometers van bv. Galder gelegen was. De inwoners van Terheyden en Teteringen hoorden vanouds kerkeliijk onder Breda. In 1400 richtten de inwoners van Terheyden zich tot het bestuur van de stad Breda om een eigen kapel te mogen oprichten, dit met het oog op de slechte toestand van de weg tussen Terheyden en Breda 'mits verheyt des weghes ende groten noet van water,n. In 1471 verzocht 'Jan Jan Aertssoonssoon alias van den Werck' aan schepenen van Etten om een kerkweg te ontsluiten. Deze zou vroeger over een 'walleken' gelopen hebben, op welke plaats nu echter een 'heyning' van Margriet Anthonisdochter van Baerle lag. Margriet
/654 bracht hier tegen in dat men vroeger door een straatje aldaar naar de kerk ging, maar dat sommigen bij slecht weer door haar heining kwamen. Die heining bestond volgens haar al zowat 40 jaar, terwijl het gebruik om door haar heining te gaan nog geen 30 jaar gaande was (30 jaar is een verjaringstermijn). De schepenen waren niet 'vroed' genoeg en gingen ten hoofde bij de Bredase hoofdbank ~. Hoe het oordeel uitviel is niet bekend. an die kercwech, Princenhage, 1414 ~ die kerckwech diemen doirt acker ter Ae1st
wt(=waert) gaet, 1479, ROosterhout
259, f130
den kercwech, Klein-Zundert, 1448 ~ van Effenen neffens den kerckdyc tote op die Bye,
.
)
)
f
1310 u
de cappelstraet,
Galder,
1706, R701,
f83v
Veel minder vindt men de benaming lijkweg, de weg waarlangs men de dode naar zijn laatste rustplaats bracht en waar-schijnlijk vaak identiek met kerkweg. Eeuwenlang werden de overledenen in de kerk begraven, zeker althans de beter gegoeden. Daarnaast lag er tegen de meeste kerken wel een kerkhof (binnen een omheining, een muur: hier kon men ook asyl krijgen). de lijckwech van der Aelst, 1624, P1259, f55v (van Ter Aalst naar Oosterhout) den lijckwech inde cleyn zundertsche acker, 1692,R755,f68 den lijkweg, Castelre, 1750, R Baarle 113, f49 Of we hierbij ook moeten voegen de in 1556 te KleinZundert genoemde 'gemeynen miswech', R743, f35bis, is onduidelijk. Men zou ook kunnen denken aan mestweg (hoewel die benaming, evenals trouwens misweg elders in de Baronie nog niet is aangetroffen). Elders gebruikte benamingen voor lijkweg zijn doodweg en reenweg 27.
1 )
,6tt De weg naar of in het bouwlandcomplex van een nederzetting -de dorps akker- werd akkerweg of akkerstraat genoemd, ook wel akkerdijk. Zo'n akkerweg moest, als we die tenminste gelijk mogen stellen met de uit de Meiery bekende 'ploechwech' of 'kouterwech', 12 voet breed zijn, dat is ongeveer 3,4 m. Binnen dit akkercomplex was het aantal wegen en wallen/ heggen beperkt, daar hier de beste grond van de nederzetting lag. Wel waren er nog wegen over braakliggende gronden, de zo-genaamde groene wegen. Veel grond lag er trouwens nooit braak in deze dorps akkers: dat gebeurde meer met de later ontgonnen gronden aan de rand van de heide. Deze braakliggende gronden werden enkele jaren beweid en dan weer onder de ploeg genomen. Een karrespoor tussen de akkers werd in de Baronie ook wel aangeduid met trempt, tremst (verwant met termt= grens ~) of met scheidries. Enkele voorbeelden: lants inden grooten acker mette een eynde comende opten gruynen wech, Hazeldonk (Rijsbergen), 1527, R739, f40 aende Gruenstrate, Prinsenbeek, 1598, R718, f38v de groenstrate, Dorst, 1592, ROosterhout 285, f83 den groenenwech, Dorst, 1479, ROosterhout 259,
f159v
te schijden op de helft van de trempt, Chaam, 1727, R Chaam 176, f49 erffwech over..lant, van outs genaemt den ouden trempt, Bavel, 1656, R695, f43 het middelste in den huysacker scheydende van het agterste met een scheydriesken, Princenhage, 1698, R733, f44v .
,.
