Basiskennis crisisbeheersing Reader bij e-learning basiskennis crisisbeheersing
54
Expertgroep basiskennis crisisbeheersing Redactie: Sjan Martens
Basiskennis crisisbeheersing Reader bij e-learning basiskennis crisisbeheersing
Expertgroep basiskennis crisisbeheersing Redactie: Sjan Martens
Voorwoord Deze reader bevat de basiskennis crisisbeheersing. Op een beknopte wijze worden basisbegrippen uitgelegd, maakt u kennis met de onderdelen van de crisisorganisatie en krijgt u inzicht in hoe deze onderdelen tijdens een crisis samenwerken. De basiskennis crisisbeheersing is bedoeld voor alle functionarissen die deel uitmaken van de crisisorganisatie, zoals medewerkers van brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening, gemeentelijke diensten en bestuurders in de veiligheidsregio. Maar ook voor medewerkers van andere organisaties die bij de crisisbestrijding betrokken kunnen zijn, zoals waterschappen, Rijkswaterstaat, nutsbedrijven of Defensie, kan deze uitgave interessant zijn. De tekst van deze reader is ontleend aan de E-learning Basiskennis Crisisbeheersing. In deze e-learning wordt de tekst ondersteund met interactieve opdrachten, recente casuïstiek en visualisaties zoals foto’s en video’s. De e-learning kan worden afgesloten met een toets. Voor de E-learning Basiskennis Crisisbeheersing kunt u terecht in de webshop van het Instituut Fysieke Veiligheid. Infopunt Veiligheid Hebt u vragen over de basiskennis crisisbeheersing, neem dan contact op met Infopunt Veiligheid, telefoon 0900 235 112 112 of e-mail
[email protected].
Expertgroep basiskennis crisisbeheersing
Colofon Expertgroep Basiskennis Crisisbeheersing: Petra Jonker (veiligheidsregio Twente), Gina Mitchell (veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond), Evert van de Pol (veiligheidsregio Hollands Midden), Jan Vogelzang (Brandweer Nederland), Theo Bakker (Politieacademie), Eric van der Maas (GHOR Academie), Deborah Bakker (Academie voor Crisisbeheersing) en Sjan Martens (Academie voor Crisisbeheersing) Redactie: Sjan Martens (Academie voor Crisisbeheersing) Grafisch ontwerp: Helma Bovens Foto omslag: Militairen plaatsen zandzakken op de dijk van het Eemskanaal in het geëvacueerde dorp Woltersum bij de stad Groningen (januari 2012, ANP). Versie: EBC 2.1 ISBN: 978 - 905 - 643 - 461 - 8
© Instituut Fysieke Veiligheid, januari 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto kopiëren, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut Fysieke Veiligheid.
Inhoud 1 2 3 4 5
Crises en risico’s Crisisorganisatie en opschaling Crisisprocessen Het bestuurlijke kader Voorbereiding op crises
Bijlagen B1 Geraadpleegde literatuur B2 Afkortingen
7 13 25 32 41
51 52
1 Crises en risico’s Leerdoelen Na het doorlopen van dit onderdeel kunt u: – voorbeelden geven van crisistypen waar de rijksoverheid en de veiligheidsregio’s zich op voorbereiden
Er zijn 25 crisistypen, ingedeeld in 7 thema’s Crises zijn er in alle soorten en maten. Het crisistype bepaalt voor een groot deel welke activiteiten er in de crisisbeheersing plaatsvinden. 1 N atuurlijke omgeving: Overstromingen / Natuurbranden / Extreme weersomstandigheden / Aardbevingen / Plagen / Dierziekten 2 Gebouwde omgeving: Branden in kwetsbare gebouwen / Instortingen grote gebouwen, kunstwerken 3 Technologische omgeving: Incidenten brandbare of explosieve stof in open lucht / Incidenten met giftige stof in open lucht / Kernincidenten 4 Vitale infrastructuur en voorzieningen: Verstoring energievoorziening / Verstoring drinkwatervoorziening / Verstoring rioolwaterafvoer en –zuivering / Verstoring telecommunicatie en ICT / Verstoring afvalverwerking / Verstoring voedselvoorziening 5 Verkeer en vervoer: Luchtvaartincidenten / Incidenten op of onder water / Verkeersincidenten op het land / Incidenten in tunnels 6 Gezondheid: Bedreiging volksgezondheid / Ziektegolf 7 Sociaal maatschappelijke omgeving: Paniek in menigte / Verstoring openbare orde
Vitale belangen Het zal duidelijk zijn dat bij risico’s vaak vitale belangen in het geding zijn. De vitale belangen zijn: – territoriale veiligheid: het ongestoord functioneren van Nederland als onaf hankelijke staat in brede zin, dan wel de territoriale integriteit in enge zin – economische veiligheid: het ongestoord functioneren van Nederland als een effectieve en efficiënte economie – ecologische veiligheid: het beschikken over voldoende zelfherstellend vermogen van de leefomgeving bij aantasting – fysieke veiligheid, ook wel openbare veiligheid genoemd: het ongestoord functioneren van de mens in Nederland en zijn omgeving – sociale en politieke stabiliteit: het ongestoord voortbestaan van een maatschap pelijk klimaat waarin groepen mensen goed met elkaar kunnen samenleven binnen de kaders van de democratische rechtsstaat en gedeelde waarden
7
Vitale belang fysieke veiligheid De bedreigingen van een van de vijf vitale belangen, te weten de fysieke veiligheid, wordt opgevangen op regionaal niveau door de veiligheidsregio’s. Een veiligheidsregio is een geografische gebied, bestaande uit meerdere gemeenten.
risico
IMPACT
risico = incidentscenario impact = gevolgen waarschijnlijkheid = kans dat risico gebeurt
Veiligheidsregio’s Een veiligheidsregio is gebaseerd op een verplichte gemeenschappelijke regeling van gemeenten, een vorm van verlengd lokaal bestuur. De verplichting om een veiligheidsregio te vormen is vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s. In de Wet veiligheidsregio’s zijn de taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio aangegeven ten aanzien van de Brandweer, de Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio (GHOR) en de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. In een veiligheidsregio werken brandweer, geneeskundige hulpverlening, gemeenten, politie en andere partners samen aan rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Waarschijnlijkheid
Regionale risicoprofielen 8
Risicobeoordeling De overheid onderzoekt welke risico’s de vitale belangen bedreigen: wat zijn de gevolgen en wat is de kans dat het risico echt gebeurt. Op basis van de impact en de waarschijnlijkheid wordt een risico gepositioneerd in een risicodiagram.
Risicobeoordeling en prioriteiten Risico’s worden zowel op regionaal als op nationaal niveau in kaart gebracht. Op nationaal niveau heet dat de strategie nationale veiligheid. Risicobeoordeling is hierbij een belangrijk hulpmiddel dat inzicht geeft in de impact en de waarschijnlijkheid van risico’s ten opzichte van elkaar. Op basis hiervan wordt regelmatig bepaald op welke risico’s men zich voorbereidt. Prioriteiten op nationaal niveau Op nationaal niveau zijn in het kader van de strategie nationale veiligheid in 2012 de volgende prioriteiten gesteld: betere voorbereiding op sociale calamiteiten om te voorkomen dat maatschappelijke onrust escaleert, grotere weerbaarheid tegen gevolgen van satellietuitval door zonnestormen, betere opsporing van aanvallen op netwerken en informatiesystemen, vroegtijdige opsporing van gewelddadige eenlingen, vroege signalering van internationale dreigingen en risico’s en tenslotte verdere professionalisering van de crisiscommunicatie.
Elke veiligheidsregio moet een regionaal risicoprofiel opstellen. Een regionaal risicoprofiel is een overzicht van de risico’s die zich in een veiligheidsregio kunnen voordoen, de impact en de waarschijnlijkheid ervan. Het risicoprofiel omvat ook de risico’s in aangrenzende regio’s en landen, als ze impact hebben op de veiligheid in de betreffende veiligheidsregio. Veel voorkomende risico’s op regionaal niveau Elk regionaal risicoprofiel onderscheidt risico’s naar de volgende categorieën. Voor impact: 1 beperkt, 2 aanzienlijk, 3 ernstig, 4 zeer ernstig en 5 catastrofaal. Voor waarschijnlijkheid: 1 zeer onwaarschijnlijk, 2 onwaarschijnlijk, 3 mogelijk, 4 waarschijnlijk en 5 zeer waarschijnlijk. Voorbeelden van risico’s die in een of meer veiligheidsregio’s voor beide aspecten in de hoogste categorieën 4 en 5 vallen, zijn: extreme hittegolf / incident met giftige stof / transportincident met gevaarlijke stoffen / natuurbrand / overstroming / pandemie of ziektegolf / terrorisme / uitbraak dierziekte / uitval nutsvoorziening.
9
Is een crisis een ramp?
Begrippen en afkortingen
De definities volgens de Wet veiligheidsregio’s voor een crisis en een ramp:
In dit onderdeel hebt u de volgende begrippen en afkortingen leren kennen:
Crisis: Een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast.
Begrippen − Crisis − Fysieke veiligheid − Openbare veiligheid − Ramp − Regionaal risicoprofiel − Veiligheidsregio − Vitale belangen − Wet veiligheidsregio's
Ramp: Een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij: – het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd, en waarbij – een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Af kortingen − GHOR
CRISIS
10
RAMP
INCIDENT CALAMITEIT ZWAAR ONGEVAL
Bij een ramp is het vitale belang van de fysieke veiligheid in het geding. Het begrip crisis is breder dan het begrip ramp. Een crisis kan betrekking hebben op alle vijf vitale belangen. In het spraakgebruik worden ook andere begrippen gehanteerd zoals een zwaar ongeval, een incident of een calamiteit. Deze andere begrippen kunnen betrekking hebben op een crisis of een ramp, maar dat hoeft niet.
11
2 Crisisorganisatie en opschaling Leerdoelen Na het doorlopen van dit onderdeel kunt u: – benoemen uit welke crisisteams de regionale crisisorganisatie bestaat, aangeven wat de kernbezetting is van de crisisteams en wat de kerntaken zijn – aangeven welke verschillende GRIP-opschalingsniveau’s er zijn en wanneer opgeschaald wordt
Alarmering en opschaling Bij een incident moeten hulpverleners snel gealarmeerd worden. Meldkamer: De meldkamer is continu paraat voor spoedeisende hulp. Ze alarmeert het ambulancevervoer, de geneeskundige hulpverlening, de brandweer en de politie en ondersteunt hun inzet. Motorkapoverleg: In de normale dagelijkse situatie werken de functionarissen van de brandweer, de politie en de geneeskundige hulpverlening volgens de regels en procedures van de eigen discipline. Afstemming tussen de hulpverleners en de hulpverleningsdiensten vindt ter plekke plaats op ad-hoc-basis, ook wel motorkapoverleg genoemd. 12
Opschaling: Een incident kan zo ernstig zijn dat de normale dagelijkse werkwijze van het motorkapoverleg niet volstaat en er structurele coördinatie tussen de disciplines nodig is. Het in gang zetten van deze structurele coör dinatie wordt opschaling genoemd. In een opgeschaalde situatie wordt de meldkamer door één leidinggevende aangestuurd: de calamiteitencoördinator.
Opschalen via de GRIP-procedure Om snel te kunnen opschalen is de Gecoördineerde Regionale Incidenten bestrijdingsprocedure ontwikkeld, de zogenoemde GRIP-procedure. In de GRIP-procedure is vastgelegd uit welke multidisciplinaire teams de crisisorganisatie is opgebouwd bij een bepaald GRIP-niveau. In 2006 is een landelijk Referentiekader GRIP opgesteld dat door de veiligheidsregio’s als vertrekpunt dient voor de eigen GRIP-procedure. Brongebied en effectgebied In een GRIP-procedure komen de begrippen ‘brongebied’ en ‘effectgebied’ voor. Het brongebied is het gebied waar de hulpverleningsdiensten uitvoering geven aan de directe bestrijding van het incident. Het effectgebied is het gebied buiten het brongebied, waar het incident effecten heeft op de omgeving.
13
Dordrecht
GRIP 4: Wanneer sprake is van een incident van meer dan plaatselijke betekenis en bestuurlijke coördinatie van betrokken gemeenten aan de orde is, wordt opgeschaald naar GRIP 4. Het GBT komt te vervallen en er wordt een regionaal beleidsteam (RBT) gevormd.
Flexibiliteit in de opschaling en afschaling
Strijen
De opschaling hoeft niet in oplopende volgorde vanaf GRIP 1, en vervolgens naar een steeds hoger GRIP-niveau, doorlopen te worden. Wanneer een melding aan bepaalde criteria voldoet kan de meldkamer direct opschalen naar een bepaald GRIP-niveau. Ook de afschaling kan flexibel verlopen.
Mookhoek
GRIP Reikwijdte incident
Willemsdorp Strijensas
1
brongebied
COPI
2
bron- en effectgebied
COPI + ROT
3
bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking
COPI + ROT + GBT
4
gemeentegrensoverschrijdend, eventueel schaarste
COPI + ROT + RBT
Dorp Moerdijk
Invulling regionale hoofdstructuur
14
15
Moerdijk brongebied
effectgebied
sirene
De GRIP-procedure kent vier opschalingsniveaus GRIP 1: Wanneer bij de bestrijding van een incident in het brongebied structurele coördinatie tussen de disciplines noodzakelijk is, wordt opgeschaald naar GRIP 1. Er wordt op de plaats van het incident een team ingericht, het commando plaats incident (CoPI). GRIP 2: Wanneer ook structurele coördinatie buiten het brongebied, dat wil zeggen in het effectgebied, noodzakelijk is, wordt opgeschaald naar GRIP 2. Naast het CoPI wordt een regionaal operationeel team (ROT) ingericht. GRIP 3: Wanneer het welzijn van (grote groepen van) de bevolking wordt bedreigd en bestuurlijke aansturing noodzakelijk is, wordt opgeschaald naar GRIP 3. Naast het CoPI en het ROT wordt een gemeentelijk beleidsteam (GBT) gevormd.
ROT zonder CoPI: Als sprake is van een incident zonder duidelijk aanwijsbare plaats incident, kan een afzonderlijk ROT worden ingesteld. Bijvoorbeeld bij een grootschalige stroomstoring of storm. CoPI en ROT nul minuten: Bij dreigende incidenten, bijvoorbeeld bij terroristische dreigingen, of in verband met de veiligheid van evenementen kan uit voorzorg een CoPI en/of ROT worden ingesteld. Er kan dan direct worden opgetreden als dat nodig mocht zijn. Dit wordt doorgaans een CoPI of ROT nul minuten genoemd. ROT in een voorbereidende rol: Ter voorbereiding op een mogelijke crisis kan het ROT als planningsstaf bijeenkomen. Het ROT bereidt dan onder andere scenario’s voor, bijvoorbeeld bij verwacht hoogwater.
Hoofdstructuur van de regionale crisisorganisatie
Crisisteams en hun opkomsttijden
In de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s is geregeld dat de hoofdstructuur van de regionale crisisorganisatie bestaat uit: – meldkamer − commando plaats incident (CoPI) − regionaal operationeel team (ROT) − gemeentelijk beleidsteam (GBT) of regionaal beleidsteam (RBT) − team bevolkingszorg
Het Besluit veiligheidsregio’s stelt minimale eisen aan de kernbezetting van de crisisteams die tot de hoofdstructuur van de regionale crisisorganisatie behoren. Ook worden eisen gesteld aan de opkomsttijden. De opkomsttijd is de tijd tussen alarmering en aankomst van (de leden van) het team.
BT ROT
RBT of GBT hoofdprocessen ROT
bevolkingszorg brandweerzorg
op afstand in bestaand gebouw
geneeskundige zorg
COPI
meldkamer
politiezorg
functionarissen bevolkingszorg brandweerzorg geneeskundige zorg politiezorg
COPI
16
17
op plaats incident in commando-haakarmbak gezagslijn
advieslijn
Hoofdprocessen Afhankelijk van het incident worden verschillende activiteiten uitgevoerd. Reeksen van samenhangende activiteiten worden aangeduid als een proces. De crisisorganisatie kent de volgende hoofdprocessen: − bevolkingszorg − brandweerzorg − geneeskundige zorg − politiezorg De uitvoering van deze processen wordt in het CoPI voor het inzetgebied en in het ROT voor het effectgebied afgestemd en aangestuurd.
Opkomsttijden CoPI: binnen 30 minuten. ROT: binnen 30 minuten informatiemanager en voorlichtingsfunctionaris binnen 45 minuten: overige leden GBT: binnen 60 minuten. RBT: niet geregeld in het Besluit veiligheidsregio’s. Opkomstlocatie Het CoPI komt bijeen op de locatie van het incident, in de zogenaamde commando-haakarmbak. De overige crisisteams komen op afstand bijeen in een voorbereide vergaderruimte.
Kernbezetting van het CoPI
Kernbezetting van het GBT
De kernbezetting van het CoPI bestaat uit: − leider CoPI − officier van dienst brandweer − officier van dienst geneeskundig − officier van dienst politie − voorlichtingsfunctionaris CoPI − informatiemanager CoPI
De kernbezetting van het GBT bestaat uit: − burgemeester − (hoofd)officier van justitie * − lid GBT bevolkingszorg − lid GBT brandweer − lid GBT geneeskundig − lid GBT politie − communicatieadviseur GBT *
Taak CoPI: Multidisciplinair leidinggeven aan de operationele bestrijding in het eigen inzetgebied: prioriteiten bepalen, laten uitvoeren, bewaken en zo nodig bijstellen. Onder leiding van de leider CoPI wordt de inzet van de afzonderlijke diensten in het CoPI afgestemd. De multidisciplinair afgestemde aanpak wordt vervolgens door de afzonderlijke diensten uitgevoerd. Afhankelijk van het incident kunnen meerdere COPI’s worden ingesteld, elk met een eigen afgebakend inzetgebied.