Een aardkar, de alom in de Kempen gebruikte kar voor het vervoer van mest, aardappelen, zakken graan, vlaggen etc. Zo'n kar was handig omdat de inhoud ervan 'gekiept' of 'gestulpt' kon worden. Uit: Dr.J.Gossenaerts: De taal van en om het landbouwbedrijf in het N.-W.van de Kempen, p.20
IÓS' De betekenis van tremt, trempel wordt ook welomschreven als 'karrepad tussen twee akkers of smalle, met gras begroeide strook tussen twee akkers'~. Een straatnaam die in de Baronie wel zijn oostgrens bereikt is zoekweg. In Roosendaal en overig West-Brabant nog algemeen, treft men deze term nog enkele malen aan in Etten, maar niet verder naar het oosten. Men omschrijft een zoekweg wel als 'een over een bepaald stuk land of erf lopende weg, waarover een naburig grondgebruiker recht van uitweg heeft verkregen om van zijn land of erf de opnebare weg of vaart te kunnen bereiken' ~. In een ordonnantie van 1779 rakende de Baronie spreekt men van 'Soek-Weegen of AckerStraatjes,31. Onder EssenKalmthout wordt een'soeckwegh gnt. den groenen wegh'vermeld. Enkele vermeldingen uit Etten: ..te hebben ende te gebruken..eenen soecwech wegende over Cornelis Toen Lam Tax erve neffens den westcant van der ouder Vaert, 1470 ~ ..te varen ende te keren met behemelde (=gemuilkorfde) beesten (=koeien) gelyc men over eenen soecwech sculdich is te wegen,1474,R Etten 262, flOv. Mogelijk moet men ter verklaring van het eerste lid in zoekweg aansluiten bij het in de Baronie wel bekende woord Zoe, zoeg, zoei in de betekenis van sloot, vrijwel steeds in de dorps akker (mogelijk vaak droog staande). Een zoe of soeg is bv. bekend uit Baarle,A1phen en Gilze. Een zoekweg of zoekstraat zou dan een weg langs een dergelijke waterloop zijn. Vgl. de in Holland veel voorkomende benaming Gaweg (weg langs een ga of gouw: ook werd deze weg zelf wel aangeduid met gouw 33). Onder Zundert kende men een waterplas 'den ouden Soeck', 1687, R Zundert 324, f41. De onder Oosterhout te plaatsen naam van een weg, welke reeds in 1328 voorkomt in een persoonsnaam 'den Aweech'~ is te vergelijken met een constructie als zoekweg. Van weg langs een sloot moet de betekenis van zoekweg ge-ëvolueerd zijn tot akkerpad (pad over iemand anders eigendom). Hiermee zijn we dan gekomen aan het vaak tot twisten aangevende recht van overweg. Door de vele kleine tot zeer kleine percelen (vooral in de dorpsakker) lagen lang niet alle stukken grond aan een openbare weg. Bij splitsing van een perceel onder twee of meer erfgenamen kwam het regelmatig voor,dat de ene erfgenaam recht van
IbSl overweg moest toestaan aan een andere. Een dergelijke weg werd in de Baronie meestal aangeduid met de term erfweg of erfgebruikweg. Als iemand gedurende 30 jaar over iemand anders eigendom had gereden was het recht van overweg niet meer aantastbaar. Schier talloos zijn de attestaties waarin het recht van overweg gestipuleerd
wordt:
wegen sal ten naesten velde ende ter minster schade met gehemelde (sic) beesten, te varen, te stouwen, te ver-keren ende te keren, Gil ze, 1502, R415, f238v eenen erfbruyckwech tot aende gebuerstrate genaemt de schaeghstrate voirs. uut ende in, Rijen, 1560, R661, f107v mogen wegen ende stegen met gemuylkorfde off geleyde beesten ende met miskarren ende wagens als van oudts, Zundert, 1681, R753, f42 te openen eenen wech 14 voet wyt oft breet om van denzelven wech te varen ende te stouwen, te gaen, te staen, te weynen (keren, wenden) ende te keren, Zundert, 1507, R Zundert 283, f22 erfgebruyckwech over de erve genaemt de willaert ..om dair te mogen gaen ende staen, varen, stouwen, keren ende verkeren met behemelde beesten, Alphen, 1533, R673, f57v eenen erfgebruyckwech over een erve dewelck Godert (de verkoper) tot eenen wech affgraven sal, 11 voeten wyt, tusschen beyde grachten (=wallen)..sal mogen gebruycken om dair over te mogen varen, gaen, stouwen, keren ende verkeren soo wel met ongehemelde als behemelde beesten, mer derffe-lycheyt van de wech sal de voirs. Goderden Willem Vincx bliven toebehoren, Alphen, 1531, R726, f139v.
,658 haeren wech hebbben sullen van ryen, stouwen ende andersins, mits de beesten muylcorvende, Rijsbergen, 1661, R750, f107 dat sy metten stuck weyden genaemt d'achterste Smeiren..in de stuyft sal mogen wegen ende stegen, ryden, vaeren, stouwen met peerden, beesten, schapen, keeren ende wederkeeren over ende door den wech off stuck erffs, Princenhage, 1614, R720,
f59 stuck beemden met uitweg..mette wagen dair over te varen ende niet te stouwen of te rijen, Terheyden, 1502, R41, f354v eenen erfwech aengaende van der straten ter ryolen toe..desen erfwech sullen sy varen, keeren ende weynden tot horen oerbaer tot haren moer, Dongen, 1417 ~ eenen wech te maken ende erfelyc te houden, twintich voet breet wesende sodat men dairover altijt custbairlic varen ende keeren mach met wagennen ende met peerden, Rijsbergen, 1418 ~ eenen erfweghe te gaen met eenen waghen oft cordewaghen (=kruiwagen), Zundert, 1490, R Zundert 280, f93. Wegen waarlangs vee gestouwd werd naar weidegronden of naar soms verafgelegen marktplaatsen werden aangeduid met dreef, koeweg, schapenweg etc. Het woord dreef vinden we pas sinds de 17e eeuwen dan speciaal in bossen. Het woord hangt samen met drijven. de dreve oft s'Heeren heirbane (= de Dreef tussen de kom van Princenhage en het Liesbos), 1667, R727, f90v de smaldrieven, Teteringen(stuk grond), 1656, R536, f51 een eynt dreef met den grond, genaamd de nieuwe dreef, beginnende aan de Ginnekense dreef, Bavel, 1761, R Ginneken 95, f23 de Torendreef in het Haagse BoSch, 1844, P454, f20 aende koestrate, Bavel, 1515, R423, f142v inde coestraete, Ter Aalst, 1634, P85, f24 aende schaepsdyck, Zundert, 1627, R749, f16. Alleen al in het Ulvenhoutsebos treffen we in de 18e/ 1ge eeuw aan: de Grote Dreef,de Kleine-, de Hoge-, de Korte-, de Kromme-, de Lange-, de Nieuwe-, de Grote Nieuwe-, de Verlengde Nieuwe-, de Dreef in de Koolhof en de Dreef van het St.Annabos aan. Speciaal duidend op de funktie van dreven is de benaming stouwdreef, een naam welke we bv.vinden in het Mastbos en in het Bavels Broek bij Ypelaar.