Kernbezetting van het ROT 18
De kernbezetting van het ROT bestaat uit: − operationeel leider − algemeen commandant bevolkingszorg − algemeen commandant brandweerzorg − algemeen commandant geneeskundige zorg − algemeen commandant politiezorg − voorlichtingsfunctionaris ROT − informatiemanager ROT Taak ROT: Multidisciplinair leidinggeven aan de operationele bestrijding in het effectgebied / Voorleggen van bestuurlijke beslispunten en adviseren van het beleidsteam / Geven van kaders waarbinnen de leider CoPI zelfstandig opereert. De operationeel leider (OL) is eindverantwoordelijkheid voor de crisis bestrijding bij GRIP 2. Bij GRIP 3 en GRIP 4 leidt hij de crisisbestrijding binnen de bestuurlijke kaders van respectievelijk de burgemeester en de voorzitter veiligheidsregio. De algemeen commandanten geven tijdens de crisis leiding aan de activiteiten van het eigen hoofdproces.
Taak GBT: Nemen van bestuurlijke besluiten voor de bestrijding van de crisis / De leden van het GBT vervullen een adviserende rol naar de burgemeester / Duiden van de gebeurtenissen, bepalen van de voorlichtingsstrategie en geven van handelingsperspectieven aan de bevolking / Afstemmen met crisispartners met eigen (nood)bevoegdheden. De burgemeester is bij GRIP 3 bestuurlijk verantwoordelijk voor de crisis bestrijding. * Functionaris is niet vermeld in het Besluit veiligheidsregio’s, wel in het Referentiekader GRIP.
Kernbezetting van het RBT De kernbezetting van het RBT bestaat uit: − voorzitter veiligheidsregio − burgemeesters betrokken gemeenten − hoofdofficier van justitie − voorzitter van elk betrokken waterschap wordt uitgenodigd − lid RBT bevolkingszorg * − lid RBT brandweer * − lid RBT geneeskundig * − lid RBT politie * − communicatieadviseur RBT * Taak RBT: Nemen van bestuurlijke besluiten voor de bestrijding van de crisis / De leden van het RBT vervullen een adviserende rol naar de voorzitter veiligheidsregio / Duiden van de gebeurtenissen, bepalen van de voorlichtingsstrategie en geven van handelingsperspectieven aan de bevolking / Afstemmen met crisispartners met eigen (nood)bevoegdheden. De voorzitter veiligheidsregio is bij GRIP 4 bestuurlijk verantwoordelijk. * Functionaris is niet vermeld in de Wet veiligheidsregio’s, wel in het Referentiekader GRIP.
19
GRIP 1
GRIP 3
20
21
GRIP 2
GRIP 4
Regionale inkleuring
Reflectievragen
Verschillende regio’s werken, boven op de kernbezetting van de crisisteams, met een eigen regionale inkleuring. Zo is in veel regio’s een officier van dienst bevolkingszorg in een CoPI opgenomen of een informatiemanager toegevoegd aan het GBT of RBT.
Over alarmering − Door wie en hoe wordt u gealarmeerd? − Wat gaat u dan doen? − Waar gaat u naar toe? − Neemt u contact op met bepaalde personen? Zo ja, met wie?
Crisispartners en ad-hocvertegenwoordigers Vanzelfsprekend kunnen, afhankelijk van het incident, crisispartners of vertegenwoordigers van private partijen als ad-hocadviseur aan een crisisteam worden toegevoegd. Een voorbeeld hiervan is een liaison van het Regionaal Militair Commando (RMC) of vertegenwoordigers van Prorail, NS, nutsbedrijven of andere bedrijven uit de vitale sectoren.
Over het organogram − Waar bevindt zich uw plek in het organogram?
Begrippen en afkortingen In dit onderdeel hebt u de volgende begrippen en afkortingen leren kennen:
22
Begrippen − Algemeen commandant − Brongebied − Calamiteitencoördinator − Commando plaats incident − Effectgebied − Gecoördineerde regionale incidentenbestrijdings procedure − Gemeentelijk beleidsteam − Motorkapoverleg − Officier van dienst − Operationeel leider − Opschalen − Regionaal beleidsteam − Regionaal militair commando − Regionaal operationeel team Af kortingen − AC − Caco − CoPI − GBT − GRIP − (H)OvJ − OL − OvD − RBT − RMC − ROT
23
3 Crisisprocessen Leerdoelen Na het doorlopen van dit onderdeel kunt u: – aangeven wat de functie is van generieke crisisprocessen en voorbeelden geven van afstemmingspunten tussen crisisprocessen – benoemen welke crisisprocessen vallen onder de hoofdprocessen bevolkingszorg, brandweerzorg, geneeskundige zorg, politiezorg en wie voor deze processen verantwoordelijk zijn – aangeven wat met netcentrisch werken bedoeld wordt
Generieke crisisprocessen Afhankelijk van de crisis en de effecten ervan moeten verschillende activiteiten uitgevoerd worden. Reeksen van samenhangende crisisactiviteiten worden aangeduid als een crisisproces. Om in de veiligheidsregio’s tot uniforme regionale crisisprocessen te komen is in 2009 het Referentiekader Regionaal Crisisplan opgesteld. Het gaat om generieke crisisprocessen, dat wil zeggen dat dezelfde indeling in crisisprocessen gebruikt wordt bij elke crisis.
24
De crisisprocessen zijn belegd bij een van de vier kolommen die de kern van de regionale crisisorganisatie vormen: de brandweer, de GHOR, de politie en de gemeente. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de taken van een dienst in niet-crisisomstandigheden. Er zijn vier hoofdprocessen: − Brandweerzorg − Geneeskundige zorg − Politiezorg − Bevolkingszorg Omdat een proces een reeks activiteiten is, kunnen ook andere actoren een bijdrage (moeten) leveren aan het proces.
Hoofdproces bandweerzorg Brandweerzorg kent drie crisisprocessen en enkele ondersteunende processen: – Bron- en emissiebestrijding – Redding – Ontsmetting – Ondersteunende processen, zoals informatiemanagement en resourcemanagement Belangrijke afstemmingspunten met andere kolommen: – Bij een ongeval met een gevaarlijke stof geeft de brandweer aan of het gebied veilig is voor andere hulpverleners. – Wanneer de brandweer bij acuut gevaar de sirenes in een bepaald gebied laat afgaan betekent dit ‘ga direct naar binnen, sluit ramen en deuren en zet de
25
regionale radiozender aan’. De gemeentelijke kolom is verantwoordelijk voor de communicatie, zodat de mensen in het gebied weten wat er gaande is. – Bij beknelde slachtoffers zorgt de brandweer dat het slachtoffer bevrijd wordt en let de GHOR op de medische toestand van het slachtoffer. – Wanneer slachtoffers een chemische, biologische of radioactieve besmetting hebben opgelopen zorgt de brandweer voor de ontsmetting en let de GHOR op de medische toestand van de slachtoffers.
Hoofdproces geneeskundige zorg Geneeskundige zorg kent twee crisisprocessen en enkele ondersteunende processen: – Opgeschaalde acute zorg – Publieke gezondheidszorg – Ondersteunende processen, zoals informatiemanagement en resourcemanagement
26
Belangrijke afstemmingspunten met andere kolommen: – Voor het proces Communicatie is het belangrijk geverifieerde informatie te krijgen over het aantal dodelijke en gewonde slachtoffers. De GHOR levert hiervoor informatie aan. – Bij het vrijkomen van gevaarlijke stoffen levert de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen van de GHOR inhoudelijke informatie en handelingsperspectieven om de schadelijke gevolgen te beperken aan voor het proces Communicatie. Een voorbeeld hiervan is wat men moet doen als men met de gevaarlijke stof in aanraking is gekomen.
Hoofdproces politiezorg Politiezorg kent drie crisisprocessen en enkele ondersteunende processen: – Noodhulp – Ordehandhaving – Opsporing – Ondersteunende processen, zoals informatiemanagement en resourcemanagement Belangrijke afstemmingspunten met andere kolommen: – Bij een incident waarbij vuurwapengevaarlijke daders betrokken zijn geeft de politie aan of het gebied veilig is voor andere hulpverleners. – Voor de politie is het belangrijk om te weten waar het gewondennest zich bevindt, de plek bij het incident waar slachtoffers worden opgevangen. De politie zorgt dan dat de ambulances over snelle aan- en afvoerroutes kunnen beschikken.
Bevolkingszorg – Communicatie – Publieke zorg – Omgevingszorg – Ondersteunende processen
Geneeskundige zorg – Opgeschaalde acute zorg – Publieke gezondheidszorg – Ondersteunende processen
Brandweerzorg – Bron- en emissiebestrijding – Redding – Ontsmetting – Ondersteunende processen
Politiezorg – Noodhulp – Ordehandhaving – Opsporing – Ondersteunende processen
Hoofdproces bevolkingszorg Bevolkingszorg kent drie crisisprocessen en enkele ondersteunende processen: – Communicatie – Publieke zorg – Omgevingszorg – Ondersteunende processen, zoals informatiemanagement en resourcemanagement Belangrijke afstemmingspunten met andere kolommen: – Het proces Communicatie is afhankelijk van informatie uit de andere kolommen en door hen aangereikte handelingsperspectieven. – Ook de afstemming van de communicatie met de communicatie van crisispartners en andere betrokken partijen is van groot belang. – Voor de registratie van slachtoffers moet zorgvuldige verificatie van gegevens plaatsvinden die afkomstig zijn uit diverse bronnen: van ziekenhuizen, van mortuaria, mogelijk van het Rampen Identificatie team en van opvanglocaties. Deze informatie moet gematcht worden met lijsten van potentiële slachtoffers. – Het proces Omgevingzorg is afhankelijk van de brandweer voor meet gegevens over de aard en de verspreiding van gevaarlijke stoffen.
27
BT
ROT
Bevolkingszorg Brandweerzorg Geneeskundige zorg Politiezorg meldkamer
één actueel totaalbeeld
COPI
28
Inschakelen van bijstand Als in een crisissituatie de mensen en middelen in een veiligheidsregio niet toereikend zijn, kan de voorzitter van een veiligheidsregio bijstand aanvragen. Hiervoor is namens de minister van Veiligheid en Justitie het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) het landelijke aanspreekpunt. Het LOCC voorziet in bijstand vanuit andere veiligheidsregio’s voor de brandweer, de politie, de GHOR en de bevolkingszorg. Ook is het LOCC het aanspreekpunt voor bijstand van Defensie. Als vooraf afspraken gemaakt zijn met een aangrenzende veiligheidsregio, kan de voorzitter van de veiligheids regio zich ook rechtstreeks richten tot deze regio. Civiel-militaire samenwerking Een van de hoofdtaken van Defensie is het ondersteunen van civiele autoriteiten bij de crisisbestrijding. Binnen vastgestelde termijnen kan Defensie allerlei ondersteuning leveren: van de explosievenopruimingsdienst tot een nood hospitaal. Elke veiligheidsregio beschikt over een eigen militair adviseur, de officier veiligheidsregio genoemd, die specialistische kennis inbrengt bij de voorbereiding van de crisisbeheersing. De officier veiligheidsregio of een andere vertegenwoordiger van het Regionaal Militair Commando kan deel nemen in CoPI, ROT of (gemeentelijk of regionaal) beleidsteam.
Ondersteunende processen
Generieke crisisprocessen kennen een regionale inkleuring
Informatiemanagement: Effectieve multidisciplinaire crisisbesluitvorming is alleen mogelijk als alle betrokken functionarissen hetzelfde beeld van de situatie hebben. Hiervoor is een werkwijze ontwikkeld waarin de verschillende kolommen en teams informatie met elkaar delen. Ook wel netcentrisch werken genoemd. Daarbij wordt in de meeste veiligheidsregio’s gebruik gemaakt van het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS).
Elke veiligheidsregio kent een eigen regionaal crisisplan dat is gebaseerd op het Referentiekader Regionaal Crisisplan. Het referentiekader beschrijft de generieke crisisprocessen die bij elke crisis gebruikt worden. Het referentie kader richt zich op de uniformiteit van de crisisprocessen en crisisorganisatie. Hierdoor is het mogelijk om functionarissen professioneel op te leiden, te trainen en te oefenen en wordt de inzetbaarheid van functionarissen tussen de veiligheidsregio’s bevorderd.
In het ondersteunende proces Informatiemanagement werken de informatiemanagers in de verschillende onderdelen van de crisisorganisatie met elkaar samen. Zij leveren informatie aan over het eigen onderdeel. Deze informatie wordt samengevat in een overzichtelijk totaalbeeld. Dit totaalbeeld bevat zowel tekst als grafische informatie. Resourcemanagement: Elk hoofdproces wordt ondersteunend door het proces Resourcemanagement. Resourcemanagement regelt de aflossing van ingezet personeel en allerlei facilitaire voorzieningen, zoals catering, ICT en dergelijke. Iedere kolom verzorgt zijn eigen voorzieningen, tenzij hierover in de veiligheidsregio andere afspraken zijn gemaakt.
In de praktijk kent het regionale crisisplan op onderdelen een regionale inkleuring.
29
Begrippen en afkortingen In dit onderdeel hebt u de volgende begrippen en afkortingen leren kennen:
30
Begrippen − Civiel-militaire samenwerking − Crisisproces Bron- en emissiebestrijding − Crisisproces Communicatie − Crisisproces Noodhulp − Crisisproces Omgevingszorg − Crisisproces Ontsmetting − Crisisproces Opgeschaalde acute zorg − Crisisproces Opsporing − Crisisproces Ordehandhaving − Crisisproces Publieke gezondheidszorg − Crisisproces Publieke zorg − Crisisproces Redding − Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio − Hoofdproces Bevolkingszorg − Hoofdproces Brandweerzorg − Hoofdproces Geneeskundige zorg − Hoofdproces Politiezorg − Ketenpartner van de GHOR − Landelijk operationeel coördinatiecentrum − Netcentrisch werken Af kortingen − GHOR − LOCC
Reflectievragen – Hebt u in uw functie te maken met activiteiten die afgestemd moeten worden met andere kolommen? – Zo ja, hoe vindt de afstemming plaats en wie is binnen uw kolom daarvoor verantwoordelijk?
31
4 Het bestuurlijke kader Leerdoelen Na het doorlopen van dit onderdeel kunt u: – aangeven wat het verschil is tussen een gemeentelijke crisis, een regionale crisis en een nationale crisis – aangeven wat het verschil is tussen de algemene keten en de functionele ketens en uitleggen wat met de ‘bottom-upaanpak’ in de algemene keten bedoeld wordt en de ‘top-downaanpak’ bij functionele ketens – uitleggen in welke overleggen de bestuurlijke afstemming tussen de algemene keten en de functionele ketens plaatsvindt – aangeven wat de volgende noodbevoegdheden van de burgemeester en de voorzitter veiligheidsregio inhouden: noodbevel, noodverordening, ongeschreven noodrecht, opperbevel
Bestuurlijke netwerkkaarten De bestuurlijke aansturing van de algemene keten en van de functionele ketens is beschreven in de publicatie Bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing. Hiernaast ziet u een opsomming van de verschillende netwerkkaarten die er zijn. De eerste netwerkkaart heeft betrekking op de algemene keten. In de publicatie aangeduid als ‘rampenbestrijding algemeen en handhaving openbare orde’. De overige eenentwintig netwerkkaarten gaan ieder over een functionele keten.
Algemene keten De algemene keten bestaat uit: – minister van Veiligheid en Justitie (VenJ); – commissaris van de Koningin (CdK); – burgemeester of voorzitter veiligheidsregio.
Ordening in ketens Crises houden zich niet aan geografische of bestuurlijke grenzen. Bij een crisis van meer dan plaatselijke of regionale betekenis is samenwerking tussen bestuurders nodig. De bestuurlijke aansturing van de crisisbeheersing is in Nederland georganiseerd in ketens. 32
minister Veiligheid en Justitie CdK
Er is een algemene keten en er zijn meerdere functionele ketens. De crisis bestrijding wanneer de openbare veiligheid in het geding is en het handhaven van de openbare orde is belegd bij de zogenaamde algemene keten. De crisisbestrijding op specifieke beleidsterreinen zoals elektriciteit, infectieziekten, voedselveiligheid of terrorisme is belegd in een zogenaamde functionele keten.
Bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing 01 Rampenbestrijding algemeen en handhaving openbare orde 02 Geneeskundige hulpverlening algemeen 03 Oppervlaktewater en waterkering 04 Noordzee en zeescheepvaart 05 Milieu 06 Kernongeval 07 Infectieziekte 08 Dierziekte 09 Justitie algemeen 10 Terrorisme 11 Schaarste algemeen 12 Nooddrinkwater en noodwater
33
voorzitter veiligheidsregio of
13 Voedsel
maatregelen jegens bevolking / bedrijven
14 Elektriciteit en gas
bestuurlijk toezicht tevens onderlinge informatie
15 Olie 16 Spoorvervoer 17 Wegvervoer 18 Binnenvaart 19 Burgerluchtvaart 20 Sociale zekerheid 21 Telecommunicatie 22 Media 23 Onderwijs 24 Cultureel erfgoed
operationele bevelslijn
burgemeester
operationele diensten
bevolking bedrijven
De algemene keten sluit aan bij de in Nederland gebruikelijke drie bestuurs lagen: rijk, provincie en gemeente. De veiligheidsregio wordt gezien als verlengd lokaal bestuur. Bij een crisis van meer dan plaatselijke betekenis heeft de voorzitter van de veiligheidsregio eigen bevoegdheden. Of de crisis van meer dan plaatselijke betekenis is, is ter beoordeling aan de voorzitter veiligheidsregio. Een crisis met een grote impact op de bevolking in de veiligheidsregio kan van meer dan plaatselijke betekenis zijn, ook al is de crisis (nog) lokaal. Bijvoorbeeld een grote dreigende overstroming.
Functionele ketens De functionele ketens worden in het algemeen aangestuurd door het direct betrokken ministerie op nationaal niveau. Bij een crisis in een functionele keten vindt de besluitvorming binnen de functionele keten plaats. De burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio heeft dus geen directe invloed op de besluitvorming binnen een functionele keten, behalve wanneer hij zelf tevens deel uitmaakt van een functionele keten, zoals bijvoorbeeld bij de bestrijding van infectieziekten. De burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio moet wel rekening houden met de effecten van een verstoring in een functionele keten op de openbare orde en veiligheid en neemt zo nodig maatregelen.
minister X
minister V en J
minister Y
functionele keten
algemene keten
functionele keten
regionaal of beleidsteam gemeentelijk beleidsteam
nationaal niveau
regionaal of gemeentelijk niveau
minister Economische zaken, Landbouw en Innovatie
Afstemming op regionaal of gemeentelijk niveau
regioambassadeur regionaal crisiscentrum EL&I
34
maatregelen jegens bevolking / bedrijven interne lijn
houder van dieren
Functionele keten dierziekte als voorbeeld Bij een dierziekte is het optreden door de overheid voorbehouden aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en voor enkele besluiten aan de Europese Commissie. De regioambassadeur van de directie Ruimtelijke Economie van het ministerie van EL&I geeft leiding aan een regionaal crisiscentrum. De regioambassadeur treft namens de minister maatregelen op locatie, zoals het (preventief) ruimen van dieren.
Afstemming tussen ketens Bij een crisis kunnen meerdere ketens betrokken zijn. De bestuurlijke afstemming tussen ketens vindt plaats op twee niveaus: op regionaal of gemeentelijk niveau en op nationaal niveau. Deze twee niveaus worden hierna toegelicht.
Vertegenwoordigers van ministeries kunnen bij een crisis in een functionele keten deelnemen aan de vergaderingen van een regionaal beleidsteam of gemeentelijk beleidsteam. Deze vertegenwoordigers worden ook wel rijksheren genoemd. Bijvoorbeeld de vestigingsdirecteuren van de directie Regionale Zaken van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of de hoofd ingenieurs-directeuren van de regionale diensten van Rijkswaterstaat. De rijksheren kunnen naast het adviseren van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio ook informatie geven over de maatregelen die de minister als verantwoordelijke bestuurder van de functionele keten treft. Het gemeentelijk of het regionaal beleidsteam bekijkt dan de effecten van de door de minister genomen maatregelen en neemt zo nodig maatregelen op het terrein van de openbare orde en veiligheid waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Wanneer bij een crisis strafrechtelijke aspecten aan de orde zijn en vertrouwelijke informatie uitgewisseld moet worden, kunnen de burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio, de (hoofd)officier van justitie en de (korps)chef van politie besluiten om dit niet te bespreken in het beleidsteam maar in een apart overleg van de gezagsdriehoek.
Afstemming op nationaal niveau Bij nationale crisisbeheersing gaat het om het uitoefenen van bevoegdheden door het Rijk (of door het internationale niveau) die kunnen doorwerken naar het regionale of gemeentelijke niveau. Uitgangspunt bij nationale crisisbeheersing is dat een crisis in eerste instantie wordt opgepakt door het departement op wiens beleidsterrein de crisis zich voordoet. Elk ministerie kent een eigen Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC), behalve het ministerie van VenJ dat een Nationaal CrisisCentrum (NCC) kent.
35
nationale crisisbeheersing minister Veiligheid en Justitie
interdepartementale coördinatie Ministeriële CommissieCrisisbeheersing (MCCB)
CdK
Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCB) DCC functionele keten
NCC algemene keten
stap 1
minister Y voorzitter veiligheidsregio
functionele keten
regionaal of beleidsteam gemeentelijk beleidsteam
of maatregelen jegens bevolking/bedrijven voor zover niet overgenomen door minister van V en J operationele bevelslijn
Als de crisis departementoverstijgend is, is interdepartementale coördinatie nodig. Dan wordt de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCB) geactiveerd. In de ICCB worden de maatregelen ambtelijk afgestemd door de betrokken departementen. De ICCB wordt daarbij ondersteund door het NCC. 36
stap 2
Crisisbesluitvorming op politiek-bestuurlijk niveau geschiedt door de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCB), die wordt voorgezeten door de minister van VenJ, als coördinerend minister, of bij zeer grootschalige crises door de minister-president. Ministers hebben in principe geen hiërarchische verhouding ten opzichte van elkaar. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Bottom-upaanpak in de algemene keten Bij een crisis op het terrein van de openbare orde en veiligheid wordt uitgegaan van een bottom-upaanpak. Bij een crisis van plaatselijke betekenis ligt het bevoegd gezag bij de burgemeester en bij een crisis van meer dan plaatselijke betekenis ligt het bevoegd gezag bij de voorzitter veiligheidsregio. Bij een crisis van meer dan plaatselijke betekenis kan de CdK aan de voorzitter of andere leden van het regionaal beleidsteam aanwijzingen geven over de samenwerking in het regionaal beleidsteam. Wanneer een crisis van meer dan regionale betekenis is, dan kan de minister bestuurlijke opschalen. Of de crisis van meer dan regionale betekenis is, is ter beoordeling aan de minister van VenJ. Het bestuurlijk opschalen kan in twee stappen: Stap 1 geven van aanwijzingen inzake de crisisbeheersing: De minister van VenJ of namens hem de CdK kan aan de burgemeesters in de provincie aanwijzingen geven inzake de crisisbeheersing.
burgemeester
operationele diensten
bevolking bedrijven
Stap 2 overnemen van het gezag: De minister van VenJ kan het gezag overnemen, bijvoorbeeld voor het besluit tot een grootschalige evacuatie. De regionale crisis is dan tevens een nationale crisis geworden, al of niet met behoud van bevoegdheden op regionaal niveau.
Top-downaanpak bij functionele ketens Bij een crisis in een functionele keten treft de verantwoordelijke minister (of internationaal orgaan) maatregelen. Departementale activiteiten worden binnen het eigen beleidsterrein uitgevoerd en gecoördineerd door het des betreffende DCC. Voor rampen is geregeld dat ministers in beginsel pas van noodbevoegdheden gebruik maken na overleg met de minister van VenJ. Voor andere crises is alleen voorgeschreven dat ministers de minister van VenJ informeren. De minister van VenJ zorgt op zijn beurt indien nodig voor de informatievoorziening naar de voorzitter veiligheidsregio of de burgemeester en wordt daarbij ondersteund door het NCC. De burgemeester of voorzitter veiligheidsregio dient zijn aandeel in de crisisbeheersing te leveren volgens de lijn die door de rijksoverheid is uitgezet. Bijvoorbeeld bij vogelgriep neemt het ministerie van Economie Landbouw en Innovatie maatregelen. Veehouders en dierenartsen zijn verplicht om een verdenking van vogelgriep te melden bij een landelijke meldpunt. Vervolgens wordt het bedrijf geblokkeerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dieren, mest of voorwerpen die drager kunnen zijn van het virus mogen niet van het bedrijf af. Als blijkt dat het bedrijf daadwerkelijk besmet is, worden de dieren geruimd.
37
Noodbevoegdheden van burgemeester en voorzitter veiligheidsregio
De verschillende rollen van de burgemeester
Bij een crisis van plaatselijke betekenis (dus binnen de eigen gemeente) beschikt de burgemeester op grond van de Gemeentewet over twee algemene noodbevoegdheden: het noodbevel en de noodverordening. Het noodbevel richt zich op met name te noemen personen of bedrijven. De noodverordening richt zich op eenieder, bijvoorbeeld ramptoeristen of voetbalsupporters.