165!J steeg en pad zijn bekend vanaf de 16e eeuw. Het is ondoenlijk om ook maar een klein deel van alle steegpadnamen hier te vermelden. Alleen al in Teteringen vinden we bv.de volgende stegen:
en
de aertstege, 1579, GA Teteringen 325, f1v (naar een gebied de Aard) bet Vlemings steghe, 1530, R435, f54 (genoemd naar Bet Vlamings) aende brandelerstege tegens Belcrumbosch, 1550, R455, f122 (naar Brande1aar) de borchstege, 1537, R442, f159v (naar de burcht van Breda) de donckersteghe omtrent den molengracht, 1532, R437, f19 (steeg waarvan de ligging niet meer duidelijk was) de dryehoevensche stege, 1634, P85, f68 (naar gebied de Drie Hoeven) de nieuwe heisteeg, 1634, P85, f30 de heusdenhoutsche stege, 1634, P85, f50 de hu11esteghe, 1539, R444, f54v (naar het gebied de Hullen) de rulsteghe, 1537, R442, f66v (bij de rul,een waterloop) de voortbossche stege, 1634, P85, f25 (bij het Voortbos in de Teteringsedijk).
,660 Paden waren er oorspronkelijk legio:van elke boerderij naar de boerderijen in de buurt,naar de kerk,de molen, bepaalde akkers etc. Slechts enkele voorbeelden: aenden
Berchsen
voetpad,
Teteringen,
1539, R444,
f23 den eyntsen pat, Oosterhout, op het Eind van Den Hout, 1750 de koeweydepat, Oosterhout, 1750( bij het gebied de Koeweide op Den Hout) de steelhoefse pat, Oosterhout, 1512, ROosterhout 264,f64v (naar Steelhoven) aenden braeckenpat, Alphen, 1728, R Alphen 82,f15(naar het Hof ter Brake) het scheepens payken, Alphen, 1727, P65, f51 stom hannekenspat, Alphen, 1544, P60, f1v (daar woonde stom Hanneke). Spoor komt pas vrij laat in de bronnen voor en dan zeer typisch bijna alleen op Den Hout onder Oosterhout. Waarschijnlijk waren het paden waarlangs ruiters zich voortbewogen, bv. van Breda naar Geertruidenberg, van Oosterhout naar Terheyden etc. het vraghelse spoor, 1725, P1180, f29v 't eyntspoor op de houtse ackers, 1728, R Oosterhout 316, f55. Verder nog bv. het Terheydensspoor, het Ruiterspoor etc. Het verharden van wegen door middel van bestrating zal in de late middeleeuwen in de dorpscentra een aanvang een steenweg genomen hebben. In Leur werd bv.in 1470 aangelegd. Buiten de bebouwde kom begon men echter veel later met verharding: meest einde 17e eeuw, bv. te Ginneken in 1685. Op Oekel onder Rijsbergen wordt in 1537 een stuk land met de naam 'den steenweg' vermeld n. Dat dit stuk grond aan een verharde weg lag is vrijwel uitgesloten. Mogelijk genoemd naar een (voormalige) bezitter met de naam Steenweg. In veldnamen als Steenakker, Steenbergen, steentichelt etc., die op diverse plaatsen in de Baronie voorkomen zullen we wel rekening moeten houden met benoeming naar Romeinse restanten 38 , zoals bv. in de Steenakker te Princenhage, waar inderdaad Romeinse restanten (tichels, spijkers, terra sigillata) gevonden werden
~.
Begin 1ge eeuw tenslotte worden de grote, doorgaande 'Napoleonswegen' aangelegd.
,66/ Restanten van Romeinse wegen zijn tot nu toe, zoals boven reeds vermeld, in de Baronie niet aangetoond, alhoewel er op grond van Romeinse archeologica verschillende tracé's voorgesteld zijn, oa. over HoogstratenRijsbergen-Breda-Terheyden en Alphen-TilburgDen Bosch (Orthen?)~. In sommige gevallen zou het toponiem Hoogstraat op bewoning in de Romeinse tijd wijzen, men denke bv. aan het ten zuiden van de Baronie gelegen Hoogstraten. In de Baronie is nog geen verband tussen Hoogstraat en bewoning in de Romeinse tijd aangetoond. Hoogstraat staat hier voor 'belangrijke en hooggelegen straat': de hoochstraete,
Lijndonk
bij Bavel,
1663, R695,
f216 de hoogstrate,Baarle-Nassau, 1544, P60, f14v de hoochstraete, Princenhage, 1610, R719, f192v. In de Baronie bestaat er geen verband tussen en Hostert (een in de Betuwe veel voorkomend gisch interessant toponiem). Als tegengestelde van Hoogstraat kan men wel straat en Diepstraat, terwijl ook Slikstraat ligging wijst:
Hoogstraat archeolozien Laagop een lage
\, '\\\'. \~
~, .,..