De burgemeester vervult in een crisis verschillende rollen. Het gaat hierbij om de burgemeester in de rol van: – beslisser of opperbevelhebber: als voorzitter van het GBT of RBT – boegbeeld: als gezicht van de overheid naar bevolking en media – burgervader: als bestuurder die compassie heeft met slachtoffers, getroffen burgers en hulpverleners – collegiaal bestuurder: als bestuurder die zo snel mogelijk het overleg en de besluitvorming in het college van B en W tot zijn recht laat komen en die de gemeenteraad informeert over de crisissituatie. Mede met het oog op de nafase en de verantwoording achteraf
De burgemeester heeft op grond van de Wet veiligheidsregio’s het gezag over allen die betrokken zijn bij de crisisbeheersing, ook over de eenheden die bijstand verlenen. Dit wordt het opperbevel genoemd. Het opperbevel is alleen relevant voor de openbare veiligheid, aangezien daar sprake is van samen werking met organisaties die niet reeds in normale omstandigheden onder het gezag van de burgemeester staan. Op grond van de Politiewet heeft de burgemeester voor de handhaving van de openbare orde al het gezag over de politie.
Bij crises die een grote impact op de bevolking hebben, is de rol van de burgemeester als boegbeeld en burgervader erg belangrijk.
Bij een crisis van meer dan plaatselijke betekenis neemt de voorzitter veiligheidsregio het opperbevel van de burgemeester in zijn regio over. Ook neemt hij het gezag over de politie en de noodbevoegdheden over. Door de nood bevoegdheden kan de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio opdrachten geven aan personen, bedrijven en overheidsorganen waarmee hij normaal gesproken geen hiërarchische relatie heeft. 38
Het gebruik van noodbevoegdheden Noodbevoegdheden mogen niet zonder meer worden toegepast. Er gelden twee grondbeginselen: proportionaliteit en subsidiariteit. Onder het grondbeginsel van proportionaliteit wordt verstaan dat de zwaarte van de in te zetten noodbevoegdheden in verhouding moet staan tot de omvang van de crisis. Het grondbeginsel van subsidiariteit houdt in dat indien volstaan kan worden met toepassing van normale bevoegdheden of met minder vergaande noodbevoegdheden, de overheid zich daartoe dient te beperken. Een burgemeester of voorzitter veiligheidsregio kan in laatste instantie ook invloed uitoefenen binnen een functionele keten, althans indien de openbare orde of veiligheid in het geding is. Hij kan op grond van zijn noodbevoegdheden afwijken van wetgeving (met uitzondering van de Grondwet). De toevoeging ‘in laatste instantie’ is cruciaal: hij dient zich daarbij -behalve bij spoed- te richten tot het betreffende gezag uit de functionele keten dat kan optreden. Dat volgt uit het beginsel van subsidiariteit. Indien de wettelijke normale bevoegdheden of noodbevoegdheden niet toereikend zijn, kan de burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio gebruik maken van ongeschreven noodrecht. Na de crisis moet democratische verantwoording worden afgelegd over het gebruik van de (nood)bevoegdheden.
Begrippen en afkortingen In dit onderdeel hebt u de volgende begrippen en afkortingen leren kennen: Begrippen – Burgemeester als beslisser of opperbevelhebber – Burgemeester als boegbeeld – Burgemeester als burgervader – Burgemeester als collegiaal bestuurder – Bestuurlijke opschaling – Departementaal coördinatiecentrum crisisbeheersing – Functionele keten – Gemeentelijke crisis – Gezagsdriehoek – Nationaal crisiscentrum – Nationale crisis – Noodbevel – Noodverordening – Ongeschreven noodrecht – Opperbevel – Regionale crisis – Wet veiligheidsregio’s Af kortingen – DCC – NCC
39
5 Voorbereiding op crises Leerdoelen Na het doorlopen van dit onderdeel kunt u: – aangeven wat de veiligheidsketen is en uit welke vijf schakels deze bestaat – uitleggen wat een regionaal beleidsplan, een regionaal crisisplan en een rampbestrijdingsplan is en waartoe deze plannen dienen – voorbeelden geven van crisispartners en ketenpartners die bij een crisis betrokken kunnen zijn – voorbeelden geven van (zelf )redzaamheid van burgers tijdens een crisis en aangeven hoe de (zelf )redzaamheid gestimuleerd kan worden
De veiligheidsketen Voor een integrale benadering van veiligheid is de veiligheidsketen een belangrijk hulpmiddel. Veiligheidsproblemen worden in deze proces benadering van oorzaak tot gevolg in beeld gebracht.
40
41
De veiligheidsketen bestaat uit vijf schakels: Proactie: Het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid, zoals op het terrein van ruimtelijke ordening en infrastructuur. Preventie: Het nemen van maatregelen vooraf om de risico’s zo klein mogelijk te houden en de gevolgen van crises te beperken indien zij zich toch voordoen. Te denken valt aan wettelijke kaders, voorlichting en toezicht.
Preparatie: De voorbereiding om crises te kunnen bestrijden. Denk aan het opstellen van plannen en procedures of het opleiden en oefenen van personeel. Respons: (of repressie) De daadwerkelijke bestrijding van een crisis. Nafase: Al hetgeen nodig is om zo snel mogelijk naar de ‘normale’ situatie terug te keren, zoals herstel van materiële schade, nazorg aan slachtoffers en hulpverleners en het afleggen van verantwoording over de crisisbestrijding. De schakels proactie en preventie zijn gericht op risicobeheersing en de schakels preparatie, respons en nafase op crisisbeheersing.
Preparatie start met regionaal risicoprofiel Het gezegde ‘een goede voorbereiding is het halve werk’ gaat ook op voor de voorbereiding op crisisbeheersing, ook wel preparatie genoemd. De ideale cirkel van preparatie bevat de volgende stappen: − Risicoanalyse − Planvorming − Opleiden en oefenen − Evaluatie
Het regionaal beleidsplan van de veiligheidsregio gaat op basis van het risicoprofiel in op maatregelen om risico’s te voorkomen en te beperken. Het beschrijft de gewenste capaciteit aan hulpverleners en de beoogde operationele prestaties van de brandweer, geneeskundige hulpverlening, politie en de gemeente. Verder maakt een oefenbeleidsplan onderdeel uit van het beleidsplan.
Regionaal crisisplan In het regionaal crisisplan wordt de generieke crisisorganisatie in de veiligheidsregio met bijhorende verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden beschreven. Het crisisplan behoort te zijn afgestemd met de crisisplannen van aangrenzende veiligheidsregio’s en van aangrenzende landen. Het moet ten minste eenmaal in de vier jaar door het bestuur van de veiligheidsregio worden geactualiseerd en vastgesteld. In deel 2 ‘Crisisorganisatie en opschaling’ en deel 3 ‘Crisisprocessen’ zijn belangrijke onderdelen van de generieke crisisorganisatie behandeld, zoals de hoofdstructuur van de crisisorganisatie, de GRIP-niveaus, de hoofdprocessen met de verantwoordelijke diensten en de verdere onderverdeling in crisis processen.
regionaal risicoprofiel 42
Regionaal beleidsplan
Rampbestrijdingsplan
risicoanalyse
Een rampbestrijdingsplan gaat in op de operationele maatregelen en voor zieningen voor de beheersing van crises bij specifieke risicovolle objecten. verbeterpunten uit oefeningen en lessons learned van incidenten
planvorming
evaluatie
regionaal beleidsplan regionaal crisisplan rampbestrijdingsplan
opleiden en oefenen
opgeleide en geoefende functionarissen
In deel 1 ‘Crises en risico’s’ is behandeld dat elke veiligheidsregio een risicoanalyse maakt in de vorm van een regionaal risicoprofiel. Een regionaal risicoprofiel is een overzicht van de risico’s die zich in een veiligheidsregio kunnen voordoen, de kans erop en een inschatting van de gevolgen ervan.
Het opstellen van een rampbestrijdingsplan is verplicht voor: – bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (zoals vastgelegd in het Besluit Risico’s zware ongevallen) – luchthavens (vanaf brandrisicoklasse 3) – afvalvoorzieningen voor risicovol of gevaarlijk afval (categorie A volgens de Wet milieubeheer)
Opleiding en oefening Wanneer is vastgelegd in plannen hoe de organisatie zich wil voorbereiden op een bepaald type crisis dan moet vervolgens die voorbereiding ook nog wel plaatsvinden. De betrokken crisisfunctionarissen moeten opgeleid en geoefend worden voor de specifieke crisistaken die zij moeten uitvoeren. Onder opleiden wordt verstaan het bijbrengen van nieuwe kennis en vaardig heden, onder oefenen het bijhouden en inslijpen van aangeleerde kennis en vaardigheden. Essentieel bij oefenen is de evaluatie van hetgeen beoefend wordt; zonder feedback zal oefenen ook ingeslepen fouten verder inslijpen.