Karsrhob tc J\fcrksplas,
11'
-I.~d()t Ir Mt'rk7&/~rr
1955. Naar foto.
~
1662 aende Leegstrate, Princenhage, 1601, R718, f167 sheeren straet geheyten de diepstrate, Wernhout, 1547, R741, f2l6v aende diepstrate, Lijndonk, 1525, R676, f28v in de engstrate off diepstrate, Bavel, 1579, R685,
f23 int Slijckstraetjen, Prinsenbeek, 1631, R723, f9v de hoolstrate, Ulekoten, 1542, R788, f33 de hoolstrate, Teteringen, 1530, R435 ,f109v in steenacker aenden holenwech, Princenhage, 1525, R705, f35v Hoolstraten waren uitgeholde, laaggelegen straten. Vergelijk Diepstraat, waarschijnlijk een straat tussen wallen en uitgesleten door de wagenwielen. Zeer veel wegen waren vroeger afgesloten, bv.ter plaatse waar een tol zich bevond,maar ook elders. Dit afsluiten gebeurde vooral om te voorkomen dat loslopend vee in de velden schade aan zou richten. Een hek kon bestaan uit een vlechtwerk van takken (een hort), maar bv.ook louter uit een dichtvallende slagboom. Het oude woord voor hek is in de Baronie veken. Hek komt veel minder voor en dan steeds in de (meervouds) vorm hekken (mogelijk is deze vorm ontstaan naar analogie van veken).
De «Boerkens ~ met een kruiwagen. een koeiken en enkele roeden huur!arld zijn op onze dagen de groote sukke:<:.ars. :\oodgedwongen loopen ze in fabrieken en steden een meer wi:lstgevend werk achterna of trach~en een «vaste plaats ~ te \.eroveren aan post, trein of tram. De liefde voor den grond blijft er echter in. :\a hun werkuren staan ze weer in 't ve::1. schuur of stal of gaan de boeren helpen met de hoop op wederhulp met paard en k::.r.
lJit
"Eigen Aard" K.C.Peeters
.:>'
Ih6J 't fornuysveken, Alphen, 1518, R425, f200v der braken veken, Alphen, 1528, R762, f84v therveken,Boschoven, Alphen, 1544, P60, f36v (vgl.Herstraat) 't herveken, Den Hout, 1522, ROosterhout 266,
f26v aent valveken,
Den Hout,
1476, ROosterhout
259,
f67v 't valveken te vrechel (Vrachelen, bij Den Hout),
1422 M
inde viselpoort,Chaam, 1525,R762,f5v Men kan hierbij ook denken aan toponiemen met het element balie, deur en draaiboom. Misschien moet hier ook bij ge-bracht worden het op enkele plaatsen voorkomende Klappeistraat: aende clappeystraete,Baarle, 1661, R796, f23 de clappey of kerkstraet, Oosterhout, 1728, R Oosterhout 316(15 jan) Klappei kan betekenen: roddelaarster, kletster. Vgl.de volgende vermelding uit Tervuren, waar aangeslagen voorwerpen uit naam van de regeerders publiek verkocht werden door de 'belersse gemeynlick de clappeye of oproepersse genaemt,42. (Belersse=bedelares?). Clappey kan echter ook geïnterpreteerd worden als klaphei, waarin hei dan een hek zou zijn. De naam komt bv. ook voor te Antwerpen. 1111"'~WI "
~-L
.,,~fI' ~L-)J--,IC' i1Toi1imIb> 7 =,-lJ~ ",l[!l,p
~ ~,,_
m
.
I'"
"
!!
'Ij
~. ti
.0'
.. ,\.-
r,., ..
,~........-
;.I. . 'IN--
" .. ~., u ,,:\,\,.~ ..,(, ,,/'!1...-.
'" ,.
~' ..~..
,.".
.
'/1 ,
~
It,j' '.
..Jo' '1. I: va/wlce,.,
of ~. <.IW, ár",,,iboom.. "'.J(J/~,~.;",
I
-'
"Bokrljk-
-
Een voorbeeld van een veken. De boom is aan het uiteinde verzwaard om het veken makkelijker te kunnen openen. Opmerkelijk is ook de afscheiding, die bestaat uit gevlochten takken tussen staanders (tuin) Uit: Dr.J.Gossenaerts: De taal van en om het landbouwbedrijf in het N.-W.van de Kempen, p.791
,1>6l/ Richtingaanwijzers waren vroeger zeer zeldzaam. Naar de vorm werden ze meestal de Hand genoemd: straatje lopende van de Handt na de Drie Schouwe, Bagven, Princenhage, 1738,R 1054 Bij het Bagvens veken ofte handt aldaer, 1706, R734, fl77 aende hant, aen die herstrate, Baarle-Nassau, 1517, R424, f382 met de naam de Bij Ypelaar stond een richtingaanwijzer Blauwe Hand 43 Dijken kwamen in de Baronie in twee vormen voor: de dijk in de gewone betekenis van waterkerend lichaam, maar ook een dijk als weg, en wel in de zin van een vrij belangrijke verbindingsweg tussen twee dorpen, meestal door de heide of woeste grond en vaak dwars op een beekdal. Zo'n dijk lag meestal ook een stuk hoger dan de omgeving (4 voeten ofwel ongeveer 1,10 m.) en dat zal wel de overeenkomst met een gewone dijk geweest zijn. De oudste vermelding uit de Baronie van een dijk in de zin van 'doorgaande weg' vinden we in 1290: via tendentem versus Breda que Langdyc vocatur',
Roosendaal
~
Voerman met door twee paarden bespannen overhuifde kar. Links zien we een richtingaanwijzer, met twee 'handen'. Uit:De Spycker (1989), p.86.
---
1/'I.S Enkele andere oude vermeldingen zijn: den dike die van Ettenen te Bredawert gaet, 1333 ~
juxta Groenendyck,Teteringen.1373 % aenden rechtendyc, Oosterhout, 1414 a den buynredyck, Klein-Zundert, 1420 ~ den bettendyc, Klein-Zundert, 1448 ~ Een niet onbelangrijk gedeelte van de dijk-namen is genoemd naar een persoon. Dit type dijk is niet dat van een grote doorgaande weg, maar meer een straatje in particulier bezit: zekeren dyck genaemt gruytersdycxken, Gilze, 1632, R667, f27v in Hagaertsdyck, Prinsenbeek, 1620 ~ op Druysdyk, Alphen, 1715, R778 (ook nederzettingsnaam). (Genoemd naar een familie
Druyts) op de maesdyck,Teteringen, 1551, R456, f144v aan Faas Martensdijk, Oosterhout, 1750 (later Faassendijk) Godelt Boudensdyck, Oosterhout, 15e eeuw, P1255, letter G Willem Jacobsdyck, Oosterhout, 1624, P1259, f126v Verschillende dijken zijn genoemd naar de plaats waar ze naar toe leiden of naar de plaats waar ze liggen: den gilschen dyck, Gilze, 1545, P109, f46 bij den Rydenschen dyc, Rijen, 1456, P108, f135 den hoiltenschen oft nieuwen dyck, Gilze, 1545, P109, f46 aenden nuwe1enschen dyck oft wiericx strate, Gilze, 1545, P109, f56v (naar een gebied Nouleynde, Nouwelens, Oulens eigenlijk Nulande= nieuw land onder Gilze) aenden Ettenschen dyck, Klein-Zundert, 1606, R747,
f43
den haenberchsdyc, Gilze, 1456, P108, f7 den Baerlschen dyck, Ulvenhout, 1634, Pl18, f75 (=baerlschen wech, 1606, R687, f192) aenden loonschen dyc, Gilze, 1456, P108, f135 (naar Loon-op-Zand,vroeger Venloon) den teteringschen dyck, 1516, R424, f313v Hierbij valt ook te rekenen de Haagdijk, de verbindingsweg tussen Breda en de kom van Princenhage: den Haghedyc', 1368 SI, hoewel deze naam ook wel eens in de vorm Adijk voor komt. Haagdijk komt als straatnaam trouwens ook voor te Wernhout: den haighdyck, Wernhout, 1512, R420, f132v
,666 In Wernhout is geen gebied de Hage bekend;m ogelijk een straatje naar het gebied de Haak ( met verzachting van k
naar g) Opmerkelijk is het veelvuldig optreden van kleuren in dijknamen. Er bestaan in de Baronie verschillende groene en zwarte dijken: aen den gruendike, Oosterhout, 1422 n den gruenendyc, Gilze, 1456, P108, f63v juxta Groenendyck, Teteringen, 1373 g
aenden Zwertendyck, Gilze, 1669 aende swertendyck, inden witten dyck,
~
Teteringen, 1531, R436, Ter Aalst, 1624, P1259,
f110 f103
De Groene en Zwarte Dijk onder Teteringen lijken wel een paar te vormen: ze liggen vrij dicht bij elkaar in de Vucht. De Zwartendijk te Schoten, reeds in 1251 vermeld, ligt op een grens ss. Mogelijk geldt dit ook voor de talrijke Zwarte Vennen en Zwarte Goren. Zwert zou dan ontstaan zijn als bijvorm bij swet 'grens'. Toch blijft een benoeming naar de kleur van het dijklichaam niet uitgesloten (bv. zwarte turf). Een Groene Dijk kan genoemd zijn naar het gras dat er op groeit of naar het groene gebied waar deze dijk naar toe leidt. (In Teteringen naar de Vucht en in Oosterhout naar de Willemspolder). De Witte Dijk onder Ter Aalst ligt dicht bij de twee Teteringse dijken; de Zwarte en de Groene. Het is waarschijnlijk de huidge Witte Weg, de grens van Terheyden en Oosterhout. Akkerdijken zijn wegen in of naar de dorpsakkers: ze zijn identiek met de boven reeds ter sprake gekomen akkerstraten of akkerwegen: den ackerdyck, Lijndonk, 1515, R423, f149v den ackerdyck, Dorst, 1519, ROosterhout 265, f14
~
/667 Een enkele maal vinden we een benoeming naar de begroeiing, bv. eiken: de Eijckdijck, overveld, Princenhage, 1668, ~ den eyckdyck, bij Woestenberg onder Bavel, 1634,
Pl18,f6 Verder bv. nog de Eikdijk, en Oosterhout.
de oude kerkweg
tussen
Dorst
De naam voor het centrum van de nederzettingen varieert al naar tijd en streek. De meest voorkomende termen ter aandui-ding van het centrum zijn in de Baronie van oudsher plaats en heuvel: aende plaetsche, Princenhage, 1603, R718, f224 de plaetse ofte kuype van het dorp van de Hage, 1729,R Princenhage 100, f51 aende plaetse, Baarle, 1533, R787, f36v aende plaetse , Zundert, 1486, R Zundert 280, f4 tot looven aende plaetse, 1544, P79, f9, Loveren onder Baarle 't uylecoten omtrent de plaetse ofte capelle, 1674, R796, f183v aen (den) heuvel, Alphen, 1687, R776, f18 opten Hovel, Princenhage, 1474 57 aenden Hoevel, Den Hout, 1422 ~ Verder nog heuvel bv.te Vrachelen en Dorst.