43
Oefenen, oefenen, oefenen Omdat er gelukkig weinig crises voorkomen, is het voor functionarissen in de crisisorganisatie belangrijk om regelmatig te oefenen. Er kan op vele verschillende manieren getraind en geoefend worden. De meeste oefeningen zijn bedoeld om ervan te leren. Bij oefeningen om te leren geldt dat fouten maken mag. Van fouten maken wordt immers het meeste geleerd. Bij deze oefeningen gaat het niet om het beperken van het aantal fouten maar juist om deze fouten te gebruiken om van te leren. Een stimulerende en veilige leeromgeving is daarbij belangrijk. Er zijn ook oefeningen om te toetsen of functionarissen of teams aan de gestelde normen voldoen. Daarbij is het belangrijk dat de deelnemers weten wat de oefendoelen, of beter gezegd, de te toetsen prestaties zijn. Deze prestaties moeten uiteraard daadwerkelijk te behalen zijn en overeenkomen met de realiteit van de crisisbestrijding.
Crisispartners Een crisispartner is een (functionaris van een) publieke organisatie buiten de veiligheidsregio-organisatie die wettelijke taken of bevoegdheden heeft bij het waarborgen van vitale belangen.
44
De volgende crisispartners zijn in voorgaande delen al genoemd: – De (hoofd)officier van justitie, kan deelnemen aan het GBT of RBT. Bij vertrouwelijke informatie wordt overlegd in de gezagsdriehoek. – De voorzitter van een betrokken waterschap, kan deelnemen aan RBT. – Rijksheren, die als vertegenwoordigers van functionele ketens kunnen deelnemen aan een GBT of RBT. – Defensie, voor het leveren van bijstand. Hierna wordt kort ingegaan op de volgende crisispartners: Waterschappen / Rijkswaterstaat / Nederlandse Kustwacht / Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit / Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het kennen van de belangrijkste crisispartners, afstemmen over de samen werking in een crisissituatie en liefst ook gezamenlijk oefenen hoort bij de voorbereiding op crises.
Waterschappen Nederland kent 26 waterschappen. We hebben water nodig. Zonder water is er geen leven. In Nederland is water genoeg, maar het is vaak ongelijk verdeeld en vervuild. Daarom is het belangrijk dat het water goed beheerd wordt. Waar te veel water is, voeren de waterschappen het af. Waar te weinig is, voeren ze het aan. Ook werken de waterschappen aan verbetering van de waterkwaliteit.
De waterschappen zijn belangrijke crisispartners omdat zij zorgen voor: – Droge voeten: Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid van het merendeel van onze dijken. – Voldoende water: Door een juiste aan- en afvoer zorgt het waterschap dat teveel oppervlaktewater wordt afgevoerd en een tekort wordt voorkomen. – Schoon water: Het waterschap zorgt voor schoon oppervlaktewater, onder andere door middel van waterzuiveringsinstallaties. De waterschappen gaan over de regionale watersystemen. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het landelijk watersysteem (de grote rivieren, het IJsselmeer, de Zeeuwse en Hollandse Delta, de zee).
Rijkswaterstaat Droge voeten, voldoende en schoon water: Rijkswaterstaat zorgt samen met andere waterbeheerders, zoals de waterschappen, voor bescherming tegen overstromingen en voldoende en schoon water. Vlot en veilig verkeer over weg en water: Rijkswaterstaat heeft onder andere als taak om de wegen zo veilig mogelijk te houden, óók wanneer er een ongeluk heeft plaatsgevonden. Voor een vlotte afhandeling van incidenten op de weg is er een officier van dienst Rijkswaterstaat, die samenwerkt met de hulpverleningsdiensten en deelneemt aan het motorkapoverleg en het CoPI. Rijkswaterstaat beschikt over regionale verkeerscentrales en het Verkeers centrum Nederland (VCNL). Bij ongevallen worden rijstroken afgesloten en omleidingroutes ingesteld via de borden boven de weg. Het VCNL coördineert het werk van de regionale centrales bij incidenten met gevolgen op landelijke schaal. Het Scheepvaartverkeerscentrum is het aanspreekpunt voor alle scheepvaartzaken. Bij grootschalige incidenten zorgt dit centrum ervoor dat het scheepvaartverkeer door het geven van informatie en omleidingroutes zo min mogelijk hinder ondervindt.
Nederlandse Kustwacht De Nederlandse Kustwacht fungeert als meld-, informatie- en coördinatie centrum voor operationele overheidstaken op de Noordzee. Voor de uitvoering van deze taken beschikt de Kustwacht over varende en vliegende eenheden. Het treffen van verkeersmaatregelen en ‘search and rescue’ door de Kustwacht kan aan de orde zijn bij een ongeval, bij een verontreiniging, bij ongeregeld heden, bij een terroristische aanslag of bij een dreiging van deze incidenten of crises.
45
NVWA en RIVM
Nederlandse Rode Kruis
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. De NVWA functioneert onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Met het Nederlandse Rode Kruis hebben we al kennis gemaakt in hoofdstuk 3 ‘Crisisprocessen’ als ketenpartner van de GHOR.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Het RIVM is een kennis- en onderzoeksinstituut, gericht op de bevordering van de publieke gezondheid en een gezond en veilig leefmilieu. Het kan onder andere ondersteuning bieden bij infectieziekten, milieu-incidenten en bij gezondheidsonderzoek. Het RIVM is een zelfstandig onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Ketenpartners Een ketenpartner is een private partij die door zijn functie in de samenleving, zijn expertise en capaciteiten een rol kan spelen bij de crisisbeheersing. In de praktijk wordt met de term crisispartners vaak ook de ketenpartners bedoeld.
46
In het voorgaande hoofdstuk ‘Crisisprocessen’ zijn de volgende ketenpartners in de witte kolom al genoemd: regionale ambulancevoorzieningen, zieken huizen, huisartsen(posten) en GGD-en. Hierna wordt kort ingegaan op de volgende ketenpartners: Calamiteitenzender / Nederlandse Rode Kruis / Drinkwaterbedrijven / Elektriciteitsbeheerders / ProRail / Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij (KNRM) / Reddingsbrigade Nederland Ook voor de belangrijkste ketenpartners geldt dat elkaar kennen en afstemmen over de samenwerking in een crisissituatie een must is om goed voorbereid te zijn.
Calamiteitenzender Regionale publieke omroepen kunnen tijdens crises worden ingezet als calamiteitenzender. De burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio is bij een (dreigende) crisis bevoegd de uitzending van een radioprogramma van de Regionale Omroep te onderbreken voor dringende mededelingen aan het publiek. De regionale omroep heeft een dubbelrol. Naast berichten als calamiteitenzender mag de regionale omroep ook eigen nieuws over de crisis uitzenden.
SIGMA-team: Het Rode kruis beschikt over zogenaamde SIGMA-teams. Dit zijn teams van goed getrainde vrijwilligers die ingezet kunnen worden bij en crisissituatie. SIGMA staat voor Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie. Het is een geneeskundige eenheid die bestaat uit acht mensen. Ze assisteren de beroepskrachten met eenvoudige medische handelingen. Ze bouwen, als het nodig is, een noodhospitaal op en vervoeren en begeleiden slachtoffers. Ook ketenpartner voor bevolkingszorg: Vrijwilligers van het Rode Kruis kunnen ook ingezet worden bij bevolkingszorg, bij het opvangen en verzorgen van slachtoffers, bij het registreren van slachtoffers en voor het geven van verwanteninformatie.
Drinkwaterbedrijven en electriciteitsbeheerders Drinkwaterbedrijven Drinkwaterbedrijven beschikken over speciale voorzieningen om bij een ver storing van de drinkwatervoorziening burgers te voorzien van nooddrinkwater. Hierbij plaatst het drinkwaterbedrijf op een door de gemeente aangewezen distributiepunt een nooddrinkwatervoorziening om vanuit daar burgers te voorzien van minimaal drie liter nooddrinkwater per persoon per dag. De tien geprivatiseerde drinkwaterbedrijven in Nederland hebben een samenwerkingsovereenkomst om met behulp van elkaars personeel en middelen op grotere schaal nooddrinkwater in te kunnen zetten. Elektriciteitsbeheerders Stroomuitval van een halve dag zorgt al voor aanzienlijke economische schade en in sommige gevallen ook voor bedreigingen voor veiligheid en gezondheid. Bijvoorbeeld doordat alarmsystemen buiten werking zijn of grote hoeveelheden gekoeld voedsel dreigen te bederven. Bij stroomuitval blijft de netbeheerder verantwoordelijk voor de herstelmaatregelingen. De burgemeester of voorzitter veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de aanpak van de effecten van de stroomuitval voor de openbare orde en de openbare veiligheid.
Prorail Prorail zorgt voor het beheer van het Nederlandse spoorwegnet, inclusief alle bijbehorende voorzieningen: tunnels, overwegen, bovenleiding, seinen, wissels en stations. ProRail is verantwoordelijk voor de railverkeersleiding en de verdeling van de capaciteit over het spoor. In geval van een calamiteit op het spoor ligt bij ProRail ligt de coördinatie van de verschillende partijen uit de spoorbranche. Voor de samenwerking met de overheidshulpdiensten op de plaats incident is de Officier van Dienst Rail het aanspreekpunt.
47
KNRM en Reddingsbrigade Nederland KNRM De Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij (KNRM) verleent hulp en bijstand op open water aan hen die in gevaar verkeren of in gevaar dreigen te raken. Kortom: mensen redden. De KNRM bestaat uit professionele vrijwilligers. Het gebied bestrijkt het Nederlandse deel van de Noordzee, de gehele Nederlandse kust, de Zeeuwse wateren, het IJsselmeer en de randmeren.
Leerarena Het organiseren van een zogenaamde ‘leerarena’ blijkt een goede manier te zijn voor functionarissen die betrokken waren bij een incident om van hun optreden te leren. Tijdens een leerarena reflecteren zij met collega’s uit het land op een open en veilige manier op hun optreden en wat de leeropgave is voor de eigen discipline.
Reddingsbrigade Nederland Reddingsbrigade Nederland is de overkoepelende organisatie van de ongeveer 180 reddingsbrigades die Nederland telt. De reddingsbrigades zijn onder meer actief aan de Noordzeekust, op de Zeeuwse wateren, het IJsselmeergebied en de binnenmeer. De vrijwilligers zijn opgeleid voor strandbewakingstaken en om mensen zwemmende en varend te redden. Ook beschikt men over reddingsvletten om mensen te evacueren uit ondergelopen gebieden.
Zelfredzaamheid en helpende burgers
48
Zelfredzaamheid omvat alle handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op, tijdens en na crises om zichzelf én anderen te helpen en de gevolgen te beperken. Als dit handelen niet gericht is op zichzelf maar op anderen is er spraken van redzaamheid. Burgers zijn tijdens crises zeer zelfredzaam en redzaam. Dat is maar goed ook, omdat de overheidsdiensten tijd nodig hebben om op te schalen en ook dan beperkte capaciteit hebben. Vuistregels om beter om te gaan met de (zelf)redzame burger zijn: – Ga als hulpverleners bij crises uit van zowel de zelfredzame als de redzame burgers. Tref hiervoor voorbereidingen per crisisproces. – Coördineer de burgerhulp en maak hierover afspraken in het CopI en ROT. – Treedt zo snel mogelijk naar buiten met crisiscommunicatie. Geef informatie over wat er aan de hand is, wat de overheid doet en geef concrete handelings perspectieven. – Geef helpende burgers erkenning en waardering, betrek hen bij de evaluatie en geef hen nazorg.
Leren van incidenten Na een incident worden er door verschillende instanties evaluatieonderzoeken verricht. Belangrijke instanties in dit verband zijn de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Inmiddels wordt steeds vaker onderkend dat aanbevelingen in dergelijke onderzoeken realistisch en haalbaar moeten zijn in de praktijk. Voor de uitvoering in de praktijk is het belangrijk dat aanbevelingen aansluiten bij de bestaande werkprocessen die praktijkmensen nu eenmaal hanteren.
Begrippen In dit onderdeel hebt u de volgende begrippen leren kennen: Begrippen − Crisispartner − Handelingsperspectief − Ketenpartner − Nafase − Preparatie − Preventie − Proactie − Rampbestrijdingsplan − Redzaamheid − Regionaal beleidsplan − Regionaal crisisplan − Regionaal risicoprofiel − Repressie − Respons − Veiligheidsketen − Zelfredzaamheid
Reflectievragen – Welke crisispartners en ketenpartners zijn voor uw functie belangrijk? Wie behoren tot de ‘top drie’? – Hoe kunt u vanuit uw functie in de crisisorganisatie de (zelf )redzaamheid van burgers stimuleren of er gebruik van maken? – Welke vervolgopleidingen na deze e-learning basismodule crisisbeheersing hebt u nodig om opgeleid te zijn voor uw functie in de crisisorganisatie? – Wanneer gaat u meedoen aan een oefening? Hoe vaak moet u oefenen om vakbekwaam te blijven?
49
B1 Geraadpleegde literatuur 1 Crises en risico’s – Handreiking Regionaal Risicoprofiel (concept 5 november 2009). Opdrachtgevers: GHOR Nederland, Landelijk Overleg van Coördinerend Gemeentesecretarissen, VBR, Raad van Hoofdcommissarissen. – Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Informatie over de methodiek nationale risicobeoordeling, 25-06-2010 – Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nationaal handboek crisisbesluitvorming, 2009 – Ministerie van Veiligheid en Justitie, Informatie over de Strategie Nationale Veiligheid, website op 20 februari 2012 http://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/crisis-en-nationale-veiligheid/strategie-nationale-veiligheid – Ministerie van Veiligheid en Justitie, Strategie Nationale Veiligheid Bevindingenrapportage 2011 – Minister van Veiligheid en Justitie, Voortgangsbrief aan de Tweede Kamer over nationale veiligheid d.d. 5 juni 2012 (Tweede Kamer, 2012, 0000234613) – Wet veiligheidsregio’s, Staatsblad d.d. 1 juli 2010
50
2 – – – – –
Crisisorganisatie en opschaling Besluit veiligheidsregio’s, Staatsblad d.d. 1 juli 2010 NIFV, Basisboek regionale crisisbeheersing, 2010 Projectteam Regionaal Crisisplan, Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009 Veiligheidskoepel, Referentiekader GRIP, 2006 Wet veiligheidsregio’s, Staatsblad d.d. 1 juli 2010
3 Crisisprocessen – Ministerie van Veiligheid en Justitie, Bevolkingszorg binnen het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum, website op 01-03 http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/document bevolkingszorg-binnenhet-landelijk-operationeel-co%C3%B6rdinatie-centrum – Minister van BZK, minister van Defensie, minister van Justitie, Bestuursafspraken inzake intensivering civiel militaire samenwerking, 13 juli 2007 – NIFV GHOR Academie, Kennispublicatie ‘De GHOR als partner in crisisbeheersing en rampenbestrijding’, 2012 – Projectteam Regionaal Crisisplan, Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009 (Geactualiseerd na overleg met C. Cools, programmamanager GHOR Academie, en H. van Hijum, programmamanager crisismanagement Politieacademie.) 4 Het bestuurlijke kader – NIFV Infopunt Veiligheid, Kennispublicatie ‘De bestuurlijke aansturing van de crisisbeheersing’, januari 2012 – Provincies Flevoland, Gelderland, Noord-Holland en Overijssel, Bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing, april 2012 – Wet veiligheidsregio’s, Staatsblad d.d. 1 juli 2010
51
5 Voorbereiding op crises – Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Wet veiligheidsregio’s; Deel I Hoe, wat en waarom?, oktober 2010 – NIFV, Basisboek regionale crisisbeheersing, 2010 – NIFV Infopunt Veiligheid, Kennispublicatie Burgerhulp bij rampen, november 2010 – Provincies Flevoland, Gelderland, Noord-Holland en Overijssel, Bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing, april 2012 – Websites van diverse crisispartners en ketenpartners
B2 Afkortingen
52
AC: algemeen commandant Caco: calamiteitencoördinator CoPI: commando plaats incident DCC: departementaal coördinatiecentrum GBT: gemeentelijk beleidsteam GHOR: geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio GRIP: gecoördineerde regionale incidentenbestrijdingsprocedure (H)OvJ: (hoofd-) officier van justitie LOCC: landelijk operationeel coördinatiecentrum NCC: nationaal crisiscentrum OL: operationeel leider OvD: officier van dienst RBT: regionaal beleidsteam RMC: regionaal militair commando ROT: regionaal operationeel team
53
Postbus 7010 6801 HA Arnhem T 026 355 24 00 F 026 351 50 51 www.nifv.nl
Deze reader bevat de basiskennis crisisbeheersing. Op een beknopte wijze worden basisbegrippen uitgelegd, maakt u kennis met de onderdelen van de crisisorganisatie en krijgt u inzicht in hoe deze onderdelen tijdens een crisis samenwerken. De tekst is ontleend aan de E-learning Basiskennis Crisisbeheersing, die verkrijgbaar is in de webshop van het Instituut Fysieke Veiligheid. De basiskennis crisisbeheersing is bedoeld voor alle functionarissen die deel uitmaken van de crisisorganisatie, zoals medewerkers van brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening, gemeentelijke diensten en bestuurders in de veiligheidsregio. Maar ook voor medewerkers van andere organisaties die bij de crisisbestrijding betrokken kunnen zijn, zoals waterschappen, Rijkswaterstaat, nutsbedrijven of Defensie, kan deze uitgave interessant zijn.