Oosterhout,
Ulvenhout
In het verleden voelde men de termen plaats, kuip en dorp als gelijkwaardig aan: huysinge inden dorpe en cuype van de Hage, westwaerts de voors. cuype oft plaets van de Hage, 1712, R736, f167. In de cuype off dorpe van de Hage, 1734, R Princenhage lOl, f37. De Heuvel te Princenhage is merkwaardigerwijze geen centrum van de nederzetting, maar een nederzetting op zich. Of lag hier in oude tijden het centrum van Hage? Heuvel lijkt vooral in het noorden van de Baronie aanwezig te zijn. In toponiemen komt heuvel weinig voor, het meest nog in de namen van grenspalen (die op een hoogte gezet werden). In de 20e eeuw was dorp de meest gebruikelijke aanduiding voor het centrum van een nederzetting in westelijk Noord-Brabant en de Antwerpse Kempen, terwijl in Vlaanderen en Belgisch Brabant de term 'plaats' de overhand had 59. In ons onderzoek hebben we geen 'levende' benamingen voor de dorps-kom betrokken. Heuvel komt in Vlaanderen en Belgisch Brabant slechts sporadisch voor.
1668 Mogelijk moet men nog onderscheid maken tussen de naam van het centrale plein van een dorp (heuvel, plaats, singel, etc.) en de benaming voor het gehele dorp. Enkele andere benamingen die in de Baronie werden gebezigd zijn: singel, kerkhof, markt, rond: tot Castelre aenden Zingel, 1665, R796, f86b (heet nu:het Groeske) aenden cingele, Baarle-Nassau, 1655, R796, f3v in den Singel ofte Hertganck, Zundert, 1665, R Zundert 341, f149 de pleyn off Cingel vant dorp, Zundert, 1688, R Zundert 324, f100 Wytman van den Kerchove, Gilze 00 (Kerkhof is het centrum van Gilze) de loovensche straete ofte mercktvelt, 1668, R796, fl15v (Loveren) het Rond van den Hout, 1750 Plein betekende in het middelnederlands 'plein, open ruimte in een stad of centrum van een dorp of gehucht,61. Later kreeg het in de Baronie de betekenis 'verharde plek bij een huis',evenals plaats. Slechts zelden wordt er melding gemaakt van een op het dorpsplein aanwezige drinkpoel annex brandkuil, welke water-plas in de Antwerpse Kempen gewoonlijk bekend was onder de naam Pensenpoel. Te Baarle vinden we in 1513 zo'n'pensepoel', R425, f219v De centrale dorpspleinen zijn soms rechthoekig van vorm, soms driehoekig of enigszins rond. Dat een driehoekig dorpsplein Frankisch zou zijn berust op fantasie: deze driehoekige vorm ontstaat van nature op de plaats waar wegen bij elkaar komen en waar men door de korste route te nemen automatisch een driehoek ziet ontstaan. Straten die vanuit het centrum het platteland in lopen werden vaak aangeduid als 'eind': opt laereynde, Rijen, 1558, R661, f25v aen t Raeckeynde, 1456, P108, f17v 't reeseynde, Gilze, 1456, P108, f66 Wellenseyndt, Gilze, 1679, R670, f63v opt oosteynde, Baarle, 1519, R426, f204 Hooveneyndt, Teteringen, 1528, R433, f27 op het eynt, Dongen, 1741, R Dongen 146, f14 Verder komt zeer frequent voor Kerkeind en Moleneind .In Breda heten de uitlopers van de bebouwing naar het zuiden en noordoosten resp. Ginnekenseind en Gasthuiseind. Hiermee zijn we ook aan het eind van dit korte overzicht van enkele straatnamen in de Baronie gekomen. De geinteresseerde zij nog verwezen naar een in de meeste
-
Ib6j gemeentelijke archieven bewaarde 'legger van wegen', meestal daterend uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw, waarin een overzicht gevonden kan worden van alle wegen in een bepaalde gemeente,voorzien van naam, lengte en breedte. Ook treft men op de meeste plaatsen in de archieven uit dezelfde tijd een 'legger van de waterlopen' aan.
AFKORTINGEN Cerutti=
Mr.F.F.X.Cerutti: Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda, OudVaderlandse rechts-bronnen, 3e reeks-XVII, deel 1(1956), deel 11(1972).
Verdam=
Dr.J.Verdam:
Middelnederlandsch
handwoorden-
boek R=
Register van schepenprotocollen. Voor diverse dorpen in de Baronie berustend in het Gem. Archief Breda. Zo niet, dan gevolgd door de naam van de
plaats. P=
Archieven van de Rentmeesters der Domeinen van Prins Frederik, berustend in het RANB
RANB=
Rijks-archief
Noord-Brabant
ARA Den Haag= Algemeen
Rijksarchief
ARA Brussel=Algemeen
Rijksarchief
GA= Gemeente-archief
(gevolgd
f=folio
Den Haag Brussel
door de plaatsnaam)
~
'0 "
1.J.H.Verhagen:Prehistorie en vroegste gescheideis Bijdragen tot de studie van het Brabants heem,deel
van Velthoven,nr.574
van West-Brabant, 24 (1984),pp.75-79.
2.Zie over die Romeinse wegen verder: W.Knippenberg:Romeinse wegen in Noord-Brabant,in: Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen,II(1961), pp.31-93 P.Roosens:Toxandria in de Romeinse en Merovingische tijden,Taxandria Tijdschrift van de Koninklijke geschied-en oudheidkundige kring van de Antwerpse Kempen,Nieuwe reeks XXX(1958),pp.33-131,XXXI-XXXII (195960),pp.3-78 H.Voogd:Romeinse wegen door Brabant en Utrecht,Brabants Heem XV(1963),pp.37-44 K.Leenders:Romeinse wegen ten noord-oosten van Antwerpen,Brabants Heem XXXV(1983),pp.201-206
Cuypers
Tongerlo,III-26
3.Verdam,p.242 4.RANB,Collectie 5.Abdijarchief
6.Cerutti,I,p.143
7.Dr.P.J.Meertens:Straatnaamgeving in de middeleeuwen, In: Middeleeuwse en moderne straatnaamgeving, Bijdragen en Mededelingen der Naamkundecommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen te Amsterdam(1953).
8.C.de Jong:De Veemarkt te Geertruidenberg,anno 1398. Taxandria 49 (1942),p.250. 9.Eigen Schoon en De Brabander,XLII,1-2(1959),p.221
Bosch,Collectie
Aanvullingen(Fiches
te
gezinsleven
St.Catharinadal
21.B.H.D.Hermesdorf:Juridische achtergronden van het Brabanntse na 1500 in de Zuidwesthoek,Brabants Heem VII (1955), p.82
20.Verdam,p.494
19.A.Erens:De oorkonden van het Norbertinessen-klooster Breda-Oosterhout(1929),nr.271
oude
Hendrikus
Smit),nr.7863
Johannes
18..Mr.N.H.D.Hermesdorf:Juridische achtergronden van het Brabantse gezinsleven in de zuidwesthoek,Brabants Heem VIII(1956),p.82
17.G.A.Den
voor notaris
bij Rucphen kruispunt van belangrijke Heem,VIII(1956),pp.33-42 en 54-66
1046,nr.87(attestatie
Spycker(1957),p.27
16.GA Breda,N Roelants).
15.De
14.H.Hezemans:De Posthoorn wegen,I en II,resp.Brabants
13.RANB,Heerlijkheidsarchief Wernhout,15
12.Jaarboek Hoogstratens Oudheidkundige Kring 30 (1962),p.38
11.Jaarboek Hoogstratens Oudheidkundige Kring,26(1958),p.151
10.GA Breda,Cijnsboek van de H.Geest,Afd.II-17,f31v
~ ~
22.Cerutti,I,p.362
Breda,Afd.II-17,f89
23.cerutti,II,p.562 24.GA 25..RANB,Heerlijkheidsarchief 26.Cerutti,I,nr.103
15
Taal,deel
HOGE KAR, znw. v. Een kar, hoger dan de ~ewone, veruit meest gebruikte, (aard)kar, ook zwaarder en langer, en waarbij de b,trriën en s/ikbome1l uit één. stuk. zijn.
XVII, kolom
.1f.~ 1.-. ?-4:i'.1~42.j
in het n.-w.van reeks
2643
van de Vereniging voor Naamkunde te te Amsterdam, XXXIII (1957),p.129.
Wernhout
der Nederlandsche
27.M.Schönfe1d:Wegnamen,Medede1ingen Leuven en de Commisie voor Naamkunde 28.Verdam,p.498 29.Woordenboek 30.Cerutti,II,p.532
31.Dr.J.Gossenaerts:De taal van en om het landbouwbedrijf de Kempen,Kon.Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, VI,nr.76(1958), pp.907,908
32.cerutti,II,pp.531,532
33.H.J.Moerman:Nederlandse plaatsnamen,Nomina Geographica Flandrica,Studiën VII (1956),p.75
34.A Erens:De oorkonden der abdij van Tongerloo,III,nr.680 35.cerutti,II,p.35
r
Oudheidkundige
Kring
van het Lannd
Ginneken
Breda,Afd.II-17,f31v
50.GA
Prinsenbeek
260,f107v
49.RANB,Heerlijkheidsarchief Wernhout 15
48.RANB,Collectie Cuypers van Velthoven 1286
47.GA
46.A.Erens,Catharinadal,nr.125
45.Cerutti,I,p.149
44.A.Erens:Oorkonden van het Norbertinessen-klooster Breda-oosterhout(1929),nr.22
gemeente
XXXV(1952),p.169
in de voormalige
Heem V(1953),
335
p.131
van
en Bavel,deel
Domeinen,vervolg,1311,post
tijd, Brabants
van de Nassause
in de Romeinse
en De Brabander
43.Chr.Buiks:Veldnamen 2,(1983),p.17
Schoon
Den Haag,Arhieven
42.Eigen
41.ARA
40.G.Beex:Noord-Brabant
39.L.Moelands:Vondstmeldingen,Brabants Heem X(1958),p.90
38.Annalen van de Koninklijke Waas,78,p.19 e.v.
37.RA Den Haag,Archief van de Nassause Domeinen 1162,f65
36.Cerutti,rr,p.39
~
.....
~
51.J.M.F.Ysseling:lnventaris van het archief van het begijnhof te Breda (1966),Regest 49
52.ARA Den Haag,Archieven van de Nassause Domeinen,Vervolg,1311,post 35 53.Erens,Catharinadal,nr.125 54.Gemeentearchief Gilze-Rijen 59,f22
55.J.Helsen:Plaatsnamen der Antwerpse Kempen,Toponymica VI(1938) 56.GA Prinsenbeek 263,f54
Den Haag,Archieven
domeinen
1311,post
in de Zuidnederlandse
van de Nassause
338
57.ARA Brussel,Archieven van het Leenhof van Brabant,in L.Galesloot :Inventaire des archives de la Coeur féodale de Brabant,2 delen,nr.2100 bis,f15v 58.ARA
59.W.Pée:De namen voor de gemeentekom dialekten,Naamkunde,2(1970),p.45 60.Cerutti,I,p.153
61.F.Claes:lnleiding tot de Oostbrabantse toponymie,Naamkunde, 19 (1987),p.89
==i:.
tlqs DE INVLOED VAN DE MIDDELEEUWSE KLOOSTERS OP DE BRABANTSE ZANDDORPEN. TOINE MAAS Er wordt altijd beweerd dat in de periode van 1000 tot 1300 grote ontginningen hebben plaatsgevonden op de Brabantse zandgronden. De abdijen Fostel, Tor~erlo en Averbode zouden daarbij een voortrekkersrol hebben vervuld. Inderdaad hebben deze kloosters een grote rol gespeeld bij alle veranderingen die er in de twaalfde en dertiende eeuw pla&~svonden. Nog steeds zijn in ons huidige landschap zichtbaar de sporen van de nieuwe infra structuur, die toen mede door toedoen van de monniken van deze kloosters ontstond.
In het eerste deel ven de lezing (3 okt.a.s.) maken we nader kennis met de vraag hoe een middeleeuws dorp in Brabant er in die tijd dan wel uitzag. Met behulp van dia's van nederzettingen uit de Kempen en het Peelland zal nader worden ingegaan op de ligging van akkers, weiden, heide, watermolens, kerken, boerderijen en driehoekige dorpspleintjes. De belangrijkste conclusie daarbij is, dat de middeleeuwse infrastructuur aan grote veranderingen onderhevig. was. Deze algemene constatering zal na de pauze worden getoetst als enkele Brabantse plaatsen (als Bladel, Lierop en Vlierden) nader zullen worden besproken.
,.
. TolDe Mau:
LaDdaebap
Is cultuurbez1L
Abdijen dienden als managers van boerderijen Ik zaL de me,...,n gewoon con[ron/eTen met de ntU4tie. Pols, een dia van e~n boerderij die
iedeTeen kent. Het is de opvolger van de opvolger uit de Middeleeuwen. De boerderijen zijn t.... sen JOOO en 1300ontst44n _la de abdijen.. Hij noemt Pasta/, Tongerlo, BenIe en Binderen (Helmond). Hij zegt: .Je ziet het zo. Rechte wegen tot in een bocht. Plotseling. zes boerderij. en. Die bedoel ilc. Door liggen gehuchten die uit de Middeleeu. wen .tammen. De abdijen kochten gewoon grond. Zetten er kGpil4le boerderijen op en inden doonx>n bijdragen uit de op. brengst. Natuurlijk vertelden .. de mensen ook hoe ze het moe.ten doen. Ze hadden het kapitaal en de kennis. De multino. hanois van de Middeleeuwen.. Toine M is blij dat er veel gespaard gebleven is in BIodeL Al is er ook veel verwoest. Noor zijn mening is een landschAp evenzeer cultureel erfgoed als de Nachtwacht.
11>77 HET
HOLLANDSCH HUIS
Een citaat van enkele fragmenten uit de boeken van dhr. Jan Verhulsts
Willem van Duvenvoorde werd omstreeks 1290 geboren in de omgeving van Haarlem. Zijn aangeboren talenten bezorgden hem een snelle en succesvolle carrière. De graaf van Holland, Willem lIl, benoemde hem in 1317 tot zijn kamerheer. Duvenvoorde werd al snel de vertrouwenspersoon en de voornaamste raadgever van graaf Willem de Goede. In het jaar 1323 beleende graaf Willem III hem met het schoutambt van Geertruidenberg. Later werd hij burggraaf van Geertruidenberg. In 1324 komt hij in het bezit van het Huys te Strijen in Oosterhout; in 1325 kocht hij de heerlijkheid Oosterhout. Vanaf toen is hij zich zijn leven lang Heer van Oosterhout blijven noemen, ofschoon hij later toch nog veel belangrijker heerlijkheden verwierf, zoals in 1339 Stadt en Lande ven Breda, d.w.z. de hele Baronie. Verder stonden nog al wat adellijke heren bij hem in het krijt, tegen woekerrente. Wat Willem van Duvenvoorde aan de ene kant door het berekenen van woekerrenten enz. tegen de wetten van kerk en maatschappij misdeed, probeerde hij als rechtgeaard middeleeuwer aan de andere kant te herstellen voor zijn ziel en zaligheid, door het schenken van rijke giften aan kerken, kloosters en armen. Zo stichtte hij in 1333 een compleet Karthuizerklooster op Sandoel in Raamsdonksveer. We moeten ons goed realiseren wat de stichting van zo'n klooster inhoudt: de schenking van de bouwgrond, de bouwen de inrichting, de zorg voor het levensonderhoud.....
Verder op de lezing van 28 nov.........
PROVI~CIE
NOORD-BRABANT.
GEMEENTE
GEERTRIDDDBERG
MADE
S',..,dL. mi.Ir..n~'tw~.
--~vk +
(i'~/" 161;11 L,./t
Scnaa11:
25,000.
,
,
I
I
Wijmakenook voor U alle mogelijkemodellen
:~; IJ.
TRAPPEN.DEUREN.KOZIJNEN
\'
Vraagvrijblijvendprijsopgave
.DOE HET ZELF'
M.VAN DEAAVOIA0 Keiweg 127
HOUT-,BOARD-ENTRIPLEXHANDEL
Telefoon(01620) 54133
(GeraldlC~lppe.
4902 PC Oosterhout
· IjZlrwlf81 . .ag. el sluitwerk
IrUkellL lu.k aI8ÎdlIarvlee). buialloudlllJb
A. 1001 BROEDOVEN 8ItIk8I8n YOGI'
KIoo8t8r8trut
2 - 008t8m0ut
- Tel.53837